Vergelijken - 1994035204

Afdeling 1. - Algemene bepalingen.

Section 1. - Dispositions générales.

Artikel 1. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de volgende voorzieningen:
1° de erkende voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, zoals bedoeld in het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand;
2° de voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap, zoals bedoeld in het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap.

Article 1. Les dispositions du présent arrêté sont applicables aux structures suivantes:
1° les structures agréées de l'assistance spéciale à la jeunesse, telles que visées à l'arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 1994 relatif à l'agrément et à l'octroi de subventions aux institutions de l'assistance spéciale à la jeunesse;
2° les structures d'accueil, de traitement et de guidance de personnes handicapées, telles que visées au décret du 27 juin 1990 portant création d'un "Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap".

Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de Vlaamse minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor de bijstand aan personen;
  2° bruto-jaarsalaris : het brutosalaris dat op jaarbasis wordt bepaald overeenkomstig de salarisschalen, vermeld in de bijlage van dit besluit;
  3° de wet van 2 augustus 1971 : de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bedragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld;
  4° de wet van 1 maart 1977 : de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld;
  5° de sector : het geheel van de sectoren bijzondere jeugdbijstand, voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap, kinderopvangcentra en kinderdag- en -nachtverblijven, tehuizen voor moeders en residentiële welzijnszorg;
  6° het akkoord van 20 september 1993 : het akkoord dat op 20 september 1993 werd gesloten tussen de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin en de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties met betrekking tot de tewerkstelling, de loonprogrammatie en de kwaliteitszorg in de sector bedoeld in 5°;
  7° erkenningscategorie : één van de categorieën waarvoor een voorziening in voorkomend geval dient te zijn erkend overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn in de betrokken sector als bedoeld in 5°.
  (8° het koninklijk besluit van 5 februari 1997 : het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector;
  9° het protocol : het protocol, goedgekeurd door de Vlaamse regering op 25 maart 1997;
  10° de CAO van 24 maart 1997 : de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de sector Opvoedings- en Huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap, afgesloten in het PC 319.01.)

Art.2. Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par :
  1° le Ministre flamand : le membre du Gouvernement flamand ayant l'assistance aux personnes dans ses attributions;
  2° le traitement annuel brut : le traitement brut fixé sur la base annuelle, conformément aux échelles de traitement reprises à l'annexe au présent arrêté;
  3° la loi du 2 août 1971 : la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants;
  4° la loi du 1er mars 1977 : la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public;
  5° le secteur : l'ensemble des secteurs de l'assistance spéciale à la jeunesse, les structures d'accueil, de traitement et de guidance de personnes handicapées, les centres d'accueil pour enfants, maisons maternelles et pouponnières et les centres d'aide sociale résidentielle;
  6° l'accord du 20 septembre 1993 : l'accord intervenu le 20 septembre 1993 entre le Ministre flamand des Finances et du Budget, des Etablissements de santé, de l'Aide sociale et de la Famille et les organisations des employeurs et des travailleurs concernées, relatif à l'emploi, à la programmation salariale et à la gestion de la qualité dans le secteur visé au 5°
  7° la catégorie d'agrément : une des catégories pour lesquelles, le cas échéant, une structure doit être agréée, conformément aux dispositions applicables dans le secteur concerné visé au 5°.
  (8° l'arrêté royal du 5 février 1997 : l'arrêté royal du 5 février 1997 portant des mesures visant à promouvoir l'emploi dans le secteur non marchand;
  9° le protocole : le protocole approuvé par le Gouvernement flamand le 25 mars 1997;
  10° la CCT du 24 mars 1997 : la convention collective de travail du 24 mars 1997 portant des mesures visant à promouvoir l'emploi dans le secteur des établissements d'éducation et de logement de la Communauté flamande, conclue au sein de la sous-commission paritaire 319.01.)

Art.3. De bedragen die zijn opgenomen in dit besluit of in de bijlage ervan, zijn uitgedrukt tegen 100 % en zijn gekoppeld aan de spilindex 102,02 (basis 1988). Tenzij anders vermeld, vallen zij onder de toepassing van de wet van 1 maart 1977.

Art.3. Les montants repris dans le présent arrête ou à l'annexe de celui-ci, sont exprimés à 100 % et sont liés à l'indice-pivot 102,02 (base 1988). Ils sont soumis à l'application de la loi du 1er mars 1977, sauf stipulation contraire.

Afdeling 2. - De subsidieerbare personeelskosten.

Section 2. - Les frais de personnel admis aux subventions.

Art.4. De personeelskosten die voor subsidiëring in aanmerking komen, zijn :
  1° het brutosalaris;
  2° de eindejaarstoelage;
  3° de haard- of standplaatstoelage;
  4° het vakantiegeld;
  5° alle werkgeversbijdragen in het kader van de sociale zekerheid van de werknemers;
  6° extra salarissupplementen voor prestaties verstrekt op zaterdag, zon- en feestdagen, evenals voor avond- en nachtwerk.
  Zij worden gesubsidieerd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Art.4. Les frais de personnel admis aux subventions sont :
  1° le traitement brut;
  2° l'allocation de fin d'année;
  3° l'allocation de foyer ou de résidence;
  4° le pécule de vacances;
  5° toutes les cotisations patronales dans le cadre de la sécurité sociale des travailleurs;
  6° les suppléments de traitement pour les prestations fournies le samedi, le dimanche ou les jours de fête, ainsi que pour le travail de soir et de nuit.
  Ces frais de personnel sont subventionnés conformément aux dispositions du présent arrêté,

Art.5. § 1. De in artikel 4, 1°, 4° en 5° bedoelde personeelskosten worden vastgesteld met inachtneming van de salarisschalen, vermeld in de bijlage van dit besluit.
§ 2. In afwijking van § 1, wordt voor de personeelsleden vanaf de leeftijd van 21 jaar een minimum jaarlijks brutosalaris van 516 679 F in aanmerking genomen, inclusief de haard- of standplaatstoelage.
§ 3. Het verschil tussen de op 31 oktober 1993 toepasselijke salarisschalen en de salarisschalen vermeld in de bijlage van dit besluit, is alleen subsidieerbaar, als de met laatstgenoemde schalen overeenstemmende salarissen worden uitbetaald krachtens een collectieve arbeidsovereenkomst die minimaal de bezoldiging overeenkomstig de bepalingen van dit besluit garandeert. Voorzieningen die niet over een overlegorgaan beschikken, mogen de hierboven genoemde garantie staven met bijvoegsels bij de individuele arbeidsovereenkomsten.

Art.5. § 1er. Les frais de personnel visés à l'article 4, 1°, 4° et 5° sont fixés compte tenu des échelles de traitement, mentionnées à l'annexe du présent arrêté.
§ 2. Par dérogation au § 1er, un traitement brut annuel minimum de 516 679 F, allocation de foyer ou de résidence y compris, est pris en considération pour les membres du personnel ayant atteint l'âge de 21 ans.
§ 3. La différence entre les échelles de traitement applicables au 31 octobre 1993 et les échelles de traitement mentionnées à l'annexe du présent arrêté, n'est admise aux subventions qu'à condition que les traitements correspondant aux échelles dernières nommées soient payés en vertu d'une convention collective de travail garantissant au moins la rémunération conformément aux dispositions du présent arrêté. Les structures ne disposant pas d'un organisme de concertation, peuvent motiver la garantie susmentionnée au moyen d'annexes aux contrats de travail individuels.

