Vergelijken - 1994027463

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

CHAPITRE I. - Généralités.

Artikel 1. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° decreet : het decreet van de Waalse Gewestraad van (27 juni 1996) betreffende de afval;
  2° Minister : de Minister tot wiens bevoegdheden Leefmilieu behoort;
  3° afval van ziekenhuis- en gezondheidszorgactiviteiten : afval afkomstig van ziekenhuizen, psychiatrische ziekenhuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen, rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen, medische laboratoria, medische consultatiebureaus, arts-, tandarts- of dierenartspraktijken en thuisverzorging;
  4° afval van klasse A : hotel- of logiesafval geproduceerd buiten de hospitalisatie- en verzorgingszones, keuken- en restaurantafval, afval van administratieve lokalen;
  5° afval van klasse B1 : andere ziekenhuis- en gezondheidszorgafval dan de afval van klasse A en klasse B2 [1 alsook de anatomische delen,]1 met name de afval van verpleegeenheden, consulten en medisch-technische diensten, alsmede laboratoriumafval, met uitzondering van radioactieve afval;
  6° afval van klasse B2 : besmettelijk afval afkomstig van patiënten die vanwege het besmettingsrisico voor de gemeenschap in afzondering moeten worden behandeld; microbieel besmet laboratoriumafval; bloed en bloedderivaten met een microbieel besmettingsrisico; stompe voorwerpen; cytostatica en alle afval van cytostatische behandelingen; [1 andere anatomische afval dan de anatomische delen;]1 pathologisch afval; afval van proefkonijnen, alsmede hun strooisel en uitwerpselen;
  [1 6bis. Anatomische delen : de organen of ledematen van menselijke lichamen, gemakkelijk te identificeren door een niet-specialist en ingezameld tijdens de gezondheidszorgactiviteiten, alsook de foetussen van minder dan 180 dagen;]1
  7° hergroepering : voorlopige immobilisatie zonder mogelijkheid om afval van ziekenhuis- en gezondheidszorgactiviteiten van verschillende klassen te mengen en zonder mogelijkheid om ze met ander afval te mengen;
  8° voorbehandeling : elke operatie die de fysische staat van de afval wijzigt en waarna nog een verwijderingsoperatie nodig is;
  9° [2 9. Administratie : de Administratie in de zin van artikel 2, 22°, van het decreet ]2
  10° exploitant : houder van (een milieuvergunning).

Modifications

[1] <BWG 2010-06-03/02, art. 21, 1°, 003; Inwerkingtreding : 25-06-2010>

[2] <BWG 2017-07-13/32, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 07-10-2017>

Article 1. Au sens du présent arrêté, on tend par :
  1. Décret : le décret (du 27 juin 1996) relatif aux déchets;
  2. Le Ministre : le Ministre de la Région wallonne qui a l'environnement dans ses attributions;
  3. Déchets d'activités hospitalières et de soins de santé : les déchets provenant des hôpitaux, des hôpitaux psychiatriques, des maisons de soins psychiatriques, des maisons de repos et des maisons de repos et de soins, des laboratoires médicaux, des dispensaires médicaux, des cabinets de médecin, de dentiste ou de vétérinaire et de prestations de soins à domicile;
  4. Déchets de classe A : les déchets hôteliers ou d'hébergement produits en dehors des zones d'hospitalisation et de soins, les déchets de cuisine et des services de restauration collective, les déchets provenant des locaux administratifs;
  5. Déchets de classe B1 : les déchets d'activités hospitalières et de soins de santé autres que les déchets de classe A et de classe B2, [1 ainsi que les pièces anatomiques,]1 et comprenant notamment les déchets en proveance des unités de soins, des consultations et des services médicotechniques, ainsi que les déchets issus des laboratoires, à l'exception des déchets radioactifs;
  6. Déchets de classe B2 : les déchets infectieux provenant de patients qui, en raisons du risque de contamination pour la communauté doivent être soignés en isolement; les déchets de laboratoire présentant une contamination microbienne; le sang et les dérivés de sang qui peuvent encore présenter une contamination microbienne; les objets contondants; les cytostatiques et tous les déchets de traitement cytostatique; les déchets anatomiques [1 autres que les pièces anatomiques]1; les déchets pathologiques; les déchets d'animaux d'expérience ainsi que leur litière et leurs excréments;
  [1 6bis. pièces anatomiques : les organes ou membres de corps humains, aisément identifiables par un non-spécialiste, recueillis à l'occasion des activités de soins de santé, ainsi que les foetus de moins de 180 jours;]1
  7. Regroupement : immobilisation provisoire sans possibilité de mélanger les déchets d'activités hospitalières et de soins de santé de classe différente et sans possibilité de les mélanger avec d'autres déchets;
  8. Prétraitement : toute opération conduisant à la modification de l'état physique des déchets, après laquelle il est encore nécessaire d'effectuer une opération d'élimination;
  9. [2 Administration : l'administration au sens de l'article 2, 22°, du décret ]2
  10. Exploitant : titulaire d'(un permis d'environnement).

