Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
5 JULI 1994. - Wet betreffende bloed en bloedderivaten van menselijke oorsprong. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-07-2002 en tekstbijwerking tot 02-07-2024)
Titre
5 JUILLET 1994. - Loi relative au sang et aux dérivés du sang d'origine humaine. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 17-07-2002 et mise à jour au 02-07-2024)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (43)
Texte (43)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
CHAPITRE I. - Dispositions générales.
Artikel 1. § 1. Deze wet is van toepassing op menselijk bloed en bloedderivaten, welke ook de bron moge zijn.
  (In afwijking tot het eerste lid, zijn de inzameling van, evenals alle handelingen met stamcellen uit perifeer bloed, navelstrengbloed en beenmerg, van de toepassing van deze wet uitgesloten.) <W 2008-12-19/44, art. 38, 006; Inwerkingtreding : 01-12-2009 (zie KB 2009-09-28/06, art. 14)>
  [1 In afwijking van het eerste lid is deze wet niet van toepassing op bloed en bloedderivaten van menselijke oorsprong die worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek zonder toepassing op de mens.]1
  § 2. Voor de toepassing van deze wet, wordt verstaan onder :
  1° [3 "bloed" : volbloed dat bij een donor is afgenomen en behandeld is met het oog op transfusie of verdere verwerking]3;
  [3 "1° /1 "stabiel bloedderivaat" : therapeutisch bestanddeel afgeleid van het bloed, dat een hoge stabilisatiegraad heeft bereikt;]3
  2° labiel bloedderivaat : therapeutisch bestanddeel afgeleid van het bloed waarvan het gebruik slechts gedurende een korte periode mogelijk is, zodra het eenmaal onttrokken is aan de omstandigheden van correcte bewaring;
  3° opspoorbaarheid : de mogelijkheid voor de in artikel 4 bepaalde instellingen om de donor van het bloed of de bloedderivaten alsook de verschillende ontvangers ervan op te sporen;
  4° actieve immunisatie : de toediening van een vaccin of van een antigene stof om de produktie van de gewenste anti-lichamen op gang te brengen;
  5° risicogedrag : een gewoonte of een gedrag van de donor dat, via de overdracht van een infectieus agens, een medisch risico voor de ontvanger kan inhouden.
  [2 6° ziekenhuis : een ziekenhuis zoals omschreven in artikel 2 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, met inbegrip van de universitaire ziekenhuizen en de ziekenhuizen uitgebaat door het Ministerie van Landsverdediging;]2
  [4 7° gezondheidszorgbeoefenaar: een arts, apotheker, tandheelkundige, verpleegkundige, vroedvrouw, kinesitherapeut, medische laboratoriumtechnoloog, klinisch psycholoog of klinisch orthopedagoog, zoals bedoeld in de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en die, met het oog op het verrichten van de anamnese van het risicogedrag, een specifieke opleiding inzake anamnese en risicoselectie bij bloeddonoren heeft genoten bij een bloedinstelling;]4
  [5 8° ernstig ongewenst voorval": een ongewenst voorval in verband met het inzamelen, testen, bewerken, opslaan en distribueren van bloed en bloedbestanddelen, dat voor een patiënt overlijden, levensgevaar, invaliditeit of arbeidsongeschiktheid tot gevolg kan hebben, dan wel leidt tot opname in een ziekenhuis of dat de duur van de ziekte verlengt;
   9° "ernstige ongewenste bijwerking": een onbedoelde reactie bij de donor of de patiënt in verband met het inzamelen of de transfusie van bloed of bloedbestanddelen, die dodelijk is, levensgevaar oplevert, invaliditeit of arbeidsongeschiktheid veroorzaakt, dan wel leidt tot opname in een ziekenhuis of die de duur van de ziekte verlengt.]5

  
Article 1. § 1. Cette loi s'applique au sang humain et aux dérivés de sang quelle que soit la source de ce sang.
  (Par dérogation à l'alinéa 1er, la collecte de, ainsi que toutes les opérations relatives aux cellules souches du sang périphérique, du sang de cordon et de la moelle osseuse, sont exclues de l'application de la présente loi.) <L 2008-12-19/44, art. 38, 006; En vigueur : 01-12-2009 (voir AR 2009-09-28/06, art. 14)>
  [1 Par dérogation à l'alinéa 1er, la présente loi ne s'applique pas au sang et aux dérivés du sang d'origine humaine qui sont utilisés pour la recherche scientifique sans application humaine. ]1
  § 2. Pour l'application de la présente loi, on entend par :
  1° [3 " sang " : le sang total prélevé chez un donneur et traité à des fins soit de transfusion soit de transformation ]3;
  [3 1° /1 " dérivé stable du sang ": des substances thérapeutiques dérivées du sang qui ont acquis un haut degré de stabilisation ;]3
  2° dérivé labile du sang : substance thérapeutique dérivée du sang dont l'utilisation n'est possible que pendant une période brève, une fois qu'elle est soustraite aux conditions de conservation correcte;
  3° traçabilité : la capacité pour les établissements visés à l'article 4 d'identifier le donneur du sang ou des dérivés du sang ainsi que les différents receveurs;
  4° immunisation active : l'administration d'un vaccin ou d'une substance antigénique afin d'induire la production des anticorps souhaités;
  5° comportement à risques : une habitude ou un comportement du donneur susceptible d'entraîner un risque médical pour le receveur via le transfert d'un gent infectieux.
  [2 6° hôpital : un hôpital tel que décrit à l'article 2 de la loi coordonnée du 10 juillet 2008 sur les hôpitaux et autres établissements de soins, y compris les hôpitaux universitaires et les hôpitaux exploités par le Ministère de la Défense nationale;]2
  [4 7° professionnel des soins de santé: un médecin, un pharmacien, un dentiste, un infirmier, une sage-femme, un kinésitherapeute, un technicien de laboratoire médical, un psychologue clinique ou un orthopégagogue clinique, tel que visé par la loi du 10 mai 2015 relative à l'exercice des professions des soins de santé et qui, en vue de l'anamnèse du comportement à risque, a suivi, au sein d'une institution de sang, une formation en anamnèse et en sélection de risque auprès des donneurs de sang;]4
  [5 8° "incident indésirable grave": un incident malencontreux lié à la collecte, au contrôle, à la transformation, au stockage ou à la distribution de sang ou de composants sanguins susceptible d'entraîner la mort ou de mettre la vie en danger, ou entraînant une invalidité ou une incapacité chez le patient, ou provoquant ou prolongeant une hospitalisation ou une morbidité;
   9° "réaction indésirable grave": une réaction imprévue chez le donneur ou le patient, liée à la collecte ou à la transfusion de sang ou de composants sanguins, qui est mortelle, met la vie en danger, entraîne une invalidité ou une incapacité ou provoque ou prolonge une hospitalisation ou une morbidité.]5

  
Art.2. Het bloed of de bloedderivaten mogen niet worden afgenomen, bereid, ingevoerd, bewaard, verdeeld, terhand gesteld, afgeleverd en gebruikt dan met inachtneming van de voorwaarden, die bij deze wet en bij de door de Koning genomen uitvoeringsbesluiten ervan worden opgelegd.
  Op de stabiele derivaten, die door openbare of privé inrichtingen geproduceerd zijn en onderworpen aan de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, zijn de artikelen 6 en 7 van deze wet niet van toepassing. De Koning kan voor stabiele bloedderivaten afwijken van de andere bepalingen van deze wet.
  Het bloed uitsluitend bestemd voor de bereiding van stabiele bloedderivaten die zelf uitsluitend bestemd zijn voor de uitvoer, mag buiten België worde afgenomen en ingevoerd in België onder de voorwaarden en met de garanties die zijn vastgesteld, ofwel door de wetgeving van het land waarvoor ze zijn bestemd, of door de Koning; bloedderivaten uitsluitend bestemd voor de bereiding van stabiele bloedderivaten met dezelfde bestemming mogen bereid en ingevoerd worden onder dezelfde voorwaarden en met dezelfde garanties, op voorwaarde dat ze onder die voorwaarden en met die garanties bereid zijn op basis van bloed dat niet in België is afgenomen.
Art.2. Le sang ou les dérivés du sang ne peuvent être prélevés, préparés, importés, conservés, distribués, dispensés, délivrés et utilisés que conformément aux conditions imposées par la présente loi et par les arrêtés pris par le Roi en exécution de celle-ci.
  Les dérivés stables, produits par des établissements publics ou privés et soumis à la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments, ne sont pas soumis aux articles 6 et 7 de la présente loi. Le Roi peut à l'égard des dérivés stables du sang déroger aux autres dispositions de la présente loi.
  Le sang destine exclusivement à la préparation de dérivés stables du sang exclusivement réservés à l'exportation, peut être prélevé en dehors de la Belgique et importé en Belgique dans les conditions et avec les garanties fixées soit par la législation du pays auquel ils sont destinés soit par le Roi; les dérivés de sang destinés exclusivement à la préparation de dérivés stables ayant la même destination peuvent être préparés et importés dans les mêmes conditions et avec les mêmes garanties, à condition qu'ils soient préparés au départ d'un sang prélevé en dehors de la Belgique dans ces conditions et avec ces garanties.
Art.3. Bloed of bloedderivaten mogen alleen door een geneesheer of onder diens toezicht worden afgenomen of gebruikt.
  Ze mogen alleen op medisch voorschrift worden ter hand gesteld of afgeleverd.
  (Ze worden toegediend overeenkomstig de regels voor goede praktijkvoering die, op voorstel van de Hoge Gezondheidsraad, bepaald zijn door de minister bevoegd voor Volksgezondheid.) <W 2003-04-08/33, art. 158, 003; Inwerkingtreding : 27-04-2003>
Art.3. Le sang ou les dérivés du sang ne peuvent être prélevés et utilisés que par un médecin ou sous sa surveillance.
  Ils ne peuvent être dispensés ou délivrés que sur prescription médicale.
  (Ils sont administrés conformément à des règles de bonne pratique fixées, sur proposition du Conseil supérieur d'Hygiène, par le ministre compétent pour la Santé publique.) <L 2003-04-08/33, art. 158, 003; En vigueur : 27-04-2003>
Art. 3bis. <INGEVOEGD bij W 2006-12-13/35, art. 31; Inwerkingtreding : 01-01-2007> De Koning kan regels vaststellen met het oog op het garanderen van de traceerbaarheid van bloed of bloedderivaten, zoals bepaald in het tweede lid.
  Met traceerbaarheid wordt bedoeld de mogelijkheid om elke afzonderlijke bloedeenheid en elk daarvan afkomstig bloedderivaat van de donor tot de eindbestemming en andersom te traceren, ongeacht of die eindbestemming een ontvanger, een geneesmiddelenfabrikant dan wel verwijdering is.
  Daartoe wordt een systeem ingevoerd waarbij voor elke afzonderlijke eenheid bloed of bloedderivaat die wordt ontvangen, een zodanige ondubbelzinnige identificatie en registratie gebeurt zodat elke afzonderlijke eenheid bloed of bloedderivaat van de donor tot de eindbestemming en andersom kunnen worden getraceerd.
  De Koning kan voor de inrichtingen of personen aan wie bloed of bloedderivaten kunnen worden geleverd, specifieke voorwaarden vaststellen teneinde voornoemde traceerbaarheid te garanderen. [1 De Koning kan deze inrichtingen of personen verplichten om [2 ernstige ongewenste bijwerkingen of ernstige ongewenste voorvallen]2 te melden, en kan hiertoe de nadere regelen en de te volgen procedure bepalen, waarbij Hij geen zwaardere verplichtingen kan opleggen aan deze instellingen dan deze opgelegd aan de in artikel 4, eerste lid bedoelde instellingen, voor wat betreft de melding van ongewenste voorvallen en bijwerkingen.]1
  
Art. 3bis. Le Roi peut fixer les règles visant à assurer la traçabilité du sang et des dérivés du sang, telle que définie à l'alinéa 2.
  Cette traçabilité implique la capacité de tracer le cheminement de chaque unité de sang ou dérivé du sang, du donneur à sa destination finale, qu'il s'agisse d'un receveur, d'un fabricant de médicaments ou du lieu d'élimination, et inversement.
  Cette traçabilité implique la mise en place d'un système permettant d'identifier et d'enregistrer sans la moindre équivoque chaque unité de sang ou dérivé de sang réceptionné(e) et, par là même, de tracer le cheminement de chaque unité de sang ou dérivé du sang du donneur à sa destination finale et inversement.
  Le Roi peut fixer des conditions spécifiques pour les établissements ou les personnes à qui du sang ou des dérivés de sang peuvent être livrés, afin de garantir la traçabilité susvisée. [1 Le Roi peut obliger ces établissements ou ces personnes à signaler [2 les réactions indésirables graves et les incidents indésirables graves]2 et peut déterminer les modalités et la procédure à suivre, bien qu'Il ne puisse imposer à ces institutions des obligations plus sévères que celles imposées aux institutions visées à l'article 4, alinéa 1er, en matière de notification des incidents et réactions indésirables.]1
  
HOOFDSTUK II. - De instellingen.
CHAPITRE II. - Les établissements.
Art.4. [1 "De werkzaamheden met betrekking tot het inzamelen en het testen van bloed en labiele bloedderivaten van menselijke oorsprong, ongeacht de bestemming ervan, en het bewerken, opslaan en distribueren van bloed en labiele bloedderivaten van menselijke oorsprong indien zij voor transfusie bestemd zijn, worden uitsluitend toevertrouwd aan instellingen die voldoen aan de voorwaarden die door de Koning zijn vastgesteld en zijn erkend door de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort]1.
  Voor wat de labiele bloedderivaten [1 bestemd voor transfusie]1 betreft, kan de erkenning enkel worden verleend aan de instellingen die instaan voor de afneming, de bereiding, de bewaring en de distributie van alle labiele bloedderivaten.
  [1 Voor labiele bloedderivaten die niet bestemd zijn voor transfusiedoeleinden en die niet onder het toepassingsgebied van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen vallen, bepaalt de Koning onder welke voorwaarden deze kunnen worden bereid, opgeslagen, gedistribueerd, ter hand gesteld en toegediend.]1
  
Art.4. [1 Les activités liées à la collecte et au contrôle du sang humain et des dérivés labiles du sang, quel que soit l'usage auxquels ils sont destinés, et à leur transformation, à leur stockage et à leur distribution lorsqu'ils sont destinés à la transfusion, sont réservés exclusivement à des établissements qui répondent aux conditions déterminées par le Roi et qui sont agréés par le ministre qui a la Santé publique dans ses attributions]1.
  En ce qui concerne les dérivés labiles du sang [1 destinés à la transfusion]1, l'agrément ne peut être accordé qu'aux établissements qui assurent le prélèvement, la préparation, la conservation et la distribution de l'ensemble de ces dérivés labiles du sang.
  [1 En ce qui concerne les dérivés labiles du sang qui ne sont pas destinés à la transfusion et qui ne sont pas compris dans le champs d'application de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments, le Roi fixe les conditions dans lesquels ils peuvent être préparés, stockés, distribués, délivrés et administrés.]1
  
Art. 4/1. [1 De in artikel 4 bedoelde instellingen worden belast met de openbare dienstverlening bestaande uit :
   1° het organiseren van de inzameling van vol bloed bij vrijwillige en onbezoldigde donoren ter verzekering van het aanbod van labiele bloedderivaten;
   2° het verzekeren van de regelmatige voorziening van volbloed en labiele bloedderivaten;
   3° de levering van de hoeveelheid restplasma, indien noodzakelijk aangevuld door afereseplasma, vereist voor de zelfvoorziening aan de in artikel 20/1, bedoelde opdrachthouder op basis van een door de Koning vastgestelde [2 vergoeding]2.]1

  
Art. 4/1. [1 Les établissements visés à l'article 4 sont chargés du service public suivant :
   1° organiser la collecte de sang total auprès de donneurs volontaires et bénévoles afin d'assurer l'offre des dérivés labiles de sang;
   2° assurer l'approvisionnement régulier en sang total et en dérivés labiles de sang;
   3° fournir la quantité de plasma résiduel, si nécessaire complétée par du plasma d'aphérèse, exigée pour l'autosuffisance, au chargé de mission visé à l'article 20/1, sur la base [2 d'une rémunération fixée]2 par le Roi.]1

  
Art. 4/1 TOEKOMSTIG RECHT.    [1 De in artikel 4 bedoelde instellingen worden belast met de openbare dienstverlening bestaande uit :
   1° het organiseren van de inzameling van vol bloed bij vrijwillige en onbezoldigde donoren ter verzekering van het aanbod van labiele bloedderivaten;
   2° het verzekeren van de regelmatige voorziening van volbloed en labiele bloedderivaten;
   3° de levering van de hoeveelheid restplasma, indien noodzakelijk aangevuld door afereseplasma, vereist voor de zelfvoorziening aan de in artikel 20/1, bedoelde opdrachthouder [3 of opdrachthouders]3 op basis van een door de Koning vastgestelde [2 vergoeding]2.]1
Art. 4/1 DROIT FUTUR.    [1 Les établissements visés à l'article 4 sont chargés du service public suivant :
   1° organiser la collecte de sang total auprès de donneurs volontaires et bénévoles afin d'assurer l'offre des dérivés labiles de sang;
   2° assurer l'approvisionnement régulier en sang total et en dérivés labiles de sang;
   3° fournir la quantité de plasma résiduel, si nécessaire complétée par du plasma d'aphérèse, exigée pour l'autosuffisance, au chargé de mission [3 ou aux chargés de mission visé(s)]3 à l'article 20/1, sur la base [2 d'une rémunération fixée]2 par le Roi.]1
HOOFDSTUK III. - Afneming van bloed en bloedderivaten.
CHAPITRE III. - Le prélèvement du sang et des dérivés du sang.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Section 1. - Dispositions générales.
Art.5. De afneming van bloed en bloedderivaten mag enkel plaatsvinden bij vrijwillige niet vergoede donors en met hun toestemming.
  Behalve in geval van uiterste medische noodzaak, mag de identiteit van de donor en van de ontvanger niet worden medegedeeld, met dien verstande dat de opspoorbaarheid van de produkten gewaarborgd moet zijn en dat de identiteit van de donor en/of van de ontvanger kan worden medegedeeld onder de bescherming van de medische geheimhouding wanneer deze mededeling door omstandigheden noodzakelijk is.
  Elke bloedafneming wordt voorafgegaan door een ondervraging bedoeld om de in artikel 8 opgesomde toestanden of aandoeningen op te sporen.
Art.5. Le prélèvement de sang et des dérivés du sang ne peut s'effectuer qu'après de donneurs bénévoles et non rémunérés et qu'avec leur consentement.
  Sauf cas d'extrême nécessité médicale, l'identité du donneur et du receveur ne peut être communiquée, étant entendu que la traçabilité des produits doit être garantie et que l'identité du donneur et/ou du receveur peut être communiquée sous le couvert du secret médical lorsque les circonstances rendent nécessaire cette communication.
  Chaque prélèvement est précédé d'un interrogatoire tendant au dépistage des états ou affections énumérés à l'article 8.
Art.6. De Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort stelt de prijs waartegen bloed en bloedderivaten worden ter hand gesteld en afgeleverd, zo vast dat winst is uitgesloten.
Art.6. Le Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions fixe, de façon à exclure tout profit, le prix auquel le sang et les dérivés du sang sont dispensés et délivrés.
Art.7. Om het de Minister mogelijk te maken de in artikel 6 bedoelde prijs vast te stellen of aan te passen, moet elke instelling de uit de afneming voortvloeiende kosten afzonderlijk boeken, hierbij rekening houdend met de aard van het bestanddeel, met de tests die zijn bepaald in artikel 16, met de toegepaste technologie en het hiermee verband houdend onderzoekingswerk.
Art.7. Afin de permettre au Ministre de fixer ou d'adapter le prix visés à l'article 6, chaque établissement est tenu de comptabiliser séparément les frais générés par le prélèvement en tenant compte de la nature de la substance, des tests prévus à l'article 16, de la technologie appliquée et de la recherche y afférente.
Art. 7bis. <INGEVOEGD bij W 2007-04-27/35, art. 33; Inwerkingtreding : 15-01-2007> De financiering van de NAT HIV1 en NAT HCV testen, uitgevoerd door of voor de instellingen in het kader van deze wet geschiedt ten laste van het Federaal Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten. Die financiering gebeurt via een subsidiëring.
  [1 De in het eerste lid bedoelde subsidiëring wordt gestort door middel van een voorschot en een saldo. Per instelling bedraagt het voorschot 80 % van het gemiddelde van de subsidies ontvangen door deze instelling voor de laatste drie afgesloten boekjaren. Voor een instelling die nog geen subsidies ontving gedurende drie afgesloten boekjaren bedraagt het voorschot 80 % van het gemiddelde van de subsidies uitbetaald aan alle instellingen gedurende de laatste drie afgesloten boekjaren. Het saldo wordt gestort, volgens de door de Koning vastgestelde voorwaarden, na voorlegging van de bewijsstukken. De betaling van het saldo sluit het boekjaar van de jaarlijkse subsidie af.]1
  Voor de toepassing van het eerste lid, wordt bedoelde subsidiëring aan de instellingen uitbetaald door het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, die hiervoor de nodige middelen van de Staat ontvangt via de kredieten bedoeld in artikel 13, § 1, 1° van de wet van 20 juli 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten. [1 Indien bij afsluiting van het in het tweede lid bedoelde boekjaar de op grond van de vorige zin door de Staat gestorte middelen te hoog bleken te zijn, vloeit het verschil terug naar de Schatkist.]1
  De Koning bepaalt de bedragen, de voorwaarden en modaliteiten voor de toepassing van dit artikel.
  
Art. 7bis. Le financement des tests NAT HIV1 et NAT HCV, effectués dans le cadre de la présente loi, pour ou par les établissements, est à charge de l'Agence fédérale des médicaments et des produits de santé. Ce financement se fait par le biais d'un subside.
  [1 Le subside visé à l'alinéa 1er est versé par le biais d'une avance et d'un solde. L'avance est, par établissement, de 80 % de la moyenne des subsides perçus par cet établissement pour les trois derniers exercices clôturés. Pour un établissement qui n'a pas encore reçu de subside lors des trois derniers exercices clôturés, l'avance est de 80 % de la moyenne des subsides versés à l'ensemble des établissements pour les trois derniers exercices clôturés. Le solde est versé, selon les conditions fixées par Ie Roi, après présentation des pièces justificatives. Le versement de ce solde clôture l'exercice de ce subside annuel.]1
  Pour l'application de l'alinéa 1er, le subside visé est payé aux établissements par l'Agence Fédérale des Médicaments et des Produits de Santé, qui reçoit les moyens nécessaires de la part de l'Etat via les crédits visés à l'article 13, § 1er, 1°, de la loi du 20 juillet 2006 relative à la création et au fonctionnement de l'Agence fédérale des Médicaments et des Produits de Santé. [1 A la clôture de l'exercice visé à l'alinéa 2, si les moyens versés par l'Etat conformément à la phrase précédente se sont avérés trop importants, la différence est reversée au Trésor.]1
  Le Roi fixe les montants, les conditions et les modalités pour l'application du présent article.
  
Afdeling 2. - Criteria waaraan donors van bloed of bloedderivaten moeten voldoen en de afnemingswijzen.
Section 2. - Critère de qualification des donneurs de sang ou des dérivés du sang et modalités de prélèvement.
Art.8. <KB 2005-02-01/30, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2005> In uitzonderlijke gevallen kunnen individuele donaties van donors die niet aan de vereisten inzake leeftijd, lichaamsgewicht voldoen of individuele donaties van donors waarvan het bloed niet voldoet aan de vereisten inzake hemoglobinegehalte, eiwitgehalte of thrombocytengehalte door een arts van de bloedinstelling worden toegelaten. Al deze gevallen moeten duidelijk worden vastgelegd.
  [1 De vereisten inzake leeftijd, lichaamsgewicht, hemoglobinegehalte, eiwitgehalte en trombocytengehalte zijn niet van toepassing op autologe donaties, met uitzondering van de in artikel 9, [2 vierde lid]2, bedoelde leeftijdsvereiste.]1
  
Art.8. <AR 2005-02-01/30, art. 1, 004; En vigueur : 18-02-2005> Dans certains cas exceptionnels, des dons individuels provenant de personnes ne répondant pas aux exigences en matière d'âge ou de poids corporel, ou des dons individuels provenant de personnes dont le sang ne répond pas aux exigences en matière de taux d'hémoglobine, de taux de protéines ou de taux de thrombocytes peuvent être acceptés par un médecin de l'établissement de transfusion sanguine. Tous ces cas doivent être définis clairement.
  [1 Les critères en matière d'âge, de poids corporel, de taux d'hémoglobine, de taux de protéines et de taux de thrombocytes ne s'appliquent pas aux prélèvements autologues, à l'exception du critère d'âge visé à l'article 9, [2 alinéa 4]2.]1
  
Art.9. [1 Geen enkele afneming mag worden verricht bij personen die jonger zijn dan 18 jaar. De afneming kan eveneens worden verricht in geval van uiterste medische noodzaak bij personen die jonger zijn dan achttien jaar, met de schriftelijke en ondertekende toestemming van de ouders of de wettelijke vertegenwoordiger en mits toelating door een arts van de bloedinstelling. Wanneer de minderjarige evenwel in staat is een toestemming of advies te geven, moet de arts die inwinnen.
   [2 ...]2
   De toelating van nieuwe donors, ouder dan 60 jaar, is afhankelijk van het oordeel van de arts van de bloedinstelling. Nieuwe donors die hun 66e verjaardag hebben bereikt, worden niet toegelaten.
  [2 Onverminderd het tweede lid]2, is de toelating van donors vanaf hun 65e verjaardag afhankelijk van het oordeel van de arts van de bloedinstelling. De toelating van donors vanaf hun 66e verjaardag wordt slechts gegeven indien het een donor betreft waarvan de laatste afneming niet langer dan drie jaar geleden is.
   Een afneming door aferese van twee erytrocytenconcentraten mag slechts worden verricht bij personen die jonger zijn dan 66 jaar.]1

  
Art.9. [1 Aucun prélèvement ne peut être effectué chez des sujets de moins de 18 ans. En cas d'extrême nécessité médicale, le prélèvement peut être effectué également chez les sujets de moins de 18 ans, avec l'autorisation écrite et signée des parents ou du représentant légal et moyennant l'autorisation par un médecin de l'établissement de prélèvement de sang. Néanmoins, si le mineur d'âge est en mesure d'exprimer un consentement ou un avis, le médecin est tenu de les recueillir.
  [2 ...]2
   L'autorisation de nouveaux donneurs, âgés de plus de 60 ans, dépend de l'avis du médecin de l'établissement de transfusion sanguine. Les nouveaux donneurs ayant atteint leur 66e anniversaire ne sont pas autorisés.
  [2 Sans préjudice de l'alinéa 2 ]2, l'autorisation de donneurs à partir de leur 65e anniversaire est soumise à l'appréciation du médecin de l'établissement de transfusion sanguine. L'autorisation de donneurs à partir de leur 66e anniversaire est donnée uniquement s'il s'agit d'un donneur dont le dernier prélèvement ne remonte pas à plus de trois ans.
   Un prélèvement par aphérèse d'un prélèvement érythrocytaire double, peut uniquement être effectué sur des personnes de moins de 66 ans. ]1

  
Art.10. Wanneer, na de bloedafneming blijkt dat een van de (uitsluitingscriteria, opgesomd in de bijlage bij deze wet) bij de donor aanwezig was, mag het afgenomen bloed niet worden gebruikt, behalve in de bijzondere gevallen bepaald in artikel 11. <KB 2005-02-01/30, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2005>
  (...). <KB 2005-02-01/30, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2005>
Art.10. Si, après avoir effectué le prélèvement, il s'avère qu'(un des critères d'exclusion, prévus à l'annexe de la présente loi), existait chez le donneur, le sang prélevé ne peut être utilisé, sauf dans les cas particuliers prévus à l'article 11. <AR 2005-02-01/30, art. 3, 004; En vigueur : 18-02-2005>
  (Alinéa 2 abrogé) <AR 2005-02-01/30, art. 3, 004; En vigueur : 18-02-2005>
Art.11. Met afwijking van (de uitsluitingscriteria voor donors van volbloed en bloedbestanddelen, zoals bepaald in de bijlage bij deze wet), kan de afneming worden verricht bij gezonde personen die drager zijn van het HBs-antigeen of van een anti-HCV-antistof op voorwaarde dat het bloed enkel voor de produktie van een vaccin of van immunoglobulines is bestemd.
  De zakjes of recipiënten bestemd voor de inzameling van de voormelde bloedafnemingen moeten een specifiek etiket dragen om elke verwarring te voorkomen.
Art.11. Par dérogation (aux critères d'exclusion pour les donneurs de sang total et de composants sanguins, tel que déterminé à l'annexe de la présente loi), le prélèvement peut être effectué chez des sujets sains qui sont porteurs d'antigène HBs, ou d'anticorps anti-HCV à condition que le sang soit uniquement destiné à produire un vaccin ou des immunoglobulines. <AR 2005-02-01/30, art. 4, 004; En vigueur : 18-02-2005>
  Les poches ou récipients réservés à la collecte des prélèvements mentionnés ci-dessus seront étiquetés d'une façon spécifique pour éviter toute confusion.
Art. 11/1. [1 Zonder afwijking van de uitsluitingscriteria voor donors van volbloed en bloedbestanddelen bedoeld in de bijlage, kan de afneming worden verricht bij asymptomatische dragers van HFE-mutaties en bij personen die lijden aan erfelijke hemochromatose zodra deze zich in de onderhoudsfase bevinden op voorwaarde dat de afneming plaatsvindt in samenwerking met de behandelende arts onder de vorm van een medisch rapport met betrekking tot de ijzerstapeling bij de eerste afneming en een, minstens jaarlijks, opvolgrapport.]1
  [2 De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder een persoon als asymptomatische drager van HFE-mutaties wordt beschouwd, de criteria en de parameters die gelden voor de onderhoudsfase, evenals de inhoud van het medisch rapport en het opvolgrapport.]2
  
Art. 11/1. [1 Sans dérogation aux critères d'exclusion pour les donneurs de sang total et de composants sanguins, tel que déterminé à l'annexe, le prélèvement peut être effectué sur des porteurs asymptomatiques des mutations HFE et des personnes atteintes d'hémochromatose héréditaire dès qu'ils se situent dans une phase d'entretien, à condition que le prélèvement s'effectue en collaboration avec le médecin soignant sous la forme d'un rapport médical sur la surcharge en fer lors du premier prélèvement et d'un rapport de suivi au moins annuel.]1
  [2 Le Roi détermine les conditions selon lesquelles une personne est considéré comme porteur asymptomatique des mutations HFE, les critères et paramètres qui s'appliquent pour la phase d'entretien, ainsi que le contenu du rapport médical et du rapport de suivi.]2
  
Art.12. Wanneer het, om hyperimmun plasma te bekomen, nodig is bij een donor een actieve immunisatie te veroorzaken, moet de wijze waarop het immuniseren of opnieuw immuniseren wordt verricht, de ontvanger minstens de garanties qua gezondheidsbescherming bieden, die zijn bepaald in de internationale wetenschappelijke aanbevelingen.
Art.12. S'il s'avère nécessaire, pour obtenir du plasma hyperimmun, de procéder à l'immunisation active d'un donneur, les modalités selon lesquelles seront effectuées ces immunisations ou réimmunisations devront offrir au receveur au minimum les garanties en matière de protection de sa santé que prévoient les recommandations scientifiques internationales.
Art.13. [1 De Koning kan de in de artikelen 8, 9, 10, 11 en 12 en de in de bijlage bepaalde criteria wijzigen, met inachtneming van de nieuwe wetenschappelijke kennis. De in het tweede lid bedoelde uitsluitingscriteria en de ermee samenhangende uitsluitingsperiodes kunnen tevens gewijzigd worden rekening houdend met de in het tweede lid bedoelde evaluatie en/of andere wetenschappelijke informatie. Daartoe kan de Koning de voormelde artikelen en de bijlage wijzigen, aanvullen, opheffen en vervangen.
   De tijdelijke uitsluitingscriteria, en de eraan verbonden uitsluitingsperiodes, van de in bijlage 2, b), bedoelde donoren ten gevolge van de blootstelling aan het risico van een via transfusie overdraagbare infectie door het seksueel gedrag van de aspirant-donor of het gedrag van de sekspartner van de aspirant-donor worden minstens tweejaarlijks geëvalueerd. De evaluatie gebeurt onder meer aan de hand van de gegevens verzameld door de in artikel 4 bedoelde instellingen.
   De Koning wijst de instantie of de instanties aan die de in het eerste lid bedoelde evaluatie uitvoeren of in het kader daarvan gegevens ontvangen of verstrekken, en Hij bepaalt de aard van deze gegevens. Hij bepaalt tevens de nadere regels krachtens dewelke deze evaluatie wordt uitgevoerd.]1

  
Art.13. [1 Le Roi peut modifier les critères fixés aux articles 8, 9, 10, 11 et 12 et dans l'annexe, en tenant compte des nouvelles connaissances scientifiques. Les critères d'exclusion temporaire et les périodes d'exclusion connexes visés à l'alinéa 2 peuvent également être modifiés, en tenant compte de l'évaluation visée à l'alinéa 2 et/ou d'autres informations scientifiques. A cet effet, le Roi peut modifier, compléter, abroger et remplacer les articles précités et l'annexe.
   Les critères d'exclusion temporaire, et les périodes d'exclusion connexes, pour les donneurs visés à l'annexe 2, b), à la suite de l'exposition au risque d'une infection transmissible par transfusion à cause du comportement sexuel du candidat au don ou du comportement du partenaire sexuel du candidat au don sont évalués au moins tous les deux ans. L'évaluation se fait entre autres sur la base de données collectées par les établissements visés à l'article 4.
   Le Roi désigne la ou les instances qui effectuent l'évaluation visée à l'alinéa 1er ou reçoivent ou fournissent des données dans ce cadre, et Il fixe la nature de ces données. Il détermine également les modalités en vertu desquelles cette évaluation est effectuée. ]1

  
Art.14. § 1. Vóór elke afneming wordt systematisch aan de donor een informatiefolder ove AIDS overhandigd. Die folder moet vermelden wat risicogedrag is.
  Bovendien moet [1 een gezondheidszorgbeoefenaar]1 zich er van vergewissen dat het begrip risicogedrag goed werd begrepen. Hij moet onder meer duidelijke vragen stellen die het hem mogelijk maken donors met een dergelijk gedrag af te wijzen. [1 De gezondheidszorgbeoefenaar kan een beroep doen op een arts met een bijzondere expertise in bloedcollecte en transfusiegeneeskunde en die niet fysiek aanwezig moet zijn.]1
  § 2. Onverminderd de bepalingen van § 1, moet de donor de mogelijkheid hebben te verzoeken dat het afgenomen produkt niet wordt gebruikt.
  § 3. De Koning kan de in § 1 bepaalde elementen inzake de schriftelijke informatie en inzake de ondervraging door [1 de gezondheidszorgbeoefenaar]1, vaststellen.
  
Art.14. § 1. Un dépliant d'information concernant le SIDA doit être remis systématiquement au donneur avant tout prélèvement. Ce dépliant doit rappeler ce que sont les comportements à risques.
  De plus, [1 un professionnel des soins de santé]1 doit s'assurer que la notion de comportement à risques a bien été comprise. Il doit en outre poser clairement les questions qui lui permettront d'écarter les donneurs qui présenteraient ces comportements. [1 Le professionnel des soins de santé peut faire appel à un médecin qui disopose d'une expertise en collecte de sang et en médecine de transfusion et qui ne doit pas être physiquement présent.]1
  § 2. Sans préjudice des dispositions du § 1er, le donneur doit avoir la possibilité de demander que le produit de son don ne soit pas utilisé.
  § 3. Le Roi peut fixer les éléments de l'information écrite et les éléments sur lesquels doit porter l'interrogatoire du [1 professionnel des soins de santé]1 qui sont prévus au § 1er.
  
Art.15. De donors zijn onderworpen aan de volgende klinische onderzoekingen :
  1° vor de eerste afneming, een diepgaand klinisch onderzoek. Dit onderzoek wordt geregeld en minstens om de twee jaar herhaald;
  2° bij elke afneming, een beknopt cardiovasculair onderzoek dat minstens de controle van het hartritme en van de bloeddruk omvat alsook het onderzoek naar externe tekens van geelzucht.
Art.15. Les donneurs sont soumis aux examens cliniques suivants :
  1° avant le premier prélèvement, un examen clinique approfondi. Cet examen est renouvelé périodiquement et au moins tous les deux ans;
  2° à chaque prélèvement, un examen cardiovasculaire succinct comportant au moins le contrôle du rythme cardiaque et de la tension sanguine ainsi que la recherche des signes extérieurs d'ictère.
Art.16. § 1. Wanneer voor het eerst bij een donor een afneming wordt verricht, worden vooraf, tegelijk of onmiddellijk nadien biologische analyses verricht bestaande uit :
  1° een volledige hemogram;
  2° (...) <W 2006-12-13/35, art. 32, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  3° (De tests voor de opsporing van hepatitis B (HBsAg), hepatitis C (anti-HCV en een onderzoek naar het genoom van het hepatitis virus), van HIV 1 en 2 (anti-HIV 1 en 2 alsook een onderzoek naar het genoom van het HIV 1-virus) en van syfilis;) <KB 2005-02-01/30, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2005>
  4° de opsporing van antilichamen anti-HBc;
  5° de bepaling van de bloedgroep ABO en van de rhesus D; de bepaling gebeurt door vergelijking van de resultaten verkregen [1 door twee onafhankelijke ABO en rhesus D testen te verrichten met twee onafhankelijke reagentia. De twee bepalingen moeten hetzelfde resultaat geven. Het uitvoeren van een bepaling van de bloedgroep ABO en rhesus D is niet vereist wanneer uitsluitend plasma bestemd voor fractionering wordt afgenomen]1.
  [1 ...]1
  6° de opsporing van irreguliere anti-erythrocyten-antilichamen aan de hand van een geschikte methode.
  (7° De onderzoeken op HbsAg, op anti-HCV, op anti-HIV 1 en 2 en naar de genomen van het hepatitis C virus en van het HIV 1 virus dienen te gebeuren volgens methoden die bepaald zijn door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.) <KB 2005-02-01/30, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2005>
  § 2. De in § 1, 1°, 2° en 3°, voorgeschreven analyses worden bij elke latere afneming verricht. De in § 1, 4° en 6° voorgeschreven onderzoekingen worden opnieuw verricht naar gelang van de anamnese. Het onderzoek vermeld in § 1, 5°, wordt verricht zoals beschreven in die paragraaf. [1 Bij het afnemen van plasma uitsluitend bestemd voor fractionering is een bepaling van de bloedgroep ABO en rhesus D niet vereist.]1
  Wanneer het dossier van de donor evenwel de vermelding van zijn bloedgroep bevat, mag de vergelijking van het resultaat van het onderzoek van he afgenomen bloed gebeuren ten opzichte van de vermelding in dat dossier.
  Wanneer de donor tot de O-groep behoort en het bloed bestemd is voor een transfusie van totaal bloed of wanneer het gaat om een onverenigbare ABO-bloedplaatjestransfusie, wordt de titel van antilichamen anti-A en/of antilichamen anti-B bepaald.
  Wanneer dit onderzoek niet kon worden verricht of wanneer de titer van antilichamen te hoog is, moet de flacon volgende vermelding dragen " Dit bloed is uitsluitend bestemd voor isogroeptransfusies ".
  § 3. De gelijktijdig voor laborartoriumanalyse afgenomen monsters moeten de informatie vermelden welke toelaat het bekomen bloed van beide te vergelijken met de gedane gift.
  
Art.16. § 1. Lorsqu'un premier prélèvement est effectué chez un donneur, il est précédé, accompagné ou immédiatement suivi d'analyses biologiques comportant :
  1° un hémogramme complet;
  2° (...) <L 2006-12-13/35, art. 32, 005; En vigueur : 01-01-2007>
  3° (Les tests de dépistage de l'hépatite B (HBsAg), de l'hépatite C (anti-HCV et recherche du génome du virus de l'hépatite), des HIV 1 et 2 (anti-HIV 1 et 2, ainsi que la recherche du génome du virus HIV 1) et de la syphilis;) <AR 2005-02-01/30, art. 5, 004; En vigueur : 18-02-2005>
  4° la recherche des anticorps anti-HBc;
  5° la détermination du groupe sanguin ABO, et du rhésus D; la détermination se fait [1 en effectuant deux tests indépendants du groupe sanguin ABO et du rhésus D à l'aide de deux réactifs distincts. Les deux déterminations doivent donner le même résultat. Quand le prélèvement est limité au plasma destiné au fractionnement, une détermination du groupe sanguin ABO et du rhésus D n'est pas requise ]1.
  [1 ...]1
  6° la recherche d'anticorps irréguliers anti-érythrocytaires par une méthode appropriée.
  (7° La recherche de HbsAg, d'anti-HCV, d'anti-HIV 1 et 2 et des génomes du virus de l'hépatite C et du virus HIV 1 doit être effectuée suivant des méthodes déterminées par le Ministre qui a la Santé publique dans ses compétences.) <AR 2005-02-01/30, art. 5, 004; En vigueur : 18-02-2005>
  § 2. Les analyses prescrites au § 1er, 1°, 2° et 3°, seront effectuées lors de tout prélèvement ultérieur. Les examens prescrits au § 1er, 4° et 6° seront refaits en fonction de l'anamnèse. L'analyse prévue au § 1er, 5°, est effectuée comme indiqué dans ce paragraphe. [1 Lorsque le prélèvement du plasma est uniquement destiné au fractionnement, une détermination du groupe sanguin ABO et du rhésus D n'est pas requise.]1
  Toutefois lorsque le dossier du donneur comporte l'indication de son groupe sanguin, la confrontation des résultats de l'analyse du sang prélevé peut se faire par rapport à l'indication figurant dans ce dossier.
  Lorsque le donneur appartient au groupe O et que le sang est destiné à une transfusion en sang total ou lorsqu'il s'agit de transfusion plaquettaire ABO incompatible, la détermination du taux d'anticorps anti-A et/ou d'anticorps anti-B sera effectuée.
   Dans le cas où cette recherche n'a pu être effectuée ou dans le cas où le taux d'anticorps est trop élevé, le récipient portera la mention " Ce sang est à réserver exclusivement aux transfusions isogroupe ".
  § 3. Les échantillons prélevés simultanément aux fins d'analyses de laboratoire doivent porter les informations permettant de référer le sang recueilli dans chacun de ceux-ci au don effectué.
  
Art.17. § 1. Elke afneming moet op aseptische wijze gebeuren, meer bepaald door ontsmetting van de huid en gebruik van steriel wegwerpmateriaal.
  Na afloop van de afneming, wordt het recipiënt onmiddellijk gesloten volgens een methode die de steriliteit waarborgt, rekening houdend met de voorziene bewaartijd.
  § 2. (De afgenomen hoeveelheid bloed mag 500 ml. met een maximumwaarde van 13 % van het geraamde totale bloedvolume van de donors niet overtreffen. Dit totaal bloedvolume wordt geraamd aan de hand van lengte en gewicht van de donor. Tussen twee bloedafnemingen moeten minstens twee maanden verlopen en per jaar mogen niet meer dan 4 afnemingen worden verricht.
  In sommige bijzondere gevallen, meer bepaald voor de zeldzame bloedgroepen [2 en voor de in artikel 11/1 vermelde personen]2 , mag de frequentie, op verantwoordelijkheid van de arts, hoger liggen dan vier afnemingen per jaar [1 voor zover tussen twee bloedafnemingen minstens twee maanden verlopen]1.
  In het raam van een geprogrammeerde autologe transfusie, moeten de afnemingen worden verricht op medisch voorschrift met vermelding van de nodige hoeveelheid bloed en van de datum van de geprogrammeerde ingreep.
  Voor de afname van autoloog volledig bloed bij kinderen mag maximaal 10,5 ml. per kg. lichaamsgewicht worden afgenomen.
  De afnemingsvoorwaarden en -frequentie worden vastgelegd in een schriftelijk therapeutisch protocol dat per patiënt wordt opgemaakt gezamenlijk door de voorschrijvende arts en de arts die verantwoordelijk is voor de instelling.
  De verantwoordelijkheid voor de autologe afneming behoort tot de bevoegdheid van de arts die verantwoordelijk is voor de instelling.
  Het lichaamsgewicht van donors van volledig bloed of [3 bloedbestanddelen]3 door middel van aferese dient ten minste 50 kg. te bedragen. In sommige uitzonderlijke gevallen, meer bepaald voor de zeldzame bloed-, plaatjes- en HLA-groepen mag, op verantwoordelijkheid van de arts, een donatie plaatsvinden bij een donor met een lichaamsgewicht lager dan 50 kg.) <KB 2005-02-01/30, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2005>
  § 3. Wanneer het om afneming door plasmaferese gaat, mogen volgende hoeveelheden plasma niet worden overschreden : [4 765 ml]4 per zitting, [5 2 liter per 28 dagen]5, 15 liter per jaar. <W 2003-04-08/33, art. 159, 003; Inwerkingtreding : 27-04-2003>
  Indien de toegepaste techniek twee opeenvolgende afnemingen vergt, mag de tweede pas worden uitgevoerd na restitutie door intraveneuze inspuiting van de rode bloedlichaampjes van de eerste afneming.
  (Bij donors die plasmaferese ondergaan, bedraagt het eiwitgehalte van het bloed tenminste 60 g./l. ; bij deze donors moet het eiwitgehalte ten minste jaarlijks bepaald worden.) <KB 2005-02-01/30, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2005>
  § 4. Trombocyten, leucocyten, neocyten en (...) kunnen tevens worden bekomen door cytaferese. <W 2008-12-19/44, art. 39, 006; Inwerkingtreding : 01-12-2009 (zie KB 2009-09-28/06, art. 14)>
  Onverminderd (de in de bijlage bij deze wet bepaalde uitsluitingscriteria), is de afneming van bloedplaatjes verboden indien he aantal bloedplaatjes lager ligt dan 1,5.10 11/liter en de afneming van granulocyten is verboden indien het aantal granulocyten lager is dan 2.10 9/liter. <KB 2005-02-01/30, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 18-02-2005>
  Het maximum aantal toegestane afnemingen bedraagt vierentwintig per jaar met een maximum van een per week, behalve bij uiterste medische noodzaak.
  Indien de donor een voorafgaande behandeling moet ondergaan om een toereikende celconcentratie te bereiken, moet hij op een correcte wijze worden geïnformeerd en moet hij medisch grondiger worden onderzocht, meer bepaald in verband met de opsporing van eventuele coagulatiestoornissen en van antecedenenten van tetanie en of ernstige allergie.
  In die omstandigheden mag, behalve in geval van uiterste medische noodzaak, het aantal toegestane afnemingen niet meer dan drie per jaar bedragen met een maximum van één per week.
  
Art.17. § 1. Tout prélèvement doit être effectué de façon aseptique, notamment par désinfection de la peau et emploi d'un matériel stérile à usage unique.
  Lorsque le prélèvement est terminé, le récipient est immédiatement obturé, selon une méthode qui en garantit la stérilité en fonction de la durée de conservation prévue.
  § 2. (La quantité de sang prélevée ne peut être supérieure à 500 ml., avec une valeur maxima de 13 % du volume sanguin total estimé des donneurs. Ce volume sanguin total est évalué sur la base de la taille et du poids du donneur. Au moins deux mois doivent s'écouler entre deux prélèvements sanguins et le nombre de prélèvements ne peut être supérieur à quatre par an.
  Dans certains cas particuliers, notamment pour les groupes sanguins rares [2 et pour les personnes mentionnées à l'article 11/1]2 , la fréquence des prélèvements pourra être supérieure à quatre par an, sous la responsabilité du médecin et [1 pour autant qu'au moins deux mois s'écoulent entre deux prélèvements sanguins]1.
  Dans le cadre d'une transfusion autologue programmée, les prélèvements doivent faire l'objet d'une prescription médicale quantifiant le besoin en sang et mentionnant la date de l'intervention programmée.
  Pour le prélèvement autologue de sang total chez des enfants, on peut prélever au maximum 10,5 ml par kilogramme de poids corporel.
  Les conditions de prélèvement et leur fréquence font l'objet d'un protocole thérapeutique écrit, établi pour chaque patient, élaboré conjointement par le médecin prescripteur et le médecin responsable de l'établissement.
  La responsabilité du prélèvement autologue relève de la compétence du médecin responsable de l'établissement.
  Le poids corporel des donneurs chez lesquels on prélève du sang total ou des composants [3 sanguins]3 par aphérèse doit être de 50 kg au minimum. Dans certains cas exceptionnels, notamment en ce qui concerne les groupes sanguins, de plaquettes et HLA rares, on peut effectuer, sous la responsabilité du médecin, un prélèvement sur un donneur ayant un poids corporel inférieur à 50 kg.) <KB 2005-02-01/30, art. 6, 004; En vigueur : 18-02-2005>
  § 3. Lorsque les prélèvements se font par plasmaphérèse, les quantités suivantes de plasma ne peuvent être dépassées : [4 765 ml]4 par séance, [5 2 litres par 28 jours]5, 15 litres par an. <L 2003-04-08/33, art. 159, 003; En vigueur : 27-04-2003>
  Si la technique utilisée implique deux prélèvements successifs, le second n'aura lieu qu'après la restitution par injection intraveineuse des globules rouges du premier prélèvement.
  (Pour les donneurs qui subissent des plasmaphérèses, le taux de protéines du sang est de 60 g/l au moins ; le taux de protéines doit être déterminé au moins une fois par an chez ces donneurs.) <AR 2005-02-01/30, art. 6, 004; En vigueur : 18-02-2005>
  § 4. Le recueil de thrombocytes, de leucocytes, de néocytes et de (...) peut également se faire par cytaphérèse. <L 2008-12-19/44, art. 39, 006; En vigueur : 01-12-2009 (voir AR 2009-09-28/06, art. 14)>
  Sans préjudice (des critères d'exclusion déterminés à l'annexe de la présente loi), le prélèvement de plaquettes est interdit si le nombre de plaquettes est inférieur à 1,5.10 11/litre et le prélèvement de granulocytes est interdit si le nombre de granulocytes est inférieur à 2.10 9/litre. <AR 2005-02-01/30, art. 6, 004; En vigueur : 18-02-2005>
  Le nombre maximum de prélèvements autorisé est de vingt-quatre par an avec un maximum de un par semaine sauf extrême nécessité médicale.
  Si le donneur devait être soumis à un traitement préalable en vue d'obtenir des concentrations cellulaires satisfaisantes, une information correcte doit lui être fournie et un examen médical plus approfondi, portant particulièrement sur la recherche d'éventuels troubles de la coagulation et sur la notion d'antécédents de tétanie et/ou d'allergie majeure, doit être réalisé.
  Dans ces conditions, le nombre de prélèvements autorisé ne peut excéder trois par an avec un maximum d'un par semaine, sauf cas d'extrême nécessité médicale.
  
Art.18. De Koning kan voor de afneming bijkomende of strengere voorwaarden en regels voorschrijven dan die welke zijn bepaald in de artikelen 15, 16 en 17.
  (De hoeveelheid afgenomen plasma, bepaald in artikel 17, § 3, kan, in functie van de wetenschappelijke verworvenheden, door de Koning worden gewijzigd.) <W 2003-04-08/33, art. 160, 003; Inwerkingtreding : 27-04-2003>
Art.18. Le Roi peut prescrire des conditions ou des modalités de prélèvement supplémentaires ou plus strictes que celles fixées aux articles 15, 16 et 17.
  (La quantité de plasma prélevée, visée à l'article 17, § 3, peut, en fonction des acquis scientifiques, être modifiée par le Roi.) <L 2003-04-08/33, art. 160, 003; En vigueur : 27-04-2003>
Afdeling 3. - Vervoer- en opslagvoorwaarden.
Section 3. - Modalités de transport et de stockage.
Art.19. De Koning stelt de criteria vast voor de opslag, de aflevering en het transport van bloed en bloedderivaten.
Art.19. Le Roi définit les critères sur base desquels le sang et les dérivés du sang sont stockés, délivrés et transportés.
Afdeling 4. - Reclame.
Section 4. - Publicité.
Art.20. Alle reclame in verband met de distributie, de verstrekking en de aflevering van bloed en labiele bloedderivaten is verboden, behalve wanneer ze uitsluitend is bestemd voor medische informatie of voor de plaatsaanduiding van de opslagplaatsen.
Art.20. Toute publicité concernant la distribution, la dispensation et la délivrance du sang et des dérivés labiles de sang est interdite, à l'exception de celle qui est destinée à la seule information médicale ou de celle qui indique l'emplacement des dépôts.
HOOFDSTUK III/1. [1 - Bepalingen inzake de zelfvoorziening van plasmaderivaten]1
CHAPITRE III/1. [1 - Dispositions en matière d'autosuffisance de dérivés plasmatiques]1
Art. 20/1. [1 § 1. Een opdrachtnemer, aangewezen door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu overeenkomstig de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006, wordt voor een periode van vier jaar belast met :
   1° de verwerking van het plasma geleverd door de instellingen die zijn erkend door de voor Volksgezondheid bevoegde minister krachtens artikel 4;
   2° het in quarantaine plaatsen en het onderhoud van plasma in afwachting van de acceptatie, uitgifte of weigering ervan;
   3° de verzekering van een voldoende aanbod van stabiele plasmaderivaten vervaardigd op basis van dit plasma aan de ziekenhuizen ter vervulling van hun verplichtingen op grond van paragraaf 2, en de opbouw en onderhoud van een strategische voorraad van de betrokken producten vervaardigd op basis van dit plasma.
   Voor de toepassing van dit artikel worden als stabiele plasmaderivaten beschouwd :
   1° de normale menselijke immuunglobulinen voor intraveneuze toediening;
   2° albumine-oplossingen :
   - albumine 20 %-oplossing voor intraveneuze toediening;
   - albumine 4 en/of 5 %-oplossing voor intraveneuze toediening.
   De Koning kan wijzigingen aanbrengen aan de in het tweede lid bedoelde definities van immuunglobulinen en van albumine-oplossingen.
   De opdrachtnemer beschikt over :
   1° een certificaat van overeenstemming met de gemeenschapswetgeving voor het plasmabasisdossier voor het plasma geleverd door de instellingen die zijn erkend door de voor de Volksgezondheid bevoegde minister krachtens artikel 4 van deze wet, als bedoeld in de bepaling onder 1.1 van deel III van bijlage I bij de richtlijn nr. 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001;
   2° vergunningen voor het in de handel brengen, als bedoeld in artikel 6, § 1, eerste lid, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen voor de stabiele plasmaderivaten;
   3° een traceerbaarheidssysteem dat waarborgt dat de verwerking uitsluitend gebeurt op grond van het door de erkende instellingen geleverde plasma.
   De opdrachtnemer verzekert tenminste :
   1° een quarantainevoorraad overeenstemmend met het volume om gedurende twee maanden immuunglobulinen als bedoeld in het tweede lid te vervaardigen;
   2° een strategische voorraad in België van stabiele plasmaderivaten overeenstemmend met de verkoop door de opdrachtnemer van drie maanden.
   De Koning kan de in het vorige lid bedoelde termijnen wijzigen. Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de lopende opdracht.
   In afwachting van de aanwijzing van de opdrachtnemer worden de contractuele verbintenissen die de erkende instellingen hebben aangegaan voor de inwerkingtreding van dit hoofdstuk met de cvba Centrale Afdeling voor Fractionering van het Rode Kruis voortgezet uiterlijk tot 1 december 2017. De stabiele plasmaderivaten die worden vervaardigd door de cvba Centrale Afdeling voor Fractionering van het Rode Kruis op basis van dit plasma zijn bestemd voor de in het eerste lid bedoelde opdracht en de verzekering van een voldoende aanbod van stabiele plasmaderivaten aan de ziekenhuizen.
   § 2. De ziekenhuizen nemen tenminste de volgende stabiele plasmaderivaten van de opdrachtnemer af overeenkomstig de prijs en de voorwaarden van de overeenkomstig paragraaf 1 gegunde opdracht :
   1° 50 % van de door hen benodigde immunoglobulinen; en
   2° 100 % van de door hen benodigde albumine-oplossingen.
   De Koning kan alle maatregelen nemen met het oog op de uitvoering van dit artikel. Hiertoe bepaalt hij met name de voorwaarden en nadere regels van :
   1° de hiërarchie van indicaties waarvoor de stabiele plasmaderivaten worden voorgeschreven in geval van onvoldoende aanbod van stabiele plasmaderivaten op de markt om aan de vraag van de ziekenhuizen tegemoet te komen (verder : "marktfalen");
   2° de hoeveelheid plasma vereist voor de zelfvoorziening;
   3° de wijze waarop marktfalen wordt vastgesteld door het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten en de wijze waarop de in § 1. zesde lid, bedoelde quarantainevoorraad en strategische voorraad bedoeld in geval van marktfalen kunnen worden aangewend.]1

  [2 4° de wijze waarop berekend wordt of de ziekenhuizen aan de in het eerste lid bedoelde verplichting voldoen.]2
  
Art. 20/1. [1 § 1er. Un adjudicataire, désigné par le Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement conformément à la loi du 15 juin 2006 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services, est chargé pour une période de quatre ans :
   1° du traitement du plasma délivré par les établissements qui sont agréés par le ministre qui a la Santé publique dans ses attributions en vertu de l'article 4;
   2° de la mise en quarantaine du plasma et de son entretien, dans l'attente de son acceptation, de sa distribution ou de son rejet;
   3° de l'assurance, aux hôpitaux, d'une offre suffisante de dérivés plasmatiques stables, produits à partir de ce plasma afin de remplir leurs obligations sur la base du paragraphe 2, et de la constitution et l'entretien d'une réserve stratégique des produits concernés fabriqués à partir de ce plasma.
   Pour l'application du présent article, sont considérées comme dérivés plasmatiques stables :
   1° les immuno-globulines humaines normales pour administration intraveineuse;
   2° les solutions d'albumine :
   - albumine 20 % solution pour administration intraveineuse;
   - albumine 4 et/ou 5 % solution pour administration intraveineuse.
   Le Roi peut modifier les définitions des immunoglobulines et des solutions d'albumine visées à l'alinéa 2.
   L'adjudicataire dispose :
   1° d'un certificat de conformité à la législation communautaire pour le dossier permanent du plasma pour le plasma délivré par les établissements qui sont agréés par le ministre qui a la Santé publique dans ses attributions en vertu de l'article 4 de la présente loi, visé au 1.1, de la partie III de l'annexe I à la Directive 2001/83/CE du Parlement européen et du Conseil du 6 novembre 2001;
   2° d'autorisations de mise sur le marché, visées à l'article 6, § 1er, alinéa 1er, de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments, pour les dérivés plasmatiques stables;
   3° d'un système de traçabilité qui garantit que le traitement est effectué exclusivement sur la base du plasma délivré par les établissements agréés.
   L'adjudicataire garantit au moins :
   1° une réserve de quarantaine correspondant au volume nécessaire pour la production, pendant deux mois, des immunoglobulines visées à l'alinéa 2;
   2° une réserve stratégique, en Belgique, de dérivés plasmatiques stables correspondant à une vente, par l'adjudicataire, de trois mois.
   Le Roi peut modifier les délais visés à l'alinéa précédent. Cette modification n'a aucune incidence sur le marché en cours.
   Dans l'attente de la désignation de l'adjudicataire, les engagements contractuels pris par les établissements agréés avant l'entrée en vigueur du présent chapitre avec la SCRL Département Central de Fractionnement de la Croix-Rouge sont maintenus jusqu'au 1er décembre 2017 au plus tard. Les dérivés plasmatiques stables produits par la SCRL Département Central de Fractionnement de la Croix-Rouge à partir de ce plasma, sont destinés au marché visé à l'alinéa 1er et afin d'assurer l'approvisionnement adéquat en dérivés plasmatiques stables des hopitaux.
   § 2. Les hôpitaux se procurent au moins les dérivés plasmatiques stables suivants auprès de l'adjudicataire et ce, conformément au prix et aux conditions du marché attribué conformément à l'alinéa 1er :
   1° 50 % des immunoglobulines qui leur sont nécessaires; et
   2° 100 % des solutions d'albumine qui leur sont nécessaires .
   Le Roi est habilité à prendre toutes les mesures en vue de l'exécution du présent article. A cet effet, il détermine notamment les conditions et les modalités concernant :
   1° la hiérarchie des indications pour lesquelles les dérivés plasmatiques stables sont prescrits en cas de pénurie de dérivés plasmatiques stables sur le marché afin de répondre à la demande des hôpitaux (ci-après : "dysfonctionnement du marché");
   2° le volume de plasma requis pour l'autosuffisance;
   3° la manière dont le dysfonctionnement du marché est constaté par l'Agence fédérale des Médicaments et des Produits de Santé et la manière dont la réserve de quarantaine et la réserve stratégique visées au paragraphe 1er, alinéa 6, peuvent être utilisées en cas de dysfonctionnement du marché.]1

  [2 4° la manière dont il est calculé si les hôpitaux respectent l'obligation visée à l'alinéa 1er.]2
  
Art. 20/1 TOEKOMSTIG RECHT.    [1 § 1. [3 Eén of meerdere opdrachtnemers]3, aangewezen door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu overeenkomstig de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006, wordt voor een periode van vier jaar belast met :
   1° de verwerking van het plasma geleverd door de instellingen die zijn erkend door de voor Volksgezondheid bevoegde minister krachtens artikel 4;
   2° het in quarantaine plaatsen en het onderhoud van plasma in afwachting van de acceptatie, uitgifte of weigering ervan;
   3° de verzekering van een voldoende aanbod van stabiele plasmaderivaten vervaardigd op basis van dit plasma aan de ziekenhuizen ter vervulling van hun verplichtingen op grond van paragraaf 2, en de opbouw en onderhoud van een strategische voorraad van de betrokken producten vervaardigd op basis van dit plasma.
  [3 De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu kan de opdracht bedoeld in het eerste lid verdelen onder meerdere opdrachtnemers, dan wel geheel toekennen aan één opdrachtnemer.]3
   Voor de toepassing van dit artikel worden als stabiele plasmaderivaten beschouwd :
   1° de normale menselijke immuunglobulinen voor intraveneuze toediening;
   2° albumine-oplossingen :
   - albumine 20 %-oplossing voor intraveneuze toediening;
   - albumine 4 en/of 5 %-oplossing voor intraveneuze toediening.
   De Koning kan wijzigingen aanbrengen aan de [3 in het derde lid]3 bedoelde definities van immuunglobulinen en van albumine-oplossingen. [3 De Koning kan tevens de in het derde lid opgenomen lijst van plasmaderivaten wijzigen of aanvullen, zonder dat deze wijziging gevolgen heeft voor de lopende opdracht.]3
   De opdrachtnemer beschikt [3 of de opdrachtnemers beschikken]3 over :
   1° een certificaat van overeenstemming met de gemeenschapswetgeving voor het plasmabasisdossier voor het plasma geleverd door de instellingen die zijn erkend door de voor de Volksgezondheid bevoegde minister krachtens artikel 4 van deze wet, als bedoeld in de bepaling onder 1.1 van deel III van bijlage I bij de richtlijn nr. 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001;
   2° vergunningen voor het in de handel brengen, als bedoeld in artikel 6, § 1, eerste lid, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen voor de stabiele plasmaderivaten;
   3° een traceerbaarheidssysteem dat waarborgt dat de verwerking uitsluitend gebeurt op grond van het door de erkende instellingen geleverde plasma.
   De opdrachtnemer verzekert [3 of de opdrachtnemers verzekeren]3 tenminste :
   1° een quarantainevoorraad overeenstemmend met het volume om gedurende twee maanden immuunglobulinen als bedoeld in het tweede lid te vervaardigen;
   2° een strategische voorraad in België van stabiele plasmaderivaten overeenstemmend met de verkoop door de opdrachtnemer van drie maanden.
   De Koning kan de in het vorige lid bedoelde termijnen wijzigen. Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de lopende opdracht.
   In afwachting van de aanwijzing van de opdrachtnemer worden de contractuele verbintenissen die de erkende instellingen hebben aangegaan voor de inwerkingtreding van dit hoofdstuk met de cvba Centrale Afdeling voor Fractionering van het Rode Kruis voortgezet uiterlijk tot 1 december 2017. De stabiele plasmaderivaten die worden vervaardigd door de cvba Centrale Afdeling voor Fractionering van het Rode Kruis op basis van dit plasma zijn bestemd voor de in het eerste lid bedoelde opdracht en de verzekering van een voldoende aanbod van stabiele plasmaderivaten aan de ziekenhuizen.
  [3 De opdrachtnemer of opdrachtnemers bedoeld in deze paragraaf, leveren de plasmaderivaten bereid op basis van plasma verkregen overeenkomstig artikel 4/1, 3°, aan de prijzen en voorwaarden zoals overeengekomen in het kader van de in het eerste lid bedoelde overheidsopdracht of overheidsopdrachten, ook na afloop van de in het eerste lid bedoelde overheidsopdracht of overheidsopdrachten.
   Indien de opdrachtnemer of opdrachtnemers over meer plasmaderivaten beschikt of beschikken dan noodzakelijk voor de bevoorrading van de Belgische ziekenhuizen, dan kunnen deze worden verhandeld buiten België, mits hieromtrent uitdrukkelijke toelating verkregen wordt van de minister. De Koning bepaalt de procedure volgens de welke en de voorwaarden waaronder de minister deze toelating kan verlenen.]3

   § 2. [4 De Koning bepaalt, per type plasmaderivaten bedoeld in paragraaf 1, derde en vierde lid, de hoeveelheid die de ziekenhuizen dienen af te nemen van de in paragraaf 1 bedoelde opdrachtnemer of opdrachtnemers. De Koning bepaalt de af te nemen hoeveelheden of percentages, per stabiel plasmaderivaat. De Koning kan de ziekenhuizen verplichten om de volledige door hen benodigde hoeveelheid van een stabiel plasmaderivaat, af te nemen bij de in paragraaf 1 bedoelde opdrachtnemer of opdrachtnemers. De Koning houdt hierbij rekening met de noden inzake volksgezondheid, waaronder de toegankelijkheid van de patiënt tot de door Hem opgelijste plasmaderivaten en de noodzaak om een voldoende en stabiele bevoorrading te voorzien en met de hoeveelheid plasma die door de bloedinstellingen ter beschikking kan worden gesteld. Wijzigingen aan de in dit lid bedoelde afnameplicht treden ten vroegste in werking op de datum van ingang van de eerstvolgende opdracht; de wijzigingen hebben geen impact op de lopende opdracht.]4
   De Koning kan alle maatregelen nemen met het oog op de uitvoering van dit artikel. Hiertoe bepaalt hij met name de voorwaarden en nadere regels van :
   1° de hiërarchie van indicaties waarvoor de stabiele plasmaderivaten worden voorgeschreven in geval van onvoldoende aanbod van stabiele plasmaderivaten op de markt om aan de vraag van de ziekenhuizen tegemoet te komen (verder : "marktfalen");
   2° de hoeveelheid plasma vereist voor de zelfvoorziening;
   3° de wijze waarop marktfalen wordt vastgesteld door het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten en de wijze waarop de in § 1. zesde lid, bedoelde quarantainevoorraad en strategische voorraad bedoeld in geval van marktfalen kunnen worden aangewend.]1

  [2 4° de wijze waarop berekend wordt of de ziekenhuizen aan de in het eerste lid bedoelde verplichting voldoen.]2
Art. 20/1 DROIT FUTUR.    [1 § 1er. [3 Un ou des adjudicataire(s), désigné(s)]3 par le Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement conformément à la loi du 15 juin 2006 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services, est chargé pour une période de quatre ans :
   1° du traitement du plasma délivré par les établissements qui sont agréés par le ministre qui a la Santé publique dans ses attributions en vertu de l'article 4;
   2° de la mise en quarantaine du plasma et de son entretien, dans l'attente de son acceptation, de sa distribution ou de son rejet;
   3° de l'assurance, aux hôpitaux, d'une offre suffisante de dérivés plasmatiques stables, produits à partir de ce plasma afin de remplir leurs obligations sur la base du paragraphe 2, et de la constitution et l'entretien d'une réserve stratégique des produits concernés fabriqués à partir de ce plasma.
  [3 Le Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la chaîne alimentaire et Environnement peut répartir le marché visé à l'alinéa 1er entre plusieurs adjudicataires ou l'attribuer dans son intégralité à un seul adjudicataire.]3
   Pour l'application du présent article, sont considérées comme dérivés plasmatiques stables :
   1° les immuno-globulines humaines normales pour administration intraveineuse;
   2° les solutions d'albumine :
   - albumine 20 % solution pour administration intraveineuse;
   - albumine 4 et/ou 5 % solution pour administration intraveineuse.
   Le Roi peut modifier les définitions des immunoglobulines et des solutions d'albumine visées [3 à l'alinéa 3]3. [3 Le Roi peut également modifier la liste des dérivés plasmatiques reprise à l'alinéa 3, ou la compléter, sans que cette modification ait une incidence sur le marché en cours.]3
   L'adjudicataire dispose [3 ou les adjudicataires disposent]3 :
   1° d'un certificat de conformité à la législation communautaire pour le dossier permanent du plasma pour le plasma délivré par les établissements qui sont agréés par le ministre qui a la Santé publique dans ses attributions en vertu de l'article 4 de la présente loi, visé au 1.1, de la partie III de l'annexe I à la Directive 2001/83/CE du Parlement européen et du Conseil du 6 novembre 2001;
   2° d'autorisations de mise sur le marché, visées à l'article 6, § 1er, alinéa 1er, de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments, pour les dérivés plasmatiques stables;
   3° d'un système de traçabilité qui garantit que le traitement est effectué exclusivement sur la base du plasma délivré par les établissements agréés.
   L'adjudicataire garantit [3 ou les adjudicataires garantissent]3 au moins :
   1° une réserve de quarantaine correspondant au volume nécessaire pour la production, pendant deux mois, des immunoglobulines visées à l'alinéa 2;
   2° une réserve stratégique, en Belgique, de dérivés plasmatiques stables correspondant à une vente, par l'adjudicataire, de trois mois.
   Le Roi peut modifier les délais visés à l'alinéa précédent. Cette modification n'a aucune incidence sur le marché en cours.
   Dans l'attente de la désignation de l'adjudicataire, les engagements contractuels pris par les établissements agréés avant l'entrée en vigueur du présent chapitre avec la SCRL Département Central de Fractionnement de la Croix-Rouge sont maintenus jusqu'au 1er décembre 2017 au plus tard. Les dérivés plasmatiques stables produits par la SCRL Département Central de Fractionnement de la Croix-Rouge à partir de ce plasma, sont destinés au marché visé à l'alinéa 1er et afin d'assurer l'approvisionnement adéquat en dérivés plasmatiques stables des hopitaux.
  [3 Le(s) adjudicataire(s) visé(s) au présent paragraphe livrent les dérivés plasmatiques préparés sur la base du plasma obtenu conformément à l'article 4/1, 3° aux prix et aux conditions convenus dans le cadre du (des) marché(s) public(s) visé(s) au paragraphe 1er, également après la fin du (des) marché(s) public(s) visé(s) à l'alinéa 1er.
   Si le(s) adjudicataire(s) ont en leur possession plus de dérivés plasmatiques que nécessaire pour approvisionner les hôpitaux belges, ceux-ci peuvent être commercialisés en dehors de Belgique, à condition d'obtenir l'autorisation explicite du ministre. Le Roi fixe la procédure et les conditions dans lesquelles le ministre peut accorder cette autorisation.]3

   § 2. [4 Le Roi fixe, par type de dérivé plasmatique visé au paragraphe 1er, alinéa 3 et 4, la quantité que les hôpitaux doivent acheter auprès des adjudicataire(s) visé(s) au paragraphe 1er. Le Roi fixe les quantités ou les pourcentages de chaque dérivé stable du plasma à acheter. Le Roi peut obliger les hôpitaux à se procurer la totalité de la quantité d'un dérivé stable du plasma dont ils ont besoin auprès de l'adjudicataire ou des adjudicataires visé(s) au paragraphe 1er. Ce faisant, le Roi tient compte des besoins de santé publique, notamment de l'accessibilité des patients aux dérivés plasmatiques qu'Il a listé et de la nécessité d'assurer un approvisionnement suffisant et stable, ainsi que de la quantité de plasma qui peut être mise à disposition par les établissements de transfusion sanguine. Les modifications de l'obligation d'achat visées au présent paragraphe entrent en vigueur au plus tôt à la date de début du marché suivant; les modifications n'ont pas d'incidence sur le marché en cours.]4
   Le Roi est habilité à prendre toutes les mesures en vue de l'exécution du présent article. A cet effet, il détermine notamment les conditions et les modalités concernant :
   1° la hiérarchie des indications pour lesquelles les dérivés plasmatiques stables sont prescrits en cas de pénurie de dérivés plasmatiques stables sur le marché afin de répondre à la demande des hôpitaux (ci-après : "dysfonctionnement du marché");
   2° le volume de plasma requis pour l'autosuffisance;
   3° la manière dont le dysfonctionnement du marché est constaté par l'Agence fédérale des Médicaments et des Produits de Santé et la manière dont la réserve de quarantaine et la réserve stratégique visées au paragraphe 1er, alinéa 6, peuvent être utilisées en cas de dysfonctionnement du marché.]1

  [2 4° la manière dont il est calculé si les hôpitaux respectent l'obligation visée à l'alinéa 1er.]2
HOOFDSTUK IV. - Controle en sancties.
CHAPITRE IV. - Contrôle et sanctions.
Art.21. § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie en van de [2 personeelsleden van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten]2 voor wat de geneesmiddelen betreft, zijn (de door de Koning aangewezen personeelsleden van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen of van het Federaal Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten) belast met de controle op de toepassing van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan. <W 2006-12-13/35, art. 33, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  Zij hebben te allen tijde toegang tot de instellingen die de in artikel 4 bepaalde erkenning hebben verkregen.
  Alle instellingen moeten hen, te allen tijde, op hun verzoek, de schriftelijke procedures betreffende de afneming, de bereiding, de bewaring en de distributie van bloed en bloedderivaten voorleggen.
  De (door de Koning aangewezen personeelsleden van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu of van het Federaal Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten) sporen de overtredingen op en maken hiervan processen-verbaal op die gelden tot het tegendeel is bewezen. Een afschrift van het proces-verbaal wordt [1 ter kennis gebracht van de overtreder uiterlijk binnen een termijn van twintig dagen, die aanvang neemt de dag na de vaststelling van de overtreding]1. <W 2006-12-13/35, art. 33, 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  § 2. De (door de Koning aangewezen personeelsleden van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu of van het Federaal Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten) kunnen monsters nemen en analyses laten verrichten, overeenkomstig de voorwaarden en regels die door de Koning zijn vastgesteld. <W 2006-12-13/35, art. 33, 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  § 3. Zij kunnen de produkten in beslag nemen waarvan de bereiding, het bezit, de distributie of de invoer strijdig is met de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan.
  § 4. Om redenen die de Volksgezondheid betreffen, kan de recher de ongeschikte of niet-conforme produkten in beslag nemen.
  
Art.21. § 1. Sans préjudice des pouvoirs des officiers de police judiciaire et de ceux des [2 membres du personnel de l'Agence fédérale des médicaments et des produits de santé]2 en ce qui concerne les médicaments, les (les membres du personnel du SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement ou de l'Agence fédérale des médicaments et des produits de santé, désignés par le Roi), sont chargés du contrôle de l'application de la présente loi et des arrêtés pris en exécution de celle-ci. <L 2006-12-13/35, art. 33, 1°, 005; En vigueur : 01-01-2007>
  Ils ont, à tout moment, accès aux établissements ayant obtenu l'agrément prévu à l'article 4.
  Tous les établissements sont tenus de leur fournir, à tout moment, sur demande, les procédures écrites relatives au prélèvement, à la préparation, à la conservation et à la distribution du sang et des dérivés du sang.
  Les (membres du personnel de l'Agence fédérale des médicaments et des produits de santé ou du SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement désignés par le Roi) recherchent les infractions et constatent celles-ci par des procès-verbaux faisant foi jusqu'à preuve du contraire. Une copie du procès-verbal est [1 portée à la connaissance du contrevenant dans un délai de vingt jours, qui prend cours le lendemain du jour de la constatation de l'infraction]1. <L 2006-12-13/35, art. 33, 2°, 005; En vigueur : 01-01-2007>
  § 2. Les (membres du personnel de l'Agence fédérale des médicaments et des produits de santé ou du SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement désignés par le Roi) peuvent prélever des échantillons et faire procéder à des analyses, aux conditions et suivant les modalités fixées par le Roi. <L 2006-12-13/35, art. 33, 2°, 005; En vigueur : 01-01-2007>
  § 3. Ils peuvent saisir les produits préparés, détenus, distribués ou importés en contravention avec les dispositions de la présente loi ou des arrêtés pris en exécution de celle-ci.
  § 4. S'il existe des motifs de santé publique, le juge prononce la confiscation des produits altérés ou non conformes.
  
Art.22. Onverminderd het bepaalde in artikel 85 van het Strafwetboek, worden de overtredingen van de bepalingen van deze wet en van de de uitvoeringsbesluiten ervan gestraft met geldboete van 200 frank tot 1 000 000 frank en met gevangenisstraf van een maand tot een jaar, of met één van deze straffen alleen.
  De straf wordt verdubbeld in geval van herhaling binnen vijf jaar na de veroordeling op grond van de overtreding van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan.
Art.22. Sans préjudice des dispositions prévues par l'article 85 du Code pénal, les infractions aux dispositions de la présente loi et des arrêtés pris en exécution de celle-ci sont punies d'une amende de 200 francs à 1 000 000 de francs et d'un emprisonnement de un mois à un an, ou de l'une de ces peines seulement.
  La peine sera doublée en cas de récidive dans les cinq ans qui suivant la condamnation du chef d'infraction à la présente loi ou aux arrêtés pris en exécution de celle-ci.
Art.23. De wet van 7 februari 1961 betreffende de therapeutische bestanddelen van menselijke oorsprong wordt opgeheven.
  Niettegenstaande de bepalingen van deze wet, mogen stabiele bloedderivaten die op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet op de markt zijn krachtens de wet van 7 februari 1961 betreffende de therapeutische bestanddelen van menselijke oorsprong of de wet van 25 maart 1964 betreffende de geneesmiddelen, gedurende een periode van achttien maanden verder gecommercialiseerd worden.
Art.23. La loi du 7 février 1961 relative aux substances thérapeutiques d'origine humaine est abrogée.
  Nonobstant les dispositions de la présente loi, les dérivés stables présents sur le marché en vertu de la loi du 7 février 1961 relative aux substances thérapeutiques d'origine humaine ou de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments au moment de l'entrée en vigueur de la présente loi peuvent continuer à être mis sur le marché pendant une période de dix-huit mois.
HOOFDSTUK V. [1 Gegevensverwerking.]1
CHAPITRE V. [1 Traitement de Données.]1
Art.24. [1 Het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten verwerkt persoonsgegevens die nodig zijn voor:
   1° het verlenen van vergunningen, erkenningen of certificaten, overeenkomstig deze wet en haar uitvoeringsbesluiten;
   2° het toezicht op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten.
   De in het eerste lid bedoelde verwerking gebeurt in overeenstemming met de bepalingen van Hoofdstuk IV/3 van de wet van 20 juli 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten.]1

  
Art.24. [1 L'Agence fédérale des médicaments et des produits de santé traite des données à caractère personnel nécessaires pour:
   1° octroyer des autorisations, agréments ou des certificats, conformément à la présente loi et à ses arrêtés d'exécution;
   2° assurer la surveillance de la présente loi et de ses arrêtés d'exécution.
   Le traitement visé à l'alinéa 1er est réalisé conformément aux dispositions du Chapitre IV/3, de la loi du 20 juillet 2006 relative à la création et au fonctionnement de l'Agence fédérale des médicaments et des produits de santé.]1

  
BIJLAGE.
ANNEXE.
Art. N. <INGEVOEGD bij KB 2005-02-01/30, art. 7; Inwerkingtreding : 18-02-2005> Uitsluitingscriteria voor donors van volbloed en bloedbestanddelen :
  De met een sterretje (*) aangegeven tests en uitsluitingsperioden zijn niet nodig als de donatie uitsluitend voor plasma voor fractionering gebruikt wordt.
Art. N. Critères d'exclusion des donneurs de sang total et de composants sanguins :
  Lorsque le sang est exclusivement utilisé pour le plasma destiné au fractionnement, les tests et périodes d'exclusion indiqués par un astérisque (*) ne sont pas applicables.
1. Criteria voor permanente uitsluiting van donors van allogene : 
donaties : 
Hart en vaatziekteAspirant-donors met actieve of
 voorheen ernstige hart- en
 vaatziekten, afgezien van volledig
 genezen aangeboren aandoeningen
Ziekte van het centrale zenuwstelselErnstige ziekte van het CZS in de
 anamnese
Abnormale bloedingsneigingAspirant-donors met coagulopathie in
 de anamnese
Herhaalde episoden van syncope, ofBehalve in geval van kinderstuipen
convulsies in de anamneseof als de donor ten minste drie
 jaar geen anticonvulsiva meer heeft
 genomen en sindsdien geen
 convulsies meer zijn opgetreden
Gastro-intestinale, urogentale,Asprirant-donors met ernstige,
hematologische, immunologische,chronische of recidiverende ziekte
metabole, nier- of 
ademhalingsziekten 
DiabetesIndien behandeld met insuline
InfectieziektenHepatitis B, met uitzondering van
 HbsAg- negatieve personen van wie
 is aangetoond dat zij immuun zijn
 Hepatitis C
 HIV-1/2
 HTLV I/II
 Syfilis (*)
 Babesiose (*)
 Kala-azar ( viscerale
 leishmaniasis)(*)
 Trypanosoma cruzi (ziekte van
 Chagas) (*)
Kwaadaardige aandoeningenBehalve carcinoma in situ met
 volledig herstel
Overdraagbare spongiformePersonen met een familieanamnese
encefalopathieen (TSE's) (bijv.waardoor zij het risico lopen een
Ziekte van Creutzfeldt-Jakob,TSE te krijgen en personen die een
variant-ziekte vanhoornvlies- of dura
Creutzfeldt-Jakob)matertransplantaties ondergaan
 hebben of die in het verleden zijn
 behandeld met geneesmiddelen
 vervaardigd uit humane hypofyse.
 Voor de varintantziekte van
 Creutzfeldt-Jakob kunnen verdere
 voorzorgsmaatregelen worden
 aanbevolen
Intraveneus of intramusculairAnamnese van intraveneus of
drugsgebruikintramusculair drugsgebruik (tenzij
 op voorschrift van een arts),
 inclusief gebruik van steroiden of
 hormonen van spieropbouw
Ontvangers van een xenotransplantaat 
Seksueel gedragPersonen die als gevolg van hun
 seksueel gedrag een groot risico
 hebben om ernstige
 bloedoverdraagbare infectieziekten
 op te lopen [2 Worden niet beschouwd onder deze permanente uitsluiting te vallen : de personen die als gevolg van hun seksueel gedrag of het gedrag van hun sekspartner aan een tijdelijke uitsluiting zijn onderworpen met toepassing van punt 2, b), van deze bijlage.]2
  
2. Criteria voor tijdelijke uitsluiting van donors van allogene donaties : 
a) Infecties : 
Duur van de uitsluitingsperiodeNa een infectieziekte moeten
 aspirant-donors ten minste
 gedurende twee weken na volledig
 klinisch herstel worden
 uitgesloten.
Voor de in de onderstaande tabel 
opgenomen infecties gelden echter de 
vermelde uitsluitingsperioden. 
Brucellose (*)Twee jaar na volledig herstel
OsteomyelitisTwee jaar na bevestigde genezing
Q-koorts (*)Twee jaar na bevestigde genezing
Toxoplasmose (*)Zes maanden na klinisch herstel
TuberculoseTwee jaar na bevestigde genezing
Reumatische koortsTwee jaar na het verdwijnen van de
 symptomen, tenzij er tekenen zijn
 van chronische hartziekte
Koorts > 38CTwee weken na het verdwijnen van de
 symptomen
Griepachtige aandoeningenTwee weken na het verdwijnen van de
 symptomen
Malaria (*) : 
- personen die in de eerste vijfDrie jaar na de terugkeer van het
levensjaren in een malariagebiedlaatste bezoek aan een endemisch
gewoond hebbengebied, mits de betrokkene
 symptomenvrij blijft; kan tot vier
 maanden worden teruggebracht indien
 een immunologische of
 moleculair-genetische test bij elke
 donatie negatief is
- personen met malaria in de anamneseDrie jaar na het einde van de
 behandeling en afwezigheid van
 symptomen; daarna alleen toegelaten
 indien een immunologische of
 moleculair-genetische test negatief
 is
- asymptomatische bezoekers vanZes maanden na het verlaten van het
endemische malariagebiedenendemische gebied, tenzij een
 immunologische of
 moleculair-genetische test negatief
 is
- personen met in de anamnese eenDrie jaar na het verdwijnen van de
niet-gediagnosticeerde koortsendesymptomen; kan tot vier maanden
ziekte tijdens of binnen zes maandenworden teruggebracht als een
na een bezoek aan een endemischimmunologische of
gebiedmoleculair-genetische test negatief
 is
West Nile virus (WNV) (*)[1 28 dagen na het verlaten van een risicogebied voor plaatselijke besmetting
 met het West-Nijlvirus, tenzij een individuele nucleïnezuuramplificatietest (NAT)
 negatief is]1
b) Blootstelling aan het risico van 
een via transfusie overdraagbare 
infectie : 
- endoscopisch onderzoek met behulpUitgesloten gedurende zes maanden,
van flexibele instrumentenof vier maanden mits een NAT-test
- bloedspatten op slijmvliezen ofop hepatitis C negatief is
prikaccident 
- transfusie van bloedbestanddelen - 
transplantatie van menselijke 
weefsels of cellen - grote operatie 
- tatoeage of piercing 
- acupunctuur, tenzij verricht door 
een gekwalificeerd beroepsbeoefenaar 
met steriele wegwerpnaalden 
- personen die risico lopen door nauw 
huishoudelijk contact met personen 
met hepatitis B 
[4 Blootstelling aan het risico van een via transfusie overdraagbare infectie door het seksueel gedrag van de aspirant-donor :
- Personen die seksueel contact hadden met een nieuwe partner, die niet behoort tot één van onderstaande risicogroepenUitgesloten gedurende 4 maanden na het eerste seksueel contact
[8 - Mannen die seksueel contact hadden met een andere man, behoudens voor wat betreft de donatie van plasma door aferese, dat na de donatie vers wordt ingevroren en dat wordt beveiligd door het in quarantaine te plaatsen gedurende een voldoende lange periode om de vensterperiode voor besmetting voor HIV, HCV, HBV of HTLV te overbruggen en waarvoor de donor zich ertoe verbindt zich na afloop van deze quarantaineperiode, opnieuw te laten testen bij de bloedinstelling. Indien de donor zich niet opnieuw laat testen, kan het plasma enkel nog gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek zonder toepassing op de mens, en dient het te worden overgemaakt aan een biobank, zoals bedoeld in artikel 22 van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek.- Uitgesloten gedurende 4 maanden na het laatste seksueel contact met een andere man;]8
- Personen die seksueel contact hadden in ruil voor geld, goederen of dienstenUitgesloten gedurende 12 maanden na de beëindiging van de situatie
- Personen die gedurende eenzelfde periode seksueel contact hadden met meerdere partnersUitgesloten gedurende 12 maanden na het beëindigen van de situatie
- Personen die hebben deelgenomen aan groepsseksUitgesloten gedurende 12 maanden na het beëindigen van de situatie
Blootstelling aan het risico van een via transfusie overdraagbare infectie door het gedrag van de sekspartner van de aspirant-donor :
- De partner had gedurende eenzelfde periode seksueel contact met meerdere partnersUitgesloten gedurende 12 maanden na het beëindigen van de situatie
- De partner heeft deelgenomen aan groepsseksUitgesloten gedurende 12 maanden na het beëindigen van de situatie
- De partner heeft intraveneus of intramusculair drugs gebruiktUitgesloten gedurende 12 maanden na het laatste seksueel contact met deze partner
- De partner heeft seksueel contact gehad in ruil voor geld, goederen of dienstenUitgesloten gedurende 12 maanden na het beëindigen van de situatie
[8 - De mannelijke partner heeft seksueel contact gehad met een andere man, behoudens voor wat betreft de donatie van plasma door aferese, dat na de donatie vers wordt ingevroren en dat wordt beveiligd door het in quarantaine te plaatsen gedurende een voldoende lange periode om de vensterperiode voor besmetting voor HIV, HCV, HBV of HTLV te overbruggen en waarvoor de donor zich ertoe verbindt zich na afloop van de quarantaineperiode opnieuw te laten testen. Indien de donor zich niet aanbiedt om zich opnieuw te laten testen, kan het plasma enkel nog gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek zonder toepassing op de mens, en dient het te worden overgemaakt aan een biobank, zoals bedoeld in artikel 22 van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek.- Uitgesloten gedurende 4 maanden na het laatste seksueel contact van de mannelijke partner met een andere man.]8
- De partner heeft een positieve serologie voor HIV, HCV, HBV of HTLVUitgesloten gedurende 12 maanden na het laatste seksueel contact met deze partner (uitzondering wat HBV betreft indien de aspirant-donor door vaccinatie immuun is voor HBV)
- De partner lijdt aan syfilisUitgesloten tot 4 maanden na volledig herstel van de partner
- De partner is afkomstig uit een land of een regio met een hoge prevalentie voor HIV en minder dan 12 maanden wonend in een gebied met lage prevalentieUitgesloten gedurende 12 maanden na het laatste seksueel contact met deze partner
Personen die afkomstig zijn uit een land of een regio met een hoge prevalentie voor HIVUitgesloten gedurende 12 maanden na het beëindigen van de situatie]4
[5 Personen die als gevolg van hunUitgesloten gedurende een bepaalde
gedrag of activiteit,periode na beeindiging van het
andere dan de hierboven vermelde gedragingen en activiteiten,risicogedrag, afhankelijk van de
een risico hebben een bloedoverdraagbare infectieziekte op te lopen]5betrokken ziekte en de
 beschikbaarheid van geschikte tests
c) Vaccinatie : 
Verzwakte virussen of bacterienVier weken
Geinactiveerde/gedode virussen,Geen uitsluiting indien gezond
bacterien of rickettsiae 
ToxoidenGeen uitsluiting indien gezond
Hepatitis A- of hepatitis B-vaccinsGeen uitsluiting indien gezond en
 niet blootgesteld
RabiesGeen uitsluiting indien gezond en
 niet blootgesteld
 een jaar indien na blootstelling
 gevaccineerd
TekenencefalitisvaccinsGeen uitsluiting indien gezond en
 niet blootgesteld
d) Andere tijdelijke uitsluitingen : 
ZwangerschapTijdens de zwangerschap en tot zes
 maanden na bevalling of
 zwangerschapsbeeindiging, behalve
 in uitzonderlijke gevallen en
 afhankelijk van het oordeel van de
 arts
Lichte chirurgische ingreepEen week
Tandheelkundige behandelingKleine behandeling door tandarts of
 mondhygienist- uitstellen tot de
 volgende dag. (NB : extractie,
 wortelkanaalbehandeling en
 soortgelijke behandelingen worden
 als lichte chirurgische ingreep
 beschouwd)
GeneesmiddelengebruikAfhankelijk van de aard van het
 voorgeschreven geneesmiddel, de
 werking daarvan en de ziekte die
 wordt behandeld
Personen met hypertensie met eenUitgesloten zolang de toestand niet
diastolische druk van meer dan 100is verbeterd
mm Hg 
Personen met hypotensie met eenUitgesloten zolang de toestand niet
systolische druk van minder dan 100is verbeterd
mm Hg 
Personen die lijden aan ernstigeUitgesloten zolang de toestand niet
hartritmestoornissenis verbeterd
Personen die geleden hebben aanUitgesloten zolang de toestand niet
arteriele tromboseis verbeterd
Personen die geleden hebben aanUitgesloten zolang de toestand niet
recidiverende flebitisis verbeterd
Vrouwelijke donors van volbloed enUitgesloten zolang de toestand niet
cellulaire bestanddelen van wie hetis verbeterd
hemoglobinegehalte lager ligt dan 
125 gram per liter bloed 
Mannelijke donors van volbloed enUitgesloten zolang de toestand niet
cellulaire bestanddelen van wie hetis verbeterd
hemoglobinegehalte lager ligt dan 
135 gram per liter bloed 
  
3. Uitsluiting in verband met bijzondere epidemiologische situaties : 
Bijzondere epidemiologische[6 Uitsluiting in overeenstemming met
situaties( bv. Ziekte-uitbraken)de epidemiologische situatie,
 overeenkomstig de door het Federaal agentschap voor geneesmiddelen
 en gezondheidsproducten uitgevaardigde richtlijnen (deze gevallen moeten door de bevoegde autoriteit aan de Europese Commissie worden gemeld
 met het oog op het nemen van communautaire maatregelen). De vermelde richtlijnen worden uitgevaardigd op basis van gegevens van of adviezen verstrekt door het ''European Centre for Disease Prevention and Control''
 Europees Centrum voor Ziektepreventie en -bestrijding''), de Belgische ''Risk Assessment Group''
 (''Risicobeoordelingsgroep''), ingericht bij het WIV, of de ''Risk Management Group'' (''risicobeheersingsgroep''), ingericht bij het WIV]6
  
4. Uitsluitingscriteria voor donors van autologe donaties : 
Ernstige hartziekteAfhankelijk van de klinische setting
 van de bloedinzameling
Personen met een anamnese van : 
De lid-Staten kunnen echter 
- hepatitis B, met uitzondering vanspecifieke bepalingen vaststellen
HbsAg-negatieve personen van wie isvoor autologe donaties door
aangetoond dat zij immuun zijndergelijke personen
- hepatitis C 
- HIV-1/2 
- HTLV I/II 
Actieve bacteriele infectie 
(1)<KB 2015-07-02/30, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 26-07-2015>
(2)<W 2017-08-11/05, art. 6, 016; Inwerkingtreding : 07-09-2017>
(4)<W 2017-08-11/05, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 07-09-2017>
(5)<W 2017-08-11/05, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 07-09-2017>
(6)<W 2017-08-11/05, art. 10, 016; Inwerkingtreding : 07-09-2017>
(7)<W 2022-05-18/08, art. 12, 018; Inwerkingtreding : 09-06-2022>
(8)<W 2023-07-11/12, art. 20, 019; Inwerkingtreding : 30-06-2023>
1. Criteria voor permanente uitsluiting van donors van allogene :donaties :Hart en vaatziekteAspirant-donors met actieve ofvoorheen ernstige hart- envaatziekten, afgezien van vollediggenezen aangeboren aandoeningenZiekte van het centrale zenuwstelselErnstige ziekte van het CZS in deanamneseAbnormale bloedingsneigingAspirant-donors met coagulopathie inde anamneseHerhaalde episoden van syncope, ofBehalve in geval van kinderstuipenconvulsies in de anamneseof als de donor ten minste driejaar geen anticonvulsiva meer heeftgenomen en sindsdien geenconvulsies meer zijn opgetredenGastro-intestinale, urogentale,Asprirant-donors met ernstige,hematologische, immunologische,chronische of recidiverende ziektemetabole, nier- ofademhalingsziektenDiabetesIndien behandeld met insulineInfectieziektenHepatitis B, met uitzondering vanHbsAg- negatieve personen van wieis aangetoond dat zij immuun zijnHepatitis CHIV-1/2HTLV I/IISyfilis (*)Babesiose (*)Kala-azar ( visceraleleishmaniasis)(*)Trypanosoma cruzi (ziekte vanChagas) (*)Kwaadaardige aandoeningenBehalve carcinoma in situ metvolledig herstelOverdraagbare spongiformePersonen met een familieanamneseencefalopathieen (TSE's) (bijv.waardoor zij het risico lopen eenZiekte van Creutzfeldt-Jakob,TSE te krijgen en personen die eenvariant-ziekte vanhoornvlies- of duraCreutzfeldt-Jakob)matertransplantaties ondergaanhebben of die in het verleden zijnbehandeld met geneesmiddelenvervaardigd uit humane hypofyse.Voor de varintantziekte vanCreutzfeldt-Jakob kunnen verderevoorzorgsmaatregelen wordenaanbevolenIntraveneus of intramusculairAnamnese van intraveneus ofdrugsgebruikintramusculair drugsgebruik (tenzijop voorschrift van een arts),inclusief gebruik van steroiden ofhormonen van spieropbouwOntvangers van een xenotransplantaatSeksueel gedragPersonen die als gevolg van hunseksueel gedrag een groot risicohebben om ernstigebloedoverdraagbare infectieziektenop te lopen [2 Worden niet beschouwd onder deze permanente uitsluiting te vallen : de personen die als gevolg van hun seksueel gedrag of het gedrag van hun sekspartner aan een tijdelijke uitsluiting zijn onderworpen met toepassing van punt 2, b), van deze bijlage.]22. Criteria voor tijdelijke uitsluiting van donors van allogene donaties :a) Infecties :Duur van de uitsluitingsperiodeNa een infectieziekte moetenaspirant-donors ten minstegedurende twee weken na volledigklinisch herstel wordenuitgesloten.Voor de in de onderstaande tabelopgenomen infecties gelden echter devermelde uitsluitingsperioden.Brucellose (*)Twee jaar na volledig herstelOsteomyelitisTwee jaar na bevestigde genezingQ-koorts (*)Twee jaar na bevestigde genezingToxoplasmose (*)Zes maanden na klinisch herstelTuberculoseTwee jaar na bevestigde genezingReumatische koortsTwee jaar na het verdwijnen van desymptomen, tenzij er tekenen zijnvan chronische hartziekteKoorts > 38CTwee weken na het verdwijnen van desymptomenGriepachtige aandoeningenTwee weken na het verdwijnen van desymptomenMalaria (*) :- personen die in de eerste vijfDrie jaar na de terugkeer van hetlevensjaren in een malariagebiedlaatste bezoek aan een endemischgewoond hebbengebied, mits de betrokkenesymptomenvrij blijft; kan tot viermaanden worden teruggebracht indieneen immunologische ofmoleculair-genetische test bij elkedonatie negatief is- personen met malaria in de anamneseDrie jaar na het einde van debehandeling en afwezigheid vansymptomen; daarna alleen toegelatenindien een immunologische ofmoleculair-genetische test negatiefis- asymptomatische bezoekers vanZes maanden na het verlaten van hetendemische malariagebiedenendemische gebied, tenzij eenimmunologische ofmoleculair-genetische test negatiefis- personen met in de anamnese eenDrie jaar na het verdwijnen van deniet-gediagnosticeerde koortsendesymptomen; kan tot vier maandenziekte tijdens of binnen zes maandenworden teruggebracht als eenna een bezoek aan een endemischimmunologische ofgebiedmoleculair-genetische test negatiefisWest Nile virus (WNV) (*)[1 28 dagen na het verlaten van een risicogebied voor plaatselijke besmettingmet het West-Nijlvirus, tenzij een individuele nucleïnezuuramplificatietest (NAT)negatief is]1b) Blootstelling aan het risico vaneen via transfusie overdraagbareinfectie :- endoscopisch onderzoek met behulpUitgesloten gedurende zes maanden,van flexibele instrumentenof vier maanden mits een NAT-test- bloedspatten op slijmvliezen ofop hepatitis C negatief isprikaccident- transfusie van bloedbestanddelen -transplantatie van menselijkeweefsels of cellen - grote operatie- tatoeage of piercing- acupunctuur, tenzij verricht dooreen gekwalificeerd beroepsbeoefenaarmet steriele wegwerpnaalden- personen die risico lopen door nauwhuishoudelijk contact met personenmet hepatitis B[4 Blootstelling aan het risico van een via transfusie overdraagbare infectie door het seksueel gedrag van de aspirant-donor :- Personen die seksueel contact hadden met een nieuwe partner, die niet behoort tot één van onderstaande risicogroepenUitgesloten gedurende 4 maanden na het eerste seksueel contact[8 - Mannen die seksueel contact hadden met een andere man, behoudens voor wat betreft de donatie van plasma door aferese, dat na de donatie vers wordt ingevroren en dat wordt beveiligd door het in quarantaine te plaatsen gedurende een voldoende lange periode om de vensterperiode voor besmetting voor HIV, HCV, HBV of HTLV te overbruggen en waarvoor de donor zich ertoe verbindt zich na afloop van deze quarantaineperiode, opnieuw te laten testen bij de bloedinstelling. Indien de donor zich niet opnieuw laat testen, kan het plasma enkel nog gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek zonder toepassing op de mens, en dient het te worden overgemaakt aan een biobank, zoals bedoeld in artikel 22 van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek.- Uitgesloten gedurende 4 maanden na het laatste seksueel contact met een andere man;]8- Personen die seksueel contact hadden in ruil voor geld, goederen of dienstenUitgesloten gedurende 12 maanden na de beëindiging van de situatie- Personen die gedurende eenzelfde periode seksueel contact hadden met meerdere partnersUitgesloten gedurende 12 maanden na het beëindigen van de situatie- Personen die hebben deelgenomen aan groepsseksUitgesloten gedurende 12 maanden na het beëindigen van de situatieBlootstelling aan het risico van een via transfusie overdraagbare infectie door het gedrag van de sekspartner van de aspirant-donor :- De partner had gedurende eenzelfde periode seksueel contact met meerdere partnersUitgesloten gedurende 12 maanden na het beëindigen van de situatie- De partner heeft deelgenomen aan groepsseksUitgesloten gedurende 12 maanden na het beëindigen van de situatie- De partner heeft intraveneus of intramusculair drugs gebruiktUitgesloten gedurende 12 maanden na het laatste seksueel contact met deze partner- De partner heeft seksueel contact gehad in ruil voor geld, goederen of dienstenUitgesloten gedurende 12 maanden na het beëindigen van de situatie[8 - De mannelijke partner heeft seksueel contact gehad met een andere man, behoudens voor wat betreft de donatie van plasma door aferese, dat na de donatie vers wordt ingevroren en dat wordt beveiligd door het in quarantaine te plaatsen gedurende een voldoende lange periode om de vensterperiode voor besmetting voor HIV, HCV, HBV of HTLV te overbruggen en waarvoor de donor zich ertoe verbindt zich na afloop van de quarantaineperiode opnieuw te laten testen. Indien de donor zich niet aanbiedt om zich opnieuw te laten testen, kan het plasma enkel nog gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek zonder toepassing op de mens, en dient het te worden overgemaakt aan een biobank, zoals bedoeld in artikel 22 van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek.- Uitgesloten gedurende 4 maanden na het laatste seksueel contact van de mannelijke partner met een andere man.]8- De partner heeft een positieve serologie voor HIV, HCV, HBV of HTLVUitgesloten gedurende 12 maanden na het laatste seksueel contact met deze partner (uitzondering wat HBV betreft indien de aspirant-donor door vaccinatie immuun is voor HBV)- De partner lijdt aan syfilisUitgesloten tot 4 maanden na volledig herstel van de partner- De partner is afkomstig uit een land of een regio met een hoge prevalentie voor HIV en minder dan 12 maanden wonend in een gebied met lage prevalentieUitgesloten gedurende 12 maanden na het laatste seksueel contact met deze partnerPersonen die afkomstig zijn uit een land of een regio met een hoge prevalentie voor HIVUitgesloten gedurende 12 maanden na het beëindigen van de situatie]4[5 Personen die als gevolg van hunUitgesloten gedurende een bepaaldegedrag of activiteit,periode na beeindiging van hetandere dan de hierboven vermelde gedragingen en activiteiten,risicogedrag, afhankelijk van deeen risico hebben een bloedoverdraagbare infectieziekte op te lopen]5betrokken ziekte en debeschikbaarheid van geschikte testsc) Vaccinatie :Verzwakte virussen of bacterienVier wekenGeinactiveerde/gedode virussen,Geen uitsluiting indien gezondbacterien of rickettsiaeToxoidenGeen uitsluiting indien gezondHepatitis A- of hepatitis B-vaccinsGeen uitsluiting indien gezond enniet blootgesteldRabiesGeen uitsluiting indien gezond enniet blootgesteldeen jaar indien na blootstellinggevaccineerdTekenencefalitisvaccinsGeen uitsluiting indien gezond enniet blootgesteldd) Andere tijdelijke uitsluitingen :ZwangerschapTijdens de zwangerschap en tot zesmaanden na bevalling ofzwangerschapsbeeindiging, behalvein uitzonderlijke gevallen enafhankelijk van het oordeel van deartsLichte chirurgische ingreepEen weekTandheelkundige behandelingKleine behandeling door tandarts ofmondhygienist- uitstellen tot devolgende dag. (NB : extractie,wortelkanaalbehandeling ensoortgelijke behandelingen wordenals lichte chirurgische ingreepbeschouwd)GeneesmiddelengebruikAfhankelijk van de aard van hetvoorgeschreven geneesmiddel, dewerking daarvan en de ziekte diewordt behandeldPersonen met hypertensie met eenUitgesloten zolang de toestand nietdiastolische druk van meer dan 100is verbeterdmm HgPersonen met hypotensie met eenUitgesloten zolang de toestand nietsystolische druk van minder dan 100is verbeterdmm HgPersonen die lijden aan ernstigeUitgesloten zolang de toestand niethartritmestoornissenis verbeterdPersonen die geleden hebben aanUitgesloten zolang de toestand nietarteriele tromboseis verbeterdPersonen die geleden hebben aanUitgesloten zolang de toestand nietrecidiverende flebitisis verbeterdVrouwelijke donors van volbloed enUitgesloten zolang de toestand nietcellulaire bestanddelen van wie hetis verbeterdhemoglobinegehalte lager ligt dan125 gram per liter bloedMannelijke donors van volbloed enUitgesloten zolang de toestand nietcellulaire bestanddelen van wie hetis verbeterdhemoglobinegehalte lager ligt dan135 gram per liter bloed3. Uitsluiting in verband met bijzondere epidemiologische situaties :Bijzondere epidemiologische[6 Uitsluiting in overeenstemming metsituaties( bv. Ziekte-uitbraken)de epidemiologische situatie,overeenkomstig de door het Federaal agentschap voor geneesmiddelenen gezondheidsproducten uitgevaardigde richtlijnen (deze gevallen moeten door de bevoegde autoriteit aan de Europese Commissie worden gemeldmet het oog op het nemen van communautaire maatregelen). De vermelde richtlijnen worden uitgevaardigd op basis van gegevens van of adviezen verstrekt door het ''European Centre for Disease Prevention and Control''Europees Centrum voor Ziektepreventie en -bestrijding''), de Belgische ''Risk Assessment Group''(''Risicobeoordelingsgroep''), ingericht bij het WIV, of de ''Risk Management Group'' (''risicobeheersingsgroep''), ingericht bij het WIV]64. Uitsluitingscriteria voor donors van autologe donaties :Ernstige hartziekteAfhankelijk van de klinische settingvan de bloedinzamelingPersonen met een anamnese van :De lid-Staten kunnen echter- hepatitis B, met uitzondering vanspecifieke bepalingen vaststellenHbsAg-negatieve personen van wie isvoor autologe donaties dooraangetoond dat zij immuun zijndergelijke personen- hepatitis C- HIV-1/2- HTLV I/IIActieve bacteriele infectie(1)<KB 2015-07-02/30, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 26-07-2015>(2)<W 2017-08-11/05, art. 6, 016; Inwerkingtreding : 07-09-2017>(4)<W 2017-08-11/05, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 07-09-2017>(5)<W 2017-08-11/05, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 07-09-2017>(6)<W 2017-08-11/05, art. 10, 016; Inwerkingtreding : 07-09-2017>(7)<W 2022-05-18/08, art. 12, 018; Inwerkingtreding : 09-06-2022>(8)<W 2023-07-11/12, art. 20, 019; Inwerkingtreding : 30-06-2023>
1. Critères d'exclusion permanente pour les candidats a des dons homologues : 
Maladies cardio-vasculairesCandidats au don ayant une maladie
 cardio-vasculaire grave ou
 présentant des antécédents a cet
 égard, sauf les cas d'anomalies
 congénitales avec guérison complète
Maladies du système nerveux centralAntécédents d'une maladie grave du
 système nerveux central
Tendance anormale aux hémorragiesCandidats au don présentant des
 antécédents d'une coagulopathie
Épisodes répétés de syncope, ouAutres que les convulsions
antécédents de convulsionsinfantiles ou apres que trois ans
 au minimum sans convulsions se sont
 écoulés depuis la date de la
 dernière prise de médicaments
 antiépileptiques
Maladies des systèmes,Candidats au don presentant une
gastro-intestinal, génito-urinaire,maladie grave active, chronique ou
hématologique, immunologique,a rechute
métabolique, rénal ou respiratoire 
DiabèteSi le sujet est traite a l'insuline
Maladies infectieusesHépatite B, a l'exception des
 personnes AgHBs négatives dont
 l'immunité est démontrée
 Hépatite C
 VIH 1/2
 HTLV I/II
 Syphilis (*)
 Babésiose (*)
 Kala-azar (leishmaniose viscérale)
 (*)
 Trypanosomiase américaine (maladie
 de Chagas)
Maladies malignesA l exception d'un cancer in situ
 avec guérison complète
Encéphalopathies spongiformesSujets ayant des antécédents
transmissibles (EST), par exemplefamiliaux qui les exposent au
maladie de Creutzfeldt-Jakob,risque de développer une EST, ou
variante de la maladie desujets qui ont reçu des greffons de
Creutzfeldt-Jakobdure-mère ou de cornée ou qui ont
 ete traites par le passe avec des
 extraits de glandes hypophysaires
 d'origine humaine. En ce qui
 concerne la variante de la maladie
 de Creutzfeldt-Jakob, des mesures
 de précaution supplémentaires
 peuvent être recommandées
Consommation de drogue par voieTout antécédent de consommation de
intraveineuse (IV) oudrogue par voie IV ou IM sans
intramusculaire (IM)prescription, y compris des
 hormones ou des stéroïdes
 anabolisants
Receveurs d'une xénogreffe 
Comportement sexuelSujets dont le comportement sexuel
 les expose au risque [3 grave]3 de contracter
 des maladies infectieuses graves
 transmissibles par le sang. [2 Ne sont pas considérées comme relevant de cette exclusion permanente : les personnes dont le comportement sexuel ou le comportement de leur partenaire sexuel les soumet à une exclusion temporaire en application du point 2, b), de la présente annexe.]2
  
2. Critères d'exclusion temporaire pour les candidats a des dons homologues : 
a) Infections 
Durée de la période d'exclusionAprès une maladie infectieuse, les
 candidats au don seront exclus pour
 une durée de deux semaines au
 minimum après constatation clinique
 de la guérison complète.
Cependant, les périodes d'exclusion 
suivantes s'appliquent aux 
infections figurant dans le tableau 
ci-dessous : 
Brucellose (*)2 ans apres la date de la guérison
 complète
Ostéomyélite2 ans apres que la personne a été
 déclarée guérie
Fievre Q (*)2 ans apres la date a laquelle la
 personne a été déclarée guérie
Toxoplasmose (*)6 mois apres la date de la guérison
 complète
Tuberculose2 ans après la date a laquelle la
 personne a été déclarée guerie
Rhumatisme articulaire aigu2 ans après la date de disparition
 des symptômes en l'absence de
 preuve de maladie cardiaque
 chronique
Fièvre supérieure a 38 °C2 semaines après la date de
 disparition des symptômes
Maladies de type grippal2 semaines après disparition des
 symptômes
Paludisme (*) 
- personnes qui ont vécu dans des3 ans après la fin du dernier séjour
régions a paludisme endémiquedans une région endémique, pour
pendant leurs cinq premières annéesautant que le sujet ne présente pas
 symptômes; cette période peut etre
 réduite a 4 mois si, lors de chaque
 don, un test immunologique ou
 génomique moléculaire est négatif
- Personnes ayant des antécédents de3 ans après la fin du traitement et
paludismeen l'absence de symptômes. Passe
 cette période, les dons sont
 acceptes uniquement si un test
 immunologique ou génomique
 moléculaire est négatif
- visiteurs symptomatiques dans les6 mois après avoir quitté la région
régions endémiquesendémique, ou moins si un test
 immunologique ou génomique
 moléculaire est négatif
- personnes ayant des antécédents de3 ans après la disparition des
maladie fébrile non diagnostiquéesymptômes; cette période peut être
pendant un séjour dans une régionréduite a 4 mois si un test
endémique ou dans les six moisimmunologique ou génomique
suivantsmoléculaire est négatif
Virus du Nil occidental (VNO) (*)[1 28 jours après avoir quitté une région à risque de transmission locale
 du virus du Nil occidental, sauf si le résultat d'un test d'amplification des acides nucléiques (TAN)
 individuel est négatif ]1
b) Exposition au risque d'infection 
transmissible par transfusion 
- examen endoscopique au moyenExclusion pour 6 mois, ou pour 4
d'instruments souplesmois au moins si le test NAT pour
- projection de sang sur une muqueusel'hépatite C est négatif
ou piqure avec une aiguille 
- transfusion de composants sanguins 
- greffe de tissus ou de cellules 
d'origine humaine 
- opération chirurgicale importante 
- tatouage ou body piercing 
- acupuncture (si elle n'a pas été 
pratiquée par un praticien qualifie 
et au moyen d'aiguilles stériles a 
usage unique) 
- personnes a risque en raison de 
contacts intimes avec une personne 
présentant une hépatite B 
[4 Exposition au risque d'une infection transmissible par transfusion en raison du comportement sexuel du candidat au don :
- Personnes qui ont eu un contact sexuel avec un nouveau partenaire, qui ne fait pas partie d'un des groupes à risque suivantsExclues pendant 4 mois après le premier contact sexuel
[8 - Les hommes qui ont eu un contact sexuel avec un autre homme, à l'exception des dons de plasma par aphérèse qui sont fraîchement congelés après le don et qui sont sécurisés par une mise en quarantaine pendant une période suffisante pour combler la fenêtre sérologique du VIH, du VHC, du VHB ou du HTLV et pour lesquels le donneur s'engage à se soumettre à un nouveau test à l'établissement de transfusion sanguine à la fin de cette période de quarantaine. Si le donneur ne subit pas un nouveau test, le plasma ne peut être utilisé qu'à des fins de recherche scientifique sans application humaine et doit être transféré à une biobanque visée à l'article 22 de la loi du 19 décembre 2008 relative à l'obtention et à l'utilisation de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à des fins de recherche scientifique.- Exclus pendant 4 mois après le dernier contact sexuel avec un autre homme;]8
- Personnes qui ont eu un contact sexuel en échange d'argent, de biens ou de servicesExclues pendant 12 mois après la fin de la situation
- Personnes qui ont un contact sexuel avec plusieurs partenaires pendant une même périodeExclues pendant 12 mois après la fin de la situation
- Personnes qui ont participé à du sexe en groupeExclues pendant 12 mois après la fin de la situation
Exposition au risque d'une infection transmissible par transfusion en raison du comportement du partenaire sexuel du candidat au don :
- Le partenaire a eu un contact sexuel avec plusieurs partenaires pendant une même périodeExclu pendant 12 mois après la fin de la situation
- Le partenaire a participé à du sexe en groupeExclu pendant 12 mois après la fin de la situation
- Le partenaire a consommé des drogues par voie intraveineuse ou intramusculaireExclu pendant 12 mois après le dernier contact sexuel avec ce partenaire
- Le partenaire a eu un contact sexuel en échange d'argent, de biens ou de servicesExclu pendant 12 mois après la fin de la situation
[8 - Le partenaire masculin a eu un contact sexuel avec un autre homme, à l'exception des dons de plasma par aphérèse qui sont fraîchement congelés après le don et qui sont sécurisés par une mise en quarantaine pendant une période suffisante pour combler la fenêtre sérologique du VIH, du VHC, du VHB ou du HTLV et pour lesquels le donneur s'engage à se soumettre à un nouveau test à l'établissement de transfusion sanguine à la fin de cette période de quarantaine. Si le donneur ne subit pas un nouveau test, le plasma ne peut être utilisé qu'à des fins de recherche scientifique sans application humaine et doit être transféré à une biobanque visée à l'article 22 de la loi du 19 décembre 2008 relative à l'obtention et à l'utilisation de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à des fins de recherche scientifique.- Exclus pendant 4 mois après le dernier contact sexuel du partenaire masculin avec un autre homme]8
- Le partenaire présente une sérologie positive aux VIH, VHC, VHB ou HTLVExclu pendant 12 mois après le dernier contact sexuel avec ce partenaire (excepté en ce qui concerne le VHB si le candidat au don est immunisé contre le VHB grâce à la vaccination)
- Le partenaire est atteint de syphilisExclu jusqu'à 4 mois après rétablissement complet du partenaire
- Le partenaire est originaire d'un pays ou d'une région avec une haute prévalence du VIH et habite depuis moins de 12 mois dans une zone avec une faible prévalenceExclu pendant 12 mois après le dernier contact sexuel avec ce partenaire
Personnes qui sont originaires d'un pays ou d'une région avec une haute prévalence du VIHExclues pendant 12 mois après la fin de la situation]4
[5 Individus dont le comportementExclusion après la fin du
ou l'activité, autres que les comportements et activitéscomportement a risque pendant une
mentionnés ci-dessus, les expose au risquepériode dont la durée dépend de la
de contracter une maladie infectieuse gravemaladie en question et de la
transmissibles par le sang]5disponibilité de tests adéquats
c) Vaccination 
Virus ou bactéries atténués4 semaines
Vaccins viraux bactériens ouPas d'exclusion si l'état est
rickettsiens tues ou inactivessatisfaisant
AnatoxinesPas d'exclusion si l'état est
 satisfaisant
Hépatite A ou BPas d'exclusion si l'état est
 satisfaisant et en l'absence
 d'exposition au virus
RagePas d'exclusion si l'état est
 satisfaisant et en l'absence
 d'exposition au virus
 Exclusion d'un an si la vaccination
 est administrée après l'exposition
 au virus
Encéphalite transmise par les tiquesPas d'exclusion si l'état est
 satisfaisant et en l'absence
 d'exposition au virus
d) Autres exclusions temporaires 
GrossessePendant la grossesse et jusqu'à 6
 mois après l'accouchement ou la fin
 de la grossesse, sauf dans certains
 cas exceptionnels et a la
 discrétion d'un médecin.
Opération chirurgicale mineure1 semaine
Traitement dentaireTraitement mineur par un dentiste ou
 un hygiéniste bucco-dentaire :
 exclusion jusqu'au lendemain (NB :
 les extractions, les obturations
 radiculaires et traitements
 analogues sont considérés comme des
 opérations chirurgicales mineures)
MédicationEn fonction de la nature du
 médicament prescrit, de son mode
 d'action et de la maladie traitée
Personnes présentant deExclusion aussi longtemps que la
l'hypertension avec une pressionsituation ne s'est pas améliorée
diastolique supérieure a 100 mm de 
Hg 
Personnes présentant de l'hypotensionExclusion aussi longtemps que la
avec une pression systoliquesituation ne s'est pas améliorée
inférieure a 100 mm de Hg 
Personnes souffrant d'arythmiesExclusion aussi longtemps que la
cardiaques gravessituation ne s'est pas améliorée
Personnes ayant souffert de thromboseExclusion aussi longtemps que la
artériellesituation ne s'est pas améliorée
Personnes ayant souffert de phlébiteExclusion aussi longtemps que la
récidivantesituation ne s'est pas améliorée
Donneurs féminins de sang total et deExclusion aussi longtemps que la
composants cellulaires dont le tauxsituation ne s'est pas améliorée
d'hémoglobine est inférieur a 125 
grammes par litre de sang 
Donneurs masculins de sang total etExclusion aussi longtemps que la
de composants cellulaires dont lesituation ne s'est pas améliorée
taux d'hémoglobine est inférieur a 
135 grammes par litre de sang 
  
3. Critères d'exclusion pour les situations épidémiologiques particulières : 
Situations épidémiologiques[6 Exclusion en fonction de la
particulières (par exemple, foyerssituation épidémiologique.
de maladies)conformément aux directives promulguées par
 l'Agence fédérale des médicaments et des produits de santé
 (ces exclusions devraient être notifiées par l'autorité compétente à la Commission européenne en vue
 en vue de prendre des mesures à l'échelle communautaire).
 Lesdites directives sont promulguées sur la base des données ou des avis rendus par le ''European Centre for Disease Prevention and Control'' (''Centre européen de prévention et de contrôle des maladies''),
 le ''Risk Assessment Group'' belge (''Groupe d'évaluation des risques''), instauré au sein de l'ISP, ou le ''Risk Management Group'' (''groupe de gestion des risques''), instauré au sein de l'ISP]6
  
4. Critères d'exclusion pour les candidats a des prélèvements autologues : 
Maladie cardiaque graveEn fonction du contexte clinique du
 prélèvement de sang
Personnes présentant au moment du donLes états membres peuvent toutefois
ou présentant des antécédents de :établir des dispositions
 spécifiques pour les prélèvements
- hépatite B, a l'exception desautologues sur ces personnes
personnes AgHBs négatives dont 
l'immunité est démontrée 
- hépatite C 
- VIH 1/2 
- HTLV I/II 
Infection bactérienne active 
(1)<AR 2015-07-02/30, art. 1, 010; En vigueur : 26-07-2015>
(2)<L 2017-08-11/05, art. 6, 016; En vigueur : 07-09-2017>
(3)<L 2017-08-11/05, art. 7, 016; En vigueur : 07-09-2017>
(4)<L 2017-08-11/05, art. 8, 016; En vigueur : 07-09-2017>
(5)<L 2017-08-11/05, art. 9, 016; En vigueur : 07-09-2017>
(6)<L 2017-08-11/05, art. 10, 016; En vigueur : 07-09-2017>
(7)<L 2022-05-18/08, art. 12, 018; En vigueur : 09-06-2022>
(8)<L 2023-07-11/12, art. 20, 019; En vigueur : 30-06-2023>
1. Critères d'exclusion permanente pour les candidats a des dons homologues :Maladies cardio-vasculairesCandidats au don ayant une maladiecardio-vasculaire grave ouprésentant des antécédents a cetégard, sauf les cas d'anomaliescongénitales avec guérison complèteMaladies du système nerveux centralAntécédents d'une maladie grave dusystème nerveux centralTendance anormale aux hémorragiesCandidats au don présentant desantécédents d'une coagulopathieÉpisodes répétés de syncope, ouAutres que les convulsionsantécédents de convulsionsinfantiles ou apres que trois ansau minimum sans convulsions se sontécoulés depuis la date de ladernière prise de médicamentsantiépileptiquesMaladies des systèmes,Candidats au don presentant unegastro-intestinal, génito-urinaire,maladie grave active, chronique ouhématologique, immunologique,a rechutemétabolique, rénal ou respiratoireDiabèteSi le sujet est traite a l'insulineMaladies infectieusesHépatite B, a l'exception despersonnes AgHBs négatives dontl'immunité est démontréeHépatite CVIH 1/2HTLV I/IISyphilis (*)Babésiose (*)Kala-azar (leishmaniose viscérale)(*)Trypanosomiase américaine (maladiede Chagas)Maladies malignesA l exception d'un cancer in situavec guérison complèteEncéphalopathies spongiformesSujets ayant des antécédentstransmissibles (EST), par exemplefamiliaux qui les exposent aumaladie de Creutzfeldt-Jakob,risque de développer une EST, ouvariante de la maladie desujets qui ont reçu des greffons deCreutzfeldt-Jakobdure-mère ou de cornée ou qui ontete traites par le passe avec desextraits de glandes hypophysairesd'origine humaine. En ce quiconcerne la variante de la maladiede Creutzfeldt-Jakob, des mesuresde précaution supplémentairespeuvent être recommandéesConsommation de drogue par voieTout antécédent de consommation deintraveineuse (IV) oudrogue par voie IV ou IM sansintramusculaire (IM)prescription, y compris deshormones ou des stéroïdesanabolisantsReceveurs d'une xénogreffeComportement sexuelSujets dont le comportement sexuelles expose au risque [3 grave]3 de contracterdes maladies infectieuses gravestransmissibles par le sang. [2 Ne sont pas considérées comme relevant de cette exclusion permanente : les personnes dont le comportement sexuel ou le comportement de leur partenaire sexuel les soumet à une exclusion temporaire en application du point 2, b), de la présente annexe.]22. Critères d'exclusion temporaire pour les candidats a des dons homologues :a) InfectionsDurée de la période d'exclusionAprès une maladie infectieuse, lescandidats au don seront exclus pourune durée de deux semaines auminimum après constatation cliniquede la guérison complète.Cependant, les périodes d'exclusionsuivantes s'appliquent auxinfections figurant dans le tableauci-dessous :Brucellose (*)2 ans apres la date de la guérisoncomplèteOstéomyélite2 ans apres que la personne a étédéclarée guérieFievre Q (*)2 ans apres la date a laquelle lapersonne a été déclarée guérieToxoplasmose (*)6 mois apres la date de la guérisoncomplèteTuberculose2 ans après la date a laquelle lapersonne a été déclarée guerieRhumatisme articulaire aigu2 ans après la date de disparitiondes symptômes en l'absence depreuve de maladie cardiaquechroniqueFièvre supérieure a 38 °C2 semaines après la date dedisparition des symptômesMaladies de type grippal2 semaines après disparition dessymptômesPaludisme (*)- personnes qui ont vécu dans des3 ans après la fin du dernier séjourrégions a paludisme endémiquedans une région endémique, pourpendant leurs cinq premières annéesautant que le sujet ne présente passymptômes; cette période peut etreréduite a 4 mois si, lors de chaquedon, un test immunologique ougénomique moléculaire est négatif- Personnes ayant des antécédents de3 ans après la fin du traitement etpaludismeen l'absence de symptômes. Passecette période, les dons sontacceptes uniquement si un testimmunologique ou génomiquemoléculaire est négatif- visiteurs symptomatiques dans les6 mois après avoir quitté la régionrégions endémiquesendémique, ou moins si un testimmunologique ou génomiquemoléculaire est négatif- personnes ayant des antécédents de3 ans après la disparition desmaladie fébrile non diagnostiquéesymptômes; cette période peut êtrependant un séjour dans une régionréduite a 4 mois si un testendémique ou dans les six moisimmunologique ou génomiquesuivantsmoléculaire est négatifVirus du Nil occidental (VNO) (*)[1 28 jours après avoir quitté une région à risque de transmission localedu virus du Nil occidental, sauf si le résultat d'un test d'amplification des acides nucléiques (TAN)individuel est négatif ]1b) Exposition au risque d'infectiontransmissible par transfusion- examen endoscopique au moyenExclusion pour 6 mois, ou pour 4d'instruments souplesmois au moins si le test NAT pour- projection de sang sur une muqueusel'hépatite C est négatifou piqure avec une aiguille- transfusion de composants sanguins- greffe de tissus ou de cellulesd'origine humaine- opération chirurgicale importante- tatouage ou body piercing- acupuncture (si elle n'a pas étépratiquée par un praticien qualifieet au moyen d'aiguilles stériles ausage unique)- personnes a risque en raison decontacts intimes avec une personneprésentant une hépatite B[4 Exposition au risque d'une infection transmissible par transfusion en raison du comportement sexuel du candidat au don :- Personnes qui ont eu un contact sexuel avec un nouveau partenaire, qui ne fait pas partie d'un des groupes à risque suivantsExclues pendant 4 mois après le premier contact sexuel[8 - Les hommes qui ont eu un contact sexuel avec un autre homme, à l'exception des dons de plasma par aphérèse qui sont fraîchement congelés après le don et qui sont sécurisés par une mise en quarantaine pendant une période suffisante pour combler la fenêtre sérologique du VIH, du VHC, du VHB ou du HTLV et pour lesquels le donneur s'engage à se soumettre à un nouveau test à l'établissement de transfusion sanguine à la fin de cette période de quarantaine. Si le donneur ne subit pas un nouveau test, le plasma ne peut être utilisé qu'à des fins de recherche scientifique sans application humaine et doit être transféré à une biobanque visée à l'article 22 de la loi du 19 décembre 2008 relative à l'obtention et à l'utilisation de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à des fins de recherche scientifique.- Exclus pendant 4 mois après le dernier contact sexuel avec un autre homme;]8- Personnes qui ont eu un contact sexuel en échange d'argent, de biens ou de servicesExclues pendant 12 mois après la fin de la situation- Personnes qui ont un contact sexuel avec plusieurs partenaires pendant une même périodeExclues pendant 12 mois après la fin de la situation- Personnes qui ont participé à du sexe en groupeExclues pendant 12 mois après la fin de la situationExposition au risque d'une infection transmissible par transfusion en raison du comportement du partenaire sexuel du candidat au don :- Le partenaire a eu un contact sexuel avec plusieurs partenaires pendant une même périodeExclu pendant 12 mois après la fin de la situation- Le partenaire a participé à du sexe en groupeExclu pendant 12 mois après la fin de la situation- Le partenaire a consommé des drogues par voie intraveineuse ou intramusculaireExclu pendant 12 mois après le dernier contact sexuel avec ce partenaire- Le partenaire a eu un contact sexuel en échange d'argent, de biens ou de servicesExclu pendant 12 mois après la fin de la situation[8 - Le partenaire masculin a eu un contact sexuel avec un autre homme, à l'exception des dons de plasma par aphérèse qui sont fraîchement congelés après le don et qui sont sécurisés par une mise en quarantaine pendant une période suffisante pour combler la fenêtre sérologique du VIH, du VHC, du VHB ou du HTLV et pour lesquels le donneur s'engage à se soumettre à un nouveau test à l'établissement de transfusion sanguine à la fin de cette période de quarantaine. Si le donneur ne subit pas un nouveau test, le plasma ne peut être utilisé qu'à des fins de recherche scientifique sans application humaine et doit être transféré à une biobanque visée à l'article 22 de la loi du 19 décembre 2008 relative à l'obtention et à l'utilisation de matériel corporel humain destiné à des applications médicales humaines ou à des fins de recherche scientifique.- Exclus pendant 4 mois après le dernier contact sexuel du partenaire masculin avec un autre homme]8- Le partenaire présente une sérologie positive aux VIH, VHC, VHB ou HTLVExclu pendant 12 mois après le dernier contact sexuel avec ce partenaire (excepté en ce qui concerne le VHB si le candidat au don est immunisé contre le VHB grâce à la vaccination)- Le partenaire est atteint de syphilisExclu jusqu'à 4 mois après rétablissement complet du partenaire- Le partenaire est originaire d'un pays ou d'une région avec une haute prévalence du VIH et habite depuis moins de 12 mois dans une zone avec une faible prévalenceExclu pendant 12 mois après le dernier contact sexuel avec ce partenairePersonnes qui sont originaires d'un pays ou d'une région avec une haute prévalence du VIHExclues pendant 12 mois après la fin de la situation]4[5 Individus dont le comportementExclusion après la fin duou l'activité, autres que les comportements et activitéscomportement a risque pendant unementionnés ci-dessus, les expose au risquepériode dont la durée dépend de lade contracter une maladie infectieuse gravemaladie en question et de latransmissibles par le sang]5disponibilité de tests adéquatsc) VaccinationVirus ou bactéries atténués4 semainesVaccins viraux bactériens ouPas d'exclusion si l'état estrickettsiens tues ou inactivessatisfaisantAnatoxinesPas d'exclusion si l'état estsatisfaisantHépatite A ou BPas d'exclusion si l'état estsatisfaisant et en l'absenced'exposition au virusRagePas d'exclusion si l'état estsatisfaisant et en l'absenced'exposition au virusExclusion d'un an si la vaccinationest administrée après l'expositionau virusEncéphalite transmise par les tiquesPas d'exclusion si l'état estsatisfaisant et en l'absenced'exposition au virusd) Autres exclusions temporairesGrossessePendant la grossesse et jusqu'à 6mois après l'accouchement ou la finde la grossesse, sauf dans certainscas exceptionnels et a ladiscrétion d'un médecin.Opération chirurgicale mineure1 semaineTraitement dentaireTraitement mineur par un dentiste ouun hygiéniste bucco-dentaire :exclusion jusqu'au lendemain (NB :les extractions, les obturationsradiculaires et traitementsanalogues sont considérés comme desopérations chirurgicales mineures)MédicationEn fonction de la nature dumédicament prescrit, de son moded'action et de la maladie traitéePersonnes présentant deExclusion aussi longtemps que lal'hypertension avec une pressionsituation ne s'est pas amélioréediastolique supérieure a 100 mm deHgPersonnes présentant de l'hypotensionExclusion aussi longtemps que laavec une pression systoliquesituation ne s'est pas amélioréeinférieure a 100 mm de HgPersonnes souffrant d'arythmiesExclusion aussi longtemps que lacardiaques gravessituation ne s'est pas amélioréePersonnes ayant souffert de thromboseExclusion aussi longtemps que laartériellesituation ne s'est pas amélioréePersonnes ayant souffert de phlébiteExclusion aussi longtemps que larécidivantesituation ne s'est pas amélioréeDonneurs féminins de sang total et deExclusion aussi longtemps que lacomposants cellulaires dont le tauxsituation ne s'est pas amélioréed'hémoglobine est inférieur a 125grammes par litre de sangDonneurs masculins de sang total etExclusion aussi longtemps que lade composants cellulaires dont lesituation ne s'est pas amélioréetaux d'hémoglobine est inférieur a135 grammes par litre de sang3. Critères d'exclusion pour les situations épidémiologiques particulières :Situations épidémiologiques[6 Exclusion en fonction de laparticulières (par exemple, foyerssituation épidémiologique.de maladies)conformément aux directives promulguées parl'Agence fédérale des médicaments et des produits de santé(ces exclusions devraient être notifiées par l'autorité compétente à la Commission européenne en vueen vue de prendre des mesures à l'échelle communautaire).Lesdites directives sont promulguées sur la base des données ou des avis rendus par le ''European Centre for Disease Prevention and Control'' (''Centre européen de prévention et de contrôle des maladies''),le ''Risk Assessment Group'' belge (''Groupe d'évaluation des risques''), instauré au sein de l'ISP, ou le ''Risk Management Group'' (''groupe de gestion des risques''), instauré au sein de l'ISP]64. Critères d'exclusion pour les candidats a des prélèvements autologues :Maladie cardiaque graveEn fonction du contexte clinique duprélèvement de sangPersonnes présentant au moment du donLes états membres peuvent toutefoisou présentant des antécédents de :établir des dispositionsspécifiques pour les prélèvements- hépatite B, a l'exception desautologues sur ces personnespersonnes AgHBs négatives dontl'immunité est démontrée- hépatite C- VIH 1/2- HTLV I/IIInfection bactérienne active(1)<AR 2015-07-02/30, art. 1, 010; En vigueur : 26-07-2015>(2)<L 2017-08-11/05, art. 6, 016; En vigueur : 07-09-2017>(3)<L 2017-08-11/05, art. 7, 016; En vigueur : 07-09-2017>(4)<L 2017-08-11/05, art. 8, 016; En vigueur : 07-09-2017>(5)<L 2017-08-11/05, art. 9, 016; En vigueur : 07-09-2017>(6)<L 2017-08-11/05, art. 10, 016; En vigueur : 07-09-2017>(7)<L 2022-05-18/08, art. 12, 018; En vigueur : 09-06-2022>(8)<L 2023-07-11/12, art. 20, 019; En vigueur : 30-06-2023>