Art.6. [1 § 1. Voor werknemers van voorzieningen georganiseerd door openbare besturen bestaat de eindejaarstoelage uit de volgende gedeeltes in verhouding tot de geleverde prestaties :
   1° een vast geïndexeerd gedeelte van 232,97 euro;
   2° een aanvullend vast geïndexeerd gedeelte van 360 euro;
   3° een vast gedeelte van 55,08 euro;
   4° een procentueel gedeelte van 3,52 procent van het geïndexeerde brutojaarloon.
   Het bedrag, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt jaarlijks aangepast, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, volgens de formule :
   (bedrag voorgaande jaar x index oktober 20../index oktober voorgaande jaar).
   Het bedrag, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt jaarlijks aangepast, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, volgens de formule :
   (basisbedrag x index oktober 20../index oktober 2006).
   In het eerste lid, 4°, wordt verstaan onder geïndexeerd brutojaarloon : de vermenigvuldiging met twaalf van het geïndexeerde bruto maandloon van de maand oktober van het kalenderjaar, met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, maar met uitsluiting van de toeslagen.
   § 2. Voor werknemers van private voorzieningen bestaat de eindejaarstoelage uit de volgende gedeeltes in verhouding tot de geleverde prestaties :
   1° voor het jaar 2012 : een vast geïndexeerd gedeelte van 603,48 euro en een procentueel gedeelte van 4,61 procent van het geïndexeerde brutojaarloon;
   2° vanaf het jaar 2013 : een vast geïndexeerd gedeelte van 124,15 euro en een procentueel gedeelte van 7,57 procent van het geïndexeerde brutojaarloon.
   In het jaar 2012 en 2013 worden de bedragen, vermeld in het eerste lid, aangepast, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, volgens de formule :
   (basisbedrag x index oktober 20../index oktober 2011).
   Vanaf het jaar 2014 wordt het bedrag, vermeld in het eerste lid, 2°, jaarlijks aangepast, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, volgens de formule :
   (basisbedrag x index oktober 20../index oktober voorafgaande jaar).
   In het eerste lid wordt verstaan onder geïndexeerd bruto jaarloon : de vermenigvuldiging met twaalf van het geïndexeerde bruto maandloon van de maand oktober van het kalenderjaar, met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, maar met uitsluiting van de toeslagen.]1

Modifications

[1] <BVR 2013-11-22/11, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2012>

Art.6. [1 § 1er. Pour les travailleurs de structures organisées par des pouvoirs publics, l'allocation de fin d'année se compose des parties suivantes par rapport aux prestations effectuées :
   1° une partie fixe indexée de 232,97 euros;
   2° une partie fixe supplémentaire indexée de 360 euros;
   3° une partie fixe de 55,08 euros;
   4° une partie exprimée en pourcentage de 3,52 pour cent du traitement annuel brut indexé.
   Le montant, visé à l'alinéa premier, 1°, est annuellement adapté, compte tenu de l'indice des prix à la consommation, visé au chapitre II de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, selon la formule :
   (montant année précédente x indice octobre 20../indice octobre année précédente).
   Le montant, visé à l'alinéa premier, 2°, est annuellement adapté, compte tenu de l'indice des prix à la consommation, visé au chapitre II de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, selon la formule :
   (montant de base x indice octobre 20../indice octobre 2006).
   Dans l'alinéa premier, 4°, on entend par traitement annuel brut indexé : la multiplication par douze du traitement mensuel brut indexé du mois d'octobre de l'année calendaire, y compris l'allocation de foyer ou l'allocation de résidence, mais à l'exclusion des suppléments.
   § 2. Pour les travailleurs de structures privées, l'allocation de fin d'année se compose des parties suivantes par rapport aux prestations effectuées :
   1° pour l'année 2012 : une partie fixe indexée de 603,45 euros et une partie exprimée en pourcentage de 4,61 pour cent du traitement annuel brut indexé;
   2° à partir de l'année 2013 : une partie fixe indexée de 124,15 euros et une partie exprimée en pourcentage de 7,57 pour cent du traitement annuel brut indexé.
   Dans les années 2012 et 2013, les montants visés à l'alinéa premier sont adaptés, compte tenu de l'indice des prix à la consommation visé au chapitre II de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, selon la formule :
   (montant de base x indice octobre 20../indice octobre 2011).
   A partir de l'année 2014, le montant, visé à l'alinéa premier, 2°, est annuellement adapté, compte tenu de l'indice des prix à la consommation, visé au chapitre II de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, selon la formule :
   (montant de base x indice octobre 20../indice octobre année précédente).
   Dans l'alinéa premier, on entend par traitement annuel brut indexé : la multiplication par douze du traitement mensuel brut indexé du mois d'octobre de l'année calendaire, y compris l'allocation de foyer ou l'allocation de résidence, mais à l'exclusion des suppléments.]1

Modifications

[1] <AGF 2013-11-22/11, art. 1, 007; En vigueur : 01-01-2012>

Art. 7. § 1. Het jaarlijkse bedrag van de haard- of standplaatstoelage wordt, afhankelijk van het brutojaarsalaris, vastgesteld volgens onderstaande tabel :

Art. 7. § 1er. Selon le traitement annuel brut, le montant annuel de l'allocation de foyer ou de résidence est fixé suivant le tableau ci-dessous :

Bruto-jaarsalaris Haardtoelage Standplaatstoelage

Modifications

------------ ------------------

tot 635 114 F 29 040 F 14 520 F

tot 720 718 F 14 520 F 7 260 F

Traitement annuel brut Allocation de foyer Allocation de residence

Modifications

------------------- -----------------------

jusque 635 114 F 29 040 F 14 520 F

jusque 720 718 F 14 520 F 7 260 F

  Indien het brutojaarsalaris van een personeelslid het grensbedrag van 635 114 F respectievelijk 720 718 F overschrijdt, kan zijn brutosalaris, in voorkomend geval vermeerderd met de overeenstemmende haard- of standplaatstoelage, niet minder bedragen dan het grensbedrag, vermeerderd met het bedrag van de overeenstemmende haard- of standplaatstoelage. Ten belope van het verschil wordt de hem toegekende toelage vermeerderd of wordt hem een gedeeltelijke toelage toegekend.
  § 2. Een haardtoelage wordt toegekend aan :
  1° de personeelsleden die gehuwd en niet van tafel en bed gescheiden zijn, behalve wanneer aan hun echtgenoot, onder welk stelsel ook, een dergelijke toelage wordt toegekend.
  Wanneer aan beide echtgenoten een haardtoelage zou kunnen worden toegekend, wordt deze toegekend aan de echtgenoot met het laagste brutojaarsalaris, zoals dat is vastgesteld voor volledige prestaties. Wanneer deze evenwel het minimum brutojaarsalaris, zoals bedoeld in artikel 5, § 2, geniet, kan de toelage worden toegekend aan de echtgenoot met het hoogste brutojaarsalaris;
  2° de andere personeelsleden die één of meer kinderen ten laste hebben, voor wie zij de kinderbijslagen werkelijk ontvangen, behalve indien zij samenwonen met een persoon aan wie, onder welk stelsel ook, een dergelijke toelage kan worden toegekend. In dit laatste geval zijn de bepalingen onder 1° van overeenkomstige toepassing.
  Een standplaatstoelage wordt toegekend aan de personeelsleden die geen haardtoelage krijgen.
  § 3. De haard- of standplaatstoelage wordt aan personeelsleden met onvolledige dienstprestaties toegekend, in evenredigheid met deze prestaties.
  § 4. De haard- of standplaatstoelage wordt maandelijks betaald, samen met het salaris van de maand waarvoor zij verschuldigd is.
  Wanneer zich in de loop van een maand een feit voordoet, dat het recht op de toelage wijzigt, wordt het voordeligste stelsel voor de volledige maand toegepast.
  Wanneer voor de maand geen volledig maandsalaris verschuldigd is, wordt de toelage betaald volgens dezelfde voorwaarden als het salaris.
  § 5. De haard- of standplaatstoelage wordt slechts gesubsidieerd na overlegging, door de voorziening, van een door het betrokken personeelslid ondertekende verklaring, waarvan de Vlaamse minister het model vastlegt.