Modifications

[1] <ARW 2010-06-03/02, art. 21, 1°, 003; En vigueur : 25-06-2010>

[2] <ARW 2017-07-13/32, art. 11, 004; En vigueur : 07-10-2017>

Art.2. Het is verboden zich te ontdoen van afval van ziekenhuis- en gezondheidszorgactiviteiten, behalve van :
  1° afval van klasse A en klasse B1 : door hem te beheren overeenkomstig de wetgeving inzake huishoudelijk afval;
  2° afval van klasse B2 :
  a) hetzij door hem te verwijderen in de daartoe behoorlijk gemachtigde installaties van zijn voortbrenger;
  b) hetzij door hem toe te vertrouwen aan een derde die erkend is voor zijn ophaal of vervoer, of die (...) gemachtigd is tot hun hergroepering, voorbehandeling of verwijdering;
  c) hetzij door hem toe te vertrouwen aan een buiten het Waalse Gewest gelegen installatie, na zich ervan te hebben vergewist dat die installatie de voorwaarden van de wetgeving vervult om over te gaan tot de verwijdering van de afval;
  d) hetzij door hem [2 ...]2 te verwerken tot afval die kan worden gelijkgesteld met afval van klasse A.
  [1 3° anatomische delen : door ze te begraven of aan een behoorlijk vergund crematorium toe te vertrouwen.]1

Modifications

[1] <BWG 2010-06-03/02, art. 21, 2°, 003; Inwerkingtreding : 25-06-2010>

[2] <BWG 2017-07-13/32, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 07-10-2017>

Art.2. Il est interdit à quiconque de se débarrasser de déchets d'activités hospitalières et de soins de santé, si ce n'est :
  1° pour les déchets de classe A et les déchets de classe B1 : en assurant leur gestion conformément à la législation en matière de déchets ménagers.
  2° pour les déchets de classe B2 :
  a) soit en procédant à eur élimination dans les propres installation du producteur de ces déchets, dûment autorisées à cet effet;
  b) soit en les confiant à un tiers bénéficiant de l'agrément requis pour assurer la collecte ou le transpot, ou à un tiers (...) autorisé pour effectuer le regroupement, le prétraitement ou l'élimination de ces déchets;
  c) soit en les confiant à une installation située en dehors de la Région wallonne, après s'être assuré que cette installation satisfait aux conditions que lui impose la législation qui lui est applicable pour procéder à l'élimination de ces déchets;
  d) soit en les transformant en déchets assimilables aux déchets de classe A [2 ...]2.
  [1 3° pour les pièces anatomiques : en les inhumant ou en les confiant à un crématorium dûment autorisé.]1

Modifications

[1] <ARW 2010-06-03/02, art. 21, 2°, 003; En vigueur : 25-06-2010>

[2] <ARW 2017-07-13/32, art. 12, 004; En vigueur : 07-10-2017>

Art.3. Wanneer hij gemengd is :
  1° wordt de afval van klasse A en klasse B1 beheerd overeenkomstig de regels die voor de afval van klasse B1 gelden;
  2° wordt de afval van klasse A en klasse B2 beheerd overeenkomstig de regels die voor de afval van klasse B2 gelden;
  3° wordt de afval van klasse B1 en klasse B2 beheerd overeenkomstig de regels die voor de afval van klasse B2 gelden.
  Wanneer de drie klassen afval gemengd zijn, worden ze beheerd overeenkomstig de regels die voor de afval van klasse B2 gelden.

