Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
27 OKTOBER 1994. - Decreet tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs. (Vertaling) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-08-1995 en tekstbijwerking tot 15-07-2019)
Titre
27 OCTOBRE 1994. - Décret organisant la concertation pour l'enseignement secondaire. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 31-08-1995 et mise à jour au 15-07-2019)
Informations sur le document
Numac: 1994029531
Datum: 1994-10-27
Info du document
Numac: 1994029531
Date: 1994-10-27
Table des matières
Tekst (28)
Texte (28)
HOOFDSTUK I. [1 Hoofdstuk I. - De Algemene Raad voor het secundair onderwijs ]1
CHAPITRE I. [1 - Du conseil général de l'enseignement secondaire ]1
Artikel 1. [1 Er wordt een Algemene Raad voor het secundair onderwijs opgericht, die bevoegd is zowel voor het gewoon secundair onderwijs als voor het gespecialiseerd secundair onderwijs, hierna de Raad genoemd. ]1
Article 1. [1 Il est créé un Conseil général de l'enseignement secondaire, compétent à la fois pour l'enseignement secondaire ordinaire et pour l'enseignement secondaire spécialisé, ci-après dénommé le Conseil ]1.
Modifications
Art.2. [1 De Raad is belast met de volgende opdrachten :
1° de Regering elk voorstel overzenden, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, dat de kwaliteit en de werking van het gewoon secundair onderwijs en het gespecialiseerd secundair onderwijs kan verbeteren, met inachtneming van de bepalingen van de wetten, decreten en reglementaire teksten;
2° de Regering adviezen geven, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, betreffende :
a) de uurroosters van het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs ;
b) de bekwaamheidsbewijzen en ambten bedoeld in het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs ;
c) de referentiesystemen bedoeld in de artikelen 16, 25, 26, 35 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren ;
d) de kwalificatieprofielen bedoeld in de artikelen 39, 44, 45 en 47 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997 ;
e) het repertorium van de basisopties van het gewoon secundair onderwijs en van het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4 ;
f) de repertoriums van de opleidingen van het alternerend onderwijs en van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3 ;
g) de organisatie van de verschillende nadere regels voor de integratie van leerlingen die behoren tot het gespecialiseerd onderwijs en voor de permanente evaluatie van de integraties toegelaten door de toepassing van hoofdstuk X van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ;
h) de uitvoering van redelijke aanpassingen in het gewoon onderwijs bedoeld in het decreet van 7 december 2017 betreffende het opnemen, de begeleiding en het behoud in het gewoon basis- en secundair onderwijs van leerlingen met specifieke behoeften ;
3° voorzien in de uitwisseling van alle nuttige documenten en van de verworven ervaring tussen alle scholen van het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs, om een gezamenlijk streven voor het welslagen op school mogelijk te maken en elke leerling op een zo hoog mogelijk peil te brengen in alle secundair-onderwijsvormen en types;
4° de Regering een advies geven over de aanvragen om programmering van gegroepeerde basisopties of van opleidingen georganiseerd in het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs, met volledig leerplan of in het alternerend onderwijs ;
5° de Regering een advies geven over de oprichting of de subsidiëring van een nieuwe school voor het gewoon of gespecialiseerd secundair onderwijs ;
6° de Regering een advies geven over de geografische verdeling van alle types en vormen van gespecialiseerd onderwijs ;
7° elke andere opdracht uitoefenen die door de wetgever wordt toevertrouwd ]1.
1° de Regering elk voorstel overzenden, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, dat de kwaliteit en de werking van het gewoon secundair onderwijs en het gespecialiseerd secundair onderwijs kan verbeteren, met inachtneming van de bepalingen van de wetten, decreten en reglementaire teksten;
2° de Regering adviezen geven, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, betreffende :
a) de uurroosters van het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs ;
b) de bekwaamheidsbewijzen en ambten bedoeld in het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs ;
c) de referentiesystemen bedoeld in de artikelen 16, 25, 26, 35 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren ;
d) de kwalificatieprofielen bedoeld in de artikelen 39, 44, 45 en 47 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997 ;
e) het repertorium van de basisopties van het gewoon secundair onderwijs en van het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4 ;
f) de repertoriums van de opleidingen van het alternerend onderwijs en van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3 ;
g) de organisatie van de verschillende nadere regels voor de integratie van leerlingen die behoren tot het gespecialiseerd onderwijs en voor de permanente evaluatie van de integraties toegelaten door de toepassing van hoofdstuk X van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ;
h) de uitvoering van redelijke aanpassingen in het gewoon onderwijs bedoeld in het decreet van 7 december 2017 betreffende het opnemen, de begeleiding en het behoud in het gewoon basis- en secundair onderwijs van leerlingen met specifieke behoeften ;
3° voorzien in de uitwisseling van alle nuttige documenten en van de verworven ervaring tussen alle scholen van het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs, om een gezamenlijk streven voor het welslagen op school mogelijk te maken en elke leerling op een zo hoog mogelijk peil te brengen in alle secundair-onderwijsvormen en types;
4° de Regering een advies geven over de aanvragen om programmering van gegroepeerde basisopties of van opleidingen georganiseerd in het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs, met volledig leerplan of in het alternerend onderwijs ;
5° de Regering een advies geven over de oprichting of de subsidiëring van een nieuwe school voor het gewoon of gespecialiseerd secundair onderwijs ;
6° de Regering een advies geven over de geografische verdeling van alle types en vormen van gespecialiseerd onderwijs ;
7° elke andere opdracht uitoefenen die door de wetgever wordt toevertrouwd ]1.
