Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
14 MAART 1995. - Decreet tot bevordering van het welslagen in de basisscholen (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-08-1995 en tekstbijwerking tot 22-07-2020)
Titre
14 MARS 1995. - Décret relatif à la promotion d'une école de la réussite dans l'enseignement fondamental. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 17-08-1995 et mise à jour au 22-07-2020)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (39)
Texte (39)
HOOFDSTUK I. - Bepalingen en algemeenheden.
CHAPITRE I. - Définitions et dispositions générales.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit decreet bedoelt men met :
  1. cyclus : een geheel van leerjaren waarin de leerling de schoolplicht volbrengt, zonder onderbreking, in eigen tempo en zonder te blijven zitten;
  2. (Bekwaamheidsniveaus : referentiewaarden die op een gestructureerde manier de basisbekwaamheden voorstellen die moeten uitgeoefend worden [1 vanaf het eerste jaar van het basisonderwijs tot het tweede jaar van het secundair onderwijs]1 en die moeten beheerst worden op het eind van elk van de stappen van deze laatsten omdat ze als noodzakelijk beschouwd worden voor de sociale integratie en het voortzetten van de studies.)
  3 maat : een aantal gegevens voor de meting van de uitslagen en van de vordering van de leerlingen, onder verwijzing naar de eind termen;
  4. overlegde acties : de activiteiten van de leerkrachten van een school om samen pedagogische projekten en instrumenten uit te werken en/of de leerlingen in een cyclus te volgen;
  5. ontmoetingsactie : een activiteit die de leerkrachten van verschillende scholen of vestigingen de kans geeft om elkaar te ontmoeten en pedagogische ervaring uit te wisselen;
  6. ondersteuningsactie : materiële middelen, personeel, pedagogische hulp voor de scholen die een merkelijk aantal leerlingen met leermoeilijkheden tellen;
  7. pedagogisch leider : de persoon die in elk net aangewezen is om concrete acties te ondernemen met de leerkrachten en ze te helpen bij de opbouw, evaluatie en bijsturing van pedagogische projecten;
  8. (zone : geografische eenheid die identiek is voor elk net.)
  
Article 1. Pour l'application du présent décret, il faut entendre par :
  1° Cycle : ensemble d'années d'études à l'intérieur duquel l'élève parcourt sa scolarité de manière continue, à son rythme et sans redoublement.
  2° (socles de compétences : référentiel présentant de manière structurée les compétences de base à exercer [1 de la première année de l'enseignement primaire à la deuxième année de l'enseignement secondaire]1 et celles qui sont à maîtriser à la fin de chacune des étapes de celles-ci parce qu'elles sont considérées comme nécessaires à l'insertion sociale et à la poursuite des études.)
  3° Repère : ensemble de données destinées à mesurer les résultats et les progrès enregistrés par les élèves en référence aux socles de compétences.
  4° Action de concertation : activité des membres du personnel enseignant d'une école qui élaborent ensemble des projets et des outils pédagogiques et/ou assurent le suivi des élèves au cours d'un cycle.
  5° Action de compagnonnage : activité qui permet à des enseignants d'écoles ou d'implantations différentes de se rencontrer et de partager des expériences pédagogiques différentes.
  6° Action de soutien : moyens matériels, ressources humaines, aide pédagogique accordés aux écoles qui comptent un nombre significatif d'élèves en difficulté.
  7° Animateur pédagogique : personne désignée dans chaque réseau, pour mener des actions concrètes avec les enseignants et les aider à construire, à évaluer et à ajuster des projets pédagogiques.
  8° (Zone : entité géographique identique pour chaque réseau.)
  
Art.2. De maatregelen die de Regering krachtens dit decreet treft, zijn vooraf het voorwerp van overleg met de representatieve organen van de inrichtende machten.
Art.2. Les mesures que le Gouvernement arrête en application du présent décret font l'objet d'une concertation préalable avec les organes représentatifs des Pouvoirs organisateurs.
HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de organisatie van het onderwijs.
CHAPITRE II. - Dispositions relatives à l'organisation des études.
Art.3. Alle kleuter- en lagere scholen moeten uiterlijk 1 september 2000 een regeling uitwerken, steunend op organisatie in cyclussen, die elk kind de mogelijkheid geeft om :
  1. zonder onderbreking school te lopen, in eigen tempo en zonder te blijven zitten, vanaf zijn intrede in de kleuterschool tot het einde van het 2e jaar lager onderwijs;
  2. in die periode het nodige te leren om de eindtermen te bereiken die, na overleg met de representatieve organen van de inrichtende machten, het vereiste studiepeil bepalen.
Art.3. Toutes les écoles fondamentales maternelles et primaires sont tenues de mettre en place pour le 1er septembre 2000 au plus tard, un dispositif basé sur une organisation en cycles permettant à chaque enfant :
  1° de parcourir la scolarité d'une manière continue, à son rythme et sans redoublement de son entrée à la maternelle à la fin de la deuxième année primaire;
  2° de réaliser sur ces périodes les apprentissages indispensables en référence à des socles de compétences définissant, après concertation avec les organes représentatifs des Pouvoirs organisateurs, le niveau requis des études.
Art.4. Alle basisscholen en lagere scholen moeten, uiterlijk (1 september 2007), een regeling uitwerken, steunend op organisatie in cyclussen, die elk kind de mogelijkheid geeft om :
  1. zonder onderbreking school te lopen, in eigen tempo en zonder te blijven zitten, van het 3e tot het 6e jaar lager onderwijs;
  2. in die periode het nodige te leren om de eindtermen te bereiken die, na overleg met de representatieve organen van de inrichtende machten, het vereiste studiepeil bepalen.
Art.4. Toutes les écoles fondamentales et primaires sont tenues de mettre en place pour le (1er septembre 2007) au plus tard, un dispositif basé sur une organisation en cycles permettant à chaque enfant :
  1° de parcourir la scolarité d'une manière continue, à son rythme et sans redoublement, de la troisième à la sixième année de l'enseignement primaire;
  2° de réaliser sur ces périodes les apprentissages indispensables en référence à des socles de compétences définissant, après concertation avec les organes représentatifs des Pouvoirs organisateurs, le niveau requis des études.
Art. 4bis. [1 § 1. [3 ...]3
   § 2. [3 ...]3
   § 3. [3 ...]3
  § 4. [3 ...]3
   § 5. [3 ...]3
   § 6. Voor het schooljaar 2018-2019, worden ten hoogste 1.500 lestijden van het lestijdenpakket toegekend aan de inrichtingen voor kleuter-, lager of basisonderwijs die een of meer van de studiejaren die de tweede cyclus van de eerste stap van het pedagogische continuüm vormen, organiseren, zoals bepaald in artikel 13, § 3, 2° van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.
   Deze lestijden worden toegekend aan de inrichtingen die het stelsel toepassen, naar rata van 12 lestijden voor elke schijf van 50 leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn op 30 september 2017 voor het kleuterniveau, en 15 januari 2018 voor het niveau van het lager onderwijs.
   Deze lestijden zijn bedoeld voor het experimenteren van praktijken tijdens wekelijkse lestijden om differentiatie en persoonlijke begeleiding ten gunste van de betrokken leerlingen te beoefenen in verband met het leren lezen.
   De manier waarop de bedoelde lestijden gebruikt worden, wordt beschreven in het sturingsplan of, voor de inrichtingen die nog geen sturingsplan hebben, wordt een jaarlijks evaluatieverslag opgesteld.
   Ze worden op 1 januari 2019 toegewezen, volgens de nadere regels bepaald door de Regering.
   De geselecteerde inrichtingen werken samen met de ondersteuningscel en worden bijgestaan door de instantie voor operationalisering en informatie-uitwisseling. Ze werken samen met een team van 9 tot 12 onderzoekers uit hogescholen en universiteiten om de toe-eigening van hulpmiddelen door de opvoedingsteams te ontwikkelen en te vergemakkelijken.
   Voor het schooljaar 2019-2020, blijven de stelsels bedoeld in de leden 1 en 4 voor de betrokken scholen gelden.
  [2 § 6bis. Voor het schooljaar 2020-2021, worden ten hoogste 1.000 lestijden van het lestijdenpakket toegekend aan de inrichtingen voor kleuter-, lager of basisonderwijs die een of meer van de studiejaren die de tweede cyclus van de eerste stap van het pedagogische continuüm vormen, organiseren, zoals bepaald in artikel 13, § 3, 2° van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.
   Deze lestijden worden toegekend aan de inrichtingen die het stelsel toepassen, naar rata van 12 lestijden voor elke schijf van 50 leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn op 30 september 2019 voor het kleuterniveau, en 15 januari 2020 voor het niveau van het lager onderwijs.
   Voor het schooljaar 2020-2021, worden ten hoogste 500 lestijden van het lestijdenpakket toegekend aan de inrichtingen voor kleuter-, lager of basisonderwijs die van de middelen bedoeld in § 6 hebben genoten.
   Deze lestijden zijn bedoeld voor het experimenteren van praktijken tijdens wekelijkse lestijden om differentiatie en persoonlijke begeleiding ten gunste van de betrokken leerlingen te beoefenen in verband met de basisvaardigheden.
   De manier waarop de bedoelde lestijden gebruikt worden, wordt beschreven in het sturingsplan of, voor de inrichtingen die nog geen sturingsplan hebben, wordt een jaarlijks evaluatieverslag opgesteld.
   Ze worden op 1 september 2020 toegewezen, volgens de nadere regels bepaald door de Regering. De geselecteerde inrichtingen werken samen met de ondersteuningscel en worden bijgestaan door de instantie voor operationalisering en informatie-uitwisseling.
   Ze werken samen met een team van 9 tot 12 onderzoekers uit hogescholen en universiteiten om de toe-eigening van hulpmiddelen door de opvoedingsteams te ontwikkelen en te vergemakkelijken.]2

   § 7. De Regering evalueert de implementatie van artikel 4bis en brengt er verslag over uit aan het Parlement tijdens [2 het schooljaar 2020-2021]2.]1

  
Art. 4bis. [1 § 1er. [3 ...]3
   § 2. [3 ...]3
   § 3. [3 ...]3
   § 4. [3 ...]3
   § 5. [3 ...]3
   § 6. Pour l'année scolaire 2018-2019, un maximum de 1500 périodes du capital-périodes est octroyé à des établissements d'enseignement maternel, primaire ou fondamental organisant une ou plusieurs des années d'études constituant le 2e cycle de la première étape du continuum pédagogique, tel que défini à l'article 13, § 3, 2° du décret du 24 juillet 1997 définissant les missions prioritaires de l'enseignement fondamental et de l'enseignement secondaire et organisant les structures propres à les atteindre.
   Ces périodes sont octroyées aux établissements qui s'inscrivent dans le dispositif, à raison de 12 périodes par tranche de 50 élèves régulièrement inscrits au 30 septembre 2017 pour le niveau maternel, et au 15 janvier 2018 pour le niveau primaire.
   Ces périodes sont destinées à l'expérimentation de pratiques durant des périodes de cours hebdomadaires permettant d'assurer une différenciation et un accompagnement personnalisé des élèves concernés en lien avec l'apprentissage de la lecture.
   La manière dont les périodes concernées sont utilisées est détaillée dans le plan de pilotage ou, pour les établissements n'ayant pas encore de plan de pilotage, fait l'objet d'un rapport d'évaluation annuel.
   Elles sont attribuées au 1er janvier 2019, selon des modalités arrêtées par le Gouvernement.
   Les établissements sélectionnés sont en interactions avec la cellule de support et soutenus par l'instance d'opérationnalisation et d'échange d'information. Ils collaborent avec une équipe de 9 à 12 chercheurs issus des hautes écoles et des universités afin de développer et faciliter l'appropriation d'outils par les équipes pédagogiques.
   Pour l'année scolaire 2019-2020, les dispositifs prévus aux alinéas 1 et 4 se poursuivent pour les écoles concernées.
  [2 § 6bis. Pour l'année scolaire 2020-2021, un maximum de 1.000 périodes du capital-périodes est octroyé à des établissements d'enseignement maternel, primaire ou fondamental organisant une ou plusieurs des années d'études constituant le 2e cycle de la première étape du continuum pédagogique, tel que défini à l'article 13, § 3, 2° du décret du 24 juillet 1997 définissant les missions prioritaires de l'enseignement fondamental et de l'enseignement secondaire et organisant les structures propres à les atteindre.
   Ces périodes sont octroyées aux établissements qui s'inscrivent dans le dispositif, à raison de 12 périodes par tranche de 50 élèves régulièrement inscrits au 30 septembre 2019 pour le niveau maternel, et au 15 janvier 2020 pour le niveau primaire.
   Pour l'année scolaire 2020-2021, un maximum de 500 périodes du capital-périodes est réservé aux établissements d'enseignement maternel, primaire ou fondamental ayant bénéficié des moyens visés § 6.
   Ces périodes sont destinées à l'expérimentation de pratiques durant des périodes de cours hebdomadaires permettant d'assurer une différenciation et un accompagnement personnalisé des élèves concernés en lien avec les savoirs de base.
   La manière dont les périodes concernées sont utilisées est détaillée dans le plan de pilotage ou, pour les établissements n'ayant pas encore de plan de pilotage, fait l'objet d'un rapport d'évaluation annuel.
   Elles sont attribuées au 1er septembre 2020, selon des modalités arrêtées par le Gouvernement. Les établissements sélectionnés sont en interactions avec la cellule de support et soutenus par l'instance d'opérationnalisation et d'échange d'information.
   Ils collaborent avec une équipe de 9 à 12 chercheurs issus des hautes écoles et des universités afin de développer et faciliter l'appropriation d'outils par les équipes pédagogiques.]2

   § 7. Le Gouvernement évalue la mise en oeuvre de l'article 4bis et en fait rapport au Parlement au cours de [2 l'année scolaire 2020-2021]2.]1

  
Art.5. (Afgeschaft)
Art.5. (Supprimé)
Art.6. (Afgeschaft)
Art.6. (Supprimé)
Art.7. De Regering brengt bij de Raad van de Franse Gemeenschap verslag uit over de maatregelen die ze genomen heeft om bestuurstaken van de scholen, o.m. van de schooldirectie, te vereenvoudigen en te verlichten, naarmate ze verder geïntegreerd worden in de in de artikelen 3 en 4 bedoelde organisatie.
Art.7. Le Gouvernement fait rapport au Conseil de la Communauté française des mesures qu'il a prises pour simplifier et alléger les tâches administratives des écoles, et notamment celles des directions d'école, à mesure que progresse leur intégration dans l'organisation visée aux articles 3 et 4.
HOOFDSTUK III. - De middelen.
CHAPITRE III. - Des moyens.
Art.8. (Abrogé)
  (NOTE : pour l'entrée en vigueur, voir DCFR 1998-06-30/39, art. 49 et art. 64)
Art.9. (Opgeheven)
Art.9. (Abrogé)
HOOFDSTUK IV. - Eenheidsraden, gebiedsraden en coördinatiecomités.
CHAPITRE IV. - Des Conseils d'entité, des Conseils de zone et des Comités de coordination.
Afdeling 1. - Nabijheidseenheden.
Section 1. - Des entités de proximité.
Art.10. Onder nabijheidseenheid bedoelt men de gezamenlijke scholen van een net in een gemeente of geheel van gemeenten. De Regering bepaalt,[1 ...]1 de samenstelling van de eenheidsraden. De representatieve organen van de inrichtende machten, op gemeenschapsniveau, delen de regering de samenstelling van de eenheden, alsook elke latere wijziging mee.
  [1 De Raden van de eenheid zijn gemeen aan de gewone en gespecialiseerde kleuter-, lagere of basisscholen.]1
  (De samenstelling en de werkingsregels van de eenheidsraad kunnen verschillen in functie van het onderwijsnet.
  In afwijking van lid 1 kunnen de onderwijsnetten die in het basisonderwijs meer dan 5 000 leerlingen in één gemeente tellen, meerdere vestigingsplaatsen in de betrokken gemeente oprichten, op voorwaarde dat elke eenheid minstens 2 000 leerlingen telt.)
  
Art.10. On entend par entité de proximité l'ensemble des écoles d'une commune ou d'un ensemble de communes, par réseau. Le Gouvernement fixe, [1 ...]1 la composition des Conseils d'entité. Les organes représentatifs des Pouvoirs organisateurs au niveau communautaire communiquent au Gouvernement la composition des entités et toute modification ultérieure.
  [1 Les Conseils d'entité sont communs aux écoles maternelles, primaires ou fondamentales ordinaires et spécialisées.]1
  (La composition et les règles de fonctionnement des conseils d'entité peuvent différer selon les réseaux.
  Par dérogation à l'alinéa 1, les réseaux qui, dans une commune, comptent plus de 5 000 élèves dans l'enseignement fondamental, peuvent créer plusieurs entités dans la commune concernée, à condition que chaque entité compte au moins 2 000 élèves.)
  
Art.11. § 1. De eenheidsraad is bevoegd om :
  1. de betrekkingen te vergemakkelijken tussen onderwijsinrichtingen en, in het gesubsidieerd onderwijs, tussen de inrichtende machten;
  2. de ervaring en strategie uit te wisselen inzake pedagogische, administratieve en bijschoolse organisatie;
  3. middelen in te zetten en processen uit te bouwen om de doeleinden van het in de artikelen 3 en 4 bepaalde algemeen kader te bereiken;
  4. interne balansen en evaluaties op te maken voor het net en ze aan de betrokken gebiedsraad mee te delen;
  5. het indienen, volgens de behoefte, van voorstellen en aanvragen, ten behoeve van de gebiedsraden waaronder ze ressorteren, aan te moedigen.
  (6° het overleg rond de les moderne talen toelaten;
  7° het overleg rond de programmatie van scholen of vestigingsplaatsen toelaten.)
  § 2. De Regering kan de bevoegdheid van de eenheidsraad uitbreiden.
  § 3. Eenheidsraden van verschillende netten in eenzelfde gebied kunnen gemeenschappelijke acties voeren.
Art.11. § 1er. Les attributions du Conseil d'entité sont :
  1° faciliter les relations entre établissements d'enseignement, et en outre, dans l'enseignement subventionné, faciliter les relations entre Pouvoirs organisateurs;
  2° échanger les expériences et stratégies utilisées dans l'organisation pédagogique, administrative et parascolaire;
  3° mettre en place les moyens et construire les processus nécessaires pour atteindre les objectifs du cadre général précisé aux articles 3 et 4;
  4° procéder à des bilans et à des évaluations internes au réseau qu'ils transmettent ensuite au Conseil de zone concerné;
  5° favoriser l'émergence, en fonction des besoins, de propositions et de demandes, à destination des Conseils de zone dont ils relèvent.
  (6° permettre la concertation sur l'organisation des cours de langue moderne;
  7° permettre la concertation sur la programmation d'écoles ou d'implantations.)
  § 2. Le Gouvernement peut étendre les attributions du Conseil d'entité.
  § 3. Des conseils d'entité de réseaux différents sur un même territoire peuvent mener des actions en commun.
Art.12. De eenheidsraad kan advies vragen aan de bevoegde inspectie, [1 de steun- en begeleidingscellen]1, een vertegenwoordiger van het betrokken coördinatiecomité, vertegenwoordigers van door de Franse Gemeenschap erkende verenigingen, o.m. de ouderverenigingen en de verenigingen voor permanente opvoeding, alsook de medewerking van de PMS-centra waaronder de betrokken scholen ressorteren.
  
Art.12. Le Conseil d'entité peut solliciter les conseils de l'inspection compétente, [1 des Cellules de soutien et d'accompagnement]1, d'un représentant du comité de coordination concerné, des représentants d'associations reconnues par la Communauté française, notamment les associations de parents et les associations d'éducation permanente ainsi que la collaboration des centres psycho-médico-sociaux dont les écoles concernées relèvent.
  
Afdeling 2. - De gebieden.
Section 2. Des zones.
Onderafdeling 1.
Sous-section 1.
Art.13. De Regering bepaalt de geografische zones. Deze omvatten verschillende nabijheidseenheden.
Art.13. Le Gouvernement détermine les zones. Celles-ci comprennent plusieurs entités de proximité.
Art.14. Het gebiedsorgaan is de gebiedsraad.
  De Regering bepaalt de samenstelling van die raad. De representatieve organen van de inrichtende machten, op gemeenschapsniveau, delen de Regering de samenstelling van de gebiedsraden mee, alsook elke latere wijziging.
  (Per zone plegen de scholen [1 van het gewoon en gespecialiseerd onderwijs]1 van eenzelfde net overleg binnen de zoneraad en hebben ze gemeenschappelijke activiteiten.)
  
Art.14. L'organe de la zone est le Conseil de zone.
  Le Gouvernement fixe la composition du Conseil de zone. Les organes représentatifs des Pouvoirs organisateurs au niveau communautaire communiquent au Gouvernement la composition des Conseils de zone et toute modification ultérieure.
  (Par zone, les écoles [1 d'enseignement ordinaire et spécialisé]1 d'un même réseau se concertent au sein du Conseil de zone et mènent des activités en commun.)
  
Art.15. § 1. De gebiedsraad kan beslissingen treffen over de in artikel 11, § 1, 3, bedoelde voorstellen, ingediend door de eenheidsraden, onder voorbehoud van gemotiveerde opschorting door het coördinatiecomité van het net.
  In elk gebied zijn die voorstellen het voorwerp van raadpleging van de representatieve vakbonden, in een orgaan waarvan het huishoudelijk reglement de samenstelling en werking regelt.
  Die raadpleging gebeurt op initiatief van de voorzitter van de gebiedsraad. Deze raad bepaalt zijn huishoudelijk reglement en legt het coördinatiecomité dat reglement ter goedkeuring voor.
  § 2. De gebiedsraden van een zelfde net of van dezelfde aard kunnen overleg plegen en, in voorkomend geval, zich verenigen.
  De gebiedsraden van verschillende netten op één grondgebied kunnen gemeenschappelijke acties voeren.
  De Regering kan de bevoegdheid van de gebiedsraad uitbreiden.
Art.15. § 1er. Le Conseil de zone a le pouvoir de décision à l'égard des propositions visées à l'article 11, § 1er, 3°, introduites par les Conseils d'entité, sous réserve de suspension motivée par le Comité de coordination du réseau.
  Ces propositions font l'objet, dans chaque zone, d'une consultation des organisations syndicales représentatives au sein d'un organe dont le règlement d'ordre intérieur fixe la composition et les modalités de fonctionnement.
  Cette consultation est assurée à l'initiative du président du Conseil de zone. Le Conseil de zone fixe son règlement d'ordre intérieur et le soumet à l'approbation du Comité de coordination.
  § 2. Les Conseils de zone de même réseau ou de même caractère peuvent se concerter, voire s'associer le cas échéant.
  Les Conseils de zone de réseaux différents sur un même territoire peuvent mener des actions en commun.
  Le Gouvernement peut étendre les attributions du Conseil de zone.
Onderafdeling 2.
Sous-section 2.
Afdeling 3. - Coördinatiecomités.
Section 3. - Des Comités de coordination.
Onderafdeling 1.
Sous-section 1.
Art.17. Voor elk net wordt een coördinatiecomité opgericht.
  Het is bevoegd om :
  - geschillen in een gebiedsraad te beslechten;
  - na te gaan of de beslissingen van de gebiedsraden overeenstemmen met de algemene en specifieke oriënteringen, bedoeld in de hoofdstukken II en III van dit decreet.
  [1 De Coördinatiecomités zijn gemeen aan de gewone en gespecialiseerde kleuter-, lagere of basisscholen.]1
  Het stelt zijn huishoudelijk reglement vast en legt het de algemene raad, bedoeld in artikel 21, ter goedkeuring voor.
  De Regering kan de bevoegdheid van het coördinatiecomité uitbreiden.
  
Art.17. Un Comité de coordination est créé par réseau.
  Il exerce les compétences suivantes :
  - arbitrer les conflits éventuels au sein d'un Conseil de zone;
  - contrôler l'adéquation des décisions des Conseils de zone aux orientations générales et spécifiques visées aux chapitres II et III du présent décret.
  [1 Les Comités de coordination sont communs aux écoles maternelles, primaires ou fondamentales ordinaires et spécialisées.]1
  Le Comité de coordination fixe son règlement d'ordre intérieur et le soumet à l'approbation du Conseil général visé à l'article 21.
  Le Gouvernement peut étendre les compétences du Comité de coordination.
  
Art.18. De Regering bepaalt de samenstelling van de coördinatiecomités, op voorstel van de representatieve organen van de betrokken netten.
  In het onderwijs van de Franse Gemeenschap is de (Adjunct-Directeur-generaal van de Organisatie van het Onderwijs) van rechtswege lid van het coördinatiecomité, dat hij voorzit.
Art.18. Le Gouvernement fixe la composition des comités de coordination sur proposition des organes représentatifs des réseaux concernés.
  Dans l'enseignement organisé par la Communauté française, (le Directeur général adjoint de l'Organisation des Etudes) est membre de droit du Comité de coordination et en assure la présidence.
Art.19. De leden van elk coördinatiecomité worden aangesteld door het representatieve orgaan, op gemeenschapsniveau, van elk van de betrokken netten :
  - voor het onderwijs van de Gemeenschap, door de Regering;
  - voor het officieel gesubsidieerd onderwijs, door de onderwijsraad van de gemeenten en provincies;
  - voor het vrij confessioneel onderwijs, door het algemeen secretariaat van het katholiek onderwijs;
  - voor het niet-confessioneel vrij onderwijs, door het verbond van onafhankelijke vrije gesubsidieerde inrichtingen.
Art.19. Les membres de chaque comité de coordination sont désignés par l'organe représentatif au niveau communautaire de chacun des réseaux concernés :
  - pour l'enseignement de la Communauté, par le Gouvernement;
  - pour l'enseignement subventionné officiel, par le Conseil de l'enseignement des communes et des provinces;
  - pour l'enseignement libre confessionnel, par le secrétariat général de l'enseignement catholique;
  - pour l'enseignement libre non confessionnel, par la fédération des établissements libres subventionnés indépendants.
Onderafdeling 2.
Sous-section 2.
HOOFDSTUK V. [1 - De Algemene Raad voor het basisonderwijs ]1
CHAPITRE V. [1 - Du conseil général de l'enseignement fondamental ]1
Art.21. [1 Er wordt een Algemene Raad voor het basisonderwijs opgericht, hierna de Raad genoemd, die bevoegd is telkens voor het gewoon onderwijs als voor het gespecialiseerd onderwijs ]1
  
Art.21. [1 Il est créé un Conseil général de l'enseignement fondamental, ci-après dénommé le Conseil, compétent à la fois pour l'enseignement ordinaire et l'enseignement spécialisé]1.
  
Art.22. [1 De Raad is belast met de volgende opdrachten :
   1° de Regering, op eigen initiatief of op aanvraag van de minister of van de Regering, voorstellen doen over de grote oriënteringen van het beleid van het gewoon en/of gespecialiseerd basisonderwijs ;
   2° de Regering elk voorstel geven, op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering, dat de kwaliteit en de werking van het gewoon basisonderwijs en van het gespecialiseerd basisonderwijs kan verbeteren met inachtneming van de wetten, de decreten en reglementaire teksten ;
   3° de Regering adviezen geven, op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering, betreffende :
   a) de uurroosters ;
   b) de bekwaamheidsbewijzen en ambten bedoeld in het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs ;
   c) de referentiesystemen van de competenties ;
   d) de organisatie van de verschillende nadere regels voor de integratie van leerlingen die behoren tot het gespecialiseerd basisonderwijs en voor de permanente evaluatie van de integraties toegelaten door de toepassing van hoofdstuk X van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ;
   e) de uitvoering van redelijke aanpassingen in het gewoon onderwijs bedoeld in het decreet van 7 december 2017 betreffende het opnemen, de begeleiding en het behoud in het gewoon basis- en secundair onderwijs van leerlingen met specifieke behoeften ;
   4° voorzien inzonderheid in de uitwisseling van alle nuttige documenten en van de verworven ervaring tussen alle scholen van het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs, om een gezamenlijk streven voor het welslagen op school mogelijk te maken en elke leerling op een zo hoog mogelijk peil te brengen in alle basisonderwijsvormen;
   5° de Regering een advies geven over de oprichting of de subsidiëring van een nieuwe school of vestiging van het gewoon kleuter-, lager of basisonderwijs of van een school voor het gespecialiseerd kleuter-, lager of basisonderwijs ;
   6° de Regering een advies geven over de geografische verdeling van alle types van gespecialiseerd onderwijs ;
   7° elke andere opdracht uitoefenen die door de wetgever wordt toevertrouwd ]1
.
  
Art.22. [1 Le Conseil est chargé des missions suivantes :
   1° faire, à son initiative ou à la demande du ministre ou du Gouvernement, des propositions sur les grandes orientations de la politique de l'enseignement fondamental ordinaire et/ou spécialisé ;
   2° adresser au Gouvernement, de sa propre initiative ou à la demande du Gouvernement, toute proposition de nature à améliorer la qualité et le fonctionnement de l'enseignement fondamental ordinaire et de l'enseignement fondamental spécialisé dans le respect des dispositions légales, décrétales et réglementaires ;
   3° remettre au Gouvernement des avis, de sa propre initiative ou à la demande du Gouvernement, concernant :
   a) les grilles horaires ;
   b) les titres et fonctions visés par le décret du 11 avril 2014 réglementant les titres et fonctions dans l'enseignement fondamental et secondaire organisé et subventionné par la Communauté française ;
   c) les référentiels de compétences ;
   d) la mise en place des différentes modalités d'intégration des élèves qui relèvent de l'enseignement fondamental spécialisé et de l'évaluation permanente des intégrations autorisées par l'application du chapitre X du décret du 3 mars 2004 organisant l'enseignement spécialisé ;
   e) la mise en oeuvre des aménagements raisonnables dans l'enseignement ordinaire visés par le décret du 7 décembre 2017 relatif à l'accueil, à l'accompagnement et au maintien dans l'enseignement ordinaire, fondamental et secondaire, des élèves présentant des besoins spécifiques ;
   4° assurer notamment l'échange de tout document utile ainsi que de l'expérience acquise entre l'ensemble des écoles d'enseignement ordinaire et d'enseignement spécialisé, en vue de favoriser la convergence vers la promotion de la réussite scolaire et de conduire chaque élève à son niveau le plus élevé possible de compétence dans tous les types d'enseignement fondamental ;
   5° remettre au Gouvernement un avis sur la création ou le subventionnement d'une nouvelle école ou implantation d'enseignement maternel, primaire ou fondamental ordinaire, ou d'une école d'enseignement maternel, primaire ou fondamental spécialisé ;
   6° remettre au Gouvernement un avis sur la répartition géographique des types d'enseignement spécialisé ;
   7° exercer toute autre mission confiée par le législateur. ]1

  
Art.23. [1 § 1. De Raad is samengesteld uit de volgende wekende leden :
   1° de vertegenwoordigers van de Diensten van de Regering die de hoedanigheid hebben van rechtswege leden :
   - twee vertegenwoordigers van de Algemene Directie Leerplichtonderwijs ;
   - de inspecteur-generaal van de Inspectiedienst van het Onderwijs van het pedagogisch continuüm of zijn afgevaardigde ;
   - een tweede vertegenwoordiger van de Inspectiedienst van het Onderwijs van het pedagogisch continuüm aangesteld door de Inspecteur-generaal ;
   2° de vertegenwoordigers van de coördinatiecomités bedoeld in artikel 17 :
   - twee vertegenwoordigers van het coördinatiecomité van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, waaronder de voorzitter ;
   - drie vertegenwoordigers van het coördinatiecomité van het gesubsidieerd officieel onderwijs, waaronder de voorzitter ;
   - drie vertegenwoordigers van het coördinatiecomité van het confessioneel gesubsidieerd vrij onderwijs, waaronder de voorzitter ;
   - een vertegenwoordiger van het coördinatiecomité van het niet-confessioneel gesubsidieerd vrij onderwijs.
   3° zes vertegenwoordigers van de representatieve vakbondsverenigingen in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
   Het uitgeoefende mandaat van de vertegenwoordigers bedoeld in het eerste lid, 2° en 3° duurt vier jaar ; dit mandaat is hernieuwbaar.
   De mandaten van de voorzitter en ondervoorzitter worden elk jaar afwisselend respectievelijk uitgeoefend door een vertegenwoordiger van het niet-confessioneel onderwijs en door een vertegenwoordiger van het confessioneel onderwijs.
   Twee afgevaardigden van de minister die bevoegd is voor het gewoon en gespecialiseerd basisonderwijs, worden uitgenodigd om de werkzaamheden van de Algemene raad te volgen zonder stemgerechtigd te zijn.
   Wanneer de agenda het vereist, kan de Raad een beroep doen op deskundigen ; de Raad kan werkgroepen oprichten.
   § 2. Elke werkend lid is stemgerechtigd. Er worden zoveel plaatsvervangende leden als werkende leden aangesteld. De plaatsvervangende leden zetelen slechts als de werkende leden afwezig zijn.
   § 3. De leden van de Raad hebben recht op de terugbetaling van hun reis- en verblijfkosten onder de voorwaarden die van toepassing zijn op de personeelsleden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap ]1
.
  
Art.23. [1 § 1er. Le Conseil est composé des membres effectifs suivants :
   1° des représentants des Services du Gouvernement, qui ont la qualité de membres de droit :
   - deux représentants de la Direction générale de l'enseignement obligatoire ;
   - l'inspecteur général du Service de l'Inspection de l'Enseignement du continuum pédagogique ou son délégué ;
   - un second représentant du Service de l'Inspection de l'Enseignement du continuum pédagogique désigné par l'Inspecteur général ;
   2° des représentants des comités de coordination visés à l'article 17 :
   - deux représentants du comité de coordination de l'enseignement organisé par la Communauté française, dont le président ;
   - trois représentants du comité de coordination de l'enseignement officiel subventionné, dont le président ;
   - trois représentants du comité de coordination de l'enseignement libre subventionné confessionnel, dont le président ;
   - un représentant du comité de coordination de l'enseignement libre subventionné non confessionnel.
   3° six représentants des organisations syndicales représentatives au sens de l'article 7 de la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités.
   Le mandat exercé des représentants visés à l'alinéa 1er, 2° et 3° est de quatre années ; ce mandat est renouvelable.
   Les mandats de président et de vice-président sont exercés en alternance annuelle respectivement par un représentant de l'enseignement de caractère non confessionnel et par un représentant de caractère confessionnel.
   Deux délégués du ministre qui a l'enseignement fondamental ordinaire et spécialisé dans ses attributions sont invités à suivre les travaux du Conseil général sans voix délibérative.
   Lorsque l'ordre du jour le nécessite, le Conseil peut faire appel à des experts ; le Conseil peut créer des groupes de travail.
   § 2. Chaque membre effectif dispose d'une voix délibérative. Il est désigné autant de membres suppléants que de membres effectifs. Les suppléants ne siègent qu'en l'absence des effectifs.
   § 3. Les membres du Conseil ont droit au remboursement de leurs frais de parcours et de séjour aux conditions applicables aux membres du personnel du Ministère de la Communauté française. ]1

  
Art.24. [1 De werkende en plaatsvervangende leden bedoeld in artikel 23, § 1, eerste lid, 2° en 3° worden aangesteld door de Regering op voorstel van de organen bedoeld in dezelfde bepalingen ]1
  
Art.24. [1 Les membres effectifs et suppléants visés à l'article 23, § 1er, alinéa 1er, 2° et 3° sont désignés par le Gouvernement sur proposition des organes visés par ces mêmes dispositions.]1
  
Art.25. [1 De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement vast en legt het de Regering ter goedkeuring voor.
   De Diensten van de Regering nemen het secretariaat van de Raad waar. ]1

  
Art.25. [1 Le Conseil fixe son règlement d'ordre intérieur et le soumet à l'approbation du Gouvernement.
   Les Services du Gouvernement assurent le secrétariat du Conseil.]1

  
Art. 26. [1 De Raad richt een Vaste Commissie voor het gespecialiseerd basisonderwijs op, hierna de Commissie genoemd.
   De samenstelling van de Commissie wordt door het huishoudelijk reglement van de Raad vastgesteld.
   Ze wordt elk jaar afwisselend voorgezeten door een vertegenwoordiger van het niet-confessioneel onderwijs en door een vertegenwoordiger van het confessioneel onderwijs.
   De voorzitter en de ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften bedoeld in hoofdstuk XIV van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs zijn rechtswege leden van de Commissie.
   De Algemene Raad vertrouwt het volgende aan de Commissie toe :
   1° de voorbereiding van dossiers die specifiek zijn voor het gespecialiseerd onderwijs ;
   2° de analyse en de opvolging van de voorstellen van de bovenvermelde Hoge Raad.
   Voor de transversale thema's in het gespecialiseerd basisonderwijs en secundair onderwijs werkt de Commissie samen met de Vaste commissie voor het gespecialiseerd secundair onderwijs bedoeld in artikel 5/2 van het decreet van 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs.]1

  
Art. 26. Le Conseil crée une Commission permanente de l'enseignement fondamental spécialisé, ci-après dénommée la Commission.
  La composition de la Commission est fixée par le règlement d'ordre intérieur du Conseil.
   Elle est présidée en alternance annuelle par un représentant de l'enseignement de caractère non confessionnel et par un représentant de caractère confessionnel.
   Le président et le vice-président du Conseil supérieur de l'enseignement aux élèves à besoins spécifiques visé au chapitre XIV du décret du 3 mars 2004 organisant l'enseignement spécialisé sont membres de droit de la Commission.
   Le Conseil général confie à la Commission :
   1° la préparation des dossiers spécifiques à l'enseignement spécialisé ;
   2° l'analyse et le suivi des propositions du Conseil supérieur précité.
   Pour les thématiques transversales à l'enseignement fondamental et à l'enseignement secondaire spécialisés, la Commission travaille conjointement avec la Commission permanente de l'enseignement secondaire spécialisé visée à l'article 5/2 du décret du 27 octobre 1994 organisant la concertation pour l'enseignement secondaire.]1