Art.3. Dans les cas où ils sont mélangés :
  1. les déchets de classe A et les déchets de classe B1 sont gérés conformément aux règles prévues pour ceux-ci;
  2. les déchets de classe A et les déchets de classe B2 sont gérés conformément aux règles prévues pour ceux-ci;
  3. les déchets de classe B1 et les déchets de classe B2 sont gérés conformément aux règles prévues pour ceux-ci.
  Dans les cas où les trois classes de déchets sont mélangés, ils sont gérés conformément aux règles prévues pour les déchets de classe B2.

Art.4. Tijdens zijn ophaal en vervoer wordt de afval van dezelfde klasse van alle andere afval gescheiden, mits behoud van de mogelijkheid om afval van verschillende klassen met inachtneming van artikel 3 te mengen.

Art.4. Au cours de leur collecte et de leur transport, les déchets d'une classe sont tenus séparés de tous autres déchets sous réserve de la possibilité de mélanger des déchets de classes différentes dans le respect de l'article 3.

HOOFDSTUK II. - Vergunning tot vestiging en exploitatie van een hergroeperings-, voorbehandelings- of verwijderingsinstallatie voor afval van klasse B2.

CHAPITRE II. - De l'autorisation d'implanter et d'exploiter une installation de regroupement, de prétraitement ou d'élimination de déchets de classe B2.

Art.5. (Opgeheven)

Art.5. (Abrogé)

Art.6. (Opgeheven)

Art.6. (Abrogé)

Art.7. (Opgeheven)

Art.7. (Abrogé)

HOOFDSTUK III. - Erkenning van de exploitanten van hergroeperings-, voorbehandelings- of verwijderingsinstallaties voor afval van klasse B2.

CHAPITRE III. - De l'agrément des exploitants des installations de regroupement, de prétraitement ou d'élimination des déchets de classe B2.

Art.8. (Opgeheven)

Art.8. (Abrogé)

Art.9. (Opgeheven)

Art.9. (Abrogé)

Art.10. (Opgeheven)

Art.10. (Abrogé)

HOOFDSTUK IV. - Erkenning van ophalers en vervoerders van afval van klasse B2.

CHAPITRE IV. - De l'agrément des collecteurs et des transporteurs des déchets de classe B2.

Art.11. Een voorafgaande erkenning is vereist voor de ophaal en het vervoer van afval van klasse B2. De erkenning wordt toegekend voor een duur die erin vermeld staat en de duur van vijf jaar niet mag overschrijden.
Arts en, tandartsen, dierenartsen en thuisverzorgers zijn echter niet onderworpen aan de verplichting tot erkenning wanneer ze afval van hun eigen activiteit van hun praktijk of de woonplaats van hun patiënten vervoeren naar de plaats waar ze zich ervan ontdoen overeenkomstig artikel 2.

Art.11. La collecte et le transport de déchets de classe B2 sont soumis à l'agrément préalabe. Cet agrément est accordé pour une durée qu'il précise et qui ne peut excéder cinq ans.
Toutefois, les médecins, les dentistes, les vétérinaires et les prestataires e soins à domicile sont soustraits à l'obligation d'agrément lorsqu'ils transportent les déchets issus de leur activité propre depuis leur cabinet ou la résidence de leurs patients jusqu'au lieu où ils se débarrassent de ces déchets conformément à l'article 2.

Art.12. De lijst van de ophalers en vervoerders van afval van klasse B2 wordt jaarlijks in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art.12. La liste des collecteurs et des transporteurs de déchets de classe B2 agréés est publiée annuellement au Moniteur belge.

Art.13. De procedure inzake indiening en onderzoek van de aanvraag, de toekennings-, opschortings-, intrekkings- en wijzigingsvoorwaarden van de in artikel 11 bedoelde erkenning zijn degenen vermeld in hoofdstuk III van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende de (...) gevaarlijke afval.

Art.13. La procédure d'introducion et d'examen de la demande, les conditions d'octroi, de suspension, de retrait et de modification de l'agrément visé à l'article 11 sont celles prévues au chapitre III de l'arrêté de l'Exécutif régional wallon du 9 avril 1992 relatif aux déchets (...) dangereux.

HOOFDSTUK V. - Informatie over bezit en levering van afval van klasse B2.

CHAPITRE V. - Des informations relatives à la détention et à la livraison des déchets de classe B2.

Art.14. Iedere voortbrenger van afval van klasse B2 stelt de gegevens die aantonen dat hij zich overeenkomstig artikel 2 van de afval ontdoet gedurende vijf jaar ter beschikking van de [1 Administratie]1.

Modifications

[1] <BWG 2017-07-13/32, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 07-10-2017>

Art.14. Toute personne dont l'activité produit des déchets de classe B2 tient à la disposition de l'[1 Administration ]1, pendant cinq ans, les informations établissant qu'elle se débarrasse de ces déchets conformément à l'article 2.

Modifications

[1] <ARW 2017-07-13/32, art. 12, 004; En vigueur : 07-10-2017>

Art.15. Elke erkende ophaler en vervoerder en elke exploitant van een (in dit besluit bedoelde) installatie houden een register bij waarvan de [1 Administratie]1het model vaststelt, en stellen het gedurende vijf jaar te zijner beschikking.
Het register moet de [1 Administratie]1 in staat stellen om elke partij afval van klasse B2 vanaf de voortbrenging tot de verwijdering ervan te volgen.

Modifications

[1] <BWG 2017-07-13/32, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 07-10-2017>

Art.15. Tout collecteur et tout transporteur agréés et tout exploitant d'une installation (visée par le) présent arrêté, tiennent un registre dont le modèle est établi par l'[1 Administration ]1 et le gardent pendant cinq ans à la disposition de celui-ci.
Ce registre doit permettre à l'[1 [1 Administration ]1,]1 de suivre chaque lot de déchets de classe B2 depuis sa production jusqu'à son élimination.

Modifications

[1] <ARW 2017-07-13/32, art. 12, 004; En vigueur : 07-10-2017>

Art.16. Binnen de maand volgend op het referentiekwartaal wordt een afschrift van het register met de gegevens van het afgelopen kwartaal aan de [1 Administratie]1 gezonden.

Modifications

[1] <BWG 2017-07-13/32, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 07-10-2017>

Art.16. Une copie du registre, contenant les données du trimestre écoulé, est envoyée à l'[1 Administration ]1 dans le mois qui suit le trimestre de référence.

Modifications

[1] <ARW 2017-07-13/32, art. 12, 004; En vigueur : 07-10-2017>

Art.17. Elke bezitter van afval van klasse B2 moet zich schikken naar de bepalingen m.b.t. het vervoerformulier bedoeld in afdeling 3 van hoofdstuk V van het besluit van 9 april 1992 betreffende de (...) gevaarlijke afval.

Art.17. Tout détenteur de déchets de classe B2 est tenu de se conformer aux dispositions de la section 3 relative au formulaire de transport du chapitre V de l'arrêté du 9 avril 1992 relatif aux déchets (...) dangereux.

HOOFDSTUK VI. - Strafbepalingen.

CHAPITRE VI. - Dispositions pénales.

Art.18. (Opgeheven)

Art.18. (Abrogé)

HOOFDSTUK VII. - Wijzigings-, overgangs-, opheffings- en eindbepalingen.

CHAPITRE VII. - Dispositions modificatives, transitoires, abrogatoires et finales.