Modifications
Art.2. [1 Le Conseil est charge des missions suivantes :
1° adresser au Gouvernement toute proposition de sa propre initiative ou a la demande du Gouvernement de nature a améliorer la qualité et le fonctionnement de l'enseignement secondaire ordinaire et de l'enseignement secondaire spécialisé dans le respect des dispositions légales, décrétales et réglementaires ;
2° remettre au Gouvernement des avis, de sa propre initiative ou a la demande du Gouvernement concernant :
a) les grilles horaires de l'enseignement ordinaire et de l'enseignement spécialisé ;
b) les titres et fonctions visés par le décret du 11 avril 2014 réglementant les titres et fonctions dans l'enseignement fondamental et secondaire organisé et subventionné par la Communauté française ;
c) les référentiels visés aux articles 16, 25, 26, 35 du décret du 24 juillet 1997 définissant les missions prioritaires de l'enseignement fondamental et de l'enseignement secondaire et organisant les structures propres à les atteindre ;
d) les profils de certification visés aux articles 39, 44, 45 et 47 du décret du 24 juillet 1997 précité ;
e) le répertoire des options de base de l'enseignement secondaire ordinaire et de l'enseignement secondaire spécialisé de forme 4 ;
f) les répertoires des formations de l'enseignement en alternance et de l'enseignement spécialisé de forme 3 ;
g) la mise en place des différentes modalités d'intégration des élèves qui relèvent de l'enseignement spécialisé et de l'évaluation permanente des intégrations autorisées par l'application du chapitre X du décret du 3 mars 2004 organisant l'enseignement spécialisé ;
h) la mise en oeuvre des aménagements raisonnables dans l'enseignement ordinaire visés par le décret du 7 décembre 2017 relatif à l'accueil, à l'accompagnement et au maintien dans l'enseignement ordinaire, fondamental et secondaire, des élèves présentant des besoins spécifiques ;
3° assurer l'échange de tout document utile ainsi que de l'expérience acquise entre l'ensemble des écoles d'enseignement ordinaire et d'enseignement spécialisé, en vue de favoriser la convergence vers la promotion de la réussite scolaire et de conduire chaque élève a son niveau le plus élevé possible de compétence, dans toutes les formes et tous les types de l'enseignement secondaire ;
4° remettre au Gouvernement un avis sur les demandes de programmation d'options de base groupées ou de formations organisées dans l'enseignement secondaire ordinaire et spécialisé, de plein exercice ou en alternance ;
5° remettre au Gouvernement un avis sur la création ou le subventionnement d'une nouvelle école d'enseignement secondaire ordinaire ou spécialisé ;
6° remettre au Gouvernement un avis sur la répartition géographique des types et des formes d'enseignement spécialisé ;
7° exercer toute autre mission confiée par le législateur ]1.
1° adresser au Gouvernement toute proposition de sa propre initiative ou a la demande du Gouvernement de nature a améliorer la qualité et le fonctionnement de l'enseignement secondaire ordinaire et de l'enseignement secondaire spécialisé dans le respect des dispositions légales, décrétales et réglementaires ;
2° remettre au Gouvernement des avis, de sa propre initiative ou a la demande du Gouvernement concernant :
a) les grilles horaires de l'enseignement ordinaire et de l'enseignement spécialisé ;
b) les titres et fonctions visés par le décret du 11 avril 2014 réglementant les titres et fonctions dans l'enseignement fondamental et secondaire organisé et subventionné par la Communauté française ;
c) les référentiels visés aux articles 16, 25, 26, 35 du décret du 24 juillet 1997 définissant les missions prioritaires de l'enseignement fondamental et de l'enseignement secondaire et organisant les structures propres à les atteindre ;
d) les profils de certification visés aux articles 39, 44, 45 et 47 du décret du 24 juillet 1997 précité ;
e) le répertoire des options de base de l'enseignement secondaire ordinaire et de l'enseignement secondaire spécialisé de forme 4 ;
f) les répertoires des formations de l'enseignement en alternance et de l'enseignement spécialisé de forme 3 ;
g) la mise en place des différentes modalités d'intégration des élèves qui relèvent de l'enseignement spécialisé et de l'évaluation permanente des intégrations autorisées par l'application du chapitre X du décret du 3 mars 2004 organisant l'enseignement spécialisé ;
h) la mise en oeuvre des aménagements raisonnables dans l'enseignement ordinaire visés par le décret du 7 décembre 2017 relatif à l'accueil, à l'accompagnement et au maintien dans l'enseignement ordinaire, fondamental et secondaire, des élèves présentant des besoins spécifiques ;
3° assurer l'échange de tout document utile ainsi que de l'expérience acquise entre l'ensemble des écoles d'enseignement ordinaire et d'enseignement spécialisé, en vue de favoriser la convergence vers la promotion de la réussite scolaire et de conduire chaque élève a son niveau le plus élevé possible de compétence, dans toutes les formes et tous les types de l'enseignement secondaire ;
4° remettre au Gouvernement un avis sur les demandes de programmation d'options de base groupées ou de formations organisées dans l'enseignement secondaire ordinaire et spécialisé, de plein exercice ou en alternance ;
5° remettre au Gouvernement un avis sur la création ou le subventionnement d'une nouvelle école d'enseignement secondaire ordinaire ou spécialisé ;
6° remettre au Gouvernement un avis sur la répartition géographique des types et des formes d'enseignement spécialisé ;
7° exercer toute autre mission confiée par le législateur ]1.
Modifications
HOOFDSTUK II.
CHAPITRE II.
Art.3. [1 § 1. De Raad is samengesteld uit de volgende werkende leden :
1° de vertegenwoordigers van de Diensten van de Regering die de hoedanigheid hebben van rechtswege leden :
- twee vertegenwoordigers van de Algemene Directie Leerplichtonderwijs ;
- de inspecteur-generaal van de Inspectiedienst van het Onderwijs van het pedagogisch continuüm of zijn afgevaardigde
- de inspecteur-generaal van de Inspectiedienst van het secundair doorstromings- en kwalificatieonderwijs of zijn afgevaardigde ;
2° 8 afgevaardigden van elk overlegcomité bedoeld in artikel 24, eerste lid, 4°, van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs waaronder de voorzitter ; de afvaardiging van het overlegcomité van het niet-confessioneel onderwijs bestaat uit :
a) drie afgevaardigden die het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen ;
b) vier afgevaardigden die het gesubsidieerd officieel onderwijs vertegenwoordigen;
c) een afgevaardigde die het niet-confessioneel vrij gesubsidieerd onderwijs vertegenwoordigt ;
3° zes vertegenwoordigers van de representatieve vakbondsverenigingen in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
Het uitgeoefende mandaat van de vertegenwoordigers bedoeld in het eerste lid, 2° en 3° duurt vier jaar ; dit mandaat is hernieuwbaar.
De mandaten van de voorzitter en de ondervoorzitter worden elk jaar afwisselend uitgeoefend door de voorzitter van het overlegcomité van het niet-confessioneel onderwijs en door de voorzitter van het overlegcomité van het confessioneel onderwijs.
Twee afgevaardigden van de minister die bevoegd is voor het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs, worden uitgenodigd om de werkzaamheden van de Raad te volgen zonder stemgerechtigd te zijn.
Wanneer de agenda het vereist, kan de Raad een beroep doen op deskundigen ; de Raad kan werkgroepen oprichten.
§ 2. Elke werkend lid is stemgerechtigd. Er worden zoveel plaatsvervangende leden als werkende leden aangesteld. De plaatsvervangende leden zetelen slechts als de werkende leden afwezig zijn.
De Raad beslist bij meerderheid van twee derde van de aanwezige leden. De volstrekte meerderheid is ook vereist enerzijds voor de aanwezige vertegenwoordigers van het overlegcomité van het niet-confessioneel onderwijs, anderzijds voor de aanwezige vertegenwoordigers van het confessioneel onderwijs. Elk advies vermeldt de stemmingen; een minderheidsnota kan erbij gevoegd worden.
§ 3. De leden van de Raad hebben recht op de teugbetaling van hun reis- en verblijfkosten onder de voorwaarden die van toepassing zijn op de personeelsleden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap ]1
1° de vertegenwoordigers van de Diensten van de Regering die de hoedanigheid hebben van rechtswege leden :
- twee vertegenwoordigers van de Algemene Directie Leerplichtonderwijs ;
- de inspecteur-generaal van de Inspectiedienst van het Onderwijs van het pedagogisch continuüm of zijn afgevaardigde
- de inspecteur-generaal van de Inspectiedienst van het secundair doorstromings- en kwalificatieonderwijs of zijn afgevaardigde ;
2° 8 afgevaardigden van elk overlegcomité bedoeld in artikel 24, eerste lid, 4°, van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs waaronder de voorzitter ; de afvaardiging van het overlegcomité van het niet-confessioneel onderwijs bestaat uit :
a) drie afgevaardigden die het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen ;
b) vier afgevaardigden die het gesubsidieerd officieel onderwijs vertegenwoordigen;
c) een afgevaardigde die het niet-confessioneel vrij gesubsidieerd onderwijs vertegenwoordigt ;
3° zes vertegenwoordigers van de representatieve vakbondsverenigingen in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
Het uitgeoefende mandaat van de vertegenwoordigers bedoeld in het eerste lid, 2° en 3° duurt vier jaar ; dit mandaat is hernieuwbaar.
De mandaten van de voorzitter en de ondervoorzitter worden elk jaar afwisselend uitgeoefend door de voorzitter van het overlegcomité van het niet-confessioneel onderwijs en door de voorzitter van het overlegcomité van het confessioneel onderwijs.
Twee afgevaardigden van de minister die bevoegd is voor het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs, worden uitgenodigd om de werkzaamheden van de Raad te volgen zonder stemgerechtigd te zijn.
Wanneer de agenda het vereist, kan de Raad een beroep doen op deskundigen ; de Raad kan werkgroepen oprichten.
§ 2. Elke werkend lid is stemgerechtigd. Er worden zoveel plaatsvervangende leden als werkende leden aangesteld. De plaatsvervangende leden zetelen slechts als de werkende leden afwezig zijn.
De Raad beslist bij meerderheid van twee derde van de aanwezige leden. De volstrekte meerderheid is ook vereist enerzijds voor de aanwezige vertegenwoordigers van het overlegcomité van het niet-confessioneel onderwijs, anderzijds voor de aanwezige vertegenwoordigers van het confessioneel onderwijs. Elk advies vermeldt de stemmingen; een minderheidsnota kan erbij gevoegd worden.
§ 3. De leden van de Raad hebben recht op de teugbetaling van hun reis- en verblijfkosten onder de voorwaarden die van toepassing zijn op de personeelsleden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap ]1
Modifications
Art.3. [1 § 1er. Le Conseil est composé des membres effectifs suivants :
1° des représentants des Services du Gouvernement, qui ont la qualité de membres de droit :
- deux représentants de la Direction générale de l'enseignement obligatoire ;
- l'inspecteur général du Service de l'Inspection de l'Enseignement du continuum pédagogique ou son délégué
- l'inspecteur général du Service de l'Inspection de l'Enseignement secondaire de transition et de qualification ou son délégué ;
2° de 8 délégués de chacun des comités de concertation visés à l'article 24, alinéa 1er, 4°, du décret du 29 juillet 1992 organisant l'enseignement secondaire, dont le président ; la délégation du comité de concertation de l'enseignement de caractère non confessionnel comprend :
a) trois délégués représentant l'enseignement organisé par la Communauté française ;
b) quatre délégués représentant l'enseignement officiel subventionné ;
c) un délégué représentant l'enseignement subventionné libre non confessionnel ;
3° six représentants des organisations syndicales représentatives au sens de l'article 7 de la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités.
Le mandat exercé des représentants visés à l'alinéa 1er, 2° et 3° est de quatre années ; ce mandat est renouvelable.
Les mandats de président et de vice-président sont exercés en alternance annuelle respectivement par le président du comité de concertation de l'enseignement non confessionnel et par le président du comité de concertation de l'enseignement confessionnel.
Deux délégués du ministre qui a l'enseignement secondaire ordinaire et spécialisé dans ses attributions sont invités à suivre les travaux du Conseil sans voix délibérative.
Lorsque l'ordre du jour le nécessite, le Conseil peut faire appel à des experts ; le Conseil peut créer des groupes de travail.
§ 2. Chaque membre effectif dispose d'une voix délibérative. Il est désigné autant de membres suppléants que de membres effectifs. Les suppléants ne siègent qu'en l'absence des effectifs.
Le conseil décide à la majorité des deux tiers des membres présents. La majorité absolue est en outre requise séparément, d'une part pour l'ensemble des membres présents représentant le comité de concertation de l'enseignement de caractère non confessionnel, d'autre part pour l'ensemble des membres présents représentant l'enseignement de caractère confessionnel. Tout avis comprend la mention des votes et s'il échet, une note de minorité.
§ 3. Les membres du Conseil ont droit au remboursement de leurs frais de parcours et de séjour aux conditions applicables aux membres du personnel du Ministère de la Communauté française ]1.
1° des représentants des Services du Gouvernement, qui ont la qualité de membres de droit :
- deux représentants de la Direction générale de l'enseignement obligatoire ;
- l'inspecteur général du Service de l'Inspection de l'Enseignement du continuum pédagogique ou son délégué
- l'inspecteur général du Service de l'Inspection de l'Enseignement secondaire de transition et de qualification ou son délégué ;
2° de 8 délégués de chacun des comités de concertation visés à l'article 24, alinéa 1er, 4°, du décret du 29 juillet 1992 organisant l'enseignement secondaire, dont le président ; la délégation du comité de concertation de l'enseignement de caractère non confessionnel comprend :
a) trois délégués représentant l'enseignement organisé par la Communauté française ;
b) quatre délégués représentant l'enseignement officiel subventionné ;
c) un délégué représentant l'enseignement subventionné libre non confessionnel ;
3° six représentants des organisations syndicales représentatives au sens de l'article 7 de la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités.
Le mandat exercé des représentants visés à l'alinéa 1er, 2° et 3° est de quatre années ; ce mandat est renouvelable.
Les mandats de président et de vice-président sont exercés en alternance annuelle respectivement par le président du comité de concertation de l'enseignement non confessionnel et par le président du comité de concertation de l'enseignement confessionnel.
Deux délégués du ministre qui a l'enseignement secondaire ordinaire et spécialisé dans ses attributions sont invités à suivre les travaux du Conseil sans voix délibérative.
Lorsque l'ordre du jour le nécessite, le Conseil peut faire appel à des experts ; le Conseil peut créer des groupes de travail.
§ 2. Chaque membre effectif dispose d'une voix délibérative. Il est désigné autant de membres suppléants que de membres effectifs. Les suppléants ne siègent qu'en l'absence des effectifs.
Le conseil décide à la majorité des deux tiers des membres présents. La majorité absolue est en outre requise séparément, d'une part pour l'ensemble des membres présents représentant le comité de concertation de l'enseignement de caractère non confessionnel, d'autre part pour l'ensemble des membres présents représentant l'enseignement de caractère confessionnel. Tout avis comprend la mention des votes et s'il échet, une note de minorité.
§ 3. Les membres du Conseil ont droit au remboursement de leurs frais de parcours et de séjour aux conditions applicables aux membres du personnel du Ministère de la Communauté française ]1.
Modifications
Art.4. [1 De werkende en plaatsvervangende leden bedoeld in artikel 3, paragraaf 1, eerste lid, 2° en 3° worden aangesteld door de Regering op voorstel van de organen bedoeld door dezelfde bepalingen ]1.
Modifications
Art.4. [1 Les membres effectifs et suppléants visés à l'article 3, paragraphe 1er, alinéa 1er, 2° et 3° sont désignés par le Gouvernement sur proposition des organes visés par ces mêmes dispositions ]1
Modifications
Art.5. [1 De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement vast en legt het de Regering ter goedkeuring voor.
De Diensten van de Regering nemen het secretariaat van de Raad waar ]1.
De Diensten van de Regering nemen het secretariaat van de Raad waar ]1.
Modifications
Art.5. [1 Le Conseil fixe son règlement d'ordre intérieur et le soumet à l'approbation du Gouvernement.
Les Services du Gouvernement assurent le secrétariat du Conseil ]1
Les Services du Gouvernement assurent le secrétariat du Conseil ]1
Modifications
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van de opleidingsprofielen.
CHAPITRE III. - De la définition des profils de formation.
Art.6. [1 De Raad richt een Vaste commissie voor het alternerend secundair onderwijs op die belast is met de coördinatie van alle initiatieven terzake ]1.
Modifications
Art.6. [1 Le Conseil crée en son sein une Commission permanente de l'enseignement secondaire en alternance, chargée de coordonner toutes les initiatives en la matière ]1.
Modifications
Art.7. [1 De Raad richt een Vaste Commissie voor het gespecialiseerd secundair onderwijs op, hierna de Commissie genoemd.
De samenstelling van de Commissie wordt in het huishoudelijk reglement van de Raad vastgesteld.
Ze wordt elk jaar afwisselend voorgezeten door een lid van de Raad ter vertegenwoordiging van het niet-confessioneel onderwijs en door een lid van de Raad ter vertegenwoordiging van het confessioneel onderwijs.
De voorzitter en de ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften bedoeld in Hoofdstuk van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs zijn rechtswege leden van de Commissie.
De Raad vertrouwt aan de Commissie het volgende toe :
1° de voorbereiding van de dossiers die specifiek zijn aan het gespecialiseerd onderwijs ;
2° de analyse en de opvolging van de voorstellen van de bovenvermelde Hoge Raad.
Voor de transversale thema's in het gespecialiseerd secundair onderwijs en in het gespecialiseerd basisonderwijs werkt de Commissie samen met de Vaste commissie voor het gespecialiseerd basisonderwijs bedoeld in artikel 26 van het decreet van 14 maart 1995 tot bevordering van het welslagen in de basisscholen.
Om deze opdrachten uit te voeren, kan de Regering een verlof toekennen wegens opdracht aan hoogstens twee leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het gespecialiseerd onderwijs, op gezamenlijk voorstel van de Algemene Raad voor het basisonderwijs en van de Algemene Raad voor het secundair onderwijs. Deze personeelsleden worden geplaatst onder het gezag van deze laatste Raad. Ze nemen inzonderheid het secretariaat waar van de Commissie, de Commissie bedoeld in artikel 26 van het decreet van 14 maart 1995 tot bevordering van het welslagen in de basisscholen, alsook van de Hoge Raad voor het onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften bedoeld in hoofdstuk XIV van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ]1
De samenstelling van de Commissie wordt in het huishoudelijk reglement van de Raad vastgesteld.
Ze wordt elk jaar afwisselend voorgezeten door een lid van de Raad ter vertegenwoordiging van het niet-confessioneel onderwijs en door een lid van de Raad ter vertegenwoordiging van het confessioneel onderwijs.
De voorzitter en de ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften bedoeld in Hoofdstuk van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs zijn rechtswege leden van de Commissie.
De Raad vertrouwt aan de Commissie het volgende toe :
1° de voorbereiding van de dossiers die specifiek zijn aan het gespecialiseerd onderwijs ;
2° de analyse en de opvolging van de voorstellen van de bovenvermelde Hoge Raad.
Voor de transversale thema's in het gespecialiseerd secundair onderwijs en in het gespecialiseerd basisonderwijs werkt de Commissie samen met de Vaste commissie voor het gespecialiseerd basisonderwijs bedoeld in artikel 26 van het decreet van 14 maart 1995 tot bevordering van het welslagen in de basisscholen.
Om deze opdrachten uit te voeren, kan de Regering een verlof toekennen wegens opdracht aan hoogstens twee leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het gespecialiseerd onderwijs, op gezamenlijk voorstel van de Algemene Raad voor het basisonderwijs en van de Algemene Raad voor het secundair onderwijs. Deze personeelsleden worden geplaatst onder het gezag van deze laatste Raad. Ze nemen inzonderheid het secretariaat waar van de Commissie, de Commissie bedoeld in artikel 26 van het decreet van 14 maart 1995 tot bevordering van het welslagen in de basisscholen, alsook van de Hoge Raad voor het onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften bedoeld in hoofdstuk XIV van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ]1
Modifications
Art.7. [1 e Conseil crée une Commission permanente de l'enseignement secondaire spécialisé, ci-après dénommée la Commission.
La composition de la Commission est fixée dans le règlement d'ordre intérieur du Conseil.
Elle est présidée en alternance annuelle par un membre du Conseil représentant l'enseignement non confessionnel et par un membre du Conseil représentant l'enseignement confessionnel.
Le président et le vice-président du Conseil supérieur de l'enseignement aux élèves à besoins spécifiques visé au chapitre XIV du décret du 3 mars 2004 organisant l'enseignement spécialisé sont membres de droit de la Commission.
Le Conseil confie à la Commission :
1° la préparation des dossiers spécifiques à l'enseignement spécialisé ;
2° l'analyse et le suivi des propositions du Conseil supérieur précité.
Pour les thématiques transversales à l'enseignement secondaire spécialisé et à l'enseignement fondamental spécialisé, la Commission travaille conjointement avec la Commission permanente de l'enseignement fondamental spécialisé visée à l'article 26 du décret du 14 mars 1995 relatif à la promotion d'une école de la réussite dans l'enseignement fondamental.
En vue d'assurer ces missions, le Gouvernement peut mettre en congé pour mission un maximum de deux membres du personnel directeur et enseignant de l'enseignement spécialisé, sur proposition conjointe du Conseil général de l'enseignement fondamental et du Conseil général de l'enseignement secondaire. Ces membres du personnel sont placés sous l'autorité de ce dernier Conseil. Ils assurent notamment le secrétariat de la Commission, de la Commission visée par l'article 26 du décret du 14 mars 1995 relatif à la promotion d'une école de la réussite dans l'enseignement fondamental ainsi que du Conseil supérieur de l'enseignement aux élèves à besoins spécifiques visé au chapitre XIV du décret du 3 mars 2004 organisant l'enseignement spécialisé ]1.
La composition de la Commission est fixée dans le règlement d'ordre intérieur du Conseil.
Elle est présidée en alternance annuelle par un membre du Conseil représentant l'enseignement non confessionnel et par un membre du Conseil représentant l'enseignement confessionnel.
Le président et le vice-président du Conseil supérieur de l'enseignement aux élèves à besoins spécifiques visé au chapitre XIV du décret du 3 mars 2004 organisant l'enseignement spécialisé sont membres de droit de la Commission.
Le Conseil confie à la Commission :
1° la préparation des dossiers spécifiques à l'enseignement spécialisé ;
2° l'analyse et le suivi des propositions du Conseil supérieur précité.
Pour les thématiques transversales à l'enseignement secondaire spécialisé et à l'enseignement fondamental spécialisé, la Commission travaille conjointement avec la Commission permanente de l'enseignement fondamental spécialisé visée à l'article 26 du décret du 14 mars 1995 relatif à la promotion d'une école de la réussite dans l'enseignement fondamental.
En vue d'assurer ces missions, le Gouvernement peut mettre en congé pour mission un maximum de deux membres du personnel directeur et enseignant de l'enseignement spécialisé, sur proposition conjointe du Conseil général de l'enseignement fondamental et du Conseil général de l'enseignement secondaire. Ces membres du personnel sont placés sous l'autorité de ce dernier Conseil. Ils assurent notamment le secrétariat de la Commission, de la Commission visée par l'article 26 du décret du 14 mars 1995 relatif à la promotion d'une école de la réussite dans l'enseignement fondamental ainsi que du Conseil supérieur de l'enseignement aux élèves à besoins spécifiques visé au chapitre XIV du décret du 3 mars 2004 organisant l'enseignement spécialisé ]1.
Modifications
Art.8. De gemeenschapscommissie voor beroepen en kwalifikaties richt adviescommissies op die de opleidingsprofielen (en de specifieke opleidingsprofielen) voorbereiden. De gemeenschapscommissie zendt die profielen over aan de raad.
(Vier leden aangesteld door de Algemene Overlegraad voor het gespecialiseerd onderwijs wonen de werkzaamheden van de adviescommissies als stemgerechtigde leden bij. Twee leden behoren tot het niet-confessioneel onderwijs en de twee anderen tot het confessioneel onderwijs.)
Wanneer de werkzaamheden van de adviescommissies een opleidingsprofiel betreffen dat reeds aangepast werd door de overlegcommissie voor het onderwijs voor sociale promotie overeenkomstig art. 17, § 1, 2e lid, 3°, van voormeld decreet van 16 april 1991, nemen twee deskundigen, aangewezen door de hoge raad voor het onderwijs voor sociale promotie, bedoeld in art. 78 van hetzelfde decreet, deel aan de werkzaamheden i.v.m. bedoeld profiel. Een van de deskundigen behoort tot het niet-confessioneel, de andere tot het confessioneel onderwijs.
(Vier leden aangesteld door de Algemene Overlegraad voor het gespecialiseerd onderwijs wonen de werkzaamheden van de adviescommissies als stemgerechtigde leden bij. Twee leden behoren tot het niet-confessioneel onderwijs en de twee anderen tot het confessioneel onderwijs.)
Wanneer de werkzaamheden van de adviescommissies een opleidingsprofiel betreffen dat reeds aangepast werd door de overlegcommissie voor het onderwijs voor sociale promotie overeenkomstig art. 17, § 1, 2e lid, 3°, van voormeld decreet van 16 april 1991, nemen twee deskundigen, aangewezen door de hoge raad voor het onderwijs voor sociale promotie, bedoeld in art. 78 van hetzelfde decreet, deel aan de werkzaamheden i.v.m. bedoeld profiel. Een van de deskundigen behoort tot het niet-confessioneel, de andere tot het confessioneel onderwijs.
Art.8. La commission communautaire des professions et des qualifications crée des commissions consultatives qui préparent les profils de formation (et les profils de formation spécifique). La commission communautaire des professions et des qualifications transmet ces profils au conseil.
(Quatre membres désignés par le Conseil général de concertation pour l'enseignement spécialisé assistent aux travaux des Commissions consultatives avec voix délibérative. Deux de ces membres appartiennent à l'enseignement de caractère non confessionnel et les deux autres à l'enseignement de caractère confessionnel.)
Lorsque les travaux des commissions consultatives concernent un des profils de formation qui ont déjà fait l'objet d'une adaptation par la commission de concertation de l'enseignement de promotion sociale, conformément à l'article 17, § 1, alinéa 2, 3° du décret du 16 avril 1991 précité, deux experts, désignés par le conseil supérieur de l'enseignement de promotion sociale visé à l'article 78 du même décret, participent aux travaux relatifs au profil de formation concerné. Un des experts appartient à l'enseignement de caractère non confessionnel, le second à l'enseignement confessionnel.
(Quatre membres désignés par le Conseil général de concertation pour l'enseignement spécialisé assistent aux travaux des Commissions consultatives avec voix délibérative. Deux de ces membres appartiennent à l'enseignement de caractère non confessionnel et les deux autres à l'enseignement de caractère confessionnel.)
Lorsque les travaux des commissions consultatives concernent un des profils de formation qui ont déjà fait l'objet d'une adaptation par la commission de concertation de l'enseignement de promotion sociale, conformément à l'article 17, § 1, alinéa 2, 3° du décret du 16 avril 1991 précité, deux experts, désignés par le conseil supérieur de l'enseignement de promotion sociale visé à l'article 78 du même décret, participent aux travaux relatifs au profil de formation concerné. Un des experts appartient à l'enseignement de caractère non confessionnel, le second à l'enseignement confessionnel.
HOOFDSTUK IV.
CHAPITRE IV.
Art.11. (Opgeheven)
Art.11. (Abrogé)
HOOFDSTUK V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
CHAPITRE V. - Dispositions modificatives et abrogatoires.
Art.13. Art. 3, § 3, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, ingevoegd bij de wet van 18 september 1981, wordt opgeheven.
Art.13. L'article 3, § 3, de la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l'enseignement, introduit par la loi du 18 septembre 1981 est abrogé.
Art.14. Art. 10 van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur van het secundair onderwijs, gewijzigd bij decreet van 19 juli 1991, wordt opgeheven.
Art.14. _ L'article 10 de la loi du 19 juillet 1971 relative à la structure générale de l'enseignement secondaire, modifié par le décret du 19 juillet 1991, est abrogé.
Art.15. In art. 17 van het decreet van 16 april 1991 tot regeling van het onderwijs voor sociale promotie, waarvan de huidige tekst § 1 vormt, wordt onderstaande § 2 toegevoegd :
" § 2. Wanneer de commissie belast wordt met de aanpassing van een opleidingsprofiel waarover reeds een voorstel van de algemene overlegraad voor het secundair onderwijs bestaat, wijst de raad twee deskundigen aan om deel te nemen aan de werkzaamheden i.v.m. dat profiel : één deskundige behoort tot het niet-confessioneel, de andere tot het confessioneel onderwijs.
De commissie brengt de algemene overlegraad, opgericht bij art. 1 van het decreet tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs, in kennis van zijn werkzaamheden inzake opleidingsprofielen. "
" § 2. Wanneer de commissie belast wordt met de aanpassing van een opleidingsprofiel waarover reeds een voorstel van de algemene overlegraad voor het secundair onderwijs bestaat, wijst de raad twee deskundigen aan om deel te nemen aan de werkzaamheden i.v.m. dat profiel : één deskundige behoort tot het niet-confessioneel, de andere tot het confessioneel onderwijs.
De commissie brengt de algemene overlegraad, opgericht bij art. 1 van het decreet tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs, in kennis van zijn werkzaamheden inzake opleidingsprofielen. "
Art.15. A l'article 17 du décret du 16 avril 1991 organisant l'enseignement de promotion sociale dont le texte actuel formera el § 1, il est ajouté un § 2, rédigé comme suit :
" § 2. Lorsque la commission est chargée de l'adaptation d'un des profils de formation qui a déjà fait l'objet d'une proposition du conseil général de concertation pour l'enseignement secondaire, deux experts désignés par ledit conseil participent aux travaux relatifs au profil de formation concerné. Un des experts appartient à l'enseignement de caractère non confessionnel, le second à l'enseignement confessionnel.
La commission informe le conseil général de concertation créé en application de l'article 1 du décret organisant la concertation pour l'enseignement secondaire de ses travaux en matière de profils de formation. "
" § 2. Lorsque la commission est chargée de l'adaptation d'un des profils de formation qui a déjà fait l'objet d'une proposition du conseil général de concertation pour l'enseignement secondaire, deux experts désignés par ledit conseil participent aux travaux relatifs au profil de formation concerné. Un des experts appartient à l'enseignement de caractère non confessionnel, le second à l'enseignement confessionnel.
La commission informe le conseil général de concertation créé en application de l'article 1 du décret organisant la concertation pour l'enseignement secondaire de ses travaux en matière de profils de formation. "
Art.16. Het koninklijk besluit van 23 maart 1976 betreffende de regeling en de werking van de overleg- en verbeteringscommissies voor het secundair onderwijs wordt opgeheven.
Art.16. L'arrêté royal du 23 mars 1976 portant organisation et fonctionnement des commissions de concertation et de perfectionnement de l'enseignement secondaire est abrogé.
Art.17. Het koninklijk besluit van 15 februari 1984 houdende samenstelling en de werking van de planificatiecommissie voor het secundair onderwijs met volledig leerplan wordt opgeheven.
Art.17. L'arrêté royal du 15 février 1984 fixant la composition et le fonctionnement de la commission de planification pour l'enseignement secondaire de plein exercice est abrogé.
Art.18. Het koninklijk besluit van 17 november 1988 tot regeling van de raad voor het technisch en beroepsonderwijs wordt opgeheven.
Art.18. L'arrêté royal du 17 novembre 1988 portant organisation du conseil de l'enseignement technique et professionnel est abrogé.
Art.19. In art. 4, 2e lid, van de wet van 29 mei 1959 worden na " verplicht " de woorden " na voor het secundair onderwijs de bij decreet van 27 oktober 1994 opgerichte algemene raad te hebben geraadpleegd " ingevoegd.
Art.19. A l'article 4, 2° alinéa de la loi du 29 mai 1959, après les mots " est obligé ", ajouter les mots " après avoir consulté, pour l'enseignement secondaire, le conseil général créé par le décret du ... 1994 ".
Art.20. In art. 12bis, § 2, van de wet van 29 mei 1959 worden tussen " besluit " en " van de Koning " de woorden " na raadpleging van de algemene raad opgericht bij decreet van 27 oktober 1994 voor het secundair onderwijs " ingevoegd.
Art.20. A l'article 12bis, § 2, de la loi du 29 mai 1959, insérer entre les mots " du Conseil des ministres " et " le Roi ", les mots " après consultation du conseil général créé par le décret du ... 1994 pour ce qui concerne l'enseignement secondaire ".
Art.21. In art. 16 van het decreet van 29 juli 1992 tot regeling van het secundair onderwijs met volledig leerplan worden de woorden " wegens hun sociaal-culturele omgeving " vervangen door " wegens hun sociaal-economische en culturele omgeving ".
Art.21. A l'article 16 du décret du 29 juillet 1992 portant organisation de l'enseignement secondaire de plein exercice, les mots " en raison de leur milieu socio-culturel " sont remplacés par les mots " en raison de leur milieu socio-économique et culturel ".
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling.
CHAPITRE VI. - Disposition finale.
Art. 22. Dit decreet treedt in werking op de datum vastgesteld door de Regering en uiterlijk op 15 november 1994, behalve art. 18, waarvan de Regering de datum van inwerkingtreding vaststelt.
Art. 22. Le présent décret entre en vigueur à la date fixée par le Gouvernement et au plus tard le 15 novembre 1994, à l'exception de l'article 18, dont la date d'entrée en vigueur est fixée par le Gouvernement.