Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° "het koninklijk besluit van 19 juli 1991" : het koninklijk besluit van 19 juli 1991 betreffende de ontbinding van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen en de overdracht van zijn taken, goederen, rechten en verplichtingen aan de Gemeenschappen, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
2° "het Fonds" : het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen;
3° "de rechtsopvolgers" : de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschapppelijke Gemeenschapscommissie en het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
4° "het Instituut" : het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
5° "het College van ambtenaren-generaal" : het college bedoeld bij artikel 2 van het samenwerkingsakkoord van 18 april 1991 tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie om een harmonieuze herstructurering van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen te verzekeren;
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
28 FEBRUARI 1995. - Koninklijk besluit tot afsluiting van de ontbinding van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen.
Titre
28 FEVRIER 1995. - Arrêté royal clôturant la dissolution du Fonds national de reclassement social des handicapés.
Informations sur le document
Numac: 1995021073
Datum: 1995-02-28
Info du document
Numac: 1995021073
Date: 1995-02-28
Tekst (11)
Texte (11)
Article 1. Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par :
1° "l'arrêté royal du 19 juillet 1991" : l'arrêté royal du 19 juillet 1991 relatif à la dissolution du Fonds national de reclassement social des handicapés et au transfert de des missions, biens, droits et obligations aux Communautés, à la Commission communautaire commune et à l'Institut national d'assurance maladie-invalidité ;
2° "le Fonds" : le Fonds national de reclassement social des handicapés ;
3° "les ayants cause" : la Communauté française, la Communauté flamande, la Communauté germanophone, la Commission communautaire commune et l'Institut national d'assurance maladie-invalidité ;
4° "l'Institut" : l'Institut national d'assurance maladie-invalidité ;
5° "le Collège des fonctionnaires généraux" : le collège visé à l'article 2 de l'accord de coopération du 18 avril 1991 entre l'Etat, la Communauté française, la Communauté flamande, la Communauté germanophone et la Commission communautaire commune visant à assurer une restructuration harmonieuse du Fonds national de reclassement social des handicapés.
1° "l'arrêté royal du 19 juillet 1991" : l'arrêté royal du 19 juillet 1991 relatif à la dissolution du Fonds national de reclassement social des handicapés et au transfert de des missions, biens, droits et obligations aux Communautés, à la Commission communautaire commune et à l'Institut national d'assurance maladie-invalidité ;
2° "le Fonds" : le Fonds national de reclassement social des handicapés ;
3° "les ayants cause" : la Communauté française, la Communauté flamande, la Communauté germanophone, la Commission communautaire commune et l'Institut national d'assurance maladie-invalidité ;
4° "l'Institut" : l'Institut national d'assurance maladie-invalidité ;
5° "le Collège des fonctionnaires généraux" : le collège visé à l'article 2 de l'accord de coopération du 18 avril 1991 entre l'Etat, la Communauté française, la Communauté flamande, la Communauté germanophone et la Commission communautaire commune visant à assurer une restructuration harmonieuse du Fonds national de reclassement social des handicapés.
Art.2. De ontbindingsprocedure van het Fonds wordt afgesloten. Artikel 2, § 1, 2°, b), en § 2, voor wat het Fonds betreft, van de wet betreffende de afschaffing of herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, gecoördineerd op 13 maart 1991, treedt in werking.
Art.2. La procédure de dissolution du Fonds est close.
L'article 2, § 1er, 2°, b) et § 2, en ce qui concerne le Fonds, de la loi relative à la suppression ou à la restructuration d'organismes d'intérêt public et autres services de l'Etat, coordonnée le 13 mars 1991, entre en vigueur.
L'article 2, § 1er, 2°, b) et § 2, en ce qui concerne le Fonds, de la loi relative à la suppression ou à la restructuration d'organismes d'intérêt public et autres services de l'Etat, coordonnée le 13 mars 1991, entre en vigueur.
Art.3. De activa en passiva van het Fonds worden na aftrek van de ontbindingskosten bedoeld bij artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 juli 1991, onder de rechtsopvolgers verdeeld overeenkomstig de tabel opgenomen als bijlage bij dit besluit.
Art.3. L'actif et le passif du Fonds dont ont été déduites les charges de dissolution visées à l'article 13 de l'arrêté royal du 19 juillet 1991, sont répartis entre les ayants cause selon le tableau annexé au présent arrêté.
Art.4. § 1. Het saldo van de bij artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 juli 1991 bedoelde bijzondere rekening "ontbindingskosten" wordt toegewezen aan het Instituut.
§ 2. Het Instituut wordt ermee gelast :
1° de door het Fonds ingestelde rechtsprocedures die niet aan deze of gene rechtsopvolger kunnen toegewezen worden, en die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit nog hangende zijn, voort te zetten en de eventuele opbrengsten hiervan te innen;
2° de kinderbijslagen uit te betalen die nog verschuldigd zijn uit hoofde van personeelsleden van het Fonds die voor 1 januari 1991 gepensioneerd of overleden zijn.
§ 3. Het Instituut maakt de jaarrekening van de bij § 2 bedoelde verrichtingen op en brengt hierover verslag uit aan het College van ambtenaren-generaa1.
§ 4. Na aftrek van de sommen nodig voor het vervullen van zijn opdracht, verdeelt het Instituut het saldo van de bij § 2, bedoelde verrichtingen tussen de rechtsopvolgers of eist in voorkomend geval hun aandeel in de kosten van deze verrichtingen op overeenkomstig de verdeelsleutel bepaald in artikel 5, § 6, van het koninklijk besluit van 19 juli 1991.
§ 5. Alle handelingen die door het Instituut krachtens de bepalingen van dit artikel verricht zijn, worden geacht te zijn verricht in naam en voor rekening van de rechtsopvolgers.
§ 2. Het Instituut wordt ermee gelast :
1° de door het Fonds ingestelde rechtsprocedures die niet aan deze of gene rechtsopvolger kunnen toegewezen worden, en die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit nog hangende zijn, voort te zetten en de eventuele opbrengsten hiervan te innen;
2° de kinderbijslagen uit te betalen die nog verschuldigd zijn uit hoofde van personeelsleden van het Fonds die voor 1 januari 1991 gepensioneerd of overleden zijn.
§ 3. Het Instituut maakt de jaarrekening van de bij § 2 bedoelde verrichtingen op en brengt hierover verslag uit aan het College van ambtenaren-generaa1.
§ 4. Na aftrek van de sommen nodig voor het vervullen van zijn opdracht, verdeelt het Instituut het saldo van de bij § 2, bedoelde verrichtingen tussen de rechtsopvolgers of eist in voorkomend geval hun aandeel in de kosten van deze verrichtingen op overeenkomstig de verdeelsleutel bepaald in artikel 5, § 6, van het koninklijk besluit van 19 juli 1991.
§ 5. Alle handelingen die door het Instituut krachtens de bepalingen van dit artikel verricht zijn, worden geacht te zijn verricht in naam en voor rekening van de rechtsopvolgers.
Art.4. § 1er. Le solde du compte spécial "charges de dissolution" visé à l'article 13 de l'arrêté royal du 19 juillet 1991 est attribué à l'Institut.
§ 2. L'Institut est chargé :
1° de poursuivre les actions en justice introduites par le Fonds qui ne peuvent être attribuées à l'un ou l'autre ayant droit, et pendantes à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, et de percevoir le produit éventuel de ces actions ;
2° de payer les allocations familiales encore dues du chef de membres du personnel du Fonds, qui étaient admis à la retraite ou décédés au 1er janvier 1991.
§ 3. L'Institut établit le compte annuel des opérations visées au § 2 et en fait rapport au Collège des fonctionnaires généraux.
§ 4. Après déduction des sommes nécessaires à l'accomplissement de sa mission, l'Institut répartit entre les ayants cause, le solde des opérations visées au § 2, ou percoit, le cas échéant, leur quote-part dans le coût de ces opérations selon la clé de répartition fixée à l'article 5, § 6, de l'arrêté royal du 19 juillet 1991.
§ 5. Tous les actes accomplis par l'Institut en vertu des dispositions du présent article sont censés être faits aux risques et profits des ayants cause.
§ 2. L'Institut est chargé :
1° de poursuivre les actions en justice introduites par le Fonds qui ne peuvent être attribuées à l'un ou l'autre ayant droit, et pendantes à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, et de percevoir le produit éventuel de ces actions ;
2° de payer les allocations familiales encore dues du chef de membres du personnel du Fonds, qui étaient admis à la retraite ou décédés au 1er janvier 1991.
§ 3. L'Institut établit le compte annuel des opérations visées au § 2 et en fait rapport au Collège des fonctionnaires généraux.
§ 4. Après déduction des sommes nécessaires à l'accomplissement de sa mission, l'Institut répartit entre les ayants cause, le solde des opérations visées au § 2, ou percoit, le cas échéant, leur quote-part dans le coût de ces opérations selon la clé de répartition fixée à l'article 5, § 6, de l'arrêté royal du 19 juillet 1991.
§ 5. Tous les actes accomplis par l'Institut en vertu des dispositions du présent article sont censés être faits aux risques et profits des ayants cause.
Art.5. Alle handelingen die betreffende de ontbinding tussen 1 januari 1994 en de datum van publicatie van dit besluit, in het raam van een degelijk en redelijk beheer, verricht zijn door de hiertoe gevolmachtigde ambtenaren, worden geacht te zijn verricht in naam en voor rekening van de rechtsopvolgers.
Art.5. Pendant la période comprise entre le 1er janvier 1994 et la date de publication du présent arrêté, tous les actes relatifs à la dissolution accomplis par les fonctionnaires mandatés à cet effet dans le cadre d'une gestion saine et raisonnable sont censés être fait aux risques et profits des ayants cause.
Art.6. § 1. Eervol ontslag wordt verleend aan de voorzitter, onder- voorzitters en leden van de Raad van beheer van het Fonds en van de bij het Fonds ingestelde technische comités.
§ 2. De opdracht van de Regeringscommissarissen en -afgevaardigden bij het Fonds wordt beëindigd.
§ 2. De opdracht van de Regeringscommissarissen en -afgevaardigden bij het Fonds wordt beëindigd.
Art.6. § 1er. Démission honorable est accordée aux président, vice-présidents et membres du Conseil de gestion du Fonds et des Comités techniques institués auprès du Fonds.
§ 2. Il est mis fin à la mission des commissaires et délégués du Gouvernement auprès du Fonds.
§ 2. Il est mis fin à la mission des commissaires et délégués du Gouvernement auprès du Fonds.
Art.7. Onverminderd de bevoegdheden van de hoven en de recht- banken en van het samenwerkingsgerecht bedoeld in artikel 14 van het samenwerkingsakkoord van 18 april 1991 tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie om een harmonieuze herstructurering van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen te verzekeren, worden de geschillen inzake de toepassing van dit besluit, inzonderheid op artikel 4, voorgelegd aan het College van ambtenaren-generaal.
Art.7. Sans préjudice de la compétence de cours et tribunaux, et de la juridiction de coopération visée à l'article 14 de l'accord de coopération du 18 avril 1991 entre l'Etat, la Communauté française, la Communauté flamande, la Communauté germanophone et la Commission communautaire commune visant à assurer une restructuration harmonieuse du Fonds national de reclassement social des handicapés, le contentieux relatif à l'exécution du présent arrêté, notamment de l'article 4, est soumis au Collège des fonctionnaires général.
Art.8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994, uitgezonderd de artikelen 2 en 6 die in werking treden de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekend gemaakt.
Art.8. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 1994, à l'exception des articles 2 et 6 qui entrent en vigueur à la date de sa publication au Moniteur belge.
Art.9. Onze Eerste Minister, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.9. Notre Premier Ministre, Notre Ministre des Affaires sociales et Notre Ministre de l'Emploi et du Travail sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.
Donné à Châteauneuf-de-Grasse, le 28 février 1995.
ALBERT
Par le Roi :
Le Premier Ministre,
J.-L. DEHAENE
La Ministre des Affaires sociales,
Mme M. DE GALAN
La Ministre de l'Emploi et du Travail,
Mme M. SMET
Donné à Châteauneuf-de-Grasse, le 28 février 1995.
ALBERT
Par le Roi :
Le Premier Ministre,
J.-L. DEHAENE
La Ministre des Affaires sociales,
Mme M. DE GALAN
La Ministre de l'Emploi et du Travail,
Mme M. SMET
BIJLAGE.
ANNEXE.
Art. N. (Tabel niet opgenomen wegens technische redenen. Zie B.St. 22-03-1995, p. 6430 - 6461).
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 28 februari 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
J.-L. DEHAENE
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 28 februari 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
J.-L. DEHAENE
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
Art. N. (Tableaux non repris pour des raisons techniques. Voir M.B. 22-03-1995, p. 6430 - 6461).