Art.19. Elke vóór de inwerkingtreding van dit besluit verleende erkenning voor de ophaal, het vervoer (...) ziekenhuis- en gezondheidszorgafval geldt als erkenning voor de ophaal, het vervoer of de exploitatie van een hergroeperings-, voorbehandelings- of verwijderingsinstallatie van afval van klasse B2 in de zin van dit besluit.
In afwijking van het vorige lid [1 kan de Administratie voorstellen]1 wijzigingen aan te brengen in de verschillende bestaande erkenningen als de vroeger opgelegde voorwaarden niet in overeenstemming zijn met dit besluit. [1 De Administratie]1 moet zijn behoorlijk met redenen omklede beslissing bekendmaken binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit.

Modifications

[1] <BWG 2020-04-03/06, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 08-04-2020>

Art.19. Tout agrément octroyé en qualité de transporteur, de collecteur (...) de déchets dangereux limités aux déchets d'activités hospitalières et de soins de santé, délivré avant l'entrée en vigueur du présent arrêté, vaut comme agrément en qualité de transporteur, de collecteur ou d'exploitant d'une installation de regroupement, de prétraitement ou d'élimination des déchets de classe B2 au sens du présent arrêté.
Par dérogation au précédent alinéa, [1 l'Administration peut proposer]1 des modifications des différents agréments existants si les conditions précédemment imposées sont non conformes au présent arrêté. [1 L'administration]1 doit notifier sa décision dûment motivée dans les six mois de l'entrée en vigueur du présent arrêté.

Modifications

[1] <ARW 2020-04-03/06, art. 12, 005; En vigueur : 08-04-2020>

Art.20. De reeds bestaande installaties die vóór de inwerkingtreding van dit besluit gemachtigd zijn op basis van de bepalingen van de hoofdstukken I en II van titel I van het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming of op basis van de bepalingen van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende de giftige of gevaarlijke afval moeten zich met ingang van 1 januari 1997 naar de bepalingen van dit besluit schikken.

Art.20. Les installations déjà existantes et autorisées avant l'entrée en vigueur sur base des dispositions du chapitre Ier et II du titre Ier du Règlement général pour la protection du travail ou sur base des dispositions de l'arrêté de l'Exécutif régional wallon du 9 avril 1992 relatif aux déchets toxiques ou dangereux doivent se conformer aux dispositions du présent arrêté pour le 1er janvier 1997.

Art.21. Het onderzoek van de behandelde dossiers wordt voortgezet overeenkomstig de in dit besluit bedoelde procedure en voorwaarden.

Art.21. L'examen des dossiers en cours d'instruction est poursuivi conformément à la procédure et aux conditions instaurées par le présent arrêté.

Art.22. Artikel 33, § 1, 3°, van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 juli 1987 betreffende de gecontroleerde stortplaatsen wordt vervangen door de woorden " 3° afval van ziekenhuis- en gezondheidszorgactiviteiten, behalve afval van ziekenhuis- en gezondheidszorgactiviteiten van klasse A ".

Art.22. L'article 33, § 1er, 3°, de l'arrêté de l'exécutif régional wallon du 23 juillet 1987 relatif aux décharges contrôlées est remplacé par les mots : " 3° les déchets d'activités hospitalières et de soins de santé, à l'exclusion des déchets d'activités hospitalières et de soins de santé de classe A ".

Art.23. De bepalingen van de hoofdstukken I en II van het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming zijn niet meer van toepassing voor de vestiging en de exploitatie van de in artikel 5 van dit besluit bedoelde installaties.

Art.23. Pour l'implantation et l'exploitation des installations visées à l'article 5 du présent arrêté, les dispositions des chapitres Ier et II du titre Ier du Règlement général pour la protection du travail ne sont plus applicables.

Art.24. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art.24. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.

Art.25. De Minister tot wiens bevoegdheden Leefmilieu behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art.25. Le Ministre qui à l'environnement dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.

BIJLAGE.

ANNEXE.

Art. N. Opslag- en verwijderingsvoorwaarden in hergroeperings-, voorbehandelings- en verwijderingsinstallaties voor afval van klasse B2.
  1. Verpakking van de afval.
  Afval van klasse B2 moet worden verpakt in niet verdichte verpakkingen die geen wegvloeiing toelaten en voldoende weerstand bieden om niet te breken tijdens de verschillende behandelingen. Stompe, scherpe en puntige voorwerpen moeten worden verpakt in vaste verpakkingen die samen met de afval zullen worden verbrand.
  Na verpakking kan de afval van klasse B2 worden hergroepeerd in herbruikbare containers die moeten worden gereinigd en ontsmet telkens als ze het verwijderingscentrum verlaten.
  2. Opslag van de afval.
  Afval van klasse B2 moet worden opgeslagen in een daarvoor bestemde waterdichte ruimte uitgerust met een reinigingsapparatuur die het water kan recupereren in geval van ongeval. Dat water wordt beschouwd als ander afvalwater dan normaal huishoudelijk afvalwater in de zin van artikel 1, hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater.
  Die ruimte mag niet toegankelijk zijn voor dieren en ongemachtigde personen en moet regelmatig worden gereinigd.
  De reiniging mag niet meer dan 24 uren in beslag nemen. Bij stopzetting wegens herstel en onderhoud moet de afval worden verbrand in de dichtstbijgelegen verbrandingsoven voor huishoudelijk afval.
  3. Ovenvulling.
  De oven moet zodanig worden gevuld dat het personeel niet in contact komt met de afval van klasse B2.
  4. Emissiegrenswaarden.
  1° wat de verbrandingsovens voor afval van klasse B2 betreft, worden de emissiegrenswaarden die betrekking hebben op de volgende omstandigheden : temperatuur 273K, druk 101,3 kPa, 11 % zuurstof of 9 % CO2, droog gas, in mg/Nm3 uitgedrukt :
  - stofdeeltjes totaal : 30;
  - zware metalen :
  - Pb + Cr + Cu + Mn : 5;
  - Ni + As : 1;
  - Cd : 0,2;
  - Hg : 0,2;
  - Zoutzuur (HCl) : 50;
  - Waterstoffluoride (HF) : 2;
  - Zwaveldioxide (SO2) : 300.
  2° Op advies van de [1 Administratie]1 kan de bevoegde autoriteit emissiegrenswaarden vaststellen voor verontreinigende stoffen die niet onder punt 1° zijn vermeld indien zij het nodig acht in verband met de samenstelling van de te verbranden afval en de kenmerken van de verbrandingsinstallatie. Bij het vaststellen van de emissiegrenswaarden houdt de autoriteit rekening, met name voor dioxinen en furanen, met de potentiële schadelijke gevolgen van die stoffen voor de volksgezondheid en het leefmilieu en met de beste beschikbare technologie.
  5. Werkingsvoorwaarden.
  1° Elke verbrandingsinstallatie voor afval van klasse B2 moet zodanig worden ontworpen, uitgerust en geëxploiteerd dat de bij de afvalverbranding vrijkomende gassen, na de laatste toevoer van verbrandingslucht, op een beheerste en homogene manier zelfs onder de meest ongunstige omstandigheden voor de duur van ten minste twee seconden bij een zuurstofgehalte van ten minste 6 % op een temperatuur van ten minste 850 °C worden gebracht.
  Het vastgestelde temperatuurniveau en zuurstofgehalte zijn minimumwaarden waaraan permanent moet worden voldaan wanneer de installatie in bedrijf is.
  2° De brandbare afval moeten volkomen worden verbrand.
  3° Elke verbrandingsinstallatie voor afval van klasse B2 moet, wanneer ze in bedrijf is, aan de volgende voorwaarden voldoen :
  a) de concentratie van koolmonoxide (CO) in de verbrandingsgassen mag niet hoger zijn dan 20 mg/Nm3.
  b) de concentratie van organische verbindingen (uitgedrukt als koolstof totaal) in de verbrandingsgassen mag niet meer bedragen dan 20 mg/Nm3.
  De onder a) en b) vermelde grenswaarden hebben betrekking op de volgende omstandigheden : temperatuur 273 K, druk 101,3 kPa, 11 % zuurstof of 9 % CO2, droog gas.
  4° De bevoegde autoriteiten kan, op advies van de [1 Administratie]1, van de onder punt 1° van dit besluit bedoelde verbrandingsvoorwaarden afwijken als in verbrandingsovens of apparatuur voor de behandeling van verbrandingsgassen adequate technieken worden toegepast, op voorwaarde dat de emissieniveaus van polychloordibenzodioxinen (PCDD's) en polychloordibenzofuranen (PCDF's) overeenkomen met of lager zijn dan de niveaus die onder de in punt 1° gestelde technische voorwaarden worden bereikt.
  5° Elke verbrandingsinstallatie voor afval van klasse B2 moet zodanig worden ontworpen, uitgerust en geëxploiteerd dat er geen emissies in de lucht plaatsvinden die aan de grond significante luchtverontreiniging veroorzaken; in het bijzonder de lozing van afvalgassen moet op gecontroleerde wijze plaatsvinden via een schoorsteen.
  De hoogte van de schoorsteen moet zo worden berekend dat de volksgezondheid en het milieu worden beschermd.
  6° Elke verbrandingsinstallatie voor afval van klasse B2 wordt met steunbranders uitgerust. Deze branders moeten automatisch in werking treden zodra de temperatuur van de verbrandingsgassen onder 850 °C komt. Deze steunbranders worden ook gebruikt bij het opstarten en stilleggen van de installatie om er zeker van te zijn dat gedurende deze verrichtingen en zolang de afval zich in de verbrandingskamer bevindt, de temperatuur permanent boven de minimumwaarde blijft.
  Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 juni 1994 betreffende afval van ziekenhuis- en gezondheidszorgactiviteiten.
  Namen, 30 juni 1994.
  De Minister-president van de Waalse Regering, belast met Economie, KMO's, Externe Betrekkingen en Toerisme,
  R. COLLIGNON
  De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw,
  G. LUTGEN

Modifications

[1] <BWG 2017-07-13/32, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 07-10-2017>

Art. N. Conditions de stockage et d'élimination dans les installations de regroupement, de prétraitement et d'élimination de déchets de classe B2.
  1. Conditionnement des déchets.
  Les déchets de classe B2 seront conditionnés dans des emballages non compactés ne permettant aucun écoulement et suffisamment résistants pour ne pas se rompre durant les diverses manipulations. Les objets contondants, tranchants, piquants, devront être conditionnés dans un emballage rigide. Ces emballages seront incinérés avec les déchets qu'ils contiennent.
  Une fois emballés, les déchets de classe B2 peuvent être regroupés dans des conteneurs réutilisables. Ceux-ci devront être nettoyés et désinfectés avant toute sortie du centre d'élimination.
  2. Stockage des déchets.
  Le stockage des déchets de classe B2 doit s'effectuer dans un local étanche prévu à cet effet et équipé d'un dispositif de nettoyage permettant - en cas d'accident - la récupération des eaux. Ces eaux sont considérées comme eaux usées autres que domestiques normales au sens de l'article 1er, chapitre Ier de l'arrêté royal du 3 août 1976 portant règlement général relatif aux déversements des eaux usées dans les aux de surface ordinaires, dans les égouts publics et dans les voiries artificielles d'écoulement des eaux pluviales.
  Ce local ne peut être accessible aux animaux et aux personnes non autorisées et doit être régulièrement nettoyé.
  Le temps de stockage ne peut être supérieur à 24 heures. En cas d'arrêt pour réparation et entretien, les déchets devront être incinérés dans l'incinérateur de déchets ménagers le plus proche.
  3. Approvisionnement du four.
  Le chargement du four s'effectuera de manière qu'aucun contact ne puisse être possible entre le personnel et les déchets de classe B2.
  4. Valeurs limites d'émissions.
  1° Pour les installations d'incinération de déchets de classe B2, les valeurs limites d'émission rapportées aux conditions suivantes : température de 273 kelvins (K), pression de 101,3 kilopascals (kPa), 11 % d'oxygène ou 9 % de dioxyde de carbone (CO2), gaz sec, sont en mg/Nm3 :
  - poussières totales : 30;
  - métaux lourds :
  - Pb + Cr + Cu + Mn : 5;
  - Ni + As : 1;
  - Cd : 0,2;
  - Hg : 0,2;
  - acide chlorhydrique (HCl) : 50;
  - acide fluorhydrique (HF) : 2;
  - anhydride sulfureux (SO2) : 300.
  2° Des valeurs limites d'émission pour les polluants autres que ceux mentionnés au point 1° peuvent être fixées par l'autorité compétente, sur avis de l'[1 Administration ]1, en raison de la composition des déchets à incinérer et des caractéristiques de l'installation d'incinération. Ces valeurs, en particulier pour les dioxines et les furanes seront fixées en tenant compte de la nocivité potentielle des polluants en question pour la santé humaine et l'environnement et des meilleures technologies disponibles.
  5. Conditions de fonctionnement.
  1° Toute installation d'incinération de déchets de classe B2 doit être concue, équipée et exploitée de manière à ce que les gaz provenant de la combustion des déchets soient portés, après la dernière injection d'air de combustion, d'une façon contrôlée et homogène, et même dans les conditions les plus défavorables, à une température d'au moins 850 °C pendant au moins deux secondes, en présence d'au moins 6 % d'oxygène.
  Le niveau de températeure et la teneur en oxygène fixés sont des valeurs minimales à respecter en permanence lors du fonctionnement de l'installation.
  2° les déchets combustibles doivent être entièrement brûlés.
  3° Lors de son fonctionnement, toute installation d'incinération de déchets de classe B2 doit respecter les conditions suivantes :
  a) la concentration de monoxyde de carbone (CO) dans les gaz de combustion ne doit pas dépasser 100 mg/Nm3;
  b) la concentration de composés organiques (exprimés en carbone total) dans les gaz de combustion ne doit pas dépasser 20 mg/Nm3.
  Les limites prévues aux points a) et b) sont rapportées aux conditions suivantes : température de 273 Kelvins (K), pression de 101,3 kilopascals (kPa), 11 % d'oxygène ou 9 % de dioxyde de carbone (CO2), gaz sec.
  4° Des conditions de combustion, différentes de celles fixées au point 1° du présent article pourront être admises par l'autorité compétente, sur avis de l'[1 Administration ]1, si les fours d'incinération ou les installations de traitement des gaz de combustion utilisent des techniques appropriées, pourvu que les niveaux d'émission de polychlorodibenzodioxines (PCDD) et de polychlorodibenzofuranes (PCDF) soient équivalents ou inférieurs à ceux qui correspondent aux conditions techniques fixées au point 1°.
  5° Toute installation d'incinération de déchets de classe B2 doit être concue, équipée et exploitée de manière à éviter le rejet dans l'atmosphère d'émissions provoquant au niveau du sol une pollution atmosphérique d'un niveau significatif; en particulier les gaz résiduaires doivent être rejetés d'une façon contrôlée, par l'intermédiaire d'une cheminée.
  La hauteur de la cheminée est calculée de manière à protéger la santé humaine et l'environnement.
  6° Toute installation d'incinération de déchets de classe B2 doit être équipée de brûleurs d'appoint. Ces brûleurs doivent entrer en fonction automatiquement dès que la température des gaz de combustion descend au-dessous de 850 °C. Les brûleurs d'appoint sont aussi utilisés dans les phases de démarrage et d'extinction afin d'assurer en permanence, pendant ces opérations et tant que les déchets sont dans la chambre de combustion, cette température minimale.
  Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement wallon du 30 juin 1994 relatif aux déchets d'activités hospitalières et de soins de santé.
  Namur, le 30 juin 1994.
  Le Ministre-Président du Gouvernemnt wallon, chargé de l'Economie, des P.M.E., des Relations extérieures et du Tourisme,
  R. COLLIGNON
  Le Ministre de l'Environnement, des Ressources naturelles et de l'Agriculture,
  G. LUTGEN

Modifications

[1] <ARW 2017-07-13/32, art. 13, 004; En vigueur : 07-10-2017>

Comparaison NL / FR

Nederlands (NL)

Français (FR)

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications