Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
6 OKTOBER 1994. - Omzendbrief. - Gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1994. - Validatie van de verkiezingen en installatie van de gemeenteraadsleden. - Verkiezing van de schepenen en benoemingsprocedure voor de burgemeesters.
Titre
6 OCTOBRE 1994. - Circulaire. - Elections communales du 9 octobre 1994. - Validation des élections et installation des conseillers communaux. - Election des échevins et procédure de nomination des bourgmestres.
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
Tekst (37)
Texte (37)
I. VALIDATIE VAN DE VERKIEZINGEN DOOR DE BESTENDIGE DEPUTATIE.
I. VALIDATION DES ELECTIONS PAR LA DEPUTATION PERMANENTE.
Artikel M.
Article M.
Art. M1. De validatie van de verkiezingen komt de bestendige deputatie toe, ongeacht of een kandidaat bezwaar ingediend heeft.
Krachtens artikel 74 van de gemeentekieswet moet elk bezwaar, op straffe van verval, worden ingediend binnen 40 dagen na het opstellen van het proces-verbaal van de verkiezing. In de veronderstelling dat het proces-verbaal opgesteld werd op 10 oktober 1994, is de uiterste datum voor het indienen van een bezwaar 19 november 1994. Met andere woorden, het bezwaar moet hetzij uiterlijk op die datum aan de provinciegriffier overhandigd worden, in welk geval een ontvangstbewijs overhandigd zal worden, hetzij aan die ambtenaar gezonden worden bij een uiterlijk op dezelfde datum ter post neergelegde aangetekende zending, waarbij het postmerk als datum geldt.
In de aangenomen hypothese zal de provinciegriffier op 19 november permanentie moeten houden, aangezien die dag een zaterdag is. Dat zou eveneens gelden voor 20 november 1994, indien het proces-verbaal opgesteld werd op 11 oktober. In dat geval moet er op 19 november geen permanentie gehouden worden.
Krachtens artikel 75, § 1, van de gemeentekieswet doet de bestendige deputatie uitspraak over een bezwaar binnen een termijn van 30 dagen na de indiening ervan. Het vertrekpunt voor de termijn is de dag die volgt op de overhandiging van het bezwaar aan de provinciegriffier of de dag volgend op de postdatum in geval van een aangetekende zending.
Nog steeds als voorbeeld : in de hierboven beschouwde veronderstelling en in het geval dat er op 19 november 1994 een bezwaar werd ingediend, is 19 december 1994 de uiterste datum waarop de bestendige deputatie uitspraak moet doen.
Als de bestendige deputatie binnen de voorgeschreven termijn van 30 dagen geen uitspraak heeft gedaan, wordt het bezwaar als verworpen beschouwd, - het vervalt dus krachtens de wet -, en wordt de verkiezing definitief gevalideerd.
In werkelijkheid kunnen voor een bepaalde verkiezing verscheidene bezwaren ingediend worden op verschillende data. Aangezien de bestendige deputatie slechts na het verstrijken van de voormelde termijn van 40 dagen zeker kan zijn dat er geen bezwaar meer zal worden ingediend, kan de definitieve validatie van de verkiezing ten vroegste pas op dat ogenblik plaatsvinden, onverminderd de toepassing van artikel 74, § 3, tweede lid, van de gemeentekieswet. Bovendien moet voor elk bezwaar de maximale termijn van 30 dagen in acht genomen worden om uitspraak te doen; met andere woorden, de bezwaren betreffende een bepaalde verkiezing kunnen slechts gegroepeerd worden als de termijn van 30 dagen nageleefd werd voor het bezwaar met de oudste datum van indiening.
Rekening houdend met het feit dat in dat geval de termijn vastgesteld voor de uitoefening van het initiatiefrecht van de procureur des Konings of voor de indiening van een klacht op grond van artikel 12, § 1, van de wet van 7 juli 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de provincieraden en de gemeenteraden en voor de rechtstreekse verkiezing van de raden voor maatschappelijk welzijn, verstrijkt op de honderd twintigste dag na de verkiezing, is het mogelijk dat de bestendige deputatie de verkiezing binnen de haar gestelde termijnen heeft gevalideerd, zelfs vóór er een rechtsvordering is ingesteld.
De bestendige deputatie doet uitspraak als administratief rechtscollege, ongeacht de manier waarop de verkiezingen gevalideerd worden, hetzij door beslissing van de bestendige deputatie inzake validatie, hetzij door validatie van ambtswege door verstrijken van de termijnen. (cf. advies van de Raad van State van 15 april 1964 over een wetsvoorstel tot oprichting van de provinciale administratieve rechtbanken - Parl. St. Kamer van Volksvertegenwoordigers, zitting 1963-1964, 652, nr 2, bladzijde 6).
Wat de nieuwe termijn van vijftien dagen betreft waarin voorzien is bij artikel 74, § 3, tweede lid, van de gemeentekieswet en die moet worden verstaan als een termijn verschillend van de primaire termijn van veertig dagen, uitgezonderd het zeer theoretisch geval waarin de definitieve veroordeling zou plaatsvinden voordat de bestendige deputatie de verkiezing heeft gevalideerd, in welk geval degenen die een bezwaar hebben ingediend, van de verjaring ontheven zouden zijn, dient te worden begrepen dat het in die bepaling bedoelde bezwaar betrekking zou hebben op een aanvraag om een verkozene zijn mandaat te ontnemen op grond van de veroordeling die hij zou hebben opgelopen voor één van de overtredingen bedoeld in artikel 74bis, § 2.
Het mandaat wordt in dit geval niet automatisch ontnomen, aangezien de gemeentekieswet, in het bijzonder artikel 74bis, een ruime beoordelingsbevoegdheid toekent aan de bestendige deputatie of aan het college bedoeld bij artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, en in geval van beroep bij deze instantie, aan de Raad van State.
Krachtens voormeld artikel 74, § 3, tweede lid, wordt er slechts in de opening van een nieuwe termijn voor één van de kandidaten voorzien in het geval dat de veroordeling gesteund is op een klacht, wat het geval uitsluit waarin de veroordeling het gevolg zou zijn van een vordering die zou zijn ingesteld op initiatief van de procureur des Konings.
Het recht op bezwaar bedoeld in artikel 74, § 3, kan met name slechts uitgeoefend worden door diegenen die krachtens artikel 74, § 1 gerechtigd zijn bezwaar in te dienen, terwijl de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij het Parket krachtens artikel 12, § 2 van de wet van 7 juli 1994 openstaat voor ieder " persoon die van enig belang doet blijken ".
In de andere gevallen dient de bestendige deputatie de termijnen in acht te nemen die haar door de wet gesteld worden, ongeacht of er een bezwaar werd ingediend. De nadruk wordt eveneens gelegd op het feit dat de bestendige deputatie niet op de uiterste termijn moet wachten om haar beslissingen te nemen, zodat de benoeming van de burgemeesters zo spoedig mogelijk kan gebeuren.
De Minister van Binnenlandse Zaken dient regelmatig geïnformeerd te worden over de bezwaren die bij de bestendige deputatie werden ingediend. Op initiatief van de provinciegouverneur zal bijgevolg aan de Minister een afschrift van ieder bezwaar worden verstrekt zodra het in ontvangst is genomen, alsmede een afschrift van iedere beslissing die de bestendige deputatie neemt in verband met de validatie van een verkiezing, ongeacht of er een bezwaar werd ingediend, alsook de vaststelling dat er geen beslissing werd genomen.
Krachtens artikel 74 van de gemeentekieswet moet elk bezwaar, op straffe van verval, worden ingediend binnen 40 dagen na het opstellen van het proces-verbaal van de verkiezing. In de veronderstelling dat het proces-verbaal opgesteld werd op 10 oktober 1994, is de uiterste datum voor het indienen van een bezwaar 19 november 1994. Met andere woorden, het bezwaar moet hetzij uiterlijk op die datum aan de provinciegriffier overhandigd worden, in welk geval een ontvangstbewijs overhandigd zal worden, hetzij aan die ambtenaar gezonden worden bij een uiterlijk op dezelfde datum ter post neergelegde aangetekende zending, waarbij het postmerk als datum geldt.
In de aangenomen hypothese zal de provinciegriffier op 19 november permanentie moeten houden, aangezien die dag een zaterdag is. Dat zou eveneens gelden voor 20 november 1994, indien het proces-verbaal opgesteld werd op 11 oktober. In dat geval moet er op 19 november geen permanentie gehouden worden.
Krachtens artikel 75, § 1, van de gemeentekieswet doet de bestendige deputatie uitspraak over een bezwaar binnen een termijn van 30 dagen na de indiening ervan. Het vertrekpunt voor de termijn is de dag die volgt op de overhandiging van het bezwaar aan de provinciegriffier of de dag volgend op de postdatum in geval van een aangetekende zending.
Nog steeds als voorbeeld : in de hierboven beschouwde veronderstelling en in het geval dat er op 19 november 1994 een bezwaar werd ingediend, is 19 december 1994 de uiterste datum waarop de bestendige deputatie uitspraak moet doen.
Als de bestendige deputatie binnen de voorgeschreven termijn van 30 dagen geen uitspraak heeft gedaan, wordt het bezwaar als verworpen beschouwd, - het vervalt dus krachtens de wet -, en wordt de verkiezing definitief gevalideerd.
In werkelijkheid kunnen voor een bepaalde verkiezing verscheidene bezwaren ingediend worden op verschillende data. Aangezien de bestendige deputatie slechts na het verstrijken van de voormelde termijn van 40 dagen zeker kan zijn dat er geen bezwaar meer zal worden ingediend, kan de definitieve validatie van de verkiezing ten vroegste pas op dat ogenblik plaatsvinden, onverminderd de toepassing van artikel 74, § 3, tweede lid, van de gemeentekieswet. Bovendien moet voor elk bezwaar de maximale termijn van 30 dagen in acht genomen worden om uitspraak te doen; met andere woorden, de bezwaren betreffende een bepaalde verkiezing kunnen slechts gegroepeerd worden als de termijn van 30 dagen nageleefd werd voor het bezwaar met de oudste datum van indiening.
Rekening houdend met het feit dat in dat geval de termijn vastgesteld voor de uitoefening van het initiatiefrecht van de procureur des Konings of voor de indiening van een klacht op grond van artikel 12, § 1, van de wet van 7 juli 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de provincieraden en de gemeenteraden en voor de rechtstreekse verkiezing van de raden voor maatschappelijk welzijn, verstrijkt op de honderd twintigste dag na de verkiezing, is het mogelijk dat de bestendige deputatie de verkiezing binnen de haar gestelde termijnen heeft gevalideerd, zelfs vóór er een rechtsvordering is ingesteld.
De bestendige deputatie doet uitspraak als administratief rechtscollege, ongeacht de manier waarop de verkiezingen gevalideerd worden, hetzij door beslissing van de bestendige deputatie inzake validatie, hetzij door validatie van ambtswege door verstrijken van de termijnen. (cf. advies van de Raad van State van 15 april 1964 over een wetsvoorstel tot oprichting van de provinciale administratieve rechtbanken - Parl. St. Kamer van Volksvertegenwoordigers, zitting 1963-1964, 652, nr 2, bladzijde 6).
Wat de nieuwe termijn van vijftien dagen betreft waarin voorzien is bij artikel 74, § 3, tweede lid, van de gemeentekieswet en die moet worden verstaan als een termijn verschillend van de primaire termijn van veertig dagen, uitgezonderd het zeer theoretisch geval waarin de definitieve veroordeling zou plaatsvinden voordat de bestendige deputatie de verkiezing heeft gevalideerd, in welk geval degenen die een bezwaar hebben ingediend, van de verjaring ontheven zouden zijn, dient te worden begrepen dat het in die bepaling bedoelde bezwaar betrekking zou hebben op een aanvraag om een verkozene zijn mandaat te ontnemen op grond van de veroordeling die hij zou hebben opgelopen voor één van de overtredingen bedoeld in artikel 74bis, § 2.
Het mandaat wordt in dit geval niet automatisch ontnomen, aangezien de gemeentekieswet, in het bijzonder artikel 74bis, een ruime beoordelingsbevoegdheid toekent aan de bestendige deputatie of aan het college bedoeld bij artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, en in geval van beroep bij deze instantie, aan de Raad van State.
Krachtens voormeld artikel 74, § 3, tweede lid, wordt er slechts in de opening van een nieuwe termijn voor één van de kandidaten voorzien in het geval dat de veroordeling gesteund is op een klacht, wat het geval uitsluit waarin de veroordeling het gevolg zou zijn van een vordering die zou zijn ingesteld op initiatief van de procureur des Konings.
Het recht op bezwaar bedoeld in artikel 74, § 3, kan met name slechts uitgeoefend worden door diegenen die krachtens artikel 74, § 1 gerechtigd zijn bezwaar in te dienen, terwijl de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij het Parket krachtens artikel 12, § 2 van de wet van 7 juli 1994 openstaat voor ieder " persoon die van enig belang doet blijken ".
In de andere gevallen dient de bestendige deputatie de termijnen in acht te nemen die haar door de wet gesteld worden, ongeacht of er een bezwaar werd ingediend. De nadruk wordt eveneens gelegd op het feit dat de bestendige deputatie niet op de uiterste termijn moet wachten om haar beslissingen te nemen, zodat de benoeming van de burgemeesters zo spoedig mogelijk kan gebeuren.
De Minister van Binnenlandse Zaken dient regelmatig geïnformeerd te worden over de bezwaren die bij de bestendige deputatie werden ingediend. Op initiatief van de provinciegouverneur zal bijgevolg aan de Minister een afschrift van ieder bezwaar worden verstrekt zodra het in ontvangst is genomen, alsmede een afschrift van iedere beslissing die de bestendige deputatie neemt in verband met de validatie van een verkiezing, ongeacht of er een bezwaar werd ingediend, alsook de vaststelling dat er geen beslissing werd genomen.
Art. M1. La validation des élections incombe à la députation permanente, qu'il y ait ou non réclamation d'un candidat.
En vertu de l'article 74 de la loi électorale communale, toute réclamation doit, à peine de déchéance, être formée dans les 40 jours qui suivent la date d'établissement du procès-verbal de l'élection. Dans l'hypothèse où le procès-verbal a été dressé le 10 octobre 1994, la date ultime d'introduction d'une réclamation est le 19 novembre 1994. En d'autres termes, la réclamation doit être soit remise au plus tard à cette date au greffier provincial, auquel cas un récépissé sera remis, soit envoyée à ce fonctionnaire, sous pli recommandé, remis à la poste au plus tard à la même date, le cachet de la poste faisant foi.
Dans l'hypothèse retenue, comme le 19 novembre tombe un samedi, une permanence devra être assurée ce jour par le greffier provincial. Il en serait de même pour le dimanche 20 novembre 1994 si la date à laquelle le procès-verbal a été établi est le 11 octobre. Dans ce cas aucune permanence ne doit être tenue le 19 novembre.
En vertu de l'article 75, § 1er, de la loi électorale communale, la députation permanente se prononce sur une réclamation dans un délai de 30 jours de l'introduction de celle-ci. Le point de départ du délai est le jour qui suit celui de la remise de la réclamation au greffier provincial ou le lendemain de la date de la poste en cas d'envoi par recommandé.
Toujours à titre d'exemple, dans l'hypothèse visée précédemment et dans le cas où une réclamation a été introduite à la date du 19 novembre 1994, la date ultime à laquelle la députation permanente est tenue de se prononcer est le 19 décembre 1994.
Si dans le délai de 30 jours prescrit, la députation permanente ne s'est pas prononcée, la réclamation est considérée comme rejetée, - elle tombe donc en vertu de la loi -, et l'élection est définitivement validée.
En réalité, une élection déterminée peut faire l'objet de plusieurs réclamations introduites à des dates différentes. Comme la députation permanente ne peut être assurée qu'il n'y aura plus de réclamation qu'à l'expiration du délai de 40 jours précité, la validation définitive de l'élection ne pourra intervenir au plus tôt qu'à ce moment sans préjudice de l'application de l'article 74, § 3, alinéa 2 de la loi électorale communale. En outre, pour chaque réclamation, le délai de 30 jours maximum devra être respecté pour statuer; en d'autres termes, un groupement des réclamations relatives à une élection n'est possible que si le délai de 30 jours est respecté pour la réclamation dont la date d'introduction est la plus ancienne.
Compte tenu du fait que dans ce cas, le délai prévu pour l'exercice du droit d'initiative du procureur du Roi ou pour l'introduction d'une plainte en vertu de l'article 12, § 1er, de la loi du 7 juillet 1994 relative à la limitation et au contrôle des dépenses électorales engagées pour les élections des conseils provinciaux et communaux et pour l'élection directe des conseils de l'aide sociale, expire le 120e jour suivant l'élection, il est possible que la députation permanente ait validé l'élection dans les délais qui lui étaient impartis, avant même qu'une action en justice n'ait été entreprise.
La députation permanente statue comme juridiction administrative quelle que soit la manière dont les élections sont validées, c'est-à-dire qu'il s'agisse des décisions de la députation permanente en matière de validation ou de la validation d'office acquise par expiration des délais. (cfr. avis du Conseil d'Etat du 15 avril 1964 sur une proposition de loi créant des tribunaux administratifs provinciaux - Doc. Parl. Chambre des Représentants, session 1963-1964, 652, n° 2, page 6).
En ce qui concerne le nouveau délai de quinze jours prévu par l'article 74, § 3, alinéa 2, de la loi électorale communale et qui s'entend d'un délai distinct du délai primaire de quarante jours, hormis le cas très théorique où la condamnation définitive interviendrait avant que la députation permanente n'ait validé l'élection auquel cas les réclamants seraient relevés de la prescription, il doit être compris que la réclamation visée par cette disposition porterait sur une demande de privation de mandat d'un élu en raison de la condamnation qu'il aurait encourue pour une des infractions visées par l'article 74bis, § 2.
La privation de mandat dans ce cas n'est pas automatique, la loi électorale communale, en particulier l'article 74bis, conférant à la députation permanente ou au collège visé par l'article 83quinquies, § 2, de la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises et, en cas de recours devant cette instance, au Conseil d'Etat, un large pouvoir d'appréciation.
En vertu de l'article 74, § 3, alinéa 2 précité, l'ouverture d'un nouveau délai à l'un des candidats n'est prévue qu'au cas où la condamnation est fondée sur une plainte, ce qui exclut le cas où la condamnation résulterait d'une action engagée à l'initiative du procureur du Roi.
En effet, le droit de réclamation visé par l'article 74, § 3, ne peut être exercé que par les personnes qui, en vertu de l'article 74, § 1er, ont vocation à réclamer, tandis que la possibilité de saisir le parquet d'une plainte est ouverte, en vertu de l'article 12, § 2, de la loi du 7 juillet 1994, à " toute personne justifiant d'un intérêt ".
Dans les autres cas, il appartient à la députation permanente de respecter les délais que la loi lui impartit, qu'il y ait ou non réclamation. Il est insisté également sur le fait que la députation permanente ne doit pas attendre le délai ultime avant de prendre ses décisions, afin de permettre la nomination des bourgmestres dans les meilleurs délais.
Il importe que le Ministre de l'Intérieur soit régulièrement informé des réclamations qui ont été introduites devant la députation permanente. A l'initiative du gouverneur de la province, copie de toute réclamation sera dès lors communiquée au Ministre dès réception de celle-ci, de même qu'une copie de toute décision prise par la députation permanente en ce qui concerne la validation d'une élection, qu'il y ait eu réclamation ou non ainsi que la constatation d'absence de décision.
En vertu de l'article 74 de la loi électorale communale, toute réclamation doit, à peine de déchéance, être formée dans les 40 jours qui suivent la date d'établissement du procès-verbal de l'élection. Dans l'hypothèse où le procès-verbal a été dressé le 10 octobre 1994, la date ultime d'introduction d'une réclamation est le 19 novembre 1994. En d'autres termes, la réclamation doit être soit remise au plus tard à cette date au greffier provincial, auquel cas un récépissé sera remis, soit envoyée à ce fonctionnaire, sous pli recommandé, remis à la poste au plus tard à la même date, le cachet de la poste faisant foi.
Dans l'hypothèse retenue, comme le 19 novembre tombe un samedi, une permanence devra être assurée ce jour par le greffier provincial. Il en serait de même pour le dimanche 20 novembre 1994 si la date à laquelle le procès-verbal a été établi est le 11 octobre. Dans ce cas aucune permanence ne doit être tenue le 19 novembre.
En vertu de l'article 75, § 1er, de la loi électorale communale, la députation permanente se prononce sur une réclamation dans un délai de 30 jours de l'introduction de celle-ci. Le point de départ du délai est le jour qui suit celui de la remise de la réclamation au greffier provincial ou le lendemain de la date de la poste en cas d'envoi par recommandé.
Toujours à titre d'exemple, dans l'hypothèse visée précédemment et dans le cas où une réclamation a été introduite à la date du 19 novembre 1994, la date ultime à laquelle la députation permanente est tenue de se prononcer est le 19 décembre 1994.
Si dans le délai de 30 jours prescrit, la députation permanente ne s'est pas prononcée, la réclamation est considérée comme rejetée, - elle tombe donc en vertu de la loi -, et l'élection est définitivement validée.
En réalité, une élection déterminée peut faire l'objet de plusieurs réclamations introduites à des dates différentes. Comme la députation permanente ne peut être assurée qu'il n'y aura plus de réclamation qu'à l'expiration du délai de 40 jours précité, la validation définitive de l'élection ne pourra intervenir au plus tôt qu'à ce moment sans préjudice de l'application de l'article 74, § 3, alinéa 2 de la loi électorale communale. En outre, pour chaque réclamation, le délai de 30 jours maximum devra être respecté pour statuer; en d'autres termes, un groupement des réclamations relatives à une élection n'est possible que si le délai de 30 jours est respecté pour la réclamation dont la date d'introduction est la plus ancienne.
Compte tenu du fait que dans ce cas, le délai prévu pour l'exercice du droit d'initiative du procureur du Roi ou pour l'introduction d'une plainte en vertu de l'article 12, § 1er, de la loi du 7 juillet 1994 relative à la limitation et au contrôle des dépenses électorales engagées pour les élections des conseils provinciaux et communaux et pour l'élection directe des conseils de l'aide sociale, expire le 120e jour suivant l'élection, il est possible que la députation permanente ait validé l'élection dans les délais qui lui étaient impartis, avant même qu'une action en justice n'ait été entreprise.
La députation permanente statue comme juridiction administrative quelle que soit la manière dont les élections sont validées, c'est-à-dire qu'il s'agisse des décisions de la députation permanente en matière de validation ou de la validation d'office acquise par expiration des délais. (cfr. avis du Conseil d'Etat du 15 avril 1964 sur une proposition de loi créant des tribunaux administratifs provinciaux - Doc. Parl. Chambre des Représentants, session 1963-1964, 652, n° 2, page 6).
En ce qui concerne le nouveau délai de quinze jours prévu par l'article 74, § 3, alinéa 2, de la loi électorale communale et qui s'entend d'un délai distinct du délai primaire de quarante jours, hormis le cas très théorique où la condamnation définitive interviendrait avant que la députation permanente n'ait validé l'élection auquel cas les réclamants seraient relevés de la prescription, il doit être compris que la réclamation visée par cette disposition porterait sur une demande de privation de mandat d'un élu en raison de la condamnation qu'il aurait encourue pour une des infractions visées par l'article 74bis, § 2.
La privation de mandat dans ce cas n'est pas automatique, la loi électorale communale, en particulier l'article 74bis, conférant à la députation permanente ou au collège visé par l'article 83quinquies, § 2, de la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises et, en cas de recours devant cette instance, au Conseil d'Etat, un large pouvoir d'appréciation.
En vertu de l'article 74, § 3, alinéa 2 précité, l'ouverture d'un nouveau délai à l'un des candidats n'est prévue qu'au cas où la condamnation est fondée sur une plainte, ce qui exclut le cas où la condamnation résulterait d'une action engagée à l'initiative du procureur du Roi.
En effet, le droit de réclamation visé par l'article 74, § 3, ne peut être exercé que par les personnes qui, en vertu de l'article 74, § 1er, ont vocation à réclamer, tandis que la possibilité de saisir le parquet d'une plainte est ouverte, en vertu de l'article 12, § 2, de la loi du 7 juillet 1994, à " toute personne justifiant d'un intérêt ".
Dans les autres cas, il appartient à la députation permanente de respecter les délais que la loi lui impartit, qu'il y ait ou non réclamation. Il est insisté également sur le fait que la députation permanente ne doit pas attendre le délai ultime avant de prendre ses décisions, afin de permettre la nomination des bourgmestres dans les meilleurs délais.
Il importe que le Ministre de l'Intérieur soit régulièrement informé des réclamations qui ont été introduites devant la députation permanente. A l'initiative du gouverneur de la province, copie de toute réclamation sera dès lors communiquée au Ministre dès réception de celle-ci, de même qu'une copie de toute décision prise par la députation permanente en ce qui concerne la validation d'une élection, qu'il y ait eu réclamation ou non ainsi que la constatation d'absence de décision.
Art. M2. Bijzonder geval van de gemeenten van de provincie Brabant.
De bestendige deputatie van de provincie Brabant blijft haar bevoegdheden inzake gemeenteraadsverkiezingen uitoefenen tot 31 december 1994, en zulks voor alle gemeenten van de provincie.
Op die datum zal de bestendige deputatie van de provincie Brabant de validatiedossiers van de verkiezingen, met onderscheid tussen de afgehandelde dossiers en de niet-afgehandelde dossiers, aan de Commissaris van de Regering sturen, die in uitvoering van artikel 140septies, § 1, van de provinciewet is aangewezen voor de gemeenten van de nieuwe provincie die hem betreft en waarvan hij vanaf 1 januari 1995 Gouverneur zal zijn. Hij zal belast zijn met het doorzenden van de dossiers aan de bestendige deputatie zodra deze is samengesteld. Wat de gemeenten van het arrondissement Brussel-Hoofdstad betreft, zullen de dossiers aan de voorzitter van het college bedoeld bij artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, overgezonden worden door de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
De bestendige deputatie van de provincie Brabant blijft haar bevoegdheden inzake gemeenteraadsverkiezingen uitoefenen tot 31 december 1994, en zulks voor alle gemeenten van de provincie.
Op die datum zal de bestendige deputatie van de provincie Brabant de validatiedossiers van de verkiezingen, met onderscheid tussen de afgehandelde dossiers en de niet-afgehandelde dossiers, aan de Commissaris van de Regering sturen, die in uitvoering van artikel 140septies, § 1, van de provinciewet is aangewezen voor de gemeenten van de nieuwe provincie die hem betreft en waarvan hij vanaf 1 januari 1995 Gouverneur zal zijn. Hij zal belast zijn met het doorzenden van de dossiers aan de bestendige deputatie zodra deze is samengesteld. Wat de gemeenten van het arrondissement Brussel-Hoofdstad betreft, zullen de dossiers aan de voorzitter van het college bedoeld bij artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, overgezonden worden door de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
Art. M2. Cas particulier des communes de la province de Brabant.
La Députation permanente de la province de Brabant continue l'exercice de ses compétences en matière d'élections communales jusqu'au 31 décembre 1994 et ce, pour toutes les communes de la province.
A cette date, la Députation permanente de la province de Brabant transmettra les dossiers de validation des élections, en distinguant les dossiers clôturés et les dossiers non clôturés aux commissaires du Gouvernement désignés en exécution de l'article 140septies, § 1er, de la loi provinciale, chacun pour les communes de la nouvelle province qui le concernent. Ceux-ci se chargeront de transmettre les dossiers à la députation permanente dès que celle-ci aura été constituée. Pour ce qui concerne les communes de l'arrondissement de Bruxelles-Capitale, les dossiers seront transmis au président du collège visé par l'article 83quinquies, § 2, de la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises par le Gouverneur de l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale.
La Députation permanente de la province de Brabant continue l'exercice de ses compétences en matière d'élections communales jusqu'au 31 décembre 1994 et ce, pour toutes les communes de la province.
A cette date, la Députation permanente de la province de Brabant transmettra les dossiers de validation des élections, en distinguant les dossiers clôturés et les dossiers non clôturés aux commissaires du Gouvernement désignés en exécution de l'article 140septies, § 1er, de la loi provinciale, chacun pour les communes de la nouvelle province qui le concernent. Ceux-ci se chargeront de transmettre les dossiers à la députation permanente dès que celle-ci aura été constituée. Pour ce qui concerne les communes de l'arrondissement de Bruxelles-Capitale, les dossiers seront transmis au président du collège visé par l'article 83quinquies, § 2, de la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises par le Gouverneur de l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale.
Art. M3. Beroep bij de Raad van State.
Artikel 76bis van de gemeentekieswet stelt dat degenen aan wie kennis moet worden gegeven van de beslissing van de bestendige deputatie, dat wil zeggen krachtens artikel 76 van dezelfde wet, de betrokken gemeenteraad en de kandidaten die een bezwaar indienden, binnen acht dagen na de kennisgeving beroep kunnen instellen bij de Raad van State.
In tegenstelling tot de vroegere situatie is het beroep bij de Raad van State niet opschortend, behoudens wanneer de beslissing van de bestendige deputatie de verkiezing vernietigt of de verdeling van de zetels onder de lijsten wijzigt.
Het koninklijk besluit van 15 juli 1956 tot vaststelling van de procedure voor de afdeling wetgeving van de Raad van State, in geval van beroep voorzien bij artikel 76bis van de gemeentekieswet, is momenteel in herziening met het oog op de aanpassing ervan aan de nieuwe bepalingen van de voormelde wet van 7 juli 1994.
Artikel 76bis van de gemeentekieswet stelt dat degenen aan wie kennis moet worden gegeven van de beslissing van de bestendige deputatie, dat wil zeggen krachtens artikel 76 van dezelfde wet, de betrokken gemeenteraad en de kandidaten die een bezwaar indienden, binnen acht dagen na de kennisgeving beroep kunnen instellen bij de Raad van State.
In tegenstelling tot de vroegere situatie is het beroep bij de Raad van State niet opschortend, behoudens wanneer de beslissing van de bestendige deputatie de verkiezing vernietigt of de verdeling van de zetels onder de lijsten wijzigt.
Het koninklijk besluit van 15 juli 1956 tot vaststelling van de procedure voor de afdeling wetgeving van de Raad van State, in geval van beroep voorzien bij artikel 76bis van de gemeentekieswet, is momenteel in herziening met het oog op de aanpassing ervan aan de nieuwe bepalingen van de voormelde wet van 7 juli 1994.
Art. M3. Recours au Conseil d'Etat.
L'article 76bis de la loi électorale communale dispose qu'un recours au Conseil d'Etat est ouvert dans les huit jours de la notification aux personnes à qui la décision de la députation permanente doit être notifiée, c'est-à-dire en vertu de l'article 76 de la même loi, le conseil communal concerné et les candidats réclamants.
Contrairement à la situation antérieure, le recours au Conseil d'Etat n'est pas suspensif sauf si la décision de la députation permanente annule l'élection ou modifie la répartition des sièges entre les listes.
L'arrêté royal du 15 juillet 1956 déterminant la procédure devant la section d'administration du Conseil d'Etat en cas de recours prévu par l'article 76bis de la loi électorale communale est actuellement en cours de révision en vue de son adaptation aux dispositions nouvelles de la loi du 7 juillet 1994 précitée.
L'article 76bis de la loi électorale communale dispose qu'un recours au Conseil d'Etat est ouvert dans les huit jours de la notification aux personnes à qui la décision de la députation permanente doit être notifiée, c'est-à-dire en vertu de l'article 76 de la même loi, le conseil communal concerné et les candidats réclamants.
Contrairement à la situation antérieure, le recours au Conseil d'Etat n'est pas suspensif sauf si la décision de la députation permanente annule l'élection ou modifie la répartition des sièges entre les listes.
L'arrêté royal du 15 juillet 1956 déterminant la procédure devant la section d'administration du Conseil d'Etat en cas de recours prévu par l'article 76bis de la loi électorale communale est actuellement en cours de révision en vue de son adaptation aux dispositions nouvelles de la loi du 7 juillet 1994 précitée.
II. INSTALLATIE VAN DE GEMEENTERAADSLEDEN.
II. INSTALLATION DES CONSEILLERS COMMUNAUX>
Art. M4. Installatievergadering.
De installatie van de nieuwe gemeenteraad kan pas plaatsvinden als de raad, naargelang van het geval, de kennisgeving bedoeld bij de artikelen 76, eerste lid, van de gemeentekieswet, of, in geval van schorsend beroep bij de Raad van State, de kennisgeving bedoeld bij artikel 77, eerste lid, van dezelfde wet, heeft ontvangen.
Het uittredend college van burgemeester en schepenen roept daartoe alle verkozen kandidaten op, overeenkomstig artikel 87 van de gemeentewet, met de vermelding dat de vergadering hun beëdiging alsook de verkiezing en de eedaflegging van de schepenen tot doel heeft.
De installatie van de nieuwe gemeenteraad kan pas plaatsvinden als de raad, naargelang van het geval, de kennisgeving bedoeld bij de artikelen 76, eerste lid, van de gemeentekieswet, of, in geval van schorsend beroep bij de Raad van State, de kennisgeving bedoeld bij artikel 77, eerste lid, van dezelfde wet, heeft ontvangen.
Het uittredend college van burgemeester en schepenen roept daartoe alle verkozen kandidaten op, overeenkomstig artikel 87 van de gemeentewet, met de vermelding dat de vergadering hun beëdiging alsook de verkiezing en de eedaflegging van de schepenen tot doel heeft.
Art. M4. Séance d'installation.
L'installation du conseil communal ne peut avoir lieu que lorsque celui-ci a recu, selon le cas, la notification prévue par l'article 76, alinéa 1er, de la loi électorale communale et, en cas de recours suspensif au Conseil d'Etat, la notification prévue par l'article 77, alinéa 1er, de la même loi.
Le collège des bourgmestre et échevins sortant convoque à cette fin tous les candidats élus, conformément à l'article 87 de la loi communale, en mentionnant que la séance aura pour objet leur prestation de serment ainsi que l'élection et la prestation de serment des échevins.
L'installation du conseil communal ne peut avoir lieu que lorsque celui-ci a recu, selon le cas, la notification prévue par l'article 76, alinéa 1er, de la loi électorale communale et, en cas de recours suspensif au Conseil d'Etat, la notification prévue par l'article 77, alinéa 1er, de la même loi.
Le collège des bourgmestre et échevins sortant convoque à cette fin tous les candidats élus, conformément à l'article 87 de la loi communale, en mentionnant que la séance aura pour objet leur prestation de serment ainsi que l'élection et la prestation de serment des échevins.
Art. M5. Beëdiging.
Art. M5. Prestation de serment.
Art. 1M 5. A. Eedformule.
De installatie van de raadsleden bestaat uit de eedaflegging waarvan de formule, wat de burgemeester, schepenen en gemeenteraadsleden betreft, vastgesteld is, in het Nederlands en in het Frans, bij artikel 80 van de nieuwe gemeentewet, en, in het Duits, bij het koninklijk besluit van 17 juli 1926 tot bepaling van de Duitse tekst van de eedformules die in België gebruikelijk zijn, namelijk : " Ich schwöre Treue dem König, Gehorsam der Staatsverfassung und den Gesetzen des belgischen Volkes ".
De eed wordt uitsluitend afgelegd in het Nederlands, het Frans of het Duits, naargelang de gemeente gelegen is in het Nederlandse, het Franse of het Duitse taalgebied. In de gemeenten van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt de eed in het Nederlands of in het Frans afgelegd.
De installatie van de raadsleden bestaat uit de eedaflegging waarvan de formule, wat de burgemeester, schepenen en gemeenteraadsleden betreft, vastgesteld is, in het Nederlands en in het Frans, bij artikel 80 van de nieuwe gemeentewet, en, in het Duits, bij het koninklijk besluit van 17 juli 1926 tot bepaling van de Duitse tekst van de eedformules die in België gebruikelijk zijn, namelijk : " Ich schwöre Treue dem König, Gehorsam der Staatsverfassung und den Gesetzen des belgischen Volkes ".
De eed wordt uitsluitend afgelegd in het Nederlands, het Frans of het Duits, naargelang de gemeente gelegen is in het Nederlandse, het Franse of het Duitse taalgebied. In de gemeenten van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt de eed in het Nederlands of in het Frans afgelegd.
Art. 1M 5. A. Formule du serment.
L'installation des conseillers consiste en la prestation du serment dont la formule, pour ce qui concerne les bourgmestres, échevins et conseillers communaux, est déterminée en français et en néerlandais par l'article 80 de la nouvelle loi communale et en allemand, par l'arrêté royal du 17 juillet 1926 déterminant le texte allemand des formules de serment en usage en Belgique, à savoir : " Ich schwöre Treue dem König, Gehorsam der Staatsverfassung und den Gesetzen des Belgischen Volkes ".
Le serment est prêté exclusivement en français, en néerlandais ou en allemand, selon que la commune est située, respectivement, dans la région de langue française, dans celle de langue néerlandaise ou celle de langue allemande. Dans les communes de la région bilingue de Bruxelles-Capitale, le serment est prêté en français ou en néerlandais.
L'installation des conseillers consiste en la prestation du serment dont la formule, pour ce qui concerne les bourgmestres, échevins et conseillers communaux, est déterminée en français et en néerlandais par l'article 80 de la nouvelle loi communale et en allemand, par l'arrêté royal du 17 juillet 1926 déterminant le texte allemand des formules de serment en usage en Belgique, à savoir : " Ich schwöre Treue dem König, Gehorsam der Staatsverfassung und den Gesetzen des Belgischen Volkes ".
Le serment est prêté exclusivement en français, en néerlandais ou en allemand, selon que la commune est située, respectivement, dans la région de langue française, dans celle de langue néerlandaise ou celle de langue allemande. Dans les communes de la région bilingue de Bruxelles-Capitale, le serment est prêté en français ou en néerlandais.
Art. 2M 5. B. Modaliteiten.
Door de eedaflegging worden de raadsleden ambtsbevoegd.
In artikel 261 van het Strafwetboek, dat onder meer toepasselijk is op de gemeenteraadsleden, is bepaald dat ieder openbaar ambtenaar die met de uitoefening van zijn bediening begint zonder de door de wet voorgeschreven eed te hebben afgelegd, wordt veroordeeld tot een geldboete van zesentwintig frank tot vijfhonderd frank.
Overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 80 en 81 van de nieuwe gemeentewet :
- leggen de burgemeesters de eed af in handen van de gouverneur of van zijn gemachtigde;
- leggen de gemeenteraadsleden en de schepenen de eed af in handen van de burgemeester of van degene die hem vervangt;
- worden zij geacht ontslag te hebben genomen, indien zij na twee achtereenvolgende oproepingen tot het afleggen van de eed ontvangen te hebben, zich zonder wettige reden daarvan onthouden.
- een ontwerp van wet tot wijziging van de nieuwe gemeentewet met het oog op de versterking van de gemeentelijke democratie, goedgekeurd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers en door de Senaat, die normalerwijze van toepassing zal zijn op de op 9 oktober 1994 verkozen raadsleden, legt de eed eveneens op aan de vertrouwenspersoon die het raadslid dat wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, bijstaat; de vertrouwenspersoon legt de eed af van zodra hij in die hoedanigheid zijn functie opneemt. In de hierna volgende tekst zijn de bepalingen betreffende de eedaflegging van de gemeenteraadsleden, eveneens van toepassing op de eedaflegging van de vertrouwenspersonen.
Wat de eedaflegging van de gemeenteraadsleden betreft, kan een onderscheid worden gemaakt tussen twee hypothesen :
a) De nieuwe titularis van het mandaat van burgemeester is reeds benoemd en heeft reeds de eed afgelegd in handen van de Gouverneur of diens gemachtigde : in dat geval moet hij de nieuwe raad installeren; als hij werd gekozen onder de verkozen gemeenteraadsleden, dan is hij ontslagen van de eedaflegging als gemeenteraadslid, vermits hij reeds de eed heeft afgelegd als burgemeester.
b) De nieuwe titularis van het mandaat van burgemeester heeft nog geen eed afgelegd in die hoedanigheid : dan is het de uittredende nog in functie zijnde burgemeester of degene die hem overeenkomstig artikel 14 van de nieuwe gemeentewet vervangt, die de installatievergadering moet voorzitten.
Inderdaad, krachtens artikel 4 van de nieuwe gemeentewet, moet het uittredend of ontslagnemend lid dat bekleed is met het burgemeesters- of schepenmandaat, dit mandaat blijven uitoefenen tot het, hetzij als burgemeester of schepen, hetzij als gemeenteraadslid, vervangen is.
Bijgevolg :
1° moet de burgemeester of de persoon die het ambt van burgemeester waarneemt, die niet is herkozen als gemeenteraadslid of de burgemeester die buiten de raad is benoemd maar niet is verkozen als gemeenteraadslid ter gelegenheid van de jongste verkiezingen, de eed afnemen van de nieuwe gemeenteraadsleden; zijn mandaat eindigt zodra is overgegaan tot de installatie van de nieuwe raad; wanneer al de gemeenteraadsleden in zijn handen de eed hebben afgelegd, wordt hij derhalve als voorzitter overeenkomstig artikel 14 van de nieuwe gemeentewet vervangen door de uittredende schepen, die de eerstgekozene was en die opnieuw als gemeenteraadslid is geïnstalleerd of, bij gebrek aan een uittredende schepen die zijn mandaat van gemeenteraadslid heeft behouden, door het lid van de nieuwe raad dat de eerste staat op de ranglijst en zulks tot de nieuwe eerstgekozen schepen of de nieuwe burgemeester de eed afgelegd heeft in die hoedanigheid;
2° moet de burgemeester of de persoon die het ambt van burgemeester uitoefent, en die werd herkozen in de hoedanigheid van gemeenteraadslid, of de burgemeester die benoemd is buiten de raad en die verkozen is in de hoedanigheid van gemeenteraadslid ter gelegenheid van de jongste verkiezingen, de eed afnemen van de nieuwe gemeenteraadsleden; aangezien hij evenwel zelf de eed moet afleggen als gemeenteraadslid en hij zijn eigen eed niet mag afnemen, zal hij, voor het vervullen van die formaliteit beschouwd worden als zijnde tijdelijk verhinderd en vervangen worden overeenkomstig artikel 14 van de nieuwe gemeentewet; na de eedaflegging van de andere verkozenen te hebben ontvangen, zal hij zelf de eed afleggen in handen van de uittredende schepen, die de eerstgekozene was en die opnieuw is geïnstalleerd in de hoedanigheid van gemeenteraadslid of, bij gebrek aan een herkozen uittredend schepen, door het lid van de nieuwe raad, eerst gerangschikt op de ranglijst.
In die veronderstelling oefent de betrokkene bovendien verder zijn ambt van burgemeester uit zolang hijzelf of zijn opvolger in die hoedanigheid de eed niet heeft afgelegd.
3° in afwijking van artikel 4 van de nieuwe gemeentewet en van sommige beginselen die hierboven uiteengezet zijn onder 1° en 2°, voorziet het tweede lid van artikel 14 van de nieuwe gemeentewet erin dat, wanneer in de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 (dat wil zeggen Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem) alsook in Komen-Waasten en in Voeren, bij de installatie van de gemeenteraad na een algehele vernieuwing geen burgemeester is benoemd, de gemeenteraad een schepen of een gemeenteraadslid aanwijst om, in afwachting van die benoeming, het ambt van burgemeester waar te nemen.
In dit verband dienen volgende bemerkingen gemaakt te worden :
- deze bijzondere bepaling vindt alleen toepassing wanneer de nieuwe burgemeester nog niet benoemd is of de eed nog niet heeft afgelegd; in het geval dat de nieuwe burgemeester de eed heeft afgelegd, maar afwezig of verhinderd is, blijft de algemene regel van artikel 14, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet van toepassing.
- in het veronderstelde geval, wordt eerst de eed afgenomen van de nieuwe raadsleden en de rechtstreeks verkozen schepenen in handen van diegene die de installatievergadering dient voor te zitten overeenkomstig hetgeen hierboven uiteengezet is, naargelang van het geval, onder de punten 1° en 2°; daarna pas gaat de raad over tot de aanwijzing van een schepen of raadslid om het ambt van burgemeester waar te nemen totdat de nieuwe burgemeester als zodanig de eed heeft afgelegd. De oproeping tot de installatievergadering vermeldt in dit geval dat, behalve de eedaflegging, ook de aanwijzing van een waarnemend burgemeester overeenkomstig artikel 14, tweede lid van de nieuwe gemeentewet, op de agenda staat.
- de aanwijzing van een schepen of een raadslid als waarnemend burgemeester geschiedt bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid; indien na twee stemmingen geen kandidaat de meerderheid heeft verkregen, geschiedt de herstemming over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald; staken de stemmen bij de herstemming, dan is de oudste in jaren verkozen.
Door de eedaflegging worden de raadsleden ambtsbevoegd.
In artikel 261 van het Strafwetboek, dat onder meer toepasselijk is op de gemeenteraadsleden, is bepaald dat ieder openbaar ambtenaar die met de uitoefening van zijn bediening begint zonder de door de wet voorgeschreven eed te hebben afgelegd, wordt veroordeeld tot een geldboete van zesentwintig frank tot vijfhonderd frank.
Overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 80 en 81 van de nieuwe gemeentewet :
- leggen de burgemeesters de eed af in handen van de gouverneur of van zijn gemachtigde;
- leggen de gemeenteraadsleden en de schepenen de eed af in handen van de burgemeester of van degene die hem vervangt;
- worden zij geacht ontslag te hebben genomen, indien zij na twee achtereenvolgende oproepingen tot het afleggen van de eed ontvangen te hebben, zich zonder wettige reden daarvan onthouden.
- een ontwerp van wet tot wijziging van de nieuwe gemeentewet met het oog op de versterking van de gemeentelijke democratie, goedgekeurd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers en door de Senaat, die normalerwijze van toepassing zal zijn op de op 9 oktober 1994 verkozen raadsleden, legt de eed eveneens op aan de vertrouwenspersoon die het raadslid dat wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, bijstaat; de vertrouwenspersoon legt de eed af van zodra hij in die hoedanigheid zijn functie opneemt. In de hierna volgende tekst zijn de bepalingen betreffende de eedaflegging van de gemeenteraadsleden, eveneens van toepassing op de eedaflegging van de vertrouwenspersonen.
Wat de eedaflegging van de gemeenteraadsleden betreft, kan een onderscheid worden gemaakt tussen twee hypothesen :
a) De nieuwe titularis van het mandaat van burgemeester is reeds benoemd en heeft reeds de eed afgelegd in handen van de Gouverneur of diens gemachtigde : in dat geval moet hij de nieuwe raad installeren; als hij werd gekozen onder de verkozen gemeenteraadsleden, dan is hij ontslagen van de eedaflegging als gemeenteraadslid, vermits hij reeds de eed heeft afgelegd als burgemeester.
b) De nieuwe titularis van het mandaat van burgemeester heeft nog geen eed afgelegd in die hoedanigheid : dan is het de uittredende nog in functie zijnde burgemeester of degene die hem overeenkomstig artikel 14 van de nieuwe gemeentewet vervangt, die de installatievergadering moet voorzitten.
Inderdaad, krachtens artikel 4 van de nieuwe gemeentewet, moet het uittredend of ontslagnemend lid dat bekleed is met het burgemeesters- of schepenmandaat, dit mandaat blijven uitoefenen tot het, hetzij als burgemeester of schepen, hetzij als gemeenteraadslid, vervangen is.
Bijgevolg :
1° moet de burgemeester of de persoon die het ambt van burgemeester waarneemt, die niet is herkozen als gemeenteraadslid of de burgemeester die buiten de raad is benoemd maar niet is verkozen als gemeenteraadslid ter gelegenheid van de jongste verkiezingen, de eed afnemen van de nieuwe gemeenteraadsleden; zijn mandaat eindigt zodra is overgegaan tot de installatie van de nieuwe raad; wanneer al de gemeenteraadsleden in zijn handen de eed hebben afgelegd, wordt hij derhalve als voorzitter overeenkomstig artikel 14 van de nieuwe gemeentewet vervangen door de uittredende schepen, die de eerstgekozene was en die opnieuw als gemeenteraadslid is geïnstalleerd of, bij gebrek aan een uittredende schepen die zijn mandaat van gemeenteraadslid heeft behouden, door het lid van de nieuwe raad dat de eerste staat op de ranglijst en zulks tot de nieuwe eerstgekozen schepen of de nieuwe burgemeester de eed afgelegd heeft in die hoedanigheid;
2° moet de burgemeester of de persoon die het ambt van burgemeester uitoefent, en die werd herkozen in de hoedanigheid van gemeenteraadslid, of de burgemeester die benoemd is buiten de raad en die verkozen is in de hoedanigheid van gemeenteraadslid ter gelegenheid van de jongste verkiezingen, de eed afnemen van de nieuwe gemeenteraadsleden; aangezien hij evenwel zelf de eed moet afleggen als gemeenteraadslid en hij zijn eigen eed niet mag afnemen, zal hij, voor het vervullen van die formaliteit beschouwd worden als zijnde tijdelijk verhinderd en vervangen worden overeenkomstig artikel 14 van de nieuwe gemeentewet; na de eedaflegging van de andere verkozenen te hebben ontvangen, zal hij zelf de eed afleggen in handen van de uittredende schepen, die de eerstgekozene was en die opnieuw is geïnstalleerd in de hoedanigheid van gemeenteraadslid of, bij gebrek aan een herkozen uittredend schepen, door het lid van de nieuwe raad, eerst gerangschikt op de ranglijst.
In die veronderstelling oefent de betrokkene bovendien verder zijn ambt van burgemeester uit zolang hijzelf of zijn opvolger in die hoedanigheid de eed niet heeft afgelegd.
3° in afwijking van artikel 4 van de nieuwe gemeentewet en van sommige beginselen die hierboven uiteengezet zijn onder 1° en 2°, voorziet het tweede lid van artikel 14 van de nieuwe gemeentewet erin dat, wanneer in de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 (dat wil zeggen Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem) alsook in Komen-Waasten en in Voeren, bij de installatie van de gemeenteraad na een algehele vernieuwing geen burgemeester is benoemd, de gemeenteraad een schepen of een gemeenteraadslid aanwijst om, in afwachting van die benoeming, het ambt van burgemeester waar te nemen.
In dit verband dienen volgende bemerkingen gemaakt te worden :
- deze bijzondere bepaling vindt alleen toepassing wanneer de nieuwe burgemeester nog niet benoemd is of de eed nog niet heeft afgelegd; in het geval dat de nieuwe burgemeester de eed heeft afgelegd, maar afwezig of verhinderd is, blijft de algemene regel van artikel 14, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet van toepassing.
- in het veronderstelde geval, wordt eerst de eed afgenomen van de nieuwe raadsleden en de rechtstreeks verkozen schepenen in handen van diegene die de installatievergadering dient voor te zitten overeenkomstig hetgeen hierboven uiteengezet is, naargelang van het geval, onder de punten 1° en 2°; daarna pas gaat de raad over tot de aanwijzing van een schepen of raadslid om het ambt van burgemeester waar te nemen totdat de nieuwe burgemeester als zodanig de eed heeft afgelegd. De oproeping tot de installatievergadering vermeldt in dit geval dat, behalve de eedaflegging, ook de aanwijzing van een waarnemend burgemeester overeenkomstig artikel 14, tweede lid van de nieuwe gemeentewet, op de agenda staat.
- de aanwijzing van een schepen of een raadslid als waarnemend burgemeester geschiedt bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid; indien na twee stemmingen geen kandidaat de meerderheid heeft verkregen, geschiedt de herstemming over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald; staken de stemmen bij de herstemming, dan is de oudste in jaren verkozen.
Art. 2M 5. B. Modalités.
Par la prestation de serment, les conseillers sont investis de leurs fonctions.
L'article 261 du Code pénal, qui concerne notamment les membres des conseils communaux, dispose que tout fonctionnaire public qui sera entré en exercice de ses fonctions, sans avoir prêté le serment prescrit par la loi, sera condamné à une amende de vingt-six francs à cinq cents francs.
Conformément aux dispositions des articles 80 et 81 de la nouvelle loi communale :
- les bourgmestres prêtent serment entre les mains du gouverneur ou de son délégué;
- les conseillers communaux et les échevins prêtent serment en séance publique entre les mains du bourgmestre ou de celui qui le remplace;
- si, après avoir reçu deux convocations consécutives à l'effet de prêter serment, ils s'abstiennent, sans motifs légitimes, de remplir cette formalité, ils sont considérés comme démissionnaires;
- un projet de loi, modifiant la nouvelle loi communale en vue de renforcer la démocratie communale, approuvé par la Chambre des Représentants et le Sénat, et qui sera normalement d'application aux conseils communaux issus des élections du 9 octobre 1994, impose également le serment à la personne de confiance qui peut assister le conseiller communal se trouvant dans l'impossibilité d'exercer seul son mandat en raison d'un handicap et ce, dès l'entrée en fonction à ce titre de cette personne. Dans le texte qui suit, les dispositions relatives à la prestation de serment des conseillers communaux concernent également celle des personnes de confiance.
En ce qui concerne la prestation de serment des conseillers communaux, on peut donc distinguer diverses hypothèses :
a) Le nouveau titulaire du mandat de bourgmestre est déjà nommé et a déjà prêté serment entre les mains du gouverneur ou de son délégué; c'est à lui qu'incombe, dans ce cas, l'installation du nouveau conseil; s'il a été choisi parmi les conseillers élus, sa prestation de serment en qualité de bourgmestre le dispense de prêter serment en qualité de conseiller.
b) Le nouveau titulaire du mandat de bourgmestre n'a pas encore prêté serment en cette qualité : il appartient au bourgmestre sortant encore en fonctions ou à celui qui le remplace, conformément à l'article 14 de la nouvelle loi communale, de présider à l'installation du conseil.
En effet, en vertu de l'article 4 de la nouvelle loi communale, lorsque le conseiller sortant ou démissionnaire est investi d'un mandat de bourgmestre ou d'échevin, il est tenu de continuer l'exercice de ce mandat jusqu'à ce qu'il ait été remplacé soit comme bourgmestre ou échevin, soit comme conseiller communal.
Dès lors :
1° le bourgmestre, ou la personne remplissant les fonctions de bourgmestre, qui n'a pas été réélu en qualité de conseiller communal ou le bourgmestre nommé hors conseil qui n'a pas été élu en qualité de conseiller communal à l'occasion des dernières élections doit recevoir le serment des nouveau conseillers; son mandat prend fin dès qu'il a été ainsi procédé à l'installation du nouveau conseil; lorsque les conseillers communaux ont tous prêté serment entre ses mains, il est donc remplacé à la présidence conformément à l'article 14 de la nouvelle loi communale par l'échevin sortant, le premier dans l'ordre des scrutins, réinstallé en qualité de conseiller ou, à défaut d'échevin sortant ayant conservé son mandat de conseiller, par le membre du nouveau conseil le premier dans l'ordre du tableau et ce, jusqu'à ce que le nouvel échevin, premier dans l'ordre des scrutins, ou le nouveau bourgmestre ait prêté serment en cette qualité;
2° le bourgmestre, ou la personne remplissant les fonctions de bourgmestre, qui a été réélu en qualité de conseiller communal ou le bourgmestre nommé hors conseil qui a été élu en qualité de conseiller communal à l'occasion des dernières élections, doit de même recevoir le serment des nouveaux conseillers; toutefois, comme il doit également prêter serment en qualité de conseiller et qu'il ne peut recevoir lui-même son propre serment, il sera, pour l'accomplissement de cette formalité, considéré comme momentanément empêché et remplacé conformément à l'article 14 de la nouvelle loi communale; après avoir reçu le serment des autres élus, il prêtera lui-même serment entre les mains de l'échevin sortant, le premier dans l'ordre des scrutins, réinstallé en qualité de conseiller ou, à défaut d'échevin sortant réélu, par le membre du nouveau conseil le premier dans l'ordre du tableau.
En outre, dans cette hypothèse, l'intéressé continue à assumer ses fonctions de bourgmestre aussi longtemps que lui-même ou son successeur n'a pas prêté serment en cette qualité.
3° par dérogation à l'article 4 de la nouvelle loi communale, et à certains des principes énoncés ci-dessus, sub 1° et 2°, le deuxième alinéa de l'article 14 de la nouvelle loi communale dispose qu'au cas où, dans les communes périphériques visées à l'article 7 des lois sur l'emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966 (c'est-à-dire Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Rhode-Saint-Genèse, Wemmel et Wezembeek-Oppem) ainsi qu'à Comines-Warneton et Fourons, lors de l'installation du conseil communal après son renouvellement complet, le bourgmestre n'est pas nommé, le conseil communal désigne un échevin ou un conseiller communal qui assumera la fonction de bourgmestre en attendant cette nomination.
A cet égard, il y a lieu de formuler les observations suivantes :
- cette disposition particulière ne trouve à s'appliquer que lorsque le nouveau bourgmestre n'a pas encore été nommé ou n'a pas encore prêté serment; dans le cas où le nouveau bourgmestre a déjà prêté serment mais est absent ou empêché, l'article 14, alinéa 1er de la nouvelle loi communale, reste d'application.
- dans l'hypothèse visée, le conseil communal nouvellement installé procèdera, après la prestation de serment des conseillers et échevins élus directement entre les moins de la personne chargée d'y présider conformément, selon le cas, à ce qui vient d'être dit au point 1° ou 2°, à la désignation d'un échevin ou d'un conseiller pour assumer la fonction de bourgmestre jusqu'à ce que le nouveau bourgmestre ait prêté serment en cette qualité. La convocation pour la séance d'installation mentionne qu'un remplacant sera désigné conformément à l'article 14, alinéa 2, de la nouvelle loi communale.
- l'échevin ou le conseiller appelé à assumer la fonction de bourgmestre est désigné au scrutin secret et à la majorité absolue; si, après deux scrutins, aucun candidat n'a obtenu la majorité, il est procédé au ballottage entre les deux candidats qui ont obtenu le plus de voix; en cas de parité, le plus âgé l'emporte.
Par la prestation de serment, les conseillers sont investis de leurs fonctions.
L'article 261 du Code pénal, qui concerne notamment les membres des conseils communaux, dispose que tout fonctionnaire public qui sera entré en exercice de ses fonctions, sans avoir prêté le serment prescrit par la loi, sera condamné à une amende de vingt-six francs à cinq cents francs.
Conformément aux dispositions des articles 80 et 81 de la nouvelle loi communale :
- les bourgmestres prêtent serment entre les mains du gouverneur ou de son délégué;
- les conseillers communaux et les échevins prêtent serment en séance publique entre les mains du bourgmestre ou de celui qui le remplace;
- si, après avoir reçu deux convocations consécutives à l'effet de prêter serment, ils s'abstiennent, sans motifs légitimes, de remplir cette formalité, ils sont considérés comme démissionnaires;
- un projet de loi, modifiant la nouvelle loi communale en vue de renforcer la démocratie communale, approuvé par la Chambre des Représentants et le Sénat, et qui sera normalement d'application aux conseils communaux issus des élections du 9 octobre 1994, impose également le serment à la personne de confiance qui peut assister le conseiller communal se trouvant dans l'impossibilité d'exercer seul son mandat en raison d'un handicap et ce, dès l'entrée en fonction à ce titre de cette personne. Dans le texte qui suit, les dispositions relatives à la prestation de serment des conseillers communaux concernent également celle des personnes de confiance.
En ce qui concerne la prestation de serment des conseillers communaux, on peut donc distinguer diverses hypothèses :
a) Le nouveau titulaire du mandat de bourgmestre est déjà nommé et a déjà prêté serment entre les mains du gouverneur ou de son délégué; c'est à lui qu'incombe, dans ce cas, l'installation du nouveau conseil; s'il a été choisi parmi les conseillers élus, sa prestation de serment en qualité de bourgmestre le dispense de prêter serment en qualité de conseiller.
b) Le nouveau titulaire du mandat de bourgmestre n'a pas encore prêté serment en cette qualité : il appartient au bourgmestre sortant encore en fonctions ou à celui qui le remplace, conformément à l'article 14 de la nouvelle loi communale, de présider à l'installation du conseil.
En effet, en vertu de l'article 4 de la nouvelle loi communale, lorsque le conseiller sortant ou démissionnaire est investi d'un mandat de bourgmestre ou d'échevin, il est tenu de continuer l'exercice de ce mandat jusqu'à ce qu'il ait été remplacé soit comme bourgmestre ou échevin, soit comme conseiller communal.
Dès lors :
1° le bourgmestre, ou la personne remplissant les fonctions de bourgmestre, qui n'a pas été réélu en qualité de conseiller communal ou le bourgmestre nommé hors conseil qui n'a pas été élu en qualité de conseiller communal à l'occasion des dernières élections doit recevoir le serment des nouveau conseillers; son mandat prend fin dès qu'il a été ainsi procédé à l'installation du nouveau conseil; lorsque les conseillers communaux ont tous prêté serment entre ses mains, il est donc remplacé à la présidence conformément à l'article 14 de la nouvelle loi communale par l'échevin sortant, le premier dans l'ordre des scrutins, réinstallé en qualité de conseiller ou, à défaut d'échevin sortant ayant conservé son mandat de conseiller, par le membre du nouveau conseil le premier dans l'ordre du tableau et ce, jusqu'à ce que le nouvel échevin, premier dans l'ordre des scrutins, ou le nouveau bourgmestre ait prêté serment en cette qualité;
2° le bourgmestre, ou la personne remplissant les fonctions de bourgmestre, qui a été réélu en qualité de conseiller communal ou le bourgmestre nommé hors conseil qui a été élu en qualité de conseiller communal à l'occasion des dernières élections, doit de même recevoir le serment des nouveaux conseillers; toutefois, comme il doit également prêter serment en qualité de conseiller et qu'il ne peut recevoir lui-même son propre serment, il sera, pour l'accomplissement de cette formalité, considéré comme momentanément empêché et remplacé conformément à l'article 14 de la nouvelle loi communale; après avoir reçu le serment des autres élus, il prêtera lui-même serment entre les mains de l'échevin sortant, le premier dans l'ordre des scrutins, réinstallé en qualité de conseiller ou, à défaut d'échevin sortant réélu, par le membre du nouveau conseil le premier dans l'ordre du tableau.
En outre, dans cette hypothèse, l'intéressé continue à assumer ses fonctions de bourgmestre aussi longtemps que lui-même ou son successeur n'a pas prêté serment en cette qualité.
3° par dérogation à l'article 4 de la nouvelle loi communale, et à certains des principes énoncés ci-dessus, sub 1° et 2°, le deuxième alinéa de l'article 14 de la nouvelle loi communale dispose qu'au cas où, dans les communes périphériques visées à l'article 7 des lois sur l'emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966 (c'est-à-dire Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Rhode-Saint-Genèse, Wemmel et Wezembeek-Oppem) ainsi qu'à Comines-Warneton et Fourons, lors de l'installation du conseil communal après son renouvellement complet, le bourgmestre n'est pas nommé, le conseil communal désigne un échevin ou un conseiller communal qui assumera la fonction de bourgmestre en attendant cette nomination.
A cet égard, il y a lieu de formuler les observations suivantes :
- cette disposition particulière ne trouve à s'appliquer que lorsque le nouveau bourgmestre n'a pas encore été nommé ou n'a pas encore prêté serment; dans le cas où le nouveau bourgmestre a déjà prêté serment mais est absent ou empêché, l'article 14, alinéa 1er de la nouvelle loi communale, reste d'application.
- dans l'hypothèse visée, le conseil communal nouvellement installé procèdera, après la prestation de serment des conseillers et échevins élus directement entre les moins de la personne chargée d'y présider conformément, selon le cas, à ce qui vient d'être dit au point 1° ou 2°, à la désignation d'un échevin ou d'un conseiller pour assumer la fonction de bourgmestre jusqu'à ce que le nouveau bourgmestre ait prêté serment en cette qualité. La convocation pour la séance d'installation mentionne qu'un remplacant sera désigné conformément à l'article 14, alinéa 2, de la nouvelle loi communale.
- l'échevin ou le conseiller appelé à assumer la fonction de bourgmestre est désigné au scrutin secret et à la majorité absolue; si, après deux scrutins, aucun candidat n'a obtenu la majorité, il est procédé au ballottage entre les deux candidats qui ont obtenu le plus de voix; en cas de parité, le plus âgé l'emporte.
Art. M6. Stilzwijgende of uitdrukkelijke afstand.
Overeenkomstig artikel 81 van de nieuwe gemeentewet worden verondersteld afstand te doen van hun mandaat de verkozenen die, na het ontvangen van twee achtereenvolgende oproepingen om de eed af te leggen, zich zonder wettige reden onthouden van het vervullen van die formaliteit.
Ten einde betwistingen te voorkomen, moet op die twee geschreven oproepingen zeer duidelijk het voorwerp van de vergaderingen voorkomen en op de tweede oproeping een weergave in extenso van de tekst van bovenvermeld artikel 81 van de nieuwe gemeentewet.
Zij worden verstuurd naar de woonplaats van de verkozene met een aangetekende brief of eigenhandig overhandigd tegen afgifte van een afgiftebewijs, ten minste zeven vrije dagen voor de dag van de vergadering, er zorg voor dragend dat er ten minste zeven volledige dagen - van 0 tot 24 uur - liggen tussen de dag van de verzending of van de afgifte en de dag van de vergadering (de termijn van zeven dagen wordt ingevoerd door vorenvermeld wetsontwerp waarbij artikel 87 van de nieuwe gemeentewet betreffende de oproepingstermijn van de gemeenteraad gewijzigd wordt).
Krachtens artikel 9 van de nieuwe gemeentewet kan elke verkozen kandidaat, nadat zijn verkiezing geldigheid heeft verkregen, voor zijn installatie afstand doen van zijn mandaat. Om geldig te zijn moet die afstand schriftelijk worden betekend aan de gemeenteraad. Indien het feit van de afstand wordt betwist, dan doet de bestendige deputatie uitspraak overeenkomstig artikel 75, § 1, tweede lid, van de gemeentekieswet. De gouverneur en de betrokken kandidaat kunnen bij de Raad van State tegen deze beslissing beroep instellen binnen acht dagen na respectievelijk de beslissing en de kennisgeving van die beslissing.
Als een verkozene aldus kennis geeft van zijn afstand voor de installatievergadering of tijdens die vergadering en in de veronderstelling dat hij werkelijk geen eed aflegt - anders wordt hij verondersteld zijn afstand in te trekken - dan neemt de raad akte van die afstand zodra al de te installeren verkozenen als raadslid de eed hebben afgelegd.
De afstand wordt definitief en kan bijgevolg niet meer worden ingetrokken, zodra de raad er akte van heeft genomen. Er wordt dan tijdens de vergadering overgegaan tot de installatie van een opvolger in de hoedanigheid van lid-titularis, na onderzoek van zijn geloofsbrieven.
Overeenkomstig artikel 81 van de nieuwe gemeentewet worden verondersteld afstand te doen van hun mandaat de verkozenen die, na het ontvangen van twee achtereenvolgende oproepingen om de eed af te leggen, zich zonder wettige reden onthouden van het vervullen van die formaliteit.
Ten einde betwistingen te voorkomen, moet op die twee geschreven oproepingen zeer duidelijk het voorwerp van de vergaderingen voorkomen en op de tweede oproeping een weergave in extenso van de tekst van bovenvermeld artikel 81 van de nieuwe gemeentewet.
Zij worden verstuurd naar de woonplaats van de verkozene met een aangetekende brief of eigenhandig overhandigd tegen afgifte van een afgiftebewijs, ten minste zeven vrije dagen voor de dag van de vergadering, er zorg voor dragend dat er ten minste zeven volledige dagen - van 0 tot 24 uur - liggen tussen de dag van de verzending of van de afgifte en de dag van de vergadering (de termijn van zeven dagen wordt ingevoerd door vorenvermeld wetsontwerp waarbij artikel 87 van de nieuwe gemeentewet betreffende de oproepingstermijn van de gemeenteraad gewijzigd wordt).
Krachtens artikel 9 van de nieuwe gemeentewet kan elke verkozen kandidaat, nadat zijn verkiezing geldigheid heeft verkregen, voor zijn installatie afstand doen van zijn mandaat. Om geldig te zijn moet die afstand schriftelijk worden betekend aan de gemeenteraad. Indien het feit van de afstand wordt betwist, dan doet de bestendige deputatie uitspraak overeenkomstig artikel 75, § 1, tweede lid, van de gemeentekieswet. De gouverneur en de betrokken kandidaat kunnen bij de Raad van State tegen deze beslissing beroep instellen binnen acht dagen na respectievelijk de beslissing en de kennisgeving van die beslissing.
Als een verkozene aldus kennis geeft van zijn afstand voor de installatievergadering of tijdens die vergadering en in de veronderstelling dat hij werkelijk geen eed aflegt - anders wordt hij verondersteld zijn afstand in te trekken - dan neemt de raad akte van die afstand zodra al de te installeren verkozenen als raadslid de eed hebben afgelegd.
De afstand wordt definitief en kan bijgevolg niet meer worden ingetrokken, zodra de raad er akte van heeft genomen. Er wordt dan tijdens de vergadering overgegaan tot de installatie van een opvolger in de hoedanigheid van lid-titularis, na onderzoek van zijn geloofsbrieven.
Art. M6. Désistement tacite ou exprès.
Conformément à l'article 81 de la nouvelle loi communale, seront présumés renoncer à leur mandat les élus qui, après avoir reçu deux convocations consécutives à l'effet de prêter serment, s'abstiennent sans motifs légitimes de remplir cette formalité.
Afin d'éviter les contestations, il convient que ces deux convocations écrites mentionnent très clairement l'objet des séances et que la seconde reproduise en outre in extenso le texte de l'article 81 de la nouvelle loi communale.
Elles seront adressées au domicile de l'élu par envoi recommandé ou remises en mains propres contre accusé de réception au moins sept jours francs avant celui de la réunion, de telle manière que sept jours complets - de 0 à 24 heures - au moins séparent le jour de l'envoi ou de la remise et celui de la réunion (le délai des sept jours est introduit par le projet de loi visé ci-avant qui modifie les délais de convocation du conseil communal - article 87 de la nouvelle loi communale).
En vertu de l'article 9 de la nouvelle loi communale, tout candidat élu peut, après validation de son élection seulement, renoncer, avant son installation, au mandat qui lui a été conféré. Pour être valable, ce désistement doit être notifié par écrit au conseil communal. En cas de contestation sur le fait du désistement, il est statué par la députation permanente conformément à l'article 75, § 1er, alinéa 2, de la loi électorale communale. Un recours au Conseil d'Etat contre cette décision est ouvert au gouverneur ainsi qu'au candidat intéressé dans les huit jours qui suivent respectivement la décision et la notification de celle-ci.
Lorsqu'un élu notifie ainsi son désistement avant la séance d'installation ou au cours de celle-ci, et sauf s'il prêtait en définitive serment, - auquel cas il serait présumé avoir renoncé à se désister -, le conseil prend acte de ce désistement dès que tous les élus à installer en qualité de membres titulaires ont prêté serment.
Le désistement devient définitif, et ne peut en conséquence plus être retiré, dès que le conseil en a pris acte. Il est alors procédé séance tenante à l'installation d'un suppléant en qualité de membre titulaire, après vérification de ses pouvoirs.
Conformément à l'article 81 de la nouvelle loi communale, seront présumés renoncer à leur mandat les élus qui, après avoir reçu deux convocations consécutives à l'effet de prêter serment, s'abstiennent sans motifs légitimes de remplir cette formalité.
Afin d'éviter les contestations, il convient que ces deux convocations écrites mentionnent très clairement l'objet des séances et que la seconde reproduise en outre in extenso le texte de l'article 81 de la nouvelle loi communale.
Elles seront adressées au domicile de l'élu par envoi recommandé ou remises en mains propres contre accusé de réception au moins sept jours francs avant celui de la réunion, de telle manière que sept jours complets - de 0 à 24 heures - au moins séparent le jour de l'envoi ou de la remise et celui de la réunion (le délai des sept jours est introduit par le projet de loi visé ci-avant qui modifie les délais de convocation du conseil communal - article 87 de la nouvelle loi communale).
En vertu de l'article 9 de la nouvelle loi communale, tout candidat élu peut, après validation de son élection seulement, renoncer, avant son installation, au mandat qui lui a été conféré. Pour être valable, ce désistement doit être notifié par écrit au conseil communal. En cas de contestation sur le fait du désistement, il est statué par la députation permanente conformément à l'article 75, § 1er, alinéa 2, de la loi électorale communale. Un recours au Conseil d'Etat contre cette décision est ouvert au gouverneur ainsi qu'au candidat intéressé dans les huit jours qui suivent respectivement la décision et la notification de celle-ci.
Lorsqu'un élu notifie ainsi son désistement avant la séance d'installation ou au cours de celle-ci, et sauf s'il prêtait en définitive serment, - auquel cas il serait présumé avoir renoncé à se désister -, le conseil prend acte de ce désistement dès que tous les élus à installer en qualité de membres titulaires ont prêté serment.
Le désistement devient définitif, et ne peut en conséquence plus être retiré, dès que le conseil en a pris acte. Il est alors procédé séance tenante à l'installation d'un suppléant en qualité de membre titulaire, après vérification de ses pouvoirs.
Art. M7. Onverenigbaarheden.
Krachtens artikel 75 van de nieuwe gemeentewet wordt de tot gemeenteraadslid gekozen kandidaat die een met het lidmaatschap van de raad onverenigbaar ambt vervult, die aan een onderneming deelneemt of een beroep of ambacht uitoefent waarvoor hij een wedde of een toelage van de gemeente ontvangt, niet tot beëdiging toegelaten zolang de oorzaak van de onverenigbaarheid bestaat.
De gekozen kandidaat die binnen een maand na een tot hem gericht verzoek van het college van burgemeester en schepenen, niet afziet van het onverenigbaar ambt of van de door de gemeente verleende wedde of toelage, wordt geacht het hem toegekende mandaat niet te aanvaarden.
De bestendige deputatie beslist overeenkomstig artikel 75, § 1, tweede lid, van de gemeentekieswet over de betwistingen in verband met de toepassing van deze bepalingen; tegen deze beslissing kan binnen acht dagen na de betekening van de beslissing bij de Raad van State beroep ingesteld worden door het betrokken gemeenteraadslid, door het college van burgemeester en schepenen en door hen die een bezwaarschrift hebben ingediend bij de bestendige deputatie, en binnen acht dagen na de beslissing door de gouverneur; als het college van burgemeester en schepenen de betrokkenen er niet toe aanmaant een keuze te doen, treedt de bestendige deputatie op in de plaats van het gemeentebestuur - artikel 77 van de nieuwe gemeentewet.
Artikel 71, 6° van de nieuwe gemeentewet voorziet in een onverenigbaarheid tussen enerzijds het ambt van raadslid en burgemeester en anderzijds zij die een wedde of een toelage ontvangen van de gemeente met uitzondering van de vrijwillige brandweerlieden.
Het voormelde wetsontwerp tot wijziging van de nieuwe gemeentewet met het oog op de versterking van de gemeentelijke democratie, dat normalerwijze van toepassing zal zijn op de nieuwe mandatarissen, formuleert artikel 71, 6° evenwel op de volgende wijze :
" degenen die personeelslid zijn van of een toelage of wedde ontvangen van de gemeente, met uitzondering van de vrijwillige brandweerlieden. "
Hieruit vloeit voort dat de onverenigbaarheid toepasselijk zal zijn op elk lid van het gemeentepersoneel, ongeacht zijn administratieve toestand, bijvoorbeeld ook op het personeelslid dat in disponibiliteit zonder wedde is geplaatst.
Bij artikel 73 van de nieuwe gemeentewet is het trouwens aan sommige personen verboden om samen zitting te nemen in een zelfde gemeenteraad omwille van de graad van bloed- of aanverwantschap tussen hen.
Geen enkele wettekst machtigt de bestendige deputatie ter gelegenheid van de installatie van de gemeenteraad, het bestaan van een onverenigbaarheid wegens bloed- of aanverwantschap of het tot stand komen van een dergelijke onverenigbaarheid tijdens het mandaat vast te stellen - R.v.S., arrest nr 15 931 van 26 juni 1973 -; inderdaad, wanneer de bestendige deputatie een beslissing neemt bij toepassing van de artikelen 74 en volgende van de gemeentekieswet over de geldigheid van de gemeenteraadsverkiezingen en over de geloofsbrieven van de gemeenteraadsleden en verkozen opvolgers, dan heeft zij alleen maar tot taak na te gaan of de kiesverrichtingen hebben plaatsgehad overeenkomstig de wettelijke bepalingen en te onderzoeken of de verkozenen voldoen aan de voorwaarden inzake verkiesbaarheid; de evengenoemde bepalingen verlenen haar dus niet de bevoegdheid te beslissen dat een van de gemeenteraadsleden van wie zij de geloofsbrieven heeft gevalideerd zich, op het ogenblik van zijn installatie, in het geval van onverenigbaarheid zal bevinden waarin is voorzien bij artikel 73 van de nieuwe gemeentewet - R.v.S., arresten nr 14 476 van 27 januari 1971, nr. 14 679 van 22 april 1971 en nr 15 454 van 14 juli 1972.
Bijgevolg is het de persoon, die belast is met het voorzitterschap bij de installatie van de raad, die moet waken over de toepassing van artikel 73 van de nieuwe gemeentewet; hij moet dus, met inachtneming van deze bepaling, diegene van de twee verkozenen die geen zitting mag hebben in de raad aanwijzen en hij moet weigeren deze persoon te beëdigen.
In geval van geschil met betrekking tot de verkiezing van de raadsleden van de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, wordt, op grond van artikel 77bis, § 2, van de gemeentekieswet, de bevoegdheid van de bestendige deputatie zoals omschreven in titel VI van de gemeentekieswet - artikelen 74 tot 85 - uitgeoefend door het college van provinciegouverneurs, ingesteld bij artikel 131bis van de provinciewet.
Vanaf 1 januari 1995 worden de bevoegdheden van de bestendige deputatie bedoeld in titel VI van de gemeentekieswet voor de gemeenten van het arrondissement Brussel-Hoofdstad uitgeoefend door het college bedoeld bij artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen.
Krachtens artikel 71, 5° van de nieuwe gemeentewet, mogen geen deel uitmaken van de gemeenteraden noch tot burgemeester worden benoemd : de militairen in actieve dienst, behalve de wederopgeroepen reserveofficieren en de dienstplichtigen.
Artikel 11 van de nieuwe gemeentewet stelt de modaliteiten vast betreffende de vervanging van het gemeenteraadslid dat verklaart verhinderd te zijn door zijn actieve militaire dienst of door zijn burgerdienst als gewetensbezwaarde alsook betreffende de vervanging van het gemeenteraadslid dat ouderschapsverlof wenst te nemen ter gelegenheid van de geboorte of de adoptie van een kind.
Krachtens artikel 75 van de nieuwe gemeentewet wordt de tot gemeenteraadslid gekozen kandidaat die een met het lidmaatschap van de raad onverenigbaar ambt vervult, die aan een onderneming deelneemt of een beroep of ambacht uitoefent waarvoor hij een wedde of een toelage van de gemeente ontvangt, niet tot beëdiging toegelaten zolang de oorzaak van de onverenigbaarheid bestaat.
De gekozen kandidaat die binnen een maand na een tot hem gericht verzoek van het college van burgemeester en schepenen, niet afziet van het onverenigbaar ambt of van de door de gemeente verleende wedde of toelage, wordt geacht het hem toegekende mandaat niet te aanvaarden.
De bestendige deputatie beslist overeenkomstig artikel 75, § 1, tweede lid, van de gemeentekieswet over de betwistingen in verband met de toepassing van deze bepalingen; tegen deze beslissing kan binnen acht dagen na de betekening van de beslissing bij de Raad van State beroep ingesteld worden door het betrokken gemeenteraadslid, door het college van burgemeester en schepenen en door hen die een bezwaarschrift hebben ingediend bij de bestendige deputatie, en binnen acht dagen na de beslissing door de gouverneur; als het college van burgemeester en schepenen de betrokkenen er niet toe aanmaant een keuze te doen, treedt de bestendige deputatie op in de plaats van het gemeentebestuur - artikel 77 van de nieuwe gemeentewet.
Artikel 71, 6° van de nieuwe gemeentewet voorziet in een onverenigbaarheid tussen enerzijds het ambt van raadslid en burgemeester en anderzijds zij die een wedde of een toelage ontvangen van de gemeente met uitzondering van de vrijwillige brandweerlieden.
Het voormelde wetsontwerp tot wijziging van de nieuwe gemeentewet met het oog op de versterking van de gemeentelijke democratie, dat normalerwijze van toepassing zal zijn op de nieuwe mandatarissen, formuleert artikel 71, 6° evenwel op de volgende wijze :
" degenen die personeelslid zijn van of een toelage of wedde ontvangen van de gemeente, met uitzondering van de vrijwillige brandweerlieden. "
Hieruit vloeit voort dat de onverenigbaarheid toepasselijk zal zijn op elk lid van het gemeentepersoneel, ongeacht zijn administratieve toestand, bijvoorbeeld ook op het personeelslid dat in disponibiliteit zonder wedde is geplaatst.
Bij artikel 73 van de nieuwe gemeentewet is het trouwens aan sommige personen verboden om samen zitting te nemen in een zelfde gemeenteraad omwille van de graad van bloed- of aanverwantschap tussen hen.
Geen enkele wettekst machtigt de bestendige deputatie ter gelegenheid van de installatie van de gemeenteraad, het bestaan van een onverenigbaarheid wegens bloed- of aanverwantschap of het tot stand komen van een dergelijke onverenigbaarheid tijdens het mandaat vast te stellen - R.v.S., arrest nr 15 931 van 26 juni 1973 -; inderdaad, wanneer de bestendige deputatie een beslissing neemt bij toepassing van de artikelen 74 en volgende van de gemeentekieswet over de geldigheid van de gemeenteraadsverkiezingen en over de geloofsbrieven van de gemeenteraadsleden en verkozen opvolgers, dan heeft zij alleen maar tot taak na te gaan of de kiesverrichtingen hebben plaatsgehad overeenkomstig de wettelijke bepalingen en te onderzoeken of de verkozenen voldoen aan de voorwaarden inzake verkiesbaarheid; de evengenoemde bepalingen verlenen haar dus niet de bevoegdheid te beslissen dat een van de gemeenteraadsleden van wie zij de geloofsbrieven heeft gevalideerd zich, op het ogenblik van zijn installatie, in het geval van onverenigbaarheid zal bevinden waarin is voorzien bij artikel 73 van de nieuwe gemeentewet - R.v.S., arresten nr 14 476 van 27 januari 1971, nr. 14 679 van 22 april 1971 en nr 15 454 van 14 juli 1972.
Bijgevolg is het de persoon, die belast is met het voorzitterschap bij de installatie van de raad, die moet waken over de toepassing van artikel 73 van de nieuwe gemeentewet; hij moet dus, met inachtneming van deze bepaling, diegene van de twee verkozenen die geen zitting mag hebben in de raad aanwijzen en hij moet weigeren deze persoon te beëdigen.
In geval van geschil met betrekking tot de verkiezing van de raadsleden van de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, wordt, op grond van artikel 77bis, § 2, van de gemeentekieswet, de bevoegdheid van de bestendige deputatie zoals omschreven in titel VI van de gemeentekieswet - artikelen 74 tot 85 - uitgeoefend door het college van provinciegouverneurs, ingesteld bij artikel 131bis van de provinciewet.
Vanaf 1 januari 1995 worden de bevoegdheden van de bestendige deputatie bedoeld in titel VI van de gemeentekieswet voor de gemeenten van het arrondissement Brussel-Hoofdstad uitgeoefend door het college bedoeld bij artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen.
Krachtens artikel 71, 5° van de nieuwe gemeentewet, mogen geen deel uitmaken van de gemeenteraden noch tot burgemeester worden benoemd : de militairen in actieve dienst, behalve de wederopgeroepen reserveofficieren en de dienstplichtigen.
Artikel 11 van de nieuwe gemeentewet stelt de modaliteiten vast betreffende de vervanging van het gemeenteraadslid dat verklaart verhinderd te zijn door zijn actieve militaire dienst of door zijn burgerdienst als gewetensbezwaarde alsook betreffende de vervanging van het gemeenteraadslid dat ouderschapsverlof wenst te nemen ter gelegenheid van de geboorte of de adoptie van een kind.
Art. M7. Incompatibilités.
En vertu de l'article 75 de la nouvelle loi communale, ne peut être admis à prêter serment aussi longtemps que subsiste la cause d'incompatibilité, le candidat élu conseiller communal qui exerce des fonctions incompatibles avec le mandat de conseiller, qui participe à une entreprise ou exerce une profession ou métier en raison desquels il reçoit un traitement ou un subside de la commune.
Le candidat élu, qui dans le mois de l'invitation que lui adresse le collège échevinal, n'a pas résigné les fonctions incompatibles ou renoncé au traitement ou au subside alloué par la commune, est considéré comme n'acceptant pas le mandat qui lui a été conféré.
La députation permanente statue conformément à l'article 75, § 1er, alinéa 2, de la loi électorale communale sur les contestations au sujet de l'application de ces dispositions; un recours au Conseil d'Etat contre cette décision est ouvert dans les huit jours de la notification de la décision au conseiller intéressé, au collège des bourgmestre et échevins et à ceux qui ont introduit une réclamation auprès de la députation permanente et dans les huit jours de la décision au gouverneur; si le collège des bourgmestre et échevins s'abstient de mettre l'intéressé en demeure d'opter, la députation permanente agit en lieu et place de l'administration communale - article 77 de la nouvelle loi communale.
L'article 71, 6°, de la nouvelle loi communale établit une incompatibilité entre les fonctions de conseiller et de bourgmestre, d'une part, et toute personne qui reçoit un traitement ou un subside de la commune, à l'exception des pompiers volontaires, d'autre part.
Le projet de loi modifiant la nouvelle loi communale en vue de renforcer la démocratie communale, évoqué ci-avant et qui sera normalement applicable aux nouveaux mandataires, formule l'article 71, 6°, de la manière suivante :
" toute personne qui est membre du personnel ou qui reçoit un subside ou un traitement de la commune, à l'exception des pompiers volontaires. "
Il en résultera que l'incompatibilité s'appliquera à tout membre du personnel communal, quelle que soit sa situation administrative, par exemple à l'agent placé en disponibilité sans traitement.
Par ailleurs, l'article 73 de la nouvelle loi communale interdit à certaines personnes de siéger simultanément au sein d'un même conseil communal en raison des liens de parenté ou d'alliance qui les unissent.
Aucun texte légal n'habilite la députation permanente à constater l'existence, lors de l'installation d'un conseiller communal, d'une incompatibilité du chef de parenté ou alliance, ni la survenance de semblable incompatibilité au cours du mandat - C.E., arrêt n° 15 931 du 26 juin 1973 -; en effet, lorsqu'elle statue en application des articles 74 et suivants de la loi électorale communale sur la validité des élections communales et sur les pouvoirs des conseillers et suppléants élus, la députation permanente n'a d'autre mission que de vérifier si les opérations électorales ont eu lieu conformément aux dispositions légales et d'examiner si les élus remplissent les conditions d'éligibilité; les dispositions précitées ne lui confèrent donc pas le pouvoir de décider que l'un des conseillers dont elle a validé les pouvoirs se trouvera, au moment de son installation, dans le cas d'incompatibilité prévu par l'article 73 de la nouvelle loi communale - C.E., arrêts n° 14 476 du 27 janvier 1971, n° 14 679 du 22 avril 1971 et n° 15 454 du 14 juillet 1972.
Il appartient en conséquence à la personne chargée de présider à l'installation du conseil de veiller à l'application de l'article 73 de la nouvelle loi communale; elle doit donc désigner, dans le respect de cette disposition, celui des deux élus qui ne peut siéger au sein du conseil et refuser d'en recevoir le serment.
En vertu de l'article 77bis, § 2, de la loi électorale communale, en cas de litige relatif à l'élection des conseillers des communes de Comines-Warneton et Fourons, les compétences attribuées à la députation permanente par les dispositions du titre VI de la loi électorale communale - articles 74 à 85 - sont exercées par le collège des gouverneurs de province prévu à l'article 131bis de la loi provinciale.
A partir du 1er janvier 1995, les attributions de la députation permanente visées au titre VI de la loi électorale communale sont exercées pour les communes de l'arrondissement de Bruxelles-Capitale par le collège visé par l'article 83quinquies, § 2, de la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises.
En vertu de l'article 71, 5°, de la nouvelle loi communale, ne peuvent faire partie des conseils communaux ni être nommés bourgmestres les militaires en service actif, à l'exception des officiers de réserve rappelés sous les armes et des miliciens.
L'article 11 de la nouvelle loi communale fixe les modalités concernant le remplacement du conseiller communal qui se déclare empêché par le fait de son service militaire actif ou de son service civil comme objecteur de conscience ainsi que celui du conseiller communal qui souhaite prendre un congé parental à l'occasion de la naissance ou de l'adoption d'un enfant.
En vertu de l'article 75 de la nouvelle loi communale, ne peut être admis à prêter serment aussi longtemps que subsiste la cause d'incompatibilité, le candidat élu conseiller communal qui exerce des fonctions incompatibles avec le mandat de conseiller, qui participe à une entreprise ou exerce une profession ou métier en raison desquels il reçoit un traitement ou un subside de la commune.
Le candidat élu, qui dans le mois de l'invitation que lui adresse le collège échevinal, n'a pas résigné les fonctions incompatibles ou renoncé au traitement ou au subside alloué par la commune, est considéré comme n'acceptant pas le mandat qui lui a été conféré.
La députation permanente statue conformément à l'article 75, § 1er, alinéa 2, de la loi électorale communale sur les contestations au sujet de l'application de ces dispositions; un recours au Conseil d'Etat contre cette décision est ouvert dans les huit jours de la notification de la décision au conseiller intéressé, au collège des bourgmestre et échevins et à ceux qui ont introduit une réclamation auprès de la députation permanente et dans les huit jours de la décision au gouverneur; si le collège des bourgmestre et échevins s'abstient de mettre l'intéressé en demeure d'opter, la députation permanente agit en lieu et place de l'administration communale - article 77 de la nouvelle loi communale.
L'article 71, 6°, de la nouvelle loi communale établit une incompatibilité entre les fonctions de conseiller et de bourgmestre, d'une part, et toute personne qui reçoit un traitement ou un subside de la commune, à l'exception des pompiers volontaires, d'autre part.
Le projet de loi modifiant la nouvelle loi communale en vue de renforcer la démocratie communale, évoqué ci-avant et qui sera normalement applicable aux nouveaux mandataires, formule l'article 71, 6°, de la manière suivante :
" toute personne qui est membre du personnel ou qui reçoit un subside ou un traitement de la commune, à l'exception des pompiers volontaires. "
Il en résultera que l'incompatibilité s'appliquera à tout membre du personnel communal, quelle que soit sa situation administrative, par exemple à l'agent placé en disponibilité sans traitement.
Par ailleurs, l'article 73 de la nouvelle loi communale interdit à certaines personnes de siéger simultanément au sein d'un même conseil communal en raison des liens de parenté ou d'alliance qui les unissent.
Aucun texte légal n'habilite la députation permanente à constater l'existence, lors de l'installation d'un conseiller communal, d'une incompatibilité du chef de parenté ou alliance, ni la survenance de semblable incompatibilité au cours du mandat - C.E., arrêt n° 15 931 du 26 juin 1973 -; en effet, lorsqu'elle statue en application des articles 74 et suivants de la loi électorale communale sur la validité des élections communales et sur les pouvoirs des conseillers et suppléants élus, la députation permanente n'a d'autre mission que de vérifier si les opérations électorales ont eu lieu conformément aux dispositions légales et d'examiner si les élus remplissent les conditions d'éligibilité; les dispositions précitées ne lui confèrent donc pas le pouvoir de décider que l'un des conseillers dont elle a validé les pouvoirs se trouvera, au moment de son installation, dans le cas d'incompatibilité prévu par l'article 73 de la nouvelle loi communale - C.E., arrêts n° 14 476 du 27 janvier 1971, n° 14 679 du 22 avril 1971 et n° 15 454 du 14 juillet 1972.
Il appartient en conséquence à la personne chargée de présider à l'installation du conseil de veiller à l'application de l'article 73 de la nouvelle loi communale; elle doit donc désigner, dans le respect de cette disposition, celui des deux élus qui ne peut siéger au sein du conseil et refuser d'en recevoir le serment.
En vertu de l'article 77bis, § 2, de la loi électorale communale, en cas de litige relatif à l'élection des conseillers des communes de Comines-Warneton et Fourons, les compétences attribuées à la députation permanente par les dispositions du titre VI de la loi électorale communale - articles 74 à 85 - sont exercées par le collège des gouverneurs de province prévu à l'article 131bis de la loi provinciale.
A partir du 1er janvier 1995, les attributions de la députation permanente visées au titre VI de la loi électorale communale sont exercées pour les communes de l'arrondissement de Bruxelles-Capitale par le collège visé par l'article 83quinquies, § 2, de la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises.
En vertu de l'article 71, 5°, de la nouvelle loi communale, ne peuvent faire partie des conseils communaux ni être nommés bourgmestres les militaires en service actif, à l'exception des officiers de réserve rappelés sous les armes et des miliciens.
L'article 11 de la nouvelle loi communale fixe les modalités concernant le remplacement du conseiller communal qui se déclare empêché par le fait de son service militaire actif ou de son service civil comme objecteur de conscience ainsi que celui du conseiller communal qui souhaite prendre un congé parental à l'occasion de la naissance ou de l'adoption d'un enfant.
III. RANGORDE VAN DE GEMEENTERAADSLEDEN.
III. PRESEANCE DES CONSEILLERS.
Art. M8. Principes. Er wordt overgegaan tot het opmaken van de ranglijst van de gemeenteraadsleden zodra de raad geïnstalleerd is.
Zoals is bepaald in artikel 17, tweede lid, van de nieuwe gemeentewet, wordt deze vastgesteld naargelang van de dienstouderdom van de gemeenteraadsleden, te rekenen van de dag van hun ambtsaanvaarding en, bij gelijke dienstouderdom, naargelang van het aantal verkregen stemmen.
In voorkomend geval zal deze ranglijst herzien worden wanneer de Raad van State een arrest velt, na een niet schorsend beroep, waarbij de toekenning van de zetels aan de kandidaten of de volgorde van verkiezing gewijzigd wordt.
Zoals is bepaald in artikel 17, tweede lid, van de nieuwe gemeentewet, wordt deze vastgesteld naargelang van de dienstouderdom van de gemeenteraadsleden, te rekenen van de dag van hun ambtsaanvaarding en, bij gelijke dienstouderdom, naargelang van het aantal verkregen stemmen.
In voorkomend geval zal deze ranglijst herzien worden wanneer de Raad van State een arrest velt, na een niet schorsend beroep, waarbij de toekenning van de zetels aan de kandidaten of de volgorde van verkiezing gewijzigd wordt.
Art. M8. Principes. Aussitôt après l'installation du conseil, il est procédé à l'établissement du tableau de préséance des membres du conseil.
Ainsi que le prévoit l'article 17, alinéa 2, de la nouvelle loi communale, celui-ci est réglé d'après l'ordre d'ancienneté de service des conseillers, à dater du jour de leur première entrée en fonction, et, en cas de parité, d'après le nombre des votes obtenus.
Ce tableau sera, le cas échéant, révisé lorsqu'un arrêt sur recours non suspensif et dont le dispositif modifie l'attribution des sièges aux candidats ou l'ordre d'élection sera prononcé par le Conseil d'Etat.
Ainsi que le prévoit l'article 17, alinéa 2, de la nouvelle loi communale, celui-ci est réglé d'après l'ordre d'ancienneté de service des conseillers, à dater du jour de leur première entrée en fonction, et, en cas de parité, d'après le nombre des votes obtenus.
Ce tableau sera, le cas échéant, révisé lorsqu'un arrêt sur recours non suspensif et dont le dispositif modifie l'attribution des sièges aux candidats ou l'ordre d'élection sera prononcé par le Conseil d'Etat.
Art. M9. Dienstouderdom.
De herverkozen uittredende gemeenteraadsleden komen vooraan op de ranglijst naargelang van hun dienstouderdom en, bij gelijke dienstouderdom, op basis van het aantal verkregen stemmen tijdens de recentste verkiezing.
Alleen de ononderbroken diensten als gemeenteraadslid-titularis mogen in aanmerking genomen worden om de dienstouderdom te bepalen; elke onderbreking brengt het definitieve verlies mee van de verkregen dienstouderdom.
Anderzijds moet men er rekening mee houden dat de dienstouderdom in hoofdzaak wordt bepaald door de datum van de eerste verkiezing krachtens dewelke de betrokkene begonnen is op ononderbroken wijze zijn functies uit te oefenen, maar ook door de anciënniteitsorde vastgesteld na die eerste verkiezing, in voorkomend geval op grond van het aantal tijdens de laatste verkiezing behaalde stemmen.
De gemeenteraadsleden die geen lid waren van de uittredende raad kunnen op geen enkele dienstouderdom aanspraak maken en zij bevinden zich dus onderaan op de ranglijst; zij worden gerangschikt volgens het aantal verkregen stemmen bij de laatste verkiezing.
De herverkozen uittredende gemeenteraadsleden komen vooraan op de ranglijst naargelang van hun dienstouderdom en, bij gelijke dienstouderdom, op basis van het aantal verkregen stemmen tijdens de recentste verkiezing.
Alleen de ononderbroken diensten als gemeenteraadslid-titularis mogen in aanmerking genomen worden om de dienstouderdom te bepalen; elke onderbreking brengt het definitieve verlies mee van de verkregen dienstouderdom.
Anderzijds moet men er rekening mee houden dat de dienstouderdom in hoofdzaak wordt bepaald door de datum van de eerste verkiezing krachtens dewelke de betrokkene begonnen is op ononderbroken wijze zijn functies uit te oefenen, maar ook door de anciënniteitsorde vastgesteld na die eerste verkiezing, in voorkomend geval op grond van het aantal tijdens de laatste verkiezing behaalde stemmen.
De gemeenteraadsleden die geen lid waren van de uittredende raad kunnen op geen enkele dienstouderdom aanspraak maken en zij bevinden zich dus onderaan op de ranglijst; zij worden gerangschikt volgens het aantal verkregen stemmen bij de laatste verkiezing.
Art. M9. Ancienneté de service.
Les conseillers sortants réélus figurent en tête du tableau selon leur ancienneté et, en cas d'ancienneté égale, selon le nombre de votes obtenus lors de la plus récente élection.
Seuls les services ininterrompus en qualité de conseiller titulaire doivent être pris en considération pour déterminer l'ancienneté de service, toute interruption entraînant la perte définitive de l'ancienneté acquise.
D'autre part, il y a lieu de considérer que l'ancienneté de service comprend, en ordre principal, la date de la première élection à l'issue de laquelle l'intéressé a commencé à exercer de manière ininterrompue ses fonctions, mais également l'ordre d'ancienneté fixé après cette première élection, le cas échéant en fonction du nombre de votes obtenus lors de la dernière élection.
Les conseillers qui n'étaient pas membres du conseil sortant ne peuvent se prévaloir d'aucune ancienneté et figurent donc au bas du tableau, classés selon le nombre des votes obtenus lors de la dernière élection.
Les conseillers sortants réélus figurent en tête du tableau selon leur ancienneté et, en cas d'ancienneté égale, selon le nombre de votes obtenus lors de la plus récente élection.
Seuls les services ininterrompus en qualité de conseiller titulaire doivent être pris en considération pour déterminer l'ancienneté de service, toute interruption entraînant la perte définitive de l'ancienneté acquise.
D'autre part, il y a lieu de considérer que l'ancienneté de service comprend, en ordre principal, la date de la première élection à l'issue de laquelle l'intéressé a commencé à exercer de manière ininterrompue ses fonctions, mais également l'ordre d'ancienneté fixé après cette première élection, le cas échéant en fonction du nombre de votes obtenus lors de la dernière élection.
Les conseillers qui n'étaient pas membres du conseil sortant ne peuvent se prévaloir d'aucune ancienneté et figurent donc au bas du tableau, classés selon le nombre des votes obtenus lors de la dernière élection.
Art. M10. Aantal bekomen stemmen.
Onder het aantal bekomen stemmen moet worden verstaan het aantal stemmen dat individueel toegekend is aan elke kandidaat nadat hem de lijststemmen werden toegekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 57, tweede en derde lid, van de gemeentekieswet.
Wanneer twee raadsleden met gelijke dienstouderdom hetzelfde aantal stemmen hebben bekomen, dan wordt de rangorde geregeld volgens de orde van voordracht van de lijst als zij op dezelfde lijst zijn verkozen, en op basis van de leeftijd als zij verkozen zijn op verschillende lijsten; in dit laatste geval wordt voorrang verleend aan de oudste.
Onder het aantal bekomen stemmen moet worden verstaan het aantal stemmen dat individueel toegekend is aan elke kandidaat nadat hem de lijststemmen werden toegekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 57, tweede en derde lid, van de gemeentekieswet.
Wanneer twee raadsleden met gelijke dienstouderdom hetzelfde aantal stemmen hebben bekomen, dan wordt de rangorde geregeld volgens de orde van voordracht van de lijst als zij op dezelfde lijst zijn verkozen, en op basis van de leeftijd als zij verkozen zijn op verschillende lijsten; in dit laatste geval wordt voorrang verleend aan de oudste.
Art. M10. Nombre des votes obtenus.
Le nombre des votes obtenus s'entend du nombre des votes attribués individuellement à chaque candidat après dévolution aux candidats des votes de liste favorables à l'ordre de présentation de celle-ci, à laquelle il est procédé conformément à l'article 57, alinéas 2 et 3, de la loi électorale communale.
En cas de parité des votes obtenus par deux conseillers d'égale ancienneté de service, la préséance est réglée selon l'ordre de présentation de la liste s'ils ont été élus sur la même liste et selon l'âge s'ils l'ont été sur des listes différentes, la priorité étant alors réservée au plus âgé.
Le nombre des votes obtenus s'entend du nombre des votes attribués individuellement à chaque candidat après dévolution aux candidats des votes de liste favorables à l'ordre de présentation de celle-ci, à laquelle il est procédé conformément à l'article 57, alinéas 2 et 3, de la loi électorale communale.
En cas de parité des votes obtenus par deux conseillers d'égale ancienneté de service, la préséance est réglée selon l'ordre de présentation de la liste s'ils ont été élus sur la même liste et selon l'âge s'ils l'ont été sur des listes différentes, la priorité étant alors réservée au plus âgé.
Art. M11. Bijzondere gevallen.
Wanneer het aantal kandidaten van een lijst gelijk is aan het aantal zetels dat aan de lijst toekomt, dan zijn al die kandidaten verkozen - artikel 57, eerste lid, van de gemeentekieswet.
In dit geval is het hoofdstembureau niet verplicht, voor de aanwijzing van de verkozenen over te gaan tot de individuele toekenning van de lijststemmen aan de kandidaten volgens artikel 57, tweede en derde lid, van de gemeentekieswet.
De verrichtingen, omschreven in deze bepalingen, moeten derhalve in het bijzonder worden uitgevoerd vooraleer dat de ranglijst opgemaakt wordt, ten einde de orde van voorrang te kunnen bepalen als er daartoe rekening moet worden gehouden met het behaalde aantal stemmen.
Voorbeeld.
Er moeten 13 zetels worden toegewezen in een gemeenteraad. Er werden 7 kandidaten voorgedragen op een lijst waaraan 7 zetels zijn toegekend aan het einde van de in artikel 56 van de gemeentekieswet voorgeschreven verrichtingen.
Krachtens artikel 57, eerste lid, van die zelfde wet, verklaart het hoofdstembureau al die kandidaten verkozen, zonder vooraf lijststemmen toe te kennen aan die kandidaten.
Als het aantal stemmen behaald door sommige van die kandidaten in aanmerking komt om hun plaats op de ranglijst te bepalen, moet de toekenning als volgt gebeuren :
1° Bepaling van het aantal te verdelen lijststemmen onder de verkozenen van de lijst.
Het aantal lijststemmen wordt bepaald door het vermenigvuldigen van het aantal stembrieven dat uitsluitend bovenaan de lijst is ingevuld - en dus ten gunste van de orde van voordracht is uitgebracht -, met het aantal door deze lijst bekomen zetels.
Bij dit voorbeeld wordt verondersteld dat er 122 stemmen zijn uitgebracht ten gunste van de orde van voordracht, zodat het aantal individueel toe te kennen lijststemmen aan de verkozenen van de lijst 122 x 7 = 854 bedraagt.
2° Het verkiesbaarheidscijfer van de lijst moet eveneens worden bepaald.
Dit verkiesbaarheidscijfer wordt verkregen door het totaal van de in aanmerking komende stemmen te delen door het getal van de aan de lijst toegekende zetels, vermeerderd met één.
Het totaal van de in aanmerking komende stemmen wordt verkregen door het aantal biljetten met een geldige stem bovenaan de lijst of ten gunste van één of meer kandidaten van deze lijst - ook stemcijfer van de lijst genoemd - te vermenigvuldigen met het aantal van de zetels dat aan de lijst toekomt.
Bij dit voorbeeld wordt verondersteld dat men naast 122 biljetten bovenaan de lijst ingevuld, 702 geldige biljetten telt met één of meer voorkeurstemmen, dus in totaal 824 geldige biljetten waarop gestemd is voor de lijst; 824 is het stemcijfer van de lijst.
Het totaal van de in aanmerking komende stemmen is dus 824 x 7 = 5 768 en het verkiesbaarheidscijfer van de lijst is 5 768 : (7 + 1) = 721. Indien de uitkomst van deze deling decimalen bevat, dan dient het cijfer afgerond te worden tot de hogere eenheid.
3° Individuele toekenning aan de verkozenen van de lijststemmen die ten gunste van de orde van voordracht zijn uitgebracht.
Deze toekenning gebeurt op devolutieve wijze in de orde van de voordracht.
Van de lijststemmen - 854 - worden er aan de naamstemmen, bekomen door de eerste kandidaat van de lijst, zoveel toegevoegd als nodig is om het verkiesbaarheidscijfer van de lijst - 721 - te bereiken : indien er overschot is, wordt dit laatste op gelijkaardige wijze toegekend aan de tweede kandidaat en zo verder totdat alle lijststemmen zijn toegekend.
De toebedeling gebeurt dus als volgt :
Wanneer het aantal kandidaten van een lijst gelijk is aan het aantal zetels dat aan de lijst toekomt, dan zijn al die kandidaten verkozen - artikel 57, eerste lid, van de gemeentekieswet.
In dit geval is het hoofdstembureau niet verplicht, voor de aanwijzing van de verkozenen over te gaan tot de individuele toekenning van de lijststemmen aan de kandidaten volgens artikel 57, tweede en derde lid, van de gemeentekieswet.
De verrichtingen, omschreven in deze bepalingen, moeten derhalve in het bijzonder worden uitgevoerd vooraleer dat de ranglijst opgemaakt wordt, ten einde de orde van voorrang te kunnen bepalen als er daartoe rekening moet worden gehouden met het behaalde aantal stemmen.
Voorbeeld.
Er moeten 13 zetels worden toegewezen in een gemeenteraad. Er werden 7 kandidaten voorgedragen op een lijst waaraan 7 zetels zijn toegekend aan het einde van de in artikel 56 van de gemeentekieswet voorgeschreven verrichtingen.
Krachtens artikel 57, eerste lid, van die zelfde wet, verklaart het hoofdstembureau al die kandidaten verkozen, zonder vooraf lijststemmen toe te kennen aan die kandidaten.
Als het aantal stemmen behaald door sommige van die kandidaten in aanmerking komt om hun plaats op de ranglijst te bepalen, moet de toekenning als volgt gebeuren :
1° Bepaling van het aantal te verdelen lijststemmen onder de verkozenen van de lijst.
Het aantal lijststemmen wordt bepaald door het vermenigvuldigen van het aantal stembrieven dat uitsluitend bovenaan de lijst is ingevuld - en dus ten gunste van de orde van voordracht is uitgebracht -, met het aantal door deze lijst bekomen zetels.
Bij dit voorbeeld wordt verondersteld dat er 122 stemmen zijn uitgebracht ten gunste van de orde van voordracht, zodat het aantal individueel toe te kennen lijststemmen aan de verkozenen van de lijst 122 x 7 = 854 bedraagt.
2° Het verkiesbaarheidscijfer van de lijst moet eveneens worden bepaald.
Dit verkiesbaarheidscijfer wordt verkregen door het totaal van de in aanmerking komende stemmen te delen door het getal van de aan de lijst toegekende zetels, vermeerderd met één.
Het totaal van de in aanmerking komende stemmen wordt verkregen door het aantal biljetten met een geldige stem bovenaan de lijst of ten gunste van één of meer kandidaten van deze lijst - ook stemcijfer van de lijst genoemd - te vermenigvuldigen met het aantal van de zetels dat aan de lijst toekomt.
Bij dit voorbeeld wordt verondersteld dat men naast 122 biljetten bovenaan de lijst ingevuld, 702 geldige biljetten telt met één of meer voorkeurstemmen, dus in totaal 824 geldige biljetten waarop gestemd is voor de lijst; 824 is het stemcijfer van de lijst.
Het totaal van de in aanmerking komende stemmen is dus 824 x 7 = 5 768 en het verkiesbaarheidscijfer van de lijst is 5 768 : (7 + 1) = 721. Indien de uitkomst van deze deling decimalen bevat, dan dient het cijfer afgerond te worden tot de hogere eenheid.
3° Individuele toekenning aan de verkozenen van de lijststemmen die ten gunste van de orde van voordracht zijn uitgebracht.
Deze toekenning gebeurt op devolutieve wijze in de orde van de voordracht.
Van de lijststemmen - 854 - worden er aan de naamstemmen, bekomen door de eerste kandidaat van de lijst, zoveel toegevoegd als nodig is om het verkiesbaarheidscijfer van de lijst - 721 - te bereiken : indien er overschot is, wordt dit laatste op gelijkaardige wijze toegekend aan de tweede kandidaat en zo verder totdat alle lijststemmen zijn toegekend.
De toebedeling gebeurt dus als volgt :
Art. M11. Cas particuliers.
Lorsque le nombre de candidats d'une liste est égal à celui des sièges revenant à la liste, ces candidats sont tous élus - article 57, alinéa 1er, de la loi électorale communale.
Dans cette hypothèse, le bureau principal ne doit pas procéder, préalablement à la désignation des élus, à l'attribution individuelle aux candidats des votes de liste organisée à l'article 57, alinéas 2 et 3, de la loi électorale communale.
Les opérations décrites par ces dispositions doivent dès lors être spécialement accomplies, préalablement à l'établissement du tableau de préséance en vue de déterminer l'ordre de préséance lorsqu'il doit, pour ce faire, être tenu compte du nombre de votes obtenus.
Exemple.
13 sièges sont à pourvoir au sein d'un conseil communal. 7 candidats ont été présentés sur une liste qui se voit attribuer 7 sièges à l'issue des opérations visées à l'article 56 de la loi électorale communale.
En vertu de l'article 57, alinéa 1er, de cette même loi, le bureau principal déclare tous ces candidats élus, sans procéder préalablement à la dévolution des votes de liste à ces candidats.
Si le nombre de votes obtenus par certains de ces candidats doit être pris en considération en vue de déterminer leur position au sein du tableau de préséance, il y a lieu de procéder à cette dévolution comme suit :
1° Détermination du nombre de votes de liste à répartir entre les élus de la liste.
Le nombre de ces votes de liste est établi en multipliant le nombre des bulletins marquées seulement en tête de liste, et donc favorables à l'ordre de présentation, par le nombre de sièges obtenus par cette liste.
Dans l'exemple, on suppose que 122 votes sont ainsi favorables à l'ordre de présentation, de telle sorte que nombre des votes de liste à attribuer individuellement aux élus de la liste est 122 x 7 = 854.
2° Il faut également déterminer le chiffre d'éligibilité spécial à la liste.
Ce chiffre d'éligibilité s'obtient en divisant l'ensemble des suffrages utiles par le nombre plus un des sièges attribués à la liste.
L'ensemble des suffrages utiles est établi en multipliant le nombre des bulletins contenant un vote valable en tête de liste ou en faveur d'un ou de plusieurs candidats de cette liste - encore appelé chiffre électoral de la liste - par le nombre de sièges obtenus par la liste.
Dans l'exemple, on suppose qu'outre 122 bulletins marqués en tête de liste, on compte 702 bulletins valables comportant un ou des votes de préférence, donc au total 824 bulletins valables en faveur de la liste; 824 est le chiffre électoral de la liste.
Donc, l'ensemble des suffrages utiles est 824 x 7 = 5 768 et le chiffre d'éligibilité spécial à la liste est 5 768 : (7 + 1) = 721. Si le résultat de cette division comporte des décimales, il doit être arrondi à l'unité supérieure.
3° Attribution individuelle aux élus des votes de liste favorables à l'ordre de présentation.
Cette attribution s'opère d'après un mode dévolutif dans l'ordre de présentation de la liste.
Les votes de liste - 854 - sont ajoutés aux suffrages nominatifs obtenus par le premier candidat de la liste, à concurrence de ce qui est nécessaire pour parfaire le chiffre d'éligibilité spécial à la liste - 721 -; l'excédent, s'il y en a, est attribué dans une mesure semblable au deuxième candidat et ainsi de suite jusqu'à ce que tous les votes de liste aient été attribués.
La dévolution s'effectue donc comme suit :
Lorsque le nombre de candidats d'une liste est égal à celui des sièges revenant à la liste, ces candidats sont tous élus - article 57, alinéa 1er, de la loi électorale communale.
Dans cette hypothèse, le bureau principal ne doit pas procéder, préalablement à la désignation des élus, à l'attribution individuelle aux candidats des votes de liste organisée à l'article 57, alinéas 2 et 3, de la loi électorale communale.
Les opérations décrites par ces dispositions doivent dès lors être spécialement accomplies, préalablement à l'établissement du tableau de préséance en vue de déterminer l'ordre de préséance lorsqu'il doit, pour ce faire, être tenu compte du nombre de votes obtenus.
Exemple.
13 sièges sont à pourvoir au sein d'un conseil communal. 7 candidats ont été présentés sur une liste qui se voit attribuer 7 sièges à l'issue des opérations visées à l'article 56 de la loi électorale communale.
En vertu de l'article 57, alinéa 1er, de cette même loi, le bureau principal déclare tous ces candidats élus, sans procéder préalablement à la dévolution des votes de liste à ces candidats.
Si le nombre de votes obtenus par certains de ces candidats doit être pris en considération en vue de déterminer leur position au sein du tableau de préséance, il y a lieu de procéder à cette dévolution comme suit :
1° Détermination du nombre de votes de liste à répartir entre les élus de la liste.
Le nombre de ces votes de liste est établi en multipliant le nombre des bulletins marquées seulement en tête de liste, et donc favorables à l'ordre de présentation, par le nombre de sièges obtenus par cette liste.
Dans l'exemple, on suppose que 122 votes sont ainsi favorables à l'ordre de présentation, de telle sorte que nombre des votes de liste à attribuer individuellement aux élus de la liste est 122 x 7 = 854.
2° Il faut également déterminer le chiffre d'éligibilité spécial à la liste.
Ce chiffre d'éligibilité s'obtient en divisant l'ensemble des suffrages utiles par le nombre plus un des sièges attribués à la liste.
L'ensemble des suffrages utiles est établi en multipliant le nombre des bulletins contenant un vote valable en tête de liste ou en faveur d'un ou de plusieurs candidats de cette liste - encore appelé chiffre électoral de la liste - par le nombre de sièges obtenus par la liste.
Dans l'exemple, on suppose qu'outre 122 bulletins marqués en tête de liste, on compte 702 bulletins valables comportant un ou des votes de préférence, donc au total 824 bulletins valables en faveur de la liste; 824 est le chiffre électoral de la liste.
Donc, l'ensemble des suffrages utiles est 824 x 7 = 5 768 et le chiffre d'éligibilité spécial à la liste est 5 768 : (7 + 1) = 721. Si le résultat de cette division comporte des décimales, il doit être arrondi à l'unité supérieure.
3° Attribution individuelle aux élus des votes de liste favorables à l'ordre de présentation.
Cette attribution s'opère d'après un mode dévolutif dans l'ordre de présentation de la liste.
Les votes de liste - 854 - sont ajoutés aux suffrages nominatifs obtenus par le premier candidat de la liste, à concurrence de ce qui est nécessaire pour parfaire le chiffre d'éligibilité spécial à la liste - 721 -; l'excédent, s'il y en a, est attribué dans une mesure semblable au deuxième candidat et ainsi de suite jusqu'à ce que tous les votes de liste aient été attribués.
La dévolution s'effectue donc comme suit :
Kandidaten Naamstemmen Toegekende Aantal bekomen stemmen
(of lijststemmen
verkozenen)
van de lijst
MAENHOUT 475 + 246 = 721 (verkiesbaarheidscijfer)
DULANGE 269 + 452 = 721
HERMAND 19 + 156 = 175
JACQUES 20 20
LINSACH 26 26
DELCAMPO 178 178
NIEMAND 48 48
854
(of lijststemmen
verkozenen)
van de lijst
MAENHOUT 475 + 246 = 721 (verkiesbaarheidscijfer)
DULANGE 269 + 452 = 721
HERMAND 19 + 156 = 175
JACQUES 20 20
LINSACH 26 26
DELCAMPO 178 178
NIEMAND 48 48
854
Candidats Suffrages Votes de liste Nombre des votes obtenus
(ou elus) nominatifs attribues par
de la liste devolution
MAENHOUT 475 + 246 = 721 (chiffre d'eligibilite)
DULANGE 269 + 452 = 721
HERMAND 19 + 156 = 175
JACQUES 20 20
LINSACH 26 26
DELCAMPO 178 178
NIEMAND 48 48
854
(ou elus) nominatifs attribues par
de la liste devolution
MAENHOUT 475 + 246 = 721 (chiffre d'eligibilite)
DULANGE 269 + 452 = 721
HERMAND 19 + 156 = 175
JACQUES 20 20
LINSACH 26 26
DELCAMPO 178 178
NIEMAND 48 48
854
De ranglijst wordt nadien opgesteld rekening houdend met de getallen in de laatste kolom.
Opmerking :
Van de hierboven beschreven bijzondere hypothesen moet die worden onderscheiden welke zich voordoet wanneer alle kandidaten als verkozenen zonder strijd worden verklaard (artikel 28, eerste lid, van de gemeentekieswet), omdat het totaal aantal kandidaten van alle lijsten samen, dat voor het mandaat van gemeenteraadslid ter verkiezing is voorgedragen, overeenstemt met het aantal te begeven zetels.
In dit geval kan dat criterium - aangezien de verkozenen geen enkele stem hebben bekomen - niet dienen om hen onderling te rangschikken en voor zover de dienstouderdom geen beslissend criterium is, wordt de voorrang dan geregeld op basis van de orde van voordracht van de lijst, indien zij op dezelfde lijst voorkomen, en in tegengesteld geval, volgens leeftijd waarbij de oudste de voorrang heeft.
Opmerking :
Van de hierboven beschreven bijzondere hypothesen moet die worden onderscheiden welke zich voordoet wanneer alle kandidaten als verkozenen zonder strijd worden verklaard (artikel 28, eerste lid, van de gemeentekieswet), omdat het totaal aantal kandidaten van alle lijsten samen, dat voor het mandaat van gemeenteraadslid ter verkiezing is voorgedragen, overeenstemt met het aantal te begeven zetels.
In dit geval kan dat criterium - aangezien de verkozenen geen enkele stem hebben bekomen - niet dienen om hen onderling te rangschikken en voor zover de dienstouderdom geen beslissend criterium is, wordt de voorrang dan geregeld op basis van de orde van voordracht van de lijst, indien zij op dezelfde lijst voorkomen, en in tegengesteld geval, volgens leeftijd waarbij de oudste de voorrang heeft.
Le tableau de préséance est ensuite établi en tenant compte des nombres figurant dans la dernière colonne.
Remarque :
Des hypothèses particulières décrites plus haut, il convient de distinguer celle qui se présente lorsque, toutes les listes confondues, le nombre de candidats régulièrement présentés au mandat de conseiller correspond au nombre de mandats à pourvoir. Dans ce cas, tous les candidats sont proclamés élus sans lutte - article 28, alinéa 1er, de la loi électorale communale.
Les élus n'obtenant alors aucun vote, ce critère ne permet pas de les départager en ce qui concerne l'ordre de préséance et celle-ci est alors réglée, dans la mesure où l'ancienneté n'y suffirait pas, selon l'ordre de présentation de la liste, s'ils figurent sur la même liste et, dans le cas contraire, selon l'âge, la préséance revenant alors à l'aîné.
Remarque :
Des hypothèses particulières décrites plus haut, il convient de distinguer celle qui se présente lorsque, toutes les listes confondues, le nombre de candidats régulièrement présentés au mandat de conseiller correspond au nombre de mandats à pourvoir. Dans ce cas, tous les candidats sont proclamés élus sans lutte - article 28, alinéa 1er, de la loi électorale communale.
Les élus n'obtenant alors aucun vote, ce critère ne permet pas de les départager en ce qui concerne l'ordre de préséance et celle-ci est alors réglée, dans la mesure où l'ancienneté n'y suffirait pas, selon l'ordre de présentation de la liste, s'ils figurent sur la même liste et, dans le cas contraire, selon l'âge, la préséance revenant alors à l'aîné.
De ranglijst wordt nadien opgesteld rekening houdend met de getallen in de laatste kolom.
Le tableau de préséance est ensuite établi en tenant compte des nombres figurant dans la dernière colonne.
Art. M12. Onverenigbaarheid luidens artikel 72, 4°, van de nieuwe gemeentewet.
Onder de verscheidene onverenigbaarheden vastgesteld bij de wet, vergt voornamelijk deze waarin is voorzien bij artikel 72, 4°, van de nieuwe gemeentewet een nadere uitleg.
Volgens deze bepaling kunnen noch burgemeester noch schepen zijn de egenten en beambten der fiscale besturen, in de gemeenten die tot hun werk- of ambtsgebied behoren, behoudens door de Koning toegestane afwijking.
Deze fiscale besturen zijn die welke instaan voor de grondslag, de omslag en de invordering van de belastingen en heffingen, of voor het beheer van het Staatsdomein, d.w.z. :
- de Algemene Administratie van de belastingen;
- de Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie;
- de Administratie der Directe Belastingen;
- de Administratie van de B.T.W., Registratie en Domeinen;
- de Administratie van het Kadaster;
- de Administratie der Douane en Accijnzen;
- de Hypotheekbewaring.
Onder de verscheidene onverenigbaarheden vastgesteld bij de wet, vergt voornamelijk deze waarin is voorzien bij artikel 72, 4°, van de nieuwe gemeentewet een nadere uitleg.
Volgens deze bepaling kunnen noch burgemeester noch schepen zijn de egenten en beambten der fiscale besturen, in de gemeenten die tot hun werk- of ambtsgebied behoren, behoudens door de Koning toegestane afwijking.
Deze fiscale besturen zijn die welke instaan voor de grondslag, de omslag en de invordering van de belastingen en heffingen, of voor het beheer van het Staatsdomein, d.w.z. :
- de Algemene Administratie van de belastingen;
- de Administratie van de Bijzondere Belastinginspectie;
- de Administratie der Directe Belastingen;
- de Administratie van de B.T.W., Registratie en Domeinen;
- de Administratie van het Kadaster;
- de Administratie der Douane en Accijnzen;
- de Hypotheekbewaring.
Art. M12. Incompatibilité établie par l'article 72, 4°, de la nouvelle loi communale.
Parmi les diverses incompatibilités organisées par la loi, celle établie par l'article 72, 4° de la nouvelle loi communale, en particulier, appelle la précision suivante.
Aux termes de cette disposition, ne peuvent être ni bourgmestres ni échevins les agents en employés des administrations fiscales, dans les communes faisant partie de leur circonscription ou de leur ressort, sauf dérogation accordée par le Roi.
Lesdites administrations fiscales sont celles dont la fonction est la fixation de l'assiette, la répartition et le recouvrement des impôts et taxes, ou la gestion du domaine de l'Etat, soit :
- l'Administration générale des Impôts;
- l'Administration de l'Inspection spéciale des Impôts;
- l'Administration des Contributions directes;
- l'Administration de la T.V.A., de l'Enregistrement et des Domaines;
- l'Administration du Cadastre;
- l'Administration des Douanes et Accises;
- la Conservation des Hypothèques.
Parmi les diverses incompatibilités organisées par la loi, celle établie par l'article 72, 4° de la nouvelle loi communale, en particulier, appelle la précision suivante.
Aux termes de cette disposition, ne peuvent être ni bourgmestres ni échevins les agents en employés des administrations fiscales, dans les communes faisant partie de leur circonscription ou de leur ressort, sauf dérogation accordée par le Roi.
Lesdites administrations fiscales sont celles dont la fonction est la fixation de l'assiette, la répartition et le recouvrement des impôts et taxes, ou la gestion du domaine de l'Etat, soit :
- l'Administration générale des Impôts;
- l'Administration de l'Inspection spéciale des Impôts;
- l'Administration des Contributions directes;
- l'Administration de la T.V.A., de l'Enregistrement et des Domaines;
- l'Administration du Cadastre;
- l'Administration des Douanes et Accises;
- la Conservation des Hypothèques.
Art. M13. Principes van de verkiezing.
Artikel 15, § 1, van de nieuwe gemeentewet, regelt de verkiezing in de tweede graad, van de schepenen door de gemeenteraad.
De principes betreffende deze verkiezing zijn de volgende :
a. verkiezing op basis van een akte van voordracht, voor ieder mandaat van schepen, ingediend uiterlijk drie dagen voor de vergadering van de raad op de agenda waarvan de verkiezing staat; verbod meer dan één akte van voordracht te ondertekenen voor een zelfde mandaat van schepen;
b. verkiezing op basis van een mondelinge voordracht indien de schriftelijk voorgedragen kandidaturen niet volstaan om het college volledig samen te stellen;
c. geheime stemming en stemming bij absolute meerderheid, met evenveel afzonderlijke stemmingen als er schepenen te verkiezen zijn;
d. toekenning van de rang van schepen in de volgorde van de stemming;
e. verkiezing van de schepenen bij de installatie van de nieuwe gemeenteraad of binnen drie maanden na de vacature.
Artikel 15, § 1, van de nieuwe gemeentewet, regelt de verkiezing in de tweede graad, van de schepenen door de gemeenteraad.
De principes betreffende deze verkiezing zijn de volgende :
a. verkiezing op basis van een akte van voordracht, voor ieder mandaat van schepen, ingediend uiterlijk drie dagen voor de vergadering van de raad op de agenda waarvan de verkiezing staat; verbod meer dan één akte van voordracht te ondertekenen voor een zelfde mandaat van schepen;
b. verkiezing op basis van een mondelinge voordracht indien de schriftelijk voorgedragen kandidaturen niet volstaan om het college volledig samen te stellen;
c. geheime stemming en stemming bij absolute meerderheid, met evenveel afzonderlijke stemmingen als er schepenen te verkiezen zijn;
d. toekenning van de rang van schepen in de volgorde van de stemming;
e. verkiezing van de schepenen bij de installatie van de nieuwe gemeenteraad of binnen drie maanden na de vacature.
Art. M12. Incompatibilité établie par l'article 72, 4°, de la nouvelle loi communale.
Parmi les diverses incompatibilités organisées par la loi, celle établie par l'article 72, 4° de la nouvelle loi communale, en particulier, appelle la précision suivante.
Aux termes de cette disposition, ne peuvent être ni bourgmestres ni échevins les agents en employés des administrations fiscales, dans les communes faisant partie de leur circonscription ou de leur ressort, sauf dérogation accordée par le Roi.
Lesdites administrations fiscales sont celles dont la fonction est la fixation de l'assiette, la répartition et le recouvrement des impôts et taxes, ou la gestion du domaine de l'Etat, soit :
- l'Administration générale des Impôts;
- l'Administration de l'Inspection spéciale des Impôts;
- l'Administration des Contributions directes;
- l'Administration de la T.V.A., de l'Enregistrement et des Domaines;
- l'Administration du Cadastre;
- l'Administration des Douanes et Accises;
- la Conservation des Hypothèques.
Parmi les diverses incompatibilités organisées par la loi, celle établie par l'article 72, 4° de la nouvelle loi communale, en particulier, appelle la précision suivante.
Aux termes de cette disposition, ne peuvent être ni bourgmestres ni échevins les agents en employés des administrations fiscales, dans les communes faisant partie de leur circonscription ou de leur ressort, sauf dérogation accordée par le Roi.
Lesdites administrations fiscales sont celles dont la fonction est la fixation de l'assiette, la répartition et le recouvrement des impôts et taxes, ou la gestion du domaine de l'Etat, soit :
- l'Administration générale des Impôts;
- l'Administration de l'Inspection spéciale des Impôts;
- l'Administration des Contributions directes;
- l'Administration de la T.V.A., de l'Enregistrement et des Domaines;
- l'Administration du Cadastre;
- l'Administration des Douanes et Accises;
- la Conservation des Hypothèques.
Art. M13. Principes van de verkiezing.
Artikel 15, § 1, van de nieuwe gemeentewet, regelt de verkiezing in de tweede graad, van de schepenen door de gemeenteraad.
De principes betreffende deze verkiezing zijn de volgende :
a. verkiezing op basis van een akte van voordracht, voor ieder mandaat van schepen, ingediend uiterlijk drie dagen voor de vergadering van de raad op de agenda waarvan de verkiezing staat; verbod meer dan één akte van voordracht te ondertekenen voor een zelfde mandaat van schepen;
b. verkiezing op basis van een mondelinge voordracht indien de schriftelijk voorgedragen kandidaturen niet volstaan om het college volledig samen te stellen;
c. geheime stemming en stemming bij absolute meerderheid, met evenveel afzonderlijke stemmingen als er schepenen te verkiezen zijn;
d. toekenning van de rang van schepen in de volgorde van de stemming;
e. verkiezing van de schepenen bij de installatie van de nieuwe gemeenteraad of binnen drie maanden na de vacature.
Artikel 15, § 1, van de nieuwe gemeentewet, regelt de verkiezing in de tweede graad, van de schepenen door de gemeenteraad.
De principes betreffende deze verkiezing zijn de volgende :
a. verkiezing op basis van een akte van voordracht, voor ieder mandaat van schepen, ingediend uiterlijk drie dagen voor de vergadering van de raad op de agenda waarvan de verkiezing staat; verbod meer dan één akte van voordracht te ondertekenen voor een zelfde mandaat van schepen;
b. verkiezing op basis van een mondelinge voordracht indien de schriftelijk voorgedragen kandidaturen niet volstaan om het college volledig samen te stellen;
c. geheime stemming en stemming bij absolute meerderheid, met evenveel afzonderlijke stemmingen als er schepenen te verkiezen zijn;
d. toekenning van de rang van schepen in de volgorde van de stemming;
e. verkiezing van de schepenen bij de installatie van de nieuwe gemeenteraad of binnen drie maanden na de vacature.
Art. M13. Principes de l'élection.
L'article 15, § 1er, de la nouvelle loi communale, règle l'élection au 2ème degré des échevins par le conseil communal.
Les principes régissant cette élection sont les suivants :
a. élection sur base d'un acte de présentation, pour chaque mandat d'échevin, déposé au plus tard trois jours avant la séance du conseil à l'ordre du jour de laquelle figure l'élection; interdiction de signer plus d'un acte de présentation pour un même mandat d'échevin;
b. élection sur base d'une présentation faite de vive voix si les candidatures présentées par écrit ne suffisent pas à constituer entièrement le collège;
c. scrutin secret et vote à la majorité absolue, par autant de scrutins séparés qu'il y a d'échevins à élire;
d. octroi du rang de l'échevin dans l'ordre du scrutin;
e. élection des échevins lors de l'installation du nouveau conseil communal ou dans les trois mois de la vacance.
L'article 15, § 1er, de la nouvelle loi communale, règle l'élection au 2ème degré des échevins par le conseil communal.
Les principes régissant cette élection sont les suivants :
a. élection sur base d'un acte de présentation, pour chaque mandat d'échevin, déposé au plus tard trois jours avant la séance du conseil à l'ordre du jour de laquelle figure l'élection; interdiction de signer plus d'un acte de présentation pour un même mandat d'échevin;
b. élection sur base d'une présentation faite de vive voix si les candidatures présentées par écrit ne suffisent pas à constituer entièrement le collège;
c. scrutin secret et vote à la majorité absolue, par autant de scrutins séparés qu'il y a d'échevins à élire;
d. octroi du rang de l'échevin dans l'ordre du scrutin;
e. élection des échevins lors de l'installation du nouveau conseil communal ou dans les trois mois de la vacance.
Art. M15. Indiening van de schriftelijke kandidaturen.
Een model van schriftelijke akte van voordracht wordt bij deze omzendbrief gevoegd.
Die schriftelijke akten van voordracht moeten worden neergelegd in handen van de voorzitter van de raad, bij voorkeur door bemiddeling van de gemeentesecretaris, tegen afgifte van een gedateerd en ondertekend ontvangstbewijs ten laatste drie dagen voor de raadsvergadering op de agenda waarvan de verkiezing staat.
Het indienen van de kandidatuur moet geschieden ten minste drie vrije dagen voor de bedoelde vergadering; geen enkele dag is uitgesloten voor de berekening van de periode. Als de vergadering bij voorbeeld moet plaatshebben op een maandag, dan dient de akte uiterlijk de donderdag ervoor om middernacht te worden ingediend.
Zodra de termijn verlopen is, worden de akten niet meer aanvaard.
Een model van schriftelijke akte van voordracht wordt bij deze omzendbrief gevoegd.
Die schriftelijke akten van voordracht moeten worden neergelegd in handen van de voorzitter van de raad, bij voorkeur door bemiddeling van de gemeentesecretaris, tegen afgifte van een gedateerd en ondertekend ontvangstbewijs ten laatste drie dagen voor de raadsvergadering op de agenda waarvan de verkiezing staat.
Het indienen van de kandidatuur moet geschieden ten minste drie vrije dagen voor de bedoelde vergadering; geen enkele dag is uitgesloten voor de berekening van de periode. Als de vergadering bij voorbeeld moet plaatshebben op een maandag, dan dient de akte uiterlijk de donderdag ervoor om middernacht te worden ingediend.
Zodra de termijn verlopen is, worden de akten niet meer aanvaard.
Art. M15. Dépôt des candidatures écrites.
Un modèle d'acte de présentation est annexé à la présente circulaire.
Ces actes de présentation doivent être déposés entre les mains du président du conseil, de préférence par l'intermédiaire du secrétaire communal, contre délivrance d'un récépissé daté et signé, au plus tard trois jours avant la séance du conseil à l'ordre du jour de laquelle figure l'élection.
Le dépôt de la candidature doit intervenir au moins trois jours francs avant la séance en question; aucune journée n'est exceptée pour le calcul de cette période. Donc, à titre d'exemple, si la séance doit se tenir un lundi, l'acte doit être déposé au plus tard le jeudi précédent à minuit.
Une fois le terme échu, les actes ne seront plus recus.
Un modèle d'acte de présentation est annexé à la présente circulaire.
Ces actes de présentation doivent être déposés entre les mains du président du conseil, de préférence par l'intermédiaire du secrétaire communal, contre délivrance d'un récépissé daté et signé, au plus tard trois jours avant la séance du conseil à l'ordre du jour de laquelle figure l'élection.
Le dépôt de la candidature doit intervenir au moins trois jours francs avant la séance en question; aucune journée n'est exceptée pour le calcul de cette période. Donc, à titre d'exemple, si la séance doit se tenir un lundi, l'acte doit être déposé au plus tard le jeudi précédent à minuit.
Une fois le terme échu, les actes ne seront plus recus.
Art. M16. Onderzoek van de ontvankelijkheid van de schriftelijke kandidaturen.
De voorzitter moet, vooraleer er overgegaan wordt tot de stemming, de onontvankelijke schriftelijke akten van voordracht afwijzen en de kandidaten die geldig schriftelijk zijn voorgedragen, aanduiden.
1° Alvorens de ontvankelijkheid van de akten te onderzoeken, zoekt de voorzitter de handtekeningen op die vernietigd kunnen worden; als nietig moeten worden beschouwd : de handtekeningen van de verkozenen die verscheidene akten van voordracht voor een zelfde mandaat hebben ondertekend.
De voorzitter vernietigt het geheel van deze handtekeningen en daarvan wordt akte genomen in het proces-verbaal, dat aldus nauwkeurig elke vernietigde handtekening aangeeft.
2° De voorzitter onderzoekt vervolgens de eigenlijke ontvankelijkheid.
Hij verklaart onontvankelijk : de schriftelijke akten van voordracht waarop het mandaat niet is vermeld waarvoor de kandidaat wordt voorgedragen, alsmede deze die niet zijn ondertekend door ten minste een meerderheid - d.w.z. de helft plus één of plus een half, naargelang de verkozenen van de lijst een paar of een onpaar aantal vormen, of één als de lijst slechts twee verkozenen omvat - van de in de hoedanigheid van gemeenteraadslid-titularis verkozenen van dezelfde kieslijst als de kandidaat en waarvan de verkiezing definitief is gevalideerd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 74 tot 77 van de gemeentekieswet.
Dat wordt eveneens geacteerd in het proces-verbaal dat nauwkeurig elke akte van voordracht vermeldt die door de voorzitter onontvankelijk werd verklaard alsmede de verantwoording van die beslissing.
3° Na die bewerkingen te hebben uitgevoerd, brengt de voorzitter de namen van de geldig schriftelijk voorgedragen kandidaturen ter kennis van de raad, en kan de stemming plaatsvinden.
De voorzitter moet, vooraleer er overgegaan wordt tot de stemming, de onontvankelijke schriftelijke akten van voordracht afwijzen en de kandidaten die geldig schriftelijk zijn voorgedragen, aanduiden.
1° Alvorens de ontvankelijkheid van de akten te onderzoeken, zoekt de voorzitter de handtekeningen op die vernietigd kunnen worden; als nietig moeten worden beschouwd : de handtekeningen van de verkozenen die verscheidene akten van voordracht voor een zelfde mandaat hebben ondertekend.
De voorzitter vernietigt het geheel van deze handtekeningen en daarvan wordt akte genomen in het proces-verbaal, dat aldus nauwkeurig elke vernietigde handtekening aangeeft.
2° De voorzitter onderzoekt vervolgens de eigenlijke ontvankelijkheid.
Hij verklaart onontvankelijk : de schriftelijke akten van voordracht waarop het mandaat niet is vermeld waarvoor de kandidaat wordt voorgedragen, alsmede deze die niet zijn ondertekend door ten minste een meerderheid - d.w.z. de helft plus één of plus een half, naargelang de verkozenen van de lijst een paar of een onpaar aantal vormen, of één als de lijst slechts twee verkozenen omvat - van de in de hoedanigheid van gemeenteraadslid-titularis verkozenen van dezelfde kieslijst als de kandidaat en waarvan de verkiezing definitief is gevalideerd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 74 tot 77 van de gemeentekieswet.
Dat wordt eveneens geacteerd in het proces-verbaal dat nauwkeurig elke akte van voordracht vermeldt die door de voorzitter onontvankelijk werd verklaard alsmede de verantwoording van die beslissing.
3° Na die bewerkingen te hebben uitgevoerd, brengt de voorzitter de namen van de geldig schriftelijk voorgedragen kandidaturen ter kennis van de raad, en kan de stemming plaatsvinden.
Art. M16. Examen de la recevabilité des candidatures écrites.
Avant de faire procéder aux scrutins, le président doit écarter les actes de présentation non recevables et désigner les candidats valablement présentés par écrit.
1° Préalablement a cet examen de la recevabilité des actes, le président recherche les signatures susceptibles d'être annulées; doivent être répurées nulles les signatures des élus qui auraient signé plusieurs actes de présentation pour un même mandat.
Le président annule l'ensemble de ces signatures et il en est pris acte dans le procès-verbal; celui-ci indique avec précision chacune des signatures ainsi annulées.
2° Le président procède ensuite à l'examen de la recevabilité proprement dite.
Il déclare irrecevables les actes de présentation qui ne mentionnent pas le mandat pour lequel le candidat est proposé ainsi que ceux qui ne sont pas signés par une majorité au moins - soit la moitié plus un ou un demi, selon que les élus de la liste sont en nombre pair ou impair, et un si la liste ne compte que deux élus - des élus en qualité de conseillers titulaires présentés sur la même liste électorale que le candidat et dont l'élection a été validée conformément aux dispositions des articles 74 à 77 de la loi électorale communale.
Il en est également pris acte dans le procès-verbal qui indique avec précision chacun des actes de présentation déclarés irrecevables par le président ainsi que le motif qui justifie cette décision.
3° Après avoir procédé à ces opérations, le président porte à la connaissance du conseil le nom des candidats valablement présentés par écrit et le scrutin peut alors avoir lieu.
Avant de faire procéder aux scrutins, le président doit écarter les actes de présentation non recevables et désigner les candidats valablement présentés par écrit.
1° Préalablement a cet examen de la recevabilité des actes, le président recherche les signatures susceptibles d'être annulées; doivent être répurées nulles les signatures des élus qui auraient signé plusieurs actes de présentation pour un même mandat.
Le président annule l'ensemble de ces signatures et il en est pris acte dans le procès-verbal; celui-ci indique avec précision chacune des signatures ainsi annulées.
2° Le président procède ensuite à l'examen de la recevabilité proprement dite.
Il déclare irrecevables les actes de présentation qui ne mentionnent pas le mandat pour lequel le candidat est proposé ainsi que ceux qui ne sont pas signés par une majorité au moins - soit la moitié plus un ou un demi, selon que les élus de la liste sont en nombre pair ou impair, et un si la liste ne compte que deux élus - des élus en qualité de conseillers titulaires présentés sur la même liste électorale que le candidat et dont l'élection a été validée conformément aux dispositions des articles 74 à 77 de la loi électorale communale.
Il en est également pris acte dans le procès-verbal qui indique avec précision chacun des actes de présentation déclarés irrecevables par le président ainsi que le motif qui justifie cette décision.
3° Après avoir procédé à ces opérations, le président porte à la connaissance du conseil le nom des candidats valablement présentés par écrit et le scrutin peut alors avoir lieu.
Art. M16. Onderzoek van de ontvankelijkheid van de schriftelijke kandidaturen.
De voorzitter moet, vooraleer er overgegaan wordt tot de stemming, de onontvankelijke schriftelijke akten van voordracht afwijzen en de kandidaten die geldig schriftelijk zijn voorgedragen, aanduiden.
1° Alvorens de ontvankelijkheid van de akten te onderzoeken, zoekt de voorzitter de handtekeningen op die vernietigd kunnen worden; als nietig moeten worden beschouwd : de handtekeningen van de verkozenen die verscheidene akten van voordracht voor een zelfde mandaat hebben ondertekend.
De voorzitter vernietigt het geheel van deze handtekeningen en daarvan wordt akte genomen in het proces-verbaal, dat aldus nauwkeurig elke vernietigde handtekening aangeeft.
2° De voorzitter onderzoekt vervolgens de eigenlijke ontvankelijkheid.
Hij verklaart onontvankelijk : de schriftelijke akten van voordracht waarop het mandaat niet is vermeld waarvoor de kandidaat wordt voorgedragen, alsmede deze die niet zijn ondertekend door ten minste een meerderheid - d.w.z. de helft plus één of plus een half, naargelang de verkozenen van de lijst een paar of een onpaar aantal vormen, of één als de lijst slechts twee verkozenen omvat - van de in de hoedanigheid van gemeenteraadslid-titularis verkozenen van dezelfde kieslijst als de kandidaat en waarvan de verkiezing definitief is gevalideerd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 74 tot 77 van de gemeentekieswet.
Dat wordt eveneens geacteerd in het proces-verbaal dat nauwkeurig elke akte van voordracht vermeldt die door de voorzitter onontvankelijk werd verklaard alsmede de verantwoording van die beslissing.
3° Na die bewerkingen te hebben uitgevoerd, brengt de voorzitter de namen van de geldig schriftelijk voorgedragen kandidaturen ter kennis van de raad, en kan de stemming plaatsvinden.
De voorzitter moet, vooraleer er overgegaan wordt tot de stemming, de onontvankelijke schriftelijke akten van voordracht afwijzen en de kandidaten die geldig schriftelijk zijn voorgedragen, aanduiden.
1° Alvorens de ontvankelijkheid van de akten te onderzoeken, zoekt de voorzitter de handtekeningen op die vernietigd kunnen worden; als nietig moeten worden beschouwd : de handtekeningen van de verkozenen die verscheidene akten van voordracht voor een zelfde mandaat hebben ondertekend.
De voorzitter vernietigt het geheel van deze handtekeningen en daarvan wordt akte genomen in het proces-verbaal, dat aldus nauwkeurig elke vernietigde handtekening aangeeft.
2° De voorzitter onderzoekt vervolgens de eigenlijke ontvankelijkheid.
Hij verklaart onontvankelijk : de schriftelijke akten van voordracht waarop het mandaat niet is vermeld waarvoor de kandidaat wordt voorgedragen, alsmede deze die niet zijn ondertekend door ten minste een meerderheid - d.w.z. de helft plus één of plus een half, naargelang de verkozenen van de lijst een paar of een onpaar aantal vormen, of één als de lijst slechts twee verkozenen omvat - van de in de hoedanigheid van gemeenteraadslid-titularis verkozenen van dezelfde kieslijst als de kandidaat en waarvan de verkiezing definitief is gevalideerd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 74 tot 77 van de gemeentekieswet.
Dat wordt eveneens geacteerd in het proces-verbaal dat nauwkeurig elke akte van voordracht vermeldt die door de voorzitter onontvankelijk werd verklaard alsmede de verantwoording van die beslissing.
3° Na die bewerkingen te hebben uitgevoerd, brengt de voorzitter de namen van de geldig schriftelijk voorgedragen kandidaturen ter kennis van de raad, en kan de stemming plaatsvinden.
Art. M16. Examen de la recevabilité des candidatures écrites.
Avant de faire procéder aux scrutins, le président doit écarter les actes de présentation non recevables et désigner les candidats valablement présentés par écrit.
1° Préalablement a cet examen de la recevabilité des actes, le président recherche les signatures susceptibles d'être annulées; doivent être répurées nulles les signatures des élus qui auraient signé plusieurs actes de présentation pour un même mandat.
Le président annule l'ensemble de ces signatures et il en est pris acte dans le procès-verbal; celui-ci indique avec précision chacune des signatures ainsi annulées.
2° Le président procède ensuite à l'examen de la recevabilité proprement dite.
Il déclare irrecevables les actes de présentation qui ne mentionnent pas le mandat pour lequel le candidat est proposé ainsi que ceux qui ne sont pas signés par une majorité au moins - soit la moitié plus un ou un demi, selon que les élus de la liste sont en nombre pair ou impair, et un si la liste ne compte que deux élus - des élus en qualité de conseillers titulaires présentés sur la même liste électorale que le candidat et dont l'élection a été validée conformément aux dispositions des articles 74 à 77 de la loi électorale communale.
Il en est également pris acte dans le procès-verbal qui indique avec précision chacun des actes de présentation déclarés irrecevables par le président ainsi que le motif qui justifie cette décision.
3° Après avoir procédé à ces opérations, le président porte à la connaissance du conseil le nom des candidats valablement présentés par écrit et le scrutin peut alors avoir lieu.
Avant de faire procéder aux scrutins, le président doit écarter les actes de présentation non recevables et désigner les candidats valablement présentés par écrit.
1° Préalablement a cet examen de la recevabilité des actes, le président recherche les signatures susceptibles d'être annulées; doivent être répurées nulles les signatures des élus qui auraient signé plusieurs actes de présentation pour un même mandat.
Le président annule l'ensemble de ces signatures et il en est pris acte dans le procès-verbal; celui-ci indique avec précision chacune des signatures ainsi annulées.
2° Le président procède ensuite à l'examen de la recevabilité proprement dite.
Il déclare irrecevables les actes de présentation qui ne mentionnent pas le mandat pour lequel le candidat est proposé ainsi que ceux qui ne sont pas signés par une majorité au moins - soit la moitié plus un ou un demi, selon que les élus de la liste sont en nombre pair ou impair, et un si la liste ne compte que deux élus - des élus en qualité de conseillers titulaires présentés sur la même liste électorale que le candidat et dont l'élection a été validée conformément aux dispositions des articles 74 à 77 de la loi électorale communale.
Il en est également pris acte dans le procès-verbal qui indique avec précision chacun des actes de présentation déclarés irrecevables par le président ainsi que le motif qui justifie cette décision.
3° Après avoir procédé à ces opérations, le président porte à la connaissance du conseil le nom des candidats valablement présentés par écrit et le scrutin peut alors avoir lieu.
Art. 1M 17. Stemming op akte van voordracht.
Voor ieder mandaat van schepen dat moet worden begeven op basis van één of meer akten van voordracht, wordt tijdens de vergadering aan ieder aanwezig raadslid een stembiljet overhandigd. Op dit biljet staan de rang van het te begeven mandaat en de naam van de voorgedragen kandida(a)t(en) vermeld. In principe brengt ieder raadslid zijn stem uit door de vermelding JA naast de naam van de kandidaat die zijn goedkeuring geniet, NEEN in het tegengestelde geval. De stemming wordt voor een kandidatuur als blanco beschouwd als geen enkele van deze vermeldingen op het stembiljet werd aangebracht naast de naam van de kandidaten; het stembiljet is ongeldig als er andere vermeldingen op aangebracht werden of als de draagwijdte van de stem niet bepaald kan worden, met name in geval van meervoudige kandidaturen, wanneer er meer dan één vermelding JA werd aangebracht.
- Wanneer een enkele kandidaat werd voorgedragen, geschiedt de stemming in één ronde. Deze stemming heeft plaats met volstrekte meerderheid in de zin van artikel 15 van de nieuwe gemeentewet.
Onder " meerderheid " of " absolute meerderheid " moet worden verstaan het aantal stemmen gelijk aan de helft van de geldige stemmen, met uitsluitin dus van blanco of ongeldige stemmen, vermeerderd met een eenheid of een halve eenheid, naargelang de geldige stemmen respectievelijk in paar of onpaar aantal zijn.
Als de kandidaat aan het einde van die stemming niet de meerderheid van de stemmen heeft behaald, wordt het mandaat niet toegekend. Uit de rechtspraak van de Raad van State (arrest LOUWYCK, nr 38 488 van 14 januari 1992 - gemeente Wingene) valt af te leiden dat de zitting waarop de schepenen verkozen worden alsdan gesloten wordt en dat een nieuwe gemeenteraadszitting bijeengeroepen wordt om over te gaan tot de verkiezing van de niet toegekende mandaten. Indien geen schriftelijke voordracht wordt ingediend voor het betwiste mandaat, wordt er overgegaan tot een mondelinge voordracht tijdens de zitting zelf.
- Indien verscheidene kandidaten schriftelijk voorgedragen werden voor een zelfde mandaat, moet verplicht een stemming worden gehouden die uitsluitend op deze kandidaturen betrekking heeft.
Indien geen enkele kandidaat na twee stemmingen de meerderheid heeft verkregen, geschiedt de herstemming over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald; staken de stemmen bij herstemming, dan is de oudste in jaren verkozen.
Voor ieder mandaat van schepen dat moet worden begeven op basis van één of meer akten van voordracht, wordt tijdens de vergadering aan ieder aanwezig raadslid een stembiljet overhandigd. Op dit biljet staan de rang van het te begeven mandaat en de naam van de voorgedragen kandida(a)t(en) vermeld. In principe brengt ieder raadslid zijn stem uit door de vermelding JA naast de naam van de kandidaat die zijn goedkeuring geniet, NEEN in het tegengestelde geval. De stemming wordt voor een kandidatuur als blanco beschouwd als geen enkele van deze vermeldingen op het stembiljet werd aangebracht naast de naam van de kandidaten; het stembiljet is ongeldig als er andere vermeldingen op aangebracht werden of als de draagwijdte van de stem niet bepaald kan worden, met name in geval van meervoudige kandidaturen, wanneer er meer dan één vermelding JA werd aangebracht.
- Wanneer een enkele kandidaat werd voorgedragen, geschiedt de stemming in één ronde. Deze stemming heeft plaats met volstrekte meerderheid in de zin van artikel 15 van de nieuwe gemeentewet.
Onder " meerderheid " of " absolute meerderheid " moet worden verstaan het aantal stemmen gelijk aan de helft van de geldige stemmen, met uitsluitin dus van blanco of ongeldige stemmen, vermeerderd met een eenheid of een halve eenheid, naargelang de geldige stemmen respectievelijk in paar of onpaar aantal zijn.
Als de kandidaat aan het einde van die stemming niet de meerderheid van de stemmen heeft behaald, wordt het mandaat niet toegekend. Uit de rechtspraak van de Raad van State (arrest LOUWYCK, nr 38 488 van 14 januari 1992 - gemeente Wingene) valt af te leiden dat de zitting waarop de schepenen verkozen worden alsdan gesloten wordt en dat een nieuwe gemeenteraadszitting bijeengeroepen wordt om over te gaan tot de verkiezing van de niet toegekende mandaten. Indien geen schriftelijke voordracht wordt ingediend voor het betwiste mandaat, wordt er overgegaan tot een mondelinge voordracht tijdens de zitting zelf.
- Indien verscheidene kandidaten schriftelijk voorgedragen werden voor een zelfde mandaat, moet verplicht een stemming worden gehouden die uitsluitend op deze kandidaturen betrekking heeft.
Indien geen enkele kandidaat na twee stemmingen de meerderheid heeft verkregen, geschiedt de herstemming over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald; staken de stemmen bij herstemming, dan is de oudste in jaren verkozen.
Art. 1M 17. Vote sur acte de présentation.
Pour chaque mandat d'échevin à conférer sur base d'un ou de plusieurs actes de présentation, un bulletin de vote est remis en séance à chaque conseiller présent. Ce bulletin mentionne le rang du mandat à conférer et le nom du ou des candidats présentés. En principe chaque conseiller exprime son vote par la mention OUI en regard du nom du candidat qu'il approuve, NON dans le cas contraire. Le vote est considéré comme blanc pour une candidature si aucune de ces mentions n'a été apportée sur le bulletin en regard du nom des candidats; le bulletin est nul si d'autres mentions ont été apportées sur celui-ci ou si la portée du vote ne peut être déterminée, notamment, en cas de candidatures multiples, lorsque plus d'une mention OUI a été apportée.
- Si un seul candidat a été présenté, il est procédé à un seul tour de scrutin. Ce scrutin a lieu à la majorité absolue au sens de l'article 15 de la nouvelle loi communale.
Par " majorité " ou " majorité absolue ", il faut entendre le nombre de voix égal à la moitié des votes valables, les votes blancs ou nuls étant donc exclus, augmentée d'une unité ou d'une demi-unité, selon que les votes valables sont, respectivement, en nombre pair ou impair.
Si, à l'issue de ce scrutin, le candidat n'a pas rallié la majorité des suffrages, le mandat n'est pas attribué. Il se déduit de la jurisprudence du Conseil d'Etat (cfr. arrêt LOUWYCK, n° 38 488 du 14 janvier 1992 - commune de Wingene) que la séance d'élection des échevins est alors close et qu'un nouveau conseil communal est convoqué pour procéder à l'élection des mandats non attribués. Si pour le mandat litigieux, aucune présentation écrite n'est introduite, il est procédé à une présentation orale en cours de séance.
- Si plusieurs candidats ont été présentés par écrit pour un même mandat, il est procédé obligatoirement à un vote portant exclusivement sur ces candidatures.
Si après deux tours de scrutin aucun candidat n'a obtenu la majorité, il est procédé au ballottage entre les deux candidats qui ont obtenu le plus de voix; en cas de parité, le plus âgé l'emporte.
Pour chaque mandat d'échevin à conférer sur base d'un ou de plusieurs actes de présentation, un bulletin de vote est remis en séance à chaque conseiller présent. Ce bulletin mentionne le rang du mandat à conférer et le nom du ou des candidats présentés. En principe chaque conseiller exprime son vote par la mention OUI en regard du nom du candidat qu'il approuve, NON dans le cas contraire. Le vote est considéré comme blanc pour une candidature si aucune de ces mentions n'a été apportée sur le bulletin en regard du nom des candidats; le bulletin est nul si d'autres mentions ont été apportées sur celui-ci ou si la portée du vote ne peut être déterminée, notamment, en cas de candidatures multiples, lorsque plus d'une mention OUI a été apportée.
- Si un seul candidat a été présenté, il est procédé à un seul tour de scrutin. Ce scrutin a lieu à la majorité absolue au sens de l'article 15 de la nouvelle loi communale.
Par " majorité " ou " majorité absolue ", il faut entendre le nombre de voix égal à la moitié des votes valables, les votes blancs ou nuls étant donc exclus, augmentée d'une unité ou d'une demi-unité, selon que les votes valables sont, respectivement, en nombre pair ou impair.
Si, à l'issue de ce scrutin, le candidat n'a pas rallié la majorité des suffrages, le mandat n'est pas attribué. Il se déduit de la jurisprudence du Conseil d'Etat (cfr. arrêt LOUWYCK, n° 38 488 du 14 janvier 1992 - commune de Wingene) que la séance d'élection des échevins est alors close et qu'un nouveau conseil communal est convoqué pour procéder à l'élection des mandats non attribués. Si pour le mandat litigieux, aucune présentation écrite n'est introduite, il est procédé à une présentation orale en cours de séance.
- Si plusieurs candidats ont été présentés par écrit pour un même mandat, il est procédé obligatoirement à un vote portant exclusivement sur ces candidatures.
Si après deux tours de scrutin aucun candidat n'a obtenu la majorité, il est procédé au ballottage entre les deux candidats qui ont obtenu le plus de voix; en cas de parité, le plus âgé l'emporte.
Art. 1M 17. Stemming op akte van voordracht.
Voor ieder mandaat van schepen dat moet worden begeven op basis van één of meer akten van voordracht, wordt tijdens de vergadering aan ieder aanwezig raadslid een stembiljet overhandigd. Op dit biljet staan de rang van het te begeven mandaat en de naam van de voorgedragen kandida(a)t(en) vermeld. In principe brengt ieder raadslid zijn stem uit door de vermelding JA naast de naam van de kandidaat die zijn goedkeuring geniet, NEEN in het tegengestelde geval. De stemming wordt voor een kandidatuur als blanco beschouwd als geen enkele van deze vermeldingen op het stembiljet werd aangebracht naast de naam van de kandidaten; het stembiljet is ongeldig als er andere vermeldingen op aangebracht werden of als de draagwijdte van de stem niet bepaald kan worden, met name in geval van meervoudige kandidaturen, wanneer er meer dan één vermelding JA werd aangebracht.
- Wanneer een enkele kandidaat werd voorgedragen, geschiedt de stemming in één ronde. Deze stemming heeft plaats met volstrekte meerderheid in de zin van artikel 15 van de nieuwe gemeentewet.
Onder " meerderheid " of " absolute meerderheid " moet worden verstaan het aantal stemmen gelijk aan de helft van de geldige stemmen, met uitsluitin dus van blanco of ongeldige stemmen, vermeerderd met een eenheid of een halve eenheid, naargelang de geldige stemmen respectievelijk in paar of onpaar aantal zijn.
Als de kandidaat aan het einde van die stemming niet de meerderheid van de stemmen heeft behaald, wordt het mandaat niet toegekend. Uit de rechtspraak van de Raad van State (arrest LOUWYCK, nr 38 488 van 14 januari 1992 - gemeente Wingene) valt af te leiden dat de zitting waarop de schepenen verkozen worden alsdan gesloten wordt en dat een nieuwe gemeenteraadszitting bijeengeroepen wordt om over te gaan tot de verkiezing van de niet toegekende mandaten. Indien geen schriftelijke voordracht wordt ingediend voor het betwiste mandaat, wordt er overgegaan tot een mondelinge voordracht tijdens de zitting zelf.
- Indien verscheidene kandidaten schriftelijk voorgedragen werden voor een zelfde mandaat, moet verplicht een stemming worden gehouden die uitsluitend op deze kandidaturen betrekking heeft.
Indien geen enkele kandidaat na twee stemmingen de meerderheid heeft verkregen, geschiedt de herstemming over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald; staken de stemmen bij herstemming, dan is de oudste in jaren verkozen.
Voor ieder mandaat van schepen dat moet worden begeven op basis van één of meer akten van voordracht, wordt tijdens de vergadering aan ieder aanwezig raadslid een stembiljet overhandigd. Op dit biljet staan de rang van het te begeven mandaat en de naam van de voorgedragen kandida(a)t(en) vermeld. In principe brengt ieder raadslid zijn stem uit door de vermelding JA naast de naam van de kandidaat die zijn goedkeuring geniet, NEEN in het tegengestelde geval. De stemming wordt voor een kandidatuur als blanco beschouwd als geen enkele van deze vermeldingen op het stembiljet werd aangebracht naast de naam van de kandidaten; het stembiljet is ongeldig als er andere vermeldingen op aangebracht werden of als de draagwijdte van de stem niet bepaald kan worden, met name in geval van meervoudige kandidaturen, wanneer er meer dan één vermelding JA werd aangebracht.
- Wanneer een enkele kandidaat werd voorgedragen, geschiedt de stemming in één ronde. Deze stemming heeft plaats met volstrekte meerderheid in de zin van artikel 15 van de nieuwe gemeentewet.
Onder " meerderheid " of " absolute meerderheid " moet worden verstaan het aantal stemmen gelijk aan de helft van de geldige stemmen, met uitsluitin dus van blanco of ongeldige stemmen, vermeerderd met een eenheid of een halve eenheid, naargelang de geldige stemmen respectievelijk in paar of onpaar aantal zijn.
Als de kandidaat aan het einde van die stemming niet de meerderheid van de stemmen heeft behaald, wordt het mandaat niet toegekend. Uit de rechtspraak van de Raad van State (arrest LOUWYCK, nr 38 488 van 14 januari 1992 - gemeente Wingene) valt af te leiden dat de zitting waarop de schepenen verkozen worden alsdan gesloten wordt en dat een nieuwe gemeenteraadszitting bijeengeroepen wordt om over te gaan tot de verkiezing van de niet toegekende mandaten. Indien geen schriftelijke voordracht wordt ingediend voor het betwiste mandaat, wordt er overgegaan tot een mondelinge voordracht tijdens de zitting zelf.
- Indien verscheidene kandidaten schriftelijk voorgedragen werden voor een zelfde mandaat, moet verplicht een stemming worden gehouden die uitsluitend op deze kandidaturen betrekking heeft.
Indien geen enkele kandidaat na twee stemmingen de meerderheid heeft verkregen, geschiedt de herstemming over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald; staken de stemmen bij herstemming, dan is de oudste in jaren verkozen.
Art. 1M 17. Vote sur acte de présentation.
Pour chaque mandat d'échevin à conférer sur base d'un ou de plusieurs actes de présentation, un bulletin de vote est remis en séance à chaque conseiller présent. Ce bulletin mentionne le rang du mandat à conférer et le nom du ou des candidats présentés. En principe chaque conseiller exprime son vote par la mention OUI en regard du nom du candidat qu'il approuve, NON dans le cas contraire. Le vote est considéré comme blanc pour une candidature si aucune de ces mentions n'a été apportée sur le bulletin en regard du nom des candidats; le bulletin est nul si d'autres mentions ont été apportées sur celui-ci ou si la portée du vote ne peut être déterminée, notamment, en cas de candidatures multiples, lorsque plus d'une mention OUI a été apportée.
- Si un seul candidat a été présenté, il est procédé à un seul tour de scrutin. Ce scrutin a lieu à la majorité absolue au sens de l'article 15 de la nouvelle loi communale.
Par " majorité " ou " majorité absolue ", il faut entendre le nombre de voix égal à la moitié des votes valables, les votes blancs ou nuls étant donc exclus, augmentée d'une unité ou d'une demi-unité, selon que les votes valables sont, respectivement, en nombre pair ou impair.
Si, à l'issue de ce scrutin, le candidat n'a pas rallié la majorité des suffrages, le mandat n'est pas attribué. Il se déduit de la jurisprudence du Conseil d'Etat (cfr. arrêt LOUWYCK, n° 38 488 du 14 janvier 1992 - commune de Wingene) que la séance d'élection des échevins est alors close et qu'un nouveau conseil communal est convoqué pour procéder à l'élection des mandats non attribués. Si pour le mandat litigieux, aucune présentation écrite n'est introduite, il est procédé à une présentation orale en cours de séance.
- Si plusieurs candidats ont été présentés par écrit pour un même mandat, il est procédé obligatoirement à un vote portant exclusivement sur ces candidatures.
Si après deux tours de scrutin aucun candidat n'a obtenu la majorité, il est procédé au ballottage entre les deux candidats qui ont obtenu le plus de voix; en cas de parité, le plus âgé l'emporte.
Pour chaque mandat d'échevin à conférer sur base d'un ou de plusieurs actes de présentation, un bulletin de vote est remis en séance à chaque conseiller présent. Ce bulletin mentionne le rang du mandat à conférer et le nom du ou des candidats présentés. En principe chaque conseiller exprime son vote par la mention OUI en regard du nom du candidat qu'il approuve, NON dans le cas contraire. Le vote est considéré comme blanc pour une candidature si aucune de ces mentions n'a été apportée sur le bulletin en regard du nom des candidats; le bulletin est nul si d'autres mentions ont été apportées sur celui-ci ou si la portée du vote ne peut être déterminée, notamment, en cas de candidatures multiples, lorsque plus d'une mention OUI a été apportée.
- Si un seul candidat a été présenté, il est procédé à un seul tour de scrutin. Ce scrutin a lieu à la majorité absolue au sens de l'article 15 de la nouvelle loi communale.
Par " majorité " ou " majorité absolue ", il faut entendre le nombre de voix égal à la moitié des votes valables, les votes blancs ou nuls étant donc exclus, augmentée d'une unité ou d'une demi-unité, selon que les votes valables sont, respectivement, en nombre pair ou impair.
Si, à l'issue de ce scrutin, le candidat n'a pas rallié la majorité des suffrages, le mandat n'est pas attribué. Il se déduit de la jurisprudence du Conseil d'Etat (cfr. arrêt LOUWYCK, n° 38 488 du 14 janvier 1992 - commune de Wingene) que la séance d'élection des échevins est alors close et qu'un nouveau conseil communal est convoqué pour procéder à l'élection des mandats non attribués. Si pour le mandat litigieux, aucune présentation écrite n'est introduite, il est procédé à une présentation orale en cours de séance.
- Si plusieurs candidats ont été présentés par écrit pour un même mandat, il est procédé obligatoirement à un vote portant exclusivement sur ces candidatures.
Si après deux tours de scrutin aucun candidat n'a obtenu la majorité, il est procédé au ballottage entre les deux candidats qui ont obtenu le plus de voix; en cas de parité, le plus âgé l'emporte.
Art. 2M 17. Stemming over tijdens de vergadering mondeling voorgedragen kandidaturen.
Slechts in bijkomende orde kunnen kandidaturen mondeling voorgedragen worden tijdens de vergadering, met name wanneer voor een bepaald mandaat geen enkele akte van voordracht ingediend werd of ontvankelijk verklaard werd.
De kandidaturen die voor een bepaald mandaat op verzoek van de voorzitter mondeling zijn voorgedragen, worden aan geen enkele vormvereiste onderworpen; de gemeentesecretaris neemt er wel akte van in het proces-verbaal.
Voor het overige zijn de stemmingsmodaliteiten dezelfde als voor het geval van een verkiezing op basis van een schriftelijke voordracht.
Slechts in bijkomende orde kunnen kandidaturen mondeling voorgedragen worden tijdens de vergadering, met name wanneer voor een bepaald mandaat geen enkele akte van voordracht ingediend werd of ontvankelijk verklaard werd.
De kandidaturen die voor een bepaald mandaat op verzoek van de voorzitter mondeling zijn voorgedragen, worden aan geen enkele vormvereiste onderworpen; de gemeentesecretaris neemt er wel akte van in het proces-verbaal.
Voor het overige zijn de stemmingsmodaliteiten dezelfde als voor het geval van een verkiezing op basis van een schriftelijke voordracht.
Art. 2M 17. Vote sur candidature présentée oralement en séance.
Des candidatures ne peuvent être présentées oralement en séance qu'à titre subsidiaire, à savoir lorsque, pour un mandat déterminé, aucun acte de présentation écrit n'a été introduit ou n'a été déclaré recevable.
Les candidatures présentées oralement pour un mandat déterminé à l'invitation du président ne sont soumises à aucune condition particulière de forme; cependant le secrétaire communal en prend acte dans le procès-verbal.
Pour le surplus, les modalités de vote sont les mêmes que pour le cas d'une élection sur base d'une présentation écrite.
Des candidatures ne peuvent être présentées oralement en séance qu'à titre subsidiaire, à savoir lorsque, pour un mandat déterminé, aucun acte de présentation écrit n'a été introduit ou n'a été déclaré recevable.
Les candidatures présentées oralement pour un mandat déterminé à l'invitation du président ne sont soumises à aucune condition particulière de forme; cependant le secrétaire communal en prend acte dans le procès-verbal.
Pour le surplus, les modalités de vote sont les mêmes que pour le cas d'une élection sur base d'une présentation écrite.
Art. M18. Rechtstreekse verkiezing van de schepenen met toepassing van artikel 15, § 2, van de nieuwe gemeentewet.
In de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 (dat wil zeggen Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem) en in de gemeenten Voeren en Komen-Waasten, worden de schepenen rechtstreeks door het college van de gemeenteraadskiezers gekozen overeenkomstig artikel 15, § 2, van de nieuwe gemeentewet.
De rang van deze schepenen wordt bepaald door de volgorde van de toewijzing van hun mandaat, zoals die blijkt uit het proces-verbaal van het hoofdstembureau.
De artikelen 74 tot 77 van de gemeentekieswet zijn mutatis mutandis toepasselijk op de verkiezing van deze schepenen met dien verstande dat alleen de gekozen gemeenteraadsleden een bezwaar mogen indienen (Gemeentekieswet, artikel 77bis, § 1).
Wanneer zulkdanig geschil of enig ander geschil bedoeld in titel VI van de gemeentekieswet - artikelen 74 tot 85 - in verband met de verkiezing van de schepenen van de gemeenten Voeren en Komen-Waasten zich voordoet, dan oefent het college van Provinciegouverneurs bedoeld in artikel 131bis van de provinciewet de bevoegdheden uit die normaal aan de bestendige deputatie toekomen. (Gemeentekieswet, artikel 77bis, § 2).
In de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 (dat wil zeggen Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem) en in de gemeenten Voeren en Komen-Waasten, worden de schepenen rechtstreeks door het college van de gemeenteraadskiezers gekozen overeenkomstig artikel 15, § 2, van de nieuwe gemeentewet.
De rang van deze schepenen wordt bepaald door de volgorde van de toewijzing van hun mandaat, zoals die blijkt uit het proces-verbaal van het hoofdstembureau.
De artikelen 74 tot 77 van de gemeentekieswet zijn mutatis mutandis toepasselijk op de verkiezing van deze schepenen met dien verstande dat alleen de gekozen gemeenteraadsleden een bezwaar mogen indienen (Gemeentekieswet, artikel 77bis, § 1).
Wanneer zulkdanig geschil of enig ander geschil bedoeld in titel VI van de gemeentekieswet - artikelen 74 tot 85 - in verband met de verkiezing van de schepenen van de gemeenten Voeren en Komen-Waasten zich voordoet, dan oefent het college van Provinciegouverneurs bedoeld in artikel 131bis van de provinciewet de bevoegdheden uit die normaal aan de bestendige deputatie toekomen. (Gemeentekieswet, artikel 77bis, § 2).
Art. M18. Election directe des échevins en application de l'article 15, § 2, de la nouvelle loi communale.
Dans les communes périphériques visées à l'article 7 des lois sur l'emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966 (c'est-à-dire Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Rhode-Saint-Genèse, Wemmel et Wezembeek-Oppem) et dans les communes de Fourons et de Comines-Warneton, les échevins sont élus directement par le collège des électeurs communaux conformément à l'article 15, § 2, de la nouvelle loi communale.
Le rang de ces échevins est déterminé par l'ordre d'attribution de leur mandat, tel qu'il résulte du procès-verbal du bureau principal.
Les articles 74 à 77 de la loi électorale communale sont applicables, mutatis mutandis, à l'élection de ces échevins, étant toutefois entendu que seuls les conseillers communaux élus sont autorisés à introduire une réclamation. (Loi électorale communale, article 77bis, § 1er).
En outre, en cas de survenance d'un tel litige et, de manière plus générale, en cas de tout litige visé au titre VI de la loi électorale communale - articles 74 à 85 - et relatif à l'electon des échevins des communes de Fourons et de Comines-Warneton, le Collège des Gouverneurs visé à l'article 131bis de la loi provinciale exerce les compétences normalement devolues à la députation permanente. (Loi électorale communale, article 77bis, § 2).
Dans les communes périphériques visées à l'article 7 des lois sur l'emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966 (c'est-à-dire Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Rhode-Saint-Genèse, Wemmel et Wezembeek-Oppem) et dans les communes de Fourons et de Comines-Warneton, les échevins sont élus directement par le collège des électeurs communaux conformément à l'article 15, § 2, de la nouvelle loi communale.
Le rang de ces échevins est déterminé par l'ordre d'attribution de leur mandat, tel qu'il résulte du procès-verbal du bureau principal.
Les articles 74 à 77 de la loi électorale communale sont applicables, mutatis mutandis, à l'élection de ces échevins, étant toutefois entendu que seuls les conseillers communaux élus sont autorisés à introduire une réclamation. (Loi électorale communale, article 77bis, § 1er).
En outre, en cas de survenance d'un tel litige et, de manière plus générale, en cas de tout litige visé au titre VI de la loi électorale communale - articles 74 à 85 - et relatif à l'electon des échevins des communes de Fourons et de Comines-Warneton, le Collège des Gouverneurs visé à l'article 131bis de la loi provinciale exerce les compétences normalement devolues à la députation permanente. (Loi électorale communale, article 77bis, § 2).
Art. M18. Rechtstreekse verkiezing van de schepenen met toepassing van artikel 15, § 2, van de nieuwe gemeentewet.
In de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 (dat wil zeggen Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem) en in de gemeenten Voeren en Komen-Waasten, worden de schepenen rechtstreeks door het college van de gemeenteraadskiezers gekozen overeenkomstig artikel 15, § 2, van de nieuwe gemeentewet.
De rang van deze schepenen wordt bepaald door de volgorde van de toewijzing van hun mandaat, zoals die blijkt uit het proces-verbaal van het hoofdstembureau.
De artikelen 74 tot 77 van de gemeentekieswet zijn mutatis mutandis toepasselijk op de verkiezing van deze schepenen met dien verstande dat alleen de gekozen gemeenteraadsleden een bezwaar mogen indienen (Gemeentekieswet, artikel 77bis, § 1).
Wanneer zulkdanig geschil of enig ander geschil bedoeld in titel VI van de gemeentekieswet - artikelen 74 tot 85 - in verband met de verkiezing van de schepenen van de gemeenten Voeren en Komen-Waasten zich voordoet, dan oefent het college van Provinciegouverneurs bedoeld in artikel 131bis van de provinciewet de bevoegdheden uit die normaal aan de bestendige deputatie toekomen. (Gemeentekieswet, artikel 77bis, § 2).
In de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 (dat wil zeggen Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem) en in de gemeenten Voeren en Komen-Waasten, worden de schepenen rechtstreeks door het college van de gemeenteraadskiezers gekozen overeenkomstig artikel 15, § 2, van de nieuwe gemeentewet.
De rang van deze schepenen wordt bepaald door de volgorde van de toewijzing van hun mandaat, zoals die blijkt uit het proces-verbaal van het hoofdstembureau.
De artikelen 74 tot 77 van de gemeentekieswet zijn mutatis mutandis toepasselijk op de verkiezing van deze schepenen met dien verstande dat alleen de gekozen gemeenteraadsleden een bezwaar mogen indienen (Gemeentekieswet, artikel 77bis, § 1).
Wanneer zulkdanig geschil of enig ander geschil bedoeld in titel VI van de gemeentekieswet - artikelen 74 tot 85 - in verband met de verkiezing van de schepenen van de gemeenten Voeren en Komen-Waasten zich voordoet, dan oefent het college van Provinciegouverneurs bedoeld in artikel 131bis van de provinciewet de bevoegdheden uit die normaal aan de bestendige deputatie toekomen. (Gemeentekieswet, artikel 77bis, § 2).
Art. M18. Election directe des échevins en application de l'article 15, § 2, de la nouvelle loi communale.
Dans les communes périphériques visées à l'article 7 des lois sur l'emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966 (c'est-à-dire Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Rhode-Saint-Genèse, Wemmel et Wezembeek-Oppem) et dans les communes de Fourons et de Comines-Warneton, les échevins sont élus directement par le collège des électeurs communaux conformément à l'article 15, § 2, de la nouvelle loi communale.
Le rang de ces échevins est déterminé par l'ordre d'attribution de leur mandat, tel qu'il résulte du procès-verbal du bureau principal.
Les articles 74 à 77 de la loi électorale communale sont applicables, mutatis mutandis, à l'élection de ces échevins, étant toutefois entendu que seuls les conseillers communaux élus sont autorisés à introduire une réclamation. (Loi électorale communale, article 77bis, § 1er).
En outre, en cas de survenance d'un tel litige et, de manière plus générale, en cas de tout litige visé au titre VI de la loi électorale communale - articles 74 à 85 - et relatif à l'electon des échevins des communes de Fourons et de Comines-Warneton, le Collège des Gouverneurs visé à l'article 131bis de la loi provinciale exerce les compétences normalement devolues à la députation permanente. (Loi électorale communale, article 77bis, § 2).
Dans les communes périphériques visées à l'article 7 des lois sur l'emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966 (c'est-à-dire Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Rhode-Saint-Genèse, Wemmel et Wezembeek-Oppem) et dans les communes de Fourons et de Comines-Warneton, les échevins sont élus directement par le collège des électeurs communaux conformément à l'article 15, § 2, de la nouvelle loi communale.
Le rang de ces échevins est déterminé par l'ordre d'attribution de leur mandat, tel qu'il résulte du procès-verbal du bureau principal.
Les articles 74 à 77 de la loi électorale communale sont applicables, mutatis mutandis, à l'élection de ces échevins, étant toutefois entendu que seuls les conseillers communaux élus sont autorisés à introduire une réclamation. (Loi électorale communale, article 77bis, § 1er).
En outre, en cas de survenance d'un tel litige et, de manière plus générale, en cas de tout litige visé au titre VI de la loi électorale communale - articles 74 à 85 - et relatif à l'electon des échevins des communes de Fourons et de Comines-Warneton, le Collège des Gouverneurs visé à l'article 131bis de la loi provinciale exerce les compétences normalement devolues à la députation permanente. (Loi électorale communale, article 77bis, § 2).
Art. M19. Verkiezing van een schepen in geval van vacature.
Indien tussen twee vernieuwingen van de gemeenteraad moet worden voorzien in de vacature van een schepenambt, zijn de voormelde stemmingsmodaliteiten van toepassing.
Het is wel zo dat de nieuw verkozen schepen niet de rangorde krijgt van degene die hij vervangt, maar laatste in rang wordt.
Op dezelfde manier, als een schepen tijdens dezelfde tussenperiode tot burgemeester benoemd wordt en nadien om de een of andere reden die hoedanigheid verliest, krijgt hij niet zijn vroegere hoedanigheid van schepen terug. Hij kan die slechts terugkrijgen als er een vacature zou ontstaan, in welk geval hij eveneens als laatste in rang zal worden verkozen.
Indien tussen twee vernieuwingen van de gemeenteraad moet worden voorzien in de vacature van een schepenambt, zijn de voormelde stemmingsmodaliteiten van toepassing.
Het is wel zo dat de nieuw verkozen schepen niet de rangorde krijgt van degene die hij vervangt, maar laatste in rang wordt.
Op dezelfde manier, als een schepen tijdens dezelfde tussenperiode tot burgemeester benoemd wordt en nadien om de een of andere reden die hoedanigheid verliest, krijgt hij niet zijn vroegere hoedanigheid van schepen terug. Hij kan die slechts terugkrijgen als er een vacature zou ontstaan, in welk geval hij eveneens als laatste in rang zal worden verkozen.
Art. M19. Election d'un échevin en cas de vacance.
Si, dans l'intervalle entre deux renouvellements du conseil communal, il y a lieu de pourvoir à la vacance d'un échevin, les modalités de vote ci-dessus sont d'application.
Il doit être entendu que l'échevin nouvellement élu ne succède pas dans le rang de celui qu'il remplace, mais se trouve le dernier en rang.
De même, si, au cours du même intervalle, un échevin a été nommé bourgmestre puis, pour une raison ou une autre, perd cette qualité, il ne retrouve pas son ancienne qualite d'échevin. Il ne pourra retrouver celle-ci qu'au cas où une vacance viendrait à s'ouvrir, auquel cas il sera également élu le dernier en rang.
Si, dans l'intervalle entre deux renouvellements du conseil communal, il y a lieu de pourvoir à la vacance d'un échevin, les modalités de vote ci-dessus sont d'application.
Il doit être entendu que l'échevin nouvellement élu ne succède pas dans le rang de celui qu'il remplace, mais se trouve le dernier en rang.
De même, si, au cours du même intervalle, un échevin a été nommé bourgmestre puis, pour une raison ou une autre, perd cette qualité, il ne retrouve pas son ancienne qualite d'échevin. Il ne pourra retrouver celle-ci qu'au cas où une vacance viendrait à s'ouvrir, auquel cas il sera également élu le dernier en rang.
Art. M20. De beëdiging.
Art. M20. Prestation de serment.
Art. M21. Artikel 13, eerste lid, regelt de voordracht van de kandidaten met het oog op de benoeming onder de verkozenen in de gemeenteraad.
Principes.
- facultatief karakter van de voordracht van een kandidaat.
- voordracht in schriftelijke vorm (akte) ondertekend door ten minste een meerderheid van hen die op dezelfde lijst werden verkozen als de voorgedragen kandidaat (als er slechts twee verkozenen op de lijst zijn, volstaat één handtekening).
- indiening van de gedateerde akte van voordracht bij de provinciegouverneur.
- verbod voor een raadslid om meer dan één akte van voordracht te ondertekenen.
- mogelijkheid voor de Koning om een nieuwe voordracht te vragen.
Principes.
- facultatief karakter van de voordracht van een kandidaat.
- voordracht in schriftelijke vorm (akte) ondertekend door ten minste een meerderheid van hen die op dezelfde lijst werden verkozen als de voorgedragen kandidaat (als er slechts twee verkozenen op de lijst zijn, volstaat één handtekening).
- indiening van de gedateerde akte van voordracht bij de provinciegouverneur.
- verbod voor een raadslid om meer dan één akte van voordracht te ondertekenen.
- mogelijkheid voor de Koning om een nieuwe voordracht te vragen.
Art. M21. L'article 13, alinéa 1er, règle la présentation des candidats en vue de la nomination parmi les élus au conseil communal.
Principes.
- caractère facultatif de la présentation d'un candidat.
- présentation sous forme écrite (acte) signé au moins par une majorité des élus de la liste du candidat présenté (dans le cas de deux élus seulement sur la liste, une signature suffit).
- dépôt de l'acte de présentation daté entre les mains du gouverneur de province.
- interdiction pour un présentant de signer plus d'un acte de présentation.
- possibilité pour le Roi de requérir une nouvelle présentation.
Principes.
- caractère facultatif de la présentation d'un candidat.
- présentation sous forme écrite (acte) signé au moins par une majorité des élus de la liste du candidat présenté (dans le cas de deux élus seulement sur la liste, une signature suffit).
- dépôt de l'acte de présentation daté entre les mains du gouverneur de province.
- interdiction pour un présentant de signer plus d'un acte de présentation.
- possibilité pour le Roi de requérir une nouvelle présentation.
Art. M22. Procedure.
In principe kan de akte van voordracht slechts door de gouverneur bewilligd worden voor zover de gemeenteraad, naar gelang het geval, de kennisgeving bedoeld in artikel 76, eerste lid, van de gemeentekieswet heeft ontvangen, en, in geval van schorsend beroep bij de Raad van State, de kennisgeving bedoeld in artikel 77, eerste lid, van dezelfde wet.
Op iedere akte van voordracht mag slechts de naam van één enkele kandidaat vermeld worden.
Er kunnen verscheidene akten ingediend worden voor verschillende kandidaten voor hetzelfde ambt van burgemeester. Behalve de door de wet vastgestelde voorwaarde van ontvankelijkheid (handtekening van ten minste de meerderheid van de verkozenen van de lijst), kan de akte van voordracht ondertekend worden door raadsleden van andere lijsten. Dat is trouwens wenselijk, ook al vereist de wet het niet uitdrukkelijk, om te bepalen of de voorgedragen kandidaat bovendien door de meerderheid van de raad gesteund wordt.
Op de akte van voordracht komen voor, behalve de naam van de voorgedragen kandidaat :
1° de namen van alle verkozenen in de hoedanigheid van titularis, waarvan de verkiezing werd gevalideerd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 74 tot 77 van de gemeentekieswet; de gemeentesecretaris houdt de lijst van die namen ter beschikking van alle verkozenen; de verkozenen waarvan de verkiezing gevalideerd is, worden op de voordrachtsakte gegroepeerd per lijst;
2° de namen van de evengenoemde verkozenen die de kandidatuur steunen, welke ook de lijst is waartoe ze behoren, met afzonderlijke groepering, in voorkomend geval, van de lijstgenoten van de kandidaat.
3° de handtekening van de verkozenen vermeld onder 2° tegenover hun naam; om ontvankelijk te zijn dient de akte ondertekend te zijn door een meerderheid van de verkozenen van de lijst van de voorgedragen kandidaat.
Die verschillende vermeldingen moeten het mogelijk maken vast te stellen dat aan deze voorwaarde inzake ontvankelijkheid bepaald bij artikel 13, eerste lid, van de gemeentewet, werkelijk voldaan is.
Een model van akte van voordracht van de kandidaat-burgemeesters conform deze voorschriften is bij deze omzendbrief gevoegd. De akte van voordracht moet vergezeld gaan van de volgende documenten :
- een getuigschrift van inschrijving in de bevolkingsregisters;
- een bewijs van goed zedelijk gedrag bestemd voor de administratieve overheden.
De gemeentesecretaris houdt alle informaties die in die akte moeten voorkomen, ter beschikking van de betrokken verkozenen.
De akten van voordracht worden aan de gouverneur of de speciaal door hem afgevaardigde ambtenaar ter hand gesteld, tegen afgifte van een gedateerd en ondertekend ontvangstbewijs.
Bij de inontvangstneming van de akte :
- controleert de gouverneur de ontvankelijkheid ervan en vergewist hij zich ervan dat de voorgedragen kandidaat niet onder één van de gevallen van onverenigbaarheid valt bedoeld in de artikelen 71 en 72 van de nieuwe gemeentewet. Als de kandidaat leraar is, gaat de gouverneur na of de betrokkene niet tot het personeel van een onderwijsinrichting behoort waarvan de gemeente de inrichtende macht is;
- wint de gouverneur het advies in van de Procureur-generaal bij het Hof van beroep in het rechtsgebied waarvan de gemeente zich bevindt. In dit advies moet met name vermeld worden of er een informatie- of onderzoeksprocedure ten laste van de voorgedragen kandidaat bestaat.
Nadat hij deze controles gedaan heeft en na ontvangst van het advies van de Procureur-generaal, brengt de Gouverneur een omstandig advies uit over de geschiktheid van de kandidaat om het ambt van burgemeester te vervullen. Dit advies moet niet beperkt worden tot de voorwaarden van ontvankelijkheid van de voordracht, maar moet de mening van deze overheid uitdrukken over het feit of de kandidaat de vereiste kwaliteiten en vaardigheden bezit om de gemeentezaken te leiden.
Als er meerdere kandidaturen zijn, geeft de Gouverneur aan om welke redenen een bepaalde kandidaat volgens hem de voorkeur moet krijgen. Voor de goede informatie van de Minister van Binnenlandse Zaken en alvorens de nodige adviezen en informatie te hebben ingewonnen, deelt de Gouverneur de kandidaturen aan de Minister mede zodra hij enige akte van voordracht in ontvangst heeft genomen.
In principe kan de akte van voordracht slechts door de gouverneur bewilligd worden voor zover de gemeenteraad, naar gelang het geval, de kennisgeving bedoeld in artikel 76, eerste lid, van de gemeentekieswet heeft ontvangen, en, in geval van schorsend beroep bij de Raad van State, de kennisgeving bedoeld in artikel 77, eerste lid, van dezelfde wet.
Op iedere akte van voordracht mag slechts de naam van één enkele kandidaat vermeld worden.
Er kunnen verscheidene akten ingediend worden voor verschillende kandidaten voor hetzelfde ambt van burgemeester. Behalve de door de wet vastgestelde voorwaarde van ontvankelijkheid (handtekening van ten minste de meerderheid van de verkozenen van de lijst), kan de akte van voordracht ondertekend worden door raadsleden van andere lijsten. Dat is trouwens wenselijk, ook al vereist de wet het niet uitdrukkelijk, om te bepalen of de voorgedragen kandidaat bovendien door de meerderheid van de raad gesteund wordt.
Op de akte van voordracht komen voor, behalve de naam van de voorgedragen kandidaat :
1° de namen van alle verkozenen in de hoedanigheid van titularis, waarvan de verkiezing werd gevalideerd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 74 tot 77 van de gemeentekieswet; de gemeentesecretaris houdt de lijst van die namen ter beschikking van alle verkozenen; de verkozenen waarvan de verkiezing gevalideerd is, worden op de voordrachtsakte gegroepeerd per lijst;
2° de namen van de evengenoemde verkozenen die de kandidatuur steunen, welke ook de lijst is waartoe ze behoren, met afzonderlijke groepering, in voorkomend geval, van de lijstgenoten van de kandidaat.
3° de handtekening van de verkozenen vermeld onder 2° tegenover hun naam; om ontvankelijk te zijn dient de akte ondertekend te zijn door een meerderheid van de verkozenen van de lijst van de voorgedragen kandidaat.
Die verschillende vermeldingen moeten het mogelijk maken vast te stellen dat aan deze voorwaarde inzake ontvankelijkheid bepaald bij artikel 13, eerste lid, van de gemeentewet, werkelijk voldaan is.
Een model van akte van voordracht van de kandidaat-burgemeesters conform deze voorschriften is bij deze omzendbrief gevoegd. De akte van voordracht moet vergezeld gaan van de volgende documenten :
- een getuigschrift van inschrijving in de bevolkingsregisters;
- een bewijs van goed zedelijk gedrag bestemd voor de administratieve overheden.
De gemeentesecretaris houdt alle informaties die in die akte moeten voorkomen, ter beschikking van de betrokken verkozenen.
De akten van voordracht worden aan de gouverneur of de speciaal door hem afgevaardigde ambtenaar ter hand gesteld, tegen afgifte van een gedateerd en ondertekend ontvangstbewijs.
Bij de inontvangstneming van de akte :
- controleert de gouverneur de ontvankelijkheid ervan en vergewist hij zich ervan dat de voorgedragen kandidaat niet onder één van de gevallen van onverenigbaarheid valt bedoeld in de artikelen 71 en 72 van de nieuwe gemeentewet. Als de kandidaat leraar is, gaat de gouverneur na of de betrokkene niet tot het personeel van een onderwijsinrichting behoort waarvan de gemeente de inrichtende macht is;
- wint de gouverneur het advies in van de Procureur-generaal bij het Hof van beroep in het rechtsgebied waarvan de gemeente zich bevindt. In dit advies moet met name vermeld worden of er een informatie- of onderzoeksprocedure ten laste van de voorgedragen kandidaat bestaat.
Nadat hij deze controles gedaan heeft en na ontvangst van het advies van de Procureur-generaal, brengt de Gouverneur een omstandig advies uit over de geschiktheid van de kandidaat om het ambt van burgemeester te vervullen. Dit advies moet niet beperkt worden tot de voorwaarden van ontvankelijkheid van de voordracht, maar moet de mening van deze overheid uitdrukken over het feit of de kandidaat de vereiste kwaliteiten en vaardigheden bezit om de gemeentezaken te leiden.
Als er meerdere kandidaturen zijn, geeft de Gouverneur aan om welke redenen een bepaalde kandidaat volgens hem de voorkeur moet krijgen. Voor de goede informatie van de Minister van Binnenlandse Zaken en alvorens de nodige adviezen en informatie te hebben ingewonnen, deelt de Gouverneur de kandidaturen aan de Minister mede zodra hij enige akte van voordracht in ontvangst heeft genomen.
Art. M22. Procédure.
En principe, l'acte de présentation ne peut être accepté par le gouverneur que pour autant que le conseil communal ait recu, selon le cas, la notification prévue par l'article 76, alinéa 1er, de la loi électorale communale et, en cas de recours suspensif au Conseil d'Etat, la notification prévue par l'article 77, alinéa 1er, de la même loi.
Chaque acte de présentation ne peut mentionner que le nom d'un seul candidat.
Plusieurs actes peuvent être déposés pour des candidats differents à la même fonction de bourgmestre. Outre la condition de recevabilité fixée par la loi (signature de la majorité au moins des élus de la liste), l'acte de présentation peut être signé par des conseillers d'autres listes. Ceci est d'ailleurs souhaitable, même si la loi ne l'exige pas formellement, pour déterminer si le candidat présenté est appuyé en outre par la majorité du conseil.
L'acte de présentation reprend obligatoirement, outre le nom du candidat présenté :
1° le nom de tous les élus en qualité de titulaires dont l'élection a été validée conformément aux dispositions des articles 74 à 77 de la loi électorale communale; le secrétaire communal tient la liste de ces noms à la disposition de tous les élus; dans l'acte de présentation, les noms des élus dont l'élection est validée sont groupés par listes électorales;
2° le nom des élus visés ci-dessus qui soutiennent la candidature, à quelque formation politique qu'ils appartiennent, en groupant séparément, le cas échéant, les colistiers du candidat;
3° la signature des élus visés au 2°, en regard de leur nom; pour être recevable, l'acte doit être signé au moins par une majorité des élus de la liste du candidat presenté.
Ces diverses mentions doivent permettre de constater que cette condition de recevabilité, prévue à l'article 13, alinéa 1er, de la nouvelle loi communale, est effectivement remplie.
Un modèle d'acte de présentation des candidats bourgmestres conforme à ces prescriptions est annexé à la présente circulaire. A l'acte de présentation, sont joints les documents suivants :
- un certificat d'inscription aux registres de population;
- un certificat de bonnes conduite, vie et moeurs destiné aux administrations publiques.
Le secrétaire communal tient à la disposition des élus intéressés l'ensemble des informations qui doivent figurer dans cet acte.
Les actes de présentation sont remis en mains propres au gouverneur ou au fonctionnaire spécialement désigné par lui à cet effet, contre remise d'un récépissé daté et signé.
A la réception de l'acte, le gouverneur :
- vérifie la recevabilité de celui-ci et s'assure que le candidat présenté ne tombe pas dans un des cas d'incompatibilité visé par les articles 71 et 72 de la nouvelle loi communale. En particulier, si le candidat est enseignant, le gouverneur vérifie que l'intéressé n'appartient pas au personnel d'un établissement d'enseignement dont la commune est le pouvoir organisateur;
- recueille l'avis du Procureur général près la Cour d'appel dans le ressort de laquelle se trouve la commune. Cet avis doit notamment indiquer s'il existe une procédure d'information ou d'instruction à charge du candidat présenté.
Après avoir procédé aux vérifications précitées et après réception de l'avis du Procureur général, le Gouverneur émet un avis circonstancie sur l'aptitude du candidat à remplir les fonctions de bourgmestre. Cet avis ne doit pas être limité aux conditions de recevabilité de la présentation mais doit exprimer l'opinion de cette autorité sur le fait que le candidat réunit les qualités et aptitudes nécessaires à la conduite des affaires communales.
En cas de pluralité de candidatures, le Gouverneur indique les raisons qui, à son estime, doivent faire préférer un candidat déterminé. Pour la bonne information du Ministre de l'Intérieur et avant d'avoir recueilli les avis et informations nécessaires, le Gouverneur communique au Ministre les candidatures dès réception de tout acte de présentation.
En principe, l'acte de présentation ne peut être accepté par le gouverneur que pour autant que le conseil communal ait recu, selon le cas, la notification prévue par l'article 76, alinéa 1er, de la loi électorale communale et, en cas de recours suspensif au Conseil d'Etat, la notification prévue par l'article 77, alinéa 1er, de la même loi.
Chaque acte de présentation ne peut mentionner que le nom d'un seul candidat.
Plusieurs actes peuvent être déposés pour des candidats differents à la même fonction de bourgmestre. Outre la condition de recevabilité fixée par la loi (signature de la majorité au moins des élus de la liste), l'acte de présentation peut être signé par des conseillers d'autres listes. Ceci est d'ailleurs souhaitable, même si la loi ne l'exige pas formellement, pour déterminer si le candidat présenté est appuyé en outre par la majorité du conseil.
L'acte de présentation reprend obligatoirement, outre le nom du candidat présenté :
1° le nom de tous les élus en qualité de titulaires dont l'élection a été validée conformément aux dispositions des articles 74 à 77 de la loi électorale communale; le secrétaire communal tient la liste de ces noms à la disposition de tous les élus; dans l'acte de présentation, les noms des élus dont l'élection est validée sont groupés par listes électorales;
2° le nom des élus visés ci-dessus qui soutiennent la candidature, à quelque formation politique qu'ils appartiennent, en groupant séparément, le cas échéant, les colistiers du candidat;
3° la signature des élus visés au 2°, en regard de leur nom; pour être recevable, l'acte doit être signé au moins par une majorité des élus de la liste du candidat presenté.
Ces diverses mentions doivent permettre de constater que cette condition de recevabilité, prévue à l'article 13, alinéa 1er, de la nouvelle loi communale, est effectivement remplie.
Un modèle d'acte de présentation des candidats bourgmestres conforme à ces prescriptions est annexé à la présente circulaire. A l'acte de présentation, sont joints les documents suivants :
- un certificat d'inscription aux registres de population;
- un certificat de bonnes conduite, vie et moeurs destiné aux administrations publiques.
Le secrétaire communal tient à la disposition des élus intéressés l'ensemble des informations qui doivent figurer dans cet acte.
Les actes de présentation sont remis en mains propres au gouverneur ou au fonctionnaire spécialement désigné par lui à cet effet, contre remise d'un récépissé daté et signé.
A la réception de l'acte, le gouverneur :
- vérifie la recevabilité de celui-ci et s'assure que le candidat présenté ne tombe pas dans un des cas d'incompatibilité visé par les articles 71 et 72 de la nouvelle loi communale. En particulier, si le candidat est enseignant, le gouverneur vérifie que l'intéressé n'appartient pas au personnel d'un établissement d'enseignement dont la commune est le pouvoir organisateur;
- recueille l'avis du Procureur général près la Cour d'appel dans le ressort de laquelle se trouve la commune. Cet avis doit notamment indiquer s'il existe une procédure d'information ou d'instruction à charge du candidat présenté.
Après avoir procédé aux vérifications précitées et après réception de l'avis du Procureur général, le Gouverneur émet un avis circonstancie sur l'aptitude du candidat à remplir les fonctions de bourgmestre. Cet avis ne doit pas être limité aux conditions de recevabilité de la présentation mais doit exprimer l'opinion de cette autorité sur le fait que le candidat réunit les qualités et aptitudes nécessaires à la conduite des affaires communales.
En cas de pluralité de candidatures, le Gouverneur indique les raisons qui, à son estime, doivent faire préférer un candidat déterminé. Pour la bonne information du Ministre de l'Intérieur et avant d'avoir recueilli les avis et informations nécessaires, le Gouverneur communique au Ministre les candidatures dès réception de tout acte de présentation.
Art. M22. Procedure.
In principe kan de akte van voordracht slechts door de gouverneur bewilligd worden voor zover de gemeenteraad, naar gelang het geval, de kennisgeving bedoeld in artikel 76, eerste lid, van de gemeentekieswet heeft ontvangen, en, in geval van schorsend beroep bij de Raad van State, de kennisgeving bedoeld in artikel 77, eerste lid, van dezelfde wet.
Op iedere akte van voordracht mag slechts de naam van één enkele kandidaat vermeld worden.
Er kunnen verscheidene akten ingediend worden voor verschillende kandidaten voor hetzelfde ambt van burgemeester. Behalve de door de wet vastgestelde voorwaarde van ontvankelijkheid (handtekening van ten minste de meerderheid van de verkozenen van de lijst), kan de akte van voordracht ondertekend worden door raadsleden van andere lijsten. Dat is trouwens wenselijk, ook al vereist de wet het niet uitdrukkelijk, om te bepalen of de voorgedragen kandidaat bovendien door de meerderheid van de raad gesteund wordt.
Op de akte van voordracht komen voor, behalve de naam van de voorgedragen kandidaat :
1° de namen van alle verkozenen in de hoedanigheid van titularis, waarvan de verkiezing werd gevalideerd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 74 tot 77 van de gemeentekieswet; de gemeentesecretaris houdt de lijst van die namen ter beschikking van alle verkozenen; de verkozenen waarvan de verkiezing gevalideerd is, worden op de voordrachtsakte gegroepeerd per lijst;
2° de namen van de evengenoemde verkozenen die de kandidatuur steunen, welke ook de lijst is waartoe ze behoren, met afzonderlijke groepering, in voorkomend geval, van de lijstgenoten van de kandidaat.
3° de handtekening van de verkozenen vermeld onder 2° tegenover hun naam; om ontvankelijk te zijn dient de akte ondertekend te zijn door een meerderheid van de verkozenen van de lijst van de voorgedragen kandidaat.
Die verschillende vermeldingen moeten het mogelijk maken vast te stellen dat aan deze voorwaarde inzake ontvankelijkheid bepaald bij artikel 13, eerste lid, van de gemeentewet, werkelijk voldaan is.
Een model van akte van voordracht van de kandidaat-burgemeesters conform deze voorschriften is bij deze omzendbrief gevoegd. De akte van voordracht moet vergezeld gaan van de volgende documenten :
- een getuigschrift van inschrijving in de bevolkingsregisters;
- een bewijs van goed zedelijk gedrag bestemd voor de administratieve overheden.
De gemeentesecretaris houdt alle informaties die in die akte moeten voorkomen, ter beschikking van de betrokken verkozenen.
De akten van voordracht worden aan de gouverneur of de speciaal door hem afgevaardigde ambtenaar ter hand gesteld, tegen afgifte van een gedateerd en ondertekend ontvangstbewijs.
Bij de inontvangstneming van de akte :
- controleert de gouverneur de ontvankelijkheid ervan en vergewist hij zich ervan dat de voorgedragen kandidaat niet onder één van de gevallen van onverenigbaarheid valt bedoeld in de artikelen 71 en 72 van de nieuwe gemeentewet. Als de kandidaat leraar is, gaat de gouverneur na of de betrokkene niet tot het personeel van een onderwijsinrichting behoort waarvan de gemeente de inrichtende macht is;
- wint de gouverneur het advies in van de Procureur-generaal bij het Hof van beroep in het rechtsgebied waarvan de gemeente zich bevindt. In dit advies moet met name vermeld worden of er een informatie- of onderzoeksprocedure ten laste van de voorgedragen kandidaat bestaat.
Nadat hij deze controles gedaan heeft en na ontvangst van het advies van de Procureur-generaal, brengt de Gouverneur een omstandig advies uit over de geschiktheid van de kandidaat om het ambt van burgemeester te vervullen. Dit advies moet niet beperkt worden tot de voorwaarden van ontvankelijkheid van de voordracht, maar moet de mening van deze overheid uitdrukken over het feit of de kandidaat de vereiste kwaliteiten en vaardigheden bezit om de gemeentezaken te leiden.
Als er meerdere kandidaturen zijn, geeft de Gouverneur aan om welke redenen een bepaalde kandidaat volgens hem de voorkeur moet krijgen. Voor de goede informatie van de Minister van Binnenlandse Zaken en alvorens de nodige adviezen en informatie te hebben ingewonnen, deelt de Gouverneur de kandidaturen aan de Minister mede zodra hij enige akte van voordracht in ontvangst heeft genomen.
In principe kan de akte van voordracht slechts door de gouverneur bewilligd worden voor zover de gemeenteraad, naar gelang het geval, de kennisgeving bedoeld in artikel 76, eerste lid, van de gemeentekieswet heeft ontvangen, en, in geval van schorsend beroep bij de Raad van State, de kennisgeving bedoeld in artikel 77, eerste lid, van dezelfde wet.
Op iedere akte van voordracht mag slechts de naam van één enkele kandidaat vermeld worden.
Er kunnen verscheidene akten ingediend worden voor verschillende kandidaten voor hetzelfde ambt van burgemeester. Behalve de door de wet vastgestelde voorwaarde van ontvankelijkheid (handtekening van ten minste de meerderheid van de verkozenen van de lijst), kan de akte van voordracht ondertekend worden door raadsleden van andere lijsten. Dat is trouwens wenselijk, ook al vereist de wet het niet uitdrukkelijk, om te bepalen of de voorgedragen kandidaat bovendien door de meerderheid van de raad gesteund wordt.
Op de akte van voordracht komen voor, behalve de naam van de voorgedragen kandidaat :
1° de namen van alle verkozenen in de hoedanigheid van titularis, waarvan de verkiezing werd gevalideerd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 74 tot 77 van de gemeentekieswet; de gemeentesecretaris houdt de lijst van die namen ter beschikking van alle verkozenen; de verkozenen waarvan de verkiezing gevalideerd is, worden op de voordrachtsakte gegroepeerd per lijst;
2° de namen van de evengenoemde verkozenen die de kandidatuur steunen, welke ook de lijst is waartoe ze behoren, met afzonderlijke groepering, in voorkomend geval, van de lijstgenoten van de kandidaat.
3° de handtekening van de verkozenen vermeld onder 2° tegenover hun naam; om ontvankelijk te zijn dient de akte ondertekend te zijn door een meerderheid van de verkozenen van de lijst van de voorgedragen kandidaat.
Die verschillende vermeldingen moeten het mogelijk maken vast te stellen dat aan deze voorwaarde inzake ontvankelijkheid bepaald bij artikel 13, eerste lid, van de gemeentewet, werkelijk voldaan is.
Een model van akte van voordracht van de kandidaat-burgemeesters conform deze voorschriften is bij deze omzendbrief gevoegd. De akte van voordracht moet vergezeld gaan van de volgende documenten :
- een getuigschrift van inschrijving in de bevolkingsregisters;
- een bewijs van goed zedelijk gedrag bestemd voor de administratieve overheden.
De gemeentesecretaris houdt alle informaties die in die akte moeten voorkomen, ter beschikking van de betrokken verkozenen.
De akten van voordracht worden aan de gouverneur of de speciaal door hem afgevaardigde ambtenaar ter hand gesteld, tegen afgifte van een gedateerd en ondertekend ontvangstbewijs.
Bij de inontvangstneming van de akte :
- controleert de gouverneur de ontvankelijkheid ervan en vergewist hij zich ervan dat de voorgedragen kandidaat niet onder één van de gevallen van onverenigbaarheid valt bedoeld in de artikelen 71 en 72 van de nieuwe gemeentewet. Als de kandidaat leraar is, gaat de gouverneur na of de betrokkene niet tot het personeel van een onderwijsinrichting behoort waarvan de gemeente de inrichtende macht is;
- wint de gouverneur het advies in van de Procureur-generaal bij het Hof van beroep in het rechtsgebied waarvan de gemeente zich bevindt. In dit advies moet met name vermeld worden of er een informatie- of onderzoeksprocedure ten laste van de voorgedragen kandidaat bestaat.
Nadat hij deze controles gedaan heeft en na ontvangst van het advies van de Procureur-generaal, brengt de Gouverneur een omstandig advies uit over de geschiktheid van de kandidaat om het ambt van burgemeester te vervullen. Dit advies moet niet beperkt worden tot de voorwaarden van ontvankelijkheid van de voordracht, maar moet de mening van deze overheid uitdrukken over het feit of de kandidaat de vereiste kwaliteiten en vaardigheden bezit om de gemeentezaken te leiden.
Als er meerdere kandidaturen zijn, geeft de Gouverneur aan om welke redenen een bepaalde kandidaat volgens hem de voorkeur moet krijgen. Voor de goede informatie van de Minister van Binnenlandse Zaken en alvorens de nodige adviezen en informatie te hebben ingewonnen, deelt de Gouverneur de kandidaturen aan de Minister mede zodra hij enige akte van voordracht in ontvangst heeft genomen.
Art. M22. Procédure.
En principe, l'acte de présentation ne peut être accepté par le gouverneur que pour autant que le conseil communal ait recu, selon le cas, la notification prévue par l'article 76, alinéa 1er, de la loi électorale communale et, en cas de recours suspensif au Conseil d'Etat, la notification prévue par l'article 77, alinéa 1er, de la même loi.
Chaque acte de présentation ne peut mentionner que le nom d'un seul candidat.
Plusieurs actes peuvent être déposés pour des candidats differents à la même fonction de bourgmestre. Outre la condition de recevabilité fixée par la loi (signature de la majorité au moins des élus de la liste), l'acte de présentation peut être signé par des conseillers d'autres listes. Ceci est d'ailleurs souhaitable, même si la loi ne l'exige pas formellement, pour déterminer si le candidat présenté est appuyé en outre par la majorité du conseil.
L'acte de présentation reprend obligatoirement, outre le nom du candidat présenté :
1° le nom de tous les élus en qualité de titulaires dont l'élection a été validée conformément aux dispositions des articles 74 à 77 de la loi électorale communale; le secrétaire communal tient la liste de ces noms à la disposition de tous les élus; dans l'acte de présentation, les noms des élus dont l'élection est validée sont groupés par listes électorales;
2° le nom des élus visés ci-dessus qui soutiennent la candidature, à quelque formation politique qu'ils appartiennent, en groupant séparément, le cas échéant, les colistiers du candidat;
3° la signature des élus visés au 2°, en regard de leur nom; pour être recevable, l'acte doit être signé au moins par une majorité des élus de la liste du candidat presenté.
Ces diverses mentions doivent permettre de constater que cette condition de recevabilité, prévue à l'article 13, alinéa 1er, de la nouvelle loi communale, est effectivement remplie.
Un modèle d'acte de présentation des candidats bourgmestres conforme à ces prescriptions est annexé à la présente circulaire. A l'acte de présentation, sont joints les documents suivants :
- un certificat d'inscription aux registres de population;
- un certificat de bonnes conduite, vie et moeurs destiné aux administrations publiques.
Le secrétaire communal tient à la disposition des élus intéressés l'ensemble des informations qui doivent figurer dans cet acte.
Les actes de présentation sont remis en mains propres au gouverneur ou au fonctionnaire spécialement désigné par lui à cet effet, contre remise d'un récépissé daté et signé.
A la réception de l'acte, le gouverneur :
- vérifie la recevabilité de celui-ci et s'assure que le candidat présenté ne tombe pas dans un des cas d'incompatibilité visé par les articles 71 et 72 de la nouvelle loi communale. En particulier, si le candidat est enseignant, le gouverneur vérifie que l'intéressé n'appartient pas au personnel d'un établissement d'enseignement dont la commune est le pouvoir organisateur;
- recueille l'avis du Procureur général près la Cour d'appel dans le ressort de laquelle se trouve la commune. Cet avis doit notamment indiquer s'il existe une procédure d'information ou d'instruction à charge du candidat présenté.
Après avoir procédé aux vérifications précitées et après réception de l'avis du Procureur général, le Gouverneur émet un avis circonstancie sur l'aptitude du candidat à remplir les fonctions de bourgmestre. Cet avis ne doit pas être limité aux conditions de recevabilité de la présentation mais doit exprimer l'opinion de cette autorité sur le fait que le candidat réunit les qualités et aptitudes nécessaires à la conduite des affaires communales.
En cas de pluralité de candidatures, le Gouverneur indique les raisons qui, à son estime, doivent faire préférer un candidat déterminé. Pour la bonne information du Ministre de l'Intérieur et avant d'avoir recueilli les avis et informations nécessaires, le Gouverneur communique au Ministre les candidatures dès réception de tout acte de présentation.
En principe, l'acte de présentation ne peut être accepté par le gouverneur que pour autant que le conseil communal ait recu, selon le cas, la notification prévue par l'article 76, alinéa 1er, de la loi électorale communale et, en cas de recours suspensif au Conseil d'Etat, la notification prévue par l'article 77, alinéa 1er, de la même loi.
Chaque acte de présentation ne peut mentionner que le nom d'un seul candidat.
Plusieurs actes peuvent être déposés pour des candidats differents à la même fonction de bourgmestre. Outre la condition de recevabilité fixée par la loi (signature de la majorité au moins des élus de la liste), l'acte de présentation peut être signé par des conseillers d'autres listes. Ceci est d'ailleurs souhaitable, même si la loi ne l'exige pas formellement, pour déterminer si le candidat présenté est appuyé en outre par la majorité du conseil.
L'acte de présentation reprend obligatoirement, outre le nom du candidat présenté :
1° le nom de tous les élus en qualité de titulaires dont l'élection a été validée conformément aux dispositions des articles 74 à 77 de la loi électorale communale; le secrétaire communal tient la liste de ces noms à la disposition de tous les élus; dans l'acte de présentation, les noms des élus dont l'élection est validée sont groupés par listes électorales;
2° le nom des élus visés ci-dessus qui soutiennent la candidature, à quelque formation politique qu'ils appartiennent, en groupant séparément, le cas échéant, les colistiers du candidat;
3° la signature des élus visés au 2°, en regard de leur nom; pour être recevable, l'acte doit être signé au moins par une majorité des élus de la liste du candidat presenté.
Ces diverses mentions doivent permettre de constater que cette condition de recevabilité, prévue à l'article 13, alinéa 1er, de la nouvelle loi communale, est effectivement remplie.
Un modèle d'acte de présentation des candidats bourgmestres conforme à ces prescriptions est annexé à la présente circulaire. A l'acte de présentation, sont joints les documents suivants :
- un certificat d'inscription aux registres de population;
- un certificat de bonnes conduite, vie et moeurs destiné aux administrations publiques.
Le secrétaire communal tient à la disposition des élus intéressés l'ensemble des informations qui doivent figurer dans cet acte.
Les actes de présentation sont remis en mains propres au gouverneur ou au fonctionnaire spécialement désigné par lui à cet effet, contre remise d'un récépissé daté et signé.
A la réception de l'acte, le gouverneur :
- vérifie la recevabilité de celui-ci et s'assure que le candidat présenté ne tombe pas dans un des cas d'incompatibilité visé par les articles 71 et 72 de la nouvelle loi communale. En particulier, si le candidat est enseignant, le gouverneur vérifie que l'intéressé n'appartient pas au personnel d'un établissement d'enseignement dont la commune est le pouvoir organisateur;
- recueille l'avis du Procureur général près la Cour d'appel dans le ressort de laquelle se trouve la commune. Cet avis doit notamment indiquer s'il existe une procédure d'information ou d'instruction à charge du candidat présenté.
Après avoir procédé aux vérifications précitées et après réception de l'avis du Procureur général, le Gouverneur émet un avis circonstancie sur l'aptitude du candidat à remplir les fonctions de bourgmestre. Cet avis ne doit pas être limité aux conditions de recevabilité de la présentation mais doit exprimer l'opinion de cette autorité sur le fait que le candidat réunit les qualités et aptitudes nécessaires à la conduite des affaires communales.
En cas de pluralité de candidatures, le Gouverneur indique les raisons qui, à son estime, doivent faire préférer un candidat déterminé. Pour la bonne information du Ministre de l'Intérieur et avant d'avoir recueilli les avis et informations nécessaires, le Gouverneur communique au Ministre les candidatures dès réception de tout acte de présentation.
Art. M23. Bijzonder geval van de provincie Brabant.
Art. M23. Cas particulier de la province de Brabant.
Art. N1. Bijlage 1. AKTE VAN VOORDRACHT VAN EEN KANDIDAAT VOOR HET BURGEMEESTERSAMBT.
Art. N1. Annexe 1. ACTE DE PRESENTATION D'UN CANDIDAT AUX FONCTIONS DE BOURGMESTRE.
Art. N1. Bijlage 1. AKTE VAN VOORDRACHT VAN EEN KANDIDAAT VOOR HET BURGEMEESTERSAMBT.
Art. N1. Annexe 1. ACTE DE PRESENTATION D'UN CANDIDAT AUX FONCTIONS DE BOURGMESTRE.