  Si le traitement annuel brut d'un membre du personnel dépasse le montant-limite de 635 114 F, respectivement 720 718 F, son traitement brut, majoré, le cas échéant, de l'allocation de foyer ou de résidence correspondante, ne peut pas être inférieure au montant limite, majoré du montant de l'allocation de foyer ou de résidence correspondant. S'il échet, la différence lui est attribuée sous forme d'une allocation augmentée ou d'une allocation partielle.
  § 2. Une allocation de foyer est attribuée :
  1° aux membres du personnel mariés, non séparés de corps, à moins qu'une allocation pareille ne soit attribuée à leur conjoint, sous quel régime que ce soit.
  Au cas où une allocation pourrait être attribuée aux deux conjoints, elle l'est à celui des deux conjoints qui bénéficie du traitement annuel brut le moins élevé, tel qu'il est fixé pour des prestations complètes. Cependant, si celui-ci bénéficie du traitement annuel brut minimum, tel qu'il est visé à l'article 5, § 2, l'allocation peut être attribuée au conjoint bénéficiant du traitement annuel brut le plus élevé;
  2° aux autres membres du personnel ayant la charge d'un ou de plusieurs enfants pour lesquels des allocations familiales leur sont attribuées et payées, sauf s'ils cohabitent avec une personne à laquelle une allocation pareille peut être attribuée, sous quel régime que ce soit. S'il échet, les dispositions visées au 1° sont d'application.
  Une allocation de résidence est attribuée aux membres du personnel qui n'obtiennent pas l'allocation de foyer.
  § 3. L'allocation de foyer ou de résidence est attribuée aux membres du personnel assumant des fonctions à prestations incomplètes, au prorata de ces prestations.
  § 4. L'allocation de foyer ou de résidence est payée mensuellement, en même temps que le traitement du mois auquel elle se rapporte.
  Lorsqu'au cours d'un mois survient un fait qui modifie le droit à l'allocation, le régime le plus favorable est appliqué pour le mois entier.
  Lorsque le traitement mensuel n'est pas entièrement dû pour le mois, l'allocation est payée aux mêmes conditions que le traitement.
  § 5. L'allocation de foyer ou de résidence n'est subventionnée qu'après introduction, par la structure, d'une déclaration signée par le membre du personnel intéressé, dont le Ministre flamand fixe le modèle.

  Indien het brutojaarsalaris van een personeelslid het grensbedrag van 635 114 F respectievelijk 720 718 F overschrijdt, kan zijn brutosalaris, in voorkomend geval vermeerderd met de overeenstemmende haard- of standplaatstoelage, niet minder bedragen dan het grensbedrag, vermeerderd met het bedrag van de overeenstemmende haard- of standplaatstoelage. Ten belope van het verschil wordt de hem toegekende toelage vermeerderd of wordt hem een gedeeltelijke toelage toegekend.
  § 2. Een haardtoelage wordt toegekend aan :
  1° de personeelsleden die gehuwd en niet van tafel en bed gescheiden zijn, behalve wanneer aan hun echtgenoot, onder welk stelsel ook, een dergelijke toelage wordt toegekend.
  Wanneer aan beide echtgenoten een haardtoelage zou kunnen worden toegekend, wordt deze toegekend aan de echtgenoot met het laagste brutojaarsalaris, zoals dat is vastgesteld voor volledige prestaties. Wanneer deze evenwel het minimum brutojaarsalaris, zoals bedoeld in artikel 5, § 2, geniet, kan de toelage worden toegekend aan de echtgenoot met het hoogste brutojaarsalaris;
  2° de andere personeelsleden die één of meer kinderen ten laste hebben, voor wie zij de kinderbijslagen werkelijk ontvangen, behalve indien zij samenwonen met een persoon aan wie, onder welk stelsel ook, een dergelijke toelage kan worden toegekend. In dit laatste geval zijn de bepalingen onder 1° van overeenkomstige toepassing.
  Een standplaatstoelage wordt toegekend aan de personeelsleden die geen haardtoelage krijgen.
  § 3. De haard- of standplaatstoelage wordt aan personeelsleden met onvolledige dienstprestaties toegekend, in evenredigheid met deze prestaties.
  § 4. De haard- of standplaatstoelage wordt maandelijks betaald, samen met het salaris van de maand waarvoor zij verschuldigd is.
  Wanneer zich in de loop van een maand een feit voordoet, dat het recht op de toelage wijzigt, wordt het voordeligste stelsel voor de volledige maand toegepast.
  Wanneer voor de maand geen volledig maandsalaris verschuldigd is, wordt de toelage betaald volgens dezelfde voorwaarden als het salaris.
  § 5. De haard- of standplaatstoelage wordt slechts gesubsidieerd na overlegging, door de voorziening, van een door het betrokken personeelslid ondertekende verklaring, waarvan de Vlaamse minister het model vastlegt.

  Si le traitement annuel brut d'un membre du personnel dépasse le montant-limite de 635 114 F, respectivement 720 718 F, son traitement brut, majoré, le cas échéant, de l'allocation de foyer ou de résidence correspondante, ne peut pas être inférieure au montant limite, majoré du montant de l'allocation de foyer ou de résidence correspondant. S'il échet, la différence lui est attribuée sous forme d'une allocation augmentée ou d'une allocation partielle.
  § 2. Une allocation de foyer est attribuée :
  1° aux membres du personnel mariés, non séparés de corps, à moins qu'une allocation pareille ne soit attribuée à leur conjoint, sous quel régime que ce soit.
  Au cas où une allocation pourrait être attribuée aux deux conjoints, elle l'est à celui des deux conjoints qui bénéficie du traitement annuel brut le moins élevé, tel qu'il est fixé pour des prestations complètes. Cependant, si celui-ci bénéficie du traitement annuel brut minimum, tel qu'il est visé à l'article 5, § 2, l'allocation peut être attribuée au conjoint bénéficiant du traitement annuel brut le plus élevé;
  2° aux autres membres du personnel ayant la charge d'un ou de plusieurs enfants pour lesquels des allocations familiales leur sont attribuées et payées, sauf s'ils cohabitent avec une personne à laquelle une allocation pareille peut être attribuée, sous quel régime que ce soit. S'il échet, les dispositions visées au 1° sont d'application.
  Une allocation de résidence est attribuée aux membres du personnel qui n'obtiennent pas l'allocation de foyer.
  § 3. L'allocation de foyer ou de résidence est attribuée aux membres du personnel assumant des fonctions à prestations incomplètes, au prorata de ces prestations.
  § 4. L'allocation de foyer ou de résidence est payée mensuellement, en même temps que le traitement du mois auquel elle se rapporte.
  Lorsqu'au cours d'un mois survient un fait qui modifie le droit à l'allocation, le régime le plus favorable est appliqué pour le mois entier.
  Lorsque le traitement mensuel n'est pas entièrement dû pour le mois, l'allocation est payée aux mêmes conditions que le traitement.
  § 5. L'allocation de foyer ou de résidence n'est subventionnée qu'après introduction, par la structure, d'une déclaration signée par le membre du personnel intéressé, dont le Ministre flamand fixe le modèle.

Art. 9. Indien een personeelslid meerdere deeltijdse functies vervult, worden de personeelskosten slechts gesubsidieerd voor ten hoogste de duur die met een voltijdse functie overeenstemt.

Art. 9. Si un membre du personnel assume plusieurs fonctions à prestations réduites, les frais de personnel sont tout au plus subventionnés pour une durée correspondante à une fonction à prestations complètes.

Art. 10. In afwijking van de voor de sector geldende subsidieregeling, wordt geen anciënniteit, verworven buiten de sector, in aanmerking genomen voor de subsidiëring van de 1 350 functies, die aan de subsidieerbare personeelsformaties worden toegevoegd krachtens het akkoord van 20 september 1993.

Art. 10. Par dérogation au régime de subventionnement en vigueur dans le secteur, aucune ancienneté acquise en dehors du secteur n'est prise en considération pour le subventionnement des 1 350 fonctions ajoutées, en vertu de l'accord du 20 septembre 1993, aux cadres organiques admis aux subventions.

Art.10. In afwijking van de voor de sector geldende subsidieregeling, wordt geen anciënniteit, verworven buiten de sector, in aanmerking genomen voor de subsidiëring van de 1 350 functies, die aan de subsidieerbare personeelsformaties worden toegevoegd krachtens het akkoord van 20 september 1993.

Art.10. Par dérogation au régime de subventionnement en vigueur dans le secteur, aucune ancienneté acquise en dehors du secteur n'est prise en considération pour le subventionnement des 1 350 fonctions ajoutées, en vertu de l'accord du 20 septembre 1993, aux cadres organiques admis aux subventions.

Art. 11bis. (Opgeheven)

Art. 11bis. (Abrogé)

Art. 12. De Vlaamse minister maakt een lijst op van de in de voorzieningen voorkomende functies met vermelding, per functie, van de overeenstemmende salarisschaal uit de bijlage van dit besluit.

Art. 12. Le Ministre flamand établit une liste des fonctions prévues dans la structure, mentionnant, par fonction, l'échelle de traitement correspondante figurant à l'annexe du présent arrêté.

Art.12. De Vlaamse minister maakt een lijst op van de in de voorzieningen voorkomende functies met vermelding, per functie, van de overeenstemmende salarisschaal uit de bijlage van dit besluit.

Art.12. Le Ministre flamand établit une liste des fonctions prévues dans la structure, mentionnant, par fonction, l'échelle de traitement correspondante figurant à l'annexe du présent arrêté.

Onderafdeling A. - (Bijkomend personeel voor voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, voor voorzienigen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap en voor centra voor integrale gezinszorg).

Sous-section A. - (Personnel supplémentaire pour les structures d'assistance spéciale à la jeunesse, les structures d'accueil, de traitement et d'accompagnement des personnes handicapées et les centres d'aide intégrale aux familles).

Art. 12bis. <INGEVOEGD bij BVR 1998-05-19/54, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-1997> Ter uitvoering van de CAO van 24 maart 1997 en voor de duur van de toepassing van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 en van het protocol worden de RSZ-kortingen die in het kader van die reglementering zijn toegestaan aan de voorzieningen, bedoeld in artikel 1, 1° en 3°, en aan de tehuizen voor moeders, bedoeld in artikel 1, 4°, ter beschikking gesteld van die voorzieningen met het oog op bijkomende tewerkstelling van personeel, directiepersoneel uitgezonderd.
Daarvoor moeten die voorzieningen bij de voorzitter van het Paritair Subcomité 319.01 de toetredingsakte hebben ingediend die hen recht geeft op de RSZ-korting.

Art. 12bis. En exécution de la CCT du 24 mars 1997 et pour la durée d'application de l'arrêté royal du 5 février 1997 et du protocole, les réductions des cotisations à l'ONSS consenties dans le cadre de la réglementation, aux structures visées par l'article 1, 1° et 3°, et aux maisons maternelles, visées par l'article 1, 4°, sont attribuées à ces structures pour créer des emplois supplémentaires, le recrutement de personnel de direction étant excepté.
Les structures doivent avoir introduit à cet effet, auprès du président de la sous-commission paritaire 319.01, l'acte d'adhésion leur donnant droit à la réduction des cotisations à l'ONSS.

Art. 12ter. <INGEVOEGD bij BVR 1998-05-19/54, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-1997> Om aan de in artikel 12bis bedoelde voorzieningen een minimum bijkomende tewerkstelling van 1/3 voltijdse functie te garanderen, wordt voor de voorzieningen met ten hoogste 25 personeelsleden een bijkomend bedrag gesubsidieerd tot, samen met de RSZ-korting, het bedrag van F 333 900 is bereikt. Het bedrag van die bijkomende subsidiëring wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij dit besluit.
Ter compensatie wordt van de in het eerste lid bedoelde bijkomende subsidiëring wordt van de in artikel 12bis bedoelde voorzieningen die meer dan 26 personeelsleden tewerk stellen, een bedrag aan subsidies ingehouden, dat wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij dit besluit.
Het in de vorige leden bedoelde aantal personeelsleden wordt bepaald op 2 januari van het betrokken jaar.

Art. 12ter. Pour garantir au moins la création d'un tiers d'emploi à temps plein supplémentaire aux structures visées par l'article 12bis, une subvention complémentaire dont le montant, augmenté de la réduction des cotisations à l'ONSS, équivaut à F 333 900, est accordée aux structures occupant tout au plus 25 membres du personnel. Le montant de la subvention complémentaire est fixé conformément à l'annexe 2 au présent arrêté.
Pour contrebalancer l'octroi des subventions complémentaires visées par l'alinéa 1, un montant fixé conformément à l'annexe 2 du présent arrêté est retenu des subventions accordées aux structures visées par l'article 12bis qui occupent plus de 26 membres du personnel.
Le nombre des membres du personnel occupés, visé par les alinéas précédents, est établi le 2 janvier de l'année dont il s'agit.

Art. 12ter. <INGEVOEGD bij BVR 1998-05-19/54, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-1997> Om aan de in artikel 12bis bedoelde voorzieningen een minimum bijkomende tewerkstelling van 1/3 voltijdse functie te garanderen, wordt voor de voorzieningen met ten hoogste 25 personeelsleden een bijkomend bedrag gesubsidieerd tot, samen met de RSZ-korting, het bedrag van F 333 900 is bereikt. Het bedrag van die bijkomende subsidiëring wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij dit besluit.
Ter compensatie wordt van de in het eerste lid bedoelde bijkomende subsidiëring wordt van de in artikel 12bis bedoelde voorzieningen die meer dan 26 personeelsleden tewerk stellen, een bedrag aan subsidies ingehouden, dat wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij dit besluit.
Het in de vorige leden bedoelde aantal personeelsleden wordt bepaald op 2 januari van het betrokken jaar.

Art. 12ter. Pour garantir au moins la création d'un tiers d'emploi à temps plein supplémentaire aux structures visées par l'article 12bis, une subvention complémentaire dont le montant, augmenté de la réduction des cotisations à l'ONSS, équivaut à F 333 900, est accordée aux structures occupant tout au plus 25 membres du personnel. Le montant de la subvention complémentaire est fixé conformément à l'annexe 2 au présent arrêté.
Pour contrebalancer l'octroi des subventions complémentaires visées par l'alinéa 1, un montant fixé conformément à l'annexe 2 du présent arrêté est retenu des subventions accordées aux structures visées par l'article 12bis qui occupent plus de 26 membres du personnel.
Le nombre des membres du personnel occupés, visé par les alinéas précédents, est établi le 2 janvier de l'année dont il s'agit.

Art. 12quater. <INGEVOEGD bij BVR 1998-05-19/54, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-1997> De voorzieningen die binnen het betrokken kalenderjaar de bijkomende tewerkstelling niet realiseren, zijn ertoe gehouden niet aangewende gedeelte van het totaal gesubisieerde bedrag of het totaal te besteden bedrag, vermeld in bijlage 2 bij dit besluit, over te maken aan het Sociaal fonds van de Vlaamse Opvoedings- en Huisvestingsinrichtingen.
Dit Fonds zal die middelen aanwenden om aan voorzieningen als bedoeld in artikel 12bis, eerste lid, personeel ter beschikking te stellen, dat niet tot de gesubsidieerde personeelsformatie van die voorzieningen behoort. Het Fonds zal trimestrieel een verantwoording afleggen bij de Vlaamse regering over de aanwending van die middelen.

Art. 12quater. Les structures qui manquent de créer les emplois supplémentaires avant la fin de l'année civile dont question, sont tenues de verser la fraction non affectée du montant total de la subvention ou du montant total à affecter, prévus par l'annexe 2 du présent arrêté, au " Sociaal Fonds van de Vlaamse Opvoedings- en Huisvestingsinrichtingen " (Fonds social des établissements d'éducation et de logement flamands).
Le Fonds précité utilisera ces moyens pour mettre à la disposition de structures telles que visées par l'article 12bis, alinéa 1, du personnel non prévu au cadre du personnel subventionné de ces structures. Trimestriellement, le Fonds rendra compte de l'utilisation de ces moyens au Gouvernement flamand.

Art. 12quinquies. <INGEVOEGD bij BVR 1998-05-19/54, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-1997> Het personeel dat bijkomend wordt tewerkgesteld met toepassing van artikel 12bis, valt niet onder de toepassing van artikel 11 noch onder de sectorale regelingen die voor de betrokken voorzieningen gelden.

Art. 12quinquies. L'article 11 ni les régimes sectoriels applicables aux structures concernées ne s'appliquent au personnel supplémentaire occupé en exécution de l'article 12bis.

Art. 12sexies. <INGEVOEGD bij BVR 1998-05-19/54, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-1997> Ter uitvoering van de CAO van 24 maart 1997 en voor de duur van de toepassing van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 en van het protocol verrekende instelling Kind en Gezin de aanvullende bijpassingen bij de RSZ-kortingen en de door de kinderopvangcentra en kinderdag- en -nachtverblijven, bedoeld in artikel 1, 4°, toegekende bijdragen met het oog op bijkomende tewerkstelling van personeel, directiepersoneel uitgezonderd, door die voorzieningen.
Daarvoor moeten die voorzieningen aangesloten zijn bij het Paritair Subcomité 319.01 en dient de door hen bij de voorzitter van dat subcomité ingediende toetredingsakte goedgekeurd te zijn.

Art. 12sexies. En exécution de la CCT du 24 mars 1997 et pour la durée d'application de l'arrêté royal du 5 février 1997 et du protocole, les subventions d'appoint des réductions des cotisations à l'ONSS et les contributions versées par les centres d'accueil pour enfants, crèches et pouponnières, visés par l'article 1, 4°, sont portées en compte par l'organisme " Kind en Gezin ", pour la création d'emplois supplémentaires dans ces structures, le recrutement de personnel de direction étant excepté.
A cet effet, ces structures doivent relever de la sous-commission paritaire 319.01 et l'acte d'adhésion qu'elles ont introduit auprès du président de cette sous-commission doit avoir été approuvé.

Art. 12septies. <INGEVOEGD bij BVR 1998-05-19/54, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-1997> Om aan de in artikel 12sexies bedoelde voorzieningen een minimum bijkomende tewerkstelling van 1/3 voltijdse functie te garanderen, wordt voor de voorzieningen met ten hoogste 25 personeelsleden jaarlijks een bijkomend bedrag bijgepast tot, samen met de RSZ-korting, het bedrag van F 333 900 is bereikt. Het bedrag van die bijpassing wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij dit besluit.
Ter compensatie wordt van de in het eerste lid bedoelde bijkomende subsidiëring wordt van de in artikel 12sexies bedoelde voorzieningen die meer dan 26 personeelsleden tewerk stellen, een bijdrage ingehouden, die wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij dit besluit.
Het in de vorige leden bedoelde aantal personeelsleden wordt bepaald op 2 januari van het betrokken jaar aan de hand van de toetredingsakte en de tewerkstellingsfiches die aan de voorzitter, bedoeld in artikel 12sexies, tweede lid, werden ingediend. Enkel personeelsleden met tenminste een halftijdse betrekking worden in aanmerking genomen.

Art. 12septies. Pour garantir au moins la création d'un tiers d'emploi à temps plein supplémentaire aux structures visées par l'article 12sexies, une subvention d'appoint dont le montant, augmenté de la réduction des cotisations à l'ONSS, équivaut à F 333 900, est accordée annuellement aux structures occupant tout au plus 25 membres du personnel. La subvention d'appoint est fixée conformément à l'annexe 2 au présent arrêté.
Pour contrebalancer l'octroi des subventions d'appoint visées par l'alinéa 1, une contribution fixée conformément à l'annexe 2 au présent arrêté est prélevée à charge des structures visées par l'article 12sexies qui occupent plus de 26 membres du personnel.
Le nombre des membres du personnel occupés, visé par les alinéas précédents, est établi le 2 janvier de l'année dont il s'agit, sur la base de l'acte d'adhésion et des fiches d'embauche introduits auprès du président, visé par l'article 12sexies, alinéa 2. Seuls les membres du personnel qui exercent au moins une fonction à mi-temps sont pris en considération.

Art. 12septies. <INGEVOEGD bij BVR 1998-05-19/54, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-1997> Om aan de in artikel 12sexies bedoelde voorzieningen een minimum bijkomende tewerkstelling van 1/3 voltijdse functie te garanderen, wordt voor de voorzieningen met ten hoogste 25 personeelsleden jaarlijks een bijkomend bedrag bijgepast tot, samen met de RSZ-korting, het bedrag van F 333 900 is bereikt. Het bedrag van die bijpassing wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij dit besluit.
Ter compensatie wordt van de in het eerste lid bedoelde bijkomende subsidiëring wordt van de in artikel 12sexies bedoelde voorzieningen die meer dan 26 personeelsleden tewerk stellen, een bijdrage ingehouden, die wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij dit besluit.
Het in de vorige leden bedoelde aantal personeelsleden wordt bepaald op 2 januari van het betrokken jaar aan de hand van de toetredingsakte en de tewerkstellingsfiches die aan de voorzitter, bedoeld in artikel 12sexies, tweede lid, werden ingediend. Enkel personeelsleden met tenminste een halftijdse betrekking worden in aanmerking genomen.

Art. 12septies. Pour garantir au moins la création d'un tiers d'emploi à temps plein supplémentaire aux structures visées par l'article 12sexies, une subvention d'appoint dont le montant, augmenté de la réduction des cotisations à l'ONSS, équivaut à F 333 900, est accordée annuellement aux structures occupant tout au plus 25 membres du personnel. La subvention d'appoint est fixée conformément à l'annexe 2 au présent arrêté.
Pour contrebalancer l'octroi des subventions d'appoint visées par l'alinéa 1, une contribution fixée conformément à l'annexe 2 au présent arrêté est prélevée à charge des structures visées par l'article 12sexies qui occupent plus de 26 membres du personnel.
Le nombre des membres du personnel occupés, visé par les alinéas précédents, est établi le 2 janvier de l'année dont il s'agit, sur la base de l'acte d'adhésion et des fiches d'embauche introduits auprès du président, visé par l'article 12sexies, alinéa 2. Seuls les membres du personnel qui exercent au moins une fonction à mi-temps sont pris en considération.

Art. 12octies. <INGEVOEGD bij BVR 1998-05-19/54, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-1997> Het overeenkomstig artikel 12septies bij te passen of bij te dragen wordt a rato van één vierde van het bedrag op jaarbasis uitgekeerd of geïnd samen met de voorschotten op de subsidiëring op basis van de capaciteit volgens artikel 37 en 38 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 april 1995 houdende erkenning en subsidiëring van centra voor kinderzorg en kinderondersteuning.

Art. 12octies. Le montant de la subvention d'appoint ou de la contribution prévues en vertu de l'article 12septies est versé ou percu à raison d'un quart du montant annuel à l'occasion du paiement de chaque avance sur la subvention accordée en fonction de la capacité, en vertu des articles 37 et 38 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 6 avril 1995 fixant les conditions d'agrément et de subventionnement des centres d'aide aux enfants et d'assistance des familles.

Art. 12novies. <INGEVOEGD bij BVR 1998-05-19/54, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-1997> De bepalingen van deze afdeling vallen onder de toepassing van het koninklijk besluit van 5 februari 1997.

Art. 12novies. Les dispositions de la présente section sont régies par l'arrêté royal du 5 février 1997.

Art. 12novies. <INGEVOEGD bij BVR 1998-05-19/54, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-1997> De bepalingen van deze afdeling vallen onder de toepassing van het koninklijk besluit van 5 februari 1997.

Art. 12novies. Les dispositions de la présente section sont régies par l'arrêté royal du 5 février 1997.

Art. 13. § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 5, § 3 en artikel 14, vervangt dit besluit alle bepalingen over hetzelfde onderwerp, die ermee strijdig zijn, in de hierna volgende besluiten en hun latere wijzigingen :
  1° het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten geplaatst ten laste van de openbare besturen;
  2° het besluit van de Vlaamse Executieve van 30 juli 1985 houdende de erkenning en subsidiëring van kinderopvangcentra, tehuizen voor moeders en kinderdag- en -nachtverblijven;
  3° het besluit van de Vlaamse Executieve van 4 april 1990 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor residentieel welzijnswerk;
  4° het besluit van de Vlaamse Executieve van 22 mei 199l inzake erkenningsvoorwaarden en subsidienormen van de voorzieningen bijzondere jeugdbijstand;
  5° het besluit van de Vlaamse Executieve van 10 juli 1991 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor residentiële opvang van jong-volwassenen;
  6° het besluit van de Vlaamse Executieve van 20 januari 1993 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor begeleid wonen voor jong-volwassenen;
  7° het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen;
  8° het ministerieel besluit van 18 juni 1975 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zijn in inrichtingen die onder het stelsel van het semi-internaat werken.
  § 2. Onverminderd het bepaalde in § 1, kan de Vlaamse minister de daarin bedoelde besluiten wijzigen, om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit besluit.

Art. 13. § 1er. Sans préjudice de l'application des articles 5, § 3, et 14, le présent arrêté remplace toutes les dispositions portant sur la même matière, qui sont contraires à celui-ci et qui figurent dans les arrêtés suivants et dans leurs modifications ultérieures :
  1° l'arrêté royal du 30 mars 1973 déterminant les règles communes à suivre pour fixer les subventions journalières allouées pour l'entretien, l'éducation et le traitement des mineurs d'âge et des handicapés placés à charge des pouvoirs publics;
  2° l'arrêté de l'Exécutif flamand du 30 juillet 1985 portant agrément des, et octroi de subventions aux centres d'accueil pour enfants, maisons maternelles et pouponnières;
  3° l'arrêté de l'Exécutif flamand du 4 avril 1990 fixant les conditions d'agrément des centres d'aide sociale résidentielle et réglant l'octroi de subventions à ces centres;
  4° l'arrêté de l'Exécutif flamand du 22 mai 1991 fixant les conditions d'agrément et les normes en matière de subsides pour les institutions de l'assistance spéciale à la jeunesse;
  5° l'arrêté de l'Exécutif flamand du 10 juillet 1991 fixant les conditions d'agrément et de subventionnement des centres d'accueil résidentiel de jeunes adultes;
  6° l'arrêté de l'Exécutif flamand du 20 janvier 1993 fixant les conditions d'agrément et de subsidiation des centres de guidance de jeunes adultes ayant leur propre demeure;
  7° l'arrêté ministériel du 24 avril 1973 déterminant, en ce qui concerne le Ministère de la Santé publique et de la Famille, les règles particulières à suivre pour fixer les subventions journalières allouées pour l'entretien et le traitement des handicapés placés à charge des pouvoirs publics;
  8° l'arrêté ministériel du 18 juin 1975 déterminant les règles à suivre pour fixer le montant de l'intervention du Fonds de soins médico-socio-pédagogiques pour handicapés dans les frais de l'entretien, du traitement et de l'éducation des handicapés placés dans les institutions fonctionnant sous le régime du semi-internat.
  § 2. Sans préjudice des dispositions du § 1er, le Ministre flamand peut modifier les arrêtés visés dans ce paragraphe, afin de les faire concorder avec les dispositions du présent arrêté.

Art.13. § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 5, § 3 en artikel 14, vervangt dit besluit alle bepalingen over hetzelfde onderwerp, die ermee strijdig zijn, in de hierna volgende besluiten en hun latere wijzigingen :
  1° het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten geplaatst ten laste van de openbare besturen;
  2° het besluit van de Vlaamse Executieve van 30 juli 1985 houdende de erkenning en subsidiëring van kinderopvangcentra, tehuizen voor moeders en kinderdag- en -nachtverblijven;
  3° het besluit van de Vlaamse Executieve van 4 april 1990 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor residentieel welzijnswerk;
  4° het besluit van de Vlaamse Executieve van 22 mei 199l inzake erkenningsvoorwaarden en subsidienormen van de voorzieningen bijzondere jeugdbijstand;
  5° het besluit van de Vlaamse Executieve van 10 juli 1991 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor residentiële opvang van jong-volwassenen;
  6° het besluit van de Vlaamse Executieve van 20 januari 1993 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor begeleid wonen voor jong-volwassenen;
  7° het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen;
  8° het ministerieel besluit van 18 juni 1975 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zijn in inrichtingen die onder het stelsel van het semi-internaat werken.
  § 2. Onverminderd het bepaalde in § 1, kan de Vlaamse minister de daarin bedoelde besluiten wijzigen, om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit besluit.

Art.13. § 1er. Sans préjudice de l'application des articles 5, § 3, et 14, le présent arrêté remplace toutes les dispositions portant sur la même matière, qui sont contraires à celui-ci et qui figurent dans les arrêtés suivants et dans leurs modifications ultérieures :
  1° l'arrêté royal du 30 mars 1973 déterminant les règles communes à suivre pour fixer les subventions journalières allouées pour l'entretien, l'éducation et le traitement des mineurs d'âge et des handicapés placés à charge des pouvoirs publics;
  2° l'arrêté de l'Exécutif flamand du 30 juillet 1985 portant agrément des, et octroi de subventions aux centres d'accueil pour enfants, maisons maternelles et pouponnières;
  3° l'arrêté de l'Exécutif flamand du 4 avril 1990 fixant les conditions d'agrément des centres d'aide sociale résidentielle et réglant l'octroi de subventions à ces centres;
  4° l'arrêté de l'Exécutif flamand du 22 mai 1991 fixant les conditions d'agrément et les normes en matière de subsides pour les institutions de l'assistance spéciale à la jeunesse;
  5° l'arrêté de l'Exécutif flamand du 10 juillet 1991 fixant les conditions d'agrément et de subventionnement des centres d'accueil résidentiel de jeunes adultes;
  6° l'arrêté de l'Exécutif flamand du 20 janvier 1993 fixant les conditions d'agrément et de subsidiation des centres de guidance de jeunes adultes ayant leur propre demeure;
  7° l'arrêté ministériel du 24 avril 1973 déterminant, en ce qui concerne le Ministère de la Santé publique et de la Famille, les règles particulières à suivre pour fixer les subventions journalières allouées pour l'entretien et le traitement des handicapés placés à charge des pouvoirs publics;
  8° l'arrêté ministériel du 18 juin 1975 déterminant les règles à suivre pour fixer le montant de l'intervention du Fonds de soins médico-socio-pédagogiques pour handicapés dans les frais de l'entretien, du traitement et de l'éducation des handicapés placés dans les institutions fonctionnant sous le régime du semi-internat.
  § 2. Sans préjudice des dispositions du § 1er, le Ministre flamand peut modifier les arrêtés visés dans ce paragraphe, afin de les faire concorder avec les dispositions du présent arrêté.

Art.14. § 1. Bij wijze van overgangsmaatregel behouden de personeelsleden die op 31 oktober 1993 werken in een voorziening, bedoeld in artikel 1, en die een overgangsregeling genieten, deze regeling zolang ze, in voorkomend geval verhoogd met de premie bedoeld in § 2, een hoger salaris tot gevolg heeft. Voor de directieleden met salarisschaal K5a of K5b wordt deze maatregel beperkt tot het bedrag van het overeenkomstig barema op datum van 1 januari 1996.
In voorkomend geval kan de Vlaamse minister voor elk van de sectoren bedoeld in artikel 2, 5°, de specifieke salarisschalen vaststellen die er overeenkomstig deze bepaling worden toegepast.
§ 2. Bij wijze van overgangsmaatregel behouden de personeelsleden die een jaarlijkse premie van 23 679 F genoten, onder dezelfde voorwaarden die premie tot 31 oktober 1993.

Art.14. § 1er. En guise de mesure transitoire, les membres du personnel qui, au 31 octobre 1993, sont employés dans une structure visée à l'article 1er et qui bénéficient d'un régime transitoire, conservent ce régime aussi longtemps que celui ci, le cas échéant majoré de la prime visée au § 2, entraîne un traitement plus élevé. Pour ce qui concerne les membres de direction bénéficiant d'une échelle de traitement K5a ou K5b, cette mesure est limitée au montant du barème correspondant en date du 1er janvier 1996.
Le cas échéant, le Ministre flamand peut, pour chacun des secteurs visés à l'article 2, 5°, fixer les échelles de traitement qui y sont appliquées conformément à cette disposition.
§ 2. En guise de mesure transitoire, les membres du personnel ayant bénéficié d'une prime annuelle de 23 679F, conservent cette prime, aux mêmes conditions, jusqu'au 31 octobre 1993.

Art.15. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1993, met uitzondering van :
1° de artikelen 8, 10 en 11 die in werking treden op 1 januari 1994,
2° artikel 7 dat in werking treedt op 1 november 1993.

Art.15. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 1993, à l'exception :
1° des articles 8, 10 et 11, qui entrent en vigueur le 1er janvier 1994;
2° de l'article 7, qui entre en vigueur le 1er novembre 1993.

Art.16. De Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan personen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art.16. Le Ministre flamand ayant l'assistance aux personnes dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.

Art. 1N. Barema L4 .
  Gewijzigd bij :


  )

Art. 1N. Barème L4 .
  Modifié par:


  )

Art. 1N. Barema L4 .
  Gewijzigd bij :


  )

Art. 1N. Barème L4 .
  Modifié par:


  )

Art. 2N. Barema L3 .

Art. 2N. Barème L3 .

Art. 3N. Barema L2 .

Art. 3N. Barème L2 .

Art. 5N. Barema B2b .

Art. 5N. Barème B2b .

Art. 5N. Barema B2b .

Art. 5N. Barème B2b .

Art. 6N. Barema B2a .

Art. 6N. Barème B2a .

Art. 7N. Barema B1c .

Art. 7N. Barème B1c .

Art. 8N. Barema B1b .

Art. 8N. Barème B1b .

Art. 9/1N. [1 Tabel Barema 1A bis, bedragen in euro

Art. 9/1N. [1 Tableau Barème 1Abis, montants en euros

	JAARLOON
	basis 01/01/2002	1 oktober 2018
0	25.843,61	34.782,91
1	26.228,91	35.301,49
2	26.613,83	35.819,55
3	26.999,14	36.338,14
4	26.999,14	36.338,14
5	27.659,48	37.226,89
6	27.659,48	37.226,89
7	28.319,85	38.115,69
8	28.923,06	38.927,55
9	28.980,19	39.004,44
10	30.199,07	40.644,93
11	30.207,12	40.655,76
12	31.475,04	42.362,26
13	31.483,13	42.373,14
14	32.751,05	44.079,64
15	32.759,10	44.090,47
16	34.027,03	45.796,98
17	34.035,11	45.807,85
18	35.314,57	47.529,88
19	35.322,65	47.540,75
20	36.590,58	49.247,26
21	36.598,62	49.258,08
22	37.866,55	50.964,59
23	39.148,12	52.689,45
24	40.416,05	54.395,96
25	40.429,82	54.414,49
26	40.429,82	54.414,49
27	40.443,59	54.433,03

JAARLOON basis 01/01/2002 1 oktober 2018 0 25.843,61 34.782,91 1 26.228,91 35.301,49 2 26.613,83 35.819,55 3 26.999,14 36.338,14 4 26.999,14 36.338,14 5 27.659,48 37.226,89 6 27.659,48 37.226,89 7 28.319,85 38.115,69 8 28.923,06 38.927,55 9 28.980,19 39.004,44 10 30.199,07 40.644,93 11 30.207,12 40.655,76 12 31.475,04 42.362,26 13 31.483,13 42.373,14 14 32.751,05 44.079,64 15 32.759,10 44.090,47 16 34.027,03 45.796,98 17 34.035,11 45.807,85 18 35.314,57 47.529,88 19 35.322,65 47.540,75 20 36.590,58 49.247,26 21 36.598,62 49.258,08 22 37.866,55 50.964,59 23 39.148,12 52.689,45 24 40.416,05 54.395,96 25 40.429,82 54.414,49 26 40.429,82 54.414,49 27 40.443,59 54.433,03
]1

Modifications

[1] <Ingevoegd bij BVR 2020-07-17/42, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

	TRAITEMENT ANNUEL
	base 01/01/2002	1 octobre 2018
0	25 843,61	34 782,91
1	26 228,91	35 301,49
2	26 613,83	35 819,55
3	26 999,14	36 338,14
4	26 999,14	36 338,14
5	27 659,48	37 226,89
6	27 659,48	37 226,89
7	28 319,85	38 115,69
8	28 923,06	38 927,55
9	28 980,19	39 004,44
10	30 199,07	40 644,93
11	30 207,12	40 655,76
12	31 475,04	42 362,26
13	31 483,13	42 373,14
14	32 751,05	44 079,64
15	32 759,10	44 090,47
16	34 027,03	45 796,98
17	34 035,11	45 807,85
18	35 314,57	47 529,88
19	35 322,65	47 540,75
20	36 590,58	49 247,26
21	36 598,62	49 258,08
22	37 866,55	50 964,59
23	39 148,12	52 689,45
24	40 416,05	54 395,96
25	40 429,82	54 414,49
26	40 429,82	54 414,49
27	40 443,59	54 433,03

TRAITEMENT ANNUEL base 01/01/2002 1 octobre 2018 0 25 843,61 34 782,91 1 26 228,91 35 301,49 2 26 613,83 35 819,55 3 26 999,14 36 338,14 4 26 999,14 36 338,14 5 27 659,48 37 226,89 6 27 659,48 37 226,89 7 28 319,85 38 115,69 8 28 923,06 38 927,55 9 28 980,19 39 004,44 10 30 199,07 40 644,93 11 30 207,12 40 655,76 12 31 475,04 42 362,26 13 31 483,13 42 373,14 14 32 751,05 44 079,64 15 32 759,10 44 090,47 16 34 027,03 45 796,98 17 34 035,11 45 807,85 18 35 314,57 47 529,88 19 35 322,65 47 540,75 20 36 590,58 49 247,26 21 36 598,62 49 258,08 22 37 866,55 50 964,59 23 39 148,12 52 689,45 24 40 416,05 54 395,96 25 40 429,82 54 414,49 26 40 429,82 54 414,49 27 40 443,59 54 433,03
]1

Modifications

[1] <Inséré par AGF 2020-07-17/42, art. 1, 008; En vigueur : 01-09-2019>

Art. 9/1N. [1 Tabel Barema 1A bis, bedragen in euro

Art. 9/1N. [1 Tableau Barème 1Abis, montants en euros

	JAARLOON
	basis 01/01/2002	1 oktober 2018
0	25.843,61	34.782,91
1	26.228,91	35.301,49
2	26.613,83	35.819,55
3	26.999,14	36.338,14
4	26.999,14	36.338,14
5	27.659,48	37.226,89
6	27.659,48	37.226,89
7	28.319,85	38.115,69
8	28.923,06	38.927,55
9	28.980,19	39.004,44
10	30.199,07	40.644,93
11	30.207,12	40.655,76
12	31.475,04	42.362,26
13	31.483,13	42.373,14
14	32.751,05	44.079,64
15	32.759,10	44.090,47
16	34.027,03	45.796,98
17	34.035,11	45.807,85
18	35.314,57	47.529,88
19	35.322,65	47.540,75
20	36.590,58	49.247,26
21	36.598,62	49.258,08
22	37.866,55	50.964,59
23	39.148,12	52.689,45
24	40.416,05	54.395,96
25	40.429,82	54.414,49
26	40.429,82	54.414,49
27	40.443,59	54.433,03

]1

Modifications

[1] <Ingevoegd bij BVR 2020-07-17/42, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

	TRAITEMENT ANNUEL
	base 01/01/2002	1 octobre 2018
0	25 843,61	34 782,91
1	26 228,91	35 301,49
2	26 613,83	35 819,55
3	26 999,14	36 338,14
4	26 999,14	36 338,14
5	27 659,48	37 226,89
6	27 659,48	37 226,89
7	28 319,85	38 115,69
8	28 923,06	38 927,55
9	28 980,19	39 004,44
10	30 199,07	40 644,93
11	30 207,12	40 655,76
12	31 475,04	42 362,26
13	31 483,13	42 373,14
14	32 751,05	44 079,64
15	32 759,10	44 090,47
16	34 027,03	45 796,98
17	34 035,11	45 807,85
18	35 314,57	47 529,88
19	35 322,65	47 540,75
20	36 590,58	49 247,26
21	36 598,62	49 258,08
22	37 866,55	50 964,59
23	39 148,12	52 689,45
24	40 416,05	54 395,96
25	40 429,82	54 414,49
26	40 429,82	54 414,49
27	40 443,59	54 433,03

]1

Modifications

[1] <Inséré par AGF 2020-07-17/42, art. 1, 008; En vigueur : 01-09-2019>

Art. 10N. Barema MV1 .

Art. 10N. Barème MV1 .

Art. 11N. Barema A1 .

Art. 11N. Barème A1 .

Art. 12N. Barema A2 .

Art. 12N. Barème A2 .

Art. 14N. Barema L1 .

Art. 14N. Barème L1 .

Art. 14N. Barema L1 .

Art. 14N. Barème L1 .

Art. 15N. Barema K5 .

Art. 15N. Barème K5 .

Art. 16N. Barema K5a .

Art. 16N. Barème K5a .

Art. 17N. Barema K5b .

Art. 17N. Barème K5b .

Art. 18N. Barema K3 .

Art. 18N. Barème K3 .

Art. 19N. Barema K2 .

Art. 19N. Barème K2 .

Art. 20N. Barema K1 .

Art. 20N. Barème K1 .

Art. 21N. Barema MV2 .

Art. 21N. Barème MV2 .

Art. 22N. Barema G1 .

Art. 22N. Barème G1 .

Art. N2. Bijlage 2.<INGEVOEGD bij BVR 1998-05-19/54, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art. N2. Annexe 2.

Aantal	RSZ vermindering	Bijkomende	Totaal
personeelsleden		subsidie	gesubsidieerd
			bedrag
1	13 000	320 900	333 900
2	26 000	307 900	333 900
3	39 000	294 900	333 900
4	52 000	281 900	333 900
5	65 000	268 900	333 900
6	78 000	255 900	333 900
7	91 000	242 900	333 900
8	104 000	229 900	333 900
9	117 000	216 900	333 900
10	130 000	203 900	333 900
11	143 000	190 900	333 900
12	156 000	177 900	333 900
13	169 000	164 900	333 900
14	182 000	151 900	333 900
15	195 000	138 900	333 900
16	208 000	125 900	333 900
17	221 000	112 900	333 900
18	234 000	99 900	333 900
19	247 000	86 900	333 900
20	260 000	73 900	333 900
21	273 000	60 900	333 900
22	286 000	47 900	333 900
23	299 000	34 900	333 900
24	312 000	21 900	333 900
25	325 000	8 900	333 900
26	338 000	0	338 000

AantalRSZ verminderingBijkomendeTotaalpersoneelsledensubsidiegesubsidieerdbedrag113 000320 900333 900226 000307 900333 900339 000294 900333 900452 000281 900333 900565 000268 900333 900678 000255 900333 900791 000242 900333 9008104 000229 900333 9009117 000216 900333 90010130 000203 900333 90011143 000190 900333 90012156 000177 900333 90013169 000164 900333 90014182 000151 900333 90015195 000138 900333 90016208 000125 900333 90017221 000112 900333 90018234 00099 900333 90019247 00086 900333 90020260 00073 900333 90021273 00060 900333 90022286 00047 900333 90023299 00034 900333 90024312 00021 900333 90025325 0008 900333 90026338 0000338 000

Nombre	Réduction des	Subvention	Montant total
de membres	cotisations à	complémentaire	de la subvention
personnel	l'ONSS
1	13 000	320 900	333 900
2	26 000	307 900	333 900
3	39 000	294 900	333 900
4	52 000	281 900	333 900
5	65 000	268 900	333 900
6	78 000	255 900	333 900
7	91 000	242 900	333 900
8	104 000	229 900	333 900
9	117 000	216 900	333 900
10	130 000	203 900	333 900
11	143 000	190 900	333 900
12	156 000	177 900	333 900
13	169 000	164 900	333 900
14	182 000	151 900	333 900
15	195 000	138 900	333 900
16	208 000	125 900	333 900
17	221 000	112 900	333 900
18	234 000	99 900	333 900
19	247 000	86 900	333 900
20	260 000	73 900	333 900
21	273 000	60 900	333 900
22	286 000	47 900	333 900
23	299 000	34 900	333 900
24	312 000	21 900	333 900
25	325 000	8 900	333 900
26	338 000	0	338 000

NombreRéduction desSubventionMontant totalde membrescotisations àcomplémentairede la subventionpersonnell'ONSS113 000320 900333 900226 000307 900333 900339 000294 900333 900452 000281 900333 900565 000268 900333 900678 000255 900333 900791 000242 900333 9008104 000229 900333 9009117 000216 900333 90010130 000203 900333 90011143 000190 900333 90012156 000177 900333 90013169 000164 900333 90014182 000151 900333 90015195 000138 900333 90016208 000125 900333 90017221 000112 900333 90018234 00099 900333 90019247 00086 900333 90020260 00073 900333 90021273 00060 900333 90022286 00047 900333 90023299 00034 900333 90024312 00021 900333 90025325 0008 900333 90026338 0000338 000

Aantal	Korting RSZ	Af te houden	Totaal te
personeelsleden		subsidiebedrag	besteden
27	351 000	11 800	339 200
28	364 000	24 800	339 200
29	377 000	37 800	339 200
30	390 000	50 800	339 200
31	403 000	63 800	339 200
32	416 000	76 800	339 200
33	429 000	79 200	349 800
34	442 000	81 600	360 400
35	455 000	84 000	371 000
36	468 000	86 400	381 600
37	481 000	88 800	392 200
38	494 000	91 200	402 800
39	507 000	93 600	413 400
40	520 000	96 000	424 000
41	533 000	98 400	434 600
42	546 000	100 800	445 200
43	559 000	103 200	455 800
44	572 000	105 600	466 400
45	585 000	108 000	477 000
46	598 000	110 400	487 600
47	611 000	112 800	498 200
48	624 000	115 200	508 800
49	637 000	117 600	519 400
50	650 000	120 000	530 000
51	663 000	112 400	540 600
per bijkomend	'' + 13 000 ''	'' + 2 400 ''	'' + 10 "
personeelslid

AantalKorting RSZAf te houdenTotaal tepersoneelsledensubsidiebedragbesteden27351 00011 800339 20028364 00024 800339 20029377 00037 800339 20030390 00050 800339 20031403 00063 800339 20032416 00076 800339 20033429 00079 200349 80034442 00081 600360 40035455 00084 000371 00036468 00086 400381 60037481 00088 800392 20038494 00091 200402 80039507 00093 600413 40040520 00096 000424 00041533 00098 400434 60042546 000100 800445 20043559 000103 200455 80044572 000105 600466 40045585 000108 000477 00046598 000110 400487 60047611 000112 800498 20048624 000115 200508 80049637 000117 600519 40050650 000120 000530 00051663 000112 400540 600per bijkomend'' + 13 000 '''' + 2 400 '''' + 10 "personeelslid

Nombre de	Réduction des	Montant à déduire	Montant total à
membres du	cotisations à	de la subvention	affecter
personnel	l'ONSS
27	351 000	11 800	339 200
28	364 000	24 800	339 200
29	377 000	37 800	339 200
30	390 000	50 800	339 200
31	403 000	63 800	339 200
32	416 000	76 800	339 200
33	429 000	79 200	349 800
34	442 000	81 600	360 400
35	455 000	84 000	371 000
36	468 000	86 400	381 600
37	481 000	88 800	392 200
38	494 000	91 200	402 800
39	507 000	93 600	413 400
40	520 000	96 000	424 000
41	533 000	98 400	434 600
42	546 000	100 800	445 200
43	559 000	103 200	455 800
44	572 000	105 600	466 400
45	585 000	108 000	477 000
46	598 000	110 400	487 600
47	611 000	112 800	498 200
48	624 000	115 200	508 800
49	637 000	117 600	519 400
50	650 000	120 000	530 000
51	663 000	112 400	540 600
par membre du	'' + 13 000 ''	'' + 2 400 ''	'' + 10 600 "
personnel
supplementaire

Nombre deRéduction desMontant à déduireMontant total àmembres ducotisations àde la subventionaffecterpersonnell'ONSS27351 00011 800339 20028364 00024 800339 20029377 00037 800339 20030390 00050 800339 20031403 00063 800339 20032416 00076 800339 20033429 00079 200349 80034442 00081 600360 40035455 00084 000371 00036468 00086 400381 60037481 00088 800392 20038494 00091 200402 80039507 00093 600413 40040520 00096 000424 00041533 00098 400434 60042546 000100 800445 20043559 000103 200455 80044572 000105 600466 40045585 000108 000477 00046598 000110 400487 60047611 000112 800498 20048624 000115 200508 80049637 000117 600519 40050650 000120 000530 00051663 000112 400540 600par membre du'' + 13 000 '''' + 2 400 '''' + 10 600 "personnelsupplementaire

De bedragen opgenomen in de bovenstaande tabellen worden gekoppeld aan de evolutie van de bedragen die zijn opgenomen in het koninklijk besluit van 5 februari 1997.

Les montants mentionnés dans les tableaux ci-dessus suivant l'évolution des montants prévus par l'arrêté royal du 5 février 1997.

Comparaison NL / FR

Nederlands (NL)

Français (FR)

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications