Artikel 1. Artikel 5 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der werknemers, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 5. De Rijksdienst voor sociale zekerheid, opgericht door de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der werknemers, heeft tot taak :
1° de bijdragen van de werkgevers en de werknemers te innen teneinde bij te dragen tot de financiering van de regelingen betreffende :
a) de ziekte- en invaliditeitsuitkeringen;
b) de werkloosheidsuitkeringen;
c) de rust- en overlevingspensioenen;
d) de uitkeringen uit hoofde van arbeidsongevallen en beroepsziekten;
e) de terugbetalingen inzake geneeskundige verzorging;
f) de gezinsbijslagen;
g) de jaarlijkse vakantieuitkeringen;
2° het globaal financieel beheer van de sociale zekerheid te verzekeren en bij te dragen tot de doorzichtigheid en de doeltreffendheid van de financiering ervan.
Te dien einde zorgt de Rijksdienst onder andere voor :
a) het voeren van een gemeenschappelijk thesauriebeheer;
b) het voorleggen aan de Regering, met het oog op de opstelling van de begrotingen en de begrotingscontrole, van een rapport met betrekking tot de ontwikkeling van de ontvangsten en uitgaven, de prioritaire beleidslijnen en de wijze waarop het evenwicht van het stelsel verzekerd kan worden;
c) het opvolgen van het geheel van de inkomsten en uitgaven op grond van de gegevens uitgaande van de betrokken openbare instellingen voor sociale zekerheid;
d) de jaarlijkse verdeling van de opbrengst van de bijdragen, met uitzondering van die betreffende de regeling bedoeld in 1°, g), na aftrek van de voor de bestuurskosten van de Rijksdienst bestemde bedragen, en van de andere inkomsten bedoeld in artikel 22 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers;
e) de evaluatie van het beheer van de niet verdeelde inkomsten en van de reserves bij de regelingen waarvan sprake is onder 1°.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van het beheerscomité, bepalen op welke wijze de niet verdeelde ontvangsten worden beheerd.
De verdeling van de financiële middelen bedoeld in het eerste lid, 2°, d), moet uiterlijk op 15 september van het jaar voorafgaand aan het betrokken begrotingsjaar ter goedkeuring aan de Koning worden voorgelegd. Indien dat niet is gebeurd, stelt de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden en nadere regelen vast volgens welke de bijdragen en de andere inkomsten worden verdeeld.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, vaststellen onder welke voorwaarden de in het vorige lid bedoelde verdeling door het beheerscomité kan worden aangepast in de loop van het begrotingsjaar.
De Koning kan, op voorstel of na advies van het beheerscomité, de data, termijnen en procedures met betrekking tot de uitvoering van het eerste lid, 2°, b), c), d) en e), nader bepalen. "
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
30 MAART 1994. - Wet houdende sociale bepalingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-09-1994 en tekstbijwerking tot 31-05-2023)
Titre
30 MARS 1994. - Loi portant des dispositions sociales. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 07-09-1994 et mise à jour au 31-05-2023)
Informations sur le document
Numac: 1994021117
Datum: 1994-03-30
Info du document
Numac: 1994021117
Date: 1994-03-30
Table des matières
TITEL I. - Hervorming van de structuur van de s...
HOOFDSTUK I. - Aanpassing van de structuur.
HOOFDSTUK II. - Globaal beheer van de sociale z...
TITEL II. - Verzekeren van het financieel evenw...
HOOFDSTUK I. - De algemene uitgavennorm.
HOOFDSTUK II. - De bijzondere uitgavennorm voor...
HOOFDSTUK III. - Toewijzing van de middelen ter...
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen inzake de rijkstoela...
TITEL III. - Geneeskundige verzorging.
TITEL IV. - Prijsbepaling van de terugbetaalbar...
TITEL V. - Vergoeding van bepaalde slachtoffers...
TITEL VI. - Brugpensioenen.
HOOFDSTUK I. - Halftijds brugpensioen.
HOOFDSTUK II. - Inhouding op de brugpensioenen.
TITEL VII. - Bepalingen met betrekking tot de a...
HOOFDSTUK I. - Arbeidsongevallen.
HOOFDSTUK II. - Beroepsziekten.
TITEL VIII. - Pensioenen.
HOOFDSTUK I. - Maatregelen inzake werknemerspen...
HOOFDSTUK II. - Maatregelen inzake de pensioene...
HOOFDSTUK III. - Algemene maatregelen.
HOOFDSTUK I. - (Maatregelen inzake ondersteunin...
Art.69.Onder de voorwaarden bepaald door de Kon...
Art.73. In de besluitwet van 28 december 1944 b...
Art.74. Artikel 4 van de wet van 22 juli 1993 h...
Art.80. Dit hoofdstuk is van toepassing op de h...
Art.84. In artikel 3, eerste lid, van de wet va...
TITEL X. - Bekrachtiging en wijziging van het k...
Art.90. Het koninklijk besluit van 24 december ...
Art.91. In het koninklijk besluit van 24 decemb...
Art.106. § 1. Deze titel is van toepassing op a...
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk b...
Art.113. In artikel 3, § 1, tweede lid, van het...
Art.122. In afwijking van artikel 6, § 1, eerst...
Art.125. Het Rijksinstituut voor de sociale ver...
HOOFDSTUK I. - Wijziging van artikel 30ter van ...
Art.128. In artikel 30ter, § 6, A, van de wet v...
Art.130. In artikel 90 van de wet van 15 januar...
Art.132. Artikel 127 van de programmawet van 30...
Art.133. Het koninklijk besluit nr. 252 van 31 ...
Art.135. In de wet van 3 juli 1978 betreffende ...
Table des matières
TITRE I. - Réforme de la structure de la sécuri...
CHAPITRE I. - Adaptation de la structure.
CHAPITRE II. - Gestion globale de la sécurité s...
TITRE II. - Assurer l'équilibre financier de la...
CHAPITRE I. - De la norme globale des dépenses.
CHAPITRE II. - De la norme particulière des dép...
CHAPITRE III. - De l'attribution des moyens pou...
CHAPITRE IV. - Dispositions relatives aux subve...
TITRE III. - Des soins de santé.
TITRE IV. - De la fixation des prix des médicam...
TITRE V. - De l'indemnisation de certaines vict...
TITRE VI. - Des prépensions.
CHAPITRE I. - Des prépensions à mi-temps.
CHAPITRE II. - Retenue sur les prépensions.
TITRE VII. - Dispositions relatives aux acciden...
CHAPITRE I. - Accidents du travail.
CHAPITRE II. - Maladies professionnelles.
TITRE VIII. - Des pensions.
CHAPITRE I. - Mesures en matière de pensions de...
CHAPITRE II. - Mesures en matière de pensions d...
CHAPITRE III. - Mesures générales.
CHAPITRE I. - (Mesures relatives au soutien de ...
Art.69.Dans les conditions fixées par le Roi, p...
Art.73. Dans l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 c...
Art.74. A l'article 4 de la loi du 22 juillet 1...
Art.80. Le présent chapitre est d'application a...
Art.84. Dans l'article 3, alinéa 1er, de la loi...
TITRE X. - Confirmation et modification de l'ar...
Art.90. L'arrêté royal du 24 décembre 1993 port...
Art.91. Dans l'arrêté royal du 24 décembre 1993...
Art.106. § 1. Le présent titre est applicable à...
CHAPITRE I. - Modifications à l'arrêté royal n°...
Art.113. A l'article 3, § 1er, alinéa 2, de l'a...
Art.122. Par dérogation à l'article 6, § 1er, a...
Art.125. L'Institut national d'assurances socia...
CHAPITRE I. - Modification de l'article 30ter d...
Art.128. A l'article 30ter, § 6, A, de la loi d...
Art.130. A l'article 90 de la loi du 15 janvier...
Art.132. L'article 127 de la loi-programme du 3...
Art.133. L'arrêté royal n° 252 du 31 décembre 1...
Art.135. Dans la loi du 3 juillet 1978 relative...
Tekst (186)
Texte (186)
TITEL I. - Hervorming van de structuur van de sociale zekerheid.
TITRE I. - Réforme de la structure de la sécurité sociale.
HOOFDSTUK I. - Aanpassing van de structuur.
CHAPITRE I. - Adaptation de la structure.
Article 1. L'article 5 de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, est remplacé par les dispositions suivantes :
" Art. 5. L'Office national de sécurité sociale institué par l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, est chargé :
1° de percevoir les cotisations des employeurs et des travailleurs en vue de contribuer au financement des régimes suivants :
a) les indemnités de maladie-invalidité;
b) les allocations de chômage;
c) les pensions de retraite et de survie;
d) les allocations du chef d'accidents de travail et de maladies professionnelles;
e) les remboursements de soins de santé;
f) les prestations familiales;
g) les allocations de vacances annuelles;
2° d'assurer la gestion financière globale de la sécurité sociale, ainsi que de promouvoir la transparence et l'efficacité du financement de celle-ci.
Pour ce faire, l'Office veille, entre autres, à :
a) mettre en oeuvre une gestion de trésorerie commune;
b) soumettre au Gouvernement, en vue de l'élaboration du budget et du contrôle budgétaire, un rapport sur l'évolution des dépenses et des recettes, les options politiques prioritaires et la façon dont l'équilibre du régime peut être assuré;
c) suivre l'évolution de l'ensemble des recettes et dépenses sur la base des données transmises par les institutions publiques de sécurité sociales concernées;
d) répartir annuellement le produit des cotisations, à l'exclusion de celles relatives au régime visé au 1°, g), après prélèvement des sommes destinées à couvrir les frais d'administration de l'Office, et des autres ressources visées à l'article 22 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés;
e) évaluer la gestion des ressources non réparties et la gestion des réserves des régimes visés au 1°.
Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, et après avis du Comité de gestion, déterminer la manière dont les recettes non réparties sont gérées.
La répartition des moyens financiers telle que prévue à l'alinéa 1er, 2°, d), doit être présentée pour approbation au Roi, pour le 15 septembre au plus tard de l'année précédant l'année budgétaire visée. Si tel n'est pas le cas, le Roi fixe, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les conditions et modalités selon lesquelles les cotisations et les autres ressources sont réparties.
Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, déterminer dans quelles conditions la répartition visée à l'alinéa précédent peut être adaptée par le Comité de gestion au cours de l'année budgétaire.
Le Roi peut, sur proposition ou après avis du Comité de gestion, préciser les dates, délais et procédures relatifs à l'exécution de l'alinéa 1er, 2°, b), c), d) et e). "
" Art. 5. L'Office national de sécurité sociale institué par l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, est chargé :
1° de percevoir les cotisations des employeurs et des travailleurs en vue de contribuer au financement des régimes suivants :
a) les indemnités de maladie-invalidité;
b) les allocations de chômage;
c) les pensions de retraite et de survie;
d) les allocations du chef d'accidents de travail et de maladies professionnelles;
e) les remboursements de soins de santé;
f) les prestations familiales;
g) les allocations de vacances annuelles;
2° d'assurer la gestion financière globale de la sécurité sociale, ainsi que de promouvoir la transparence et l'efficacité du financement de celle-ci.
Pour ce faire, l'Office veille, entre autres, à :
a) mettre en oeuvre une gestion de trésorerie commune;
b) soumettre au Gouvernement, en vue de l'élaboration du budget et du contrôle budgétaire, un rapport sur l'évolution des dépenses et des recettes, les options politiques prioritaires et la façon dont l'équilibre du régime peut être assuré;
c) suivre l'évolution de l'ensemble des recettes et dépenses sur la base des données transmises par les institutions publiques de sécurité sociales concernées;
d) répartir annuellement le produit des cotisations, à l'exclusion de celles relatives au régime visé au 1°, g), après prélèvement des sommes destinées à couvrir les frais d'administration de l'Office, et des autres ressources visées à l'article 22 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés;
e) évaluer la gestion des ressources non réparties et la gestion des réserves des régimes visés au 1°.
Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, et après avis du Comité de gestion, déterminer la manière dont les recettes non réparties sont gérées.
La répartition des moyens financiers telle que prévue à l'alinéa 1er, 2°, d), doit être présentée pour approbation au Roi, pour le 15 septembre au plus tard de l'année précédant l'année budgétaire visée. Si tel n'est pas le cas, le Roi fixe, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les conditions et modalités selon lesquelles les cotisations et les autres ressources sont réparties.
Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, déterminer dans quelles conditions la répartition visée à l'alinéa précédent peut être adaptée par le Comité de gestion au cours de l'année budgétaire.
Le Roi peut, sur proposition ou après avis du Comité de gestion, préciser les dates, délais et procédures relatifs à l'exécution de l'alinéa 1er, 2°, b), c), d) et e). "
Art.2. De artikelen 8, 19 en 20 van dezelfde wet, worden opgeheven.
Art.2. Les articles 8, 19 et 20 de la même loi sont abrogés.
Art.3. In de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg wordt een artikel 4ter ingevoegd, luidende :
" Art. 4ter. Voor het uitvoeren van de opdracht bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der werknemers, houdt het beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid zitting als beheerscomité van de sociale zekerheid. In het beheerscomité van de sociale zekerheid hebben ook zitting :
1° vertegenwoordigers van de overheid die stemgerechtigd zijn en van wie het aantal gelijk is aan de helft van het aantal leden bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°;
2° twee vertegenwoordigers van het Nationaal Intermutualistisch College met raadgevende stem.
De Koning benoemt de vertegenwoordigers van de overheid. Hij benoemt eveneens de vertegenwoordigers van het Nationaal Intermutualistisch College, op voordracht van dit laatste. Hij kan plaatsvervangende leden benoemen. "
" Art. 4ter. Voor het uitvoeren van de opdracht bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der werknemers, houdt het beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid zitting als beheerscomité van de sociale zekerheid. In het beheerscomité van de sociale zekerheid hebben ook zitting :
1° vertegenwoordigers van de overheid die stemgerechtigd zijn en van wie het aantal gelijk is aan de helft van het aantal leden bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°;
2° twee vertegenwoordigers van het Nationaal Intermutualistisch College met raadgevende stem.
De Koning benoemt de vertegenwoordigers van de overheid. Hij benoemt eveneens de vertegenwoordigers van het Nationaal Intermutualistisch College, op voordracht van dit laatste. Hij kan plaatsvervangende leden benoemen. "
Art.3. Un article 4ter, rédigé comme suit, est inséré dans la loi du 25 avril 1963 sur la gestion des organismes d'intérêt public de sécurité sociale et de prévoyance sociale :
" Art. 4ter. Pour l'exécution de la mission définie à l'article 5, alinéa 1er, 2°, de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, le Comité de gestion de l'Office national de sécurité sociale siège en tant que Comité de gestion de la sécurité sociale. Dans le Comité de gestion de la sécurité sociale siègent également :
1° des représentants des pouvoirs publics ayant voix délibérative et dont le nombre des membres est égal à la moitié des membres visés à l'article 2, alinéa 1er, 2°;
2° deux représentants du Collège national intermutualiste avec voix consultative.
Le Roi nomme les représentants des pouvoirs publics. Il nomme également les représentants du Collège national intermutualiste, sur présentation de ce dernier. Il peut nommer des membres suppléants. "
" Art. 4ter. Pour l'exécution de la mission définie à l'article 5, alinéa 1er, 2°, de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, le Comité de gestion de l'Office national de sécurité sociale siège en tant que Comité de gestion de la sécurité sociale. Dans le Comité de gestion de la sécurité sociale siègent également :
1° des représentants des pouvoirs publics ayant voix délibérative et dont le nombre des membres est égal à la moitié des membres visés à l'article 2, alinéa 1er, 2°;
2° deux représentants du Collège national intermutualiste avec voix consultative.
Le Roi nomme les représentants des pouvoirs publics. Il nomme également les représentants du Collège national intermutualiste, sur présentation de ce dernier. Il peut nommer des membres suppléants. "
Art.4. In dezelfde wet wordt een artikel 8ter ingevoegd, luidende :
" Art. 8ter. Bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid wordt een Comité voor advies opgericht, samengesteld uit de leidend ambtenaren van de betrokken openbare instellingen voor sociale zekerheid of hun vertegenwoordigers alsmede uit de secretaris-generaal van het Ministerie van Sociale Voorzorg. Het wordt ermee belast het Beheerscomité bij te staan voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van voormelde wet van 27 juni 1969.
De Koning kan de samenstelling van bedoeld Comité voor advies aanvullen en zowel de inhoud als de wijze van uitvoering van zijn opdracht nader bepalen. "
" Art. 8ter. Bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid wordt een Comité voor advies opgericht, samengesteld uit de leidend ambtenaren van de betrokken openbare instellingen voor sociale zekerheid of hun vertegenwoordigers alsmede uit de secretaris-generaal van het Ministerie van Sociale Voorzorg. Het wordt ermee belast het Beheerscomité bij te staan voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van voormelde wet van 27 juni 1969.
De Koning kan de samenstelling van bedoeld Comité voor advies aanvullen en zowel de inhoud als de wijze van uitvoering van zijn opdracht nader bepalen. "
Art.4. Un article 8ter, rédigé comme suit, est inséré dans la même loi :
" Art. 8ter. Auprès de l'Office national de sécurité sociale est créé un Comité consultatif composé des fonctionnaires dirigeants des institutions publiques de sécurité sociale concernées ou de leurs représentants, ainsi que du secrétaire général du Ministère de la Prévoyance sociale. Il est chargé d'assister le Comité de gestion dans l'exécution des missions visées à l'article 5, alinéa 1er, 2°, de la loi du 27 juin 1969 précitée.
Le Roi peut compléter la composition dudit Comité consultatif et préciser le contenu ainsi que les modalités d'exercice de sa mission. "
" Art. 8ter. Auprès de l'Office national de sécurité sociale est créé un Comité consultatif composé des fonctionnaires dirigeants des institutions publiques de sécurité sociale concernées ou de leurs représentants, ainsi que du secrétaire général du Ministère de la Prévoyance sociale. Il est chargé d'assister le Comité de gestion dans l'exécution des missions visées à l'article 5, alinéa 1er, 2°, de la loi du 27 juin 1969 précitée.
Le Roi peut compléter la composition dudit Comité consultatif et préciser le contenu ainsi que les modalités d'exercice de sa mission. "
Art.5. In dezelfde wet wordt een artikel 19bis ingevoegd, luidende :
" Art. 19bis. Onverminderd de bepalingen van artikel 19, schrijft het huishoudelijk reglement van het beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid, voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van voormelde wet van 27 juni 1969, de aanwezigheid voor van ten minste de helft van de vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgeversorganisaties, van de meest representatieve werknemersorganisaties en van de vertegenwoordigers van de overheid, om op geldige wijze te beraadslagen of te beslissen.
Bovendien bepaalt het reglement dat de voorstellen slechts kunnen worden goedgekeurd wanneer zij de meerderheid van de stemmen behalen van de leden van het beheerscomité, met inbegrip van de stemmen van alle leden bedoeld in artikel 4ter, 1°.
Bovendien is de pariteitsregel en de verplichting om de pariteit te herstellen tevens van toepassing op de vertegenwoordigers van de overheid. "
" Art. 19bis. Onverminderd de bepalingen van artikel 19, schrijft het huishoudelijk reglement van het beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid, voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van voormelde wet van 27 juni 1969, de aanwezigheid voor van ten minste de helft van de vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgeversorganisaties, van de meest representatieve werknemersorganisaties en van de vertegenwoordigers van de overheid, om op geldige wijze te beraadslagen of te beslissen.
Bovendien bepaalt het reglement dat de voorstellen slechts kunnen worden goedgekeurd wanneer zij de meerderheid van de stemmen behalen van de leden van het beheerscomité, met inbegrip van de stemmen van alle leden bedoeld in artikel 4ter, 1°.
Bovendien is de pariteitsregel en de verplichting om de pariteit te herstellen tevens van toepassing op de vertegenwoordigers van de overheid. "
Art.5. Un article 19bis, rédigé comme suit, est inséré dans la même loi :
" Art. 19bis. Sans préjudice des dispositions de l'article 19, le règlement d'ordre intérieur du Comité de gestion de l'Office national de sécurité sociale prescrit, pour l'exécution des missions visées à l'article 5, alinéa 1er, 2°, de la loi du 27 juin 1969 précitée, la présence d'au moins la moitié des représentants des organisations les plus représentatives des employeurs, des organisations les plus représentatives des travailleurs et des représentants des pouvoirs publics, pour délibérer ou décider valablement.
En outre, le règlement stipule que les propositions ne peuvent être approuvées que si elles obtiennent la majorité des voix des membres du Comité de gestion, y compris les voix de tous les membres visés à l'article 4ter, 1°.
En outre, la règle de la parité et l'obligation de rétablir la parité sont également applicables aux représentants des pouvoirs publics. "
" Art. 19bis. Sans préjudice des dispositions de l'article 19, le règlement d'ordre intérieur du Comité de gestion de l'Office national de sécurité sociale prescrit, pour l'exécution des missions visées à l'article 5, alinéa 1er, 2°, de la loi du 27 juin 1969 précitée, la présence d'au moins la moitié des représentants des organisations les plus représentatives des employeurs, des organisations les plus représentatives des travailleurs et des représentants des pouvoirs publics, pour délibérer ou décider valablement.
En outre, le règlement stipule que les propositions ne peuvent être approuvées que si elles obtiennent la majorité des voix des membres du Comité de gestion, y compris les voix de tous les membres visés à l'article 4ter, 1°.
En outre, la règle de la parité et l'obligation de rétablir la parité sont également applicables aux représentants des pouvoirs publics. "
HOOFDSTUK II. - Globaal beheer van de sociale zekerheid.
CHAPITRE II. - Gestion globale de la sécurité sociale.
Art.6. Artikel 23, vierde lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen voor de sociale zekerheid voor werknemers, wordt vervangen door volgende bepaling :
" In afwijking van de bepalingen van artikel 38, §§ 2 en 3, 1° tot 7°, wordt voor de werkgevers op wie de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, van toepassing is en voor de werknemers die ze tewerkstellen en die onderworpen zijn aan het geheel van de regelingen bedoeld in artikel 21, een globale bijdrage van 37,83 pct. vastgesteld, berekend op basis van het loon van de werknemer waarvan 13,07 pct. wordt gedragen door de werknemer, en 24,76 pct. ten laste is van de werkgever. "
" In afwijking van de bepalingen van artikel 38, §§ 2 en 3, 1° tot 7°, wordt voor de werkgevers op wie de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, van toepassing is en voor de werknemers die ze tewerkstellen en die onderworpen zijn aan het geheel van de regelingen bedoeld in artikel 21, een globale bijdrage van 37,83 pct. vastgesteld, berekend op basis van het loon van de werknemer waarvan 13,07 pct. wordt gedragen door de werknemer, en 24,76 pct. ten laste is van de werkgever. "
Art.6. L'article 23, alinéa 4, de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés, est remplacé par la disposition suivante :
" Par dérogation aux dispositions de l'article 38, §§ 2 et 3, 1° à 7°, une cotisation globale de 37,83 p.c., calculée sur la base de la rémunération du travailleur, dont 13,07 p.c. sont supportés par le travailleur et 24,76 p.c. par l'employeur, est fixée pour les employeurs auxquels la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs est applicable et pour les travailleurs que ceux-ci occupent et qui sont soumis à l'ensemble des régimes visés à l'article 21. "
" Par dérogation aux dispositions de l'article 38, §§ 2 et 3, 1° à 7°, une cotisation globale de 37,83 p.c., calculée sur la base de la rémunération du travailleur, dont 13,07 p.c. sont supportés par le travailleur et 24,76 p.c. par l'employeur, est fixée pour les employeurs auxquels la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs est applicable et pour les travailleurs que ceux-ci occupent et qui sont soumis à l'ensemble des régimes visés à l'article 21. "
Art.7. In artikel 38 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 2, 1° tot 4°, en § 3, 1° tot 7°, worden de woorden " bestemd voor de " vervangen door de woorden " voor de werknemers onderworpen aan de ";
2° in § 3, 9°, eerste en vijfde lid, worden de woorden " bestemd voor de regeling inzake arbeidsvoorziening en werkloosheid " geschrapt;
3° § 3bis, zevende lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De opbrengst van de loonmatigingsbijdrage wordt aangewend voor de gehele of gedeeltelijke financiering van een of meer regelingen bedoeld in artikel 21. ";
4° § 3bis, negende lid, wordt opgeheven.
1° in § 2, 1° tot 4°, en § 3, 1° tot 7°, worden de woorden " bestemd voor de " vervangen door de woorden " voor de werknemers onderworpen aan de ";
2° in § 3, 9°, eerste en vijfde lid, worden de woorden " bestemd voor de regeling inzake arbeidsvoorziening en werkloosheid " geschrapt;
3° § 3bis, zevende lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De opbrengst van de loonmatigingsbijdrage wordt aangewend voor de gehele of gedeeltelijke financiering van een of meer regelingen bedoeld in artikel 21. ";
4° § 3bis, negende lid, wordt opgeheven.
Art.7. A l'article 38 de la même loi sont apportées les modifications suivantes :
1° aux §§ 2, 1° à 4°, 3, 1° à 7°, le mot " destiné(s) " est remplacé par les mots " pour les travailleurs soumis ";
2° au § 3, 9°, alinéas 1er et 5, les mots " destinés au régime relatif à l'emploi et au chômage " sont supprimés;
3° le § 3bis, alinéa 7, est remplacé par la disposition suivante :
" Le produit de la cotisation de modération salariale est affecté au financement total ou partiel d'un ou de plusieurs régimes visés à l'article 21. ";
4° le § 3bis, alinéa 9, est abrogé.
1° aux §§ 2, 1° à 4°, 3, 1° à 7°, le mot " destiné(s) " est remplacé par les mots " pour les travailleurs soumis ";
2° au § 3, 9°, alinéas 1er et 5, les mots " destinés au régime relatif à l'emploi et au chômage " sont supprimés;
3° le § 3bis, alinéa 7, est remplacé par la disposition suivante :
" Le produit de la cotisation de modération salariale est affecté au financement total ou partiel d'un ou de plusieurs régimes visés à l'article 21. ";
4° le § 3bis, alinéa 9, est abrogé.
Art.8. Artikel 15, § 2, eerste lid, van de wet van 10 juni 1993 tot omzetting van sommige bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992, wordt vervangen door volgende bepaling :
" De werkgevers bedoeld in de vorige paragraaf zijn in 1994 een bijdrage verschuldigd van 0,10 pct. voor het tweede kwartaal en 0,05 pct. voor het derde en het vierde kwartaal berekend op grond van het loon van de werknemer, als bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. "
" De werkgevers bedoeld in de vorige paragraaf zijn in 1994 een bijdrage verschuldigd van 0,10 pct. voor het tweede kwartaal en 0,05 pct. voor het derde en het vierde kwartaal berekend op grond van het loon van de werknemer, als bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. "
Art.8. L'article 15, § 2, alinéa 1er, de la loi du 10 juin 1993 transposant certaines dispositions de l'accord interprofessionnel du 9 décembre 1992, est remplacé par la disposition suivante :
" Les employeurs visés au paragraphe précédent sont tenus de verser, en 1994, une cotisation de 0,10 p.c. pour le deuxième trimestre et de 0,05 p.c. pour les troisième et quatrième trimestres, calculée sur la base de la rémunération du travailleur telle que prévue à l'article 23 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés. "
" Les employeurs visés au paragraphe précédent sont tenus de verser, en 1994, une cotisation de 0,10 p.c. pour le deuxième trimestre et de 0,05 p.c. pour les troisième et quatrième trimestres, calculée sur la base de la rémunération du travailleur telle que prévue à l'article 23 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés. "
Art.9. De Koning kan, na advies van de Nationale Arbeidsraad, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de geldende wetsbepalingen betreffende de sociale zekerheid van de werknemers vervat in de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, en de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen voor de sociale zekerheid voor werknemers alsmede andere wettelijke bepalingen waarbij naar vernoemde bepalingen wordt verwezen, coördineren, in overeenstemming brengen en vereenvoudigen. De Koning zal bij de Wetgevende Kamers, onmiddellijk indien ze in zitting zijn, zo niet bij de opening van de eerstvolgende zitting, een ontwerp van wet indienen tot bekrachtiging van de ter uitvoering van dit artikel genomen besluiten.
Art.9. Le Roi peut, sur avis du Conseil national du travail, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, coordonner, mettre en concordance et simplifier les dispositions légales en vigueur concernant la sécurité sociale des travailleurs, contenues dans la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, et dans la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés, ainsi que toutes autres dispositions faisant référence aux lois précitées. Le Roi déposera aux Chambres législatives, immédiatement si elles sont en session, sinon à l'ouverture de la session suivante, un projet de loi confirmant les arrêtés pris en exécution du présent article.
Art.10. Met uitzondering van artikel 8, treden de artikelen van de huidige titel geheel of ten dele in werking op de datum vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit en uiterlijk op 1 januari 1995.
Art.10. A l'exception de l'article 8, les articles du présent titre entrent en vigueur, en tout ou en partie, à une date déterminée par arrêté royal délibéré en Conseil des ministres et au plus tard le 1er janvier 1995.
TITEL II. - Verzekeren van het financieel evenwicht van de sociale zekerheid.
TITRE II. - Assurer l'équilibre financier de la sécurité sociale.
HOOFDSTUK I. - De algemene uitgavennorm.
CHAPITRE I. - De la norme globale des dépenses.
Art.11. Met het oog op de vrijwaring van het financieel evenwicht van de sociale zekerheid en na advies van de Nationale Arbeidsraad zal de globale reële groei van de uitgaven vanaf 1996 jaarlijks beperkt worden door een bij wet vastgestelde norm die rekening houdt met de invloed van de demografische ontwikkeling, de evolutie van de arbeidsmarkt en de economische groei en die de levensvatbaarheid van het stelsel op korte en middellange termijn verzekert.
Art.11. En vue de garantir l'équilibre financier de la sécurité sociale, et après que le Conseil national du travail aura donné son avis, l'accroissement réel global des dépenses sera, à partir de 1996, limité annuellement par une norme fixée par la loi, qui tient compte de l'influence de l'évolution démographique, de l'évolution du marché du travail et de la croissance économique et qui assure la viabilité du système à court et à moyen terme.
HOOFDSTUK II. - De bijzondere uitgavennorm voor de sector gezondheidszorgen.
CHAPITRE II. - De la norme particulière des dépenses en matière de soins de santé.
Art.12. Artikel 25quater, § 1, van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ingevoegd bij de wet van 15 februari 1993, wordt aangevuld met het volgende lid :
" Wanneer hij de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling van de verzekering voor geneeskundige verzorging goedkeurt, moet de Algemene Raad rekening houden met de bij wet vastgestelde reële groeinorm van de uitgaven voor geneeskundige verzorging. Voor 1995 en 1996 wordt die norm vastgesteld op 1,5 pct. uitgaande van een bedrag van 395 miljard frank voor het begrotigsjaar 1994. "
" Wanneer hij de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling van de verzekering voor geneeskundige verzorging goedkeurt, moet de Algemene Raad rekening houden met de bij wet vastgestelde reële groeinorm van de uitgaven voor geneeskundige verzorging. Voor 1995 en 1996 wordt die norm vastgesteld op 1,5 pct. uitgaande van een bedrag van 395 miljard frank voor het begrotigsjaar 1994. "
Art.12. L'article 25quater, § 1er, de la loi du 9 août 1963 instituant et organisant un régime d'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, inséré par la loi du 15 février 1993, est complété par l'alinéa suivant :
" Lorsqu'il approuve l'objectif budgétaire annuel global de l'assurance soins de santé, le Conseil général doit tenir compte de la norme de croissance réelle des dépenses en soins de santé fixée par la loi. Pour 1995 et 1996, cette norme est fixée à 1,5 p.c. sur la base d'un montant de 395 milliards de francs pour l'année budgétaire 1994. "
" Lorsqu'il approuve l'objectif budgétaire annuel global de l'assurance soins de santé, le Conseil général doit tenir compte de la norme de croissance réelle des dépenses en soins de santé fixée par la loi. Pour 1995 et 1996, cette norme est fixée à 1,5 p.c. sur la base d'un montant de 395 milliards de francs pour l'année budgétaire 1994. "
HOOFDSTUK III. - Toewijzing van de middelen ter financiering van de maatregelen voor de bevordering van de werkgelegenheid en voor de vrijwaring van het concurrentievermogen.
CHAPITRE III. - De l'attribution des moyens pour le financement des mesures de promotion de l'emploi et de sauvegarde de la compétitivité.
Art.13. De opbrengsten die voortvloeien uit de verhogingen van de accijnzen zoals vastgesteld in het koninklijk besluit van 21 december 1993 tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 december 1992 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak, en in het koninklijk besluit van 21 december 1993 betreffende het accijnsstelsel van mineralen, alsmede de opbrengst van de verhoging van het normaal B.T.W.-tarief vastgelegd in het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot wijziging van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, worden (voor de jaren 1994 en 1995) ten belope van 3 000 miljoen frank toegewezen aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid voor de plaatselijke en provinciale overheidsdiensten ter financiering van de veiligheidscontracten als bedoeld in artikel 1, § 2quater, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen. <W 1995-12-20/32, art. 86, 005; Inwerkingtreding : 02-01-1996>
Tevens wordt (voor de jaren 1994 en 1995) het saldo van de in het eerste lid bedoelde belastingopbrengsten jaarlijks toegewezen aan het Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid, bedoeld bij artikel 39bis van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, na aftrek van een in bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit vastgesteld bedrag ter financiering van de administratieve omkadering van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen, als bedoeld in artikel 8 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. <W 1995-12-20/32, art. 86, 005; Inwerkingtreding : 02-01-1996>
Tevens wordt (voor de jaren 1994 en 1995) het saldo van de in het eerste lid bedoelde belastingopbrengsten jaarlijks toegewezen aan het Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid, bedoeld bij artikel 39bis van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, na aftrek van een in bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit vastgesteld bedrag ter financiering van de administratieve omkadering van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen, als bedoeld in artikel 8 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. <W 1995-12-20/32, art. 86, 005; Inwerkingtreding : 02-01-1996>
Art.13. Les recettes provenant des augmentations des accises telles que fixées dans l'arrêté royal du 21 décembre 1993 modifiant l'arrêté royal du 29 décembre 1992 relatif au régime fiscal des tabacs manufacturés, et dans l'arrêté royal du 21 décembre 1993 concernant le régime d'accise des huiles minérales, ainsi que le produit de l'augmentation du taux de T.V.A. normal fixée dans l'arrêté royal du 24 décembre 1993 modifiant l'arrêté royal n° 20 du 20 juillet 1970 fixant les taux de la taxe sur la valeur ajoutée et déterminant la répartition des biens et des services selon ces taux, sont affectés (pour les années 1994 et 1995) à concurrence de 3 000 millions de francs à l'Office national de sécurité sociale des administrations provinciales et locales aux fins de financer les contrats de sécurité visés à l'article 1er, § 2quater, de la loi du 1er août 1985 portant des dispositions sociales. <L 1995-12-20/32, art. 86, 005; En vigueur : 02-01-1996>
En outre, (pour les années 1994 et 1995) le solde du produit des impôts visés à l'alinéa 1er est affecté annuellement au Fonds pour l'équilibre financier de la sécurité sociale, visé à l'article 39bis de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés, après déduction d'un montant fixé par arrêté royal délibéré en Conseil des ministres, destiné au financement de l'encadrement administratif des agences locales pour l'emploi visées à l'article 8 de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs. <L 1995-12-20/32, art. 86, 005; En vigueur : 02-01-1996>
En outre, (pour les années 1994 et 1995) le solde du produit des impôts visés à l'alinéa 1er est affecté annuellement au Fonds pour l'équilibre financier de la sécurité sociale, visé à l'article 39bis de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés, après déduction d'un montant fixé par arrêté royal délibéré en Conseil des ministres, destiné au financement de l'encadrement administratif des agences locales pour l'emploi visées à l'article 8 de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs. <L 1995-12-20/32, art. 86, 005; En vigueur : 02-01-1996>
Art.14. De opbrengsten die voortvloeien uit de wijzigingen van het fiscaal regime van roerende en onroerende inkomens zoals vastgesteld in de artikelen 29, 30, 1° en 2°, 31, 35 tot 42 van de programmawet van 24 december 1993, en in de artikelen 1, 21, 22, 40 tot 49 van de wet van 30 maart 1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit, en in artikel 2, 5°, van het koninklijk besluit van 18 februari 1994 tot wijziging van het KB/WIB 1992 op het stuk van de revalorisatiecoëfficiënt voor kadastrale inkomens en de forfaitaire raming van de anders dan in geld behaalde voordelen van alle aard, worden (voor de jaren 1994 en 1995) toegewezen aan het Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid, bedoeld bij artikel 39bis van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. <W 1995-12-20/32, art. 87, 005; Inwerkingtreding : 02-01-1996>
Evenwel wordt 10 pct. van de opbrengsten die voortvloeien uit de in het eerste lid bedoelde wijzigingen van het fiscaal regime van roerende en onroerende inkomens (voor de jaren 1994 en 1995) toegewezen aan het Fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld bij artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, ingevoegd bij de wet van 6 augustus 1993. <W 1995-12-20/32, art. 87, 005; Inwerkingtreding : 02-01-1996>
Voor de jaren 1994 en 1995 wordt de in het tweede lid vermelde overdracht evenwel verminderd met respectievelijk 400 miljoen frank en 300 miljoen frank.
Evenwel wordt 10 pct. van de opbrengsten die voortvloeien uit de in het eerste lid bedoelde wijzigingen van het fiscaal regime van roerende en onroerende inkomens (voor de jaren 1994 en 1995) toegewezen aan het Fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld bij artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, ingevoegd bij de wet van 6 augustus 1993. <W 1995-12-20/32, art. 87, 005; Inwerkingtreding : 02-01-1996>
Voor de jaren 1994 en 1995 wordt de in het tweede lid vermelde overdracht evenwel verminderd met respectievelijk 400 miljoen frank en 300 miljoen frank.
Art.14. Les recettes provenant des modifications du régime fiscal des revenus mobiliers et immobiliers telles que fixées aux articles 29, 30, 1° et 2°, 31, 35 à 42 de la loi-programme du 24 décembre 1993, et aux articles 1er, 21, 22, 40 à 49 de la loi du 30 mars 1994 portant exécution du plan global en matière de fiscalité, et à l'article 2, 5°, de l'arrêté royal du 18 février 1994 modifiant l'AR/CIR 1992 en ce qui concerne le coefficient de revalorisation pour les revenus cadastraux et l'évaluation forfaitaire des avantages de toute nature obtenus autrement qu'en espèces, sont affectées (pour les années 1994 et 1995) au Fonds pour l'équilibre financier de la sécurité sociale, visé à l'article 39bis de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés. <L 1995-12-20/32, art. 87, 005; En vigueur : 02-01-1996>
Néanmoins, 10 p.c. des recettes provenant des modifications visées à l'alinéa 1er du régime fiscal des revenus mobiliers et immobiliers sont affectés (pour les années 1994 et 1995) au Fonds pour l'équilibre financier du statut social des travailleurs indépendants, visé à l'article 21bis de l'arrêté royal n° 38 du 27 juillet 1967 organisant le statut social des travailleurs indépendants, inséré par la loi du 6 août 1993. <L 1995-12-20/32, art. 87, 005; En vigueur : 02-01-1996>
Pour les années 1994 et 1995, le transfert visé à l'alinéa 2 est respectivement diminué de 400 millions de francs et 300 millions de francs.
Néanmoins, 10 p.c. des recettes provenant des modifications visées à l'alinéa 1er du régime fiscal des revenus mobiliers et immobiliers sont affectés (pour les années 1994 et 1995) au Fonds pour l'équilibre financier du statut social des travailleurs indépendants, visé à l'article 21bis de l'arrêté royal n° 38 du 27 juillet 1967 organisant le statut social des travailleurs indépendants, inséré par la loi du 6 août 1993. <L 1995-12-20/32, art. 87, 005; En vigueur : 02-01-1996>
Pour les années 1994 et 1995, le transfert visé à l'alinéa 2 est respectivement diminué de 400 millions de francs et 300 millions de francs.
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen inzake de rijkstoelagen.
CHAPITRE IV. - Dispositions relatives aux subventions de l'Etat.
Art.15. In afwijking van de bepalingen van artikel 26 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, van de bepalingen van artikel 32, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 30 juli 1964 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen tot de zelfstandigen wordt verruimd, en van de bepalingen van artikel 73, eerste lid, 3° en 4°, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen, worden de rijkstoelagen in de regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor het dienstjaar 1994 vastgesteld als volgt :
- Algemene regeling (in miljoenen franken) :
- geneeskundige verzorging : 121 011,0;
- uitkeringen : 16 050,0.
- Regeling der zelfstandigen (in miljoenen franken) :
- geneeskundige verzorging : 7 663,3;
- uitkeringen : 2 317,0.
- Algemene regeling (in miljoenen franken) :
- geneeskundige verzorging : 121 011,0;
- uitkeringen : 16 050,0.
- Regeling der zelfstandigen (in miljoenen franken) :
- geneeskundige verzorging : 7 663,3;
- uitkeringen : 2 317,0.
Art.15. Par dérogation aux dispositions de l'article 26 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés, aux dispositions de l'article 32, §§ 1er et 2, de l'arrêté royal du 30 juillet 1964 portant les conditions dans lesquelles l'application de la loi du 9 août 1963 instituant et organisant un régime d'assurance obligatoire soins de santé et indemnités est étendue aux travailleurs indépendants, et aux dispositions de l'article 73, alinéa 1er, 3° et 4°, de l'arrêté royal du 20 juillet 1971 instituant un régime d'assurance contre l'incapacité de travail en faveur des travailleurs indépendants, les subventions de l'Etat dans le régime de l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités pour l'exercice 1994 sont fixées comme suit :
- Régime général (en millions de francs) :
- soins de santé : 121 011,0;
- indemnités : 16 050,0.
- Régime des indépendants (en millions de francs) :
- soins de santé : 7 663,3;
- indemnités : 2 317,0.
- Régime général (en millions de francs) :
- soins de santé : 121 011,0;
- indemnités : 16 050,0.
- Régime des indépendants (en millions de francs) :
- soins de santé : 7 663,3;
- indemnités : 2 317,0.
Art.16. In afwijking van artikel 26 van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, van de bepalingen van artikel 6, tweede en vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, en van de bepalingen van artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 95 van 28 september 1982 betreffende het brugrustpensioen voor werknemers, worden de bedragen van de rijkstoelagen bestemd voor de pensioenregeling voor werknemers, voor 1994, vervangen door een enig en vast bedrag van 44 497,0 miljoen frank.
Art.16. Par dérogation à l'article 26 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés, aux dispositions de l'article 6, alinéas 2 et 4, de l'arrêté royal n° 50 du 24 octobre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs salariés, et aux dispositions de l'article 8 de l'arrêté royal n° 95 du 28 septembre 1982 relatif à la prépension de retraite pour travailleurs salariés, les montants des subventions de l'Etat destinées au régime de pension des travailleurs salariés, sont remplacés, pour 1994, par un montant unique et fixe de 44 497,0 millions de francs.
TITEL III. - Geneeskundige verzorging.
TITRE III. - Des soins de santé.
Art.17. Artikel 34bis van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij de wetten van 26 juni 1992 en 15 februari 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 34bis. § 1. De in de afdelingen 1 en 1bis bedoelde overeenkomsten en akkoorden moeten door de bevoegde Commissies worden gesloten en aan het Verzekeringscomité worden voorgelegd vóór 30 november, vergezeld van het advies van de Commissie voor begrotingscontrole. De som van de uitgavenbedragen die voortvloeien uit de nieuwe en lopende akkoorden en overeenkomsten, van de geraamde uitgaven voor de geneeskundige verstrekkingen waarvoor geen akkoord of overeenkomst is gesloten of lopende is en van de globale begrotingen van de financiële middelen mag niet meer bedragen dan de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling. Als deze laatste wordt overschreden, stelt het Verzekeringscomité aan de Commissies de maatregelen voor die nodig zijn om de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling in acht te nemen.
Vóór 1 december deelt het Verzekeringscomité aan de Algemene Raad de gesloten overeenkomsten en akkoorden mee om het de Raad mogelijk te maken zich uit te spreken over hun overeenstemming met de begroting.
Indien op 1 december een overeenkomst of een akkoord is gesloten en indien het Verzekeringscomité de inhoud van de tekst van de overeenkomst of van het akkoord goedkeurt, geeft het de voorzitter van de betrokken Commissie schriftelijk kennis van die goedkeuring.
Als op de voormelde datum geen overeenkomst of akkoord door de betrokken Commissie kan worden gesloten of als de overeenkomst of het akkoord niet wordt goedgekeurd door het Vezekeringscomité, kan dit laatste opmerkingen maken of zelf een voorstel formuleren dat het binnen vijftien dagen meedeelt aan de voorzitter van de Commissie. De voorzitter van het Verzekeringscomité doet die Commissie bijeenroepen in een vergadering die door hem zelf of door zijn afgevaardigde wordt voorgezeten. De betrokken Commissie heeft vanaf de datum waarop het voorstel of de opmerkingen van het Verzekeringscomité zijn meegedeeld, vijftien dagen tijd om zich daarover uit te spreken.
Indien de betrokken Commissie het eens is met het voorstel of met de opmerkingen van het Verzekeringscomité of indien dit het tegenvoorstel van de Commissie aanvaardt, wordt op die basis een overeenkomst of een akkoord gesloten.
Indien daarentegen de betrokken Commissie het voorstel of de opmerkingen van het Verzekeringscomité afwijst of indien het Verzekeringscomité het tegenvoorstel van de Commissie afwijst of nog, indien de Commissie zich niet binnen de vastgestelde termijn uitspreekt, of indien de Algemene Raad met toepassing van artikel 12, § 1, 7°, een ongunstige beslissing neemt betreffende dat voorstel of die opmerkingen :
1° zijn de bepalingen van artikel 33, §§ 1 en 5, van toepassing wat de overeenkomsten betreft;
2° kan de minister, wat de akkoorden betreft, na overleg in de Ministerraad, een document ter toetreding voorleggen aan de geneesheren of aan de tandheelkundigen. In dat document worden de honorariumtarieven van de geneeskundige verstrekkingen vastgesteld die de basis zijn voor de vergoedingen door de verzekering, alsmede de bijzondere regels met betrekking tot de openbaarmaking en de voorwaarden inzake tijd en plaats waarin die tarieven en regelen van strikte toepassing zijn; deze voorwaarden zijn die welke opgenomen waren in het jongst afgesloten akkoord.
De geneesheren of tandheelkundigen die van hun weigering niet schriftelijk kennis hebben gegeven binnen dertig dagen na de bekendmaking van dat document in het Belgisch Staatsblad, worden geacht te zijn toegetreden. De bepalingen van dat document treden in werking overeenkomstig de bepalingen van artikel 34, § 3. Onverminderd de andere bepalingen die voortvloeien uit de vaststelling dat meer dan 40 pct. van de geneesheren of tandheelkundigen kennis hebben gegeven van hun weigering, wordt het voordeel van het sociaal statuut toegekend aan de geneesheren of tandheelkundigen die volgens de geldende procedure daarom verzoeken;
3° kunnen als de onder punt 2 bedoelde procedure niet wordt gevolgd, de bepalingen van artikel 34, § 13, worden toegepast.
§ 2. Elke overeenkomst of akkoord moet verbintenissen bevatten inzake honoraria, prijzen, en, waar mogelijk, beheersing van het volume aan verstrekkingen.
Elke overeenkomst of elk akkoord moet eveneens de correctiemechanismen bevatten die in werking kunnen worden gebracht zodra wordt vastgesteld dat de partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling beduidend wordt overschreden of dreigt te worden overschreden.
De correctiemechanismen kunnen met name bestaan uit aanpassingen van de honorariumtarieven, van de prijzen of van andere bedragen, in wijzigingen van de in artikel 24 bedoelde nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen en in nieuwe technieken om de geneeskundige verstrekkingen te financieren.
Bovenop die correctiemechanismen moet elke overeenkomst of elk akkoord bevatten :
1° een beding dat voorziet, ingeval bedoelde mechanismen ontoereikend zijn, in een automatische en onmiddellijk toepasselijke vermindering van de honoraria, prijzen of andere bedragen en van de vergoedingstarieven voor de verstrekkingen of groepen van verstrekkingen die aan de oorsprong liggen van de beduidende overschrijding of van het risico op beduidende overschrijding van de partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling; die vermindering is evenredig aan het bedrag van de overschrijding of van het risico op overschrijding;
2° correctiemechanismen die in werking kunnen worden gebracht zodra wordt vastgesteld dat de toename in volume van bepaalde verstrekkingen of groepen van verstrekkingen de normen inzake volume die in de overeenkomst of het akkoord zijn opgenomen, beduidend overschrijdt of dreigt te overschrijden.
§ 3. De Dienst voor geneeskundige verzorging deelt elke Overeenkomsten- of Akkoordencommissie en de Commissie voor begrotingscontrole op gezette tijden de evolutie van de uitgaven en van de volumes mee.
Zodra de Commissie voor begrotingscontrole een beduidende overschrijding of een risico op beduidende overschrijding vaststelt, stelt ze de minister, de Algemene Raad, het Verzekeringscomité en de betrokken Overeenkomsten- of Akkoordencommissie daarvan in kennis. Bij die informatie wordt een gemotiveerd advies gevoegd, dat een analyse van de begrotingstoestand omvat.
Op eigen initiatief of op verzoek van het Verzekeringscomité brengt de Overeenkomsten- of Akkoordencommissie de vastgestelde correctiemechanismen in werking en, als die ontoereikend zijn, stelt de Commissie bijkomende correctiemaatregelen voor aan het Verzekeringscomité.
Uiterlijk dertig dagen na het verstrekken van de informatie over de beduidende overschrijding of het risico op beduidende overschrijding door de Commissie voor begrotingscontrole, evalueert laatstgenoemde het gevolg dat aan haar vaststelling is gegeven en brengt hierover verslag uit bij de minister, de Algemene Raad, het Verzekeringscomité en de betrokken Overeenkomsten- of Akkoordencommissie.
Indien de correctiemaatregelen niet worden genomen of ontoereikend zijn, worden de honoraria, prijzen of andere betrokken bedragen en de vergoedingstarieven door de Koning verminderd, evenredig aan de overschrijding of de resterende overschrijding.
§ 4. De Koning bepaalt wat onder beduidende overschrijding of risico op beduidende overschrijding van de partiële begrotingsdoelstelling of van de normen inzake volume moet worden verstaan.
§ 5. De akkoorden en overeenkomsten die op de datum van inwerkingtreding van dit artikel van kracht zijn, worden geacht de bedingen te bevatten bedoeld in § 2, vierde lid, 1°, tot hun einddatum indien deze is vastgesteld en tot uiterlijk 31 december 1995 indien deze niet is vastgesteld. "
" Art. 34bis. § 1. De in de afdelingen 1 en 1bis bedoelde overeenkomsten en akkoorden moeten door de bevoegde Commissies worden gesloten en aan het Verzekeringscomité worden voorgelegd vóór 30 november, vergezeld van het advies van de Commissie voor begrotingscontrole. De som van de uitgavenbedragen die voortvloeien uit de nieuwe en lopende akkoorden en overeenkomsten, van de geraamde uitgaven voor de geneeskundige verstrekkingen waarvoor geen akkoord of overeenkomst is gesloten of lopende is en van de globale begrotingen van de financiële middelen mag niet meer bedragen dan de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling. Als deze laatste wordt overschreden, stelt het Verzekeringscomité aan de Commissies de maatregelen voor die nodig zijn om de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling in acht te nemen.
Vóór 1 december deelt het Verzekeringscomité aan de Algemene Raad de gesloten overeenkomsten en akkoorden mee om het de Raad mogelijk te maken zich uit te spreken over hun overeenstemming met de begroting.
Indien op 1 december een overeenkomst of een akkoord is gesloten en indien het Verzekeringscomité de inhoud van de tekst van de overeenkomst of van het akkoord goedkeurt, geeft het de voorzitter van de betrokken Commissie schriftelijk kennis van die goedkeuring.
Als op de voormelde datum geen overeenkomst of akkoord door de betrokken Commissie kan worden gesloten of als de overeenkomst of het akkoord niet wordt goedgekeurd door het Vezekeringscomité, kan dit laatste opmerkingen maken of zelf een voorstel formuleren dat het binnen vijftien dagen meedeelt aan de voorzitter van de Commissie. De voorzitter van het Verzekeringscomité doet die Commissie bijeenroepen in een vergadering die door hem zelf of door zijn afgevaardigde wordt voorgezeten. De betrokken Commissie heeft vanaf de datum waarop het voorstel of de opmerkingen van het Verzekeringscomité zijn meegedeeld, vijftien dagen tijd om zich daarover uit te spreken.
Indien de betrokken Commissie het eens is met het voorstel of met de opmerkingen van het Verzekeringscomité of indien dit het tegenvoorstel van de Commissie aanvaardt, wordt op die basis een overeenkomst of een akkoord gesloten.
Indien daarentegen de betrokken Commissie het voorstel of de opmerkingen van het Verzekeringscomité afwijst of indien het Verzekeringscomité het tegenvoorstel van de Commissie afwijst of nog, indien de Commissie zich niet binnen de vastgestelde termijn uitspreekt, of indien de Algemene Raad met toepassing van artikel 12, § 1, 7°, een ongunstige beslissing neemt betreffende dat voorstel of die opmerkingen :
1° zijn de bepalingen van artikel 33, §§ 1 en 5, van toepassing wat de overeenkomsten betreft;
2° kan de minister, wat de akkoorden betreft, na overleg in de Ministerraad, een document ter toetreding voorleggen aan de geneesheren of aan de tandheelkundigen. In dat document worden de honorariumtarieven van de geneeskundige verstrekkingen vastgesteld die de basis zijn voor de vergoedingen door de verzekering, alsmede de bijzondere regels met betrekking tot de openbaarmaking en de voorwaarden inzake tijd en plaats waarin die tarieven en regelen van strikte toepassing zijn; deze voorwaarden zijn die welke opgenomen waren in het jongst afgesloten akkoord.
De geneesheren of tandheelkundigen die van hun weigering niet schriftelijk kennis hebben gegeven binnen dertig dagen na de bekendmaking van dat document in het Belgisch Staatsblad, worden geacht te zijn toegetreden. De bepalingen van dat document treden in werking overeenkomstig de bepalingen van artikel 34, § 3. Onverminderd de andere bepalingen die voortvloeien uit de vaststelling dat meer dan 40 pct. van de geneesheren of tandheelkundigen kennis hebben gegeven van hun weigering, wordt het voordeel van het sociaal statuut toegekend aan de geneesheren of tandheelkundigen die volgens de geldende procedure daarom verzoeken;
3° kunnen als de onder punt 2 bedoelde procedure niet wordt gevolgd, de bepalingen van artikel 34, § 13, worden toegepast.
§ 2. Elke overeenkomst of akkoord moet verbintenissen bevatten inzake honoraria, prijzen, en, waar mogelijk, beheersing van het volume aan verstrekkingen.
Elke overeenkomst of elk akkoord moet eveneens de correctiemechanismen bevatten die in werking kunnen worden gebracht zodra wordt vastgesteld dat de partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling beduidend wordt overschreden of dreigt te worden overschreden.
De correctiemechanismen kunnen met name bestaan uit aanpassingen van de honorariumtarieven, van de prijzen of van andere bedragen, in wijzigingen van de in artikel 24 bedoelde nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen en in nieuwe technieken om de geneeskundige verstrekkingen te financieren.
Bovenop die correctiemechanismen moet elke overeenkomst of elk akkoord bevatten :
1° een beding dat voorziet, ingeval bedoelde mechanismen ontoereikend zijn, in een automatische en onmiddellijk toepasselijke vermindering van de honoraria, prijzen of andere bedragen en van de vergoedingstarieven voor de verstrekkingen of groepen van verstrekkingen die aan de oorsprong liggen van de beduidende overschrijding of van het risico op beduidende overschrijding van de partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling; die vermindering is evenredig aan het bedrag van de overschrijding of van het risico op overschrijding;
2° correctiemechanismen die in werking kunnen worden gebracht zodra wordt vastgesteld dat de toename in volume van bepaalde verstrekkingen of groepen van verstrekkingen de normen inzake volume die in de overeenkomst of het akkoord zijn opgenomen, beduidend overschrijdt of dreigt te overschrijden.
§ 3. De Dienst voor geneeskundige verzorging deelt elke Overeenkomsten- of Akkoordencommissie en de Commissie voor begrotingscontrole op gezette tijden de evolutie van de uitgaven en van de volumes mee.
Zodra de Commissie voor begrotingscontrole een beduidende overschrijding of een risico op beduidende overschrijding vaststelt, stelt ze de minister, de Algemene Raad, het Verzekeringscomité en de betrokken Overeenkomsten- of Akkoordencommissie daarvan in kennis. Bij die informatie wordt een gemotiveerd advies gevoegd, dat een analyse van de begrotingstoestand omvat.
Op eigen initiatief of op verzoek van het Verzekeringscomité brengt de Overeenkomsten- of Akkoordencommissie de vastgestelde correctiemechanismen in werking en, als die ontoereikend zijn, stelt de Commissie bijkomende correctiemaatregelen voor aan het Verzekeringscomité.
Uiterlijk dertig dagen na het verstrekken van de informatie over de beduidende overschrijding of het risico op beduidende overschrijding door de Commissie voor begrotingscontrole, evalueert laatstgenoemde het gevolg dat aan haar vaststelling is gegeven en brengt hierover verslag uit bij de minister, de Algemene Raad, het Verzekeringscomité en de betrokken Overeenkomsten- of Akkoordencommissie.
Indien de correctiemaatregelen niet worden genomen of ontoereikend zijn, worden de honoraria, prijzen of andere betrokken bedragen en de vergoedingstarieven door de Koning verminderd, evenredig aan de overschrijding of de resterende overschrijding.
§ 4. De Koning bepaalt wat onder beduidende overschrijding of risico op beduidende overschrijding van de partiële begrotingsdoelstelling of van de normen inzake volume moet worden verstaan.
§ 5. De akkoorden en overeenkomsten die op de datum van inwerkingtreding van dit artikel van kracht zijn, worden geacht de bedingen te bevatten bedoeld in § 2, vierde lid, 1°, tot hun einddatum indien deze is vastgesteld en tot uiterlijk 31 december 1995 indien deze niet is vastgesteld. "
Art.17. L'article 34bis de la loi du 9 août 1963 instituant et organisant un régime d'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, inséré par la loi du 29 décembre 1990 et modifié par les lois des 26 juin 1992 et 15 février 1993, est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 34bis. § 1. Les conventions et accords visés aux sections 1ère et 1èrebis, doivent être conclus par les commissions compétentes et soumis au Comité de l'assurance avant le 30 novembre, accompagnés de l'avis de la Commission de contrôle budgétaire. Le total des montants de dépenses résultant des accords et conventions nouvellement conclus ou en cours, des dépenses estimées pour les prestations de santé pour lesquelles un accord ou une convention n'est pas conclu ou en cours et des budgets globaux des moyens financiers ne peut dépasser l'objectif budgétaire annuel global. Si celui-ci est dépassé, le Comité de l'assurance propose aux commissions les mesures nécessaires pour respecter l'objectif budgétaire annuel global.
Avant le 1er décembre, le Comité de l'assurance communique les accords et conventions conclus au Conseil général afin de lui permettre de se prononcer sur leur compatibilité budgétaire.
Si à la date du 1er décembre, une convention ou un accord est conclu et si le Comité de l'assurance marque son approbation sur le contenu du texte de la convention ou de l'accord, il notifie par écrit cette approbation au président de la commission concernée.
Si à la date précitée, une convention ou un accord n'a pu être conclu par la commission concernée ou si la convention ou l'accord n'obtient pas l'approbation du Comité de l'assurance, ce dernier peut émettre des remarques ou formuler lui-même une proposition dont il fait part au président de la commission dans un délai de quinze jours. Le président du Comité de l'assurance fait alors convoquer une réunion de ladite commission, que lui-même ou son délégué préside. La commission concernée dispose d'un délai de quinze jours à dater de la communication de la proposition ou des remarques du Comité de l'assurance pour se prononcer sur celles-ci.
Si la commission concernée marque son accord sur la proposition ou les remarques du Comité de l'assurance ou si celui-ci accepte la contre-proposition de la commission, une convention ou un accord est conclu sur cette base.
Si, au contraire, la commission concernée rejette la proposition ou les remarques du Comité de l'assurance ou si le Comité de l'assurance rejette la contre-proposition de la commission ou si la commission ne se prononce pas dans le délai prévu ou si le Conseil général se prononce négativement, en application de l'article 12, § 1er, 7°, sur ces remarques ou propositions :
1° les dispositions de l'article 33, §§ 1er et 5, sont applicables en ce qui concerne les conventions;
2° en ce qui concerne les accords, le ministre peut, après délibération en Conseil des ministres, soumettre un document à l'adhésion des médecins ou des praticiens de l'art dentaire. Ce document fixe les tarifs d'honoraires des prestations de santé qui sont la base des remboursements de l'assurance, les règles particulières de publicité et les conditions de temps et de lieu dans lesquelles ces tarifs et règles sont de stricte application; ces conditions sont celles qui étaient prévues dans le dernier accord conclu.
Les médecins ou praticiens de l'art dentaire qui n'ont pas notifié leur refus par écrit dans les trente jours de la publication de ce document au Moniteur belge, sont réputés avoir marqué leur adhésion. Les dispositions de ce document entrent en vigueur conformément aux dispositions de l'article 34, § 3. Sans préjudice des autres dispositions qui résultent de la constatation que plus de 40 p.c. des médecins ou praticiens de l'art dentaire ont marqué leur refus, le bénéfice du statut sociale est accordé aux médecins ou praticiens de l'art dentaire qui en font la demande selon la procédure en vigueur;
3° si la procédure visée au point 2 n'est pas suivie, il peut être fait application des dispositions prévues à l'article 34, § 13.
§ 2. Chaque convention ou accord doit contenir des engagements concernant les honoraires, les prix, ainsi que, si possible, la maîtrise du volume des prestations.
Chaque convention ou accord doit également contenir les mécanismes de correction susceptibles d'entrer en action aussitôt qu'il est constaté que l'objectif budgétaire annuel partiel est dépassé ou risque d'être dépassé de manière significative.
Les mécanismes correcteurs peuvent, notamment consister en adaptations des tarifs d'honoraires, des prix ou autres montants, modifications de la nomenclature des prestations de santé visée à l'article 24 et nouvelles techniques de financement des prestations de santé.
En sus de ces mécanismes de correction, chaque convention ou accord doit contenir :
1° une clause prévoyant, en cas d'insuffisance desdits mécanismes, une réduction automatique et applicable immédiatement des honoraires, prix ou autres montants et des tarifs de remboursement pour les prestations ou groupes de prestations qui sont à l'origine du dépassement ou du risque de dépassement significatif de l'objectif budgétaire annuel partiel; cette réduction est proportionnelle au montant du dépassement ou du risque de dépassement;
2° des mécanismes de correction susceptibles d'entrer en action dès qu'il est constaté que la croissance en volume de certaines prestations ou groupes de prestations dépasse ou risque de dépasser de manière significative les normes en matière de volume incorporées dans la convention ou dans l'accord.
§ 3. Le Service des soins de santé communique périodiquement l'évolution des dépenses et des volumes à chaque commission de convention ou d'accord et à la Commission de contrôle budgétaire.
Dès que la Commission de contrôle budgétaire constate un dépassement ou un risque de dépassement significatif, elle en informe le ministre, le Conseil général, le Comité de l'assurance et la commission de convention ou l'accord concernée. Cette information est accompagnée d'un avis motivé, contenant une analyse de la situation budgétaire.
De sa propre initiative ou sur invitation du Comité de l'assurance, la commission de convention ou d'accord met en oeuvre les mécanismes de correction prévus et propose, si ceux-ci sont insuffisants, des mesures de correction complémentaires au Comité de l'assurance.
Au plus tard trente jours après l'information relative au dépassement ou au risque de dépassement significatif donnée par la Commission de contrôle budgétaire, cette dernière évalue les suites donnes à sa constatation et fait rapport au ministre, au Conseil général, au Comité de l'assurance et à la commission de convention ou d'accord concernée.
Si les mesures de correction ne sont pas prises ou si elles sont insuffisantes, les honoraires, prix ou autres montants concernés et les tarifs de remboursement sont réduits par le Roi proportionnellement au dépassement ou au dépassement restant.
§ 4. Le Roi détermine ce qu'il faut entendre par dépassement significatif ou risque de dépassement significatif de l'objectif budgétaire partiel ou des normes en matière de volume.
§ 5. Les accords et conventions en cours à la date d'entrée en vigueur du présent article sont réputés contenir les dispositions visées au § 2, alinéa 4, 1°, et ce jusqu'à leur échéance, si celle-ci est fixée, et jusqu'au 31 décembre 1995 au plus tard, si elle ne l'est pas. "
" Art. 34bis. § 1. Les conventions et accords visés aux sections 1ère et 1èrebis, doivent être conclus par les commissions compétentes et soumis au Comité de l'assurance avant le 30 novembre, accompagnés de l'avis de la Commission de contrôle budgétaire. Le total des montants de dépenses résultant des accords et conventions nouvellement conclus ou en cours, des dépenses estimées pour les prestations de santé pour lesquelles un accord ou une convention n'est pas conclu ou en cours et des budgets globaux des moyens financiers ne peut dépasser l'objectif budgétaire annuel global. Si celui-ci est dépassé, le Comité de l'assurance propose aux commissions les mesures nécessaires pour respecter l'objectif budgétaire annuel global.
Avant le 1er décembre, le Comité de l'assurance communique les accords et conventions conclus au Conseil général afin de lui permettre de se prononcer sur leur compatibilité budgétaire.
Si à la date du 1er décembre, une convention ou un accord est conclu et si le Comité de l'assurance marque son approbation sur le contenu du texte de la convention ou de l'accord, il notifie par écrit cette approbation au président de la commission concernée.
Si à la date précitée, une convention ou un accord n'a pu être conclu par la commission concernée ou si la convention ou l'accord n'obtient pas l'approbation du Comité de l'assurance, ce dernier peut émettre des remarques ou formuler lui-même une proposition dont il fait part au président de la commission dans un délai de quinze jours. Le président du Comité de l'assurance fait alors convoquer une réunion de ladite commission, que lui-même ou son délégué préside. La commission concernée dispose d'un délai de quinze jours à dater de la communication de la proposition ou des remarques du Comité de l'assurance pour se prononcer sur celles-ci.
Si la commission concernée marque son accord sur la proposition ou les remarques du Comité de l'assurance ou si celui-ci accepte la contre-proposition de la commission, une convention ou un accord est conclu sur cette base.
Si, au contraire, la commission concernée rejette la proposition ou les remarques du Comité de l'assurance ou si le Comité de l'assurance rejette la contre-proposition de la commission ou si la commission ne se prononce pas dans le délai prévu ou si le Conseil général se prononce négativement, en application de l'article 12, § 1er, 7°, sur ces remarques ou propositions :
1° les dispositions de l'article 33, §§ 1er et 5, sont applicables en ce qui concerne les conventions;
2° en ce qui concerne les accords, le ministre peut, après délibération en Conseil des ministres, soumettre un document à l'adhésion des médecins ou des praticiens de l'art dentaire. Ce document fixe les tarifs d'honoraires des prestations de santé qui sont la base des remboursements de l'assurance, les règles particulières de publicité et les conditions de temps et de lieu dans lesquelles ces tarifs et règles sont de stricte application; ces conditions sont celles qui étaient prévues dans le dernier accord conclu.
Les médecins ou praticiens de l'art dentaire qui n'ont pas notifié leur refus par écrit dans les trente jours de la publication de ce document au Moniteur belge, sont réputés avoir marqué leur adhésion. Les dispositions de ce document entrent en vigueur conformément aux dispositions de l'article 34, § 3. Sans préjudice des autres dispositions qui résultent de la constatation que plus de 40 p.c. des médecins ou praticiens de l'art dentaire ont marqué leur refus, le bénéfice du statut sociale est accordé aux médecins ou praticiens de l'art dentaire qui en font la demande selon la procédure en vigueur;
3° si la procédure visée au point 2 n'est pas suivie, il peut être fait application des dispositions prévues à l'article 34, § 13.
§ 2. Chaque convention ou accord doit contenir des engagements concernant les honoraires, les prix, ainsi que, si possible, la maîtrise du volume des prestations.
Chaque convention ou accord doit également contenir les mécanismes de correction susceptibles d'entrer en action aussitôt qu'il est constaté que l'objectif budgétaire annuel partiel est dépassé ou risque d'être dépassé de manière significative.
Les mécanismes correcteurs peuvent, notamment consister en adaptations des tarifs d'honoraires, des prix ou autres montants, modifications de la nomenclature des prestations de santé visée à l'article 24 et nouvelles techniques de financement des prestations de santé.
En sus de ces mécanismes de correction, chaque convention ou accord doit contenir :
1° une clause prévoyant, en cas d'insuffisance desdits mécanismes, une réduction automatique et applicable immédiatement des honoraires, prix ou autres montants et des tarifs de remboursement pour les prestations ou groupes de prestations qui sont à l'origine du dépassement ou du risque de dépassement significatif de l'objectif budgétaire annuel partiel; cette réduction est proportionnelle au montant du dépassement ou du risque de dépassement;
2° des mécanismes de correction susceptibles d'entrer en action dès qu'il est constaté que la croissance en volume de certaines prestations ou groupes de prestations dépasse ou risque de dépasser de manière significative les normes en matière de volume incorporées dans la convention ou dans l'accord.
§ 3. Le Service des soins de santé communique périodiquement l'évolution des dépenses et des volumes à chaque commission de convention ou d'accord et à la Commission de contrôle budgétaire.
Dès que la Commission de contrôle budgétaire constate un dépassement ou un risque de dépassement significatif, elle en informe le ministre, le Conseil général, le Comité de l'assurance et la commission de convention ou l'accord concernée. Cette information est accompagnée d'un avis motivé, contenant une analyse de la situation budgétaire.
De sa propre initiative ou sur invitation du Comité de l'assurance, la commission de convention ou d'accord met en oeuvre les mécanismes de correction prévus et propose, si ceux-ci sont insuffisants, des mesures de correction complémentaires au Comité de l'assurance.
Au plus tard trente jours après l'information relative au dépassement ou au risque de dépassement significatif donnée par la Commission de contrôle budgétaire, cette dernière évalue les suites donnes à sa constatation et fait rapport au ministre, au Conseil général, au Comité de l'assurance et à la commission de convention ou d'accord concernée.
Si les mesures de correction ne sont pas prises ou si elles sont insuffisantes, les honoraires, prix ou autres montants concernés et les tarifs de remboursement sont réduits par le Roi proportionnellement au dépassement ou au dépassement restant.
§ 4. Le Roi détermine ce qu'il faut entendre par dépassement significatif ou risque de dépassement significatif de l'objectif budgétaire partiel ou des normes en matière de volume.
§ 5. Les accords et conventions en cours à la date d'entrée en vigueur du présent article sont réputés contenir les dispositions visées au § 2, alinéa 4, 1°, et ce jusqu'à leur échéance, si celle-ci est fixée, et jusqu'au 31 décembre 1995 au plus tard, si elle ne l'est pas. "
Art.18. In artikel 15bis van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 22 van de wet van 15 februari 1993, wordt het 3° aangevuld als volgt :
" en onverminderd de mogelijkheid voor de minister om er binnen veertien werkdagen vanaf de kennisgeving van de beslissing door de Voorzitter van het Verzekeringscomité verzet tegen aan te tekenen. In geval van verzet door de minister, oefent deze laatste de bevoegdheden uit van het Verzekeringscomité, bedoeld in artikel 34bis, § 1, vierde lid. "
" en onverminderd de mogelijkheid voor de minister om er binnen veertien werkdagen vanaf de kennisgeving van de beslissing door de Voorzitter van het Verzekeringscomité verzet tegen aan te tekenen. In geval van verzet door de minister, oefent deze laatste de bevoegdheden uit van het Verzekeringscomité, bedoeld in artikel 34bis, § 1, vierde lid. "
Art.18. A l'article 15bis de la même loi, inséré par l'article 22 de la loi du 15 février 1993, le 3° est complété comme suit :
" et nonobstant la possibilité pour le ministre de s'y opposer dans les quinze jours ouvrables à dater de la notification de la décision, effectuée par le président du Comité de l'assurance. En cas d'opposition du ministre, ce dernier exerce les compétences du Comité de l'assurance, visées à l'article 34bis, § 1er, alinéa 4. "
" et nonobstant la possibilité pour le ministre de s'y opposer dans les quinze jours ouvrables à dater de la notification de la décision, effectuée par le président du Comité de l'assurance. En cas d'opposition du ministre, ce dernier exerce les compétences du Comité de l'assurance, visées à l'article 34bis, § 1er, alinéa 4. "
Art.19. Artikel 20, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 15 februari 1993 en 6 augustus 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Bij de Dienst voor geneeskundige verzorging worden een Technische Geneeskundige Raad, een Technische Tandheelkundige Raad, een Technische Raad voor ziekenhuisverpleging, een Technische Raad voor kinesitherapie, een Technische Farmaceutische Raad, een Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten, een Technische Raad voor de betrekkingen met de farmaceutische industrie en een Technische Raad voor inplantaten ingesteld. Deze raden worden ingesteld bij de overeenstemmende Overeenkomsten- of Akkoordencommissies of bij de Geneesmiddelencommissie, en, bij gebreke daarvan, bij het Verzekeringscomité. "
" Bij de Dienst voor geneeskundige verzorging worden een Technische Geneeskundige Raad, een Technische Tandheelkundige Raad, een Technische Raad voor ziekenhuisverpleging, een Technische Raad voor kinesitherapie, een Technische Farmaceutische Raad, een Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten, een Technische Raad voor de betrekkingen met de farmaceutische industrie en een Technische Raad voor inplantaten ingesteld. Deze raden worden ingesteld bij de overeenstemmende Overeenkomsten- of Akkoordencommissies of bij de Geneesmiddelencommissie, en, bij gebreke daarvan, bij het Verzekeringscomité. "
Art.19. L'article 20, alinéa 1er, de la même loi, modifié par les lois du 15 février 1993 et du 6 août 1993, est remplacé par la disposition suivante :
" Il est institué, auprès du Service des soins de santé, un Conseil technique médical, un Conseil technique dentaire, un Conseil technique de l'hospitalisation, un Conseil technique de la kinésithérapie, un Conseil technique pharmaceutique, un Conseil technique des spécialités pharmaceutiques, un Conseil technique des relations avec l'industrie pharmaceutique et un Conseil technique des implants. Ces conseils sont institués auprès des commissions de convention ou d'accord correspondantes ou de la Commission des médicaments, et, à défaut, auprès du Comité de l'assurance. ".
" Il est institué, auprès du Service des soins de santé, un Conseil technique médical, un Conseil technique dentaire, un Conseil technique de l'hospitalisation, un Conseil technique de la kinésithérapie, un Conseil technique pharmaceutique, un Conseil technique des spécialités pharmaceutiques, un Conseil technique des relations avec l'industrie pharmaceutique et un Conseil technique des implants. Ces conseils sont institués auprès des commissions de convention ou d'accord correspondantes ou de la Commission des médicaments, et, à défaut, auprès du Comité de l'assurance. ".
Art.20. In artikel 20bis, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 februari 1993, wordt de tweede zin vervangen als volgt :
" Elke Technische Raad wordt voorgezeten door een persoon die door de Koning is aangewezen op voordracht van het Verzekeringscomité. "
" Elke Technische Raad wordt voorgezeten door een persoon die door de Koning is aangewezen op voordracht van het Verzekeringscomité. "
Art.20. A l'article 20bis, § 1er, de la même loi, inséré par la loi du 15 février 1993, la seconde phrase est remplacée par la phrase suivante :
" Chaque conseil technique est présidé par une personne désignée par le Roi, sur proposition du Comité de l'assurance. "
" Chaque conseil technique est présidé par une personne désignée par le Roi, sur proposition du Comité de l'assurance. "
Art.21. In artikel 24, van dezelfde wet, vervangen door de wet van 15 februari 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1, tweede lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Die nomenclatuur somt die verstrekkingen op, bepaalt de betrekkelijke waarde ervan en stelt met name de toepassingsregelen ervan vast, alsook de bekwaming waarover de persoon dient te beschikken die gemachtigd is om elk van die verstrekkingen te verrichten. Zo nodig kunnen voor een zelfde verstrekking verschillende tarieven gelden naargelang de verstrekker al dan niet voldoet aan bijkomende voorwaarden, andere dan die betreffende de kwalitificatie, die in de nomenclatuur worden vastgesteld. De nomenclatuur van de in artikel 23, 4°bis en 5°, bedoelde verstrekkingen wordt vastgesteld op grond van de aannemingscriteria die de Koning bepaalt en volgens welke die verstrekkingen kunnen worden ingedeeld in verschillende kategorieën. Die aannemingscriteria hebben betrekking op de prijs en op de voorwaarden van therapeutische en sociale aard. ";
2° In § 2, eerste lid, 3°, worden de woorden " of het Verzekeringscomité " vervangen door de woorden " de minister of het Verzekeringscomité ".
1° § 1, tweede lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Die nomenclatuur somt die verstrekkingen op, bepaalt de betrekkelijke waarde ervan en stelt met name de toepassingsregelen ervan vast, alsook de bekwaming waarover de persoon dient te beschikken die gemachtigd is om elk van die verstrekkingen te verrichten. Zo nodig kunnen voor een zelfde verstrekking verschillende tarieven gelden naargelang de verstrekker al dan niet voldoet aan bijkomende voorwaarden, andere dan die betreffende de kwalitificatie, die in de nomenclatuur worden vastgesteld. De nomenclatuur van de in artikel 23, 4°bis en 5°, bedoelde verstrekkingen wordt vastgesteld op grond van de aannemingscriteria die de Koning bepaalt en volgens welke die verstrekkingen kunnen worden ingedeeld in verschillende kategorieën. Die aannemingscriteria hebben betrekking op de prijs en op de voorwaarden van therapeutische en sociale aard. ";
2° In § 2, eerste lid, 3°, worden de woorden " of het Verzekeringscomité " vervangen door de woorden " de minister of het Verzekeringscomité ".
Art.21. A l'article 24 de la même loi, remplacé par la loi du 15 février 1993, sont apportées les modifications suivantes :
1° le § 1er, alinéa 2, est remplacé par la disposition suivante :
" Cette nomenclature énumère lesdites prestations, en fixe la valeur relative et précise, notamment, ses règles d'application, ainsi que la qualification requise de la personne habilitée à effectuer chacune d'elles. Le cas échéant, des tarifs différents peuvent être appliqués pour une même prestation selon que le prestataire répond ou non à des conditions supplémentaires, autres que celles relatives à la qualification, telles que prévues dans la nomenclature. La nomenclature des soins visée à l'article 23, 4°bis et 5°, est établie en fonction des critères d'admission que le Roi détermine et selon lesquels ces prestations peuvent être classées en différentes catégories. Ces critères d'admission concernent les prix et les conditions d'ordre thérapeutique et social. ";
2° Au § 2, alinéa 1er, 3°, les mots " Comité de l'assurance " sont remplacés par les mots " le ministre ou le Comité de l'assurance ".
1° le § 1er, alinéa 2, est remplacé par la disposition suivante :
" Cette nomenclature énumère lesdites prestations, en fixe la valeur relative et précise, notamment, ses règles d'application, ainsi que la qualification requise de la personne habilitée à effectuer chacune d'elles. Le cas échéant, des tarifs différents peuvent être appliqués pour une même prestation selon que le prestataire répond ou non à des conditions supplémentaires, autres que celles relatives à la qualification, telles que prévues dans la nomenclature. La nomenclature des soins visée à l'article 23, 4°bis et 5°, est établie en fonction des critères d'admission que le Roi détermine et selon lesquels ces prestations peuvent être classées en différentes catégories. Ces critères d'admission concernent les prix et les conditions d'ordre thérapeutique et social. ";
2° Au § 2, alinéa 1er, 3°, les mots " Comité de l'assurance " sont remplacés par les mots " le ministre ou le Comité de l'assurance ".
Art.22. Artikel 24ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juli 1971, wordt aangevuld als volgt :
" De minister kan de termijn bepalen waarbinnen de in dit artikel bedoelde voorstellen en adviezen moeten worden uitgebracht.
Indien bedoelde voorstellen en adviezen niet tijdig uitgebracht zijn of indien de minister er zich niet kan bij aansluiten, kan hij zijn eigen voorstel voor advies aan het Verzekeringscomité en aan de Commissie geneesheren-ziekenfondsen voorleggen. Hij bepaalt de termijn waarbinnen deze adviezen dienen te zijn verleend. Na verstrijking van deze termijn kan hij zijn voorstel, zo nodig aangepast rekening houdend met juistgenoemde adviezen, ter bekrachtiging aan de Koning voorleggen. "
" De minister kan de termijn bepalen waarbinnen de in dit artikel bedoelde voorstellen en adviezen moeten worden uitgebracht.
Indien bedoelde voorstellen en adviezen niet tijdig uitgebracht zijn of indien de minister er zich niet kan bij aansluiten, kan hij zijn eigen voorstel voor advies aan het Verzekeringscomité en aan de Commissie geneesheren-ziekenfondsen voorleggen. Hij bepaalt de termijn waarbinnen deze adviezen dienen te zijn verleend. Na verstrijking van deze termijn kan hij zijn voorstel, zo nodig aangepast rekening houdend met juistgenoemde adviezen, ter bekrachtiging aan de Koning voorleggen. "
Art.22. L'article 24ter de la même loi, inséré par la loi du 20 juillet 1971, est complété par les alinéas suivants :
" Le ministre peut déterminer le délai dans lequel les propositions et avis prévus à cet article doivent être remis.
Si les propositions et avis visés ne sont pas émis dans les délais, ou si le ministre ne s'y rallie pas, le ministre peut transmettre sa propre proposition, pour avis, au Comité de l'assurance et à la Commission médico-mutualiste. Il fixe le délai dans lequel les avis doivent être rendus. Passé ces délais, il peut transmettre sa proposition, éventuellement adaptée en fonction des avis précités, pour approbation au Roi. "
" Le ministre peut déterminer le délai dans lequel les propositions et avis prévus à cet article doivent être remis.
Si les propositions et avis visés ne sont pas émis dans les délais, ou si le ministre ne s'y rallie pas, le ministre peut transmettre sa propre proposition, pour avis, au Comité de l'assurance et à la Commission médico-mutualiste. Il fixe le délai dans lequel les avis doivent être rendus. Passé ces délais, il peut transmettre sa proposition, éventuellement adaptée en fonction des avis précités, pour approbation au Roi. "
Art.23. In artikel 25 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 februari 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1 wordt aangevuld met het volgend lid :
" De Koning kan voor eenzelfde prestatie een verschillend persoonlijk aandeel vaststellen naargelang de verstrekker van de prestatie al dan niet voldoet aan bijkomende voorwaarden, andere dan die betreffende de bekwaming, bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid. ";
2° § 5 wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit persoonlijk aandeel kan voor eenzelfde prestatie verschillend zijn naargelang de verstrekker van de prestatie al dan niet voldoet aan de bijkomende voorwaarden, andere dan die betreffende de bekwaming, bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid. "
1° § 1 wordt aangevuld met het volgend lid :
" De Koning kan voor eenzelfde prestatie een verschillend persoonlijk aandeel vaststellen naargelang de verstrekker van de prestatie al dan niet voldoet aan bijkomende voorwaarden, andere dan die betreffende de bekwaming, bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid. ";
2° § 5 wordt aangevuld met het volgend lid :
" Dit persoonlijk aandeel kan voor eenzelfde prestatie verschillend zijn naargelang de verstrekker van de prestatie al dan niet voldoet aan de bijkomende voorwaarden, andere dan die betreffende de bekwaming, bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid. "
Art.23. A l'article 25 de la même loi, modifié par la loi du 15 février 1993, sont apportées les modifications suivantes :
1° le § 1er est complété par l'alinéa suivant :
" Le Roi peut pour une même prestation fixer une intervention personnelle différente selon que le prestataire répond ou non aux conditions supplémentaires, autres que celles relatives à la qualification, telles que prévues à l'article 24, § 1er, alinéa 2. ";
2° le § 5 est complété par l'alinéa suivant :
" Cette intervention personnelle peut être différente pour une même prestation selon que le prestataire répond ou ne répond pas aux conditions, autres que celles relatives à la qualification, telles que prévues à l'article 24, § 1er, alinéa 2. "
1° le § 1er est complété par l'alinéa suivant :
" Le Roi peut pour une même prestation fixer une intervention personnelle différente selon que le prestataire répond ou non aux conditions supplémentaires, autres que celles relatives à la qualification, telles que prévues à l'article 24, § 1er, alinéa 2. ";
2° le § 5 est complété par l'alinéa suivant :
" Cette intervention personnelle peut être différente pour une même prestation selon que le prestataire répond ou ne répond pas aux conditions, autres que celles relatives à la qualification, telles que prévues à l'article 24, § 1er, alinéa 2. "
Art.24. In titel III, hoofdstuk I, van dezelfde wet, wordt een nieuwe afdeling IX ingevoegd, die een artikel 20quinquies omvat, luidende :
" Afdeling IX : De Geneesmiddelencommissie.
Art. 20quinquies. § 1. Bij de Dienst geneeskundige verzorging van het Instituut wordt een Geneesmiddelencommissie ingesteld die samengesteld is uit :
1° vertegenwoordigers van de verzekeringsinstellingen;
2° vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van de geneesheren;
3° vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van de apothekers;
4° vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van de geneesmiddelenindustrie.
De Koning bepaalt het aantal vertegenwoordigers en de regels voor de werkwijze van de Commissie en benoemt de voorzitter en haar leden.
§ 2. De Geneesmiddelencommissie :
1° ziet toe op de naleving van de uitgavengroeinorm en de partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling inzake geneesmiddelen;
2° nodigt de bevoegde technische raden uit om voorstellen te doen ter naleving van de partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling;
3° geeft advies aan de ministers tot wier bevoegdheid de Sociale Voorzorg en de Economische Zaken behoren over de ontwerpen van prijs-volume-contracten die gesloten worden krachtens artikel 34sedecies;
4° analyseert de evaluatierapporten van de bevoegde profielcommissie en de adviezen van de Commissie voor begrotingscontrole en formuleert op dit terrein alle nuttige voorstellen.
§ 3. De adviezen en voorstellen van de Geneesmiddelencommissie worden medegedeeld aan de Algemene Raad, aan het Verzekeringscomité en aan de Commissie voor begrotingscontrole. "
" Afdeling IX : De Geneesmiddelencommissie.
Art. 20quinquies. § 1. Bij de Dienst geneeskundige verzorging van het Instituut wordt een Geneesmiddelencommissie ingesteld die samengesteld is uit :
1° vertegenwoordigers van de verzekeringsinstellingen;
2° vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van de geneesheren;
3° vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van de apothekers;
4° vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van de geneesmiddelenindustrie.
De Koning bepaalt het aantal vertegenwoordigers en de regels voor de werkwijze van de Commissie en benoemt de voorzitter en haar leden.
§ 2. De Geneesmiddelencommissie :
1° ziet toe op de naleving van de uitgavengroeinorm en de partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling inzake geneesmiddelen;
2° nodigt de bevoegde technische raden uit om voorstellen te doen ter naleving van de partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling;
3° geeft advies aan de ministers tot wier bevoegdheid de Sociale Voorzorg en de Economische Zaken behoren over de ontwerpen van prijs-volume-contracten die gesloten worden krachtens artikel 34sedecies;
4° analyseert de evaluatierapporten van de bevoegde profielcommissie en de adviezen van de Commissie voor begrotingscontrole en formuleert op dit terrein alle nuttige voorstellen.
§ 3. De adviezen en voorstellen van de Geneesmiddelencommissie worden medegedeeld aan de Algemene Raad, aan het Verzekeringscomité en aan de Commissie voor begrotingscontrole. "
Art.24. Au titre III, chapitre Ier, de la même loi, est insérée une nouvelle section IX comprenant un article 20 quinquies, rédigé comme suit :
" Section IX : La Commission des médicaments.
Art. 20quinquies. § 1. Il est institué auprès du Service des soins de santé de l'Institut une Commission des médicaments composée :
1° de représentants des organismes assureurs;
2° de représentants des organisations représentatives du corps médical;
3° de représentants des organisations représentatives des pharmaciens;
4° de représentants des organisations représentatives de l'industrie du médicament.
Le Roi détermine le nombre de représentants et les règles de fonctionnement de la commission et en nomme le président et les membres.
§ 2. La Commission des médicaments :
1° veille au respect de la norme de croissance des dépenses et de l'objectif budgétaire annuel partiel en matière de médicaments;
2° invite les conseils techniques compétents à soumettre des propositions permettant de respecter l'objectif budgétaire annuel partiel;
3° donne aux ministres ayant la Prévoyance sociale et les Affaires économiques dans leurs attributions un avis sur les projets de contrats prix-volume conclus en vertu de l'article 34sedecies;
4° analyse les rapports d'évaluation de la commission de profil compétente et les avis de la Commission de contrôle budgétaire et formule toutes propositions utiles en la matière.
§ 3. Les avis et propositions émanant de la Commission des médicaments sont communiqués au Conseil général, au Comité de l'assurance et à la Commission de contrôle budgétaire. "
" Section IX : La Commission des médicaments.
Art. 20quinquies. § 1. Il est institué auprès du Service des soins de santé de l'Institut une Commission des médicaments composée :
1° de représentants des organismes assureurs;
2° de représentants des organisations représentatives du corps médical;
3° de représentants des organisations représentatives des pharmaciens;
4° de représentants des organisations représentatives de l'industrie du médicament.
Le Roi détermine le nombre de représentants et les règles de fonctionnement de la commission et en nomme le président et les membres.
§ 2. La Commission des médicaments :
1° veille au respect de la norme de croissance des dépenses et de l'objectif budgétaire annuel partiel en matière de médicaments;
2° invite les conseils techniques compétents à soumettre des propositions permettant de respecter l'objectif budgétaire annuel partiel;
3° donne aux ministres ayant la Prévoyance sociale et les Affaires économiques dans leurs attributions un avis sur les projets de contrats prix-volume conclus en vertu de l'article 34sedecies;
4° analyse les rapports d'évaluation de la commission de profil compétente et les avis de la Commission de contrôle budgétaire et formule toutes propositions utiles en la matière.
§ 3. Les avis et propositions émanant de la Commission des médicaments sont communiqués au Conseil général, au Comité de l'assurance et à la Commission de contrôle budgétaire. "
Art.25. In artikel 12ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 februari 1993, worden in het laatste lid de woorden " de minister en de Algemene Raad " vervangen door de woorden " de minister, de Algemene Raad, het Verzekeringscomité en de Geneesmiddelencommissie ".
Art.25. A l'article 12ter, dernier alinéa, de la même loi, inséré par la loi du 15 février 1993, les mots " au ministre et au Conseil général " sont remplacés par " au ministre, au Conseil général, au Comité de l'assurance et à la Commission des médicaments ".
Art.26. Artikel 32, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 408 van 18 april 1986, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 1. De in artikel 27 bedoelde nationale overeenkomst bepaalt, wat de apothekers betreft, het bedrag van de honoraria voor de magistrale bereidingen en stelt regelen vast met betrekking tot de verantwoordelijkheidshonoraria voor de aflevering van de farmaceutische specialiteiten, alsook met betrekking tot de aflevering en de facturering van de prestaties bedoeld in artikel 23, 5°, die door de apothekers worden verstrekt. "
" § 1. De in artikel 27 bedoelde nationale overeenkomst bepaalt, wat de apothekers betreft, het bedrag van de honoraria voor de magistrale bereidingen en stelt regelen vast met betrekking tot de verantwoordelijkheidshonoraria voor de aflevering van de farmaceutische specialiteiten, alsook met betrekking tot de aflevering en de facturering van de prestaties bedoeld in artikel 23, 5°, die door de apothekers worden verstrekt. "
Art.26. L'article 32, § 1er, de la même loi, modifié par l'arrêté royal n° 408 du 18 avril 1986, est remplacé par la disposition suivante :
" § 1. La convention nationale visée à l'article 27 fixe, en ce qui concerne les pharmaciens, le montant des honoraires pour les préparations magistrales et établit des règles relatives aux honoraires de responsabilité pour la délivrance des spécialités pharmaceutiques, ainsi qu'à la délivrance et à la facturation des prestations visées à l'article 23, 5°, dispensées par les pharmaciens. "
" § 1. La convention nationale visée à l'article 27 fixe, en ce qui concerne les pharmaciens, le montant des honoraires pour les préparations magistrales et établit des règles relatives aux honoraires de responsabilité pour la délivrance des spécialités pharmaceutiques, ainsi qu'à la délivrance et à la facturation des prestations visées à l'article 23, 5°, dispensées par les pharmaciens. "
Art.27. Artikel 34, § 13, van dezelfde wet gewijzigd bij de wet van 29 december 1990 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 13. Wanneer op de datum van het verstrijken van een in § 2 bedoeld akkoord of in artikel 34bis, § 1, zesde lid, 2°, bedoeld document geen nieuw akkoord is gesloten of wanneer een nieuw akkoord of document niet in alle gewesten van het land in werking kan treden of blijven, kan de Koning, voor het hele land of voor bepaalde gewesten van het land, voor alle of voor bepaalde verstrekkingen en voor alle of bepaalde categorieën van rechthebbenden, maximumhonoraria vaststellen.
Indien voornoemde maatregel genomen wordt ten aanzien van alle rechthebbenden en ze voor de vaststelling van de honoraria naar de tarieven van het akkoord of het document verwijzen, blijven of worden de bepalingen bedoeld in bedoeld akkoord of document toegepast op de geneesheren en tandheelkundigen die in die gewesten hun weigering tot toetreding tot de termen van genoemd akkoord of document niet hebben ter kennis gebracht binnen de in § 3 bedoelde termijn; in dat geval wordt de krachtens het eerste lid genomen maatregel op hen niet toegepast.
Indien op de datum van het verstrijken van een akkoord of document geen nieuw akkoord kon worden gesloten of indien een nieuw akkoord is gesloten of een document in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, maar de bedragen en de honoraria nog niet in werking zijn getreden, stelt de Koning de berekeningsbasis vast voor de krachtens artikel 25 verschuldigde verzekeringstegemoetkomingen.
Indien er geen besluit wordt genomen ter uitvoering van het vorige lid, blijven de in het verstreken akkoord of document vastgestelde bedragen en honoraria voorlopig als berekeningsbasis dienen voor de verzekeringstegemoetkoming. "
" § 13. Wanneer op de datum van het verstrijken van een in § 2 bedoeld akkoord of in artikel 34bis, § 1, zesde lid, 2°, bedoeld document geen nieuw akkoord is gesloten of wanneer een nieuw akkoord of document niet in alle gewesten van het land in werking kan treden of blijven, kan de Koning, voor het hele land of voor bepaalde gewesten van het land, voor alle of voor bepaalde verstrekkingen en voor alle of bepaalde categorieën van rechthebbenden, maximumhonoraria vaststellen.
Indien voornoemde maatregel genomen wordt ten aanzien van alle rechthebbenden en ze voor de vaststelling van de honoraria naar de tarieven van het akkoord of het document verwijzen, blijven of worden de bepalingen bedoeld in bedoeld akkoord of document toegepast op de geneesheren en tandheelkundigen die in die gewesten hun weigering tot toetreding tot de termen van genoemd akkoord of document niet hebben ter kennis gebracht binnen de in § 3 bedoelde termijn; in dat geval wordt de krachtens het eerste lid genomen maatregel op hen niet toegepast.
Indien op de datum van het verstrijken van een akkoord of document geen nieuw akkoord kon worden gesloten of indien een nieuw akkoord is gesloten of een document in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, maar de bedragen en de honoraria nog niet in werking zijn getreden, stelt de Koning de berekeningsbasis vast voor de krachtens artikel 25 verschuldigde verzekeringstegemoetkomingen.
Indien er geen besluit wordt genomen ter uitvoering van het vorige lid, blijven de in het verstreken akkoord of document vastgestelde bedragen en honoraria voorlopig als berekeningsbasis dienen voor de verzekeringstegemoetkoming. "
Art.27. L'article 34, § 13, de la même loi, modifié par la loi du 29 décembre 1990, est remplacé par la disposition suivante :
" § 13. Si à la date d'expiration d'un accord prévu au § 2 ou d'un document visé à l'article 34bis, § 1er, alinéa 6, 2°, aucun nouvel accord n'a été conclu ou si un nouvel accord ou un nouveau document ne peut pas entrer ou rester en vigueur dans toutes les régions du pays, le Roi peut, notamment, pour l'ensemble du pays ou pour certaines régions du pays et pour toutes ou certaines prestations et pour toutes ou certaines catégories de bénéficiaires, fixer des tarifs maximum d'honoraires.
Si la mesure précitée est prise à l'égard de tous les bénéficiaires et qu'il est renvoyé pour la fixation des honoraires aux tarifs de l'accord ou du document, les dispositions prévues par l'accord ou le document précité resteront ou seront appliquées aux médecins et praticiens de l'art dentaire, qui, dans ces régions, n'ont pas notifié, dans les délais visés au § 3, leur refus d'adhésion aux termes de l'accord ou du document précité; dans ce cas la mesure prise en vertu de l'alinéa 1er, ne leur sera pas applicable.
Si à la date d'expiration d'un accord ou d'un document, un nouvel accord n'a pas pu être conclu ou si un nouvel accord a été conclu ou un document a été publié au Moniteur belge, mais que les montants et les honoraires ne sont pas encore entrés en vigueur, le Roi fixe la base de calcul des interventions de l'assurance dues en vertu de l'article 25.
S'il n'est pas pris d'arrêté en exécution de l'alinéa précédent, les montants et honoraires fixés dans l'accord ou le document venu à expiration continuent momentanément à servir de base de calcul de l'intervention de l'assurance. "
" § 13. Si à la date d'expiration d'un accord prévu au § 2 ou d'un document visé à l'article 34bis, § 1er, alinéa 6, 2°, aucun nouvel accord n'a été conclu ou si un nouvel accord ou un nouveau document ne peut pas entrer ou rester en vigueur dans toutes les régions du pays, le Roi peut, notamment, pour l'ensemble du pays ou pour certaines régions du pays et pour toutes ou certaines prestations et pour toutes ou certaines catégories de bénéficiaires, fixer des tarifs maximum d'honoraires.
Si la mesure précitée est prise à l'égard de tous les bénéficiaires et qu'il est renvoyé pour la fixation des honoraires aux tarifs de l'accord ou du document, les dispositions prévues par l'accord ou le document précité resteront ou seront appliquées aux médecins et praticiens de l'art dentaire, qui, dans ces régions, n'ont pas notifié, dans les délais visés au § 3, leur refus d'adhésion aux termes de l'accord ou du document précité; dans ce cas la mesure prise en vertu de l'alinéa 1er, ne leur sera pas applicable.
Si à la date d'expiration d'un accord ou d'un document, un nouvel accord n'a pas pu être conclu ou si un nouvel accord a été conclu ou un document a été publié au Moniteur belge, mais que les montants et les honoraires ne sont pas encore entrés en vigueur, le Roi fixe la base de calcul des interventions de l'assurance dues en vertu de l'article 25.
S'il n'est pas pris d'arrêté en exécution de l'alinéa précédent, les montants et honoraires fixés dans l'accord ou le document venu à expiration continuent momentanément à servir de base de calcul de l'intervention de l'assurance. "
Art.28. In artikel 34undeciesbis van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 6, derde lid, en § 7, vierde lid, worden aangevuld als volgt :
" Eveneens in dat geval houden de verzekeringsinstellingen, op vraag van de Dienst als waarborg, tot een beloop van de verschuldigde sommen, totaal of gedeeltelijk de bedragen van de tegemoetkomingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging in die verschuldigd zijn voor de verstrekkingen verleend in de schuldplichtige laboratoria, en zulks tot op de dag van de kennisgeving aan voormeld Rijksinstituut van een voor het Rijksinstituut ongunstige definitieve in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing over de zaak zelf betreffende die bedragen. De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regelen voor de uitvoering van deze bepaling en met name die volgens welke de rechthebbenden van de verzekering voor geneeskundige verzorging in kennis worden gesteld van de hiervoor vermelde maatregel. Deze inhoudingen slaan op de bedragen die verschuldigd zijn voor prestaties die uitgevoerd zijn in de periode vanaf 1 april 1989 tot 31 december 1990. ";
2° § 15, derde lid, en § 16, vierde lid, worden aangevuld als volgt :
" Eveneens in dat geval houden de verzekeringsinstellingen, op vraag van de Dienst, als waarborg, tot een beloop van de verschuldigde sommen, totaal of gedeeltelijk de bedragen van de tegemoetkomingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging in die verschuldigd zijn voor de verstrekkingen verleend in de schuldplichtige laboratoria, en zulks tot op de dag van de kennisgeving aan voormeld Rijksinstituut van een voor het Rijksinstituut ongunstige definitieve in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing over de zaak zelf betreffende die bijdragen. De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regelen voor de uitvoering van deze bepaling en met name die volgens welke de rechthebbenden van de verzekering voor geneeskundige verzorging in kennis worden gesteld van de hiervoor vermelde maatregelen. Deze inhoudingen slaan op de bedragen die verschuldigd zijn voor prestaties uitgevoerd vanaf 1 januari 1991. "
1° § 6, derde lid, en § 7, vierde lid, worden aangevuld als volgt :
" Eveneens in dat geval houden de verzekeringsinstellingen, op vraag van de Dienst als waarborg, tot een beloop van de verschuldigde sommen, totaal of gedeeltelijk de bedragen van de tegemoetkomingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging in die verschuldigd zijn voor de verstrekkingen verleend in de schuldplichtige laboratoria, en zulks tot op de dag van de kennisgeving aan voormeld Rijksinstituut van een voor het Rijksinstituut ongunstige definitieve in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing over de zaak zelf betreffende die bedragen. De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regelen voor de uitvoering van deze bepaling en met name die volgens welke de rechthebbenden van de verzekering voor geneeskundige verzorging in kennis worden gesteld van de hiervoor vermelde maatregel. Deze inhoudingen slaan op de bedragen die verschuldigd zijn voor prestaties die uitgevoerd zijn in de periode vanaf 1 april 1989 tot 31 december 1990. ";
2° § 15, derde lid, en § 16, vierde lid, worden aangevuld als volgt :
" Eveneens in dat geval houden de verzekeringsinstellingen, op vraag van de Dienst, als waarborg, tot een beloop van de verschuldigde sommen, totaal of gedeeltelijk de bedragen van de tegemoetkomingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging in die verschuldigd zijn voor de verstrekkingen verleend in de schuldplichtige laboratoria, en zulks tot op de dag van de kennisgeving aan voormeld Rijksinstituut van een voor het Rijksinstituut ongunstige definitieve in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing over de zaak zelf betreffende die bijdragen. De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regelen voor de uitvoering van deze bepaling en met name die volgens welke de rechthebbenden van de verzekering voor geneeskundige verzorging in kennis worden gesteld van de hiervoor vermelde maatregelen. Deze inhoudingen slaan op de bedragen die verschuldigd zijn voor prestaties uitgevoerd vanaf 1 januari 1991. "
Art.28. A l'article 34undeciesbis de la même loi, les modifications suivantes sont apportées :
1° le § 6, alinéa 3, et le § 7, alinéa 4, sont complétés comme suit :
" Dans ce cas également, les organismes assureurs, à la demande du Service, retiennent, en garantie, jusqu'à concurrence des sommes dues, les montants totaux ou partiels des interventions de l'assurance soins de santé dus pour les prestations dispensées dans les laboratoires débiteurs et ce, jusqu'au jour de la notification audit Institut d'une décision judiciaire définitive au fond passée en force de chose jugée, défavorable à l'Institut, concernant lesdits montants. Le Roi détermine les conditions et les modalités particulières d'exécution de la présente disposition et notamment celles selon lesquelles les bénéficiaires de l'assurance soins de santé sont informés de la mesure susvisée. Ces retenues sont applicables aux montants dus pour les prestations effectuées du 1er avril 1989 jusqu'au 31 décembre 1990. ";
2° le § 15, alinéa 3, et le § 16, alinéa 4, sont complété comme suit :
" Dans ce cas également, les organismes assureurs, à la demande du Service, retiennent, en garantie, jusqu'à concurrence des sommes dues, les montants totaux ou partiels des interventions de l'assurance soins de santé dus pour les prestations dispensées dans les laboratoires débiteurs et ce, jusqu'au jour de la notification audit Institut d'une décision judiciaire définitive au fond passée en force de chose jugée, défavorable à l'Institut, concernant lesdits montants. Le Roi détermine les conditions et les modalités particulières d'exécution de la présente disposition et notamment celles selon lesquelles les bénéficiaires de l'assurance soins de santé sont informés de la mesure susvisée. Ces retenues sont applicables aux montants dus pour les prestations effectuées à partir du 1er janvier 1991. "
1° le § 6, alinéa 3, et le § 7, alinéa 4, sont complétés comme suit :
" Dans ce cas également, les organismes assureurs, à la demande du Service, retiennent, en garantie, jusqu'à concurrence des sommes dues, les montants totaux ou partiels des interventions de l'assurance soins de santé dus pour les prestations dispensées dans les laboratoires débiteurs et ce, jusqu'au jour de la notification audit Institut d'une décision judiciaire définitive au fond passée en force de chose jugée, défavorable à l'Institut, concernant lesdits montants. Le Roi détermine les conditions et les modalités particulières d'exécution de la présente disposition et notamment celles selon lesquelles les bénéficiaires de l'assurance soins de santé sont informés de la mesure susvisée. Ces retenues sont applicables aux montants dus pour les prestations effectuées du 1er avril 1989 jusqu'au 31 décembre 1990. ";
2° le § 15, alinéa 3, et le § 16, alinéa 4, sont complété comme suit :
" Dans ce cas également, les organismes assureurs, à la demande du Service, retiennent, en garantie, jusqu'à concurrence des sommes dues, les montants totaux ou partiels des interventions de l'assurance soins de santé dus pour les prestations dispensées dans les laboratoires débiteurs et ce, jusqu'au jour de la notification audit Institut d'une décision judiciaire définitive au fond passée en force de chose jugée, défavorable à l'Institut, concernant lesdits montants. Le Roi détermine les conditions et les modalités particulières d'exécution de la présente disposition et notamment celles selon lesquelles les bénéficiaires de l'assurance soins de santé sont informés de la mesure susvisée. Ces retenues sont applicables aux montants dus pour les prestations effectuées à partir du 1er janvier 1991. "
Art.29. De §§ 1, 2 en 3 van artikel 34terdecies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 30 december 1988 en gewijzigd bij de wetten van 26 juni 1992 en 6 augustus 1993, worden vervangen door wat volgt :
" § 1. De toepassing van de bepalingen van de artikelen 34octies, 34nonies, 34decies, 34undecies, § 1, kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, door de Koning worden verruimd tot de andere in artikel 23 bedoelde verstrekkingen, met uitsluiting van de verstrekkingen bedoeld in 1°, 2° en 3° van dat artikel, voor zover het niet gaat om verstrekkingen inzake klinische biologie en medische beeldvorming.
§ 2. De toepassing van de bepaling van artikel 34undecies, § 2, kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, door de Koning worden verruimd tot alle in artikel 23 bedoelde verstrekkingen.
§ 3. Naargelang van de in §§ 1 en 2 betrokken verstrekkingen wordt de Nationale Commissie geneesheren-ziekenfondsen vervangen door de bevoegde Commissie, belast met het sluiten van de akkoorden en overeenkomsten, en wordt de Technische Geneeskundige Raad vervangen door de in artikel 16 bevoegde Technische Raad en, bij ontstentenis van een dergelijke Technische Raad, door het in artikel 15 bedoelde Verzekeringscomité. "
" § 1. De toepassing van de bepalingen van de artikelen 34octies, 34nonies, 34decies, 34undecies, § 1, kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, door de Koning worden verruimd tot de andere in artikel 23 bedoelde verstrekkingen, met uitsluiting van de verstrekkingen bedoeld in 1°, 2° en 3° van dat artikel, voor zover het niet gaat om verstrekkingen inzake klinische biologie en medische beeldvorming.
§ 2. De toepassing van de bepaling van artikel 34undecies, § 2, kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, door de Koning worden verruimd tot alle in artikel 23 bedoelde verstrekkingen.
§ 3. Naargelang van de in §§ 1 en 2 betrokken verstrekkingen wordt de Nationale Commissie geneesheren-ziekenfondsen vervangen door de bevoegde Commissie, belast met het sluiten van de akkoorden en overeenkomsten, en wordt de Technische Geneeskundige Raad vervangen door de in artikel 16 bevoegde Technische Raad en, bij ontstentenis van een dergelijke Technische Raad, door het in artikel 15 bedoelde Verzekeringscomité. "
Art.29. Les §§ 1er, 2 et 3 de l'article 34terdecies, de la même loi, insérés par la loi du 30 décembre 1988 et modifiés par les lois du 26 juin 1992 et 6 août 1993, sont remplacés par ce qui suit :
" § 1. L'application des dispositions des articles 34octies, 34nonies, 34decies et 34undecies, § 1er, peut être élargie par le Roi par arrêté délibéré en Conseil des ministres, aux autres prestations visées à l'article 23, à l'exclusion des prestations visées aux 1°, 2° et 3° de cet article, dans la mesure où il ne s'agit pas de prestations de biologie clinique et d'imagerie médicale.
§ 2. L'application de la disposition de l'article 34undecies, § 2, peut être élargie par le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, à toutes les prestations visées à l'article 23.
§ 3. Selon les prestations visées aux §§ 1er et 2 du présent article, la Commission nationale médico-mutualiste est remplacé par la commission compétente chargée de conclure les accords et conventions et le Conseil technique médical est remplacé par le Conseil technique compétent visé à l'article 16 et à défaut d'un tel Conseil technique, par le Comité de l'assurance visé à l'article 15. "
" § 1. L'application des dispositions des articles 34octies, 34nonies, 34decies et 34undecies, § 1er, peut être élargie par le Roi par arrêté délibéré en Conseil des ministres, aux autres prestations visées à l'article 23, à l'exclusion des prestations visées aux 1°, 2° et 3° de cet article, dans la mesure où il ne s'agit pas de prestations de biologie clinique et d'imagerie médicale.
§ 2. L'application de la disposition de l'article 34undecies, § 2, peut être élargie par le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, à toutes les prestations visées à l'article 23.
§ 3. Selon les prestations visées aux §§ 1er et 2 du présent article, la Commission nationale médico-mutualiste est remplacé par la commission compétente chargée de conclure les accords et conventions et le Conseil technique médical est remplacé par le Conseil technique compétent visé à l'article 16 et à défaut d'un tel Conseil technique, par le Comité de l'assurance visé à l'article 15. "
Art.30. In titel III, hoofdstuk IV, van dezelfde wet, wordt na afdeling 1terdecies, een afdeling 1quaterdecies " contracten inzake innoverende farmaceutische specialiteiten " ingevoegd, die een artikel 34sedecies omvat, luidende :
" Afdeling 1quaterdecies. Contracten inzake innoverende farmaceutische specialiteiten.
Art. 34sedecies. De minister en de minister die bevoegd is voor Economische Zaken kunnen, in onderlinge overeenstemming, met de producenten, invoerders of verpakkers van innoverende farmaceutische specialiteiten, contracten sluiten die verbintenissen omvatten teneinde de jaarlijkse uitgave voor de verzekering voor geneeskundige verzorging voor de in die contracten opgenomen specialiteiten binnen vooraf vastgestelde perken te houden.
De contracten bevatten bepalingen betreffende de prijzen en terugbetalingstarieven van de innoverende farmaceutische specialiteiten voor een bepaalde periode en dit binnen de perken van een begrotingsenveloppe die jaarlijks wordt berekend rekening houdend met de jaarlijkse partiële begrotingsdoelstelling voor farmaceutische produkten en met de evolutie van de prijzen en van de voorgeschreven volumes.
Zij bevatten een uitdrukkelijke verbintenis vanwege het betrokken farmaceutische bedrijf om aan de verzekering voor geneeskundige verzorging een som terug te storten die rekening houdt met de overschrijding, het terugbetalingstarief en de ontwikkelingen op de geneesmiddelenmarkt.
Deze contracten kunnen niet worden gesloten dan na advies van de Technische Raad voor de betrekkingen met de farmaceutische industrie en de Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten bedoeld in artikel 20 en van de in artikel 20quinquies bedoelde Geneesmiddelencommissie.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden en de nadere regels voor de toepassing van dit artikel, inzonderheid wat betreft de omschrijving van het begrip innoverende farmaceutische specialiteiten, de contractduur en het aan de verzekering voor geneeskundige verzorging terug te storten bedrag. "
" Afdeling 1quaterdecies. Contracten inzake innoverende farmaceutische specialiteiten.
Art. 34sedecies. De minister en de minister die bevoegd is voor Economische Zaken kunnen, in onderlinge overeenstemming, met de producenten, invoerders of verpakkers van innoverende farmaceutische specialiteiten, contracten sluiten die verbintenissen omvatten teneinde de jaarlijkse uitgave voor de verzekering voor geneeskundige verzorging voor de in die contracten opgenomen specialiteiten binnen vooraf vastgestelde perken te houden.
De contracten bevatten bepalingen betreffende de prijzen en terugbetalingstarieven van de innoverende farmaceutische specialiteiten voor een bepaalde periode en dit binnen de perken van een begrotingsenveloppe die jaarlijks wordt berekend rekening houdend met de jaarlijkse partiële begrotingsdoelstelling voor farmaceutische produkten en met de evolutie van de prijzen en van de voorgeschreven volumes.
Zij bevatten een uitdrukkelijke verbintenis vanwege het betrokken farmaceutische bedrijf om aan de verzekering voor geneeskundige verzorging een som terug te storten die rekening houdt met de overschrijding, het terugbetalingstarief en de ontwikkelingen op de geneesmiddelenmarkt.
Deze contracten kunnen niet worden gesloten dan na advies van de Technische Raad voor de betrekkingen met de farmaceutische industrie en de Technische Raad voor farmaceutische specialiteiten bedoeld in artikel 20 en van de in artikel 20quinquies bedoelde Geneesmiddelencommissie.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden en de nadere regels voor de toepassing van dit artikel, inzonderheid wat betreft de omschrijving van het begrip innoverende farmaceutische specialiteiten, de contractduur en het aan de verzekering voor geneeskundige verzorging terug te storten bedrag. "
Art.30. Au titre III, chapitre IV, de la même loi, il est inséré, après la section 1terdecies, une section 1quaterdecies intitulée " Des contrats en matière de spécialités pharmaceutiques innovatrices " comprenant un article 34sedecies, rédigé comme suit :
" Section 1quaterdecies. Des contrats relatifs aux spécialités pharmaceutiques innovatrices.
Art. 34sedecies. Le ministre et le ministre qui a les Affaires économiques dans ses attributions peuvent, d'un commun accord, conclure, avec les producteurs, importateurs ou conditionneurs de spécialités pharmaceutiques innovatrices, des contrats comportant des engagements visant à maintenir la dépense annuelle pour l'assurance soins de santé pour les spécialités faisant l'objet de ces contrats dans des limites préalablement définies.
Ces contrats contiennent des dispositions concernant les prix et tarifs de remboursement des spécialités pharmaceutiques innovatrices pour une période déterminée et ce dans les limites d'une enveloppe budgétaire calculée sur base annuelle dans le cadre de l'objectif budgétaire annuel partiel pour les produits pharmaceutiques et tenant compte de l'évolution des prix et des volumes prescrits.
Ils contiennent un engagement formel de la part de l'entreprise pharmaceutique concernée d'effectuer à l'assurance soins de santé un remboursement dont le montant tient compte du dépassement du volume, du taux de remboursement et des évolutions du marché des médicaments.
Ces contrats ne peuvent être conclus qu'après avis du Conseil technique pour les relations avec l'industrie pharmaceutique et du Conseil technique des spécialités pharmaceutiques, visés à l'article 20 et de la Commission du médicament visée à l'article 20quinquies.
Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les conditions et modalités d'application du présent article, notamment en matière de définition de la notion de spécialité pharmaceutique innovatrice, de durée du contrat et de montant à rembourser à l'assurance soins de santé. "
" Section 1quaterdecies. Des contrats relatifs aux spécialités pharmaceutiques innovatrices.
Art. 34sedecies. Le ministre et le ministre qui a les Affaires économiques dans ses attributions peuvent, d'un commun accord, conclure, avec les producteurs, importateurs ou conditionneurs de spécialités pharmaceutiques innovatrices, des contrats comportant des engagements visant à maintenir la dépense annuelle pour l'assurance soins de santé pour les spécialités faisant l'objet de ces contrats dans des limites préalablement définies.
Ces contrats contiennent des dispositions concernant les prix et tarifs de remboursement des spécialités pharmaceutiques innovatrices pour une période déterminée et ce dans les limites d'une enveloppe budgétaire calculée sur base annuelle dans le cadre de l'objectif budgétaire annuel partiel pour les produits pharmaceutiques et tenant compte de l'évolution des prix et des volumes prescrits.
Ils contiennent un engagement formel de la part de l'entreprise pharmaceutique concernée d'effectuer à l'assurance soins de santé un remboursement dont le montant tient compte du dépassement du volume, du taux de remboursement et des évolutions du marché des médicaments.
Ces contrats ne peuvent être conclus qu'après avis du Conseil technique pour les relations avec l'industrie pharmaceutique et du Conseil technique des spécialités pharmaceutiques, visés à l'article 20 et de la Commission du médicament visée à l'article 20quinquies.
Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les conditions et modalités d'application du présent article, notamment en matière de définition de la notion de spécialité pharmaceutique innovatrice, de durée du contrat et de montant à rembourser à l'assurance soins de santé. "
Art.31. Artikel 35 van dezelfde wet, vervangen bij wet van 20 juli 1991, wordt aangevuld met het volgend lid :
" De voorschrijvers van verstrekkingen bedoeld in artikel 23, 5°, ten behoeve van niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden, zijn ertoe gehouden de voorschrijfdocumenten te gebruiken waarvan het model door de Koning is vastgesteld en waarop he identificatienummer van de voorschrijver bij het Instituut in streepjescode is gedrukt. "
" De voorschrijvers van verstrekkingen bedoeld in artikel 23, 5°, ten behoeve van niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden, zijn ertoe gehouden de voorschrijfdocumenten te gebruiken waarvan het model door de Koning is vastgesteld en waarop he identificatienummer van de voorschrijver bij het Instituut in streepjescode is gedrukt. "
Art.31. L'article 35 de la même loi, remplacé par la loi du 20 juillet 1991, est complété par l'alinéa suivant :
" Les prescripteurs de prestations visées à l'article 23, 5°, à l'égard de bénéficiaires non hospitalisés, sont tenus d'utiliser les documents de prescription sont le modèle est fixé par le Roi et sur lesquels le numéro d'identification du prescripteur à l'Institut est imprimé en code-barres. "
" Les prescripteurs de prestations visées à l'article 23, 5°, à l'égard de bénéficiaires non hospitalisés, sont tenus d'utiliser les documents de prescription sont le modèle est fixé par le Roi et sur lesquels le numéro d'identification du prescripteur à l'Institut est imprimé en code-barres. "
Art.32. In artikel 37 van dezelfde wet, gewijzigd door de wetten van 24 december 1963, 8 april 1965, 20 juli 1971 en 8 augustus 1980, worden het vierde en het vijfde lid vervangen door de volgende bepaling :
" De Koning kan het in het eerste lid bedoelde document invoeren op basis van het voorstel van de minister, al dan niet aangepast rekening houdend met het advies van de Technische Raad. "
" De Koning kan het in het eerste lid bedoelde document invoeren op basis van het voorstel van de minister, al dan niet aangepast rekening houdend met het advies van de Technische Raad. "
Art.32. Dans l'article 37 de la même loi, modifié par les lois des 24 décembre 1963, 8 avril 1965, 20 juillet 1971 et 8 août 1980, les alinéas 4 et 5 sont remplacés par la disposition suivante :
" Le Roi peut instaurer le document visé à l'alinéa 1er sur la base de la proposition du ministre, modifiée ou non pour tenir compte de l'avis du Conseil technique. "
" Le Roi peut instaurer le document visé à l'alinéa 1er sur la base de la proposition du ministre, modifiée ou non pour tenir compte de l'avis du Conseil technique. "
Art.33. Artikel 37quater, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 februari 1993, wordt aangevuld als volgt :
" De Koning kan, na advies van de Nationale Commissie geneesheren-ziekenfondsen en volgens door Hem te bepalen nadere regels, de toepassing van deze bepaling uitbreiden tot andere in artikel 23 bedoelde verstrekkingen. "
" De Koning kan, na advies van de Nationale Commissie geneesheren-ziekenfondsen en volgens door Hem te bepalen nadere regels, de toepassing van deze bepaling uitbreiden tot andere in artikel 23 bedoelde verstrekkingen. "
Art.33. L'article 37quater, § 1er, de la même loi, inséré par la loi du 15 février 1993, est complété comme suit :
" Le Roi peut étendre l'application de la présente disposition, selon des modalités qu'Il détermine après avis de la Commission nationale médico-mutualiste, à d'autres prestations visées à l'article 23. "
" Le Roi peut étendre l'application de la présente disposition, selon des modalités qu'Il détermine après avis de la Commission nationale médico-mutualiste, à d'autres prestations visées à l'article 23. "
Art.34. Artikel 76quater, § 3, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 8 juli 1987 en 30 december 1988, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 3. De toekenning van de in deze wet bepaalde prestaties wordt geweigerd in de gevallen van gezondheidsschade ontstaan naar aanleiding van een sportcompetitie of -demonstratie, waarvoor de organisator toegangsgeld ontvangt en waarvoor de deelnemers in om het even welke vorm een bezoldiging ontvangen. De voorbereidingen en de trainingen in verband met deze sportcompetities en -demonstraties worden gelijkgesteld met deze competities en demonstraties.
Deze paragraaf is van toepassing op prestaties die verleend worden zowel met curatieve als met preventieve of controleoogmerken. "
" § 3. De toekenning van de in deze wet bepaalde prestaties wordt geweigerd in de gevallen van gezondheidsschade ontstaan naar aanleiding van een sportcompetitie of -demonstratie, waarvoor de organisator toegangsgeld ontvangt en waarvoor de deelnemers in om het even welke vorm een bezoldiging ontvangen. De voorbereidingen en de trainingen in verband met deze sportcompetities en -demonstraties worden gelijkgesteld met deze competities en demonstraties.
Deze paragraaf is van toepassing op prestaties die verleend worden zowel met curatieve als met preventieve of controleoogmerken. "
Art.34. L'article 76quater, § 3, de la même loi, modifié par les lois du 8 juillet 1987 et du 30 décembre 1988, est remplacé par la disposition suivante :
" § 3. L'octroi des prestations prévues par la présente loi est refuse en cas de dommages résultant pour les participants d'une atteinte à leur personne et subis à l'occasion d'une compétition ou d'une exhibition sportives pour laquelle l'organisateur perçoit un droit d'entrée et pour laquelle les participants reçoivent une rémunération sous quelque forme que ce soit. Les préparations et les entraînements relatifs à ces compétitions et exhibitions sportives sont assimilés auxdites compétitions et exhibitions.
Le présent paragraphe est applicable aux prestations dispensées tant dans un but curatif, que préventif ou de contrôle. "
" § 3. L'octroi des prestations prévues par la présente loi est refuse en cas de dommages résultant pour les participants d'une atteinte à leur personne et subis à l'occasion d'une compétition ou d'une exhibition sportives pour laquelle l'organisateur perçoit un droit d'entrée et pour laquelle les participants reçoivent une rémunération sous quelque forme que ce soit. Les préparations et les entraînements relatifs à ces compétitions et exhibitions sportives sont assimilés auxdites compétitions et exhibitions.
Le présent paragraphe est applicable aux prestations dispensées tant dans un but curatif, que préventif ou de contrôle. "
Art.35. 1° In dezelfde wet wordt het opschrift van titel VI, afdeling IV, hoofdstuk II gewijzigd als volgt :
" Straffen die toepasselijk zijn op de verzekeringsinstellingen en op de tariferingsdiensten. "
2° In artikel 99, eerste lid, van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 15 februari 1993, worden de woorden " ten laste van de verzekeringsinstellingen " aangevuld met de woorden " of van de tariferingsdiensten ".
3° In hetzelfde artikel, laatste lid, worden de woorden " De verzekeringsinstellingen " aangevuld met de woorden " of de tariferingsdiensten ".
" Straffen die toepasselijk zijn op de verzekeringsinstellingen en op de tariferingsdiensten. "
2° In artikel 99, eerste lid, van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 15 februari 1993, worden de woorden " ten laste van de verzekeringsinstellingen " aangevuld met de woorden " of van de tariferingsdiensten ".
3° In hetzelfde artikel, laatste lid, worden de woorden " De verzekeringsinstellingen " aangevuld met de woorden " of de tariferingsdiensten ".
Art.35. 1° Dans la même loi, l'intitulé du titre VI, chapitre II, section IV, est modifié comme suit :
" Des sanctions applicables aux organismes assureurs et aux offices de tarification. "
2° A l'article 99, alinéa premier, de la même loi, modifié en dernier lieu par la loi du 15 février 1993, les termes " à charge des organismes assureurs " sont complétés par les termes " ou des offices de tarification ".
3° Dans le même article, dernier alinéa, les mots " Les organismes assureurs " sont complétés par les mots " ou les offices de tarification ".
" Des sanctions applicables aux organismes assureurs et aux offices de tarification. "
2° A l'article 99, alinéa premier, de la même loi, modifié en dernier lieu par la loi du 15 février 1993, les termes " à charge des organismes assureurs " sont complétés par les termes " ou des offices de tarification ".
3° Dans le même article, dernier alinéa, les mots " Les organismes assureurs " sont complétés par les mots " ou les offices de tarification ".
Art.36. In artikel 101 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
" Op voorstel of na advies van de Dienst voor administratieve controle stelt de Koning de administratieve sancties vast die toepasselijk zijn in geval van overtreding van de bepalingen van deze wet of van haar uitvoeringsbesluiten en -verordeningen. ";
2° tussen het tweede en derde lid wordt een nieuw lid ingeveoegd, luidend :
" Onverminderd de bepalingen van artikel 52 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, worden voor de geneesheren en de tandheelkundigen die de honoraria en de andere bedragen niet naleven die voortvloeien uit de bepalingen van artikel 34, § 13, alsmede voor de vroedvrouwen, paramedische medewerkers en de beheerders van verzorgingsinrichtingen die de honoraria en prijzen niet naleven die voortvloeien uit de bepalingen van artikel 33, § 5, de administratieve sancties vastgesteld overeenkomstig het eerste lid. "
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
" Op voorstel of na advies van de Dienst voor administratieve controle stelt de Koning de administratieve sancties vast die toepasselijk zijn in geval van overtreding van de bepalingen van deze wet of van haar uitvoeringsbesluiten en -verordeningen. ";
2° tussen het tweede en derde lid wordt een nieuw lid ingeveoegd, luidend :
" Onverminderd de bepalingen van artikel 52 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, worden voor de geneesheren en de tandheelkundigen die de honoraria en de andere bedragen niet naleven die voortvloeien uit de bepalingen van artikel 34, § 13, alsmede voor de vroedvrouwen, paramedische medewerkers en de beheerders van verzorgingsinrichtingen die de honoraria en prijzen niet naleven die voortvloeien uit de bepalingen van artikel 33, § 5, de administratieve sancties vastgesteld overeenkomstig het eerste lid. "
Art.36. A l'article 101 de la même loi sont apportées les modifications suivantes :
1° l'alinéa 1er est remplacé comme suit :
" Le Roi détermine, sur proposition ou après avis du Service de contrôle administratif, les sanctions administratives applicables en cas d'infraction aux dispositions de la présente loi ou de ses arrêtés et règlements d'exécution. ";
2° un nouvel alinéa, rédigé comme suit, est inséré entre les alinéas 2 et 3 :
" Sans préjudice des dispositions de l'article 52 de la loi du 14 février 1961 d'expansion économique, de progrès social et de redressement financier, pour les médecins et les praticiens de l'art dentaire qui ne respectent pas les honoraires et les autres montants résultant des dispositions de l'article 34, § 13, ainsi que pour les accoucheuses, les auxiliaires paramédicaux et les gestionnaires des établissements de soins qui ne respectent pas les honoraires et les prix résultant des dispositions de l'article 33, § 5, les sanctions administratives sont déterminées conformément à l'alinéa 1er. "
1° l'alinéa 1er est remplacé comme suit :
" Le Roi détermine, sur proposition ou après avis du Service de contrôle administratif, les sanctions administratives applicables en cas d'infraction aux dispositions de la présente loi ou de ses arrêtés et règlements d'exécution. ";
2° un nouvel alinéa, rédigé comme suit, est inséré entre les alinéas 2 et 3 :
" Sans préjudice des dispositions de l'article 52 de la loi du 14 février 1961 d'expansion économique, de progrès social et de redressement financier, pour les médecins et les praticiens de l'art dentaire qui ne respectent pas les honoraires et les autres montants résultant des dispositions de l'article 34, § 13, ainsi que pour les accoucheuses, les auxiliaires paramédicaux et les gestionnaires des établissements de soins qui ne respectent pas les honoraires et les prix résultant des dispositions de l'article 33, § 5, les sanctions administratives sont déterminées conformément à l'alinéa 1er. "
Art.37. In artikel 121 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 6 augustus 1993, wordt een 18°bis ingevoegd, luidende :
" 18°bis. De stortingen te voldoen door de verantwoordelijken voor het in de handel brengen van geneesmiddelen krachtens een prijsvolumeovereenkomst gesloten op grond van artikel 34sedecies, in geval van overschrijding van de vooropgestelde maximumuitgaven ten laste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging. "
" 18°bis. De stortingen te voldoen door de verantwoordelijken voor het in de handel brengen van geneesmiddelen krachtens een prijsvolumeovereenkomst gesloten op grond van artikel 34sedecies, in geval van overschrijding van de vooropgestelde maximumuitgaven ten laste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging. "
Art.37. Dans l'article 121 de la même loi, modifié en dernier lieu par la loi du 6 août 1993, il est inséré un 18°bis, rédigé comme suit :
" 18°bis. Les versements à effectuer par les responsables de la mise sur le marché de médicaments en vertu d'un contrat prix-volume conclu sur la base de l'article 34sedecies, en cas de dépassement des dépenses maximales prévues à charge de l'assurance soins de santé obligatoire. "
" 18°bis. Les versements à effectuer par les responsables de la mise sur le marché de médicaments en vertu d'un contrat prix-volume conclu sur la base de l'article 34sedecies, en cas de dépassement des dépenses maximales prévues à charge de l'assurance soins de santé obligatoire. "
Art.38. Artikel 135 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 408 van 18 april 1986 en bij de wet van 29 december 1990, wordt aangevuld met het volgende lid :
" Uiterlijk vanaf het dienstjaar 1995, onder door de Koning te bepalen voorwaarden en nadere regelen, dienen deze statistische tabellen ook de uitgaven te bevatten betreffende alle verstrekkingen die in elke verplegingsinrichting worden vericht voor niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden. "
" Uiterlijk vanaf het dienstjaar 1995, onder door de Koning te bepalen voorwaarden en nadere regelen, dienen deze statistische tabellen ook de uitgaven te bevatten betreffende alle verstrekkingen die in elke verplegingsinrichting worden vericht voor niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden. "
Art.38. L'article 135 de la même loi, modifié par l'arrêté royal n° 408 du 18 avril 1986 et par la loi du 29 décembre 1990, est complété par l'alinéa suivant :
" A partir de l'exercice 1995 au plus tard, selon les conditions et modalités fixées par le Roi, ces tableaux statistiques doivent également contenir les dépenses relatives à toutes les prestations qui sont effectuées dans chaque établissement hospitalier pour des bénéficiaires non hospitalisés. "
" A partir de l'exercice 1995 au plus tard, selon les conditions et modalités fixées par le Roi, ces tableaux statistiques doivent également contenir les dépenses relatives à toutes les prestations qui sont effectuées dans chaque établissement hospitalier pour des bénéficiaires non hospitalisés. "
Art.39. In artikel 153, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 8 april 1965, 7 november 1987, 22 december 1989, 29 december 1990 en 26 juni 1992 en het koninklijk besluit nr. 283 van 31 maart 1984, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 7 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 7. Voor de verstrekkingen die verricht worden met zware medische apparatuur of in medische diensten of medisch-technische diensten, bedoeld in de voornoemde wet van 23 december 1963, zoals ze door de Koning worden omschreven, wordt het toekennen van een verzekeringstegemoetkoming afhankelijk gesteld van de voorwaarden dat die verstrekkingen worden uitgevoerd met apparatuur of in diensten die :
1° overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen inzake programmatie en erkenning van vorenbedoelde wet op de ziekenhuizen en haar uitvoeringsbesluiten werden geïnstalleerd en geëxploiteerd;
2° door de minister die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft, zijn erkend op grond van de door de Koning bepaalde criteria die inzonderheid betrekking kunnen hebben op kwantiteitscontrole en financiering.
Ongeacht andersluidende bepalingen van deze wet, kan de Koning eveneens, op voordracht van de minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, de honoraria beperken voor de hierbovenbedoelde verstrekkingen die verricht worden met zware medische toestellen of in medische diensten of in medische technische diensten, die zonder toestemming werden geïnstalleerd of opgericht. ";
2° er wordt een § 8bis ingevoegd, luidende :
" § 8bis. Voor de verstrekkingen zoals zij door Hem worden omschreven, kan de Koning de verzekeringstegemoetkoming geheel of gedeeltelijk afhankelijk maken van de naleving van kwalitatieve en kwantitatieve normen betreffende een goede medische praktijk die worden vastgesteld door de minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft op voorstel of na advies van het Verzekeringscomité.
Deze minister bepaalt eveneens de procedure voor de vaststelling van de normen en voor het toezicht op de naleving ervan na advies van het Verzekeringscomité. ";
3° in § 9 wordt de vermelding " §§ 6 en 8 " vervangen door de vermelding " §§ 6, 8 en 8bis ".
1° § 7 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 7. Voor de verstrekkingen die verricht worden met zware medische apparatuur of in medische diensten of medisch-technische diensten, bedoeld in de voornoemde wet van 23 december 1963, zoals ze door de Koning worden omschreven, wordt het toekennen van een verzekeringstegemoetkoming afhankelijk gesteld van de voorwaarden dat die verstrekkingen worden uitgevoerd met apparatuur of in diensten die :
1° overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen inzake programmatie en erkenning van vorenbedoelde wet op de ziekenhuizen en haar uitvoeringsbesluiten werden geïnstalleerd en geëxploiteerd;
2° door de minister die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft, zijn erkend op grond van de door de Koning bepaalde criteria die inzonderheid betrekking kunnen hebben op kwantiteitscontrole en financiering.
Ongeacht andersluidende bepalingen van deze wet, kan de Koning eveneens, op voordracht van de minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, de honoraria beperken voor de hierbovenbedoelde verstrekkingen die verricht worden met zware medische toestellen of in medische diensten of in medische technische diensten, die zonder toestemming werden geïnstalleerd of opgericht. ";
2° er wordt een § 8bis ingevoegd, luidende :
" § 8bis. Voor de verstrekkingen zoals zij door Hem worden omschreven, kan de Koning de verzekeringstegemoetkoming geheel of gedeeltelijk afhankelijk maken van de naleving van kwalitatieve en kwantitatieve normen betreffende een goede medische praktijk die worden vastgesteld door de minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft op voorstel of na advies van het Verzekeringscomité.
Deze minister bepaalt eveneens de procedure voor de vaststelling van de normen en voor het toezicht op de naleving ervan na advies van het Verzekeringscomité. ";
3° in § 9 wordt de vermelding " §§ 6 en 8 " vervangen door de vermelding " §§ 6, 8 en 8bis ".
Art.39. A l'article 153 de la même loi, modifié par les lois des 8 avril 1965, 7 novembre 1987, 22 décembre 1989, 29 décembre 1990 et 26 juin 1992 et l'arrêté royal n° 283 du 31 mars 1984, sont apportées les modifications suivantes :
1° le § 7 est remplacé par la disposition suivante :
" § 7. Pour les prestations effectuées au moyen de l'appareillage médical lourd ou dans des services médicaux ou des services médico-techniques visés dans la loi du 23 décembre 1963 susvisée telles qu'elles sont définies par le Roi, l'octroi d'une intervention de l'assurance est subordonné à la condition que ces prestations soient effectuées au moyen d'appareillage ou dans des services qui :
1° ont été installés et sont exploités conformément aux dispositions d'application concernant la programmation et l'agrément de la loi sur les hôpitaux et de ses arrêtés d'exécution;
2° sont agréés par le ministre qui a la Prévoyance sociale dans ses attributions, sur base de critères déterminés par le Roi pouvant se rapporter notamment au contrôle quantitatif et au financement.
Sans préjudice des autres dispositions de la présente loi, le Roi peut également, sur proposition du ministre qui a la Santé publique dans ses attributions, limiter les honoraires pour les prestations visées ci-dessus, effectuées au moyen de l'appareillage médical lourd ou dans des services médicaux ou dans des services médico-techniques et qui ont été installés ou crées sans autorisation. ";
2° il est inséré un § 8bis, rédigé comme suit :
" § 8bis. Pour les prestations telles qu'elles sont définies par Lui, le Roi peut faire dépendre l'intervention de l'assurance en tout ou en partie du respect des normes qualitatives et quantitatives concernant une bonne pratique médicale qui sont fixées par le ministre qui a la Santé publique dans ses attributions sur proposition ou après avis du Comité de l'assurance.
Ce ministre détermine également, après avis du Comité de l'assurance, la procédure pour la fixation de ces normes et le contrôle de leur respect. ";
3° au § 9, la mention " §§ 6 et 8 " est remplacée par la mention " §§ 6, 8 et 8bis ".
1° le § 7 est remplacé par la disposition suivante :
" § 7. Pour les prestations effectuées au moyen de l'appareillage médical lourd ou dans des services médicaux ou des services médico-techniques visés dans la loi du 23 décembre 1963 susvisée telles qu'elles sont définies par le Roi, l'octroi d'une intervention de l'assurance est subordonné à la condition que ces prestations soient effectuées au moyen d'appareillage ou dans des services qui :
1° ont été installés et sont exploités conformément aux dispositions d'application concernant la programmation et l'agrément de la loi sur les hôpitaux et de ses arrêtés d'exécution;
2° sont agréés par le ministre qui a la Prévoyance sociale dans ses attributions, sur base de critères déterminés par le Roi pouvant se rapporter notamment au contrôle quantitatif et au financement.
Sans préjudice des autres dispositions de la présente loi, le Roi peut également, sur proposition du ministre qui a la Santé publique dans ses attributions, limiter les honoraires pour les prestations visées ci-dessus, effectuées au moyen de l'appareillage médical lourd ou dans des services médicaux ou dans des services médico-techniques et qui ont été installés ou crées sans autorisation. ";
2° il est inséré un § 8bis, rédigé comme suit :
" § 8bis. Pour les prestations telles qu'elles sont définies par Lui, le Roi peut faire dépendre l'intervention de l'assurance en tout ou en partie du respect des normes qualitatives et quantitatives concernant une bonne pratique médicale qui sont fixées par le ministre qui a la Santé publique dans ses attributions sur proposition ou après avis du Comité de l'assurance.
Ce ministre détermine également, après avis du Comité de l'assurance, la procédure pour la fixation de ces normes et le contrôle de leur respect. ";
3° au § 9, la mention " §§ 6 et 8 " est remplacée par la mention " §§ 6, 8 et 8bis ".
Art.40. Artikel 33, § 5, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 juli 1971, wordt vervangen door wat volgt :
" De Koning kan, van de dertigste dag af die volgt hetzij op de dag van het verzenden door de Dienst voor geneeskundige verzorging van de tekst van de in de artikelen 30 en 32 bedoelde overeenkomsten, hetzij op die van het aanduiden van de in het vorige lid bedoelde overeenkomsttekst, op voorstel of na gemotiveerd advies van het Verzekeringscomité, voor het hele land of voor bepaalde gewesten, voor alle of voor bepaalde verstrekkingen en voor alle of voor bepaalde kategorieën van rechthebbenden, maximumtarieven van honoraria en prijzen vaststellen, wanneer het aantal individuele toetredingen niet 60 pct. bereikt van het totaal aantal beoefenaars van het betrokken beroep. "
" De Koning kan, van de dertigste dag af die volgt hetzij op de dag van het verzenden door de Dienst voor geneeskundige verzorging van de tekst van de in de artikelen 30 en 32 bedoelde overeenkomsten, hetzij op die van het aanduiden van de in het vorige lid bedoelde overeenkomsttekst, op voorstel of na gemotiveerd advies van het Verzekeringscomité, voor het hele land of voor bepaalde gewesten, voor alle of voor bepaalde verstrekkingen en voor alle of voor bepaalde kategorieën van rechthebbenden, maximumtarieven van honoraria en prijzen vaststellen, wanneer het aantal individuele toetredingen niet 60 pct. bereikt van het totaal aantal beoefenaars van het betrokken beroep. "
Art.40. L'article 33, § 5, alinéa 2, de la même loi, modifié par la loi du 5 juillet 1971, est remplacé par ce qui suit :
" Le Roi peut, dès le trentième jour suivant soit celui de l'envoi par le Service des soins de santé du texte des conventions visées aux articles 30 et 32, soit celui de la présentation du texte de convention visé à l'alinéa précédent, sur proposition ou après avis motivé du Comité de l'assurance, pour tout le pays ou pour certaines régions, pour toutes ou pour certaines prestations et pour toutes ou certaines catégories de bénéficiaires, fixer des tarifs maximum d'honoraires et de prix, lorsque le nombre des adhésions individuelles n'atteint pas 60 p.c. du nombre total des praticiens de la profession intéressée. "
" Le Roi peut, dès le trentième jour suivant soit celui de l'envoi par le Service des soins de santé du texte des conventions visées aux articles 30 et 32, soit celui de la présentation du texte de convention visé à l'alinéa précédent, sur proposition ou après avis motivé du Comité de l'assurance, pour tout le pays ou pour certaines régions, pour toutes ou pour certaines prestations et pour toutes ou certaines catégories de bénéficiaires, fixer des tarifs maximum d'honoraires et de prix, lorsque le nombre des adhésions individuelles n'atteint pas 60 p.c. du nombre total des praticiens de la profession intéressée. "
Art.41. In artikel 25, §§ 1 en 5, van dezelfde wet, respectievelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 22 van 23 maart 1982 en de wet van 29 december 1990, wordt het eerste lid aangevuld als volgt :
" of ter uitvoering van artikel 33, § 5, tweede lid of van artikel 34, § 13, eerste lid. "
" of ter uitvoering van artikel 33, § 5, tweede lid of van artikel 34, § 13, eerste lid. "
Art.41. A l'article 25, §§ 1er et 5, de la même loi, modifiés, respectivement, par l'arrêté royal n° 22 du 23 mars 1982 et par la loi du 29 décembre 1990, l'alinéa 1er est complété comme suit :
" ou en exécution de l'article 33, § 5, alinéa 2 ou de l'article 34, § 13, alinéa 1er. "
" ou en exécution de l'article 33, § 5, alinéa 2 ou de l'article 34, § 13, alinéa 1er. "
Art.42. Artikel 87 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 7 augustus 1987, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
" De vaststelling van het budget dient rekening te houden met de bij wet vastgestelde reële groeinorm. Voor de jaren 1995 en 1996 wordt de groeinorm vastgesteld op 1,5 pct.
De voormelde groeivoet geldt niet voor de herziening van het budget van financiële middelen als bedoeld in artikel 97, tweede lid, c), als gevolg van beslissingen genomen vóór 1 januari 1994. "
" De vaststelling van het budget dient rekening te houden met de bij wet vastgestelde reële groeinorm. Voor de jaren 1995 en 1996 wordt de groeinorm vastgesteld op 1,5 pct.
De voormelde groeivoet geldt niet voor de herziening van het budget van financiële middelen als bedoeld in artikel 97, tweede lid, c), als gevolg van beslissingen genomen vóór 1 januari 1994. "
Art.42. L'article 87 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée par l'arrêté royal du 7 août 1987, est complété par la disposition suivante :
" Pour la fixation du budget, il est tenu compte de la norme de croissance réelle établie par la loi. Pour les années 1995 et 1996, cette norme de croissance est fixée à 1,5 p.c.
La norme de croissance visée ci-dessus n'est pas d'application pour la révision du budget des moyens financiers résultant de décisions prises avant le 1er janvier 1994, en exécution de l'article 97, alinéa 2, c). "
" Pour la fixation du budget, il est tenu compte de la norme de croissance réelle établie par la loi. Pour les années 1995 et 1996, cette norme de croissance est fixée à 1,5 p.c.
La norme de croissance visée ci-dessus n'est pas d'application pour la révision du budget des moyens financiers résultant de décisions prises avant le 1er janvier 1994, en exécution de l'article 97, alinéa 2, c). "
Art.43. In dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het opschrift van afdeling 4 en van onderafdeling 4 van hoofdstuk I van titel III, in artikel 44, eerste lid, en in artikel 116, 10°, worden de woorden " zware medisch-technische diensten " vervangen door de woorden " medische diensten en medisch-technische diensten ";
2° in artikel 44, derde lid, worden de woorden " zware medisch-technische dienst " vervangen door de woorden " medische dienst en medisch-technische dienst ";
3° artikel 44, tweede lid, wordt opgeheven.
1° in het opschrift van afdeling 4 en van onderafdeling 4 van hoofdstuk I van titel III, in artikel 44, eerste lid, en in artikel 116, 10°, worden de woorden " zware medisch-technische diensten " vervangen door de woorden " medische diensten en medisch-technische diensten ";
2° in artikel 44, derde lid, worden de woorden " zware medisch-technische dienst " vervangen door de woorden " medische dienst en medisch-technische dienst ";
3° artikel 44, tweede lid, wordt opgeheven.
Art.43. Dans la même loi, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans l'intitulé de la section 4 et de la sous-section 4 du chapitre Ier du titre III, dans l'article 44, alinéa 1er, et dans l'article 116, 10°, les mots " services médico-techniques lourds " sont remplacés par les mots " services médicaux et services médico-techniques ";
2° dans l'article 44, alinéa 3, les mots " service médico-technique lourd " sont remplacés par les mots " service médical et service médico-technique ";
3° l'article 44, alinéa 2, est abrogé.
1° dans l'intitulé de la section 4 et de la sous-section 4 du chapitre Ier du titre III, dans l'article 44, alinéa 1er, et dans l'article 116, 10°, les mots " services médico-techniques lourds " sont remplacés par les mots " services médicaux et services médico-techniques ";
2° dans l'article 44, alinéa 3, les mots " service médico-technique lourd " sont remplacés par les mots " service médical et service médico-technique ";
3° l'article 44, alinéa 2, est abrogé.
TITEL IV. - Prijsbepaling van de terugbetaalbare geneesmiddelen in het kader van de geneeskundige verzorging en uitkeringen.
TITRE IV. - De la fixation des prix des médicaments remboursables dans le cadre de l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités.
Art.44. In titel VI van de programmawet van 22 december 1989, wordt een hoofdstuk IIbis ingevoegd, dat een artikel 316bis omvat, luidende :
" Hoofdstuk IIbis - Prijsbepaling van de terugbetaalbare geneesmiddelen in het kader van de prijs-volume-contracten voor innoverende geneesmiddelen.
Art. 316bis. De minister die bevoegd is voor Economische Zaken en de minister die bevoegd is voor Sociale Zaken kunnen, rekening houdend met de bepaling bedoeld in artikel 34sedecies van de wet van 9 augustus 1963 tot vaststelling en organisatie van een regeling van verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, voor innoverende geneesmiddelen, in onderlinge overeenstemming contracten met individuele ondernemingen afsluiten bevattende verbintenissen met betrekking tot prijzen, volumes, jaarlijkse uitgaven voor terugbetalingen ten laste van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en omtrent uit te voeren compensaties wanneer deze uitgaven overschreden worden. Deze contracten worden afgesloten voor de bepaalde termijn. "
" Hoofdstuk IIbis - Prijsbepaling van de terugbetaalbare geneesmiddelen in het kader van de prijs-volume-contracten voor innoverende geneesmiddelen.
Art. 316bis. De minister die bevoegd is voor Economische Zaken en de minister die bevoegd is voor Sociale Zaken kunnen, rekening houdend met de bepaling bedoeld in artikel 34sedecies van de wet van 9 augustus 1963 tot vaststelling en organisatie van een regeling van verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, voor innoverende geneesmiddelen, in onderlinge overeenstemming contracten met individuele ondernemingen afsluiten bevattende verbintenissen met betrekking tot prijzen, volumes, jaarlijkse uitgaven voor terugbetalingen ten laste van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en omtrent uit te voeren compensaties wanneer deze uitgaven overschreden worden. Deze contracten worden afgesloten voor de bepaalde termijn. "
Art.44. Il est inséré dans le titre VI de la loi-programme du 22 décembre 1989, un chapitre IIbis, comprenant un article 316bis, rédigé comme suit :
" Chapitre IIbis. - De la fixation des prix des médicaments remboursables dans le cadre des contrats prix-volume pour les médicaments innovateurs.
Art. 316bis. Le ministre qui a les Affaires économiques dans ses attributions et le ministre qui a les Affaires sociales dans ses attributions peuvent, pour les médicaments innovateurs, compte tenu de la disposition prévue à l'article 34sedecies de la loi du 9 août 1963 instituant et organisant un régime d'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, conclure de commun accord des contrats avec des entreprises individuelles comportant des engagements relatifs aux prix, aux volumes, aux dépenses de remboursement annuelles à charge de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité et aux compensations à effectuer lorsque ces dépenses sont dépassées. Ces contrats sont conclus pour une durée déterminée. "
" Chapitre IIbis. - De la fixation des prix des médicaments remboursables dans le cadre des contrats prix-volume pour les médicaments innovateurs.
Art. 316bis. Le ministre qui a les Affaires économiques dans ses attributions et le ministre qui a les Affaires sociales dans ses attributions peuvent, pour les médicaments innovateurs, compte tenu de la disposition prévue à l'article 34sedecies de la loi du 9 août 1963 instituant et organisant un régime d'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, conclure de commun accord des contrats avec des entreprises individuelles comportant des engagements relatifs aux prix, aux volumes, aux dépenses de remboursement annuelles à charge de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité et aux compensations à effectuer lorsque ces dépenses sont dépassées. Ces contrats sont conclus pour une durée déterminée. "
TITEL V. - Vergoeding van bepaalde slachtoffers van verkeersongevallen.
TITRE V. - De l'indemnisation de certaines victimes d'accidents de la circulation.
Art.45. In de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, wordt een nieuw hoofdstuk Vbis ingevoegd, dat de artikelen 29bis en 29ter omvat, luidende :
" Hoofdstuk Vbis. - Vergoeding van bepaalde slachtoffers van verkeersongevallen.
Art. 29bis. § 1. Bij een verkeersongeval waarbij een motorrijtuig betrokken is, wordt, met uitzondering van de stoffelijke schade, alle schade veroorzaakt aan elk slachtoffer of zijn rechthebbenden en voortvloeiend uit lichamelijke letsels of het overlijden, vergoed door de verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt van de eigenaar of de houder van het motorrijtuig overeenkomstig deze wet, of, bij gebreke van verzekering, door het Gemeenschappelijk Waarborgfonds bedoeld in artikel 50 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.
De verzekeringsinstellingen in de zin van artikel 2 van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, die de slachtoffers bedoeld in het eerste lid hebben vergoed, treden in de rechten van die slachtoffers.
Het slachtoffer dat een onverschoonbare fout heeft begaan, kan zich niet op de bepalingen van het eerste lid beroepen indien het ouder is dan 14 jaar.
§ 2. De bestuurder en de passagiers van een motorrijtuig en hun rechthebbenden kunnen zich niet beroepen op de bepalingen van dit artikel.
§ 3. Onder motorrijtuig moet worden verstaan ieder voertuig bedoeld in artikel 1 van deze wet met uitzondering van het voertuig dat in het verkeer wordt gebracht en waarmee niet sneller dan stapvoets kan worden gereden.
§ 4. De verzekeraar of het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds kunnen hun subrogatierecht niet uitoefenen tegen de voor de schade aansprakelijke persoon of zijn rechthebbenden, voor de schadevergoeding die zij hun krachtens dit artikel hebben betaald.
Die vergoedingen zijn niet vatbaar voor beslag of schuldvergelijking met het oog op de vordering van de andere vergoedingen uit hoofde van het verkeersongeval.
§ 5. De regels betreffende de burgerrechtelijke aansprakelijkheid blijven van toepassing op alles wat niet uitdrukkelijk bij dit artikel wordt geregeld.
Art. 29ter. Onverminderd artikel 33 van deze wet, treedt dit hoofdstuk in werking op 1 januari 1995. "
" Hoofdstuk Vbis. - Vergoeding van bepaalde slachtoffers van verkeersongevallen.
Art. 29bis. § 1. Bij een verkeersongeval waarbij een motorrijtuig betrokken is, wordt, met uitzondering van de stoffelijke schade, alle schade veroorzaakt aan elk slachtoffer of zijn rechthebbenden en voortvloeiend uit lichamelijke letsels of het overlijden, vergoed door de verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt van de eigenaar of de houder van het motorrijtuig overeenkomstig deze wet, of, bij gebreke van verzekering, door het Gemeenschappelijk Waarborgfonds bedoeld in artikel 50 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.
De verzekeringsinstellingen in de zin van artikel 2 van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, die de slachtoffers bedoeld in het eerste lid hebben vergoed, treden in de rechten van die slachtoffers.
Het slachtoffer dat een onverschoonbare fout heeft begaan, kan zich niet op de bepalingen van het eerste lid beroepen indien het ouder is dan 14 jaar.
§ 2. De bestuurder en de passagiers van een motorrijtuig en hun rechthebbenden kunnen zich niet beroepen op de bepalingen van dit artikel.
§ 3. Onder motorrijtuig moet worden verstaan ieder voertuig bedoeld in artikel 1 van deze wet met uitzondering van het voertuig dat in het verkeer wordt gebracht en waarmee niet sneller dan stapvoets kan worden gereden.
§ 4. De verzekeraar of het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds kunnen hun subrogatierecht niet uitoefenen tegen de voor de schade aansprakelijke persoon of zijn rechthebbenden, voor de schadevergoeding die zij hun krachtens dit artikel hebben betaald.
Die vergoedingen zijn niet vatbaar voor beslag of schuldvergelijking met het oog op de vordering van de andere vergoedingen uit hoofde van het verkeersongeval.
§ 5. De regels betreffende de burgerrechtelijke aansprakelijkheid blijven van toepassing op alles wat niet uitdrukkelijk bij dit artikel wordt geregeld.
Art. 29ter. Onverminderd artikel 33 van deze wet, treedt dit hoofdstuk in werking op 1 januari 1995. "
Art.45. Il est inséré dans la loi du 21 novembre 1989 relative a l'assurance obligatoire de la responsabilité en matière de véhicules automoteurs, un chapitre Vbis nouveau, comprenant les articles 29bis et 29ter, rédigé comme suit :
" Chapitre Vbis. - De l'indemnisation de certaines victimes d'accidents de la circulation.
Art. 29bis. § 1. A l'exception des dégâts matériels, tous les dommages résultant de lésions corporelles ou du décès, causés à toute victime d'un accident de la circulation ou a ses ayants droit, dans lequel est impliqué un véhicule automoteur, sont indemnisés par l'assureur qui couvre la responsabilité du propriétaire ou du détenteur de ce véhicule automoteur conformément à la présente loi, ou, à défaut d'assurance, par le Fonds commun de garantie visé à l'article 50 de la loi du 9 juillet 1975 relative au contrôle des entreprises d'assurance.
Les organismes assureurs, au sens de l'article 2 de la loi du 9 août 1963 instituant et organisant un régime d'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, qui ont indemnisé les victimes visées à l'alinéa précédent sont subrogés dans les droits de celles-ci.
La victime âgée de plus de 14 ans qui a commis une faute inexcusable ne peut se prévaloir des dispositions visées à l'alinéa 1er.
§ 2. Le conducteur et les passagers d'un véhicule automoteur et leurs ayants droit ne peuvent se prévaloir du présent article.
§ 3. Il faut entendre par véhicule automoteur tout véhicule visé à l'article 1er de la présente loi, à l'exclusion du véhicule mis en circulation et qui ne permet pas de circuler à une vitesse supérieure à l'allure du pas.
§ 4. L'assureur ou le Fonds commun de garantie automobile ne peuvent exercer leur droit de subrogation contre le responsable du dommage ou ses ayants droit pour les indemnités qu'ils leur ont payées en vertu du présent article.
Ces indemnités ne peuvent faire l'objet de compensation ou de saisie en vue du paiement des autres indemnités dues à raison de l'accident de la circulation.
§ 5. Les règles de la responsabilité civile restent d'application pour tout ce qui n'est pas régi expressément par le présent article.
Art. 29ter. Sans préjudice de l'article 33 de la présente loi, le présent chapitre entre en vigueur le 1er janvier 1995. "
" Chapitre Vbis. - De l'indemnisation de certaines victimes d'accidents de la circulation.
Art. 29bis. § 1. A l'exception des dégâts matériels, tous les dommages résultant de lésions corporelles ou du décès, causés à toute victime d'un accident de la circulation ou a ses ayants droit, dans lequel est impliqué un véhicule automoteur, sont indemnisés par l'assureur qui couvre la responsabilité du propriétaire ou du détenteur de ce véhicule automoteur conformément à la présente loi, ou, à défaut d'assurance, par le Fonds commun de garantie visé à l'article 50 de la loi du 9 juillet 1975 relative au contrôle des entreprises d'assurance.
Les organismes assureurs, au sens de l'article 2 de la loi du 9 août 1963 instituant et organisant un régime d'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, qui ont indemnisé les victimes visées à l'alinéa précédent sont subrogés dans les droits de celles-ci.
La victime âgée de plus de 14 ans qui a commis une faute inexcusable ne peut se prévaloir des dispositions visées à l'alinéa 1er.
§ 2. Le conducteur et les passagers d'un véhicule automoteur et leurs ayants droit ne peuvent se prévaloir du présent article.
§ 3. Il faut entendre par véhicule automoteur tout véhicule visé à l'article 1er de la présente loi, à l'exclusion du véhicule mis en circulation et qui ne permet pas de circuler à une vitesse supérieure à l'allure du pas.
§ 4. L'assureur ou le Fonds commun de garantie automobile ne peuvent exercer leur droit de subrogation contre le responsable du dommage ou ses ayants droit pour les indemnités qu'ils leur ont payées en vertu du présent article.
Ces indemnités ne peuvent faire l'objet de compensation ou de saisie en vue du paiement des autres indemnités dues à raison de l'accident de la circulation.
§ 5. Les règles de la responsabilité civile restent d'application pour tout ce qui n'est pas régi expressément par le présent article.
Art. 29ter. Sans préjudice de l'article 33 de la présente loi, le présent chapitre entre en vigueur le 1er janvier 1995. "
TITEL VI. - Brugpensioenen.
TITRE VI. - Des prépensions.
HOOFDSTUK I. - Halftijds brugpensioen.
CHAPITRE I. - Des prépensions à mi-temps.
Art.46. [1 (NOTE : opgeheven met afwijking)]1 De oudere werknemers die met hun werkgever een akkoord bereiken om hun arbeidsprestaties te halveren in het kader van een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit, worden gelijkgesteld met onvrijwillige werklozen voor de toepassing van artikel 7, § 1, derde lid, i), van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
De in het eerste lid bedoelde werknemers worden gelijkgesteld met de werknemers die vanaf de leeftijd van 50 jaar hun met een voltijdse arbeidsregeling overeenstemmende arbeidsprestaties gehalveerd hebben overeenkomstig artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, voor wat betreft hun rechten in geval van eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever en hun rechten ten opzichte van de sectoren van de sociale zekerheid, andere dan de werkloosheidsverzekering.
De in het eerste lid bedoelde werknemers worden gelijkgesteld met de werknemers die vanaf de leeftijd van 50 jaar hun met een voltijdse arbeidsregeling overeenstemmende arbeidsprestaties gehalveerd hebben overeenkomstig artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, voor wat betreft hun rechten in geval van eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever en hun rechten ten opzichte van de sectoren van de sociale zekerheid, andere dan de werkloosheidsverzekering.
Modifications
Art.46. [1 (NOTE : abrogé avec dérogation)]1 Les travailleurs âgés qui conviennent avec leur employeur de réduire leurs prestations de travail à mi-temps, dans le cadre d'une convention collective de travail, conclue au sein du Conseil national du travail, instituant un régime d'indemnité complémentaire, rendue obligatoire par arrêté royal, sont assimilés à des chômeurs involontaires pour l'application de l'article 7, § 1er, alinéa 3, i), de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs.
Les travailleurs visés à l'alinéa 1er sont assimilés aux travailleurs qui, à partir de l'âge de 50 ans, réduisent de moitié leurs prestations de travail correspondant à un régime de travail à temps plein conformément à l'article 102 de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales, pour ce qui concerne leurs droits en cas de résiliation unilatérale du contrat de travail par l'employeur et leurs droits vis-à-vis des secteurs de la sécurité sociale autres que l'assurance chômage.
Les travailleurs visés à l'alinéa 1er sont assimilés aux travailleurs qui, à partir de l'âge de 50 ans, réduisent de moitié leurs prestations de travail correspondant à un régime de travail à temps plein conformément à l'article 102 de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales, pour ce qui concerne leurs droits en cas de résiliation unilatérale du contrat de travail par l'employeur et leurs droits vis-à-vis des secteurs de la sécurité sociale autres que l'assurance chômage.
Modifications
Art.47. In artikel 132 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 443 van 14 augustus 1986 en bij de wet van 29 december 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden " of een oudere werknemer die met zijn werkgever een akkoord bereikt om zijn arbeidsprestaties te halveren in het kader van een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding " ingevoegd tussen de woorden " een oudere ontslagen werknemer " en de woorden " die een aanvullende vergoeding geniet ";
2° in het vierde lid, 1° en 2° worden de woorden " tweede lid " vervangen door de woorden " tweede of derde lid ";
3° in het vijfde lid worden de woorden " derde lid, 1° " vervangen door de woorden " vierde lid, 1° ";
4° in het zevende lid worden de woorden " vierde lid " vervangen door de woorden " vijfde lid ".
1° in het eerste lid worden de woorden " of een oudere werknemer die met zijn werkgever een akkoord bereikt om zijn arbeidsprestaties te halveren in het kader van een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding " ingevoegd tussen de woorden " een oudere ontslagen werknemer " en de woorden " die een aanvullende vergoeding geniet ";
2° in het vierde lid, 1° en 2° worden de woorden " tweede lid " vervangen door de woorden " tweede of derde lid ";
3° in het vijfde lid worden de woorden " derde lid, 1° " vervangen door de woorden " vierde lid, 1° ";
4° in het zevende lid worden de woorden " vierde lid " vervangen door de woorden " vijfde lid ".
Art.47. A l'article 132 de la loi du 1er août 1985 portant des dispositions sociales, modifiée par l'arrêté royal n° 443 du 14 août 1986 et par la loi du 29 décembre 1990, les modifications suivantes sont apportées :
1° à l'alinéa 1er, les mots " ou un travailleur âgé qui convient avec son employeur de réduire ses prestations de travail à mi-temps, dans le cadre d'une convention collective de travail, conclue au sein du Conseil national du travail, instituant un régime d'indemnité complémentaire " sont insérés entre les mots " un travailleur âgé licencie " et les mots " qui bénéficie d'une indemnité complémentaire ";
2° dans l'alinéa 4, 1° et 2°, les mots " alinéa 2 " sont remplacés par les mots " alinéas 2 ou 3 ";
3° dans l'alinéa 5, les mots " alinéas 3, 1° " sont remplacés par les mots " alinéa 4, 1° ".
4° dans l'alinéa 7, les mots " alinéa 4 " sont remplaces par les mots " alinéa 5 ".
1° à l'alinéa 1er, les mots " ou un travailleur âgé qui convient avec son employeur de réduire ses prestations de travail à mi-temps, dans le cadre d'une convention collective de travail, conclue au sein du Conseil national du travail, instituant un régime d'indemnité complémentaire " sont insérés entre les mots " un travailleur âgé licencie " et les mots " qui bénéficie d'une indemnité complémentaire ";
2° dans l'alinéa 4, 1° et 2°, les mots " alinéa 2 " sont remplacés par les mots " alinéas 2 ou 3 ";
3° dans l'alinéa 5, les mots " alinéas 3, 1° " sont remplacés par les mots " alinéa 4, 1° ".
4° dans l'alinéa 7, les mots " alinéa 4 " sont remplaces par les mots " alinéa 5 ".
Art.48. § 1. Artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, wordt aangevuld met een § 5, luidende :
" § 5. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de oudere werknemer die met zijn werkgever een akkoord bereikt om zijn arbeidsprestaties te halveren in het kader van een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding. "
§ 2. Artikel 268, § 1, eerste lid, van de programmawet van 22 december 1989, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991, wordt aangevuld met de volgende zin :
" In het geval van halftijds brugpensioen wordt dit bedrag gehalveerd. "
" § 5. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de oudere werknemer die met zijn werkgever een akkoord bereikt om zijn arbeidsprestaties te halveren in het kader van een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding. "
§ 2. Artikel 268, § 1, eerste lid, van de programmawet van 22 december 1989, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991, wordt aangevuld met de volgende zin :
" In het geval van halftijds brugpensioen wordt dit bedrag gehalveerd. "
Art.48. § 1. L'article 141 de la loi du 29 décembre 1990 portant des dispositions sociales, est complété par un § 5 rédigé comme suit :
" § 5. Les dispositions du présent article ne sont pas applicables au travailleurs âgé qui convient avec son employeur de réduire ses prestations de travail à mi-temps, dans le cadre d'une convention collective de travail, conclue au sein du Conseil national du travail, instituant un régime d'indemnité complémentaire. "
§ 2. L'article 268, § 1er, alinéa 1er, de la loi-programme du 22 décembre 1989, modifié par la loi du 20 juillet 1991, est complété par la phrase suivante :
" Dans le cas de la prépension à mi-temps, ce montant est réduit de moitié. "
" § 5. Les dispositions du présent article ne sont pas applicables au travailleurs âgé qui convient avec son employeur de réduire ses prestations de travail à mi-temps, dans le cadre d'une convention collective de travail, conclue au sein du Conseil national du travail, instituant un régime d'indemnité complémentaire. "
§ 2. L'article 268, § 1er, alinéa 1er, de la loi-programme du 22 décembre 1989, modifié par la loi du 20 juillet 1991, est complété par la phrase suivante :
" Dans le cas de la prépension à mi-temps, ce montant est réduit de moitié. "
HOOFDSTUK II. - Inhouding op de brugpensioenen.
CHAPITRE II. - Retenue sur les prépensions.
Art.49. In artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 33 van 30 maart 1982 betreffende een inhouding op invaliditeitsuitkeringen en brugpensioenen, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 52 van 2 juli 1982 en bij de koninklijke besluiten van 13 april 1989, 24 april 1990, 1 maart 1991 en 27 januari 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, 3°, worden de woorden " met inbegrip van het halftijds brugpensioen " ingevoegd tussen de woorden " op het conventioneel brugpensioen " en de woorden " waarvan het eerste gedeelte geldt als werkloosheidsuitkering ";
2° in het tweede lid wordt de volgende zin tussen de eerste en de tweede zin gevoegd :
" In het geval van halftijds brugpensioen wordt dit bedrag gehalveerd. "
1° in het eerste lid, 3°, worden de woorden " met inbegrip van het halftijds brugpensioen " ingevoegd tussen de woorden " op het conventioneel brugpensioen " en de woorden " waarvan het eerste gedeelte geldt als werkloosheidsuitkering ";
2° in het tweede lid wordt de volgende zin tussen de eerste en de tweede zin gevoegd :
" In het geval van halftijds brugpensioen wordt dit bedrag gehalveerd. "
Art.49. A l'article 1er de l'arrêté royal n° 33 du 30 mars 1982 relatif à une retenue sur des indemnités d'invalidité et des prépensions, modifié par l'arrêté royal n° 52 du 2 juillet 1982 et par les arrêtés royaux des 13 avril 1989, 24 avril 1990, 1er mars 1991 et 27 janvier 1992, les modifications suivantes sont apportées :
1° à l'alinéa 1er, 3°, les mots " , y compris la prépension à mi-temps " sont insérés entre les mots " sur la prépension conventionnelle " et les mots " dont la première partie vaut allocation de chômage ";
2° à l'alinéa 2, la phrase suivante est insérée entre la première phrase et la deuxième phrase :
" Dans le cas de la prépension à mi-temps, ce montant est réduit de moitié. "
1° à l'alinéa 1er, 3°, les mots " , y compris la prépension à mi-temps " sont insérés entre les mots " sur la prépension conventionnelle " et les mots " dont la première partie vaut allocation de chômage ";
2° à l'alinéa 2, la phrase suivante est insérée entre la première phrase et la deuxième phrase :
" Dans le cas de la prépension à mi-temps, ce montant est réduit de moitié. "
Art.50. (opgeheven) <W 2006-12-27/32, art. 146, 034; Inwerkingtreding : 01-04-2010>
Art.50. (abrogé) <L 2006-12-27/32, art. 146, 034; En vigueur : 01-04-2010>
Art.51. De artikelen 46 tot en met 49 hebben uitwerking op 1 januari 1994.
Artikel 50 treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum die niet later mag vallen dan 1 april 1994.
Artikel 50 treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum die niet later mag vallen dan 1 april 1994.
Art.51. Les articles 46 à 49 produisent leurs effets le 1er janvier 1994.
L'article 50 entre en vigueur à une date qui sera fixée par le Roi et qui ne peut être postérieure au 1er avril 1994.
L'article 50 entre en vigueur à une date qui sera fixée par le Roi et qui ne peut être postérieure au 1er avril 1994.
TITEL VII. - Bepalingen met betrekking tot de arbeidsongevallen en de beroepsziekten.
TITRE VII. - Dispositions relatives aux accidents du travail et aux maladies professionnelles.
HOOFDSTUK I. - Arbeidsongevallen.
CHAPITRE I. - Accidents du travail.
Art.52. Artikel 45bis, eerste lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 530 van 31 maart 1987, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Behalve voor de ongevallen bedoeld in de artikelen 45ter en 45quater wordt, indien de rente na het verstrijken van de herzieningstermijn berekend wordt op een graad van blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 10 pct., de waarde van de lijfrente, verminderd overeenkomstig artikel 24, derde lid, aan de getroffene als kapitaal uitbetaald binnen een maand na het verstrijken van bedoelde termijn. "
" Behalve voor de ongevallen bedoeld in de artikelen 45ter en 45quater wordt, indien de rente na het verstrijken van de herzieningstermijn berekend wordt op een graad van blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 10 pct., de waarde van de lijfrente, verminderd overeenkomstig artikel 24, derde lid, aan de getroffene als kapitaal uitbetaald binnen een maand na het verstrijken van bedoelde termijn. "
Art.52. L'article 45bis, alinéa 1er, de la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail, inséré par l'arrêté royal n° 530 du 31 mars 1987, est remplacé par la disposition suivante :
" Sauf pour les accidents du travail visés aux articles 45ter et 45quater, si la rente, après l'expiration du délai de révision, est calculée sur un taux d'incapacité permanente de travail inférieur à 10 p.c. la valeur de la rente viagère, diminuée conformément à l'article 24, alinéa 3, est payée à la victime, en capital, dans le mois qui suit l'expiration dudit délai. "
" Sauf pour les accidents du travail visés aux articles 45ter et 45quater, si la rente, après l'expiration du délai de révision, est calculée sur un taux d'incapacité permanente de travail inférieur à 10 p.c. la valeur de la rente viagère, diminuée conformément à l'article 24, alinéa 3, est payée à la victime, en capital, dans le mois qui suit l'expiration dudit délai. "
Art.53. In dezelfde wet wordt een artikel 45quater ingevoegd, luidende :
" Art. 45quater. Voor de ongevallen overkomen vanaf 1 januari 1988 en waarvoor de vaststelling van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 10 pct. geschiedt hetzij bij een bekrachtiging van de overeenkomst met datum vanaf 1 januari 1994, hetzij bij een gerechtelijke beslissing die op een datum vanaf 1 januari 1994 in kracht van gewijsde treedt, wordt de waarde van de jaarlijkse vergoeding en van de rente als kapitaal gestort bij het Fonds voor arbeidsongevallen, zoals bepaald in artikel 51ter.
In die gevallen vindt artikel 45, eerste lid, geen toepassing. "
" Art. 45quater. Voor de ongevallen overkomen vanaf 1 januari 1988 en waarvoor de vaststelling van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 10 pct. geschiedt hetzij bij een bekrachtiging van de overeenkomst met datum vanaf 1 januari 1994, hetzij bij een gerechtelijke beslissing die op een datum vanaf 1 januari 1994 in kracht van gewijsde treedt, wordt de waarde van de jaarlijkse vergoeding en van de rente als kapitaal gestort bij het Fonds voor arbeidsongevallen, zoals bepaald in artikel 51ter.
In die gevallen vindt artikel 45, eerste lid, geen toepassing. "
Art.53. Un article 45quater, rédigé comme suit, est inséré dans la même loi :
" Art. 45quater. Pour les accidents survenus à partir du 1er janvier 1988 dans le cas desquels la fixation du taux d'incapacité permanente de travail de moins de 10 p.c. se fait, soit par entérinement de l'accord à une date à partir du 1er janvier 1994, soit par une décision judiciaire coulée en force de chose jugée, à une date à partir du 1er janvier 1994, la valeur de l'allocation annuelle et de la rente est versée en capital au Fonds des accidents du travail, tel qu'il est prévu à l'article 51ter.
Dans ces cas, l'article 45, alinéa 1er, n'est pas d'application. "
" Art. 45quater. Pour les accidents survenus à partir du 1er janvier 1988 dans le cas desquels la fixation du taux d'incapacité permanente de travail de moins de 10 p.c. se fait, soit par entérinement de l'accord à une date à partir du 1er janvier 1994, soit par une décision judiciaire coulée en force de chose jugée, à une date à partir du 1er janvier 1994, la valeur de l'allocation annuelle et de la rente est versée en capital au Fonds des accidents du travail, tel qu'il est prévu à l'article 51ter.
Dans ces cas, l'article 45, alinéa 1er, n'est pas d'application. "
Art.54. In dezelfde wet wordt een artikel 51ter ingevoegd, luidende :
" Art. 51ter. Voor de ongevallen bedoeld in artikel 45quater stort de verzekeraar het kapitaal, overeenstemmend met de overeenkomstig artikel 24, derde lid, verminderde vergoeding en rente, aan het Fonds voor arbeidsongevallen. De Koning bepaalt de voorwaarden, de termijnen en de regels van deze overdracht en van de afrekening in geval van herziening van de ongeschiktheidsgraad in de loop van de in artikel 72 bedoelde termijn.
De verzekeraar verwittigt de getroffene vóór de overdracht van het kapitaal aan het Fonds voor arbeidsongevallen. "
" Art. 51ter. Voor de ongevallen bedoeld in artikel 45quater stort de verzekeraar het kapitaal, overeenstemmend met de overeenkomstig artikel 24, derde lid, verminderde vergoeding en rente, aan het Fonds voor arbeidsongevallen. De Koning bepaalt de voorwaarden, de termijnen en de regels van deze overdracht en van de afrekening in geval van herziening van de ongeschiktheidsgraad in de loop van de in artikel 72 bedoelde termijn.
De verzekeraar verwittigt de getroffene vóór de overdracht van het kapitaal aan het Fonds voor arbeidsongevallen. "
Art.54. Un article 51ter rédigé comme suit est inséré dans la même loi :
" Art. 51ter. Pour les accidents visés à l'article 45quater, l'assureur verse le capital correspondant à l'allocation et à la rente, diminué conformément à l'article 24, alinéa 3, au Fonds des accidents du travail. Le Roi fixe les conditions, délais et modalités de ce transfert, ainsi que du décompte en cas de révision du taux d'incapacité au cours du délai visé à l'article 72.
L'assureur avertit la victime avant le transfert du capital au Fonds des accidents du travail. "
" Art. 51ter. Pour les accidents visés à l'article 45quater, l'assureur verse le capital correspondant à l'allocation et à la rente, diminué conformément à l'article 24, alinéa 3, au Fonds des accidents du travail. Le Roi fixe les conditions, délais et modalités de ce transfert, ainsi que du décompte en cas de révision du taux d'incapacité au cours du délai visé à l'article 72.
L'assureur avertit la victime avant le transfert du capital au Fonds des accidents du travail. "
Art.55. Artikel 58, § 1, van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 530 van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 29 december 1990, wordt aangevuld met een 17° luidend als volgt :
" 17° op basis van het kapitaal dat aan het Fonds is gestort, de jaarlijkse vergoedingen en renten voor de ongevallen bedoeld in artikel 45quater te betalen. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het gedeelte van de kapitalen, bedoeld in artikel 51ter, dat wordt overgedragen aan het Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid, alsmede de regels voor deze overdracht. "
" 17° op basis van het kapitaal dat aan het Fonds is gestort, de jaarlijkse vergoedingen en renten voor de ongevallen bedoeld in artikel 45quater te betalen. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het gedeelte van de kapitalen, bedoeld in artikel 51ter, dat wordt overgedragen aan het Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid, alsmede de regels voor deze overdracht. "
Art.55. L'article 58, § 1er, de la même loi, remplacé par l'arrêté royal n° 530 du 31 mars 1987 et modifie par la loi du 29 décembre 1990, est complété par un 17° libellé comme suit :
" 17° de payer, sur la base du capital versé au Fonds, les allocations annuelles et rentes pour les accidents visés à l'article 45quater. Le Roi fixe, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, la partie des capitaux visés à l'article 51ter qui est transférée au Fonds pour l'équilibre financier de la sécurité sociale, ainsi que les modalités de ce transfert. "
" 17° de payer, sur la base du capital versé au Fonds, les allocations annuelles et rentes pour les accidents visés à l'article 45quater. Le Roi fixe, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, la partie des capitaux visés à l'article 51ter qui est transférée au Fonds pour l'équilibre financier de la sécurité sociale, ainsi que les modalités de ce transfert. "
Art.56. Artikel 58, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 530 van 31 maart 1987 en bij de wet van 29 december 1990, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :
" De bepalingen van het artikel 52 zijn niet van toepassing op de taak bedoeld in § 1, 17°. "
" De bepalingen van het artikel 52 zijn niet van toepassing op de taak bedoeld in § 1, 17°. "
Art.56. L'article 58, § 2, de la même loi, modifié par l'arrêté royal n° 530 du 31 mars 1987 et par la loi du 29 décembre 1990, est complété par un alinéa 2, rédigé comme suit :
" Les dispositions de l'article 52 ne sont pas applicables à la mission visée au § 1er, 17°. "
" Les dispositions de l'article 52 ne sont pas applicables à la mission visée au § 1er, 17°. "
Art.57. Artikel 59, 9°, van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 530 van 31 maart 1987, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 9° De kapitalen bedoeld in artikel 51ter en artikel 59quinquies, eerste lid; "
" 9° De kapitalen bedoeld in artikel 51ter en artikel 59quinquies, eerste lid; "
Art.57. L'article 59, 9°, de la même loi, remplacé par l'arrêté royal n° 530 du 31 mars 1987, est remplacé par la disposition suivante :
" 9° les capitaux visés à l'article 51ter et à l'article 59quinquies, alinéa 1er; ".
" 9° les capitaux visés à l'article 51ter et à l'article 59quinquies, alinéa 1er; ".
Art.58. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 1994.
Art.58. Le présent chapitre entre en vigueur le 1er janvier 1994.
HOOFDSTUK II. - Beroepsziekten.
CHAPITRE II. - Maladies professionnelles.
Art.59. Artikel 35bis, eerste lid, van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 529 van 31 maart 1987, wordt vervangen door de volgende leden :
" Ingeval de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld, gewijzigd of bevestigd na de leeftijd van 65 jaar, wordt bij de evaluatie van deze graad geen rekening gehouden met de vermindering van het normale vermogen tot verdienen veroorzaakt door de feitelijke beperking van de arbeidsmogelijkheden op de arbeidsmarkt.
Indien de getroffene na 31 december 1993 de leeftijd van 65 jaar bereikt, wordt de vermindering van het normale vermogen tot verdienen, veroorzaakt door de feitelijke beperking van de arbeidsmogelijkheden op de arbeidsmarkt, van ambtswege niet meer vergoed vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de gerechtigde de leeftijd van 65 jaar bereikt. "
" Ingeval de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld, gewijzigd of bevestigd na de leeftijd van 65 jaar, wordt bij de evaluatie van deze graad geen rekening gehouden met de vermindering van het normale vermogen tot verdienen veroorzaakt door de feitelijke beperking van de arbeidsmogelijkheden op de arbeidsmarkt.
Indien de getroffene na 31 december 1993 de leeftijd van 65 jaar bereikt, wordt de vermindering van het normale vermogen tot verdienen, veroorzaakt door de feitelijke beperking van de arbeidsmogelijkheden op de arbeidsmarkt, van ambtswege niet meer vergoed vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de gerechtigde de leeftijd van 65 jaar bereikt. "
Art.59. L'article 35bis, alinéa 1er, des lois relatives à la réparation des dommages résultant des maladies professionnelles, coordonnées le 3 juin 1970, inséré par l'arrêté royal n° 529 du 31 mars 1987, est remplacé par les alinéas suivants :
" Si le taux d'incapacité permanente de travail est déterminé, modifié ou confirmé après l'âge de 65 ans, la diminution de la capacité de gain normale produite par la limitation effective des possibilités de travail sur le marché de l'emploi n'est pas prise en considération dans l'évaluation de ce taux.
Si la victime atteint l'âge de 65 ans après le 31 décembre 1993, la diminution de la capacité de gain normale produite par la limitation effective des possibilités de travail sur le marché de l'emploi ne sera d'office plus indemnisée à partir du premier jour du mois qui suit celui au cours duquel elle atteint l'âge de 65 ans. "
" Si le taux d'incapacité permanente de travail est déterminé, modifié ou confirmé après l'âge de 65 ans, la diminution de la capacité de gain normale produite par la limitation effective des possibilités de travail sur le marché de l'emploi n'est pas prise en considération dans l'évaluation de ce taux.
Si la victime atteint l'âge de 65 ans après le 31 décembre 1993, la diminution de la capacité de gain normale produite par la limitation effective des possibilités de travail sur le marché de l'emploi ne sera d'office plus indemnisée à partir du premier jour du mois qui suit celui au cours duquel elle atteint l'âge de 65 ans. "
Art.60. Artikel 45 van dezelfde wetten, vervangen bij de wet van 16 juli 1974 en gewijzigd bij de wet van 29 december 1990, wordt aangevuld met een § 3, luidende :
" § 3. De jaarlijkse vergoedingen voor een blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 10 pct., worden niet aangepast overeenkomstig de bepalingen bedoeld in het eerste lid van de voorgaande paragraaf. "
" § 3. De jaarlijkse vergoedingen voor een blijvende arbeidsongeschiktheid van minder dan 10 pct., worden niet aangepast overeenkomstig de bepalingen bedoeld in het eerste lid van de voorgaande paragraaf. "
Art.60. L'article 45 des mêmes lois, remplacé par la loi du 16 juillet 1974 et modifie par la loi du 29 décembre 1990, est complété par un § 3, rédigé comme suit :
" § 3. Les indemnités annuelles relatives à une incapacité de travail permanente inférieure à 10 p.c. ne sont pas adaptées conformément aux dispositions de l'alinéa 1er du paragraphe précédent. "
" § 3. Les indemnités annuelles relatives à une incapacité de travail permanente inférieure à 10 p.c. ne sont pas adaptées conformément aux dispositions de l'alinéa 1er du paragraphe précédent. "
Art.61. De artikelen 59 en 60 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1994.
(De vergoedingen die evenwel uitbetaald werden tot 31 maart 1994 inbegrepen en die tengevolge van de retroactiviteit bepaald in het eerste lid onverschuldigd blijken, zijn niet terugvorderbaar.) <W 1996-04-29/32, art. 44, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
(De vergoedingen die evenwel uitbetaald werden tot 31 maart 1994 inbegrepen en die tengevolge van de retroactiviteit bepaald in het eerste lid onverschuldigd blijken, zijn niet terugvorderbaar.) <W 1996-04-29/32, art. 44, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Art.61. Les articles 59 et 60 produisent leurs effets le 1er jar 1994.
(Cependant, les indemnités payées jusqu'au 31 mars 1994 inclus qui à la suite de la rétroactivité visée à l'alinéa 1er, se révéleront indues, né sont pas récupérables.) <L 1996-04-29/32, art. 44, 006; En vigueur : 01-01-1994>
(Cependant, les indemnités payées jusqu'au 31 mars 1994 inclus qui à la suite de la rétroactivité visée à l'alinéa 1er, se révéleront indues, né sont pas récupérables.) <L 1996-04-29/32, art. 44, 006; En vigueur : 01-01-1994>
TITEL VIII. - Pensioenen.
TITRE VIII. - Des pensions.
HOOFDSTUK I. - Maatregelen inzake werknemerspensioenen.
CHAPITRE I. - Mesures en matière de pensions des travailleurs salariés.
Art.62. Artikel 22 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 22. Aan de gerechtigden op een pensioen toegekend krachtens deze regeling kan jaarlijks een vakantiegeld en een aanvullende toeslag bij het vakantiegeld worden toegekend.
De Koning bepaalt de voorwaarden van de toekenning en de wijze van uitbetaling van het vakantiegeld en de aanvullende toeslag bij het vakantiegeld en stelt het bedrag ervan vast.
Voor de gerechtigden op een rust- of overlevingspensioen dat is ingegaan vóór 1 januari 1968 worden de door de Koning vastgestelde bedragen verhoogd met 5 pct.
De in dit artikel bedoelde uitkeringen worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de cumulatiemaatregelen betreffende sociale voorzieningen, noch voor de berekening van de bestaansmiddelen, die aan het toekennen van bepaalde voordelen voorafgaat. "
" Art. 22. Aan de gerechtigden op een pensioen toegekend krachtens deze regeling kan jaarlijks een vakantiegeld en een aanvullende toeslag bij het vakantiegeld worden toegekend.
De Koning bepaalt de voorwaarden van de toekenning en de wijze van uitbetaling van het vakantiegeld en de aanvullende toeslag bij het vakantiegeld en stelt het bedrag ervan vast.
Voor de gerechtigden op een rust- of overlevingspensioen dat is ingegaan vóór 1 januari 1968 worden de door de Koning vastgestelde bedragen verhoogd met 5 pct.
De in dit artikel bedoelde uitkeringen worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de cumulatiemaatregelen betreffende sociale voorzieningen, noch voor de berekening van de bestaansmiddelen, die aan het toekennen van bepaalde voordelen voorafgaat. "
Art.62. L'article 22 de l'arrêté royal n° 50 du 24 octobre 1967 relatif aux pensions de retraite et de survie des travailleurs salariés, est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 22. Un pécule de vacances et un pécule complémentaire au pécule de vacances peuvent être accordés annuellement aux bénéficiaires d'une pension octroyée en vertu du présent régime.
Le Roi détermine les conditions d'octroi ainsi que les modalités de paiement du pécule de vacances et du pécule complémentaire au pécule de vacances et en fixe le montant.
Les montants fixés par le Roi sont augmentés de 5 p.c. pour les bénéficiaires d'une pension de retraite ou de survie qui a pris cours avant le 1er janvier 1968.
Les pécules visés au présent article ne sont pas pris en considération pour l'application des règles relatives au cumul de prestations sociales ni pour le calcul des ressources préalable à l'octroi de certains avantages. "
" Art. 22. Un pécule de vacances et un pécule complémentaire au pécule de vacances peuvent être accordés annuellement aux bénéficiaires d'une pension octroyée en vertu du présent régime.
Le Roi détermine les conditions d'octroi ainsi que les modalités de paiement du pécule de vacances et du pécule complémentaire au pécule de vacances et en fixe le montant.
Les montants fixés par le Roi sont augmentés de 5 p.c. pour les bénéficiaires d'une pension de retraite ou de survie qui a pris cours avant le 1er janvier 1968.
Les pécules visés au présent article ne sont pas pris en considération pour l'application des règles relatives au cumul de prestations sociales ni pour le calcul des ressources préalable à l'octroi de certains avantages. "
Art.63. In hetzelfde besluit worden opgeheven :
1° artikel 22bis, ingevoegd bij de wet van 22 december 1977 en vervangen bij het koninklijk besluit nr. 32 van 30 maart 1982;
2° hoofdstuk Vbis dat artikel 22ter omvat, ingevoegd bij de wet van 1 augustus 1985 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 maart 1990.
1° artikel 22bis, ingevoegd bij de wet van 22 december 1977 en vervangen bij het koninklijk besluit nr. 32 van 30 maart 1982;
2° hoofdstuk Vbis dat artikel 22ter omvat, ingevoegd bij de wet van 1 augustus 1985 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 maart 1990.
Art.63. Sont abroges dans le même arrêté :
1° l'article 22bis, inséré par la loi du 22 décembre 1977 et remplacé par l'arrêté royal n° 32 du 30 mars 1982;
2° le chapitre Vbis comprenant l'article 22ter, inséré par la loi du 1er août 1985 et modifié par l'arrêté royal du 19 mars 1990.
1° l'article 22bis, inséré par la loi du 22 décembre 1977 et remplacé par l'arrêté royal n° 32 du 30 mars 1982;
2° le chapitre Vbis comprenant l'article 22ter, inséré par la loi du 1er août 1985 et modifié par l'arrêté royal du 19 mars 1990.
Art.64. De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 januari 1995.
Art.64. Les dispositions du présent chapitre entrent en vigueur le 1er janvier 1995.
HOOFDSTUK II. - Maatregelen inzake de pensioenen voor zelfstandigen.
CHAPITRE II. - Mesures en matière de pensions des travailleurs indépendants.
Art.65. Artikel 131bis, § 1ter, derde lid, van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, ingevoegd bij wet van 30 december 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Elke verhoging van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, ingesteld door de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, geeft op de datum van die verhoging aanleiding tot een proportionele verhoging van de in het vorig lid bepaalde bedragen, alsmede van de in § 1bis bedoelde bedragen van 144 017 frank en 108 013 frank. "
" Elke verhoging van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, ingesteld door de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, geeft op de datum van die verhoging aanleiding tot een proportionele verhoging van de in het vorig lid bepaalde bedragen, alsmede van de in § 1bis bedoelde bedragen van 144 017 frank en 108 013 frank. "
Art.65. L'article 131bis, § 1erter, alinéa 3, de la loi du 15 mai 1984 portant mesures d'harmonisation dans les régimes de pensions, inséré par la loi du 30 décembre 1992, est remplacé par la disposition suivante :
" Toute augmentation du revenu garanti aux personnes âgées instauré par la loi du 1er avril 1969 instaurant un revenu garanti aux personnes âgées, entraîne, à la date de cette augmentation, une majoration proportionnelle des montants prévus à l'alinéa précédent et des montants de 144 017 francs et 108 013 francs prévus au § 1erbis. "
" Toute augmentation du revenu garanti aux personnes âgées instauré par la loi du 1er avril 1969 instaurant un revenu garanti aux personnes âgées, entraîne, à la date de cette augmentation, une majoration proportionnelle des montants prévus à l'alinéa précédent et des montants de 144 017 francs et 108 013 francs prévus au § 1erbis. "
Art.66. In artikel 152 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 augustus 1993, wordt een § 4 ingevoegd, luidende :
" § 4. Met ingang van 1 juli 1994 zijn de bepalingen van § 1 niet meer van toepassing op :
1° de gerechtigden die voldoen aan de loopbaanvoorwaarden bepaald in artikel 131bis, § 1, 2°;
2° de gerechtigden op een pensioen waarvan het jaarlijks bedrag groter is dan het bedrag van het in artikel 131bis, § 1ter, tweede en derde lid, en § 3 bedoelde minimumpensioen vermenigvuldigd met de breuk die de loopbaan van de zelfstandige uitdrukt;
3° de gerechtigden op meerdere pensioenen waarvan het jaarlijks bedrag, hetzij in de regeling voor zelfstandigen alleen, hetzij in de regeling voor zelfstandigen en in iedere andere Belgische regeling inzake rust- en overlevingspensioenen of iedere gelijkaardige regeling van een vreemd land of een regeling die toepasselijk is op het personeel van een volkenrechtelijke instelling samen, groter is dan het bedrag van het in artikel 131bis, § 1ter, tweede en derde lid, en § 3 bedoelde minimumpensioen. "
" § 4. Met ingang van 1 juli 1994 zijn de bepalingen van § 1 niet meer van toepassing op :
1° de gerechtigden die voldoen aan de loopbaanvoorwaarden bepaald in artikel 131bis, § 1, 2°;
2° de gerechtigden op een pensioen waarvan het jaarlijks bedrag groter is dan het bedrag van het in artikel 131bis, § 1ter, tweede en derde lid, en § 3 bedoelde minimumpensioen vermenigvuldigd met de breuk die de loopbaan van de zelfstandige uitdrukt;
3° de gerechtigden op meerdere pensioenen waarvan het jaarlijks bedrag, hetzij in de regeling voor zelfstandigen alleen, hetzij in de regeling voor zelfstandigen en in iedere andere Belgische regeling inzake rust- en overlevingspensioenen of iedere gelijkaardige regeling van een vreemd land of een regeling die toepasselijk is op het personeel van een volkenrechtelijke instelling samen, groter is dan het bedrag van het in artikel 131bis, § 1ter, tweede en derde lid, en § 3 bedoelde minimumpensioen. "
Art.66. A l'article 152 de la même loi, modifié par la loi du 6 août 1993, est inséré un § 4, rédigé comme suit :
" § 4. A partir du 1er juillet 1994, les dispositions du § 1er ne sont plus applicables :
1° aux bénéficiaires qui répondent aux conditions de carrière prévues à l'article 131bis, § 1er, 2°;
2° aux bénéficiaires d'une pension dont le montant annuel est supérieur au montant de la pension minimum garantie visée à l'article 131bis, § 1ter, alinéas 2 et 3, et § 3, multiplié par la fraction accordée à la carrière en tant que travailleur indépendant;
3° aux bénéficiaires de plusieurs pensions dont le montant annuel, soit dans le seul régime des indépendants, soit dans le régime des indépendants et dans tout autre régime belge de pensions de retraite et de survie, ou tout autre régime analogue d'un pays étranger ou dans un régime qui est applicable au personnel d'une institution de droit international public, est supérieur au montant de la pension minimum visée à l'article 131bis, § 1ter, alinéas 2 et 3, et § 3. "
" § 4. A partir du 1er juillet 1994, les dispositions du § 1er ne sont plus applicables :
1° aux bénéficiaires qui répondent aux conditions de carrière prévues à l'article 131bis, § 1er, 2°;
2° aux bénéficiaires d'une pension dont le montant annuel est supérieur au montant de la pension minimum garantie visée à l'article 131bis, § 1ter, alinéas 2 et 3, et § 3, multiplié par la fraction accordée à la carrière en tant que travailleur indépendant;
3° aux bénéficiaires de plusieurs pensions dont le montant annuel, soit dans le seul régime des indépendants, soit dans le régime des indépendants et dans tout autre régime belge de pensions de retraite et de survie, ou tout autre régime analogue d'un pays étranger ou dans un régime qui est applicable au personnel d'une institution de droit international public, est supérieur au montant de la pension minimum visée à l'article 131bis, § 1ter, alinéas 2 et 3, et § 3. "
HOOFDSTUK III. - Algemene maatregelen.
CHAPITRE III. - Mesures générales.
Art.67. § 1. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, en rekening houdend met de behoeften van het repartitiestelsel, ingesteld in het raam van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, in de loop van het jaar 1994 ten behoeve van dit stelsel een bedrag van (8 000) miljoen frank ter beschikking stellen, voortkomend uit de reserves die door de Rijksdienst voor pensioenen worden beheerd in het raam van de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelsels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood. <W 1994-12-21/31, art. 52, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
§ 2. De Koning bepaalt, na raadpleging van het beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen, de nadere regelen inzake de terbeschikkingstelling van het in § 1 bedoelde bedrag en stelt tevens de intrestvoeten en de wijze van terugbetaling van het overgedragen bedrag vast.
§ 2. De Koning bepaalt, na raadpleging van het beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen, de nadere regelen inzake de terbeschikkingstelling van het in § 1 bedoelde bedrag en stelt tevens de intrestvoeten en de wijze van terugbetaling van het overgedragen bedrag vast.
Art.67. § 1. Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, et tenant compte des besoins du régime de répartition, instauré dans le cadre de l'arrêté royal n° 50 du 24 octobre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs salariés, mettre à la disposition de ce régime dans le courant de l'année 1994 un montant de (8 000) millions de francs, prélevé sur les réserves gérées par l'Office national des pensions dans le cadre de l'application de la loi du 28 mai 1971 réalisant l'unification et l'harmonisation des régimes de capitalisation instituées dans le cadre des lois relatives à l'assurance en vue de la vieillesse et du décès prématuré. <L 1994-12-21/31, art. 52, 003; En vigueur : 01-01-1994>
§ 2. Le Roi détermine, après consultation du comité de gestion de l'Office national des pensions, les règles en matière de mise en disposition du montant visé au § 1er, et fixe les taux d'intérêt ainsi que les modalités de remboursement du montant transféré.
§ 2. Le Roi détermine, après consultation du comité de gestion de l'Office national des pensions, les règles en matière de mise en disposition du montant visé au § 1er, et fixe les taux d'intérêt ainsi que les modalités de remboursement du montant transféré.
Art. 68. <KB 1996-12-16/31, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-1997> § 1. Voor de toepassing van de artikelen 68 tot en met 68quinquies wordt verstaan :
a) onder "wettelijk pensioen", elk wettelijk, bestuursrechtelijk of statutair ouderdoms-, rust-, anciënniteits- of overlevingspensioen, of elk ander als zodanig geldend voordeel [5 of elke overgangsuitkering]5 ten laste van een Belgisch pensioenstelsel [11 , van een buitenlands pensioenstelsel of van een pensioenstelsel van een internationale instelling]11.
Als wettelijke pensioenen in de zin van a) worden eveneens beschouwd :
1° de periodieke renten verworven door stortingen bedoeld bij de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelsels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, ongeacht de oorsprong ervan;
2° de invaliditeitspensioenen van de administratieve en militaire personeelsleden, van de magistraten en van de personeelsleden van de rechterlijke orde en van de gerechtelijke politie bij de parketten, betaald ten laste van de Openbare Schatkist wegens diensten bewezen in Afrika;
b) [11 ...]11
c) [11 onder "aanvullend pensioen":
1° elk aanvullend pensioen bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot uitvoering van artikel 306 van de Programmawet (I) van 27 december 2006 en bedoeld als aanvulling of vervanging van een wettelijk pensioen ten laste van een Belgisch pensioenstelsel, ongeacht het feit of het een periodiek of een in de vorm van een kapitaal betaald voordeel betreft;
2° elk voordeel, bedoeld als aanvulling van een wettelijk pensioen ten laste van een buitenlands pensioenstelsel of van een pensioenstelsel van een internationale instelling, ongeacht het feit of het een periodiek of een in de vorm van een kapitaal betaald voordeel betreft.
Het vakantiegeld en het aanvullend vakantiegeld, de eindejaarstoelage, de verwarmingstoelage, de aanpassingsvergoeding, de forfaitaire welvaartspremie en de bijzondere bijslag voor zelfstandigen worden niet beschouwd als wettelijke of aanvullende pensioenen in de zin van de bepaling onder a) of c);]11
d) onder "afhouding", de afhouding voortvloeiend uit de toepassing van § 2;
e) onder "begunstigde", de begunstigde van een in a) bedoeld pensioen.
Als "begunstigde met gezinslast" wordt beschouwd, naar gelang van het geval :
1° de gehuwde begunstigde die samenwoont met zijn echtgenoot, op voorwaarde dat deze laatste geen beroepsinkomsten heeft die de vermindering of de schorsing van een in het pensioenstelsel van de werknemers [1 of van de zelfstandigen]1 toegekend rustpensioen zouden tot gevolg hebben, noch een sociaal voordeel geniet toegekend krachtens een Belgische of buitenlandse wetgeving of een als zodanig geldend voordeel toegekend krachtens een regeling die van toepassing is op het personeel van een [11 internationale instelling]11;
2° de gehuwde begunstigde die samenwoont met zijn echtgenoot van wie het pensioenbedrag werd verminderd, hetzij met toepassing van artikel 10, § 4 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, hetzij met toepassing van artikel 3, § 8, van de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn [1 , hetzij met toepassing van artikel 5, § 8, van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenen;]1;
3° de gehuwde begunstigde die gescheiden leeft van zijn echtgenoot, de ongehuwde begunstigde, de uit de echt gescheiden begunstigde of de langstlevende echtgenoot, op voorwaarde dat hij uitsluitend samenwoont met één of meer kinderen waarvan ten minste één recht geeft op kinderbijslag;
Iedere andere begunstigde wordt beschouwd als "alleenstaande begunstigde";
f) onder "instellingen van sociale zekerheid", de instellingen bedoeld bij artikel 2, eerste lid, 2° van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid;
g) onder "Kruispuntbank", de Kruispuntbank van de sociale zekerheid;
h) (onder " uitbetalingsinstelling ", de natuurlijke of -rechtspersoon, of de feitelijke vereniging die de betaling [11 van het wettelijk pensioen of van het aanvullend pensioen]11 verzekert;) <W 2004-07-09/30, art. 179, 025; Inwerkingtreding : 15-07-2004>
i) [11 onder "DB2P", de gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen, zoals opgericht door de programmawet van 27 december 2006, en beheerd door de vzw SiGeDiS]11;
j) [6 onder "Dienst" : de Federale Pensioendienst;]6
k) [6 ...]6;
l) [11 ...]11
§ 2. [12 Onverminderd de toepassing van de paragrafen 3 en 6 verrichten de uitbetalingsinstellingen, volgens de in artikel 68ter, § 1, bepaalde nadere regels, op de wettelijke pensioenen die betaald worden vanaf 1 januari 1997, en dit ongeacht hun ingangsdatum, een afhouding waarvan het bedrag overeenkomstig de bij het vierde lid bepaalde tabel wordt vastgesteld, rekening houdend enerzijds met het in het tweede lid bepaalde totaal maandelijks brutobedrag van het geheel van de wettelijke pensioenen en de aanvullende pensioenen en anderzijds met de hoedanigheid van de begunstigde.
Het totaal maandelijks brutobedrag van het geheel van de wettelijke pensioenen en de aanvullende pensioenen, ongeacht hun ingangsdatum of, in geval van betaling in de vorm van een kapitaal, ongeacht de vereffeningsdatum, wordt bekomen door de som te maken van:
- de maandelijkse brutobedragen van de wettelijke pensioenen en de aanvullende pensioenen;
- de brutobedragen, naar behoren omgezet in maandelijkse bedragen, van de wettelijke pensioenen, en de periodieke aanvullende pensioenen die niet maandelijks betaald worden;
- de maandelijkse brutobedragen van de fictieve renten die overeenstemmen met in de vorm van een kapitaal betaalde wettelijke pensioenen of aanvullende pensioenen.
De omzetting in een fictieve rente van wettelijke pensioenen en aanvullende pensioenen die werden betaald in de vorm van een kapitaal, geschiedt door het bedrag van het kapitaal te delen door de coëfficiënt die, volgens de van kracht zijnde barema's inzake de omzetting in kapitaal van arbeidsongevallenrenten in de overheidssector, overeenstemt met de leeftijd van begunstigde op de dag van de betaling van het kapitaal. De Koning kan op basis van de meest recente mortaliteitstabellen andere omzettingsbarema's vaststellen die zullen worden gebruikt voor de toepassing van dit artikel. Elke wijziging van omzettingsbarema's brengt de vaststelling van een nieuw bedrag van de fictieve rente met zich mee.]12
Het bedrag van de in het eerste lid bepaalde afhouding wordt, naargelang de hoedanigheid van de begunstigde, vastgesteld overeenkomstig de hiernavolgende tabel :
[10 Alleenstaande begunstigde
a) onder "wettelijk pensioen", elk wettelijk, bestuursrechtelijk of statutair ouderdoms-, rust-, anciënniteits- of overlevingspensioen, of elk ander als zodanig geldend voordeel [5 of elke overgangsuitkering]5 ten laste van een Belgisch pensioenstelsel [11 , van een buitenlands pensioenstelsel of van een pensioenstelsel van een internationale instelling]11.
Als wettelijke pensioenen in de zin van a) worden eveneens beschouwd :
1° de periodieke renten verworven door stortingen bedoeld bij de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelsels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, ongeacht de oorsprong ervan;
2° de invaliditeitspensioenen van de administratieve en militaire personeelsleden, van de magistraten en van de personeelsleden van de rechterlijke orde en van de gerechtelijke politie bij de parketten, betaald ten laste van de Openbare Schatkist wegens diensten bewezen in Afrika;
b) [11 ...]11
c) [11 onder "aanvullend pensioen":
1° elk aanvullend pensioen bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot uitvoering van artikel 306 van de Programmawet (I) van 27 december 2006 en bedoeld als aanvulling of vervanging van een wettelijk pensioen ten laste van een Belgisch pensioenstelsel, ongeacht het feit of het een periodiek of een in de vorm van een kapitaal betaald voordeel betreft;
2° elk voordeel, bedoeld als aanvulling van een wettelijk pensioen ten laste van een buitenlands pensioenstelsel of van een pensioenstelsel van een internationale instelling, ongeacht het feit of het een periodiek of een in de vorm van een kapitaal betaald voordeel betreft.
Het vakantiegeld en het aanvullend vakantiegeld, de eindejaarstoelage, de verwarmingstoelage, de aanpassingsvergoeding, de forfaitaire welvaartspremie en de bijzondere bijslag voor zelfstandigen worden niet beschouwd als wettelijke of aanvullende pensioenen in de zin van de bepaling onder a) of c);]11
d) onder "afhouding", de afhouding voortvloeiend uit de toepassing van § 2;
e) onder "begunstigde", de begunstigde van een in a) bedoeld pensioen.
Als "begunstigde met gezinslast" wordt beschouwd, naar gelang van het geval :
1° de gehuwde begunstigde die samenwoont met zijn echtgenoot, op voorwaarde dat deze laatste geen beroepsinkomsten heeft die de vermindering of de schorsing van een in het pensioenstelsel van de werknemers [1 of van de zelfstandigen]1 toegekend rustpensioen zouden tot gevolg hebben, noch een sociaal voordeel geniet toegekend krachtens een Belgische of buitenlandse wetgeving of een als zodanig geldend voordeel toegekend krachtens een regeling die van toepassing is op het personeel van een [11 internationale instelling]11;
2° de gehuwde begunstigde die samenwoont met zijn echtgenoot van wie het pensioenbedrag werd verminderd, hetzij met toepassing van artikel 10, § 4 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, hetzij met toepassing van artikel 3, § 8, van de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn [1 , hetzij met toepassing van artikel 5, § 8, van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenen;]1;
3° de gehuwde begunstigde die gescheiden leeft van zijn echtgenoot, de ongehuwde begunstigde, de uit de echt gescheiden begunstigde of de langstlevende echtgenoot, op voorwaarde dat hij uitsluitend samenwoont met één of meer kinderen waarvan ten minste één recht geeft op kinderbijslag;
Iedere andere begunstigde wordt beschouwd als "alleenstaande begunstigde";
f) onder "instellingen van sociale zekerheid", de instellingen bedoeld bij artikel 2, eerste lid, 2° van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid;
g) onder "Kruispuntbank", de Kruispuntbank van de sociale zekerheid;
h) (onder " uitbetalingsinstelling ", de natuurlijke of -rechtspersoon, of de feitelijke vereniging die de betaling [11 van het wettelijk pensioen of van het aanvullend pensioen]11 verzekert;) <W 2004-07-09/30, art. 179, 025; Inwerkingtreding : 15-07-2004>
i) [11 onder "DB2P", de gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen, zoals opgericht door de programmawet van 27 december 2006, en beheerd door de vzw SiGeDiS]11;
j) [6 onder "Dienst" : de Federale Pensioendienst;]6
k) [6 ...]6;
l) [11 ...]11
§ 2. [12 Onverminderd de toepassing van de paragrafen 3 en 6 verrichten de uitbetalingsinstellingen, volgens de in artikel 68ter, § 1, bepaalde nadere regels, op de wettelijke pensioenen die betaald worden vanaf 1 januari 1997, en dit ongeacht hun ingangsdatum, een afhouding waarvan het bedrag overeenkomstig de bij het vierde lid bepaalde tabel wordt vastgesteld, rekening houdend enerzijds met het in het tweede lid bepaalde totaal maandelijks brutobedrag van het geheel van de wettelijke pensioenen en de aanvullende pensioenen en anderzijds met de hoedanigheid van de begunstigde.
Het totaal maandelijks brutobedrag van het geheel van de wettelijke pensioenen en de aanvullende pensioenen, ongeacht hun ingangsdatum of, in geval van betaling in de vorm van een kapitaal, ongeacht de vereffeningsdatum, wordt bekomen door de som te maken van:
- de maandelijkse brutobedragen van de wettelijke pensioenen en de aanvullende pensioenen;
- de brutobedragen, naar behoren omgezet in maandelijkse bedragen, van de wettelijke pensioenen, en de periodieke aanvullende pensioenen die niet maandelijks betaald worden;
- de maandelijkse brutobedragen van de fictieve renten die overeenstemmen met in de vorm van een kapitaal betaalde wettelijke pensioenen of aanvullende pensioenen.
De omzetting in een fictieve rente van wettelijke pensioenen en aanvullende pensioenen die werden betaald in de vorm van een kapitaal, geschiedt door het bedrag van het kapitaal te delen door de coëfficiënt die, volgens de van kracht zijnde barema's inzake de omzetting in kapitaal van arbeidsongevallenrenten in de overheidssector, overeenstemt met de leeftijd van begunstigde op de dag van de betaling van het kapitaal. De Koning kan op basis van de meest recente mortaliteitstabellen andere omzettingsbarema's vaststellen die zullen worden gebruikt voor de toepassing van dit artikel. Elke wijziging van omzettingsbarema's brengt de vaststelling van een nieuw bedrag van de fictieve rente met zich mee.]12
Het bedrag van de in het eerste lid bepaalde afhouding wordt, naargelang de hoedanigheid van de begunstigde, vastgesteld overeenkomstig de hiernavolgende tabel :
[10 Alleenstaande begunstigde
Art. 68. <AR 1996-12-16/31, art. 1, 007; En vigueur : 01-01-1997> § 1er. Pour l'application des articles 68 à 68quinquies, il y a lieu d'entendre :
a) par "pension légale", toute pension légale, réglementaire ou statutaire de vieillesse, de retraite, d'ancienneté, de survie ou tout autre avantage tenant lieu de pareille pension [5 ou toute allocation de transition]5 à charge d'un régime belge de pension [11 , d'un régime étranger de pension ou d'un régime de pension d'une institution internationale]11.
Sont également considérées comme des pensions légales au sens du a) :
1° les rentes périodiques acquises par des versements visés par la loi du 28 mai 1971 réalisant l'unification et l'harmonisation des régimes de capitalisation institués dans le cadre des lois relatives à l'assurance en vue de la vieillesse et du décès prématuré, indépendamment de leur origine;
2° les pensions d'invalidité des agents administratifs et militaires, des magistrats et des agents de l'ordre judiciaire et de la police judiciaire des parquets, payées à charge du Trésor public en raison de services rendus en Afrique;
b) [11 ...]11
c) [11 par "pension complémentaire":
1° toute pension complémentaire visée à l'article 2 de l'arrêté royal du 25 avril 2007 portant exécution de l'article 306 de la loi-programme (I) du 27 décembre 2006 et destinée à compléter ou à remplacer une pension légale à charge d'un régime belge de pension, qu'il s'agisse d'un avantage périodique ou d'un avantage accordé sous forme d'un capital;
2° tout avantage destiné à compléter une pension légale à charge d'un régime étranger de pension ou d'un régime de pension d'une institution internationale, qu'il s'agisse d'un avantage périodique ou d'un avantage accordé sous la forme d'un capital.
Ne sont pas considérés comme pensions légales ou complémentaires au sens du a) ou c),le pécule de vacances et le pécule complémentaire de vacances, l'allocation de fin d'année, l'allocation de chauffage, les indemnités d'adaptation et les primes forfaitaires de bien-être et l'allocation spéciale pour travailleurs indépendants;]11
d) par "retenue", la retenue résultant de l'application du § 2;
e) par "bénéficiaire", le bénéficiaire d'une pension visée sous a).
Est considéré comme "bénéficiaire avec charge de famille", selon le cas :
1° le bénéficiaire marié cohabitant avec son conjoint, à condition que ce dernier ne dispose pas de revenus professionnels qui entraîneraient la réduction ou la suspension d'une pension de retraite accordée dans le régime de pension des travailleurs salariés [1 ou des travailleurs indépendants]1, ni d'un avantage social alloué en vertu d'une législation belge ou étrangère ou d'un avantage en tenant lieu accordé en vertu d'un régime applicable au personnel d'une [11 institution internationale]11;
2° le bénéficiaire marié cohabitant avec son conjoint pour lequel le montant de pension a été diminué, soit en application de l'article 10, § 4, de l'arrêté royal n° 50 du 24 octobre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs salariés, soit en application de l'article 3, par. 8, de la loi du 20 juillet 1990 instaurant un âge flexible de la retraite pour les travailleurs salariés et adaptant les pensions des travailleurs salariés à l'évolution du bien-être général [1 , soit en application de l'article 5, § 8, de l'arrêté royal du 23 décembre 1996 portant exécution des articles 15, 16 et 17 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions]1;
3° le bénéficiaire marié vivant séparé de son conjoint, le bénéficiaire non marié, le bénéficiaire divorcé ou le conjoint survivant, à condition qu'il cohabite exclusivement avec un ou plusieurs enfants dont un au moins ouvre un droit à des allocations familiales;
Est considéré comme "bénéficiaire isolé", tout autre bénéficiaire;
f) par "institutions de sécurité sociale", les institutions visées à l'article 2, alinéa 1er, 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la sécurité sociale;
g) par "Banque-carrefour", la Banque-carrefour de la sécurité sociale;
h) (par " organisme débiteur ", la personne physique ou morale, ou l'association de fait qui assure le paiement [11 de la pension légale ou de la pension complémentaire]11;) <L 2004-07-09/30, art. 179, 025; En vigueur : 15-07-2004>
i) [11 par "DB2P", la base de données sur les pensions complémentaires créée par la loi-programme du 27 décembre 2006 et gérée par l'ASBL SiGeDiS;]11
j) [6 par "Service", le Service fédéral des Pensions;]6
k) [6 ...]6;
l) [11 ...]11
§ 2. [12 Sans préjudice de l'application des paragraphes 3 et 6, les organismes débiteurs opèrent, selon les modalités prévues par l'article 68ter, § 1er, sur les pensions légales, quelle que soit leur date de prise de cours, payées à partir du 1er janvier 1997, une retenue dont le montant est fixé conformément au tableau prévu à l'alinéa 4, compte tenu, d'une part, du montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions légales et des pensions complémentaires, tel que défini à l'alinéa 2 et, d'autre part, de la qualité du bénéficiaire.
Le montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions légales et pensions complémentaires, quelle que soit leur date de prise de cours ou, en cas de paiement sous la forme d'un capital, quelle que soit la date de sa liquidation, est obtenu en additionnant:
- les montants mensuels bruts des pensions légales et des pensions complémentaires;
- les montants bruts, dûment convertis en montants mensuels, des pensions légales et des pensions complémentaires périodiques qui ne sont pas payées mensuellement;
- les montants mensuels bruts des rentes fictives correspondant à des pensions légales ou des pensions complémentaires payées sous la forme d'un capital.
La conversion en rente fictive des pensions légales et pensions complémentaires qui ont été payées sous forme d'un capital est opérée en divisant le montant du capital par le coefficient qui, dans les barèmes en vigueur en matière de conversion en capital de rentes d'accidents du travail dans le secteur public, correspond à l'âge du bénéficiaire au jour du paiement du capital. Le Roi peut, sur la base des tables de mortalité les plus récentes, établir d'autres barèmes de conversion qui seront utilisés pour l'application du présent article. Chaque modification de barèmes de conversion entraîne la fixation d'un nouveau montant de la rente fictive.]12
Le montant de la retenue prévue à l'alinéa 1er est, selon la qualité du bénéficiaire, établi conformément au tableau ci-dessous :
[10 Bénéficiaire isolé
a) par "pension légale", toute pension légale, réglementaire ou statutaire de vieillesse, de retraite, d'ancienneté, de survie ou tout autre avantage tenant lieu de pareille pension [5 ou toute allocation de transition]5 à charge d'un régime belge de pension [11 , d'un régime étranger de pension ou d'un régime de pension d'une institution internationale]11.
Sont également considérées comme des pensions légales au sens du a) :
1° les rentes périodiques acquises par des versements visés par la loi du 28 mai 1971 réalisant l'unification et l'harmonisation des régimes de capitalisation institués dans le cadre des lois relatives à l'assurance en vue de la vieillesse et du décès prématuré, indépendamment de leur origine;
2° les pensions d'invalidité des agents administratifs et militaires, des magistrats et des agents de l'ordre judiciaire et de la police judiciaire des parquets, payées à charge du Trésor public en raison de services rendus en Afrique;
b) [11 ...]11
c) [11 par "pension complémentaire":
1° toute pension complémentaire visée à l'article 2 de l'arrêté royal du 25 avril 2007 portant exécution de l'article 306 de la loi-programme (I) du 27 décembre 2006 et destinée à compléter ou à remplacer une pension légale à charge d'un régime belge de pension, qu'il s'agisse d'un avantage périodique ou d'un avantage accordé sous forme d'un capital;
2° tout avantage destiné à compléter une pension légale à charge d'un régime étranger de pension ou d'un régime de pension d'une institution internationale, qu'il s'agisse d'un avantage périodique ou d'un avantage accordé sous la forme d'un capital.
Ne sont pas considérés comme pensions légales ou complémentaires au sens du a) ou c),le pécule de vacances et le pécule complémentaire de vacances, l'allocation de fin d'année, l'allocation de chauffage, les indemnités d'adaptation et les primes forfaitaires de bien-être et l'allocation spéciale pour travailleurs indépendants;]11
d) par "retenue", la retenue résultant de l'application du § 2;
e) par "bénéficiaire", le bénéficiaire d'une pension visée sous a).
Est considéré comme "bénéficiaire avec charge de famille", selon le cas :
1° le bénéficiaire marié cohabitant avec son conjoint, à condition que ce dernier ne dispose pas de revenus professionnels qui entraîneraient la réduction ou la suspension d'une pension de retraite accordée dans le régime de pension des travailleurs salariés [1 ou des travailleurs indépendants]1, ni d'un avantage social alloué en vertu d'une législation belge ou étrangère ou d'un avantage en tenant lieu accordé en vertu d'un régime applicable au personnel d'une [11 institution internationale]11;
2° le bénéficiaire marié cohabitant avec son conjoint pour lequel le montant de pension a été diminué, soit en application de l'article 10, § 4, de l'arrêté royal n° 50 du 24 octobre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs salariés, soit en application de l'article 3, par. 8, de la loi du 20 juillet 1990 instaurant un âge flexible de la retraite pour les travailleurs salariés et adaptant les pensions des travailleurs salariés à l'évolution du bien-être général [1 , soit en application de l'article 5, § 8, de l'arrêté royal du 23 décembre 1996 portant exécution des articles 15, 16 et 17 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions]1;
3° le bénéficiaire marié vivant séparé de son conjoint, le bénéficiaire non marié, le bénéficiaire divorcé ou le conjoint survivant, à condition qu'il cohabite exclusivement avec un ou plusieurs enfants dont un au moins ouvre un droit à des allocations familiales;
Est considéré comme "bénéficiaire isolé", tout autre bénéficiaire;
f) par "institutions de sécurité sociale", les institutions visées à l'article 2, alinéa 1er, 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la sécurité sociale;
g) par "Banque-carrefour", la Banque-carrefour de la sécurité sociale;
h) (par " organisme débiteur ", la personne physique ou morale, ou l'association de fait qui assure le paiement [11 de la pension légale ou de la pension complémentaire]11;) <L 2004-07-09/30, art. 179, 025; En vigueur : 15-07-2004>
i) [11 par "DB2P", la base de données sur les pensions complémentaires créée par la loi-programme du 27 décembre 2006 et gérée par l'ASBL SiGeDiS;]11
j) [6 par "Service", le Service fédéral des Pensions;]6
k) [6 ...]6;
l) [11 ...]11
§ 2. [12 Sans préjudice de l'application des paragraphes 3 et 6, les organismes débiteurs opèrent, selon les modalités prévues par l'article 68ter, § 1er, sur les pensions légales, quelle que soit leur date de prise de cours, payées à partir du 1er janvier 1997, une retenue dont le montant est fixé conformément au tableau prévu à l'alinéa 4, compte tenu, d'une part, du montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions légales et des pensions complémentaires, tel que défini à l'alinéa 2 et, d'autre part, de la qualité du bénéficiaire.
Le montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions légales et pensions complémentaires, quelle que soit leur date de prise de cours ou, en cas de paiement sous la forme d'un capital, quelle que soit la date de sa liquidation, est obtenu en additionnant:
- les montants mensuels bruts des pensions légales et des pensions complémentaires;
- les montants bruts, dûment convertis en montants mensuels, des pensions légales et des pensions complémentaires périodiques qui ne sont pas payées mensuellement;
- les montants mensuels bruts des rentes fictives correspondant à des pensions légales ou des pensions complémentaires payées sous la forme d'un capital.
La conversion en rente fictive des pensions légales et pensions complémentaires qui ont été payées sous forme d'un capital est opérée en divisant le montant du capital par le coefficient qui, dans les barèmes en vigueur en matière de conversion en capital de rentes d'accidents du travail dans le secteur public, correspond à l'âge du bénéficiaire au jour du paiement du capital. Le Roi peut, sur la base des tables de mortalité les plus récentes, établir d'autres barèmes de conversion qui seront utilisés pour l'application du présent article. Chaque modification de barèmes de conversion entraîne la fixation d'un nouveau montant de la rente fictive.]12
Le montant de la retenue prévue à l'alinéa 1er est, selon la qualité du bénéficiaire, établi conformément au tableau ci-dessous :
[10 Bénéficiaire isolé
| P = Totaal maandelijks brutobedrag van de pensioenen en andere voordelen: P = Montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions et autres avantages: | Bedrag van de afhouding in euro Montant de la retenue en euro |
| Van/de 0,01 EUR tot/à 1.711,72 EUR Van/de 1.711,73 EUR tot/à 1.764,65 EUR Van/de 1.764,66 EUR tot/à 1.895,87 EUR Van/de 1.895,88 EUR tot/à 1.915,62 EUR Vanaf/à partir de 1.915,63 EUR | 0,00 (P - 1.711,72) x 50 % P x 0,015 28,44 + [(P - 1.895,87) x 50 %] P x 0,02 |
P = Montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions et autres avantages:
Bedrag van de afhouding in euro
Montant de la retenue en euroVan/de 0,01 EUR tot/à 1.711,72 EUR
Van/de 1.711,73 EUR tot/à 1.764,65 EUR
Van/de 1.764,66 EUR tot/à 1.895,87 EUR
Van/de 1.895,88 EUR tot/à 1.915,62 EUR
Vanaf/à partir de 1.915,63 EUR 0,00
(P - 1.711,72) x 50 %
P x 0,015
28,44 + [(P - 1.895,87) x 50 %]
P x 0,02
Begunstigde met gezinslast
| P = Totaal maandelijks brutobedrag van de pensioenen en andere voordelen: P = Montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions et autres avantages: | Bedrag van de afhouding in euro Montant de la retenue en euro |
| Van/de 0,01 EUR tot/à 1.711,72 EUR Van/de 1.711,73 EUR tot/à 1.764,65 EUR Van/de 1.764,66 EUR tot/à 1.895,87 EUR Van/de 1.895,88 EUR tot/à 1.915,62 EUR Vanaf/à partir de 1.915,63 EUR | 0,00 (P - 1.711,72) x 50 % P x 0,015 28,44 + [(P - 1.895,87) x 50 %] P x 0,02 |
P = Montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions et autres avantages:
Bedrag van de afhouding in euro
Montant de la retenue en euroVan/de 0,01 EUR tot/à 1.711,72 EUR
Van/de 1.711,73 EUR tot/à 1.764,65 EUR
Van/de 1.764,66 EUR tot/à 1.895,87 EUR
Van/de 1.895,88 EUR tot/à 1.915,62 EUR
Vanaf/à partir de 1.915,63 EUR 0,00
(P - 1.711,72) x 50 %
P x 0,015
28,44 + [(P - 1.895,87) x 50 %]
P x 0,02
Bénéficiaire avec charge de famille
| P = Totaal maandelijks brutobedrag van de pensioenen en andere voordelen: P = Montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions et autres avantages: | Bedrag van de afhouding in euro Montant de la retenue en euro |
| Van/de 0,01 EUR tot/à 1.978,96 EUR Van/de 1.978,97 EUR tot/à 2.040,15 EUR Van/de 2.040,16 EUR tot/à 2.168,84 EUR Van/de 2.168,85 EUR tot/à 2.191,43 EUR Vanaf/à partir de 2.191,44 EUR | 0,00 (P - 1.978,96) x 50 % P x 0,015 32,53 + [(P - 2.168,84) x 50 %] P x 0,02 |
P = Montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions et autres avantages:
Bedrag van de afhouding in euro
Montant de la retenue en euroVan/de 0,01 EUR tot/à 1.978,96 EUR
Van/de 1.978,97 EUR tot/à 2.040,15 EUR
Van/de 2.040,16 EUR tot/à 2.168,84 EUR
Van/de 2.168,85 EUR tot/à 2.191,43 EUR
Vanaf/à partir de 2.191,44 EUR 0,00
(P - 1.978,96) x 50 %
P x 0,015
32,53 + [(P - 2.168,84) x 50 %]
P x 0,02
]10
De bedragen in de tabel zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer 114,89 en worden aangepast op dezelfde manier als de pensioenen naargelang de indexering van deze laatste uitgevoerd wordt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, of van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Als voor eenzelfde begunstigde sommige van zijn pensioenen worden geïndexeerd volgens de bepalingen van voormelde wet van 2 augustus 1971, en zijn andere pensioenen volgens de bepalingen van voormelde wet van 1 maart 1977, mag de indexering van de bedragen in de tabel er niet toe leiden dat de schijf waarin het totale bedrag van de pensioenen ondergebracht moet worden, gewijzigd wordt.
§ 3. [13 Het gedeelte van de met toepassing van paragraaf 2 uit te voeren afhouding dat overeenstemt met wettelijke en/of aanvullende pensioenen ten laste van een buitenlands pensioenstelsel en/of van een pensioenstelsel van een internationale instelling wordt uitsluitend verricht:
1° als de gerechtigde zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd in België en een wettelijk pensioen of als zodanig geldend voordeel ten laste van een Belgisch pensioenstelsel geniet en hij, overeenkomstig Titel II van de Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels, niet onderworpen is aan de wetgeving van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, van het Verenigd Koninkrijk of van Zwitserland;
2° als de gerechtigde zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd in een land dat geen lidstaat is van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte of buiten het Verenigd Koninkrijk of Zwitserland en een wettelijk pensioen of als zodanig geldend voordeel geniet ten laste van een Belgisch pensioenstelsel, maar geen wettelijk pensioen of als zodanig geldend voordeel geniet ten laste van een pensioenstelsel in het woonstland.]13
§ 4. [13 Het gedeelte van de met toepassing van paragraaf 2 uit te voeren afhouding dat overeenstemt met in artikel 68, § 1, c), 1°, bedoelde Belgische periodieke aanvullende pensioenen en met door Belgische uitbetalingsinstellingen vóór 1 januari 1997 in de vorm van een kapitaal betaalde aanvullende pensioenen, wordt verricht op de verschillende wettelijke pensioenen overeenkomstig de door paragraaf 6 vastgestelde rangorde.]13
§ 5. Het gedeelte van de met toepassing van § 2 uit te voeren afhouding dat overeenstemt met door [14 Belgische of buitenlandse uitbetalingsinstellingen]14 na 31 december 1996 in de vorm van een kapitaal betaalde [14 Belgische aanvullende pensioenen]14 wordt niet verricht.
De [14 Belgische of buitenlandse uitbetalingsinstelling]14 van een na 31 december 1996 in de vorm van een kapitaal betaald [14 Belgisch aanvullend pensioen]14 waarvan het bedrag hoger is dan (2.478,94 EUR), verricht, bij de uitbetaling van het kapitaal, ambtshalve een afhouding gelijk aan 2 t.h. van het brutobedrag van dat kapitaal. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Het in het tweede lid bepaalde percentage van 2 t.h. wordt vervangen door 1 t.h. voor kapitalen waarvan het brutobedrag lager is dan (24.789,36 EUR). Dit is eveneens het geval voor kapitalen waarvan het brutobedrag lager is dan (74.368,06 EUR) indien zij uitbetaald worden ten gevolge van een overlijden. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
[14 De Belgische of buitenlandse uitbetalingsinstelling stort de opbrengst van de met toepassing van het tweede of derde lid uitgevoerde afhouding aan de Dienst ten belope van het bedrag, tegen de vervaldatum en met de mededeling vermeld in het maandelijkse betaaloverzicht van de vzw SiGeDiS.]14
Indien bij de eerste uitbetaling van het definitief bedrag van een wettelijk pensioen die volgt op de uitbetaling van een kapitaal blijkt dat het percentage van de met toepassing van § 2 uit te voeren afhouding kleiner is dan het percentage van de afhouding die op het kapitaal werd verricht, stort [6 de Dienst]6 aan begunstigde een bedrag terug dat gelijk is aan het verschil tussen enerzijds het bedrag van de afhouding die op het kapitaal werd verricht en anderzijds het bedrag dat verkregen wordt door ditzelfde kapitaal met het percentage van de met toepassing van § 2 uit te voeren afhouding te vermenigvuldigen. Indien de terugstorting plaatsvindt meer dan zes maanden na de datum van de eerste uitbetaling van het definitief bedrag van een wettelijk pensioen, is [6 de Dienst]6 van rechtswege aan begunstigde nalatigheidsinteresten verschuldigd op het teruggestorte bedrag. Deze interesten, waarvan het percentage gelijk is aan 4,75 t.h. per jaar, beginnen te lopen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van de termijn van zes maanden. De Koning kan het percentage van deze nalatigheidsinteresten aanpassen.
Voor de toepassing van het tweede en het derde lid moeten door eenzelfde [14 Belgische of buitenlandse uit-betalingsinstelling]14 betaalde kapitalen samengeteld worden.
Voor de toepassing van het vijfde lid moeten de aan eenzelfde begunstigde betaalde kapitalen samengeteld worden.
§ 6. De in § 4 bedoelde rangorde wordt vastgesteld als volgt :
1° de rust- en overlevingspensioenen ten laste van de pensioenregeling voor werknemers;
2° de rust- en overlevingspensioenen ten laste van de pensioenregeling voor zelfstandigen;
3° [15 de rust- en overlevingspensioenen ten laste van een pensioenstelsel van de overheidssector beheerd door de Dienst;]15
4° [7 ...]7;
5° de rustpensioenen ten laste van de instellingen waarop het koninklijk besluit nr. 117 van 27 februari 1935 tot vaststelling van het statuut der pensioenen van het personeel der zelfstandige openbare inrichtingen en de regieën ingesteld door de Staat van toepassing is;
6° [15 de rust- en overlevingspensioenen ten laste van het stelsel voor overzeese sociale zekerheid;]15
7° de niet in 3° bedoelde rust- en overlevingspensioenen ten laste van de plaatselijke besturen of ten laste van door deze plaatselijke besturen opgerichte instellingen van openbaar nut, met inbegrip van die welke aan hun mandatarissen worden toegekend;
8° de niet in 3° bedoelde rust- en overlevingspensioenen ten laste van instellingen van openbaar nut die afhangen van de Gemeenschappen of de Gewesten;
9° de rust- en overlevingspensioenen toegekend aan de senatoren, de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de leden van de Gewest- en (Gemeenschapsparlementen); <W 2006-03-27/35, art. 26, 032; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
10° de rust- en overlevingspensioenen ten laste van hiervoor niet opgenomen machten en instellingen bedoeld in artikel 38 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen.
In geval van cumulatie van pensioenen met eenzelfde rangorde, wordt de afhouding in eerste instantie verricht op het pensioen met het hoogste bedrag, zonder dat latere verhogingen van de pensioenen een wijziging van de aldus vastgestelde volgorde tot gevolg hebben.
§ 7. Indien de in de vorm van een kapitaal uitbetaalde [16 wettelijke pensioenen of aanvullende pensioenen]16 in schijven worden betaald, is dit artikel van toepassing op elke gedeeltelijke betaling.
§ 8. Artikel 52, 7° van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 is van toepassing op de krachtens dit artikel verrichte afhouding.
§ 9. De met toepassing van § 4 uit te voeren afhouding, die overeenstemt met de fictieve renten die beantwoorden aan vóór 1 januari 1997 in de vorm van een kapitaal [17 uitbetaalde wettelijke pensioenen of aanvullende pensioenen]17, wordt niet meer uitgevoerd :
- vanaf 1 juli 1997, op de vóór 1 juli 1981 uitbetaalde kapitalen, indien het pensioen is ingegaan vóór 1 juli 1981 of vanaf 1 juli van het jaar dat volgt op de vijftiende verjaardag van de ingangsdatum van het pensioen, als dit is ingegaan na de uitbetaling van het kapitaal;
- op de vanaf 1 juli 1981 uitbetaald kapitalen, hetzij vanaf 1 juli van het jaar dat volgt op de vijftiende verjaardag van de uitbetaling van het kapitaal, indien het pensioen reeds ingegaan is op het ogenblik van de uitbetaling van het kapitaal, hetzij vanaf 1 juli van het jaar dat volgt op de vijftiende verjaardag van de ingangsdatum van het pensioen, als dit is ingegaan na de uitbetaling van het kapitaal. <INGEVOEGD bij W 1997-06-13/30, art. 13, 2°, Inwerkingtreding : 01-07-1997>
(§ 10. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en volgens de door Hem bepaalde modaliteiten, de in § 2 bedoelde afhoudingen herleiden en opheffen met uitwerking op 1 juli 2008.
De machtiging die deze paragraaf aan de Koning toekent, verstrijkt op 31 december 2008.
De besluiten die zijn genomen ter uitvoering van deze machtiging houden op uitwerking te hebben indien ze niet bekrachtigd zijn bij wet binnen twaalf maanden na de datum van hun inwerkingtreding.) <W 2008-06-08/30, art. 22, 037; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
(NOTA : Versie 006 van artikel 68 is gewijzigd door artikel 23 van de W 2000-08-12/62; Inwerkingtreding : 01-01-1995; Opheffing : 31-12-1996; zie B.St. 31-08-2000, p. 29879-29880)
Modifications
| P = Totaal maandelijks brutobedrag van de pensioenen en andere voordelen: P = Montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions et autres avantages: | Bedrag van de afhouding in euro Montant de la retenue en euro |
| Van/de 0,01 EUR tot/à 1.978,96 EUR Van/de 1.978,97 EUR tot/à 2.040,15 EUR Van/de 2.040,16 EUR tot/à 2.168,84 EUR Van/de 2.168,85 EUR tot/à 2.191,43 EUR Vanaf/à partir de 2.191,44 EUR | 0,00 (P - 1.978,96) x 50 % P x 0,015 32,53 + [(P - 2.168,84) x 50 %] P x 0,02 |
P = Montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions et autres avantages:
Bedrag van de afhouding in euro
Montant de la retenue en euroVan/de 0,01 EUR tot/à 1.978,96 EUR
Van/de 1.978,97 EUR tot/à 2.040,15 EUR
Van/de 2.040,16 EUR tot/à 2.168,84 EUR
Van/de 2.168,85 EUR tot/à 2.191,43 EUR
Vanaf/à partir de 2.191,44 EUR 0,00
(P - 1.978,96) x 50 %
P x 0,015
32,53 + [(P - 2.168,84) x 50 %]
P x 0,02
]10
Les montants repris dans le tableau sont liés à l'indice-pivot 114,89 et sont adaptés de la même manière que les pensions selon que l'indexation de celles-ci est effectuée conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du Trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants, ou de la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix a la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public. Si pour un même bénéficiaire l'indexation de certaines de ses pensions intervient conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 précitée, tandis que l'indexation de ses autres pensions intervient conformément aux dispositions de la loi du 1er mars 1977 précitée, l'indexation des montants repris dans le tableau ne peut avoir pour effet de modifier la tranche à laquelle doit être rattaché le montant total des pensions.
§ 3. [13 La partie de la retenue à effectuer en application du paragraphe 2, qui correspond aux pensions légales et complémentaires à charge d'un régime étranger de pension et/ou d'un régime de pension d'une institution internationale est opérée uniquement:
1° si l'intéressé a fixé son lieu de résidence principale en Belgique et qu'il bénéficie d'une pension légale ou d'un avantage y tenant lieu, à charge d'un régime belge de pension et qu'il n'est pas soumis à la sécurité sociale d'un autre Etat membre de l'Union européenne, d'un Etat membre de l'Espace économique européen, du Royaume-Uni ou de la Suisse, conformément au Titre II du Règlement (CE) n° 883/2004 du Parlement européen et du Conseil du 29 avril 2004 portant sur la coordination des systèmes de sécurité sociale;
2° si l'intéressé a fixé son lieu de résidence principale dans un Etat qui n'est pas membre de l'Union européenne ou de l'Espace économique européen ou hors du Royaume-Uni ou de la Suisse et qu'il bénéficie d'une pension légale ou d'un avantage y tenant lieu à charge d'un régime belge de pension mais qu'il ne bénéficie d'aucune pension légale ou d'aucun avantage y tenant lieu à charge d'un régime de pension dans le pays de résidence.]13
§ 4. [13 La partie de la retenue à effectuer en application du paragraphe 2 qui correspond aux pensions complémentaires périodiques belges visées à l'article 68, § 1er, c), 1°, et aux pensions complémentaires payées avant le 1er janvier 1997 sous la forme d'un capital par des organismes débiteurs belges est opérée sur les différentes pensions légales conformément à l'ordre de priorité fixé par le paragraphe 6.]13
§ 5. La partie de la retenue à effectuer en application du § 2 qui correspond aux [14 pensions complémentaires belges payées]14 après le 31 décembre 1996 sous la forme d'un capital par des [14 organismes débiteurs belges et étrangers]14 n'est pas opérée.
[14 L'organisme débiteur belge ou étranger d'une pension complémentaire belge payée]14 après le 31 décembre 1996 sous la forme d'un capital dont le montant brut est supérieur a (2.478,94 EUR) prélève d'office, lors du paiement [14 de ce capital]14, une retenue égale à 2 p.c. du montant brut du capital. <AR 2000-07-20/64, art. 2, 020; En vigueur : 01-01-2002>
Le pourcentage de 2 p.c. prévu à l'alinéa 2 est remplacé par 1 p.c. pour les capitaux dont le montant brut est inférieur à (24.789,36 EUR). Il en est de même pour les capitaux dont le montant brut est inférieur à (74.368,06 EUR) s'ils sont liquidés suite à un décès. <AR 2000-07-20/64, art. 2, 020; En vigueur : 01-01-2002>
[14 L'organisme débiteur belge ou étranger verse au Service le produit de la retenue effectuée en application de l'alinéa 2 ou 3, à concurrence du montant, à la date d'échéance et avec la communication mentionnée dans le relevé de paiement mensuel de l'ASBL Si-GeDiS.]14
Si lors du premier paiement du montant définitif d'une pension légale qui suit le paiement d'un capital, le pourcentage de la retenue à opérer en application du § 2 s'avère inférieur au pourcentage de la retenue qui a été opérée sur le capital, [6 le Service]6 rembourse au bénéficiaire une somme égale à la différence entre, d'une part, le montant de la retenue qui a été opérée sur le capital et d'autre part, le montant obtenu en multipliant ce même capital par le pourcentage de la retenue à opérer en application du § 2. Si le remboursement intervient plus de six mois après la date du premier paiement du montant définitif d'une pension légale, [6 le Service]6 est de plein droit redevable envers le bénéficiaire d'intérêts de retard sur le montant rembourse. Ces intérêts dont le taux est égal à 4,75 p.c. par an, commencent à courir à partir du premier jour du mois qui suit l'expiration du délai de six mois. Le Roi peut adapter le taux de ces intérêts de retard.
Pour l'application des alinéas 2 et 3 les capitaux payés pour un même [14 organisme débiteur belge ou étranger]14 doivent être additionnés.
Pour application de l'alinéa 5, les capitaux payés à un même bénéficiaire doivent être additionnés.
§ 6. L'ordre de priorité visé au § 4 est fixé comme suit:
1° les pensions de retraite et de survie à charge du régime de pension des travailleurs salariés;
2° les pensions de retraite et de survie à charge du régime de pension des travailleurs indépendants;
3° [15 les pensions de retraite et de survie à charge d'un régime de pension du secteur public géré par le Service;]15
4° [7 ...]7;
5° les pensions de retraite à charge des organismes auxquels s'applique l'arrêté royal n° 117 du 27 février 1935 établissant le statut des pensions du personnel des établissements publics autonomes et des régies instituées par l'Etat;
6° [15 les pensions de retraite et de survie à charge du régime de sécurité sociale d'outre-mer;]15
7° les pensions de retraite et de survie, autres que celles visées sub 3°, à charge des pouvoirs locaux ou à charge d'organismes crées par ces pouvoirs locaux dans un but d'utilité publique, y compris celles accordées a leurs mandataires;
8° les pensions de retraite et de survie, autres que celles visées sub 3°, à charge d'organismes d'intérêt public dépendant des Communautés ou des Régions;
9° les pensions de retraite et de survie accordées aux sénateurs, aux membres de la Chambre des représentants ainsi qu'aux membres des (Parlements de communauté et de région); <L 2006-03-27/35, art. 26, 032; En vigueur : 21-04-2006>
10° les pensions de retraite et de survie à charge des pouvoirs et organismes visés à l'article 38 de la loi du 5 août 1978 de réformes économiques et budgétaires et non repris ci-dessus.
En cas de cumul de pensions relevant d'un même niveau de priorité, la retenue est opérée en premier lieu sur la pension dont le montant est le plus élevé, sans que les majorations ultérieures des pensions n'aient pour effet de modifier l'ordre ainsi établi.
§ 7. Si le paiement [16 de pensions légales ou de pensions complémentaires]16 sous la forme d'un capital a été fractionné, le présent article est appliqué à chaque paiement partiel.
§ 8. L'article 52, 7°, du Code des impôts sur les revenus 1992 est applicable à la retenue effectuée en vertu du présent article.
§ 9. La retenue à effectuer en application du § 4 qui correspond à des rentes fictives qui afférent à [17 des pensions légales ou des pensions complémentaires payées]17 avant le 1er janvier 1997 sous la forme d'un capital n'est plus opérée :
- a partir du 1er juillet 1997, pour ce qui concerne les capitaux payés, si la pension a pris cours avant le 1er juillet 1981 ou à partir du 1er juillet de l'année qui suit le quinzième anniversaire de la date de prise de cours de la pension si celle-ci a pris cours après le paiement du capital;
- pour ce qui concerne les capitaux payés à partir du 1er juillet 1981, soit à partir du 1er juillet de l'année qui suit le quinzième anniversaire du paiement du capital si la pension est déjà en cours au moment du paiement du capital, soit à partir du 1er juillet de l'année qui suit le quinzième anniversaire de la date de prise de cours de la pension si celle-ci a pris cours après le paiement du capital.
(§ 10. Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres et selon les modalités qu'Il détermine, réduire et abroger les retenues visées au § 2 avec effet au 1er juillet 2008.
L'habilitation conférée au Roi par le présent paragraphe expire le 31 décembre 2008.
Les arrêtés pris en vertu de cette habilitation cessent de produire leurs effets s'ils n'ont pas été confirmés par loi dans les douze mois de la date de leur entrée en vigueur.) <L 2008-06-08/30, art. 22, 037; En vigueur : 26-06-2008>
(NOTE : la version 006 de l'article 68 est modifiée par l'article 23 de la L 2000-08-12/62; En vigueur : 01-01-1995; Abrogé : 31-12-1996; voir M.B. 31-08-2000, p. 29879-29880)
Modifications
Art. 68 TOEKOMSTIG RECHT. <KB 1996-12-16/31, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-1997> § 1. Voor de toepassing van de artikelen 68 tot en met 68quinquies wordt verstaan :
a) onder "wettelijk pensioen", elk wettelijk, bestuursrechtelijk of statutair ouderdoms-, rust-, anciënniteits- of overlevingspensioen, of elk ander als zodanig geldend voordeel [5 of elke overgangsuitkering]5 ten laste van een Belgisch pensioenstelsel [11 , van een buitenlands pensioenstelsel of van een pensioenstelsel van een internationale instelling]11.
Als wettelijke pensioenen in de zin van a) worden eveneens beschouwd :
1° de periodieke renten verworven door stortingen bedoeld bij de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelsels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, ongeacht de oorsprong ervan;
2° de invaliditeitspensioenen van de administratieve en militaire personeelsleden, van de magistraten en van de personeelsleden van de rechterlijke orde en van de gerechtelijke politie bij de parketten, betaald ten laste van de Openbare Schatkist wegens diensten bewezen in Afrika;
b) [11 ...]11
c) [11 onder "aanvullend pensioen":
1° elk aanvullend pensioen bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot uitvoering van artikel 306 van de Programmawet (I) van 27 december 2006 en bedoeld als aanvulling of vervanging van een wettelijk pensioen ten laste van een Belgisch pensioenstelsel, ongeacht het feit of het een periodiek of een in de vorm van een kapitaal betaald voordeel betreft;
2° elk voordeel, bedoeld als aanvulling van een wettelijk pensioen ten laste van een buitenlands pensioenstelsel of van een pensioenstelsel van een internationale instelling, ongeacht het feit of het een periodiek of een in de vorm van een kapitaal betaald voordeel betreft.
Het vakantiegeld en het aanvullend vakantiegeld, de eindejaarstoelage, de verwarmingstoelage, de aanpassingsvergoeding, de forfaitaire welvaartspremie en de bijzondere bijslag voor zelfstandigen worden niet beschouwd als wettelijke of aanvullende pensioenen in de zin van de bepaling onder a) of c);]11
d) onder "afhouding", de afhouding voortvloeiend uit de toepassing van § 2;
e) onder "begunstigde", de begunstigde van een in a) bedoeld pensioen.
Als "begunstigde met gezinslast" wordt beschouwd, naar gelang van het geval :
1° de gehuwde begunstigde die samenwoont met zijn echtgenoot, op voorwaarde dat deze laatste geen beroepsinkomsten heeft die de vermindering of de schorsing van een in het pensioenstelsel van de werknemers [1 of van de zelfstandigen]1 toegekend rustpensioen zouden tot gevolg hebben, noch een sociaal voordeel geniet toegekend krachtens een Belgische of buitenlandse wetgeving of een als zodanig geldend voordeel toegekend krachtens een regeling die van toepassing is op het personeel van een [11 internationale instelling]11;
2° de gehuwde begunstigde die samenwoont met zijn echtgenoot van wie het pensioenbedrag werd verminderd, hetzij met toepassing van artikel 10, § 4 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, hetzij met toepassing van artikel 3, § 8, van de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn [1 , hetzij met toepassing van artikel 5, § 8, van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenen;]1;
3° de gehuwde begunstigde die gescheiden leeft van zijn echtgenoot, de ongehuwde begunstigde, de uit de echt gescheiden begunstigde of de langstlevende echtgenoot, op voorwaarde dat hij uitsluitend samenwoont met één of meer kinderen waarvan ten minste één recht geeft op kinderbijslag;
Iedere andere begunstigde wordt beschouwd als "alleenstaande begunstigde";
f) onder "instellingen van sociale zekerheid", de instellingen bedoeld bij artikel 2, eerste lid, 2° van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid;
g) onder "Kruispuntbank", de Kruispuntbank van de sociale zekerheid;
h) (onder " uitbetalingsinstelling ", de natuurlijke of -rechtspersoon, of de feitelijke vereniging die de betaling [11 van het wettelijk pensioen of van het aanvullend pensioen]11 verzekert;) <W 2004-07-09/30, art. 179, 025; Inwerkingtreding : 15-07-2004>
i) [11 onder "DB2P", de gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen, zoals opgericht door de programmawet van 27 december 2006, en beheerd door de vzw SiGeDiS]11;
j) [6 onder "Dienst" : de Federale Pensioendienst;]6
k) [6 ...]6;
l) [11 ...]11
§ 2. [12 Onverminderd de toepassing van de paragrafen 3 en 6 verrichten de uitbetalingsinstellingen, volgens de in artikel 68ter, § 1, bepaalde nadere regels, op de wettelijke pensioenen die betaald worden vanaf 1 januari 1997, en dit ongeacht hun ingangsdatum, een afhouding waarvan het bedrag overeenkomstig de bij het vierde lid bepaalde tabel wordt vastgesteld, rekening houdend enerzijds met het in het tweede lid bepaalde totaal maandelijks brutobedrag van het geheel van de wettelijke pensioenen en de aanvullende pensioenen en anderzijds met de hoedanigheid van de begunstigde.
Het totaal maandelijks brutobedrag van het geheel van de wettelijke pensioenen en de aanvullende pensioenen, ongeacht hun ingangsdatum of, in geval van betaling in de vorm van een kapitaal, ongeacht de vereffeningsdatum, wordt bekomen door de som te maken van:
- de maandelijkse brutobedragen van de wettelijke pensioenen en de aanvullende pensioenen;
- de brutobedragen, naar behoren omgezet in maandelijkse bedragen, van de wettelijke pensioenen, en de periodieke aanvullende pensioenen die niet maandelijks betaald worden;
- de maandelijkse brutobedragen van de fictieve renten die overeenstemmen met in de vorm van een kapitaal betaalde wettelijke pensioenen of aanvullende pensioenen.
De omzetting in een fictieve rente van wettelijke pensioenen en aanvullende pensioenen die werden betaald in de vorm van een kapitaal, geschiedt door het bedrag van het kapitaal te delen door de coëfficiënt die, volgens de van kracht zijnde barema's inzake de omzetting in kapitaal van arbeidsongevallenrenten in de overheidssector, overeenstemt met de leeftijd van begunstigde op de dag van de betaling van het kapitaal. De Koning kan op basis van de meest recente mortaliteitstabellen andere omzettingsbarema's vaststellen die zullen worden gebruikt voor de toepassing van dit artikel. Elke wijziging van omzettingsbarema's brengt de vaststelling van een nieuw bedrag van de fictieve rente met zich mee.]12
Het bedrag van de in het eerste lid bepaalde afhouding wordt, naargelang de hoedanigheid van de begunstigde, vastgesteld overeenkomstig de hiernavolgende tabel :
[10 Alleenstaande begunstigde
a) onder "wettelijk pensioen", elk wettelijk, bestuursrechtelijk of statutair ouderdoms-, rust-, anciënniteits- of overlevingspensioen, of elk ander als zodanig geldend voordeel [5 of elke overgangsuitkering]5 ten laste van een Belgisch pensioenstelsel [11 , van een buitenlands pensioenstelsel of van een pensioenstelsel van een internationale instelling]11.
Als wettelijke pensioenen in de zin van a) worden eveneens beschouwd :
1° de periodieke renten verworven door stortingen bedoeld bij de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelsels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, ongeacht de oorsprong ervan;
2° de invaliditeitspensioenen van de administratieve en militaire personeelsleden, van de magistraten en van de personeelsleden van de rechterlijke orde en van de gerechtelijke politie bij de parketten, betaald ten laste van de Openbare Schatkist wegens diensten bewezen in Afrika;
b) [11 ...]11
c) [11 onder "aanvullend pensioen":
1° elk aanvullend pensioen bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot uitvoering van artikel 306 van de Programmawet (I) van 27 december 2006 en bedoeld als aanvulling of vervanging van een wettelijk pensioen ten laste van een Belgisch pensioenstelsel, ongeacht het feit of het een periodiek of een in de vorm van een kapitaal betaald voordeel betreft;
2° elk voordeel, bedoeld als aanvulling van een wettelijk pensioen ten laste van een buitenlands pensioenstelsel of van een pensioenstelsel van een internationale instelling, ongeacht het feit of het een periodiek of een in de vorm van een kapitaal betaald voordeel betreft.
Het vakantiegeld en het aanvullend vakantiegeld, de eindejaarstoelage, de verwarmingstoelage, de aanpassingsvergoeding, de forfaitaire welvaartspremie en de bijzondere bijslag voor zelfstandigen worden niet beschouwd als wettelijke of aanvullende pensioenen in de zin van de bepaling onder a) of c);]11
d) onder "afhouding", de afhouding voortvloeiend uit de toepassing van § 2;
e) onder "begunstigde", de begunstigde van een in a) bedoeld pensioen.
Als "begunstigde met gezinslast" wordt beschouwd, naar gelang van het geval :
1° de gehuwde begunstigde die samenwoont met zijn echtgenoot, op voorwaarde dat deze laatste geen beroepsinkomsten heeft die de vermindering of de schorsing van een in het pensioenstelsel van de werknemers [1 of van de zelfstandigen]1 toegekend rustpensioen zouden tot gevolg hebben, noch een sociaal voordeel geniet toegekend krachtens een Belgische of buitenlandse wetgeving of een als zodanig geldend voordeel toegekend krachtens een regeling die van toepassing is op het personeel van een [11 internationale instelling]11;
2° de gehuwde begunstigde die samenwoont met zijn echtgenoot van wie het pensioenbedrag werd verminderd, hetzij met toepassing van artikel 10, § 4 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, hetzij met toepassing van artikel 3, § 8, van de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn [1 , hetzij met toepassing van artikel 5, § 8, van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenen;]1;
3° de gehuwde begunstigde die gescheiden leeft van zijn echtgenoot, de ongehuwde begunstigde, de uit de echt gescheiden begunstigde of de langstlevende echtgenoot, op voorwaarde dat hij uitsluitend samenwoont met één of meer kinderen waarvan ten minste één recht geeft op kinderbijslag;
Iedere andere begunstigde wordt beschouwd als "alleenstaande begunstigde";
f) onder "instellingen van sociale zekerheid", de instellingen bedoeld bij artikel 2, eerste lid, 2° van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid;
g) onder "Kruispuntbank", de Kruispuntbank van de sociale zekerheid;
h) (onder " uitbetalingsinstelling ", de natuurlijke of -rechtspersoon, of de feitelijke vereniging die de betaling [11 van het wettelijk pensioen of van het aanvullend pensioen]11 verzekert;) <W 2004-07-09/30, art. 179, 025; Inwerkingtreding : 15-07-2004>
i) [11 onder "DB2P", de gegevensbank betreffende de aanvullende pensioenen, zoals opgericht door de programmawet van 27 december 2006, en beheerd door de vzw SiGeDiS]11;
j) [6 onder "Dienst" : de Federale Pensioendienst;]6
k) [6 ...]6;
l) [11 ...]11
§ 2. [12 Onverminderd de toepassing van de paragrafen 3 en 6 verrichten de uitbetalingsinstellingen, volgens de in artikel 68ter, § 1, bepaalde nadere regels, op de wettelijke pensioenen die betaald worden vanaf 1 januari 1997, en dit ongeacht hun ingangsdatum, een afhouding waarvan het bedrag overeenkomstig de bij het vierde lid bepaalde tabel wordt vastgesteld, rekening houdend enerzijds met het in het tweede lid bepaalde totaal maandelijks brutobedrag van het geheel van de wettelijke pensioenen en de aanvullende pensioenen en anderzijds met de hoedanigheid van de begunstigde.
Het totaal maandelijks brutobedrag van het geheel van de wettelijke pensioenen en de aanvullende pensioenen, ongeacht hun ingangsdatum of, in geval van betaling in de vorm van een kapitaal, ongeacht de vereffeningsdatum, wordt bekomen door de som te maken van:
- de maandelijkse brutobedragen van de wettelijke pensioenen en de aanvullende pensioenen;
- de brutobedragen, naar behoren omgezet in maandelijkse bedragen, van de wettelijke pensioenen, en de periodieke aanvullende pensioenen die niet maandelijks betaald worden;
- de maandelijkse brutobedragen van de fictieve renten die overeenstemmen met in de vorm van een kapitaal betaalde wettelijke pensioenen of aanvullende pensioenen.
De omzetting in een fictieve rente van wettelijke pensioenen en aanvullende pensioenen die werden betaald in de vorm van een kapitaal, geschiedt door het bedrag van het kapitaal te delen door de coëfficiënt die, volgens de van kracht zijnde barema's inzake de omzetting in kapitaal van arbeidsongevallenrenten in de overheidssector, overeenstemt met de leeftijd van begunstigde op de dag van de betaling van het kapitaal. De Koning kan op basis van de meest recente mortaliteitstabellen andere omzettingsbarema's vaststellen die zullen worden gebruikt voor de toepassing van dit artikel. Elke wijziging van omzettingsbarema's brengt de vaststelling van een nieuw bedrag van de fictieve rente met zich mee.]12
Het bedrag van de in het eerste lid bepaalde afhouding wordt, naargelang de hoedanigheid van de begunstigde, vastgesteld overeenkomstig de hiernavolgende tabel :
[10 Alleenstaande begunstigde
Art.68 DROIT FUTUR. <AR 1996-12-16/31, art. 1, 007; En vigueur : 01-01-1997> § 1er. Pour l'application des articles 68 à 68quinquies, il y a lieu d'entendre :
a) par "pension légale", toute pension légale, réglementaire ou statutaire de vieillesse, de retraite, d'ancienneté, de survie ou tout autre avantage tenant lieu de pareille pension [5 ou toute allocation de transition]5 à charge d'un régime belge de pension [11 , d'un régime étranger de pension ou d'un régime de pension d'une institution internationale]11.
Sont également considérées comme des pensions légales au sens du a) :
1° les rentes périodiques acquises par des versements visés par la loi du 28 mai 1971 réalisant l'unification et l'harmonisation des régimes de capitalisation institués dans le cadre des lois relatives à l'assurance en vue de la vieillesse et du décès prématuré, indépendamment de leur origine;
2° les pensions d'invalidité des agents administratifs et militaires, des magistrats et des agents de l'ordre judiciaire et de la police judiciaire des parquets, payées à charge du Trésor public en raison de services rendus en Afrique;
b) [11 ...]11
c) [11 par "pension complémentaire":
1° toute pension complémentaire visée à l'article 2 de l'arrêté royal du 25 avril 2007 portant exécution de l'article 306 de la loi-programme (I) du 27 décembre 2006 et destinée à compléter ou à remplacer une pension légale à charge d'un régime belge de pension, qu'il s'agisse d'un avantage périodique ou d'un avantage accordé sous forme d'un capital;
2° tout avantage destiné à compléter une pension légale à charge d'un régime étranger de pension ou d'un régime de pension d'une institution internationale, qu'il s'agisse d'un avantage périodique ou d'un avantage accordé sous la forme d'un capital.
Ne sont pas considérés comme pensions légales ou complémentaires au sens du a) ou c),le pécule de vacances et le pécule complémentaire de vacances, l'allocation de fin d'année, l'allocation de chauffage, les indemnités d'adaptation et les primes forfaitaires de bien-être et l'allocation spéciale pour travailleurs indépendants;]11
d) par "retenue", la retenue résultant de l'application du § 2;
e) par "bénéficiaire", le bénéficiaire d'une pension visée sous a).
Est considéré comme "bénéficiaire avec charge de famille", selon le cas :
1° le bénéficiaire marié cohabitant avec son conjoint, à condition que ce dernier ne dispose pas de revenus professionnels qui entraîneraient la réduction ou la suspension d'une pension de retraite accordée dans le régime de pension des travailleurs salariés [1 ou des travailleurs indépendants]1, ni d'un avantage social alloué en vertu d'une législation belge ou étrangère ou d'un avantage en tenant lieu accordé en vertu d'un régime applicable au personnel d'une [11 institution internationale]11;
2° le bénéficiaire marié cohabitant avec son conjoint pour lequel le montant de pension a été diminué, soit en application de l'article 10, § 4, de l'arrêté royal n° 50 du 24 octobre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs salariés, soit en application de l'article 3, par. 8, de la loi du 20 juillet 1990 instaurant un âge flexible de la retraite pour les travailleurs salariés et adaptant les pensions des travailleurs salariés à l'évolution du bien-être général [1 , soit en application de l'article 5, § 8, de l'arrêté royal du 23 décembre 1996 portant exécution des articles 15, 16 et 17 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions]1;
3° le bénéficiaire marié vivant séparé de son conjoint, le bénéficiaire non marié, le bénéficiaire divorcé ou le conjoint survivant, à condition qu'il cohabite exclusivement avec un ou plusieurs enfants dont un au moins ouvre un droit à des allocations familiales;
Est considéré comme "bénéficiaire isolé", tout autre bénéficiaire;
f) par "institutions de sécurité sociale", les institutions visées à l'article 2, alinéa 1er, 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la sécurité sociale;
g) par "Banque-carrefour", la Banque-carrefour de la sécurité sociale;
h) (par " organisme débiteur ", la personne physique ou morale, ou l'association de fait qui assure le paiement [11 de la pension légale ou de la pension complémentaire]11;) <L 2004-07-09/30, art. 179, 025; En vigueur : 15-07-2004>
i) [11 par "DB2P", la base de données sur les pensions complémentaires créée par la loi-programme du 27 décembre 2006 et gérée par l'ASBL SiGeDiS;]11
j) [6 par "Service", le Service fédéral des Pensions;]6
k) [6 ...]6;
l) [11 ...]11
§ 2. [12 Sans préjudice de l'application des paragraphes 3 et 6, les organismes débiteurs opèrent, selon les modalités prévues par l'article 68ter, § 1er, sur les pensions légales, quelle que soit leur date de prise de cours, payées à partir du 1er janvier 1997, une retenue dont le montant est fixé conformément au tableau prévu à l'alinéa 4, compte tenu, d'une part, du montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions légales et des pensions complémentaires, tel que défini à l'alinéa 2 et, d'autre part, de la qualité du bénéficiaire.
Le montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions légales et pensions complémentaires, quelle que soit leur date de prise de cours ou, en cas de paiement sous la forme d'un capital, quelle que soit la date de sa liquidation, est obtenu en additionnant:
- les montants mensuels bruts des pensions légales et des pensions complémentaires;
- les montants bruts, dûment convertis en montants mensuels, des pensions légales et des pensions complémentaires périodiques qui ne sont pas payées mensuellement;
- les montants mensuels bruts des rentes fictives correspondant à des pensions légales ou des pensions complémentaires payées sous la forme d'un capital.
La conversion en rente fictive des pensions légales et pensions complémentaires qui ont été payées sous forme d'un capital est opérée en divisant le montant du capital par le coefficient qui, dans les barèmes en vigueur en matière de conversion en capital de rentes d'accidents du travail dans le secteur public, correspond à l'âge du bénéficiaire au jour du paiement du capital. Le Roi peut, sur la base des tables de mortalité les plus récentes, établir d'autres barèmes de conversion qui seront utilisés pour l'application du présent article. Chaque modification de barèmes de conversion entraîne la fixation d'un nouveau montant de la rente fictive.]12
Le montant de la retenue prévue à l'alinéa 1er est, selon la qualité du bénéficiaire, établi conformément au tableau ci-dessous :
[10 Bénéficiaire isolé
a) par "pension légale", toute pension légale, réglementaire ou statutaire de vieillesse, de retraite, d'ancienneté, de survie ou tout autre avantage tenant lieu de pareille pension [5 ou toute allocation de transition]5 à charge d'un régime belge de pension [11 , d'un régime étranger de pension ou d'un régime de pension d'une institution internationale]11.
Sont également considérées comme des pensions légales au sens du a) :
1° les rentes périodiques acquises par des versements visés par la loi du 28 mai 1971 réalisant l'unification et l'harmonisation des régimes de capitalisation institués dans le cadre des lois relatives à l'assurance en vue de la vieillesse et du décès prématuré, indépendamment de leur origine;
2° les pensions d'invalidité des agents administratifs et militaires, des magistrats et des agents de l'ordre judiciaire et de la police judiciaire des parquets, payées à charge du Trésor public en raison de services rendus en Afrique;
b) [11 ...]11
c) [11 par "pension complémentaire":
1° toute pension complémentaire visée à l'article 2 de l'arrêté royal du 25 avril 2007 portant exécution de l'article 306 de la loi-programme (I) du 27 décembre 2006 et destinée à compléter ou à remplacer une pension légale à charge d'un régime belge de pension, qu'il s'agisse d'un avantage périodique ou d'un avantage accordé sous forme d'un capital;
2° tout avantage destiné à compléter une pension légale à charge d'un régime étranger de pension ou d'un régime de pension d'une institution internationale, qu'il s'agisse d'un avantage périodique ou d'un avantage accordé sous la forme d'un capital.
Ne sont pas considérés comme pensions légales ou complémentaires au sens du a) ou c),le pécule de vacances et le pécule complémentaire de vacances, l'allocation de fin d'année, l'allocation de chauffage, les indemnités d'adaptation et les primes forfaitaires de bien-être et l'allocation spéciale pour travailleurs indépendants;]11
d) par "retenue", la retenue résultant de l'application du § 2;
e) par "bénéficiaire", le bénéficiaire d'une pension visée sous a).
Est considéré comme "bénéficiaire avec charge de famille", selon le cas :
1° le bénéficiaire marié cohabitant avec son conjoint, à condition que ce dernier ne dispose pas de revenus professionnels qui entraîneraient la réduction ou la suspension d'une pension de retraite accordée dans le régime de pension des travailleurs salariés [1 ou des travailleurs indépendants]1, ni d'un avantage social alloué en vertu d'une législation belge ou étrangère ou d'un avantage en tenant lieu accordé en vertu d'un régime applicable au personnel d'une [11 institution internationale]11;
2° le bénéficiaire marié cohabitant avec son conjoint pour lequel le montant de pension a été diminué, soit en application de l'article 10, § 4, de l'arrêté royal n° 50 du 24 octobre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs salariés, soit en application de l'article 3, par. 8, de la loi du 20 juillet 1990 instaurant un âge flexible de la retraite pour les travailleurs salariés et adaptant les pensions des travailleurs salariés à l'évolution du bien-être général [1 , soit en application de l'article 5, § 8, de l'arrêté royal du 23 décembre 1996 portant exécution des articles 15, 16 et 17 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions]1;
3° le bénéficiaire marié vivant séparé de son conjoint, le bénéficiaire non marié, le bénéficiaire divorcé ou le conjoint survivant, à condition qu'il cohabite exclusivement avec un ou plusieurs enfants dont un au moins ouvre un droit à des allocations familiales;
Est considéré comme "bénéficiaire isolé", tout autre bénéficiaire;
f) par "institutions de sécurité sociale", les institutions visées à l'article 2, alinéa 1er, 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la sécurité sociale;
g) par "Banque-carrefour", la Banque-carrefour de la sécurité sociale;
h) (par " organisme débiteur ", la personne physique ou morale, ou l'association de fait qui assure le paiement [11 de la pension légale ou de la pension complémentaire]11;) <L 2004-07-09/30, art. 179, 025; En vigueur : 15-07-2004>
i) [11 par "DB2P", la base de données sur les pensions complémentaires créée par la loi-programme du 27 décembre 2006 et gérée par l'ASBL SiGeDiS;]11
j) [6 par "Service", le Service fédéral des Pensions;]6
k) [6 ...]6;
l) [11 ...]11
§ 2. [12 Sans préjudice de l'application des paragraphes 3 et 6, les organismes débiteurs opèrent, selon les modalités prévues par l'article 68ter, § 1er, sur les pensions légales, quelle que soit leur date de prise de cours, payées à partir du 1er janvier 1997, une retenue dont le montant est fixé conformément au tableau prévu à l'alinéa 4, compte tenu, d'une part, du montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions légales et des pensions complémentaires, tel que défini à l'alinéa 2 et, d'autre part, de la qualité du bénéficiaire.
Le montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions légales et pensions complémentaires, quelle que soit leur date de prise de cours ou, en cas de paiement sous la forme d'un capital, quelle que soit la date de sa liquidation, est obtenu en additionnant:
- les montants mensuels bruts des pensions légales et des pensions complémentaires;
- les montants bruts, dûment convertis en montants mensuels, des pensions légales et des pensions complémentaires périodiques qui ne sont pas payées mensuellement;
- les montants mensuels bruts des rentes fictives correspondant à des pensions légales ou des pensions complémentaires payées sous la forme d'un capital.
La conversion en rente fictive des pensions légales et pensions complémentaires qui ont été payées sous forme d'un capital est opérée en divisant le montant du capital par le coefficient qui, dans les barèmes en vigueur en matière de conversion en capital de rentes d'accidents du travail dans le secteur public, correspond à l'âge du bénéficiaire au jour du paiement du capital. Le Roi peut, sur la base des tables de mortalité les plus récentes, établir d'autres barèmes de conversion qui seront utilisés pour l'application du présent article. Chaque modification de barèmes de conversion entraîne la fixation d'un nouveau montant de la rente fictive.]12
Le montant de la retenue prévue à l'alinéa 1er est, selon la qualité du bénéficiaire, établi conformément au tableau ci-dessous :
[10 Bénéficiaire isolé
| P = Totaal maandelijks brutobedrag van de pensioenen en andere voordelen: P = Montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions et autres avantages: | Bedrag van de afhouding in euro Montant de la retenue en euro |
| Van/de 0,01 EUR tot/à 1.711,72 EUR Van/de 1.711,73 EUR tot/à 1.764,65 EUR Van/de 1.764,66 EUR tot/à 1.895,87 EUR Van/de 1.895,88 EUR tot/à 1.915,62 EUR Vanaf/à partir de 1.915,63 EUR | 0,00 (P - 1.711,72) x 50 % P x 0,015 28,44 + [(P - 1.895,87) x 50 %] P x 0,02 |
| P = Totaal maandelijks brutobedrag van de pensioenen en andere voordelen: P = Montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions et autres avantages: | Bedrag van de afhouding in euro Montant de la retenue en euro |
| Van/de 0,01 EUR tot/à 1.711,72 EUR Van/de 1.711,73 EUR tot/à 1.764,65 EUR Van/de 1.764,66 EUR tot/à 1.895,87 EUR Van/de 1.895,88 EUR tot/à 1.915,62 EUR Vanaf/à partir de 1.915,63 EUR | 0,00 (P - 1.711,72) x 50 % P x 0,015 28,44 + [(P - 1.895,87) x 50 %] P x 0,02 |
P = Montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions et autres avantages:
Bedrag van de afhouding in euro
Montant de la retenue en euroVan/de 0,01 EUR tot/à 1.711,72 EUR
Van/de 1.711,73 EUR tot/à 1.764,65 EUR
Van/de 1.764,66 EUR tot/à 1.895,87 EUR
Van/de 1.895,88 EUR tot/à 1.915,62 EUR
Vanaf/à partir de 1.915,63 EUR 0,00
(P - 1.711,72) x 50 %
P x 0,015
28,44 + [(P - 1.895,87) x 50 %]
P x 0,02
Bénéficiaire avec charge de famille
| P = Totaal maandelijks brutobedrag van de pensioenen en andere voordelen: P = Montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions et autres avantages: | Bedrag van de afhouding in euro Montant de la retenue en euro |
| Van/de 0,01 EUR tot/à 1.978,96 EUR Van/de 1.978,97 EUR tot/à 2.040,15 EUR Van/de 2.040,16 EUR tot/à 2.168,84 EUR Van/de 2.168,85 EUR tot/à 2.191,43 EUR Vanaf/à partir de 2.191,44 EUR | 0,00 (P - 1.978,96) x 50 % P x 0,015 32,53 + [(P - 2.168,84) x 50 %] P x 0,02 |
De bedragen in de tabel zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer 114,89 en worden aangepast op dezelfde manier als de pensioenen naargelang de indexering van deze laatste uitgevoerd wordt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, of van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Als voor eenzelfde begunstigde sommige van zijn pensioenen worden geïndexeerd volgens de bepalingen van voormelde wet van 2 augustus 1971, en zijn andere pensioenen volgens de bepalingen van voormelde wet van 1 maart 1977, mag de indexering van de bedragen in de tabel er niet toe leiden dat de schijf waarin het totale bedrag van de pensioenen ondergebracht moet worden, gewijzigd wordt.
§ 3. [13 Het gedeelte van de met toepassing van paragraaf 2 uit te voeren afhouding dat overeenstemt met wettelijke en/of aanvullende pensioenen ten laste van een buitenlands pensioenstelsel en/of van een pensioenstelsel van een internationale instelling wordt uitsluitend verricht:
1° als de gerechtigde zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd in België en een wettelijk pensioen of als zodanig geldend voordeel ten laste van een Belgisch pensioenstelsel geniet en hij, overeenkomstig Titel II van de Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels, niet onderworpen is aan de wetgeving van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, van het Verenigd Koninkrijk of van Zwitserland;
2° als de gerechtigde zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd in een land dat geen lidstaat is van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte of buiten het Verenigd Koninkrijk of Zwitserland en een wettelijk pensioen of als zodanig geldend voordeel geniet ten laste van een Belgisch pensioenstelsel, maar geen wettelijk pensioen of als zodanig geldend voordeel geniet ten laste van een pensioenstelsel in het woonstland.]13
§ 4. [13 Het gedeelte van de met toepassing van paragraaf 2 uit te voeren afhouding dat overeenstemt met in artikel 68, § 1, c), 1°, bedoelde Belgische periodieke aanvullende pensioenen en met door Belgische uitbetalingsinstellingen vóór 1 januari 1997 in de vorm van een kapitaal betaalde aanvullende pensioenen, wordt verricht op de verschillende wettelijke pensioenen overeenkomstig de door paragraaf 6 vastgestelde rangorde.]13
§ 5. [15 De Belgische of buitenlandse uitbetalingsinstelling van een in de vorm van een kapitaal betaald Belgisch aanvullend pensioen verricht, bij de uitbetaling van het kapitaal, een afhouding op het brutobedrag van dat kapitaal. De vzw SiGeDiS deelt, wanneer zij hiervoor over voldoende gegevens beschikt, het bedrag van de afhouding die op het kapitaal moet worden verricht en/of het daarmee overeenstemmende percentage mee aan de uitbetalingsinstelling.
Wanneer de vzw SiGeDiS niet over voldoende gegevens beschikt om het bedrag van de afhouding of het daarmee overeenstemmende percentage vast te stellen, verricht de Belgische of buitenlandse uitbetalingsinstelling, bij de uitbetaling van het kapitaal, ambtshalve een afhouding gelijk aan 2 % van het brutobedrag van dat kapitaal.
De Koning kan de modaliteiten vaststellen voor de toepassing van het eerste en het tweede lid.]15
[14 De Belgische of buitenlandse uitbetalingsinstelling stort de opbrengst van de met toepassing van het [15 eerste of tweede]15 lid uitgevoerde afhouding aan de Dienst ten belope van het bedrag, tegen de vervaldatum en met de mededeling vermeld in het maandelijkse betaaloverzicht van de vzw SiGeDiS.]14
Indien bij de eerste uitbetaling van het definitief bedrag van een wettelijk pensioen die volgt op de uitbetaling van een kapitaal blijkt dat het percentage van de met toepassing van § 2 uit te voeren afhouding kleiner is dan het percentage van de afhouding die op het kapitaal werd verricht, stort [6 de Dienst]6 aan begunstigde een bedrag terug dat gelijk is aan het verschil tussen enerzijds het bedrag van de afhouding die op het kapitaal werd verricht en anderzijds het bedrag dat verkregen wordt door ditzelfde kapitaal met het percentage van de met toepassing van § 2 uit te voeren afhouding te vermenigvuldigen. Indien de terugstorting plaatsvindt meer dan zes maanden na de datum van de eerste uitbetaling van het definitief bedrag van een wettelijk pensioen, is [6 de Dienst]6 van rechtswege aan begunstigde nalatigheidsinteresten verschuldigd op het teruggestorte bedrag. Deze interesten, waarvan het percentage gelijk is aan 4,75 t.h. per jaar, beginnen te lopen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van de termijn van zes maanden. De Koning kan het percentage van deze nalatigheidsinteresten aanpassen.
[15 ...]15
§ 6. De in § 4 bedoelde rangorde wordt vastgesteld als volgt :
1° de rust- en overlevingspensioenen ten laste van de pensioenregeling voor werknemers;
2° de rust- en overlevingspensioenen ten laste van de pensioenregeling voor zelfstandigen;
3° [16 de rust- en overlevingspensioenen ten laste van een pensioenstelsel van de overheidssector beheerd door de Dienst;]16
4° [7 ...]7;
5° de rustpensioenen ten laste van de instellingen waarop het koninklijk besluit nr. 117 van 27 februari 1935 tot vaststelling van het statuut der pensioenen van het personeel der zelfstandige openbare inrichtingen en de regieën ingesteld door de Staat van toepassing is;
6° [16 de rust- en overlevingspensioenen ten laste van het stelsel voor overzeese sociale zekerheid;]16
7° de niet in 3° bedoelde rust- en overlevingspensioenen ten laste van de plaatselijke besturen of ten laste van door deze plaatselijke besturen opgerichte instellingen van openbaar nut, met inbegrip van die welke aan hun mandatarissen worden toegekend;
8° de niet in 3° bedoelde rust- en overlevingspensioenen ten laste van instellingen van openbaar nut die afhangen van de Gemeenschappen of de Gewesten;
9° de rust- en overlevingspensioenen toegekend aan de senatoren, de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de leden van de Gewest- en (Gemeenschapsparlementen); <W 2006-03-27/35, art. 26, 032; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
10° de rust- en overlevingspensioenen ten laste van hiervoor niet opgenomen machten en instellingen bedoeld in artikel 38 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen.
In geval van cumulatie van pensioenen met eenzelfde rangorde, wordt de afhouding in eerste instantie verricht op het pensioen met het hoogste bedrag, zonder dat latere verhogingen van de pensioenen een wijziging van de aldus vastgestelde volgorde tot gevolg hebben.
§ 7. Indien de in de vorm van een kapitaal uitbetaalde [17 wettelijke pensioenen of aanvullende pensioenen]17 in schijven worden betaald, is dit artikel van toepassing op elke gedeeltelijke betaling.
§ 8. Artikel 52, 7° van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 is van toepassing op de krachtens dit artikel verrichte afhouding.
§ 9. De met toepassing van § 4 uit te voeren afhouding, die overeenstemt met de fictieve renten die beantwoorden aan vóór 1 januari 1997 in de vorm van een kapitaal [18 uitbetaalde wettelijke pensioenen of aanvullende pensioenen]18, wordt niet meer uitgevoerd :
- vanaf 1 juli 1997, op de vóór 1 juli 1981 uitbetaalde kapitalen, indien het pensioen is ingegaan vóór 1 juli 1981 of vanaf 1 juli van het jaar dat volgt op de vijftiende verjaardag van de ingangsdatum van het pensioen, als dit is ingegaan na de uitbetaling van het kapitaal;
- op de vanaf 1 juli 1981 uitbetaald kapitalen, hetzij vanaf 1 juli van het jaar dat volgt op de vijftiende verjaardag van de uitbetaling van het kapitaal, indien het pensioen reeds ingegaan is op het ogenblik van de uitbetaling van het kapitaal, hetzij vanaf 1 juli van het jaar dat volgt op de vijftiende verjaardag van de ingangsdatum van het pensioen, als dit is ingegaan na de uitbetaling van het kapitaal. <INGEVOEGD bij W 1997-06-13/30, art. 13, 2°, Inwerkingtreding : 01-07-1997>
(§ 10. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en volgens de door Hem bepaalde modaliteiten, de in § 2 bedoelde afhoudingen herleiden en opheffen met uitwerking op 1 juli 2008.
De machtiging die deze paragraaf aan de Koning toekent, verstrijkt op 31 december 2008.
De besluiten die zijn genomen ter uitvoering van deze machtiging houden op uitwerking te hebben indien ze niet bekrachtigd zijn bij wet binnen twaalf maanden na de datum van hun inwerkingtreding.) <W 2008-06-08/30, art. 22, 037; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
(NOTA : Versie 006 van artikel 68 is gewijzigd door artikel 23 van de W 2000-08-12/62; Inwerkingtreding : 01-01-1995; Opheffing : 31-12-1996; zie B.St. 31-08-2000, p. 29879-29880)
(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-03-2016 en tekstbijwerking tot 29-07-2025)">Opgeheven art. 121 van 18 MAART 2016. - [Wet tot wijziging van de benaming van de Rijksdienst voor Pensioenen in Federale Pensioendienst, tot integratie van de bevoegdheden en het personeel van de Pensioendienst voor de Overheidssector, van een deel van de bevoegdheden en van het personeel van de Directie-generaal Oorlogsslachtoffers, van de opdrachten "Pensioenen" van de lokale en provinciale sectoren van de Dienst voor de Bijzondere socialezekerheidsstelsels en van HR Rail en tot overname van de gemeenschappelijke sociale dienst van de Dienst voor de Bijzondere socialezekerheidsstelsels] (aangehaald als : Wet betreffende de Federale Pensioendienst") <W2017-12-22/33, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2018>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-03-2016 en tekstbijwerking tot 29-07-2025)
Art. 68quinquies.<INGEVOEGD bij KB 1996-12-16/31, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-1997> § 1. Elke uitbetalingsinstelling die nalaat [2 aan de Dienst]2 de in [3 artikel 68bis, § 1, eerste lid]3 bedoelde aangifte te doen, in de vorm en binnen de termijn die zijn voorgeschreven, moet een forfaitaire vergoeding betalen van (25,00 EUR), vermeerderd met (2,50 EUR) per begunstigde en met 100 frank per schijf van (2.500,00 EUR) gestort pensioen. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
[2 De uitbetalingsinstelling die een kapitaal betaalt na 28 februari 1997 en die de bij artikel 68, § 5, [3 tweede lid]3 opgelegde verplichtingen niet nakomt, is een toeslag van 10 pct. verschuldigd op de laattijdig gestorte bijdragen, alsmede een verwijlinterest van 12 pct. per jaar, te rekenen vanaf het verstrijken van deze termijn voorzien in artikel 68, § 5, [3 tweede lid]3 tot op de dag van betaling.]2
[3 Elke uitbetalingsinstelling die nalaat aan DB2P de in artikel 68bis, § 1/1, bedoelde aangifte te doen, binnen de in artikel 68bis, § 1, tweede lid, bedoelde termijn en in de vorm die is voorgeschreven door de vzw SiGeDiS, moet een forfaitaire vergoeding betalen van 25,00 EUR.]3
§ 2. De begunstigde die nalaat de in artikel 68bis, § 2 bedoelde aangifte te doen, moet een vergoeding betalen gelijk aan 10 t.h. van de nog verschuldigde achterstallige afhoudingen.
§ 3. [1 [2 de Dienst]2 is belast met de invordering van de vergoedingen bedoeld in §§ 1 en 2.]1
De invordering van die vergoedingen kan eveneens geschieden door tussenkomst van [3 de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen]3, die de inning ervan zal verrichten overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949.
§ 4. [3 De Dienst ziet de in artikel 68bis, §§ 2 en 3, bedoelde aangiften na.
De Dienst kan voor de controle op de uitvoering van dit hoofdstuk de medewerking vorderen van de administraties, instellingen en diensten wettelijke en/of aanvullende pensioenen toekennen en/of betalen.]3
§ 5. De werkingskosten van de in artikel 9bis van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid bedoelde pensioengegevensbank die voortvloeien uit de toepassing van artikel 68ter, §§ 1 en 2, [2 worden aangerekend op de opbrengst van de afhouding, die verricht wordt op de pensioenen bedoeld in artikel 68, § 6, 3° en 5° tot 10°]2.
§ 6. Met het oog op de toepassing van de artikelen 68 tot en met 68quater, geschieden de mededelingen van sociale gegevens met een persoonlijk karakter [2 tussen de Dienst en de andere instellingen van sociale zekerheid]2, alsook alle mededelingen van dergelijke gegevens door instellingen van sociale zekerheid gericht aan andere uitbetalingsinstellingen door tussenkomst van de Kruispuntbank volgens een uitvoeringsplan vastgesteld door het bij de Kruispuntbank ingesteld Algemeen Coördinatiecomité.
| P = Totaal maandelijks brutobedrag van de pensioenen en andere voordelen: P = Montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions et autres avantages: | Bedrag van de afhouding in euro Montant de la retenue en euro |
| Van/de 0,01 EUR tot/à 1.978,96 EUR Van/de 1.978,97 EUR tot/à 2.040,15 EUR Van/de 2.040,16 EUR tot/à 2.168,84 EUR Van/de 2.168,85 EUR tot/à 2.191,43 EUR Vanaf/à partir de 2.191,44 EUR | 0,00 (P - 1.978,96) x 50 % P x 0,015 32,53 + [(P - 2.168,84) x 50 %] P x 0,02 |
P = Montant total mensuel brut de l'ensemble des pensions et autres avantages:
Bedrag van de afhouding in euro
Montant de la retenue en euroVan/de 0,01 EUR tot/à 1.978,96 EUR
Van/de 1.978,97 EUR tot/à 2.040,15 EUR
Van/de 2.040,16 EUR tot/à 2.168,84 EUR
Van/de 2.168,85 EUR tot/à 2.191,43 EUR
Vanaf/à partir de 2.191,44 EUR 0,00
(P - 1.978,96) x 50 %
P x 0,015
32,53 + [(P - 2.168,84) x 50 %]
P x 0,02
]10
Les montants repris dans le tableau sont liés à l'indice-pivot 114,89 et sont adaptés de la même manière que les pensions selon que l'indexation de celles-ci est effectuée conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du Trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants, ou de la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix a la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public. Si pour un même bénéficiaire l'indexation de certaines de ses pensions intervient conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 précitée, tandis que l'indexation de ses autres pensions intervient conformément aux dispositions de la loi du 1er mars 1977 précitée, l'indexation des montants repris dans le tableau ne peut avoir pour effet de modifier la tranche à laquelle doit être rattaché le montant total des pensions.
§ 3. [13 La partie de la retenue à effectuer en application du paragraphe 2, qui correspond aux pensions légales et complémentaires à charge d'un régime étranger de pension et/ou d'un régime de pension d'une institution internationale est opérée uniquement:
1° si l'intéressé a fixé son lieu de résidence principale en Belgique et qu'il bénéficie d'une pension légale ou d'un avantage y tenant lieu, à charge d'un régime belge de pension et qu'il n'est pas soumis à la sécurité sociale d'un autre Etat membre de l'Union européenne, d'un Etat membre de l'Espace économique européen, du Royaume-Uni ou de la Suisse, conformément au Titre II du Règlement (CE) n° 883/2004 du Parlement européen et du Conseil du 29 avril 2004 portant sur la coordination des systèmes de sécurité sociale;
2° si l'intéressé a fixé son lieu de résidence principale dans un Etat qui n'est pas membre de l'Union européenne ou de l'Espace économique européen ou hors du Royaume-Uni ou de la Suisse et qu'il bénéficie d'une pension légale ou d'un avantage y tenant lieu à charge d'un régime belge de pension mais qu'il ne bénéficie d'aucune pension légale ou d'aucun avantage y tenant lieu à charge d'un régime de pension dans le pays de résidence.]13
§ 4. [13 La partie de la retenue à effectuer en application du paragraphe 2 qui correspond aux pensions complémentaires périodiques belges visées à l'article 68, § 1er, c), 1°, et aux pensions complémentaires payées avant le 1er janvier 1997 sous la forme d'un capital par des organismes débiteurs belges est opérée sur les différentes pensions légales conformément à l'ordre de priorité fixé par le paragraphe 6.]13
§ 5. [15 L'organisme débiteur belge ou étranger d'une pension complémentaire belge payée sous la forme d'un capital, prélève, lors du paiement de celle-ci, une retenue au montant brut du capital. L'ASBL SiGeDiS communique à l'organisme débiteur, lorsqu'elle dispose de suffisamment d'informations à cet effet, le montant de la retenue à effectuer au capital et/ou le pourcentage qui y correspond.
Lorsque l'ASBL SiGeDiS ne dispose pas de suffisamment d'informations pour communiquer le montant de la retenue ou le pourcentage qui y correspond, l'organisme débiteur belge ou étranger prélève d'office, lors du paiement du capital, une retenue égale à 2 % du montant brut de ce capital.
Le Roi peut fixer les modalités pour l'application des alinéas 1er et 2.]15
[14 L'organisme débiteur belge ou étranger verse au Service le produit de la retenue effectuée en application de [15 l'alinéa 1er ou 2]15, à concurrence du montant, à la date d'échéance et avec la communication mentionnée dans le relevé de paiement mensuel de l'ASBL Si-GeDiS.]14
Si lors du premier paiement du montant définitif d'une pension légale qui suit le paiement d'un capital, le pourcentage de la retenue à opérer en application du § 2 s'avère inférieur au pourcentage de la retenue qui a été opérée sur le capital, [6 le Service]6 rembourse au bénéficiaire une somme égale à la différence entre, d'une part, le montant de la retenue qui a été opérée sur le capital et d'autre part, le montant obtenu en multipliant ce même capital par le pourcentage de la retenue à opérer en application du § 2. Si le remboursement intervient plus de six mois après la date du premier paiement du montant définitif d'une pension légale, [6 le Service]6 est de plein droit redevable envers le bénéficiaire d'intérêts de retard sur le montant rembourse. Ces intérêts dont le taux est égal à 4,75 p.c. par an, commencent à courir à partir du premier jour du mois qui suit l'expiration du délai de six mois. Le Roi peut adapter le taux de ces intérêts de retard.
[15 ...]15
§ 6. L'ordre de priorité visé au § 4 est fixé comme suit:
1° les pensions de retraite et de survie à charge du régime de pension des travailleurs salariés;
2° les pensions de retraite et de survie à charge du régime de pension des travailleurs indépendants;
3° [16 les pensions de retraite et de survie à charge d'un régime de pension du secteur public géré par le Service;]16
4° [7 ...]7;
5° les pensions de retraite à charge des organismes auxquels s'applique l'arrêté royal n° 117 du 27 février 1935 établissant le statut des pensions du personnel des établissements publics autonomes et des régies instituées par l'Etat;
6° [16 les pensions de retraite et de survie à charge du régime de sécurité sociale d'outre-mer;]16
7° les pensions de retraite et de survie, autres que celles visées sub 3°, à charge des pouvoirs locaux ou à charge d'organismes crées par ces pouvoirs locaux dans un but d'utilité publique, y compris celles accordées a leurs mandataires;
8° les pensions de retraite et de survie, autres que celles visées sub 3°, à charge d'organismes d'intérêt public dépendant des Communautés ou des Régions;
9° les pensions de retraite et de survie accordées aux sénateurs, aux membres de la Chambre des représentants ainsi qu'aux membres des (Parlements de communauté et de région); <L 2006-03-27/35, art. 26, 032; En vigueur : 21-04-2006>
10° les pensions de retraite et de survie à charge des pouvoirs et organismes visés à l'article 38 de la loi du 5 août 1978 de réformes économiques et budgétaires et non repris ci-dessus.
En cas de cumul de pensions relevant d'un même niveau de priorité, la retenue est opérée en premier lieu sur la pension dont le montant est le plus élevé, sans que les majorations ultérieures des pensions n'aient pour effet de modifier l'ordre ainsi établi.
§ 7. Si le paiement [17 de pensions légales ou de pensions complémentaires]17 sous la forme d'un capital a été fractionné, le présent article est appliqué à chaque paiement partiel.
§ 8. L'article 52, 7°, du Code des impôts sur les revenus 1992 est applicable à la retenue effectuée en vertu du présent article.
§ 9. La retenue à effectuer en application du § 4 qui correspond à des rentes fictives qui afférent à [18 des pensions légales ou des pensions complémentaires payées]18 avant le 1er janvier 1997 sous la forme d'un capital n'est plus opérée :
- a partir du 1er juillet 1997, pour ce qui concerne les capitaux payés, si la pension a pris cours avant le 1er juillet 1981 ou à partir du 1er juillet de l'année qui suit le quinzième anniversaire de la date de prise de cours de la pension si celle-ci a pris cours après le paiement du capital;
- pour ce qui concerne les capitaux payés à partir du 1er juillet 1981, soit à partir du 1er juillet de l'année qui suit le quinzième anniversaire du paiement du capital si la pension est déjà en cours au moment du paiement du capital, soit à partir du 1er juillet de l'année qui suit le quinzième anniversaire de la date de prise de cours de la pension si celle-ci a pris cours après le paiement du capital.
(§ 10. Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres et selon les modalités qu'Il détermine, réduire et abroger les retenues visées au § 2 avec effet au 1er juillet 2008.
L'habilitation conférée au Roi par le présent paragraphe expire le 31 décembre 2008.
Les arrêtés pris en vertu de cette habilitation cessent de produire leurs effets s'ils n'ont pas été confirmés par loi dans les douze mois de la date de leur entrée en vigueur.) <L 2008-06-08/30, art. 22, 037; En vigueur : 26-06-2008>
(NOTE : la version 006 de l'article 68 est modifiée par l'article 23 de la L 2000-08-12/62; En vigueur : 01-01-1995; Abrogé : 31-12-1996; voir M.B. 31-08-2000, p. 29879-29880)
Modifications
Art. 68quinquies. <INGEVOEGD bij KB 1996-12-16/31, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-1997> § 1. Elke uitbetalingsinstelling die nalaat [2 aan de Dienst]2 de in [3 artikel 68bis, § 1, eerste lid]3 bedoelde aangifte te doen, in de vorm en binnen de termijn die zijn voorgeschreven, moet een forfaitaire vergoeding betalen van (25,00 EUR), vermeerderd met (2,50 EUR) per begunstigde en met 100 frank per schijf van (2.500,00 EUR) gestort pensioen. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
[2 De uitbetalingsinstelling die een kapitaal betaalt na 28 februari 1997 en die de bij artikel 68, § 5, [3 tweede lid]3 opgelegde verplichtingen niet nakomt, is een toeslag van 10 pct. verschuldigd op de laattijdig gestorte bijdragen, alsmede een verwijlinterest van 12 pct. per jaar, te rekenen vanaf het verstrijken van deze termijn voorzien in artikel 68, § 5, [3 tweede lid]3 tot op de dag van betaling.]2
[3 Elke uitbetalingsinstelling die nalaat aan DB2P de in artikel 68bis, § 1/1, bedoelde aangifte te doen, binnen de in artikel 68bis, § 1, tweede lid, bedoelde termijn en in de vorm die is voorgeschreven door de vzw SiGeDiS, moet een forfaitaire vergoeding betalen van 25,00 EUR.]3
§ 2. De begunstigde die nalaat de in artikel 68bis, § 2 bedoelde aangifte te doen, moet een vergoeding betalen gelijk aan 10 t.h. van de nog verschuldigde achterstallige afhoudingen.
§ 3. [1 [2 de Dienst]2 is belast met de invordering van de vergoedingen bedoeld in §§ 1 en 2.]1
De invordering van die vergoedingen kan eveneens geschieden door tussenkomst van [3 de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen]3, die de inning ervan zal verrichten overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949.
§ 4. [3 De Dienst ziet de in artikel 68bis, §§ 2 en 3, bedoelde aangiften na.
De Dienst kan voor de controle op de uitvoering van dit hoofdstuk de medewerking vorderen van de administraties, instellingen en diensten wettelijke en/of aanvullende pensioenen toekennen en/of betalen.]3
§ 5. De werkingskosten van de in artikel 9bis van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid bedoelde pensioengegevensbank die voortvloeien uit de toepassing van artikel 68ter, §§ 1 en 2, [2 worden aangerekend op de opbrengst van de afhouding, die verricht wordt op de pensioenen bedoeld in artikel 68, § 6, 3° en 5° tot 10°]2.
§ 6. Met het oog op de toepassing van de artikelen 68 tot en met 68quater, geschieden de mededelingen van sociale gegevens met een persoonlijk karakter [2 tussen de Dienst en de andere instellingen van sociale zekerheid]2, alsook alle mededelingen van dergelijke gegevens door instellingen van sociale zekerheid gericht aan andere uitbetalingsinstellingen door tussenkomst van de Kruispuntbank volgens een uitvoeringsplan vastgesteld door het bij de Kruispuntbank ingesteld Algemeen Coördinatiecomité.
[2 De uitbetalingsinstelling die een kapitaal betaalt na 28 februari 1997 en die de bij artikel 68, § 5, [3 tweede lid]3 opgelegde verplichtingen niet nakomt, is een toeslag van 10 pct. verschuldigd op de laattijdig gestorte bijdragen, alsmede een verwijlinterest van 12 pct. per jaar, te rekenen vanaf het verstrijken van deze termijn voorzien in artikel 68, § 5, [3 tweede lid]3 tot op de dag van betaling.]2
[3 Elke uitbetalingsinstelling die nalaat aan DB2P de in artikel 68bis, § 1/1, bedoelde aangifte te doen, binnen de in artikel 68bis, § 1, tweede lid, bedoelde termijn en in de vorm die is voorgeschreven door de vzw SiGeDiS, moet een forfaitaire vergoeding betalen van 25,00 EUR.]3
§ 2. De begunstigde die nalaat de in artikel 68bis, § 2 bedoelde aangifte te doen, moet een vergoeding betalen gelijk aan 10 t.h. van de nog verschuldigde achterstallige afhoudingen.
§ 3. [1 [2 de Dienst]2 is belast met de invordering van de vergoedingen bedoeld in §§ 1 en 2.]1
De invordering van die vergoedingen kan eveneens geschieden door tussenkomst van [3 de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen]3, die de inning ervan zal verrichten overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949.
§ 4. [3 De Dienst ziet de in artikel 68bis, §§ 2 en 3, bedoelde aangiften na.
De Dienst kan voor de controle op de uitvoering van dit hoofdstuk de medewerking vorderen van de administraties, instellingen en diensten wettelijke en/of aanvullende pensioenen toekennen en/of betalen.]3
§ 5. De werkingskosten van de in artikel 9bis van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid bedoelde pensioengegevensbank die voortvloeien uit de toepassing van artikel 68ter, §§ 1 en 2, [2 worden aangerekend op de opbrengst van de afhouding, die verricht wordt op de pensioenen bedoeld in artikel 68, § 6, 3° en 5° tot 10°]2.
§ 6. Met het oog op de toepassing van de artikelen 68 tot en met 68quater, geschieden de mededelingen van sociale gegevens met een persoonlijk karakter [2 tussen de Dienst en de andere instellingen van sociale zekerheid]2, alsook alle mededelingen van dergelijke gegevens door instellingen van sociale zekerheid gericht aan andere uitbetalingsinstellingen door tussenkomst van de Kruispuntbank volgens een uitvoeringsplan vastgesteld door het bij de Kruispuntbank ingesteld Algemeen Coördinatiecomité.
Art. 68bis. [1 § 1er. Les organismes débiteurs belges communiquent d'office au Service les montants des pensions légales qu'ils liquident.
La déclaration justificative des montants liquidés est effectuée au plus tard le huitième jour ouvrable du mois qui suit celui au cours duquel la pension légale a été octroyée.
Cette déclaration est effectuée dans la forme prescrite par le Service.
§ 1er/1. Les organismes débiteurs belges et étrangers soumettent les déclarations des données relatives au paiement des pensions complémentaires belges visées à l'article 68, § 1er, c), 1°, dans le délai prévu au § 1er, alinéa 2, et sous la forme prescrite par l'ASBL SiGeDiS, au DB2P qui communique ces données au Service.
§ 2. Tout bénéficiaire qui a droit à une pension légale d'un régime belge de pension et qui se voit accorder des pensions légales et/ou complémentaires à charge d'un régime étranger de pension et/ou d'un régime de pension d'une institution internationale, doit communiquer au Service les informations suivantes dans le délai prévu au § 1er, alinéa 2:
- les montants des pensions légales et/ou complémentaires versées par un régime étranger de pension et/ou par un régime de pension d'une institution internationale, ainsi que leurs dates de référence;
- s'il s'agit d'un bénéficiaire avec charge de famille ou d'un bénéficiaire isolé;
- toute modification qui interviendrait dans les éléments précités.
§ 3. Le Service public fédéral Finances communique au Service l'identité de chaque personne qui a bénéficié d'une ou de plusieurs pensions légales et/ou pensions complémentaires. Cette communication comporte, en outre, les montants de ces pensions légales et/ou complémentaires, qu'il s'agisse d'avantages périodiques ou d'avantages accordés sous forme d'un capital.]1
La déclaration justificative des montants liquidés est effectuée au plus tard le huitième jour ouvrable du mois qui suit celui au cours duquel la pension légale a été octroyée.
Cette déclaration est effectuée dans la forme prescrite par le Service.
§ 1er/1. Les organismes débiteurs belges et étrangers soumettent les déclarations des données relatives au paiement des pensions complémentaires belges visées à l'article 68, § 1er, c), 1°, dans le délai prévu au § 1er, alinéa 2, et sous la forme prescrite par l'ASBL SiGeDiS, au DB2P qui communique ces données au Service.
§ 2. Tout bénéficiaire qui a droit à une pension légale d'un régime belge de pension et qui se voit accorder des pensions légales et/ou complémentaires à charge d'un régime étranger de pension et/ou d'un régime de pension d'une institution internationale, doit communiquer au Service les informations suivantes dans le délai prévu au § 1er, alinéa 2:
- les montants des pensions légales et/ou complémentaires versées par un régime étranger de pension et/ou par un régime de pension d'une institution internationale, ainsi que leurs dates de référence;
- s'il s'agit d'un bénéficiaire avec charge de famille ou d'un bénéficiaire isolé;
- toute modification qui interviendrait dans les éléments précités.
§ 3. Le Service public fédéral Finances communique au Service l'identité de chaque personne qui a bénéficié d'une ou de plusieurs pensions légales et/ou pensions complémentaires. Cette communication comporte, en outre, les montants de ces pensions légales et/ou complémentaires, qu'il s'agisse d'avantages périodiques ou d'avantages accordés sous forme d'un capital.]1
Modifications
Art. 68sexies. [1 De schuldvorderingen van de Dienst op de inhouding bedoeld in de artikelen 68 tot en met 68quinquies verjaren na drie jaar, te rekenen vanaf de datum van de betaling van [2 het wettelijk pensioen]2 of het aanvullend pensioen.
De vorderingen tot terugvordering van onverschuldigde inhoudingen ingesteld tegen de Dienst door de begunstigden en door de uitbetalingsinstellingen verjaren na drie jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de inhouding is overgemaakt aan de Dienst.
De verjaring van de vorderingen, bedoeld [2 in het eerste en het tweede lid]2, wordt [2 gestuit]2 :
1° op de wijze zoals voorzien in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek;
2° met een aangetekende brief die door de Dienst aan de begunstigde of de uitbetalingsinstelling is gericht of met een aangetekende brief die door de begunstigde of de uitbetalingsinstelling aan de Dienst is gericht.]1
De vorderingen tot terugvordering van onverschuldigde inhoudingen ingesteld tegen de Dienst door de begunstigden en door de uitbetalingsinstellingen verjaren na drie jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de inhouding is overgemaakt aan de Dienst.
De verjaring van de vorderingen, bedoeld [2 in het eerste en het tweede lid]2, wordt [2 gestuit]2 :
1° op de wijze zoals voorzien in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek;
2° met een aangetekende brief die door de Dienst aan de begunstigde of de uitbetalingsinstelling is gericht of met een aangetekende brief die door de begunstigde of de uitbetalingsinstelling aan de Dienst is gericht.]1
Art. 68ter. [3 § 1er. Le Service détermine le montant de la retenue conformément aux dispositions de l'article 68 et opère la retenue sur les pensions légales dont il assure le service, à partir du paiement qui suit la communication visée à l'article 68bis, §§ 1er et 2. Dans l'attente de cette communication, le Service opère d'office une retenue sur la base des données dont il dispose.
En outre, le Service communique, en respectant l'ordre de priorité fixé par l'article 68, § 6, à chacun des organismes débiteurs qui doivent effectuer la retenue, le montant:
- de la retenue à effectuer par l'organisme débiteur concerné et/ou le pourcentage qui y correspond;
- de la pension liquidée par l'organisme débiteur concerné qui a été prise en compte pour la détermination de la retenue.
L'organisme débiteur effectue la retenue sur les pensions légales dont il assure le service conformément aux instructions reçues du Service à partir du paiement qui suit la date de la communication prévue à l'alinéa qui précède. Dans l'attente de cette communication, l'organisme débiteur opère d'office une retenue sur la base des données dont il dispose.
L'organisme débiteur qui constate que le montant communiqué de la pension ne correspond pas au montant qu'il liquide réellement en avertit immédiatement le Service.
§ 2. Lorsqu'une pension légale est liquidée par plusieurs organismes débiteurs, autres que le Service, le Service agit conformément aux dispositions du paragraphe 1er, alinéas 1er et 2, tandis que l'organisme débiteur agit quant à lui conformément aux dispositions du paragraphe 1er, alinéas 3 et 4.]3
§ 3. [2 le Service]2 communique au bénéficiaire par lettre ordinaire le montant de la retenue ainsi que son mode de calcul. Cette communication vaut motivation et notification.
Un recours contre la communication visée à l'alinéa 1er peut être introduit auprès de la juridiction compétente dans les trois mois qui suivent la date de la communication au bénéficiaire.
[3 § 4. Lorsqu'il est constaté que la fixation du pourcentage et/ou du montant de la retenue est entachée d'une erreur matérielle, le Service corrige d'office l'erreur et en fait la communication à l'organisme débiteur conformément aux dispositions du paragraphe 1er, alinéa 3. En outre, le Service fait part de l'erreur au bénéficiaire et lui notifie les éléments sur lesquels le nouveau calcul de la retenue est basé.
Lorsque l'erreur a donné lieu:
- à la perception de retenues indues, l'organisme débiteur compétent les rembourse au bénéficiaire, sans qu'il soit redevable d'intérêts de retard;
- à une retenue insuffisante, l'organisme débiteur compétent adapte le montant de la retenue à partir du paiement qui suit la date à laquelle la communication visée à l'alinéa 1er a été notifiée au bénéficiaire.
§ 5. Les organismes débiteurs versent le produit de la retenue au Service dans le mois qui suit celui au cours duquel la pension légale a été payée.
Si les organismes débiteurs ne respectent pas le délai visé à l'alinéa 1er, ils sont de plein droit redevable au Service d'une majoration de 10 p.c. sur les sommes versées en retard, ainsi que d'un intérêt de retard de 12 p.c. par an, à compter de l'expiration de ce délai et jusqu'à la date du paiement.
Le produit de la retenue, qui est effectuée sur les pensions visées à l'article 68, § 6, 3° et 5° à 10°, est affecté par le Service au financement des pensions à charge du Trésor public.]3
§ 6. Le produit de la retenue effectuée sur un avantage complémentaire payé sous la forme d'un capital à un travailleur indépendant en exécution d'une promesse individuelle de pension est versé par [2 le Service]2 à l'Institut national d'assurances sociales pour travailleurs indépendants.
En outre, le Service communique, en respectant l'ordre de priorité fixé par l'article 68, § 6, à chacun des organismes débiteurs qui doivent effectuer la retenue, le montant:
- de la retenue à effectuer par l'organisme débiteur concerné et/ou le pourcentage qui y correspond;
- de la pension liquidée par l'organisme débiteur concerné qui a été prise en compte pour la détermination de la retenue.
L'organisme débiteur effectue la retenue sur les pensions légales dont il assure le service conformément aux instructions reçues du Service à partir du paiement qui suit la date de la communication prévue à l'alinéa qui précède. Dans l'attente de cette communication, l'organisme débiteur opère d'office une retenue sur la base des données dont il dispose.
L'organisme débiteur qui constate que le montant communiqué de la pension ne correspond pas au montant qu'il liquide réellement en avertit immédiatement le Service.
§ 2. Lorsqu'une pension légale est liquidée par plusieurs organismes débiteurs, autres que le Service, le Service agit conformément aux dispositions du paragraphe 1er, alinéas 1er et 2, tandis que l'organisme débiteur agit quant à lui conformément aux dispositions du paragraphe 1er, alinéas 3 et 4.]3
§ 3. [2 le Service]2 communique au bénéficiaire par lettre ordinaire le montant de la retenue ainsi que son mode de calcul. Cette communication vaut motivation et notification.
Un recours contre la communication visée à l'alinéa 1er peut être introduit auprès de la juridiction compétente dans les trois mois qui suivent la date de la communication au bénéficiaire.
[3 § 4. Lorsqu'il est constaté que la fixation du pourcentage et/ou du montant de la retenue est entachée d'une erreur matérielle, le Service corrige d'office l'erreur et en fait la communication à l'organisme débiteur conformément aux dispositions du paragraphe 1er, alinéa 3. En outre, le Service fait part de l'erreur au bénéficiaire et lui notifie les éléments sur lesquels le nouveau calcul de la retenue est basé.
Lorsque l'erreur a donné lieu:
- à la perception de retenues indues, l'organisme débiteur compétent les rembourse au bénéficiaire, sans qu'il soit redevable d'intérêts de retard;
- à une retenue insuffisante, l'organisme débiteur compétent adapte le montant de la retenue à partir du paiement qui suit la date à laquelle la communication visée à l'alinéa 1er a été notifiée au bénéficiaire.
§ 5. Les organismes débiteurs versent le produit de la retenue au Service dans le mois qui suit celui au cours duquel la pension légale a été payée.
Si les organismes débiteurs ne respectent pas le délai visé à l'alinéa 1er, ils sont de plein droit redevable au Service d'une majoration de 10 p.c. sur les sommes versées en retard, ainsi que d'un intérêt de retard de 12 p.c. par an, à compter de l'expiration de ce délai et jusqu'à la date du paiement.
Le produit de la retenue, qui est effectuée sur les pensions visées à l'article 68, § 6, 3° et 5° à 10°, est affecté par le Service au financement des pensions à charge du Trésor public.]3
§ 6. Le produit de la retenue effectuée sur un avantage complémentaire payé sous la forme d'un capital à un travailleur indépendant en exécution d'une promesse individuelle de pension est versé par [2 le Service]2 à l'Institut national d'assurances sociales pour travailleurs indépendants.
HOOFDSTUK I. - (Maatregelen inzake ondersteuning van het strafrechtelijk beleid, het veiligheids- en samenlevingsbeleid en de hiermee gepaard gaande personeels- en actiemiddelen).
Art. 68quater. En ce qui concerne les pensions des anciens membres du personnel nommés à titre définitif des administrations locales, ainsi que de leurs ayants droit, non payées par l'Administration, les communications à l'institution prévues à l'article 68ter, §§ 1er et 2 sont effectuées par l'intermédiaire de l'Office national de sécurité sociale des administrations provinciales et locales.
Art.69.Onder de voorwaarden bepaald door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, kent de minister van Binnenlandse Zaken aan de door hem aangeduide lokale besturen een jaarlijkse (of, [1 voor de in 1°, 4° en in het zesde lid]1 bedoelde overeenkomsten, meerjaarlijkse) toelage toe binnen de grenzen van de daartoe beschikbare kredieten, in de vorm van :
Art. 68quater DROIT FUTUR.
Art. 69. Onder de voorwaarden bepaald door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, kent de minister van Binnenlandse Zaken aan de door hem aangeduide lokale besturen een jaarlijkse (of, [1 voor de in 1°, 4° en in het zesde lid]1 bedoelde overeenkomsten, meerjaarlijkse) toelage toe binnen de grenzen van de daartoe beschikbare kredieten, in de vorm van : <W 2006-12-27/30, art. 262, 035; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
(1° een forfaitair bedrag voor die lokale besturen die een overeenkomst hebben gesloten met de minister van Binnenlandse Zaken over een programma tot voorkoming en bestrijding van diverse vormen van criminaliteit, of
2° een toelage voor bijkomende aanwervingen ten behoeve van de gemeentelijke politie, of
3° een toelage voor personeelskosten en actiemiddelen voor bijkomende aanwervingen :
- [1 ...]1
- voor de specifieke projecten inzake de criminaliteitspreventie, de politiële slachtofferbejegening en de coördinatie van deze projecten, waarvoor de lokale overheid een overeenkomst sluit met de minister van Binnenlandse Zaken;
- voor de specifieke projecten inzake de stedelijke vernieuwing en de coördinatie van deze projecten, indien de lokale overheid daarvoor een overeenkomst sluit met de minister van Binnenlandse Zaken en, in voorkomend geval, met de andere bevoegde ministers;
- voor de specifieke projecten inzake eerstelijns rechtshulp, indien de lokale overheid daarvoor een overeenkomst sluit met de minister van Binnenlandse Zaken en met de minister van Justitie [1 , of]1
[1 4° [2 een toelage voor de uitvoering van een opdracht of een toelage voor personeelskosten, actiemiddelen voor bijkomende aanwervingen en werkingskosten voor de begeleiding van een dienstverlening, een werkstraf, een opleiding en de behandeling in het kader van een gerechtelijke maatregel, indien de lokale overheid daarvoor een overeenkomst sluit met de minister bevoegd voor Justitie.]2]1
De overeenkomsten bedoeld in het eerste lid bepalen de bijkomende voorwaarden en regels voor het toekennen van de betrokken toelagen, evenals het bedrag van de toelage.) <W 1999-05-25/66, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 04-09-1999>
(De Koning stelt bovendien de voorwaarden vast waaronder de minister van Binnenlandse Zaken, binnen de grenzen van de daartoe beschikbare kredieten, een toelage toekent aan de lokale besturen voor de opleiding van de gemeentelijke politieagenten en voor de coördinatie van de politietaken, ook samen met andere politiediensten.
Wanneer de toelage dient om de opleiding van gemeentelijke politieagenten te financieren, kan zij eveneens worden toegekend aan de erkende trainings- en opleidingscentra.) <W 1994-12-21/31, art. 153, 003; Inwerkingtreding : 02-01-1995>
(De minister van Binnenlandse Zaken kan de Voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken machtigen tot het ondertekenen van de aanhangsels bij deze overeenkomsten, wanneer deze aanhangsels het totale bedrag van de toelage niet wijzigen.) <W 2003-12-22/42, art. 425, 024; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
[1 De toelage bedoeld in het eerste lid, 4°, kan ook worden toegekend aan een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een provincie, een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting van openbaar nut indien deze daarvoor een overeenkomst sluit met de minister bevoegd voor Justitie.
Over het geheel van de toelagen bedoeld in het eerste lid, 4°, en het zesde lid wordt jaarlijks voorafgaandelijk overleg gepleegd in de Interministeriële Conferentie voor de Justitiehuizen.
De Koning kent het geheel van de toelagen definitief toe bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.]1
(1° een forfaitair bedrag voor die lokale besturen die een overeenkomst hebben gesloten met de minister van Binnenlandse Zaken over een programma tot voorkoming en bestrijding van diverse vormen van criminaliteit, of
2° een toelage voor bijkomende aanwervingen ten behoeve van de gemeentelijke politie, of
3° een toelage voor personeelskosten en actiemiddelen voor bijkomende aanwervingen :
- [1 ...]1
- voor de specifieke projecten inzake de criminaliteitspreventie, de politiële slachtofferbejegening en de coördinatie van deze projecten, waarvoor de lokale overheid een overeenkomst sluit met de minister van Binnenlandse Zaken;
- voor de specifieke projecten inzake de stedelijke vernieuwing en de coördinatie van deze projecten, indien de lokale overheid daarvoor een overeenkomst sluit met de minister van Binnenlandse Zaken en, in voorkomend geval, met de andere bevoegde ministers;
- voor de specifieke projecten inzake eerstelijns rechtshulp, indien de lokale overheid daarvoor een overeenkomst sluit met de minister van Binnenlandse Zaken en met de minister van Justitie [1 , of]1
[1 4° [2 een toelage voor de uitvoering van een opdracht of een toelage voor personeelskosten, actiemiddelen voor bijkomende aanwervingen en werkingskosten voor de begeleiding van een dienstverlening, een werkstraf, een opleiding en de behandeling in het kader van een gerechtelijke maatregel, indien de lokale overheid daarvoor een overeenkomst sluit met de minister bevoegd voor Justitie.]2]1
De overeenkomsten bedoeld in het eerste lid bepalen de bijkomende voorwaarden en regels voor het toekennen van de betrokken toelagen, evenals het bedrag van de toelage.) <W 1999-05-25/66, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 04-09-1999>
(De Koning stelt bovendien de voorwaarden vast waaronder de minister van Binnenlandse Zaken, binnen de grenzen van de daartoe beschikbare kredieten, een toelage toekent aan de lokale besturen voor de opleiding van de gemeentelijke politieagenten en voor de coördinatie van de politietaken, ook samen met andere politiediensten.
Wanneer de toelage dient om de opleiding van gemeentelijke politieagenten te financieren, kan zij eveneens worden toegekend aan de erkende trainings- en opleidingscentra.) <W 1994-12-21/31, art. 153, 003; Inwerkingtreding : 02-01-1995>
(De minister van Binnenlandse Zaken kan de Voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken machtigen tot het ondertekenen van de aanhangsels bij deze overeenkomsten, wanneer deze aanhangsels het totale bedrag van de toelage niet wijzigen.) <W 2003-12-22/42, art. 425, 024; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
[1 De toelage bedoeld in het eerste lid, 4°, kan ook worden toegekend aan een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een provincie, een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting van openbaar nut indien deze daarvoor een overeenkomst sluit met de minister bevoegd voor Justitie.
Over het geheel van de toelagen bedoeld in het eerste lid, 4°, en het zesde lid wordt jaarlijks voorafgaandelijk overleg gepleegd in de Interministeriële Conferentie voor de Justitiehuizen.
De Koning kent het geheel van de toelagen definitief toe bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.]1
Art. 68quinquies. § 1. L'organisme débiteur qui omet de faire [2 au Service]2 la déclaration visée à [3 l'article 68bis, § 1er, alinéa 1er]3, dans la forme et le délai prévus, est tenu au paiement d'une indemnité forfaitaire de (25,00 EUR) augmentée de (2,50 EUR) par bénéficiaire et de (2,50 EUR) par tranche de (2.500,00 EUR) de pensions versées. <AR 2000-07-20/64, art. 2, 020; En vigueur : 01-01-2002>
[2 L'organisme débiteur qui paie un capital après le 28 février 1997 et qui ne respecte pas les obligations imposées par l'article 68, § 5, [3 alinéa 2]3 est tenu de payer une majoration de 10 p.c. sur les retenues versées tardivement ainsi qu'un intérêt de retard de 12 p.c. l'an, à partir de l'expiration du délai prévu à l'article 68, § 5, [3 alinéa 2]3 jusqu'au jour de leur paiement.]2
[3 Chaque organisme débiteur qui ne soumet pas, à DB2P, la déclaration visée à l'article 68bis, § 1er/1, dans le délai visé à l'article 68bis, § 1er, alinéa 2, et dans le formulaire prescrit par l'ASBL SiGeDiS, doit payer une indemnité forfaitaire de 25,00 EUR.]3
§ 2. Le bénéficiaire qui omet de faire la déclaration visée à l'article 68bis, § 2 est tenu de payer une indemnité égale a 10 p.c. des retenues tardives encore dues.
§ 3. [1 [2 Le Service]2 est chargé du recouvrement des indemnités visées aux §§ 1er et 2.]1
Le recouvrement de ces indemnités peut également s'effectuer à l'intervention de [3 l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances non fiscales]3, qui en poursuivra la perception conformément aux dispositions de l'article 3 de la loi domaniale du 22 décembre 1949.
§ 4. [3 Le Service vérifie les déclarations visées à l'article 68bis, §§ 2 et 3.
Le Service peut, à des fins de contrôle de l'application du présent chapitre, demander la collaboration des administrations, institutions et services allouant et/ou payant des pensions légales et/ou complémentaires.]3
§ 5. Les frais de fonctionnement de la banque de données de pension visée à l'article 9bis de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la sécurité sociale résultant de l'application de l'article 68ter, §§ 1er et 2, [2 sont imputés sur le produit de la retenue, qui est effectuée sur les pensions visées à l'article 68, § 6, 3° et 5° à 10°]2.
§ 6. En vue de l'application des articles 68 à 68quater, les communications de données sociales à caractère personnel [2 entre le Service et les autres institutions de sécurité sociale]2 ainsi que toutes les communications de telles données par des institutions de sécurité sociale à destination des autres organismes débiteurs s'effectuent à l'intervention de la Banque-carrefour selon un plan de mise en oeuvre fixé par le Comité Général de Coordination institué au sein de la Banque-carrefour.
[2 L'organisme débiteur qui paie un capital après le 28 février 1997 et qui ne respecte pas les obligations imposées par l'article 68, § 5, [3 alinéa 2]3 est tenu de payer une majoration de 10 p.c. sur les retenues versées tardivement ainsi qu'un intérêt de retard de 12 p.c. l'an, à partir de l'expiration du délai prévu à l'article 68, § 5, [3 alinéa 2]3 jusqu'au jour de leur paiement.]2
[3 Chaque organisme débiteur qui ne soumet pas, à DB2P, la déclaration visée à l'article 68bis, § 1er/1, dans le délai visé à l'article 68bis, § 1er, alinéa 2, et dans le formulaire prescrit par l'ASBL SiGeDiS, doit payer une indemnité forfaitaire de 25,00 EUR.]3
§ 2. Le bénéficiaire qui omet de faire la déclaration visée à l'article 68bis, § 2 est tenu de payer une indemnité égale a 10 p.c. des retenues tardives encore dues.
§ 3. [1 [2 Le Service]2 est chargé du recouvrement des indemnités visées aux §§ 1er et 2.]1
Le recouvrement de ces indemnités peut également s'effectuer à l'intervention de [3 l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances non fiscales]3, qui en poursuivra la perception conformément aux dispositions de l'article 3 de la loi domaniale du 22 décembre 1949.
§ 4. [3 Le Service vérifie les déclarations visées à l'article 68bis, §§ 2 et 3.
Le Service peut, à des fins de contrôle de l'application du présent chapitre, demander la collaboration des administrations, institutions et services allouant et/ou payant des pensions légales et/ou complémentaires.]3
§ 5. Les frais de fonctionnement de la banque de données de pension visée à l'article 9bis de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la sécurité sociale résultant de l'application de l'article 68ter, §§ 1er et 2, [2 sont imputés sur le produit de la retenue, qui est effectuée sur les pensions visées à l'article 68, § 6, 3° et 5° à 10°]2.
§ 6. En vue de l'application des articles 68 à 68quater, les communications de données sociales à caractère personnel [2 entre le Service et les autres institutions de sécurité sociale]2 ainsi que toutes les communications de telles données par des institutions de sécurité sociale à destination des autres organismes débiteurs s'effectuent à l'intervention de la Banque-carrefour selon un plan de mise en oeuvre fixé par le Comité Général de Coordination institué au sein de la Banque-carrefour.
Art.70. In artikel 1 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr. 474 van 28 oktober 1986 en nr. 502 van 31 december 1986, en bij de wetten van 7 november 1987, 22 december 1989 en 20 juli 1991, wordt een § 2quater ingevoegd, luidend als volgt :
" § 2quater. De Rijksdienst wordt belast met het uitkeren van een jaarlijkse toelage aan de door de minister van Binnenlandse Zaken aangeduide lokale besturen, voor de verwezenlijking van een programma betreffende de maatschappelijke problemen inzake veiligheid.
Deze toelage wordt ten laste van een specifiek begrotingsartikel opgenomen in de begroting van de Rijksdienst en wordt gedekt door fiscale ontvangsten ten belope van 3 000 miljoen frank per jaar, die in maandelijkse schijven aan de Rijksdienst worden doorgestort. Eventuele saldi van het lopend begrotingsjaar op betrokken begrotingsartikel worden het volgend begrotingsjaar naar datzelfde begrotingsartikel overgedragen en met de lopende ontvangsten samengevoegd.
De Koning bepaalt de bevoegdheid van de Rijksdienst met betrekking tot het bestaan van de voorwaarden tot toekenning van de toelage en de controle op de aanwending ervan. "
" § 2quater. De Rijksdienst wordt belast met het uitkeren van een jaarlijkse toelage aan de door de minister van Binnenlandse Zaken aangeduide lokale besturen, voor de verwezenlijking van een programma betreffende de maatschappelijke problemen inzake veiligheid.
Deze toelage wordt ten laste van een specifiek begrotingsartikel opgenomen in de begroting van de Rijksdienst en wordt gedekt door fiscale ontvangsten ten belope van 3 000 miljoen frank per jaar, die in maandelijkse schijven aan de Rijksdienst worden doorgestort. Eventuele saldi van het lopend begrotingsjaar op betrokken begrotingsartikel worden het volgend begrotingsjaar naar datzelfde begrotingsartikel overgedragen en met de lopende ontvangsten samengevoegd.
De Koning bepaalt de bevoegdheid van de Rijksdienst met betrekking tot het bestaan van de voorwaarden tot toekenning van de toelage en de controle op de aanwending ervan. "
Art. 68sexies. [1 Les créances du Service sur la retenue visées aux articles 68 à 68quinquies se prescrivent par trois ans à compter de la date du paiement de [2 la pension légale]2 ou de l'avantage complémentaire.
Les actions intentées par les bénéficiaires et par les organismes débiteurs contre le Service en répétition des retenues indues se prescrivent par trois ans à partir de la date à laquelle la retenue a été versée au Service.
La prescription des actions visées [2 aux alinéas 1er et 2]2 est interrompue :
1° de la manière prévue par les articles 2244 et suivants du Code civil;
2° par une lettre recommandée adressée par le Service au bénéficiaire ou à l'organisme débiteur ou par une lettre recommandée adressée par le bénéficiaire ou l'organisme débiteur au Service.]1
Les actions intentées par les bénéficiaires et par les organismes débiteurs contre le Service en répétition des retenues indues se prescrivent par trois ans à partir de la date à laquelle la retenue a été versée au Service.
La prescription des actions visées [2 aux alinéas 1er et 2]2 est interrompue :
1° de la manière prévue par les articles 2244 et suivants du Code civil;
2° par une lettre recommandée adressée par le Service au bénéficiaire ou à l'organisme débiteur ou par une lettre recommandée adressée par le bénéficiaire ou l'organisme débiteur au Service.]1
Art. 70. In artikel 1 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr. 474 van 28 oktober 1986 en nr. 502 van 31 december 1986, en bij de wetten van 7 november 1987, 22 december 1989 en 20 juli 1991, wordt een § 2quater ingevoegd, luidend als volgt :
CHAPITRE I. - (Mesures relatives au soutien de la politique criminelle, de la politique de sécurité et de société et les frais de personnel et d'action qui en découle).
Art. 71. In artikel 68 van de wet van 6 augustus 1993 houdende sociale en diverse bepalingen, worden de woorden " voor de verwezenlijking van een programma betreffende de maatschappelijke problemen inzake veiligheid enerzijds, en " en " anderzijds " geschrapt.
Art.69.Dans les conditions fixées par le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, le ministre de l'Intérieur octroie une allocation annuelle (ou pluriannuelle pour les conventions [1 visées au 1° et 4° et à l'alinéa 6]1 aux autorités locales désignées par lui, dans les limites des crédits disponibles à cet effet, sous la forme :
Art. 72. De artikelen 69 tot en met 71 hebben uitwerking op 1 januari 1994.
Art. 69. Dans les conditions fixées par le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, le ministre de l'Intérieur octroie une allocation annuelle (ou pluriannuelle pour les conventions [1 visées au 1° et 4° et à l'alinéa 6]1 aux autorités locales désignées par lui, dans les limites des crédits disponibles à cet effet, sous la forme : <L 2006-12-27/30, art. 262, 035; En vigueur : 07-01-2007>
(1° un montant forfaitaire pour ces autorités locales qui ont conclu une convention avec le ministre de l'Intérieur sur un programme relatif à la prévention et la lutte contre diverses formes de criminalité, ou
2° un allocation pour des recrutements supplémentaires au profit de la police communale, ou
3° une allocation de frais de personnel et de moyens d'action pour des recrutements supplémentaires :
- [1 ...]1
- pour les projets spécifiques relatifs à la prévention de la criminalité, l'assistance policière aux victimes et la coordination de ces projets, pour lesquels l'autorité locale conclut une convention avec le ministre de l'Intérieur;
- pour les projets spécifiques visant à favoriser le renouveau urbain et la coordination de ces projets, lorsque l'autorité locale conclut à ce sujet une convention avec le ministre de l'Intérieur et, le cas échéant, avec les autres ministres compétents;
- pour les projets spécifiques relatifs à l'aide juridique de première ligne, lorsque l'autorité locale conclut à ce sujet une convention avec le ministre de l'Intérieur et avec le ministre de la Justice [1 , ou]1
[1 4° [2 une allocation pour l'exercice d'une mission ou une allocation pour des frais de personnel, des moyens d'action pour des recrutements supplémentaires et des frais de fonctionnement pour l'accompagnement d'un travail d'intérêt général, d'une peine de travail, d'une formation et pour le traitement dans le cadre d'une mesure judiciaire lorsque l'autorité locale conclut à ce sujet une convention avec le ministre ayant la Justice dans ses attributions.]2]1
Les conventions visées à l'alinéa 1er déterminent les conditions supplémentaires et les modalités relatives à l'octroi des allocations concernées, ainsi que le montant de l'allocation.) <L 1999-05-25/66, art. 3, 017; En vigueur : 04-09-1999>
(Le Roi détermine en outre les conditions auxquelles le ministre de l'Intérieur octroie aux autorités locales, dans la limite des crédits disponibles a cet effet, une allocation pour la formation des policiers communaux et pour la coordination des tâches de police, y compris avec d'autres services de police.
Lorsqu'elle est destinée à financer la formation des policiers communaux, l'allocation peut également être octroyée aux centres d'entraînement et d'instruction agréés.) <L 1994-12-21/31, art. 153, 003; En vigueur : 02-01-1995>
(Le ministre de l'Intérieur peut déléguer au Président du Comité de Direction du Service public fédéral Intérieur la signature d'avenants à ces conventions lorsque ces avenants ne modifient pas le montant total de l'allocation.) <L 2003-12-22/42, art. 425, 024; En vigueur : 10-01-2004>
[1 L'allocation visée à l'alinéa 1er, 4°, peut aussi être octroyée à une structure de coopération intercommunale, une province, une association sans but lucratif ou une fondation d'utilité publique, lorsque celle-ci conclut à ce sujet une convention avec le ministre ayant la Justice dans ses attributions.
L'ensemble des allocations prévues par l'alinéa 1er, 4°, et par l'alinéa 6 font l'objet d'une concertation annuelle préalable au sein de la Conférence interministérielle pour les Maisons de justice.
Le Roi attribue définitivement l'ensemble des allocations par arrêté délibéré en Conseil des ministres.]1
(1° un montant forfaitaire pour ces autorités locales qui ont conclu une convention avec le ministre de l'Intérieur sur un programme relatif à la prévention et la lutte contre diverses formes de criminalité, ou
2° un allocation pour des recrutements supplémentaires au profit de la police communale, ou
3° une allocation de frais de personnel et de moyens d'action pour des recrutements supplémentaires :
- [1 ...]1
- pour les projets spécifiques relatifs à la prévention de la criminalité, l'assistance policière aux victimes et la coordination de ces projets, pour lesquels l'autorité locale conclut une convention avec le ministre de l'Intérieur;
- pour les projets spécifiques visant à favoriser le renouveau urbain et la coordination de ces projets, lorsque l'autorité locale conclut à ce sujet une convention avec le ministre de l'Intérieur et, le cas échéant, avec les autres ministres compétents;
- pour les projets spécifiques relatifs à l'aide juridique de première ligne, lorsque l'autorité locale conclut à ce sujet une convention avec le ministre de l'Intérieur et avec le ministre de la Justice [1 , ou]1
[1 4° [2 une allocation pour l'exercice d'une mission ou une allocation pour des frais de personnel, des moyens d'action pour des recrutements supplémentaires et des frais de fonctionnement pour l'accompagnement d'un travail d'intérêt général, d'une peine de travail, d'une formation et pour le traitement dans le cadre d'une mesure judiciaire lorsque l'autorité locale conclut à ce sujet une convention avec le ministre ayant la Justice dans ses attributions.]2]1
Les conventions visées à l'alinéa 1er déterminent les conditions supplémentaires et les modalités relatives à l'octroi des allocations concernées, ainsi que le montant de l'allocation.) <L 1999-05-25/66, art. 3, 017; En vigueur : 04-09-1999>
(Le Roi détermine en outre les conditions auxquelles le ministre de l'Intérieur octroie aux autorités locales, dans la limite des crédits disponibles a cet effet, une allocation pour la formation des policiers communaux et pour la coordination des tâches de police, y compris avec d'autres services de police.
Lorsqu'elle est destinée à financer la formation des policiers communaux, l'allocation peut également être octroyée aux centres d'entraînement et d'instruction agréés.) <L 1994-12-21/31, art. 153, 003; En vigueur : 02-01-1995>
(Le ministre de l'Intérieur peut déléguer au Président du Comité de Direction du Service public fédéral Intérieur la signature d'avenants à ces conventions lorsque ces avenants ne modifient pas le montant total de l'allocation.) <L 2003-12-22/42, art. 425, 024; En vigueur : 10-01-2004>
[1 L'allocation visée à l'alinéa 1er, 4°, peut aussi être octroyée à une structure de coopération intercommunale, une province, une association sans but lucratif ou une fondation d'utilité publique, lorsque celle-ci conclut à ce sujet une convention avec le ministre ayant la Justice dans ses attributions.
L'ensemble des allocations prévues par l'alinéa 1er, 4°, et par l'alinéa 6 font l'objet d'une concertation annuelle préalable au sein de la Conférence interministérielle pour les Maisons de justice.
Le Roi attribue définitivement l'ensemble des allocations par arrêté délibéré en Conseil des ministres.]1
Art.73. In de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967, 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, en de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988 en 26 juni 1992 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
Art.70. Dans l'article 1er de la loi du 1er août 1985 portant dispositions sociales, modifié par les arrêtés royaux n° 474 du 28 octobre 1986 et n° 502 du 31 décembre 1986, et par les lois des 7 novembre 1987, 22 décembre 1989 et 20 juillet 1991, est inséré un § 2quater, rédigé comme suit :
Art. 73. In de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967, 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, en de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988 en 26 juni 1992 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Artikel 7, § 10, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 10. De gemeenten moeten, onder de voorwaarden en de nadere regelen die de Koning bepaalt, instaan voor het afstempelen van de controleformulieren van de onvrijwillige werklozen die zich aanmelden ter controle. "
2° Er wordt een artikel 8 ingevoegd, luidende :
" Art. 8. § 1. De gemeenten of een groep van gemeenten moeten een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap oprichten. Dit agentschap is, in samenwerking met de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, bevoegd voor de organisatie en de controle van activiteiten die men niet aantreft in de reguliere arbeidscircuits.
Het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap wordt opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk.
Om erkend te kunnen worden in het kader van dit artikel moet deze vereniging zonder winstoogmerk paritair worden samengesteld, enerzijds uit leden aangewezen door de gemeenteraad of de gemeenteraden in proportionaliteit tussen de meerderheid en de minderheid en anderzijds uit leden die de organisaties die zitting hebben in de Nationale Arbeidsraad, vertegenwoordigen. De vereniging zonder winstoogmerk telt minstens 12 en hoogstens 24 leden. De gemeenteraad kan andere leden toevoegen met raadgevende stem. De Koning kan, voor de samenstelling van deze vereniging, nadere voorwaarden bepalen.
§ 2. Het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap staat in voor de administratieve organisatie van de in § 1 bedoelde activiteiten.
De kandidaat-begunstigde van een activiteit moet vooraf een aanvraag indienen bij het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, waarin hij de te verrichten activiteit omschrijft.
Het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap oordeelt of deze activiteit toegelaten wordt in het kader van dit artikel.
De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels voor de indiening van de aanvraag en voor de te verlenen toestemming.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het bedrag van de vergoedingen die de kandidaat-begunstigde van een activiteit moet betalen bij het indienen van een aanvraag bij het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, evenals het bedrag dat de begunstigde van een activiteit moet betalen voor de uitoefening van een activiteit. De Koning bepaalt eveneens de wijze waarop de betaling geschiedt en aan wie de betaling ten goede komt.
§ 3. De activiteiten verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap mogen slechts uitgeoefend worden door een langdurig uitkeringsgerechtigde volledige werkloze of door een volledig werkloze die ingeschreven is als werkzoekende en het bestaansminimum geniet.
De Koning bepaalt wie beschouwd wordt als langdurig werkloze en welke categorieën van werklozen de voormelde activiteiten niet mogen verrichten. De Koning bepaalt welke categorieën van werklozen zich vrijwillig kunnen inschrijven bij een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap.
De activiteiten verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap moeten, voor de werkloze, het karakter behouden van een bijkomende activiteit. De Koning bepaalt het maximum aantal uren van activiteit dat door de werkloze verricht mag worden en de maximale uitkeringstoeslag die de werkloze mag ontvangen.
§ 4. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, welke activiteiten die men niet aantreft in de reguliere arbeidscircuits, verricht mogen worden in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap. Hij mag daarbij een onderscheid maken naargelang de kandidaat-begunstigde een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is.
De werkloze wordt voor de activiteiten die hij verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, niet aangeworven met een arbeidsovereenkomst.
Voor de uren van activiteit ontvangt de werkloze een uitkeringstoeslag waarvan het bedrag en de wijze van uitbetaling wordt bepaald door de Koning.
§ 5. De in dit artikel bedoelde werkloze wordt door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening verzekerd tegen arbeidsongevallen volgens de voorwaarden en de regels bepaald door de Koning.
§ 6. De Koning bepaalt de voorwaarden en de wijze waarop tegemoetgekomen wordt in de oprichting en de werking van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap.
Deze tegemoetkoming wordt verleend door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening.
Deze tegemoetkoming evenals de administratiekosten van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, verbonden aan deze tegemoetkoming en aan zijn opdrachten in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen, zijn ten laste van een specifiek begrotingsartikel opgenomen in de begroting van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening en worden gedekt door het bedrag bestemd voor de financiering van de administratieve omkadering van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. "
3° Er wordt een artikel 9 ingevoegd, luidende :
" Art. 9. De plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen opgericht overeenkomstig de bepalingen van artikel 79, § 2, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, blijven de opdrachten bepaald in artikel 8 uitoefenen tot hun vervanging door een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap opgericht overeenkomstig ditzelfde artikel 8. Deze vervanging moet ten laatste geschieden op de datum die door de Koning bepaald zal worden. "
4° Er wordt een artikel 10 ingevoegd, luidende :
" Art. 10. De Koning bepaalt de datum waarop artikel 8 in werking treedt. "
1° Artikel 7, § 10, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 10. De gemeenten moeten, onder de voorwaarden en de nadere regelen die de Koning bepaalt, instaan voor het afstempelen van de controleformulieren van de onvrijwillige werklozen die zich aanmelden ter controle. "
2° Er wordt een artikel 8 ingevoegd, luidende :
" Art. 8. § 1. De gemeenten of een groep van gemeenten moeten een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap oprichten. Dit agentschap is, in samenwerking met de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, bevoegd voor de organisatie en de controle van activiteiten die men niet aantreft in de reguliere arbeidscircuits.
Het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap wordt opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk.
Om erkend te kunnen worden in het kader van dit artikel moet deze vereniging zonder winstoogmerk paritair worden samengesteld, enerzijds uit leden aangewezen door de gemeenteraad of de gemeenteraden in proportionaliteit tussen de meerderheid en de minderheid en anderzijds uit leden die de organisaties die zitting hebben in de Nationale Arbeidsraad, vertegenwoordigen. De vereniging zonder winstoogmerk telt minstens 12 en hoogstens 24 leden. De gemeenteraad kan andere leden toevoegen met raadgevende stem. De Koning kan, voor de samenstelling van deze vereniging, nadere voorwaarden bepalen.
§ 2. Het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap staat in voor de administratieve organisatie van de in § 1 bedoelde activiteiten.
De kandidaat-begunstigde van een activiteit moet vooraf een aanvraag indienen bij het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, waarin hij de te verrichten activiteit omschrijft.
Het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap oordeelt of deze activiteit toegelaten wordt in het kader van dit artikel.
De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels voor de indiening van de aanvraag en voor de te verlenen toestemming.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het bedrag van de vergoedingen die de kandidaat-begunstigde van een activiteit moet betalen bij het indienen van een aanvraag bij het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, evenals het bedrag dat de begunstigde van een activiteit moet betalen voor de uitoefening van een activiteit. De Koning bepaalt eveneens de wijze waarop de betaling geschiedt en aan wie de betaling ten goede komt.
§ 3. De activiteiten verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap mogen slechts uitgeoefend worden door een langdurig uitkeringsgerechtigde volledige werkloze of door een volledig werkloze die ingeschreven is als werkzoekende en het bestaansminimum geniet.
De Koning bepaalt wie beschouwd wordt als langdurig werkloze en welke categorieën van werklozen de voormelde activiteiten niet mogen verrichten. De Koning bepaalt welke categorieën van werklozen zich vrijwillig kunnen inschrijven bij een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap.
De activiteiten verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap moeten, voor de werkloze, het karakter behouden van een bijkomende activiteit. De Koning bepaalt het maximum aantal uren van activiteit dat door de werkloze verricht mag worden en de maximale uitkeringstoeslag die de werkloze mag ontvangen.
§ 4. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, welke activiteiten die men niet aantreft in de reguliere arbeidscircuits, verricht mogen worden in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap. Hij mag daarbij een onderscheid maken naargelang de kandidaat-begunstigde een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is.
De werkloze wordt voor de activiteiten die hij verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, niet aangeworven met een arbeidsovereenkomst.
Voor de uren van activiteit ontvangt de werkloze een uitkeringstoeslag waarvan het bedrag en de wijze van uitbetaling wordt bepaald door de Koning.
§ 5. De in dit artikel bedoelde werkloze wordt door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening verzekerd tegen arbeidsongevallen volgens de voorwaarden en de regels bepaald door de Koning.
§ 6. De Koning bepaalt de voorwaarden en de wijze waarop tegemoetgekomen wordt in de oprichting en de werking van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap.
Deze tegemoetkoming wordt verleend door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening.
Deze tegemoetkoming evenals de administratiekosten van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, verbonden aan deze tegemoetkoming en aan zijn opdrachten in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen, zijn ten laste van een specifiek begrotingsartikel opgenomen in de begroting van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening en worden gedekt door het bedrag bestemd voor de financiering van de administratieve omkadering van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. "
3° Er wordt een artikel 9 ingevoegd, luidende :
" Art. 9. De plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen opgericht overeenkomstig de bepalingen van artikel 79, § 2, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, blijven de opdrachten bepaald in artikel 8 uitoefenen tot hun vervanging door een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap opgericht overeenkomstig ditzelfde artikel 8. Deze vervanging moet ten laatste geschieden op de datum die door de Koning bepaald zal worden. "
4° Er wordt een artikel 10 ingevoegd, luidende :
" Art. 10. De Koning bepaalt de datum waarop artikel 8 in werking treedt. "
Art. 70. Dans l'article 1er de la loi du 1er août 1985 portant dispositions sociales, modifié par les arrêtés royaux n° 474 du 28 octobre 1986 et n° 502 du 31 décembre 1986, et par les lois des 7 novembre 1987, 22 décembre 1989 et 20 juillet 1991, est inséré un § 2quater, rédigé comme suit :
" § 2quater. L'Office national est chargé du paiement d'une allocation annuelle aux autorités locales désignées par le ministre de l'Intérieur, pour la réalisation d'un programme relatif aux problèmes de société en matière de sécurité.
Cette allocation est à charge d'un article budgétaire spécifique inscrit au budget de l'Office national et couvert par des recettes fiscales s'élevant à 3 000 millions de francs par an, versées à l'Office national par tranches mensuelles. Le solde éventuel de l'année budgétaire en cours à l'article budgétaire concerné sera transféré, l'année budgétaire suivante, au même article budgétaire et regroupé avec les recettes courantes.
Le Roi détermine les compétences de l'Office national relatives à l'existence des conditions d'octroi de l'allocation et au contrôle de l'utilisation de celle-ci. "
" § 2quater. L'Office national est chargé du paiement d'une allocation annuelle aux autorités locales désignées par le ministre de l'Intérieur, pour la réalisation d'un programme relatif aux problèmes de société en matière de sécurité.
Cette allocation est à charge d'un article budgétaire spécifique inscrit au budget de l'Office national et couvert par des recettes fiscales s'élevant à 3 000 millions de francs par an, versées à l'Office national par tranches mensuelles. Le solde éventuel de l'année budgétaire en cours à l'article budgétaire concerné sera transféré, l'année budgétaire suivante, au même article budgétaire et regroupé avec les recettes courantes.
Le Roi détermine les compétences de l'Office national relatives à l'existence des conditions d'octroi de l'allocation et au contrôle de l'utilisation de celle-ci. "
Art.74. Artikel 4 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, wordt gewijzigd als volgt :
Art. 71. Dans l'article 68 de la loi du 6 août 1993 portant des dispositions sociales et diverses, les mots " pour la réalisation d'un programme concernant les problèmes sociaux en matière de sécurité, d'une part " et " d'autre part " sont supprimés.
Art. 74. Artikel 4 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, wordt gewijzigd als volgt :
1° in § 2, 1°, worden de woorden " als bedoeld in het eerste lid " vervangen door de woorden " als bedoeld in § 1 ";
2° § 4 wordt aangevuld met het volgende lid :
" Voor de behoeften bedoeld in § 1, 1°, die betrekking hebben op een niet hernieuwbare periode van zes maanden of minder, is overleg in de Ministerraad evenwel niet vereist. "
1° in § 2, 1°, worden de woorden " als bedoeld in het eerste lid " vervangen door de woorden " als bedoeld in § 1 ";
2° § 4 wordt aangevuld met het volgende lid :
" Voor de behoeften bedoeld in § 1, 1°, die betrekking hebben op een niet hernieuwbare periode van zes maanden of minder, is overleg in de Ministerraad evenwel niet vereist. "
Art. 72. Les articles 69 à 71 inclus produisent leurs effets le 1er janvier 1994.
Art. 75. In artikel 1, § 2, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, wordt een 3° ingevoegd, luidende :
Art.73. Dans l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, modifié par les lois des 14 juillet 1951, 14 février 1961, 16 avril 1963, 11 janvier 1967, 10 octobre 1967, les arrêtés royaux n° 13 du 11 octobre 1978 et n° 28 du 24 mars 1982, et les lois des 22 janvier 1985, 30 décembre 1988 et 26 juin 1992, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 75bis. <INGEVOEGD bij W 1994-12-21/31, art. 163; Inwerkingtreding : 02-01-1995> De inwerkingtreding van artikel 75 wordt verdaagd tot de datum waarop de Koning de in artikel 48 van voormelde wet van 24 juli 1987 bedoelde procedures, voorwaarden en regels zal hebben vastgesteld.
Art. 73. Dans l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, modifié par les lois des 14 juillet 1951, 14 février 1961, 16 avril 1963, 11 janvier 1967, 10 octobre 1967, les arrêtés royaux n° 13 du 11 octobre 1978 et n° 28 du 24 mars 1982, et les lois des 22 janvier 1985, 30 décembre 1988 et 26 juin 1992, sont apportées les modifications suivantes :
1° L'article 7, § 10, est remplacé par la disposition suivante :
" § 10. Les communes doivent, selon les conditions et modalités que le Roi détermine, assurer l'estampillage des formulaires de contrôle des chômeurs involontaires qui se présentent au contrôle. ";
2° Il est inséré un article 8, rédigé comme suit :
" Art. 8. § 1. Les communes ou un groupe de communes doivent instituer une agence pour l'emploi. L'agence locale pour l'emploi est, en collaboration avec l'Office national de l'emploi, compétente pour l'organisation et le contrôle d'activités non rencontrées par les circuits de travail réguliers.
L'agence locale pour l'emploi est instituée sous la forme d'une association sans but lucratif.
Pour être reconnue dans le cadre du présent article, cette association sans but lucratif doit être composée paritairement, d'une part, de membres désignés par le conseil communal ou les conseils communaux suivant la proportion entre la majorité et la minorité et d'autre part, de membres représentant les organisations qui siègent au Conseil national du travail. L'association sans but lucratif compte 12 membres au moins et 24 membres au plus. Le conseil communal peut également associer d'autres membres avec voix consultative. Le Roi peut fixer des conditions plus précises pour la composition de cette association.
§ 2. L'agence locale pour l'emploi est chargée de l'organisation administrative des activités visées au § 1er.
Le candidat-bénéficiaire d'une activité doit introduire une demande préalable auprès de l'agence locale pour l'emploi dans laquelle il décrit les activités à effectuer.
L'agence locale pour l'emploi décide si les activités sont autorisées dans le cadre du présent article.
Le Roi fixe les conditions et modalités suivant lesquelles la demande est introduite et l'autorisation accordée.
Le Roi fixe, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, le montant des indemnités que le candidat-bénéficiaire d'une activité doit payer lorsqu'il introduit une demande auprès de l'agence locale pour l'emploi, ainsi que le montant que le bénéficiaire d'une activité doit payer pour exercer une activité. Le Roi fixe également le mode et le destinataire du paiement.
§ 3. Les activités effectuées dans le cadre de l'agence locale pour l'emploi ne peuvent être accomplies que par des chômeurs complets indemnisés de longue durée ou par des chômeurs complets inscrits comme demandeurs d'emploi bénéficiant du minimum de moyens d'existence.
Le Roi détermine ce qu'il y a lieu d'entendre par chômeur de longue durée et les catégories de chômeurs qui ne peuvent effectuer les activités précitées. Le Roi détermine quelles catégories de chômeurs peuvent s'inscrire volontairement auprès d'une agence locale pour l'emploi.
Les activités effectuées dans le cadre de l'agence locale pour l'emploi doivent, dans le chef du chômeur, conserver le caractère d'une activité accessoire. Le Roi fixe le nombre maximum d'heures d'activités que le chômeur peut effectuer et le montant maximum du complément d'allocation que le chômeur peut percevoir.
§ 4. Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les activités non rencontrées par les circuits de travail réguliers qui peuvent être effectuées dans le cadre de l'agence locale pour l'emploi. Il peut, à cet égard, faire une distinction selon que le candidat-bénéficiaire est une personne physique ou morale.
Pour les activités qu'il effectue dans le cadre de l'agence locale pour l'emploi, le chômeur n'est pas engagé dans les liens d'un contrat de travail.
Pour les heures d'activité, le chômeur reçoit un complément d'allocation dont le montant et le mode de paiement sont fixés par le Roi.
§ 5. Le chômeur visé par le présent article est assuré contre les accidents du travail par l'Office national de l'emploi dans les conditions et selon les modalités fixées par le Roi.
§ 6. Le Roi fixe les conditions et la manière selon lesquelles une intervention est accordée pour l'institution et le fonctionnement de l'agence locale pour l'emploi.
Cette intervention est accordée par l'Office national de l'emploi.
Cette intervention ainsi que les frais d'administration de l'Office national de l'emploi qui sont liés à cette intervention et à ses missions dans le cadre des agences locales pour l'emploi, sont à charge d'un article budgétaire spécifique inscrit au budget de l'Office national de l'emploi et sont couverts par le montant destiné au financement de l'encadrement administratif des agences locales pour l'emploi visé à l'article 13, alinéa 2, de la loi du 30 mars 1994 portant des dispositions sociales. "
3° Il est inséré un article 9, rédigé comme suit :
" Art. 9. Les agences locales pour l'emploi créées conformément aux dispositions de l'article 79, § 2, de l'arrête royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage, continuent à exercer les missions prévues à l'article 8 jusqu'à leur remplacement par une agence locale pour l'emploi instituée conformément au même article 8. Ce remplacement doit intervenir au plus tard à la date qui sera fixée par le Roi. "
4° Il est inséré un article 10, rédigé comme suit :
" Art. 10. Le Roi fixe la date d'entrée en vigueur de l'article 8. "
1° L'article 7, § 10, est remplacé par la disposition suivante :
" § 10. Les communes doivent, selon les conditions et modalités que le Roi détermine, assurer l'estampillage des formulaires de contrôle des chômeurs involontaires qui se présentent au contrôle. ";
2° Il est inséré un article 8, rédigé comme suit :
" Art. 8. § 1. Les communes ou un groupe de communes doivent instituer une agence pour l'emploi. L'agence locale pour l'emploi est, en collaboration avec l'Office national de l'emploi, compétente pour l'organisation et le contrôle d'activités non rencontrées par les circuits de travail réguliers.
L'agence locale pour l'emploi est instituée sous la forme d'une association sans but lucratif.
Pour être reconnue dans le cadre du présent article, cette association sans but lucratif doit être composée paritairement, d'une part, de membres désignés par le conseil communal ou les conseils communaux suivant la proportion entre la majorité et la minorité et d'autre part, de membres représentant les organisations qui siègent au Conseil national du travail. L'association sans but lucratif compte 12 membres au moins et 24 membres au plus. Le conseil communal peut également associer d'autres membres avec voix consultative. Le Roi peut fixer des conditions plus précises pour la composition de cette association.
§ 2. L'agence locale pour l'emploi est chargée de l'organisation administrative des activités visées au § 1er.
Le candidat-bénéficiaire d'une activité doit introduire une demande préalable auprès de l'agence locale pour l'emploi dans laquelle il décrit les activités à effectuer.
L'agence locale pour l'emploi décide si les activités sont autorisées dans le cadre du présent article.
Le Roi fixe les conditions et modalités suivant lesquelles la demande est introduite et l'autorisation accordée.
Le Roi fixe, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, le montant des indemnités que le candidat-bénéficiaire d'une activité doit payer lorsqu'il introduit une demande auprès de l'agence locale pour l'emploi, ainsi que le montant que le bénéficiaire d'une activité doit payer pour exercer une activité. Le Roi fixe également le mode et le destinataire du paiement.
§ 3. Les activités effectuées dans le cadre de l'agence locale pour l'emploi ne peuvent être accomplies que par des chômeurs complets indemnisés de longue durée ou par des chômeurs complets inscrits comme demandeurs d'emploi bénéficiant du minimum de moyens d'existence.
Le Roi détermine ce qu'il y a lieu d'entendre par chômeur de longue durée et les catégories de chômeurs qui ne peuvent effectuer les activités précitées. Le Roi détermine quelles catégories de chômeurs peuvent s'inscrire volontairement auprès d'une agence locale pour l'emploi.
Les activités effectuées dans le cadre de l'agence locale pour l'emploi doivent, dans le chef du chômeur, conserver le caractère d'une activité accessoire. Le Roi fixe le nombre maximum d'heures d'activités que le chômeur peut effectuer et le montant maximum du complément d'allocation que le chômeur peut percevoir.
§ 4. Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, les activités non rencontrées par les circuits de travail réguliers qui peuvent être effectuées dans le cadre de l'agence locale pour l'emploi. Il peut, à cet égard, faire une distinction selon que le candidat-bénéficiaire est une personne physique ou morale.
Pour les activités qu'il effectue dans le cadre de l'agence locale pour l'emploi, le chômeur n'est pas engagé dans les liens d'un contrat de travail.
Pour les heures d'activité, le chômeur reçoit un complément d'allocation dont le montant et le mode de paiement sont fixés par le Roi.
§ 5. Le chômeur visé par le présent article est assuré contre les accidents du travail par l'Office national de l'emploi dans les conditions et selon les modalités fixées par le Roi.
§ 6. Le Roi fixe les conditions et la manière selon lesquelles une intervention est accordée pour l'institution et le fonctionnement de l'agence locale pour l'emploi.
Cette intervention est accordée par l'Office national de l'emploi.
Cette intervention ainsi que les frais d'administration de l'Office national de l'emploi qui sont liés à cette intervention et à ses missions dans le cadre des agences locales pour l'emploi, sont à charge d'un article budgétaire spécifique inscrit au budget de l'Office national de l'emploi et sont couverts par le montant destiné au financement de l'encadrement administratif des agences locales pour l'emploi visé à l'article 13, alinéa 2, de la loi du 30 mars 1994 portant des dispositions sociales. "
3° Il est inséré un article 9, rédigé comme suit :
" Art. 9. Les agences locales pour l'emploi créées conformément aux dispositions de l'article 79, § 2, de l'arrête royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage, continuent à exercer les missions prévues à l'article 8 jusqu'à leur remplacement par une agence locale pour l'emploi instituée conformément au même article 8. Ce remplacement doit intervenir au plus tard à la date qui sera fixée par le Roi. "
4° Il est inséré un article 10, rédigé comme suit :
" Art. 10. Le Roi fixe la date d'entrée en vigueur de l'article 8. "
Art.77. Artikel 76 treedt in werking de eerste dag van de tweede maand volgend op die waarin het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt en is van toepassing op de overeenkomsten gesloten tussen het uitzendbureau en de gebruiker vanaf die datum.
Art.74. A l'article 4 de la loi du 22 juillet 1993 portant certaines mesures en matière de fonction publique, sont apportées les modifications suivantes :
Art.78. Artikel 13 van de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 mei 1977 en 28 juni 1990, wordt aangevuld met het volgende lid :
" Het eerste lid is evenwel niet van toepassing wanneer de permanente invaliditeit geen 10 pct. bereikt. "
" Het eerste lid is evenwel niet van toepassing wanneer de permanente invaliditeit geen 10 pct. bereikt. "
Art. 74. A l'article 4 de la loi du 22 juillet 1993 portant certaines mesures en matière de fonction publique, sont apportées les modifications suivantes :
1° au § 2, 1°, les mots " dont question à l'alinéa 1er " sont remplacés par les mots " dont question au paragraphe 1er ";
2° le § 4 est complété par l'alinéa suivant :
" Toutefois, pour les besoins visés au § 1er, 1°, qui couvrent une période de six mois au plus, non renouvelable, la délibération en Conseil des ministres n'est pas requise. "
1° au § 2, 1°, les mots " dont question à l'alinéa 1er " sont remplacés par les mots " dont question au paragraphe 1er ";
2° le § 4 est complété par l'alinéa suivant :
" Toutefois, pour les besoins visés au § 1er, 1°, qui couvrent une période de six mois au plus, non renouvelable, la délibération en Conseil des ministres n'est pas requise. "
Art. 78. Artikel 13 van de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 mei 1977 en 28 juni 1990, wordt aangevuld met het volgende lid :
" Het eerste lid is evenwel niet van toepassing wanneer de permanente invaliditeit geen 10 pct. bereikt. "
" Het eerste lid is evenwel niet van toepassing wanneer de permanente invaliditeit geen 10 pct. bereikt. "
Art. 75. A l'article 1er, § 2, de la loi du 24 juillet 1987 sur le travail temporaire, le travail intérimaire et la mise de travailleurs à la disposition d'utilisateurs, il est inséré un 3° rédigé comme suit :
" 3° le remplacement temporaire d'une personne dont la situation juridique est réglée unilatéralement par l'autorité et qui n'exerce pas ses fonctions ou ne les exerce qu'à temps partiel; "
" 3° le remplacement temporaire d'une personne dont la situation juridique est réglée unilatéralement par l'autorité et qui n'exerce pas ses fonctions ou ne les exerce qu'à temps partiel; "
Art. 79. Artikel 78 is niet van toepassing op de arbeidsongevallen, op de ongevallen op de weg naar en van het werk en op de beroepsziekten als de datum van consolidatie of de datum waarop de tijdelijke ongeschiktheid permanent wordt, vóór 1 januari 1994 valt.
Art. 75bis. L'entrée en vigueur de l'article 75 est différée à la date à laquelle le Roi aura fixé les procédures, conditions et modalités visées à l'article 48 de la loi du 24 juillet 1987 précitée.
Art.80. Dit hoofdstuk is van toepassing op de hierna volgende kredietinstellingen :
Art.77. L'article 76 entre en vigueur le premier jour du deuxième mois qui suit celui au cours duquel il aura été publié au Moniteur belge et est applicable aux contrats conclus entre l'entreprise de travail intérimaire et l'utilisateur à partir de cette date.
Art.81. De kredietinstellingen, bedoeld in artikel 80, die ten laatste op (31 juli 1994) niet voldaan hebben (aan één van de voorwaarden) bepaald in artikel 82, zijn verplicht de opbrengst van de matiging van de inkomens, zoals bepaald in artikel 83, te storten in een fonds waarvan de oprichting, de nadere regels en de aanwending van de middelen worden bepaald door de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit. <W 1994-07-07/49, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-09-1994>
Art.78. L'article 13 de la loi du 3 juillet 1967 sur la réparation des dommages résultant des accidents du travail, des accidents survenus sur le chemin du travail et des maladies professionnelles dans le secteur public, modifié par les arrêtés royaux du 16 mai 1977 et du 28 juin 1990, est complété par l'alinéa suivant :
" Toutefois, l'alinéa 1er n'est pas applicable lorsque l'invalidité permanente n'atteint pas 10 p.c. "
" Toutefois, l'alinéa 1er n'est pas applicable lorsque l'invalidité permanente n'atteint pas 10 p.c. "
Art.82. Aan de voorwaarde bedoeld in artikel 81 is voldaan, wanneer :
1° de kredietinstelling valt onder het toepassingsgebied van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in een paritair comité vermeld in artikel 80 betreffende de bestemming van de matiging van de inkomens, zoals bepaald in artikel 83, ter bevordering van de werkgelegenheid. Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet ten laatste op (30 juni 1994) zijn afgesloten. Zij moet door de minister van Tewerkstelling en Arbeid worden goedgekeurd; <W 1994-07-07/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-09-1994>
2° de kredietinstelling ten laatste op (31 juli 1994) een bedrijfsplan sluit tot herverdeling van de arbeid overeenkomstig titel IV van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. <W 1994-07-07/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-09-1994>
(3° de kredietinstelling voldoet aan één van de twee volgende voorwaarden :
- erkend zijn als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering in het kader van de brugpensioenreglementering;
- vóór 28 februari 1994 overgegaan zijn tot de aankondiging in de ondernemingsraad van een structurele personeelsvermindering;
en vóór 31 juli 1994 een collectieve arbeidsovereenkomst sluit die voorziet in de vermindering van de voorziene ontslagen ten belope van de opbrengst van de matiging van de inkomens zoals bedoeld in artikel 81. Dez collectieve arbeidsovereenkomst moet door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid worden goedgekeurd.) <W 1994-07-07/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-09-1994>
1° de kredietinstelling valt onder het toepassingsgebied van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in een paritair comité vermeld in artikel 80 betreffende de bestemming van de matiging van de inkomens, zoals bepaald in artikel 83, ter bevordering van de werkgelegenheid. Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet ten laatste op (30 juni 1994) zijn afgesloten. Zij moet door de minister van Tewerkstelling en Arbeid worden goedgekeurd; <W 1994-07-07/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-09-1994>
2° de kredietinstelling ten laatste op (31 juli 1994) een bedrijfsplan sluit tot herverdeling van de arbeid overeenkomstig titel IV van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. <W 1994-07-07/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-09-1994>
(3° de kredietinstelling voldoet aan één van de twee volgende voorwaarden :
- erkend zijn als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering in het kader van de brugpensioenreglementering;
- vóór 28 februari 1994 overgegaan zijn tot de aankondiging in de ondernemingsraad van een structurele personeelsvermindering;
en vóór 31 juli 1994 een collectieve arbeidsovereenkomst sluit die voorziet in de vermindering van de voorziene ontslagen ten belope van de opbrengst van de matiging van de inkomens zoals bedoeld in artikel 81. Dez collectieve arbeidsovereenkomst moet door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid worden goedgekeurd.) <W 1994-07-07/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-09-1994>
Art. 78. L'article 13 de la loi du 3 juillet 1967 sur la réparation des dommages résultant des accidents du travail, des accidents survenus sur le chemin du travail et des maladies professionnelles dans le secteur public, modifié par les arrêtés royaux du 16 mai 1977 et du 28 juin 1990, est complété par l'alinéa suivant :
" Toutefois, l'alinéa 1er n'est pas applicable lorsque l'invalidité permanente n'atteint pas 10 p.c. "
" Toutefois, l'alinéa 1er n'est pas applicable lorsque l'invalidité permanente n'atteint pas 10 p.c. "
Art. 82. Aan de voorwaarde bedoeld in artikel 81 is voldaan, wanneer :
1° de kredietinstelling valt onder het toepassingsgebied van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in een paritair comité vermeld in artikel 80 betreffende de bestemming van de matiging van de inkomens, zoals bepaald in artikel 83, ter bevordering van de werkgelegenheid. Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet ten laatste op (30 juni 1994) zijn afgesloten. Zij moet door de minister van Tewerkstelling en Arbeid worden goedgekeurd; <W 1994-07-07/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-09-1994>
2° de kredietinstelling ten laatste op (31 juli 1994) een bedrijfsplan sluit tot herverdeling van de arbeid overeenkomstig titel IV van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. <W 1994-07-07/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-09-1994>
(3° de kredietinstelling voldoet aan één van de twee volgende voorwaarden :
- erkend zijn als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering in het kader van de brugpensioenreglementering;
- vóór 28 februari 1994 overgegaan zijn tot de aankondiging in de ondernemingsraad van een structurele personeelsvermindering;
en vóór 31 juli 1994 een collectieve arbeidsovereenkomst sluit die voorziet in de vermindering van de voorziene ontslagen ten belope van de opbrengst van de matiging van de inkomens zoals bedoeld in artikel 81. Dez collectieve arbeidsovereenkomst moet door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid worden goedgekeurd.) <W 1994-07-07/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-09-1994>
1° de kredietinstelling valt onder het toepassingsgebied van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in een paritair comité vermeld in artikel 80 betreffende de bestemming van de matiging van de inkomens, zoals bepaald in artikel 83, ter bevordering van de werkgelegenheid. Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet ten laatste op (30 juni 1994) zijn afgesloten. Zij moet door de minister van Tewerkstelling en Arbeid worden goedgekeurd; <W 1994-07-07/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-09-1994>
2° de kredietinstelling ten laatste op (31 juli 1994) een bedrijfsplan sluit tot herverdeling van de arbeid overeenkomstig titel IV van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. <W 1994-07-07/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-09-1994>
(3° de kredietinstelling voldoet aan één van de twee volgende voorwaarden :
- erkend zijn als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering in het kader van de brugpensioenreglementering;
- vóór 28 februari 1994 overgegaan zijn tot de aankondiging in de ondernemingsraad van een structurele personeelsvermindering;
en vóór 31 juli 1994 een collectieve arbeidsovereenkomst sluit die voorziet in de vermindering van de voorziene ontslagen ten belope van de opbrengst van de matiging van de inkomens zoals bedoeld in artikel 81. Dez collectieve arbeidsovereenkomst moet door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid worden goedgekeurd.) <W 1994-07-07/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-09-1994>
Art. 79. L'article 78 n'est pas applicable aux accidents du travail, aux accidents survenus sur le chemin du travail et aux maladies professionnelles si la date de la consolidation ou si la date à laquelle l'incapacité temporaire présente un caractère de permanence se situe avant le 1er janvier 1994.
Art. 83. Met opbrengst uit de matiging van de inkomens wordt bedoeld de opbrengst voortvloeiend uit de toepassing van het prijsindexcijfer dat daartoe berekend en benoemd wordt, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Art.80. Le présent chapitre est d'application aux institutions de crédit suivantes :
Art.84. In artikel 3, eerste lid, van de wet van 23 juli 1993 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling van jongeren in het raam van het jongerenbanenplan, worden de woorden " 31 december 1993 " vervangen door de woorden " 31 maart 1994 ".
Art.81. Les institutions de crédit, visées à l'article 80, n'ayant pas satisfait, au plus tard à la date du (31 juillet 1994), (à une des conditions) visées à l'article 82, sont tenues de verser le produit de la modération des revenus, tel que défini à l'article 83, à un fonds dont la constitution, les modalités et l'affectation des moyens sont déterminées par le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des ministres.
Art.85. In de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in artikel 1bis, zoals gewijzigd tot op heden, wordt een § 11 ingevoegd, luidende :
" § 11. In geval van overname van activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand :
1° blijft een comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen behouden tot de eerstkomende verkiezingen indien de technische bedrijfseenheid of de technische bedrijfseenheden waaruit de onderneming bestaat, de aard behouden die ze hadden vóór het faillissement of het gerechtelijk akkoord door boedelafstand zonder in een andere onderneming opgenomen te worden; het comité is uitsluitend samengesteld uit een aantal effectieve personeelsafgevaardigden, evenredig met het aantal in de nieuwe onderneming tewerkgestelde werknemers volgens de door de Koning bepaalde regels; de personeelsafgevaardigden worden onder de gewone of plaatsvervangende afgevaardigden die werden opgenomen, of onder de niet-verkozen kandidaat-personeelsafgevaardigden voor de laatste verkiezingen van het comité die werden overgenomen, aangewezen door de representatieve werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen; dit comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen fungeert voor het geheel van het personeel van de overgenomen onderneming;
2° blijft een comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen behouden tot de eerstkomende verkiezingen indien de technische bedrijfseenheid of de technische bedrijfseenheden waaruit de ondernemingen bestaat, in een andere onderneming of technische bedrijfseenheid ervan worden opgenomen en indien de onderneming of de technische bedrijfseenheid waarin ze worden opgenomen, niet over een dergelijk comité beschikt; het comité is uitsluitend samengesteld uit een aantal effectieve personeelsafgevaardigden, evenredig met het aantal overgenomen werknemers volgens de door de Koning bepaalde regels; de personeelsafgevaardigden worden onder de gewone of plaatsvervangende afgevaardigden die werden overgenomen, of onder de niet-verkozen kandidaat-personeelsafgevaardigden voor de laatste verkiezingen van het comité die werden overgenomen, aangewezen door de representatieve werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen; dit comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen fungeert voor het deel van de overgenomen onderneming.
De representatieve werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen, kunnen met de nieuwe werkgever een ander geldig akkoord sluiten tot de eerstkomende verkiezingen.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder :
1° onderneming : de juridische entiteit;
2° overname van activa : het vestigen van een zakelijk recht op het geheel of een deel van de activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand waarbij de hoofdactiviteit van de onderneming of van een afdeling ervan wordt voortgezet. "
2° in artikel 1, § 4, b), (1), tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " Onverminderd de bepalingen van artikel 1bis, § 10 " vervangen door de woorden " Onverminderd de bepalingen van artikel 1bis, §§ 10 en 11 ".
1° in artikel 1bis, zoals gewijzigd tot op heden, wordt een § 11 ingevoegd, luidende :
" § 11. In geval van overname van activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand :
1° blijft een comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen behouden tot de eerstkomende verkiezingen indien de technische bedrijfseenheid of de technische bedrijfseenheden waaruit de onderneming bestaat, de aard behouden die ze hadden vóór het faillissement of het gerechtelijk akkoord door boedelafstand zonder in een andere onderneming opgenomen te worden; het comité is uitsluitend samengesteld uit een aantal effectieve personeelsafgevaardigden, evenredig met het aantal in de nieuwe onderneming tewerkgestelde werknemers volgens de door de Koning bepaalde regels; de personeelsafgevaardigden worden onder de gewone of plaatsvervangende afgevaardigden die werden opgenomen, of onder de niet-verkozen kandidaat-personeelsafgevaardigden voor de laatste verkiezingen van het comité die werden overgenomen, aangewezen door de representatieve werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen; dit comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen fungeert voor het geheel van het personeel van de overgenomen onderneming;
2° blijft een comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen behouden tot de eerstkomende verkiezingen indien de technische bedrijfseenheid of de technische bedrijfseenheden waaruit de ondernemingen bestaat, in een andere onderneming of technische bedrijfseenheid ervan worden opgenomen en indien de onderneming of de technische bedrijfseenheid waarin ze worden opgenomen, niet over een dergelijk comité beschikt; het comité is uitsluitend samengesteld uit een aantal effectieve personeelsafgevaardigden, evenredig met het aantal overgenomen werknemers volgens de door de Koning bepaalde regels; de personeelsafgevaardigden worden onder de gewone of plaatsvervangende afgevaardigden die werden overgenomen, of onder de niet-verkozen kandidaat-personeelsafgevaardigden voor de laatste verkiezingen van het comité die werden overgenomen, aangewezen door de representatieve werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen; dit comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen fungeert voor het deel van de overgenomen onderneming.
De representatieve werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen, kunnen met de nieuwe werkgever een ander geldig akkoord sluiten tot de eerstkomende verkiezingen.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder :
1° onderneming : de juridische entiteit;
2° overname van activa : het vestigen van een zakelijk recht op het geheel of een deel van de activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand waarbij de hoofdactiviteit van de onderneming of van een afdeling ervan wordt voortgezet. "
2° in artikel 1, § 4, b), (1), tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " Onverminderd de bepalingen van artikel 1bis, § 10 " vervangen door de woorden " Onverminderd de bepalingen van artikel 1bis, §§ 10 en 11 ".
Art.82. La condition visée à l'article 81 est remplie lorsque :
1° l'institution de crédit relève du champ d'application d'une convention collective de travail conclue au sein d'une des commissions paritaires visées à l'article 80 et portant sur l'affectation de la modération des revenus, telle que définie à l'article 83, en vue de promouvoir l'emploi. Cette convention collective de travail doit être conclue au plus tard le (30 juin 1994). Elle doit être approuvée par le ministre de l'Emploi et du Travail; <L 1994-07-07/49, art. 2, 002; En vigueur : 17-09-1994>
2° l'institution de crédit conclut, au plus tard à la date du (31 juillet 1994), un plan d'entreprise de redistribution du travail, conformément au titre IV de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays. <L 1994-07-07/49, art. 2, 002; En vigueur : 17-09-1994>
(3° l'institution de crédit répond à l'une des deux conditions suivantes :
- être reconnue comme entreprise en difficulté ou en restructuration dans le cadre de la réglementation sur la prépension;
- avoir procédé avant le 28 février 1994 à la notification au conseil d'entreprise d'une réduction structurelle du personnel;
et conclut une convention collective de travail avant le 31 juillet 1994 prévoyant la diminution des licenciements prévus à concurrence du produit de la modération des revenus, telle que visée à l'article 81. Cette convention collective de travail doit être approuvée par le Ministre de l'Emploi et du Travail.) <L 1994-07-07/49, art. 2, 002; En vigueur : 17-09-1994>
1° l'institution de crédit relève du champ d'application d'une convention collective de travail conclue au sein d'une des commissions paritaires visées à l'article 80 et portant sur l'affectation de la modération des revenus, telle que définie à l'article 83, en vue de promouvoir l'emploi. Cette convention collective de travail doit être conclue au plus tard le (30 juin 1994). Elle doit être approuvée par le ministre de l'Emploi et du Travail; <L 1994-07-07/49, art. 2, 002; En vigueur : 17-09-1994>
2° l'institution de crédit conclut, au plus tard à la date du (31 juillet 1994), un plan d'entreprise de redistribution du travail, conformément au titre IV de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays. <L 1994-07-07/49, art. 2, 002; En vigueur : 17-09-1994>
(3° l'institution de crédit répond à l'une des deux conditions suivantes :
- être reconnue comme entreprise en difficulté ou en restructuration dans le cadre de la réglementation sur la prépension;
- avoir procédé avant le 28 février 1994 à la notification au conseil d'entreprise d'une réduction structurelle du personnel;
et conclut une convention collective de travail avant le 31 juillet 1994 prévoyant la diminution des licenciements prévus à concurrence du produit de la modération des revenus, telle que visée à l'article 81. Cette convention collective de travail doit être approuvée par le Ministre de l'Emploi et du Travail.) <L 1994-07-07/49, art. 2, 002; En vigueur : 17-09-1994>
Art. 85. In de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in artikel 1bis, zoals gewijzigd tot op heden, wordt een § 11 ingevoegd, luidende :
" § 11. In geval van overname van activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand :
1° blijft een comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen behouden tot de eerstkomende verkiezingen indien de technische bedrijfseenheid of de technische bedrijfseenheden waaruit de onderneming bestaat, de aard behouden die ze hadden vóór het faillissement of het gerechtelijk akkoord door boedelafstand zonder in een andere onderneming opgenomen te worden; het comité is uitsluitend samengesteld uit een aantal effectieve personeelsafgevaardigden, evenredig met het aantal in de nieuwe onderneming tewerkgestelde werknemers volgens de door de Koning bepaalde regels; de personeelsafgevaardigden worden onder de gewone of plaatsvervangende afgevaardigden die werden opgenomen, of onder de niet-verkozen kandidaat-personeelsafgevaardigden voor de laatste verkiezingen van het comité die werden overgenomen, aangewezen door de representatieve werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen; dit comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen fungeert voor het geheel van het personeel van de overgenomen onderneming;
2° blijft een comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen behouden tot de eerstkomende verkiezingen indien de technische bedrijfseenheid of de technische bedrijfseenheden waaruit de ondernemingen bestaat, in een andere onderneming of technische bedrijfseenheid ervan worden opgenomen en indien de onderneming of de technische bedrijfseenheid waarin ze worden opgenomen, niet over een dergelijk comité beschikt; het comité is uitsluitend samengesteld uit een aantal effectieve personeelsafgevaardigden, evenredig met het aantal overgenomen werknemers volgens de door de Koning bepaalde regels; de personeelsafgevaardigden worden onder de gewone of plaatsvervangende afgevaardigden die werden overgenomen, of onder de niet-verkozen kandidaat-personeelsafgevaardigden voor de laatste verkiezingen van het comité die werden overgenomen, aangewezen door de representatieve werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen; dit comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen fungeert voor het deel van de overgenomen onderneming.
De representatieve werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen, kunnen met de nieuwe werkgever een ander geldig akkoord sluiten tot de eerstkomende verkiezingen.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder :
1° onderneming : de juridische entiteit;
2° overname van activa : het vestigen van een zakelijk recht op het geheel of een deel van de activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand waarbij de hoofdactiviteit van de onderneming of van een afdeling ervan wordt voortgezet. "
2° in artikel 1, § 4, b), (1), tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " Onverminderd de bepalingen van artikel 1bis, § 10 " vervangen door de woorden " Onverminderd de bepalingen van artikel 1bis, §§ 10 en 11 ".
1° in artikel 1bis, zoals gewijzigd tot op heden, wordt een § 11 ingevoegd, luidende :
" § 11. In geval van overname van activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand :
1° blijft een comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen behouden tot de eerstkomende verkiezingen indien de technische bedrijfseenheid of de technische bedrijfseenheden waaruit de onderneming bestaat, de aard behouden die ze hadden vóór het faillissement of het gerechtelijk akkoord door boedelafstand zonder in een andere onderneming opgenomen te worden; het comité is uitsluitend samengesteld uit een aantal effectieve personeelsafgevaardigden, evenredig met het aantal in de nieuwe onderneming tewerkgestelde werknemers volgens de door de Koning bepaalde regels; de personeelsafgevaardigden worden onder de gewone of plaatsvervangende afgevaardigden die werden opgenomen, of onder de niet-verkozen kandidaat-personeelsafgevaardigden voor de laatste verkiezingen van het comité die werden overgenomen, aangewezen door de representatieve werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen; dit comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen fungeert voor het geheel van het personeel van de overgenomen onderneming;
2° blijft een comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen behouden tot de eerstkomende verkiezingen indien de technische bedrijfseenheid of de technische bedrijfseenheden waaruit de ondernemingen bestaat, in een andere onderneming of technische bedrijfseenheid ervan worden opgenomen en indien de onderneming of de technische bedrijfseenheid waarin ze worden opgenomen, niet over een dergelijk comité beschikt; het comité is uitsluitend samengesteld uit een aantal effectieve personeelsafgevaardigden, evenredig met het aantal overgenomen werknemers volgens de door de Koning bepaalde regels; de personeelsafgevaardigden worden onder de gewone of plaatsvervangende afgevaardigden die werden overgenomen, of onder de niet-verkozen kandidaat-personeelsafgevaardigden voor de laatste verkiezingen van het comité die werden overgenomen, aangewezen door de representatieve werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen; dit comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen fungeert voor het deel van de overgenomen onderneming.
De representatieve werknemersorganisaties die de bij de vorige verkiezingen verkozen afgevaardigden hebben voorgedragen, kunnen met de nieuwe werkgever een ander geldig akkoord sluiten tot de eerstkomende verkiezingen.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder :
1° onderneming : de juridische entiteit;
2° overname van activa : het vestigen van een zakelijk recht op het geheel of een deel van de activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand waarbij de hoofdactiviteit van de onderneming of van een afdeling ervan wordt voortgezet. "
2° in artikel 1, § 4, b), (1), tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden " Onverminderd de bepalingen van artikel 1bis, § 10 " vervangen door de woorden " Onverminderd de bepalingen van artikel 1bis, §§ 10 en 11 ".
Art. 82. La condition visée à l'article 81 est remplie lorsque :
1° l'institution de crédit relève du champ d'application d'une convention collective de travail conclue au sein d'une des commissions paritaires visées à l'article 80 et portant sur l'affectation de la modération des revenus, telle que définie à l'article 83, en vue de promouvoir l'emploi. Cette convention collective de travail doit être conclue au plus tard le (30 juin 1994). Elle doit être approuvée par le ministre de l'Emploi et du Travail; <L 1994-07-07/49, art. 2, 002; En vigueur : 17-09-1994>
2° l'institution de crédit conclut, au plus tard à la date du (31 juillet 1994), un plan d'entreprise de redistribution du travail, conformément au titre IV de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays. <L 1994-07-07/49, art. 2, 002; En vigueur : 17-09-1994>
(3° l'institution de crédit répond à l'une des deux conditions suivantes :
- être reconnue comme entreprise en difficulté ou en restructuration dans le cadre de la réglementation sur la prépension;
- avoir procédé avant le 28 février 1994 à la notification au conseil d'entreprise d'une réduction structurelle du personnel;
et conclut une convention collective de travail avant le 31 juillet 1994 prévoyant la diminution des licenciements prévus à concurrence du produit de la modération des revenus, telle que visée à l'article 81. Cette convention collective de travail doit être approuvée par le Ministre de l'Emploi et du Travail.) <L 1994-07-07/49, art. 2, 002; En vigueur : 17-09-1994>
1° l'institution de crédit relève du champ d'application d'une convention collective de travail conclue au sein d'une des commissions paritaires visées à l'article 80 et portant sur l'affectation de la modération des revenus, telle que définie à l'article 83, en vue de promouvoir l'emploi. Cette convention collective de travail doit être conclue au plus tard le (30 juin 1994). Elle doit être approuvée par le ministre de l'Emploi et du Travail; <L 1994-07-07/49, art. 2, 002; En vigueur : 17-09-1994>
2° l'institution de crédit conclut, au plus tard à la date du (31 juillet 1994), un plan d'entreprise de redistribution du travail, conformément au titre IV de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays. <L 1994-07-07/49, art. 2, 002; En vigueur : 17-09-1994>
(3° l'institution de crédit répond à l'une des deux conditions suivantes :
- être reconnue comme entreprise en difficulté ou en restructuration dans le cadre de la réglementation sur la prépension;
- avoir procédé avant le 28 février 1994 à la notification au conseil d'entreprise d'une réduction structurelle du personnel;
et conclut une convention collective de travail avant le 31 juillet 1994 prévoyant la diminution des licenciements prévus à concurrence du produit de la modération des revenus, telle que visée à l'article 81. Cette convention collective de travail doit être approuvée par le Ministre de l'Emploi et du Travail.) <L 1994-07-07/49, art. 2, 002; En vigueur : 17-09-1994>
Art. 86. In de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in artikel 14, tweede lid, worden de woorden " Onverminderd de bepalingen van artikel 21, § 10 ", vervangen door de woorden " Onverminderd de bepalingen van artikel 21, §§ 10 en 11 ";
2° artikel 18 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 28 januari 1963 en gewijzigd bij de wet van 22 januari 1985, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Tot aan de eerstkomende verkiezingen na de overname van activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand, wordt het mandaat eveneens uitgeoefend door de leden van het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen, in de gevallen waarin een dergelijk comité behouden blijft overeenkomstig artikel 1bis, § 11, van de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen. "
3° in artikel 21 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 16 januari 1967, gewijzigd bij de wetten van 23 januari 1975 en 17 februari 1975, het koninklijk besluit nr. 4 van 11 oktober 1978, de wetten van 22 januari 1985 en 19 maart 1991 en het koninklijk besluit van 21 mei 1991, wordt een § 11 ingevoegd, luidende :
" § 11. In geval van overname van activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand blijft, tot aan de eerstkomende verkiezingen na die overname, de ondernemingsraad fungeren in de gevallen waarin een comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen behouden blijft overeenkomstig artikel 1bis, § 11, van de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder :
1° onderneming : de juridische entiteit;
2° overname van activa : het vestigen van een zakelijk recht op het geheel of een deel van de activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand waarbij de hoofdactiviteit van de onderneming of van een afdeling ervan wordt voortgezet. "
1° in artikel 14, tweede lid, worden de woorden " Onverminderd de bepalingen van artikel 21, § 10 ", vervangen door de woorden " Onverminderd de bepalingen van artikel 21, §§ 10 en 11 ";
2° artikel 18 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 28 januari 1963 en gewijzigd bij de wet van 22 januari 1985, wordt aangevuld met het volgend lid :
" Tot aan de eerstkomende verkiezingen na de overname van activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand, wordt het mandaat eveneens uitgeoefend door de leden van het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen, in de gevallen waarin een dergelijk comité behouden blijft overeenkomstig artikel 1bis, § 11, van de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen. "
3° in artikel 21 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 16 januari 1967, gewijzigd bij de wetten van 23 januari 1975 en 17 februari 1975, het koninklijk besluit nr. 4 van 11 oktober 1978, de wetten van 22 januari 1985 en 19 maart 1991 en het koninklijk besluit van 21 mei 1991, wordt een § 11 ingevoegd, luidende :
" § 11. In geval van overname van activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand blijft, tot aan de eerstkomende verkiezingen na die overname, de ondernemingsraad fungeren in de gevallen waarin een comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen behouden blijft overeenkomstig artikel 1bis, § 11, van de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder :
1° onderneming : de juridische entiteit;
2° overname van activa : het vestigen van een zakelijk recht op het geheel of een deel van de activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met boedelafstand waarbij de hoofdactiviteit van de onderneming of van een afdeling ervan wordt voortgezet. "
Art. 83. On entend par produit de la modération des revenus, le produit généré par l'application de l'indice des prix calculé et nommé à cet effet, tel que visé à l'article 2, alinéa 1er, de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays.
Art.88. In de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
Art.84. Dans l'article 3, alinéa 1er, de la loi du 23 juillet 1993 portant des mesures de promotion de l'emploi des jeunes dans le cadre du plan d'embauche des jeunes, les mots " 31 décembre 1993 " sont remplacés par les mots " 31 mars 1994 ".
Art.89. § 1. De Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het bedrijfsleven evalueren uiterlijk op 31 december 1995 de maatregelen inzake bedrijfsplannen tot herverdeling van de arbeid, de ingroeibanen en de vermindering van de werkgeversbijdragen voor lage lonen, bedoeld in de titels III, IV en VII van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
De maatregelen bepaald door hetzelfde besluit evenals de maatregel bedoeld in artikel 73 van deze wet zullen worden geëvalueerd wat betreft hun gevolgen op de werkgelegenheid, de prijzen en de rendabiliteit.
Hiertoe maken de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het bedrijfsleven een gezamenlijke jaarlijkse evaluatie op. De eerste evaluatie moet plaatsvinden in de loop van ht eerste trimester van 1995. De Rijksdienst voor arbeidsvoorziening en de Rijksdienst voor sociale zekerheid stellen alle nuttige gegevens ter beschikking van deze Raden.
De gevolgen van de maatregelen bedoeld in hetzelfde besluit worden minstens éénmaal per jaar meegedeeld, met kopie voor het subregionaal tewerkstellingscomité, aan de werknemers volgens de regels bepaald krachtens artikel 15, k), van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven.
§ 2. Artikel 1, 16°, van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, wordt aangevuld als volgt :
" en de werkgever die de verplichting opgelegd door artikel 15, k), van dezelfde wet en zijn uitvoeringsbesluiten, niet naleeft. "
De maatregelen bepaald door hetzelfde besluit evenals de maatregel bedoeld in artikel 73 van deze wet zullen worden geëvalueerd wat betreft hun gevolgen op de werkgelegenheid, de prijzen en de rendabiliteit.
Hiertoe maken de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het bedrijfsleven een gezamenlijke jaarlijkse evaluatie op. De eerste evaluatie moet plaatsvinden in de loop van ht eerste trimester van 1995. De Rijksdienst voor arbeidsvoorziening en de Rijksdienst voor sociale zekerheid stellen alle nuttige gegevens ter beschikking van deze Raden.
De gevolgen van de maatregelen bedoeld in hetzelfde besluit worden minstens éénmaal per jaar meegedeeld, met kopie voor het subregionaal tewerkstellingscomité, aan de werknemers volgens de regels bepaald krachtens artikel 15, k), van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven.
§ 2. Artikel 1, 16°, van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, wordt aangevuld als volgt :
" en de werkgever die de verplichting opgelegd door artikel 15, k), van dezelfde wet en zijn uitvoeringsbesluiten, niet naleeft. "
Art.85. Dans la loi du 10 juin 1952 concernant la santé et la sécurité des travailleurs ainsi que la salubrité du travail et des lieux de travail, sont apportées les modifications suivantes :
1° à l'article 1erbis, tel qu'il a été modifie à ce jour, il est inséré un § 11, rédigé comme suit :
" § 11. En cas de reprise de l'actif d'une entreprise en faillite ou faisant l'objet d'un concordant judiciaire par abandon d'actif :
1° un comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail est maintenu jusqu'aux prochaines élections, si l'unité technique d'exploitation ou les unités techniques d'exploitation dont se compose l'entreprise conservent le caractère qu'elles avaient avant la faillite ou le concordat judiciaire par abandon d'actif sans être intégrées à une autre entreprise; le comité se compose exclusivement d'un nombre de délégués effectifs du personnel proportionnel d'un nombre de délégués effectifs du personnel proportionnel au nombre de travailleurs occupes dans la nouvelle entreprise, selon les règles déterminées par le Roi; les délégués du personnel sont désignés, parmi les délégués effectifs ou suppléants repris ou parmi les candidats délégués du personnel repris non élus lors des dernières élections du comité, par les organisations représentatives des travailleurs qui sont présenté les délégués élus lors des élections précédentes; ce comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail fonctionne pour l'ensemble du personnel de l'entreprise reprise;
2° un comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail est maintenu jusqu'aux prochaines élections si l'unité technique d'exploitation ou les unités techniques d'exploitation dont se compose l'entreprise sont intégrées à une autre entreprise ou à une autre unité technique d'exploitation de celle-ci et si l'entreprise ou l'unité technique d'exploitation dans laquelle elles sont intégrées ne disposent pas d'un tel comité; le comité se compose exclusivement d'un nombre de délégués effectifs, proportionnel au nombre de travailleurs repris dans la nouvelle entreprise, selon les règles déterminées par le Roi; les délégués du personnel sont désignés, parmi les délégués effectifs ou suppléants repris ou parmi les candidats délégués du personnel repris non élus lors des dernières élections du comité, par les organisations représentatives des travailleurs qui ont présenté les délégués élus à l'occasion des élections précédentes; ce comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail fonctionne pour la partie de l'entreprise reprise.
Les organisations représentatives des travailleurs qui ont présenté les délégués élus lors des élections précédentes peuvent conclure avec le nouvel employeur un autre accord valable jusqu'aux prochaines élections.
Pour l'application du présent paragraphe, il faut entendre par :
1° entreprise : l'entité juridique;
2° reprise de l'actif : l'établissement d'un droit réel sur tout ou partie de l'actif d'une entreprise en faillite ou faisant l'objet d'un concordat judiciaire par abandon d'actif avec la poursuite de l'activité principale de l'entreprise ou d'une division de celle-ci. ";
2° à l'article 1er, § 4, b), (1), alinéa 2, de la même loi, les mots " Sans préjudice des dispositions de l'article 1erbis, § 10 " sont remplacés par les mots " Sans préjudice des dispositions de l'article 1erbis, §§ 10 et 11. "
1° à l'article 1erbis, tel qu'il a été modifie à ce jour, il est inséré un § 11, rédigé comme suit :
" § 11. En cas de reprise de l'actif d'une entreprise en faillite ou faisant l'objet d'un concordant judiciaire par abandon d'actif :
1° un comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail est maintenu jusqu'aux prochaines élections, si l'unité technique d'exploitation ou les unités techniques d'exploitation dont se compose l'entreprise conservent le caractère qu'elles avaient avant la faillite ou le concordat judiciaire par abandon d'actif sans être intégrées à une autre entreprise; le comité se compose exclusivement d'un nombre de délégués effectifs du personnel proportionnel d'un nombre de délégués effectifs du personnel proportionnel au nombre de travailleurs occupes dans la nouvelle entreprise, selon les règles déterminées par le Roi; les délégués du personnel sont désignés, parmi les délégués effectifs ou suppléants repris ou parmi les candidats délégués du personnel repris non élus lors des dernières élections du comité, par les organisations représentatives des travailleurs qui sont présenté les délégués élus lors des élections précédentes; ce comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail fonctionne pour l'ensemble du personnel de l'entreprise reprise;
2° un comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail est maintenu jusqu'aux prochaines élections si l'unité technique d'exploitation ou les unités techniques d'exploitation dont se compose l'entreprise sont intégrées à une autre entreprise ou à une autre unité technique d'exploitation de celle-ci et si l'entreprise ou l'unité technique d'exploitation dans laquelle elles sont intégrées ne disposent pas d'un tel comité; le comité se compose exclusivement d'un nombre de délégués effectifs, proportionnel au nombre de travailleurs repris dans la nouvelle entreprise, selon les règles déterminées par le Roi; les délégués du personnel sont désignés, parmi les délégués effectifs ou suppléants repris ou parmi les candidats délégués du personnel repris non élus lors des dernières élections du comité, par les organisations représentatives des travailleurs qui ont présenté les délégués élus à l'occasion des élections précédentes; ce comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail fonctionne pour la partie de l'entreprise reprise.
Les organisations représentatives des travailleurs qui ont présenté les délégués élus lors des élections précédentes peuvent conclure avec le nouvel employeur un autre accord valable jusqu'aux prochaines élections.
Pour l'application du présent paragraphe, il faut entendre par :
1° entreprise : l'entité juridique;
2° reprise de l'actif : l'établissement d'un droit réel sur tout ou partie de l'actif d'une entreprise en faillite ou faisant l'objet d'un concordat judiciaire par abandon d'actif avec la poursuite de l'activité principale de l'entreprise ou d'une division de celle-ci. ";
2° à l'article 1er, § 4, b), (1), alinéa 2, de la même loi, les mots " Sans préjudice des dispositions de l'article 1erbis, § 10 " sont remplacés par les mots " Sans préjudice des dispositions de l'article 1erbis, §§ 10 et 11. "
Art. 89. § 1. De Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het bedrijfsleven evalueren uiterlijk op 31 december 1995 de maatregelen inzake bedrijfsplannen tot herverdeling van de arbeid, de ingroeibanen en de vermindering van de werkgeversbijdragen voor lage lonen, bedoeld in de titels III, IV en VII van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
De maatregelen bepaald door hetzelfde besluit evenals de maatregel bedoeld in artikel 73 van deze wet zullen worden geëvalueerd wat betreft hun gevolgen op de werkgelegenheid, de prijzen en de rendabiliteit.
Hiertoe maken de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het bedrijfsleven een gezamenlijke jaarlijkse evaluatie op. De eerste evaluatie moet plaatsvinden in de loop van ht eerste trimester van 1995. De Rijksdienst voor arbeidsvoorziening en de Rijksdienst voor sociale zekerheid stellen alle nuttige gegevens ter beschikking van deze Raden.
De gevolgen van de maatregelen bedoeld in hetzelfde besluit worden minstens éénmaal per jaar meegedeeld, met kopie voor het subregionaal tewerkstellingscomité, aan de werknemers volgens de regels bepaald krachtens artikel 15, k), van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven.
§ 2. Artikel 1, 16°, van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, wordt aangevuld als volgt :
" en de werkgever die de verplichting opgelegd door artikel 15, k), van dezelfde wet en zijn uitvoeringsbesluiten, niet naleeft. "
De maatregelen bepaald door hetzelfde besluit evenals de maatregel bedoeld in artikel 73 van deze wet zullen worden geëvalueerd wat betreft hun gevolgen op de werkgelegenheid, de prijzen en de rendabiliteit.
Hiertoe maken de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het bedrijfsleven een gezamenlijke jaarlijkse evaluatie op. De eerste evaluatie moet plaatsvinden in de loop van ht eerste trimester van 1995. De Rijksdienst voor arbeidsvoorziening en de Rijksdienst voor sociale zekerheid stellen alle nuttige gegevens ter beschikking van deze Raden.
De gevolgen van de maatregelen bedoeld in hetzelfde besluit worden minstens éénmaal per jaar meegedeeld, met kopie voor het subregionaal tewerkstellingscomité, aan de werknemers volgens de regels bepaald krachtens artikel 15, k), van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven.
§ 2. Artikel 1, 16°, van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, wordt aangevuld als volgt :
" en de werkgever die de verplichting opgelegd door artikel 15, k), van dezelfde wet en zijn uitvoeringsbesluiten, niet naleeft. "
Art. 85. Dans la loi du 10 juin 1952 concernant la santé et la sécurité des travailleurs ainsi que la salubrité du travail et des lieux de travail, sont apportées les modifications suivantes :
1° à l'article 1erbis, tel qu'il a été modifie à ce jour, il est inséré un § 11, rédigé comme suit :
" § 11. En cas de reprise de l'actif d'une entreprise en faillite ou faisant l'objet d'un concordant judiciaire par abandon d'actif :
1° un comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail est maintenu jusqu'aux prochaines élections, si l'unité technique d'exploitation ou les unités techniques d'exploitation dont se compose l'entreprise conservent le caractère qu'elles avaient avant la faillite ou le concordat judiciaire par abandon d'actif sans être intégrées à une autre entreprise; le comité se compose exclusivement d'un nombre de délégués effectifs du personnel proportionnel d'un nombre de délégués effectifs du personnel proportionnel au nombre de travailleurs occupes dans la nouvelle entreprise, selon les règles déterminées par le Roi; les délégués du personnel sont désignés, parmi les délégués effectifs ou suppléants repris ou parmi les candidats délégués du personnel repris non élus lors des dernières élections du comité, par les organisations représentatives des travailleurs qui sont présenté les délégués élus lors des élections précédentes; ce comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail fonctionne pour l'ensemble du personnel de l'entreprise reprise;
2° un comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail est maintenu jusqu'aux prochaines élections si l'unité technique d'exploitation ou les unités techniques d'exploitation dont se compose l'entreprise sont intégrées à une autre entreprise ou à une autre unité technique d'exploitation de celle-ci et si l'entreprise ou l'unité technique d'exploitation dans laquelle elles sont intégrées ne disposent pas d'un tel comité; le comité se compose exclusivement d'un nombre de délégués effectifs, proportionnel au nombre de travailleurs repris dans la nouvelle entreprise, selon les règles déterminées par le Roi; les délégués du personnel sont désignés, parmi les délégués effectifs ou suppléants repris ou parmi les candidats délégués du personnel repris non élus lors des dernières élections du comité, par les organisations représentatives des travailleurs qui ont présenté les délégués élus à l'occasion des élections précédentes; ce comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail fonctionne pour la partie de l'entreprise reprise.
Les organisations représentatives des travailleurs qui ont présenté les délégués élus lors des élections précédentes peuvent conclure avec le nouvel employeur un autre accord valable jusqu'aux prochaines élections.
Pour l'application du présent paragraphe, il faut entendre par :
1° entreprise : l'entité juridique;
2° reprise de l'actif : l'établissement d'un droit réel sur tout ou partie de l'actif d'une entreprise en faillite ou faisant l'objet d'un concordat judiciaire par abandon d'actif avec la poursuite de l'activité principale de l'entreprise ou d'une division de celle-ci. ";
2° à l'article 1er, § 4, b), (1), alinéa 2, de la même loi, les mots " Sans préjudice des dispositions de l'article 1erbis, § 10 " sont remplacés par les mots " Sans préjudice des dispositions de l'article 1erbis, §§ 10 et 11. "
1° à l'article 1erbis, tel qu'il a été modifie à ce jour, il est inséré un § 11, rédigé comme suit :
" § 11. En cas de reprise de l'actif d'une entreprise en faillite ou faisant l'objet d'un concordant judiciaire par abandon d'actif :
1° un comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail est maintenu jusqu'aux prochaines élections, si l'unité technique d'exploitation ou les unités techniques d'exploitation dont se compose l'entreprise conservent le caractère qu'elles avaient avant la faillite ou le concordat judiciaire par abandon d'actif sans être intégrées à une autre entreprise; le comité se compose exclusivement d'un nombre de délégués effectifs du personnel proportionnel d'un nombre de délégués effectifs du personnel proportionnel au nombre de travailleurs occupes dans la nouvelle entreprise, selon les règles déterminées par le Roi; les délégués du personnel sont désignés, parmi les délégués effectifs ou suppléants repris ou parmi les candidats délégués du personnel repris non élus lors des dernières élections du comité, par les organisations représentatives des travailleurs qui sont présenté les délégués élus lors des élections précédentes; ce comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail fonctionne pour l'ensemble du personnel de l'entreprise reprise;
2° un comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail est maintenu jusqu'aux prochaines élections si l'unité technique d'exploitation ou les unités techniques d'exploitation dont se compose l'entreprise sont intégrées à une autre entreprise ou à une autre unité technique d'exploitation de celle-ci et si l'entreprise ou l'unité technique d'exploitation dans laquelle elles sont intégrées ne disposent pas d'un tel comité; le comité se compose exclusivement d'un nombre de délégués effectifs, proportionnel au nombre de travailleurs repris dans la nouvelle entreprise, selon les règles déterminées par le Roi; les délégués du personnel sont désignés, parmi les délégués effectifs ou suppléants repris ou parmi les candidats délégués du personnel repris non élus lors des dernières élections du comité, par les organisations représentatives des travailleurs qui ont présenté les délégués élus à l'occasion des élections précédentes; ce comité de sécurité, d'hygiène et d'embellissement des lieux de travail fonctionne pour la partie de l'entreprise reprise.
Les organisations représentatives des travailleurs qui ont présenté les délégués élus lors des élections précédentes peuvent conclure avec le nouvel employeur un autre accord valable jusqu'aux prochaines élections.
Pour l'application du présent paragraphe, il faut entendre par :
1° entreprise : l'entité juridique;
2° reprise de l'actif : l'établissement d'un droit réel sur tout ou partie de l'actif d'une entreprise en faillite ou faisant l'objet d'un concordat judiciaire par abandon d'actif avec la poursuite de l'activité principale de l'entreprise ou d'une division de celle-ci. ";
2° à l'article 1er, § 4, b), (1), alinéa 2, de la même loi, les mots " Sans préjudice des dispositions de l'article 1erbis, § 10 " sont remplacés par les mots " Sans préjudice des dispositions de l'article 1erbis, §§ 10 et 11. "
TITEL X. - Bekrachtiging en wijziging van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Art. 86. Dans la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l'économie, sont apportées les modifications suivantes :
Art.90. Het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, wordt bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding.
Art.88. Dans la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l'économie, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 90. Het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, wordt bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding.
Art.89. § 1. Le Conseil national du travail et le Conseil central de l'économie évaluent au plus tard pour le 31 décembre 1995 les mesures en matière de plans d'entreprise de redistribution du travail, d'emplois-tremplins et de réduction des cotisations patronales pour les bas salaires visées aux titres III, IV et VII de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays.
Toutes les mesures prévues par le même arrêté, ainsi que les mesures visées par l'article 73 de la présente loi, seront évaluées quant à leurs conséquences sur l'emploi, les prix et la rentabilité.
A cet effet, le Conseil national du travail et le Conseil central de l'économie procèdent à une évaluation commune annuelle. La première évaluation aura lieu au cours du premier trimestre de 1995. L'Office national de l'emploi et l'Office national de sécurité sociale mettent toutes les données utiles à disposition de ces conseils.
Les effets des mesures visées dans le même arrêté sont au moins une fois par an communiqués, avec copie au comité subrégional de l'emploi, aux travailleurs selon les modalités fixées en vertu de l'article 15, k), de la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l'économie.
§ 2. L'article 1er, 16°, de la loi du 30 juin 1971 relative aux amendes administratives en cas d'infraction à certaines lois sociales, est complété comme suit :
" et l'employeur qui ne respecte pas l'obligation prévue par l'article 15, k), de la même loi et ses arrêtés d'exécution ".
Toutes les mesures prévues par le même arrêté, ainsi que les mesures visées par l'article 73 de la présente loi, seront évaluées quant à leurs conséquences sur l'emploi, les prix et la rentabilité.
A cet effet, le Conseil national du travail et le Conseil central de l'économie procèdent à une évaluation commune annuelle. La première évaluation aura lieu au cours du premier trimestre de 1995. L'Office national de l'emploi et l'Office national de sécurité sociale mettent toutes les données utiles à disposition de ces conseils.
Les effets des mesures visées dans le même arrêté sont au moins une fois par an communiqués, avec copie au comité subrégional de l'emploi, aux travailleurs selon les modalités fixées en vertu de l'article 15, k), de la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l'économie.
§ 2. L'article 1er, 16°, de la loi du 30 juin 1971 relative aux amendes administratives en cas d'infraction à certaines lois sociales, est complété comme suit :
" et l'employeur qui ne respecte pas l'obligation prévue par l'article 15, k), de la même loi et ses arrêtés d'exécution ".
Art.91. In het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
Art. 89. § 1. Le Conseil national du travail et le Conseil central de l'économie évaluent au plus tard pour le 31 décembre 1995 les mesures en matière de plans d'entreprise de redistribution du travail, d'emplois-tremplins et de réduction des cotisations patronales pour les bas salaires visées aux titres III, IV et VII de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays.
Art. 91. In het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
TITRE X. - Confirmation et modification de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays.
Art.93. In de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
Art.90. L'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, est confirmé avec effet à la date de son entrée en vigueur.
Art.94. Voor de toepassing van dit artikel moet onder " vrije beroepen " worden verstaan die waarvan de activiteit een overwegend intellectueel karakter heeft, die buiten dienstverband op persoonlijke titel worden uitgeoefend, en waarvoor de beoefenaars een bezoldiging genieten, ongeacht of die activiteit individueel, in groepsverband of bij associatie wordt uitgeoefend.
Vanaf 23 januari 1995 tot 31 december 1996 mogen de vergoedingen voor prestaties geleverd door de beoefenaars van vrije beroepen, waarop tarief-, honoraria-, barema- of abonnementsreglementeringen van toepassing zijn, niet hoger zijn dan die welke voor dezelfde prestaties van kracht waren op 15 november 1993, gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen zoals bedoeld bij artikel 14 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Voor de beoefenaars van de geneeskunde en paramedische medewerkers bedoeld in artikel 2, l) en m), van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, wordt de voorwaarde bedoeld in het vorige lid geacht te zijn voldaan wanneer zij niet geweigerd hebben toe te treden tot een akkoord bedoeld in artikel 34 van deze wet, respectievelijk toegetreden zijn tot een overeenkomst bedoeld in artikel 26 van dezelfde wet, die in een aanpassing van hun honoraria en prijzen voorziet, waarvan de totale budgettaire weerslag beantwoordt aan de in het vorige lid bedoelde matigingsinspanning.
Vanaf 23 januari 1995 tot 31 december 1996 mogen de vergoedingen voor prestaties geleverd door de beoefenaars van vrije beroepen, waarop tarief-, honoraria-, barema- of abonnementsreglementeringen van toepassing zijn, niet hoger zijn dan die welke voor dezelfde prestaties van kracht waren op 15 november 1993, gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen zoals bedoeld bij artikel 14 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Voor de beoefenaars van de geneeskunde en paramedische medewerkers bedoeld in artikel 2, l) en m), van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, wordt de voorwaarde bedoeld in het vorige lid geacht te zijn voldaan wanneer zij niet geweigerd hebben toe te treden tot een akkoord bedoeld in artikel 34 van deze wet, respectievelijk toegetreden zijn tot een overeenkomst bedoeld in artikel 26 van dezelfde wet, die in een aanpassing van hun honoraria en prijzen voorziet, waarvan de totale budgettaire weerslag beantwoordt aan de in het vorige lid bedoelde matigingsinspanning.
Art. 90. L'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, est confirmé avec effet à la date de son entrée en vigueur.
Art. 94. Voor de toepassing van dit artikel moet onder " vrije beroepen " worden verstaan die waarvan de activiteit een overwegend intellectueel karakter heeft, die buiten dienstverband op persoonlijke titel worden uitgeoefend, en waarvoor de beoefenaars een bezoldiging genieten, ongeacht of die activiteit individueel, in groepsverband of bij associatie wordt uitgeoefend.
Art.91. Dans l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 95. De tarieven van de notarissen en gerechtsdeurwaarders mogen vanaf 23 januari 1995 tot 31 december 1996 niet hoger zijn dan die welke van kracht waren op 15 november 1993, in voorkomend geval gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen, zoals bedoeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Art. 91. Dans l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, sont apportées les modifications suivantes :
1° Dans l'article 5, § 1er, alinéa 1er, les mots " jusqu'au 23 janvier 1995 y compris " sont supprimes;
2° Dans le même article 5, § 1er, le deuxième alinéa est complété par la disposition suivante :
" Pour les entreprises qui, en respectant la procédure prévue au titre IV de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 pris en exécution de la loi du 6 janvier 1989 visant la sauvegarde de la compétitivité du pays, et après approbation par le ministre de l'Emploi et du Travail, appliquent des mesures de redistribution du travail afin d'éviter des licenciements, une compensation partielle de la perte de revenu n'est pas considérée comme un nouvel avantage. "
3° L'article 7 du même arrêté est abrogé;
4° A l'article 9, alinéa 1er, les mots " l'article 32, à l'exclusion des tantièmes définis à l'article 8 du présent arrêté et " sont insérés entre les mots " prévues à " et " l'article 33 ".
1° Dans l'article 5, § 1er, alinéa 1er, les mots " jusqu'au 23 janvier 1995 y compris " sont supprimes;
2° Dans le même article 5, § 1er, le deuxième alinéa est complété par la disposition suivante :
" Pour les entreprises qui, en respectant la procédure prévue au titre IV de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 pris en exécution de la loi du 6 janvier 1989 visant la sauvegarde de la compétitivité du pays, et après approbation par le ministre de l'Emploi et du Travail, appliquent des mesures de redistribution du travail afin d'éviter des licenciements, une compensation partielle de la perte de revenu n'est pas considérée comme un nouvel avantage. "
3° L'article 7 du même arrêté est abrogé;
4° A l'article 9, alinéa 1er, les mots " l'article 32, à l'exclusion des tantièmes définis à l'article 8 du présent arrêté et " sont insérés entre les mots " prévues à " et " l'article 33 ".
Art. 96. 1° Artikel 15 van hetzelfde besluit van 24 december 1993, wordt opgeheven.
2° De overtredingen van de artikelen 8 tot en met 14 van hetzelfde besluit en van de artikelen 94 en 95 van deze wet worden gestraft met een boete van vijftig frank tot tienduizend frank.
Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, is van toepassing op de overtreding van de bepalingen bedoeld in het eerste lid.
2° De overtredingen van de artikelen 8 tot en met 14 van hetzelfde besluit en van de artikelen 94 en 95 van deze wet worden gestraft met een boete van vijftig frank tot tienduizend frank.
Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, is van toepassing op de overtreding van de bepalingen bedoeld in het eerste lid.
Art.93. Dans la loi du 30 juin 1971 relative aux amendes administratives applicables en cas d'infraction à certaines lois sociales, sont apportées les modifications suivantes :
1° L'article 1erbis, inséré par la loi du 22 juillet 1976 et modifié par les lois des 5 août 1978, 2 juillet 1981, 30 décembre 1988, 22 décembre 1989, 20 juillet 1991, 1er juin 1993 et 23 mars 1994, est complété par un 7°, libellé comme suit :
" 7° De 40 000 à 200 000 francs l'employeur qui commet une infraction aux dispositions des articles 2, 3 et 5 du titre Ier de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays ou de ses arrêtés d'exécution. "
2° A l'article 11, alinéa 2, de la même loi, modifié par les lois des 10 avril 1973 et 4 août 1978, l'arrêté royal n° 5 du 23 octobre 1978, et les lois des 2 juillet 1981, 24 juillet 1987, 30 décembre 1988, 22 décembre 1989, 20 juillet 1991, 5 août 1992, 1er juin 1993 et 23 mars 1994, les mots " l'article 1erbis, 1°, 2°, 3°, b), 4°, 5°, A), a), b), et d), B), a), b), e) et f), et 6°, a), b), c), d), et e) " sont remplacés par les mots " l'article 1erbis, 1°, 2°, 3°, b), 4°, 5°, A), a), b) et d), B), a), b), e), et f), 6°, a), b), c), d), et e) et 7°. "
1° L'article 1erbis, inséré par la loi du 22 juillet 1976 et modifié par les lois des 5 août 1978, 2 juillet 1981, 30 décembre 1988, 22 décembre 1989, 20 juillet 1991, 1er juin 1993 et 23 mars 1994, est complété par un 7°, libellé comme suit :
" 7° De 40 000 à 200 000 francs l'employeur qui commet une infraction aux dispositions des articles 2, 3 et 5 du titre Ier de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays ou de ses arrêtés d'exécution. "
2° A l'article 11, alinéa 2, de la même loi, modifié par les lois des 10 avril 1973 et 4 août 1978, l'arrêté royal n° 5 du 23 octobre 1978, et les lois des 2 juillet 1981, 24 juillet 1987, 30 décembre 1988, 22 décembre 1989, 20 juillet 1991, 5 août 1992, 1er juin 1993 et 23 mars 1994, les mots " l'article 1erbis, 1°, 2°, 3°, b), 4°, 5°, A), a), b), et d), B), a), b), e) et f), et 6°, a), b), c), d), et e) " sont remplacés par les mots " l'article 1erbis, 1°, 2°, 3°, b), 4°, 5°, A), a), b) et d), B), a), b), e), et f), 6°, a), b), c), d), et e) et 7°. "
Art.98. In artikel 21, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden " In dat geval gelden de afwijkingen bedoeld in artikel 20, § 2, eerste lid, slechts gedurende de eerste arbeidsovereenkomst voor een ingroeibaan " geschrapt.
Art.94. Pour l'application du présent article, on entend par " professions libérales " celles dont l'activité revêt un caractère intellectuel prépondérant, exercées à titre personnel, exercées à titre personnel, contre rémunération, et en dehors d'un lien de subordination, sans distinction entre l'activité exercée individuellement, en groupe ou sous forme d'association.
A partir du 23 janvier 1995 et jusqu'au 31 décembre 1996, les rétributions ayant trait à des prestations, effectuées par les titulaires de professions libérales, qui font l'objet de règlements portant tarification, barèmes, honoraires, tarifs ou abonnements, ne peuvent excéder celles en vigueur au 15 novembre 1993 pour les mêmes prestations liées à l'évolution de l'indice des prix à la consommation, visé à l'article 14 de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays.
Dans le chef des praticiens de l'art de guérir et des auxiliaires paramédicaux visés à l'article 2, l) et m), de la loi du 9 août 1963 instituant et organisant un régime d'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, la condition visée a l'alinéa précédent est censée être remplie lorsqu'ils n'ont pas refusé d'adhérer à un accord visé à l'article 34 de ladite loi ou, respectivement, ont adhéré à une convention visée à l'article 26 de la même loi, prévoyant une adaptation de leurs honoraires et prix dont l'impact budgétaire global respecte l'effort de modération visé à l'alinéa précédent.
A partir du 23 janvier 1995 et jusqu'au 31 décembre 1996, les rétributions ayant trait à des prestations, effectuées par les titulaires de professions libérales, qui font l'objet de règlements portant tarification, barèmes, honoraires, tarifs ou abonnements, ne peuvent excéder celles en vigueur au 15 novembre 1993 pour les mêmes prestations liées à l'évolution de l'indice des prix à la consommation, visé à l'article 14 de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays.
Dans le chef des praticiens de l'art de guérir et des auxiliaires paramédicaux visés à l'article 2, l) et m), de la loi du 9 août 1963 instituant et organisant un régime d'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, la condition visée a l'alinéa précédent est censée être remplie lorsqu'ils n'ont pas refusé d'adhérer à un accord visé à l'article 34 de ladite loi ou, respectivement, ont adhéré à une convention visée à l'article 26 de la même loi, prévoyant une adaptation de leurs honoraires et prix dont l'impact budgétaire global respecte l'effort de modération visé à l'alinéa précédent.
Art.99. Artikel 36, § 1, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met een derde en een vierde lid, luidende :
" De vermindering van de werkgeversbijdrage wordt toegekend voor zover het bewijs wordt geleverd, op de wijze bepaald door de Koning op voorstel van de ministers van Sociale Zaken en van Tewerkstelling en Arbeid, dat de werkgever en de werknemer voldoen aan de vastgestelde toekenningsvoorwaarden.
De ministers van Sociale Zaken en van Tewerkstelling en Arbeid stellen vast wat moet worden verstaan onder netto aangroei van het aantal werknemers en onder een gelijkblijvend aantal aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid aangegeven dagen. "
" De vermindering van de werkgeversbijdrage wordt toegekend voor zover het bewijs wordt geleverd, op de wijze bepaald door de Koning op voorstel van de ministers van Sociale Zaken en van Tewerkstelling en Arbeid, dat de werkgever en de werknemer voldoen aan de vastgestelde toekenningsvoorwaarden.
De ministers van Sociale Zaken en van Tewerkstelling en Arbeid stellen vast wat moet worden verstaan onder netto aangroei van het aantal werknemers en onder een gelijkblijvend aantal aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid aangegeven dagen. "
Art. 94. Pour l'application du présent article, on entend par " professions libérales " celles dont l'activité revêt un caractère intellectuel prépondérant, exercées à titre personnel, exercées à titre personnel, contre rémunération, et en dehors d'un lien de subordination, sans distinction entre l'activité exercée individuellement, en groupe ou sous forme d'association.
A partir du 23 janvier 1995 et jusqu'au 31 décembre 1996, les rétributions ayant trait à des prestations, effectuées par les titulaires de professions libérales, qui font l'objet de règlements portant tarification, barèmes, honoraires, tarifs ou abonnements, ne peuvent excéder celles en vigueur au 15 novembre 1993 pour les mêmes prestations liées à l'évolution de l'indice des prix à la consommation, visé à l'article 14 de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays.
Dans le chef des praticiens de l'art de guérir et des auxiliaires paramédicaux visés à l'article 2, l) et m), de la loi du 9 août 1963 instituant et organisant un régime d'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, la condition visée a l'alinéa précédent est censée être remplie lorsqu'ils n'ont pas refusé d'adhérer à un accord visé à l'article 34 de ladite loi ou, respectivement, ont adhéré à une convention visée à l'article 26 de la même loi, prévoyant une adaptation de leurs honoraires et prix dont l'impact budgétaire global respecte l'effort de modération visé à l'alinéa précédent.
A partir du 23 janvier 1995 et jusqu'au 31 décembre 1996, les rétributions ayant trait à des prestations, effectuées par les titulaires de professions libérales, qui font l'objet de règlements portant tarification, barèmes, honoraires, tarifs ou abonnements, ne peuvent excéder celles en vigueur au 15 novembre 1993 pour les mêmes prestations liées à l'évolution de l'indice des prix à la consommation, visé à l'article 14 de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays.
Dans le chef des praticiens de l'art de guérir et des auxiliaires paramédicaux visés à l'article 2, l) et m), de la loi du 9 août 1963 instituant et organisant un régime d'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, la condition visée a l'alinéa précédent est censée être remplie lorsqu'ils n'ont pas refusé d'adhérer à un accord visé à l'article 34 de ladite loi ou, respectivement, ont adhéré à une convention visée à l'article 26 de la même loi, prévoyant une adaptation de leurs honoraires et prix dont l'impact budgétaire global respecte l'effort de modération visé à l'alinéa précédent.
Art. 99. Artikel 36, § 1, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met een derde en een vierde lid, luidende :
" De vermindering van de werkgeversbijdrage wordt toegekend voor zover het bewijs wordt geleverd, op de wijze bepaald door de Koning op voorstel van de ministers van Sociale Zaken en van Tewerkstelling en Arbeid, dat de werkgever en de werknemer voldoen aan de vastgestelde toekenningsvoorwaarden.
De ministers van Sociale Zaken en van Tewerkstelling en Arbeid stellen vast wat moet worden verstaan onder netto aangroei van het aantal werknemers en onder een gelijkblijvend aantal aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid aangegeven dagen. "
" De vermindering van de werkgeversbijdrage wordt toegekend voor zover het bewijs wordt geleverd, op de wijze bepaald door de Koning op voorstel van de ministers van Sociale Zaken en van Tewerkstelling en Arbeid, dat de werkgever en de werknemer voldoen aan de vastgestelde toekenningsvoorwaarden.
De ministers van Sociale Zaken en van Tewerkstelling en Arbeid stellen vast wat moet worden verstaan onder netto aangroei van het aantal werknemers en onder een gelijkblijvend aantal aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid aangegeven dagen. "
Art. 95. Les tarifs des notaires et huissiers de justice ne peuvent dépasser, du 23 janvier 1995 au 31 décembre 1996, ceux en vigueur au 15 novembre 1993, le cas échéant liés à l'évolution de l'indice des prix à la consommation, tel que visé à l'article 14 de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays.
Art. 100. In artikel 36 van hetzelfde besluit, wordt een § 4 ingevoegd, luidende :
" § 4. Van de toepassing van deze titel zijn uitgesloten de werkgevers die bij het verstrijken van het kwartaal waarvoor zij de toepassing ervan inroepen, schuldenaar zijn van de instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale-zekerheidsbijdragen.
Indien de betrokken werkgevers voor de aanzuivering van hun schuld evenwel uitstel van betaling hebben gekregen en de termijnen strikt hebben nageleefd, kan het beheerscomité van de instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale-zekerheidsbijdragen, afwijkingen toekennen. "
" § 4. Van de toepassing van deze titel zijn uitgesloten de werkgevers die bij het verstrijken van het kwartaal waarvoor zij de toepassing ervan inroepen, schuldenaar zijn van de instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale-zekerheidsbijdragen.
Indien de betrokken werkgevers voor de aanzuivering van hun schuld evenwel uitstel van betaling hebben gekregen en de termijnen strikt hebben nageleefd, kan het beheerscomité van de instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale-zekerheidsbijdragen, afwijkingen toekennen. "
Art. 96. 1° L'article 15 du même arrêté du 24 décembre 1993, est abrogé.
2° Les infractions aux articles 8 à 14 du même arrête et aux articles 94 et 95 de la présente loi sont punies d'une amende de cinquante francs à dix mille francs.
Le Livre Ier du Code pénal, y compris le chapitre VII et l'article 85, est applicable aux dispositions visées à l'alinéa 1er.
2° Les infractions aux articles 8 à 14 du même arrête et aux articles 94 et 95 de la présente loi sont punies d'une amende de cinquante francs à dix mille francs.
Le Livre Ier du Code pénal, y compris le chapitre VII et l'article 85, est applicable aux dispositions visées à l'alinéa 1er.
Art.102. In artikel 47, § 1, van hetzelfde besluit wordt tussen het vierde en het vijfde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
" De in het voorgaande lid bedoelde uurloongrens wordt, wat betreft de werknemers in dienst getreden na 31 december 1993, tot 130 frank teruggebracht voor de personen met een handicap tewerkgesteld in een door de bevoegde instanties erkende beschutte werkplaats of voor de personen met een handicap die in een erkend centrum voor beroepsopleiding of omscholing van minder-validen een beroepsopleiding volgen. "
" De in het voorgaande lid bedoelde uurloongrens wordt, wat betreft de werknemers in dienst getreden na 31 december 1993, tot 130 frank teruggebracht voor de personen met een handicap tewerkgesteld in een door de bevoegde instanties erkende beschutte werkplaats of voor de personen met een handicap die in een erkend centrum voor beroepsopleiding of omscholing van minder-validen een beroepsopleiding volgen. "
Art.98. Dans l'article 21, § 2, alinéa 1er, du même arrêté, les mots suivants " Dans ce cas, les dérogations visées à l'article 20, § 2, premier alinéa, ne sont applicables que pendant le premier contrat de travail pour un emploi-tremplin " sont supprimés.
Art. 102. In artikel 47, § 1, van hetzelfde besluit wordt tussen het vierde en het vijfde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
" De in het voorgaande lid bedoelde uurloongrens wordt, wat betreft de werknemers in dienst getreden na 31 december 1993, tot 130 frank teruggebracht voor de personen met een handicap tewerkgesteld in een door de bevoegde instanties erkende beschutte werkplaats of voor de personen met een handicap die in een erkend centrum voor beroepsopleiding of omscholing van minder-validen een beroepsopleiding volgen. "
" De in het voorgaande lid bedoelde uurloongrens wordt, wat betreft de werknemers in dienst getreden na 31 december 1993, tot 130 frank teruggebracht voor de personen met een handicap tewerkgesteld in een door de bevoegde instanties erkende beschutte werkplaats of voor de personen met een handicap die in een erkend centrum voor beroepsopleiding of omscholing van minder-validen een beroepsopleiding volgen. "
Art.99. L'article 36, § 1er, du même arrêté, est complété par un troisième et un quatrième alinéa, rédigés comme suit :
" La diminution des cotisations patronales est accordée pour autant que la preuve soit fournie, suivant les modalités fixées par le Roi, sur proposition des ministres des Affaires sociales et de l'Emploi et du Travail, que, dans le chef de l'employeur et du travailleur, les conditions d'octroi sont remplies.
Les ministres des Affaires sociales et de l'Emploi et du Travail déterminent ce qu'il convient d'entendre par accroissement net de l'effectif et un nombre au moins égal au nombre de jours déclarés à l'Office national de sécurité sociale. "
" La diminution des cotisations patronales est accordée pour autant que la preuve soit fournie, suivant les modalités fixées par le Roi, sur proposition des ministres des Affaires sociales et de l'Emploi et du Travail, que, dans le chef de l'employeur et du travailleur, les conditions d'octroi sont remplies.
Les ministres des Affaires sociales et de l'Emploi et du Travail déterminent ce qu'il convient d'entendre par accroissement net de l'effectif et un nombre au moins égal au nombre de jours déclarés à l'Office national de sécurité sociale. "
Art. 103. 1° Artikel 52 van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 52. Door Ons kunnen nadere regelingen en voorwaarden worden vastgelegd met betrekking tot de evaluatie betreffende de toepassing van deze titel. "
2° Artikel 53 van hetzelfde besluit, wordt opgeheven.
" Art. 52. Door Ons kunnen nadere regelingen en voorwaarden worden vastgelegd met betrekking tot de evaluatie betreffende de toepassing van deze titel. "
2° Artikel 53 van hetzelfde besluit, wordt opgeheven.
Art. 99. L'article 36, § 1er, du même arrêté, est complété par un troisième et un quatrième alinéa, rédigés comme suit :
" La diminution des cotisations patronales est accordée pour autant que la preuve soit fournie, suivant les modalités fixées par le Roi, sur proposition des ministres des Affaires sociales et de l'Emploi et du Travail, que, dans le chef de l'employeur et du travailleur, les conditions d'octroi sont remplies.
Les ministres des Affaires sociales et de l'Emploi et du Travail déterminent ce qu'il convient d'entendre par accroissement net de l'effectif et un nombre au moins égal au nombre de jours déclarés à l'Office national de sécurité sociale. "
" La diminution des cotisations patronales est accordée pour autant que la preuve soit fournie, suivant les modalités fixées par le Roi, sur proposition des ministres des Affaires sociales et de l'Emploi et du Travail, que, dans le chef de l'employeur et du travailleur, les conditions d'octroi sont remplies.
Les ministres des Affaires sociales et de l'Emploi et du Travail déterminent ce qu'il convient d'entendre par accroissement net de l'effectif et un nombre au moins égal au nombre de jours déclarés à l'Office national de sécurité sociale. "
Art.105. De werkgever die de in de uitvoeringsbesluiten van artikel 52 van hetzelfde besluit bedoelde verplichting niet nakomt, wordt gestraft met een boete van vijftig frank tot tienduizend frank.
Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, is van toepassing op de overtreding van de bepalingen bedoeld in het vorig lid.
Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, is van toepassing op de overtreding van de bepalingen bedoeld in het vorig lid.
Art. 100. A l'article 36 du même arrêté, il est inséré un § 4, rédigé comme suit :
" § 4. Sont exclus de l'application du présent titre les employeurs qui, à l'expiration du trimestre pour lequel ils en invoquent l'application, sont débiteurs envers les institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale.
Cependant, s'il s'agit d'employeurs qui ont obtenu pour l'apurement de leur dette des délais de paiement qu'ils ont respectés strictement, des dérogations peuvent être accordées par le comité de gestion des institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale. "
" § 4. Sont exclus de l'application du présent titre les employeurs qui, à l'expiration du trimestre pour lequel ils en invoquent l'application, sont débiteurs envers les institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale.
Cependant, s'il s'agit d'employeurs qui ont obtenu pour l'apurement de leur dette des délais de paiement qu'ils ont respectés strictement, des dérogations peuvent être accordées par le comité de gestion des institutions chargées de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale. "
Art. 105. De werkgever die de in de uitvoeringsbesluiten van artikel 52 van hetzelfde besluit bedoelde verplichting niet nakomt, wordt gestraft met een boete van vijftig frank tot tienduizend frank.
Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, is van toepassing op de overtreding van de bepalingen bedoeld in het vorig lid.
Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, is van toepassing op de overtreding van de bepalingen bedoeld in het vorig lid.
Art.102. A l'article 47, § 1er, du même arrêté, il est inséré, entre le 4e et le 5e alinéa, un alinéa nouveau, libellé comme suit :
" Le plafond horaire visé à l'alinéa précédent est en ce qui concerne les travailleurs entrés en service après le 31 décembre 1993, ramené à 130 francs par heure pour les personnes handicapées qui sont occupées dans un atelier protégé agréé par les autorités compétentes ou pour les personnes handicapées qui suivent une formation professionnelle dans un centre agréé pour la formation professionnelle ou pour le recyclage des handicapés. "
" Le plafond horaire visé à l'alinéa précédent est en ce qui concerne les travailleurs entrés en service après le 31 décembre 1993, ramené à 130 francs par heure pour les personnes handicapées qui sont occupées dans un atelier protégé agréé par les autorités compétentes ou pour les personnes handicapées qui suivent une formation professionnelle dans un centre agréé pour la formation professionnelle ou pour le recyclage des handicapés. "
Art.106. § 1. Deze titel is van toepassing op alle personen die als werknemer of daarmee gelijkgestelde, geheel of gedeeltelijk vallen onder :
Art. 102. A l'article 47, § 1er, du même arrêté, il est inséré, entre le 4e et le 5e alinéa, un alinéa nouveau, libellé comme suit :
Art. 106. § 1. Deze titel is van toepassing op alle personen die als werknemer of daarmee gelijkgestelde, geheel of gedeeltelijk vallen onder :
1° de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
2° de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden;
3° de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden der koopvaardij.
§ 2. Deze titel is eveneens van toepassing op :
1° de personen vermeld in artikel 1, § 3, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, voor zover zij niet beoogd zijn in § 1;
2° voor zover zij niet beoogd zijn in § 1 of in het 1°, de personen die, in gelijk welk opzicht, gerechtigd zijn op een van de sociale uitkeringen waarop van toepassing is de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
§ 3. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit het toepassingsgebied van deze titel uitbreiden tot de categorieën van personen die Hij bepaalt.
§ 4. Deze titel evenwel is niet van toepassing op de gezinnen bedoeld in artikel 125, 2° van titel XII.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, andere categorieën van personen bepalen, waarop deze titel niet van toepassing is.
1° de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
2° de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden;
3° de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden der koopvaardij.
§ 2. Deze titel is eveneens van toepassing op :
1° de personen vermeld in artikel 1, § 3, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, voor zover zij niet beoogd zijn in § 1;
2° voor zover zij niet beoogd zijn in § 1 of in het 1°, de personen die, in gelijk welk opzicht, gerechtigd zijn op een van de sociale uitkeringen waarop van toepassing is de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
§ 3. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit het toepassingsgebied van deze titel uitbreiden tot de categorieën van personen die Hij bepaalt.
§ 4. Deze titel evenwel is niet van toepassing op de gezinnen bedoeld in artikel 125, 2° van titel XII.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, andere categorieën van personen bepalen, waarop deze titel niet van toepassing is.
Art. 103. 1° L'article 52 du même arrêté, est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 52. D'autres règles et modalités peuvent être déterminées par Nous en ce qui concerne l'évaluation de l'application du présent titre. "
2° L'article 53 du même arrêté, est abrogé.
" Art. 52. D'autres règles et modalités peuvent être déterminées par Nous en ce qui concerne l'évaluation de l'application du présent titre. "
2° L'article 53 du même arrêté, est abrogé.
Art.108. § 1. (De gezinnen waarvan de in artikel 106, §§ 1 tot 3, bedoelde personen deel uitmaken, zijn een jaarlijkse bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid verschuldigd. [1 ...]1
[1 Die bijdrage wordt bepaald indien het gezinsinkomen:
- begrepen is in de schijf van 18 592,02 euro tot 21 070,96 euro: op 5 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 18 592,02 euro;
- begrepen is in de schijf van 21 070,97 euro tot 37 344,00 euro: op 123,95 euro verhoogd met 1,3 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 21 070,96 euro;
- begrepen is in de schijf van 37 344,01 euro tot [2 40 997,26 euro]2: op 335,50 euro verhoogd met 4,0090 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 37 344,00 euro;
- begrepen is in de schijf van [2 40 997,27 euro]2 tot 60 181,95 euro: op 481,96 euro verhoogd met 1,2996 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan [2 40 997,26 euro]2;
- hoger is dan 60 181,95 euro: op 731,28 euro.
In afwijking van het tweede lid, wordt de bijdrage voor gezinnen ten laste van wie een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd overeenkomstig de artikelen 126 en 243 tot 244bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, bepaald indien het gezinsinkomen:
- begrepen is in de schijf van 18 592,02 euro tot 21 070,96 euro: op 5 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 18 592,02 euro;
- begrepen is in de schijf van 21 070,97 euro tot 60 181,95 euro: op 123,95 euro verhoogd met 1,3 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 21 070,96 euro;
- begrepen is in de schijf van 60 181,96 euro tot 74 688,00 euro: op 632,39 euro;
- begrepen is in de schijf van 74 688,01 euro tot 81 944,00 euro: op 632,39 euro verhoogd met 1,3629 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 74 688 euro;
- hoger is dan 81 944,00 euro: op 731,28 euro.]1
(De in artikel 106, § 1, bedoelde personen die geen deel uitmaken van een gezin dat een gezinsinkomen heeft in de zin van artikel 107, 2°, zijn een bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid verschuldigd ten bedrage van de op grond van artikel 109 te verrichten inhoudingen.) <W 1995-04-10/A9, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
§ 2. Deze bijdrage is bestemd voor de financiering van de regelingen van de sociale zekerheid der werknemers.
[1 Die bijdrage wordt bepaald indien het gezinsinkomen:
- begrepen is in de schijf van 18 592,02 euro tot 21 070,96 euro: op 5 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 18 592,02 euro;
- begrepen is in de schijf van 21 070,97 euro tot 37 344,00 euro: op 123,95 euro verhoogd met 1,3 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 21 070,96 euro;
- begrepen is in de schijf van 37 344,01 euro tot [2 40 997,26 euro]2: op 335,50 euro verhoogd met 4,0090 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 37 344,00 euro;
- begrepen is in de schijf van [2 40 997,27 euro]2 tot 60 181,95 euro: op 481,96 euro verhoogd met 1,2996 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan [2 40 997,26 euro]2;
- hoger is dan 60 181,95 euro: op 731,28 euro.
In afwijking van het tweede lid, wordt de bijdrage voor gezinnen ten laste van wie een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd overeenkomstig de artikelen 126 en 243 tot 244bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, bepaald indien het gezinsinkomen:
- begrepen is in de schijf van 18 592,02 euro tot 21 070,96 euro: op 5 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 18 592,02 euro;
- begrepen is in de schijf van 21 070,97 euro tot 60 181,95 euro: op 123,95 euro verhoogd met 1,3 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 21 070,96 euro;
- begrepen is in de schijf van 60 181,96 euro tot 74 688,00 euro: op 632,39 euro;
- begrepen is in de schijf van 74 688,01 euro tot 81 944,00 euro: op 632,39 euro verhoogd met 1,3629 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 74 688 euro;
- hoger is dan 81 944,00 euro: op 731,28 euro.]1
(De in artikel 106, § 1, bedoelde personen die geen deel uitmaken van een gezin dat een gezinsinkomen heeft in de zin van artikel 107, 2°, zijn een bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid verschuldigd ten bedrage van de op grond van artikel 109 te verrichten inhoudingen.) <W 1995-04-10/A9, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
§ 2. Deze bijdrage is bestemd voor de financiering van de regelingen van de sociale zekerheid der werknemers.
Art.105. L'employeur qui ne respecte pas l'obligation prévue dans les arrêtés d'exécution de l'article 52 du même arrêté, est puni d'une amende de cinquante francs à dix mille francs.
Le Livre premier du Code pénal, y compris le chapitre VII et l'article 85, s'applique à l'infraction aux dispositions visées à l'alinéa précédent.
Le Livre premier du Code pénal, y compris le chapitre VII et l'article 85, s'applique à l'infraction aux dispositions visées à l'alinéa précédent.
Art.109. § 1. In afwachting van de in artikel 110 bedoelde jaarlijkse vaststelling van de definitieve verschuldigde bijdragen, wordt een inhouding verricht door de werkgever ten laste van de personen bedoeld in artikel 106, § 1, op het loon dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de sociale-zekerheidsbijdragen van het stelsel waaraan de werknemer is onderworpen. Deze inhouding heeft geen invloed op de berekening van de inhouding van de sociale-zekerheidsbijdragen en de bedrijfsvoorheffing.
[1 Deze inhouding bedraagt:
1° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 5 836,14 euro tot 6 570,54 euro: 4,22 pct. van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 1 945,38 euro, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 1 945,38 euro tot 2 190,18 euro;
2° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 6 570,55 euro tot 11 211,00 euro: 10,33 euro, verhoogd met 1,1 pct. van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 2 190,18 euro, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 2 190,19 euro tot 3 737,00 euro;
3° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 11 211,01 euro tot 12 300,00 euro: 27,35 euro, verhoogd met 3,38 pct. van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 3 737,00 euro wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 3 737,01 euro tot 4 100,00 euro;
4° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 12 300,01 euro tot 18 116,46 euro: 39,61 euro, verhoogd met 1,1 pct. van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 4 100,00 euro wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 4 100,01 euro tot 6 038,82 euro;
5° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven hoger is dan 18 116,46 euro: 60,94 euro.]1
[1 In afwijking van het tweede lid, bedraagt de inhouding voor personen ten laste van wie overeenkomstig de artikelen 126 en 243 tot 244bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd in de inkomstenbelasting:
1° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 5 836,14 euro tot 6 570,54 euro: 5,90 pct. van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 1 945,38 euro, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 1 945,38 euro tot 2 190,18 euro, met een minimum van 5,15 euro per maand voor personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft.
Voor personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft en waarvan het driemaandelijks aan te geven loon begrepen is in de schijf van 3 285,29 euro tot 5 836,14 euro wordt de inhouding forfaitair bepaald op 5,15 euro per maand;
2° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven meer bedraagt dan 6 570,54 euro: 14,44 euro, verhoogd met 1,1 pct. van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 2 190,18 euro, zonder dat deze inhouding meer kan bedragen dan:
a) 51,64 euro per maand voor de personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft;
b) 60,94 euro per maand voor de personen wier echtgenoot geen beroepsinkomsten heeft.]1
(Voor de werknemers voor wie de sociale zekerheidsbijdragen worden berekend op het loon, vermeerderd met 8 %, ingevolge artikel 19, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, houdt men voor de toepassing van [1 de vorige leden]1 rekening met het loon aan 108 %.
Onder personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft moet worden verstaan de echtgenoot die, overeenkomstig de reglementering inzake bedrijfsvoorheffing, persoonlijk beroepsinkomsten heeft die meer bedragen dan het bedrag dat als grondslag dient voor de vermindering van die bedrijfsvoorheffing voor andere gezinslasten met betrekking tot de echtgenoot die persoonlijk beroepsinkomsten heeft.) <W 1996-04-29/32, art. 121, 006; Inwerkingtreding : 10-05-1996>
§ 2. De inhouding wordt verricht door de werkgever bij de betaling van het loon.
Zij wordt binnen dezelfde termijn als de sociale-zekerheidsbijdragen door de werkgever overgemaakt aan de instelling belast met de inning van de sociale-zekerheidsbijdragen voor de in artikel 106, § 1, bedoelde werknemers.
§ 3. De opbrengst van de inhoudingen bedoeld in § 1 wordt door de instellingen belast met de inning van de sociale-zekerheidsbijdragen voor de in artikel 106, § 1, bedoelde personen overgemaakt aan (de RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2° van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders). <KB 1997-08-08/42, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1997>
§ 4. De werkgever wordt met betrekking tot die inhouding gelijkgesteld met de werkgever bedoeld in de sociale-zekerheidsregeling toepasselijk op de werknemer, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de termijnen inzake betaling, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalngen, het toezicht, de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht, de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instelling belast met de inning van de bijdragen.
§ 5. De Koning kan, voor de categorieën van werknemers die hij aanwijst, bijzondere regels bepalen met betrekking tot de inning van de inhouding bedoeld in § 1.
§ 6. De werkgever moet de nodige bewijsstukken overleggen op verzoek van de ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van deze bepalingen, of van de instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdrage, waaraan het ingehouden bedrag door de werkgever moet worden overgemaakt.
§ 7. De werkgever vermeldt het bedrag van de inhoudingen bedoeld in § 1 afzonderlijk op de loonfiche die aan de werknemer wordt afgegeven met toepassing van artikel 57 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
[1 Deze inhouding bedraagt:
1° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 5 836,14 euro tot 6 570,54 euro: 4,22 pct. van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 1 945,38 euro, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 1 945,38 euro tot 2 190,18 euro;
2° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 6 570,55 euro tot 11 211,00 euro: 10,33 euro, verhoogd met 1,1 pct. van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 2 190,18 euro, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 2 190,19 euro tot 3 737,00 euro;
3° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 11 211,01 euro tot 12 300,00 euro: 27,35 euro, verhoogd met 3,38 pct. van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 3 737,00 euro wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 3 737,01 euro tot 4 100,00 euro;
4° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 12 300,01 euro tot 18 116,46 euro: 39,61 euro, verhoogd met 1,1 pct. van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 4 100,00 euro wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 4 100,01 euro tot 6 038,82 euro;
5° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven hoger is dan 18 116,46 euro: 60,94 euro.]1
[1 In afwijking van het tweede lid, bedraagt de inhouding voor personen ten laste van wie overeenkomstig de artikelen 126 en 243 tot 244bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd in de inkomstenbelasting:
1° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 5 836,14 euro tot 6 570,54 euro: 5,90 pct. van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 1 945,38 euro, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 1 945,38 euro tot 2 190,18 euro, met een minimum van 5,15 euro per maand voor personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft.
Voor personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft en waarvan het driemaandelijks aan te geven loon begrepen is in de schijf van 3 285,29 euro tot 5 836,14 euro wordt de inhouding forfaitair bepaald op 5,15 euro per maand;
2° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven meer bedraagt dan 6 570,54 euro: 14,44 euro, verhoogd met 1,1 pct. van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 2 190,18 euro, zonder dat deze inhouding meer kan bedragen dan:
a) 51,64 euro per maand voor de personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft;
b) 60,94 euro per maand voor de personen wier echtgenoot geen beroepsinkomsten heeft.]1
(Voor de werknemers voor wie de sociale zekerheidsbijdragen worden berekend op het loon, vermeerderd met 8 %, ingevolge artikel 19, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, houdt men voor de toepassing van [1 de vorige leden]1 rekening met het loon aan 108 %.
Onder personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft moet worden verstaan de echtgenoot die, overeenkomstig de reglementering inzake bedrijfsvoorheffing, persoonlijk beroepsinkomsten heeft die meer bedragen dan het bedrag dat als grondslag dient voor de vermindering van die bedrijfsvoorheffing voor andere gezinslasten met betrekking tot de echtgenoot die persoonlijk beroepsinkomsten heeft.) <W 1996-04-29/32, art. 121, 006; Inwerkingtreding : 10-05-1996>
§ 2. De inhouding wordt verricht door de werkgever bij de betaling van het loon.
Zij wordt binnen dezelfde termijn als de sociale-zekerheidsbijdragen door de werkgever overgemaakt aan de instelling belast met de inning van de sociale-zekerheidsbijdragen voor de in artikel 106, § 1, bedoelde werknemers.
§ 3. De opbrengst van de inhoudingen bedoeld in § 1 wordt door de instellingen belast met de inning van de sociale-zekerheidsbijdragen voor de in artikel 106, § 1, bedoelde personen overgemaakt aan (de RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2° van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders). <KB 1997-08-08/42, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1997>
§ 4. De werkgever wordt met betrekking tot die inhouding gelijkgesteld met de werkgever bedoeld in de sociale-zekerheidsregeling toepasselijk op de werknemer, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de termijnen inzake betaling, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalngen, het toezicht, de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht, de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instelling belast met de inning van de bijdragen.
§ 5. De Koning kan, voor de categorieën van werknemers die hij aanwijst, bijzondere regels bepalen met betrekking tot de inning van de inhouding bedoeld in § 1.
§ 6. De werkgever moet de nodige bewijsstukken overleggen op verzoek van de ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van deze bepalingen, of van de instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdrage, waaraan het ingehouden bedrag door de werkgever moet worden overgemaakt.
§ 7. De werkgever vermeldt het bedrag van de inhoudingen bedoeld in § 1 afzonderlijk op de loonfiche die aan de werknemer wordt afgegeven met toepassing van artikel 57 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
Modifications
Art. 105. L'employeur qui ne respecte pas l'obligation prévue dans les arrêtés d'exécution de l'article 52 du même arrêté, est puni d'une amende de cinquante francs à dix mille francs.
Le Livre premier du Code pénal, y compris le chapitre VII et l'article 85, s'applique à l'infraction aux dispositions visées à l'alinéa précédent.
Le Livre premier du Code pénal, y compris le chapitre VII et l'article 85, s'applique à l'infraction aux dispositions visées à l'alinéa précédent.
Art. 109.§ 1. In afwachting van de in artikel 110 bedoelde jaarlijkse vaststelling van de definitieve verschuldigde bijdragen, wordt een inhouding verricht door de werkgever ten laste van de personen bedoeld in artikel 106, § 1, op het loon dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de sociale-zekerheidsbijdragen van het stelsel waaraan de werknemer is onderworpen. Deze inhouding heeft geen invloed op de berekening van de inhouding van de sociale-zekerheidsbijdragen en de bedrijfsvoorheffing.
Art.106. § 1. Le présent titre est applicable à toutes les personnes qui comme travailleurs ou assimilés, sont soumises, totalement ou partiellement, à l'application de :
Art. 110. § 1. De Administratie der directe belastingen berekent het bedrag van de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid en trekt er, in voorkomend geval, de overeenkomstig artikel 109 gedane inhoudingen en het supplement bedoeld in artikel 125, 1°, van af.
Zij int het eventueel saldo dat overblijft na deze aftrek en stort de opbrengst (...) aan (de RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2° van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders). <KB 1997-08-08/42, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1997> <W 1999-01-15/30, art. 10, 014; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
De bedragen van minder dan (2,50 EUR) worden niet in het kohier opgenomen. <KB 2001-12-11/40, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2002 (aanslagjaar 2002)>
§ 2. Wanneer de in § 1, eerste lid, vermelde inhoudingen en het supplement hoger zijn dan het bedrag van de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid, verrekent de Administratie der directe belastingen dit overschot met de door de betrokkene of door het gezin, waarvan hij deel uitmaakt, verschuldigde inkomstenbelastingen en stort het eventueel saldo terug indien het tenminste (2,50 EUR) bedraagt. <W 1995-12-20/32, art. 82, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1996> <KB 2001-12-11/40, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2002 (aanslagjaar 2002)>
Dit saldo wordt behandeld als een in artikel 419, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoeld overschot van voorheffing.
§ 3. (De in § 1 vermelde RSZ-Globaal Behheer) stort de in § 2, eerste lid, vermelde overschotten terug, voor rekening van de Administratie der directe belastingen, op een bijzonder fonds dat voor het overige wordt gelijkgesteld met een terugbetalingsfonds in de zin van artikel 37 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. <KB 1997-08-08/42, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1997>
§ 4. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de wijze waarop de stortingen worden uitgevoerd bepaald in § 1, tweede lid, en in § 3, en dit met inbegrip van de berekeningswijze der nalatigheidsinteresten en andere administratieve kosten in geval van laattijdige stortingen.
§ 5. Titel VII van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, is van toepassing op de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid.
Zij int het eventueel saldo dat overblijft na deze aftrek en stort de opbrengst (...) aan (de RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2° van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders). <KB 1997-08-08/42, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1997> <W 1999-01-15/30, art. 10, 014; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
De bedragen van minder dan (2,50 EUR) worden niet in het kohier opgenomen. <KB 2001-12-11/40, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2002 (aanslagjaar 2002)>
§ 2. Wanneer de in § 1, eerste lid, vermelde inhoudingen en het supplement hoger zijn dan het bedrag van de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid, verrekent de Administratie der directe belastingen dit overschot met de door de betrokkene of door het gezin, waarvan hij deel uitmaakt, verschuldigde inkomstenbelastingen en stort het eventueel saldo terug indien het tenminste (2,50 EUR) bedraagt. <W 1995-12-20/32, art. 82, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1996> <KB 2001-12-11/40, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2002 (aanslagjaar 2002)>
Dit saldo wordt behandeld als een in artikel 419, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoeld overschot van voorheffing.
§ 3. (De in § 1 vermelde RSZ-Globaal Behheer) stort de in § 2, eerste lid, vermelde overschotten terug, voor rekening van de Administratie der directe belastingen, op een bijzonder fonds dat voor het overige wordt gelijkgesteld met een terugbetalingsfonds in de zin van artikel 37 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. <KB 1997-08-08/42, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 01-07-1997>
§ 4. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de wijze waarop de stortingen worden uitgevoerd bepaald in § 1, tweede lid, en in § 3, en dit met inbegrip van de berekeningswijze der nalatigheidsinteresten en andere administratieve kosten in geval van laattijdige stortingen.
§ 5. Titel VII van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, is van toepassing op de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid.
Art. 106. § 1. Le présent titre est applicable à toutes les personnes qui comme travailleurs ou assimilés, sont soumises, totalement ou partiellement, à l'application de :
1° la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs;
2° l'arrêté-loi du 10 janvier 1945 concernant la sécurité sociale des ouvriers mineurs et assimilés;
3° l'arrêté-loi du 7 février 1945 concernant la sécurité sociale des marins de la marine marchande.
§ 2. Ce titre est également applicable aux :
1° personnes énumérées à l'article 1er, § 3, de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, pour autant qu'elles ne soient pas visées au § 1er;
2° personnes qui sont, sous quelque forme que ce soit, bénéficiaires d'une des prestations sociales auxquelles la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants, est applicable, pour autant qu'elles ne soient pas visées au § 1er ni au 1°.
§ 3. Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, étendre l'application du présent titre aux catégories de personnes qu'Il détermine.
§ 4. Le présent titre n'est toutefois pas applicable aux ménages visés à l'article 125, 2°, du titre XII.
Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, déterminer d'autres catégories de personnes auxquelles le présent titre n'est pas applicable.
1° la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs;
2° l'arrêté-loi du 10 janvier 1945 concernant la sécurité sociale des ouvriers mineurs et assimilés;
3° l'arrêté-loi du 7 février 1945 concernant la sécurité sociale des marins de la marine marchande.
§ 2. Ce titre est également applicable aux :
1° personnes énumérées à l'article 1er, § 3, de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, pour autant qu'elles ne soient pas visées au § 1er;
2° personnes qui sont, sous quelque forme que ce soit, bénéficiaires d'une des prestations sociales auxquelles la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants, est applicable, pour autant qu'elles ne soient pas visées au § 1er ni au 1°.
§ 3. Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, étendre l'application du présent titre aux catégories de personnes qu'Il détermine.
§ 4. Le présent titre n'est toutefois pas applicable aux ménages visés à l'article 125, 2°, du titre XII.
Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, déterminer d'autres catégories de personnes auxquelles le présent titre n'est pas applicable.
Art. 111. Voor het jaar 1994 worden de in artikel 108, § 1, vermelde bedragen van 4 200, 9 000, 12 000, 18 000 en 24 000 frank, respectievelijk vervangen door de bedragen van 3 150 frank, 6 750 frank, 9 000 frank, 13 500 frank en 18 000 frank.
Art.108. § 1. (Les ménages dont font partie les personnes visées à l'article 106, §§ 1er à 3, sont redevables d'une cotisation spéciale annuelle pour la sécurité sociale. [1 ...]1
[1 Cette cotisation s'élève, selon que le revenu du ménage :
- se situe dans la tranche de 18 592,02 euros à 21 070,96 euros : à 5 p.c. sur la partie du revenu du ménage supérieure à 18 592,02 euros ;
- se situe dans la tranche de 21 070,97 euros à 37 344,00 euros : à 123,95 euros augmentés de 1,3 p.c. sur la partie du revenu du ménage supérieure à 21 070,96 euros ;
- se situe dans la tranche de 37 344,01 euros à [2 40 997,26 euros]2 : à 335,50 euros augmentés de 4,0090 p.c. sur la partie du revenu du ménage supérieure à 37 344,00 euros ;
- se situe dans la tranche de [2 40 997,27 euros]2 à 60 181,95 euros : à 481,96 euros augmentés de 1,2996 p.c. sur la partie du revenu du ménage supérieure [2 40 997,26 euros]2 ;
- est supérieur à 60 181,95 euros : à 731,28 euros.
Par dérogation à l'alinéa 2, la cotisation pour les ménages à charge desquels une imposition commune est établie conformément aux articles 126 et 243 à 244bis du Code des impôts sur les revenus 1992, s'élève, selon que le revenu du ménage :
- se situe dans la tranche de 18 592,02 euros à 21 070,96 euros : à 5 p.c. sur la partie du revenu du ménage supérieure à 18 592,02 euros ;
- se situe dans la tranche de 21 070,97 euros à 60 181,95 euros : à 123,95 euros augmentés de 1,3 p.c. sur la partie du revenu du ménage supérieure à 21 070,96 euros ;
- se situe dans la tranche de 60 181,96 euros à 74 688,00 euros : à 632,39 euros ;
- se situe dans la tranche de 74 688,01 euros à 81 944,00 euros : à 632.39 euros augmentés de 1,3629 p.c. sur la partie du revenu du ménage supérieure 74 688,00 euros ;
- est supérieur à 81 944,00 euros : à 731,28 euros.]1
(Les personnes visées à l'article 106, § 1er, qui ne font pas partie d'un ménage qui a un revenu du ménage au sens de l'article 107, 2°, sont redevables d'une cotisation spéciale pour la sécurité sociale d'un montant équivalent aux retenues à effectuer en vertu de l'article 109.) <L 1995-04-10/A9, art. 2, 004; En vigueur : 01-01-1994>
§ 2. Cette cotisation est destinée au financement du régime de la sécurité sociale des travailleurs salariés.
[1 Cette cotisation s'élève, selon que le revenu du ménage :
- se situe dans la tranche de 18 592,02 euros à 21 070,96 euros : à 5 p.c. sur la partie du revenu du ménage supérieure à 18 592,02 euros ;
- se situe dans la tranche de 21 070,97 euros à 37 344,00 euros : à 123,95 euros augmentés de 1,3 p.c. sur la partie du revenu du ménage supérieure à 21 070,96 euros ;
- se situe dans la tranche de 37 344,01 euros à [2 40 997,26 euros]2 : à 335,50 euros augmentés de 4,0090 p.c. sur la partie du revenu du ménage supérieure à 37 344,00 euros ;
- se situe dans la tranche de [2 40 997,27 euros]2 à 60 181,95 euros : à 481,96 euros augmentés de 1,2996 p.c. sur la partie du revenu du ménage supérieure [2 40 997,26 euros]2 ;
- est supérieur à 60 181,95 euros : à 731,28 euros.
Par dérogation à l'alinéa 2, la cotisation pour les ménages à charge desquels une imposition commune est établie conformément aux articles 126 et 243 à 244bis du Code des impôts sur les revenus 1992, s'élève, selon que le revenu du ménage :
- se situe dans la tranche de 18 592,02 euros à 21 070,96 euros : à 5 p.c. sur la partie du revenu du ménage supérieure à 18 592,02 euros ;
- se situe dans la tranche de 21 070,97 euros à 60 181,95 euros : à 123,95 euros augmentés de 1,3 p.c. sur la partie du revenu du ménage supérieure à 21 070,96 euros ;
- se situe dans la tranche de 60 181,96 euros à 74 688,00 euros : à 632,39 euros ;
- se situe dans la tranche de 74 688,01 euros à 81 944,00 euros : à 632.39 euros augmentés de 1,3629 p.c. sur la partie du revenu du ménage supérieure 74 688,00 euros ;
- est supérieur à 81 944,00 euros : à 731,28 euros.]1
(Les personnes visées à l'article 106, § 1er, qui ne font pas partie d'un ménage qui a un revenu du ménage au sens de l'article 107, 2°, sont redevables d'une cotisation spéciale pour la sécurité sociale d'un montant équivalent aux retenues à effectuer en vertu de l'article 109.) <L 1995-04-10/A9, art. 2, 004; En vigueur : 01-01-1994>
§ 2. Cette cotisation est destinée au financement du régime de la sécurité sociale des travailleurs salariés.
Art. 112. § 1. De artikelen 106 tot 108 en 111 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1994.
§ 2. Artikel 109 treedt in werking op 1 april 1994.
§ 3. Artikel 110 treedt in werking vanaf het aanslagjaar 1995.
§ 2. Artikel 109 treedt in werking op 1 april 1994.
§ 3. Artikel 110 treedt in werking vanaf het aanslagjaar 1995.
Art.109. § 1. En attendant la fixation annuelle de la cotisation définitivement due, telle que visée à l'article 110, une retenue est effectuée, à charge des personnes visées à l'article 106, § 1er, par l'employeur sur le salaire pris en compte pour le calcul des cotisations de sécurité sociale du régime auquel le travailleur est assujetti. Cette retenue n'a pas d'incidence sur le calcul de la retenue de cotisation de sécurité sociale et du précompte professionnel.
[1 Le montant de la retenue est de :
1° lorsque le salaire trimestriel à déclarer par travailleur se situe dans la tranche de 5 836,14 euros à 6 570,54 euros: 4,22 p.c. de la partie du salaire mensuel qui excède 1 945,38 euros, lorsque ce salaire mensuel se situe dans la tranche de 1 945,38 euros à 2 190,18 euros ;
2° lorsque le salaire trimestriel à déclarer par travailleur se situe dans la tranche de 6 570,55 euros à 11 211,00 euros: 10,33 euros, augmentés de 1,1 p.c. de la partie du salaire mensuel qui excède 2 190,18 euros, lorsque ce salaire mensuel se situe dans la tranche de 2 190,19 euros à 3 737,00 euros ;
3° lorsque le salaire trimestriel à déclarer par travailleur se situe dans la tranche de 11 211,01 euros à 12 300,00 euros: 27,35 euros, augmentés de 3,38 p.c. de la partie du salaire mensuel qui excède 3 737,00 euros, lorsque ce salaire mensuel se situe dans la tranche de 3 737,01 euros à 4 100,00 euros ;
4° lorsque le salaire trimestriel à déclarer par travailleur se situe dans la tranche de 12 300,01 euros à 18 116,46 euros: 39,61 euros, augmentés de 1,1 p.c. de la partie du salaire mensuel qui excède 4 100,00 euros, lorsque ce salaire mensuel se situe dans la tranche de 4 100,01 euros à 6 038,82 euros ;
5° lorsque le salaire trimestriel à déclarer par travailleur est supérieur à 18 116,46 euros: 60,94 euros.]1
[1 Par dérogation à l'alinéa 2, le montant de la retenue pour les personnes à charge desquelles une imposition commune est établie conformément aux articles 126 et 243 à 244bis du Code des impôts sur les revenus 1992, est de :
1° lorsque le salaire trimestriel à déclarer par travailleur se situe dans la tranche de 5 836,14 euros à 6 570,54 euros: 5,90 p.c. de la partie du salaire mensuel qui excède 1 945,38 euros lorsque ce salaire mensuel se situe dans la tranche de 1 945,38 euros à 2 190,18 euros avec un minimum de 5,15 euros par mois pour les personnes dont le conjoint bénéficie également de revenus professionnels.
Pour les personnes dont le conjoint a également des revenus professionnels et dont le salaire trimestriel à déclarer se situe dans la tranche de 3 285,29 euros à 5 836,14 euros, la retenue est fixée forfaitairement à 5,15 euros par mois ;
2° lorsque le salaire trimestriel à déclarer par travailleur est supérieur à 6 570,54 euros: 14,44 euros, augmentés de 1,1 p.c. de la partie du salaire mensuel qui excède 2 190,18 euros, sans que cette retenue puisse dépasser :
a) 51,64 euros par mois pour les personnes dont le conjoint a également des revenus professionnels ;
b) 60,94 euros par mois pour les personnes dont le conjoint n'a pas de revenus professionnels.]1
(Pour les travailleurs, dont les cotisations pour la sécurité sociale sont calculées sur le salaire majoré de 8 %, en vertu de l'article 19, § 1, alinéa 2, de l'arrêté royal du 28 novembre 1969 pris en exécution de la loi du 27 juin 1969 revisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, il est tenu compte du salaire à 108 % pour l'application [1 des alinéas précédents]1.
Par personne dont le conjoint a également des revenus professionnels, on entend le conjoint qui, conformément à la réglementation applicable en matière de précompte professionnel, a des revenus professionnels propres dont le montant dépasse le plafond fixé pour l'application de la réduction du précompte professionnel pour autres charges de famille, accordée lorsque le conjoint bénéficie de revenus professionnels propres.) <L 1996-04-29/32, art. 121, 006; En vigueur : 10-05-1996>
§ 2. La retenue est effectuée par l'employeur lors du paiement du salaire.
Elle est transférée par l'employeur, dans le même délai que les cotisations de sécurité sociale, à l'organisme chargé de la perception des cotisations de sécurité sociale pour les travailleurs visés à l'article 106, § 1er.
§ 3. Le produit des retenues visées au § 1er est transmis par les organismes chargés de la perception des cotisations de sécurité sociale pour les personnes visées à l'article 106, § 1er, (à l'ONSS-Gestion globale, visé à l'article 5, alinéa 1er, 2° de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs). <AR 1997-08-08/42, art. 15, 010; En vigueur : 01-07-1997>
§ 4. L'employeur est assimilé, pour ce qui est de la retenue, à l'employeur visé dans le régime de sécurité sociale applicable au travailleur, notamment en ce qui concerne les déclarations avec justification des cotisations, les délais en matière de paiement, l'application des sanctions civiles et les dispositions pénales, le contrôle, le juge compétent en cas de contestation, la prescription de l'action judiciaire, le privilège, la communication du montant de la créance de l'organisme chargé de la perception des cotisations.
§ 5. Le Roi peut, pour les catégories de travailleurs qu'Il détermine, fixer des modalités spécifiques quant à la perception de la retenue visée au § 1er.
§ 6. L'employeur doit produire les preuves nécessaires, à la demande des fonctionnaires chargés de la surveillance du respect des présentes dispositions ou de l'organisme chargé de la perception des cotisations de sécurité sociale, auquel le montant retenu doit être versé par l'employeur.
§ 7. L'employeur mentionne le montant des retenues visées au § 1er, séparément sur la fiche de salaire qui est remise au travailleur en application de l'article 57 du Code des impôts sur les revenus 1992.
[1 Le montant de la retenue est de :
1° lorsque le salaire trimestriel à déclarer par travailleur se situe dans la tranche de 5 836,14 euros à 6 570,54 euros: 4,22 p.c. de la partie du salaire mensuel qui excède 1 945,38 euros, lorsque ce salaire mensuel se situe dans la tranche de 1 945,38 euros à 2 190,18 euros ;
2° lorsque le salaire trimestriel à déclarer par travailleur se situe dans la tranche de 6 570,55 euros à 11 211,00 euros: 10,33 euros, augmentés de 1,1 p.c. de la partie du salaire mensuel qui excède 2 190,18 euros, lorsque ce salaire mensuel se situe dans la tranche de 2 190,19 euros à 3 737,00 euros ;
3° lorsque le salaire trimestriel à déclarer par travailleur se situe dans la tranche de 11 211,01 euros à 12 300,00 euros: 27,35 euros, augmentés de 3,38 p.c. de la partie du salaire mensuel qui excède 3 737,00 euros, lorsque ce salaire mensuel se situe dans la tranche de 3 737,01 euros à 4 100,00 euros ;
4° lorsque le salaire trimestriel à déclarer par travailleur se situe dans la tranche de 12 300,01 euros à 18 116,46 euros: 39,61 euros, augmentés de 1,1 p.c. de la partie du salaire mensuel qui excède 4 100,00 euros, lorsque ce salaire mensuel se situe dans la tranche de 4 100,01 euros à 6 038,82 euros ;
5° lorsque le salaire trimestriel à déclarer par travailleur est supérieur à 18 116,46 euros: 60,94 euros.]1
[1 Par dérogation à l'alinéa 2, le montant de la retenue pour les personnes à charge desquelles une imposition commune est établie conformément aux articles 126 et 243 à 244bis du Code des impôts sur les revenus 1992, est de :
1° lorsque le salaire trimestriel à déclarer par travailleur se situe dans la tranche de 5 836,14 euros à 6 570,54 euros: 5,90 p.c. de la partie du salaire mensuel qui excède 1 945,38 euros lorsque ce salaire mensuel se situe dans la tranche de 1 945,38 euros à 2 190,18 euros avec un minimum de 5,15 euros par mois pour les personnes dont le conjoint bénéficie également de revenus professionnels.
Pour les personnes dont le conjoint a également des revenus professionnels et dont le salaire trimestriel à déclarer se situe dans la tranche de 3 285,29 euros à 5 836,14 euros, la retenue est fixée forfaitairement à 5,15 euros par mois ;
2° lorsque le salaire trimestriel à déclarer par travailleur est supérieur à 6 570,54 euros: 14,44 euros, augmentés de 1,1 p.c. de la partie du salaire mensuel qui excède 2 190,18 euros, sans que cette retenue puisse dépasser :
a) 51,64 euros par mois pour les personnes dont le conjoint a également des revenus professionnels ;
b) 60,94 euros par mois pour les personnes dont le conjoint n'a pas de revenus professionnels.]1
(Pour les travailleurs, dont les cotisations pour la sécurité sociale sont calculées sur le salaire majoré de 8 %, en vertu de l'article 19, § 1, alinéa 2, de l'arrêté royal du 28 novembre 1969 pris en exécution de la loi du 27 juin 1969 revisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, il est tenu compte du salaire à 108 % pour l'application [1 des alinéas précédents]1.
Par personne dont le conjoint a également des revenus professionnels, on entend le conjoint qui, conformément à la réglementation applicable en matière de précompte professionnel, a des revenus professionnels propres dont le montant dépasse le plafond fixé pour l'application de la réduction du précompte professionnel pour autres charges de famille, accordée lorsque le conjoint bénéficie de revenus professionnels propres.) <L 1996-04-29/32, art. 121, 006; En vigueur : 10-05-1996>
§ 2. La retenue est effectuée par l'employeur lors du paiement du salaire.
Elle est transférée par l'employeur, dans le même délai que les cotisations de sécurité sociale, à l'organisme chargé de la perception des cotisations de sécurité sociale pour les travailleurs visés à l'article 106, § 1er.
§ 3. Le produit des retenues visées au § 1er est transmis par les organismes chargés de la perception des cotisations de sécurité sociale pour les personnes visées à l'article 106, § 1er, (à l'ONSS-Gestion globale, visé à l'article 5, alinéa 1er, 2° de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs). <AR 1997-08-08/42, art. 15, 010; En vigueur : 01-07-1997>
§ 4. L'employeur est assimilé, pour ce qui est de la retenue, à l'employeur visé dans le régime de sécurité sociale applicable au travailleur, notamment en ce qui concerne les déclarations avec justification des cotisations, les délais en matière de paiement, l'application des sanctions civiles et les dispositions pénales, le contrôle, le juge compétent en cas de contestation, la prescription de l'action judiciaire, le privilège, la communication du montant de la créance de l'organisme chargé de la perception des cotisations.
§ 5. Le Roi peut, pour les catégories de travailleurs qu'Il détermine, fixer des modalités spécifiques quant à la perception de la retenue visée au § 1er.
§ 6. L'employeur doit produire les preuves nécessaires, à la demande des fonctionnaires chargés de la surveillance du respect des présentes dispositions ou de l'organisme chargé de la perception des cotisations de sécurité sociale, auquel le montant retenu doit être versé par l'employeur.
§ 7. L'employeur mentionne le montant des retenues visées au § 1er, séparément sur la fiche de salaire qui est remise au travailleur en application de l'article 57 du Code des impôts sur les revenus 1992.
Modifications
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.
Art. 109.§ 1. En attendant la fixation annuelle de la cotisation définitivement due, telle que visée à l'article 110, une retenue est effectuée, à charge des personnes visées à l'article 106, § 1er, par l'employeur sur le salaire pris en compte pour le calcul des cotisations de sécurité sociale du régime auquel le travailleur est assujetti. Cette retenue n'a pas d'incidence sur le calcul de la retenue de cotisation de sécurité sociale et du précompte professionnel.
Art.113. In artikel 3, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, gewijzigd bij de wet van 24 december 1976, worden de woorden " artikel 20, 1°, 1°, 2°, b of c, of 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen " vervangen door de woorden " artikel 23, § 1, 1° of 2°, of in artikel 30, 2° of 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ".
Art. 110. § 1. L'Administration des contributions directes calcule le montant de la cotisation spéciale pour la sécurité sociale et en déduit, le cas échéant, les retenues opérées conformément à l'article 109 et le supplément visé à l'article 125, 1°.
Art.114. In artikel 11, § 2, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, vervangen bij de wet van 30 december 1988, worden de woorden " de brutobedrijfsinkomsten, verminderd met de bedrijfsuitgaven en -lasten en eventueel met de bedrijfsverliezen " vervangen door de woorden " de brutoberoepsinkomsten, verminderd met de beroepskosten en eventueel met de beroepsverliezen ";
2° in het tweede lid, ingevoegd bij de wet van 26 juni 1992, worden de woorden " artikel 20, 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen " vervangen door de woorden " artikel 23, § 1, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ".
1° in het eerste lid, vervangen bij de wet van 30 december 1988, worden de woorden " de brutobedrijfsinkomsten, verminderd met de bedrijfsuitgaven en -lasten en eventueel met de bedrijfsverliezen " vervangen door de woorden " de brutoberoepsinkomsten, verminderd met de beroepskosten en eventueel met de beroepsverliezen ";
2° in het tweede lid, ingevoegd bij de wet van 26 juni 1992, worden de woorden " artikel 20, 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen " vervangen door de woorden " artikel 23, § 1, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ".
Art.112. § 1. Les articles 106 à 108 et 111 produisent leurs effets le 1er janvier 1994.
§ 2. L'article 109 entre en vigueur le 1er avril 1994.
§ 3. L'article 110 en vigueur à partir de l'exercice d'imposition 1995.
§ 2. L'article 109 entre en vigueur le 1er avril 1994.
§ 3. L'article 110 en vigueur à partir de l'exercice d'imposition 1995.
Art.115. In artikel 11, § 3, van hetzelfde besluit, worden het tweede en derde lid, vervangen bij de wet van 6 februari 1976 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 1984, vervangen door het volgende lid :
" Hiertoe worden zij vermenigvuldigd met een breuk, die in het begin van elk kalenderjaar door de Koning wordt vastgesteld. De noemer van deze breuk is het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van het refertejaar bedoeld in § 2; de teller duidt het gemiddelde aan van de vermoede indexcijfers der consumptieprijzen voor het jaar waarvoor de bijdragen verschuldigd zijn. Voor de jaren 1994, 1995 en 1996 wordt de teller telkens verhoogd met 4,85 punten (basis 1971 = 100). "
" Hiertoe worden zij vermenigvuldigd met een breuk, die in het begin van elk kalenderjaar door de Koning wordt vastgesteld. De noemer van deze breuk is het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van het refertejaar bedoeld in § 2; de teller duidt het gemiddelde aan van de vermoede indexcijfers der consumptieprijzen voor het jaar waarvoor de bijdragen verschuldigd zijn. Voor de jaren 1994, 1995 en 1996 wordt de teller telkens verhoogd met 4,85 punten (basis 1971 = 100). "
Art. 112. § 1. Les articles 106 à 108 et 111 produisent leurs effets le 1er janvier 1994.
§ 2. L'article 109 entre en vigueur le 1er avril 1994.
§ 3. L'article 110 en vigueur à partir de l'exercice d'imposition 1995.
§ 2. L'article 109 entre en vigueur le 1er avril 1994.
§ 3. L'article 110 en vigueur à partir de l'exercice d'imposition 1995.
Art. 115. In artikel 11, § 3, van hetzelfde besluit, worden het tweede en derde lid, vervangen bij de wet van 6 februari 1976 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 1984, vervangen door het volgende lid :
CHAPITRE I. - Modifications à l'arrêté royal n° 38 du 27 juillet 1967 organisant le statut social des travailleurs indépendants.
Art.117. Artikel 14, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij de wet van 6 februari 1976 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 december 1984, wordt vervangen door de volgende bepaling :
Art.113. A l'article 3, § 1er, alinéa 2, de l'arrêté royal n° 38 du 27 juillet 1967 organisant le statut des travailleurs indépendants, modifié par la loi du 24 décembre 1976, les mots " l'article 20, 1°, 2°, b ou c, ou 3°, du Code des impôts sur les revenus " sont remplacés par les mots " l'article 23, § 1er, 1° ou 2°, ou à l'article 30, 2° ou 3°, du Code des impôts sur les revenus 1992 ".
Art.118. Artikel 18 van hetelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 74 van 10 november 1967 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 1978, wordt aangevuld met een § 4, luidende :
" § 4. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op gezamenlijk voorstel van de minister van Sociale Zaken en van de minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft, na advies van de Controledienst der mutualiteiten, het Algemeen Beheerscomité van het sociaal statuut der zelfstandigen en van de Algemene Raad van het rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, de nadere regels vastsellen volgens welke de verzekering inzake bepaalde door Hem te omschrijven risico's inzake gezondheidszorg, die deel uitmaken van de vrije verzekering voor kleine risico's, verplicht wordt gesteld.
Daartoe kan een bijdrage worden ingesteld waarvan de hoogte wordt vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. "
" § 4. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op gezamenlijk voorstel van de minister van Sociale Zaken en van de minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft, na advies van de Controledienst der mutualiteiten, het Algemeen Beheerscomité van het sociaal statuut der zelfstandigen en van de Algemene Raad van het rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, de nadere regels vastsellen volgens welke de verzekering inzake bepaalde door Hem te omschrijven risico's inzake gezondheidszorg, die deel uitmaken van de vrije verzekering voor kleine risico's, verplicht wordt gesteld.
Daartoe kan een bijdrage worden ingesteld waarvan de hoogte wordt vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. "
Art.114. A l'article 11, § 2, du même arrête, sont apportées les modifications suivantes :
1° à l'alinéa 1er, remplacé par la loi du 30 décembre 1988, les mots " les revenus professionnels bruts, diminués des dépenses ou charges professionnelles et, le cas échéant, des pertes professionnelles " sont remplacés par les mots " les revenus professionnels bruts, diminués des frais professionnels et, le cas échéant, des pertes professionnelles ";
2° à l'alinéa 2, inséré par la loi du 26 juin 1992, les mots " l'article 20, 4°, du Code des impôts sur les revenus " sont remplacés par les mots " l'article 23, § 1er, 3°, du Code des impôts sur les revenus 1992 ".
1° à l'alinéa 1er, remplacé par la loi du 30 décembre 1988, les mots " les revenus professionnels bruts, diminués des dépenses ou charges professionnelles et, le cas échéant, des pertes professionnelles " sont remplacés par les mots " les revenus professionnels bruts, diminués des frais professionnels et, le cas échéant, des pertes professionnelles ";
2° à l'alinéa 2, inséré par la loi du 26 juin 1992, les mots " l'article 20, 4°, du Code des impôts sur les revenus " sont remplacés par les mots " l'article 23, § 1er, 3°, du Code des impôts sur les revenus 1992 ".
Art. 118. Artikel 18 van hetelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 74 van 10 november 1967 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 1978, wordt aangevuld met een § 4, luidende :
" § 4. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op gezamenlijk voorstel van de minister van Sociale Zaken en van de minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft, na advies van de Controledienst der mutualiteiten, het Algemeen Beheerscomité van het sociaal statuut der zelfstandigen en van de Algemene Raad van het rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, de nadere regels vastsellen volgens welke de verzekering inzake bepaalde door Hem te omschrijven risico's inzake gezondheidszorg, die deel uitmaken van de vrije verzekering voor kleine risico's, verplicht wordt gesteld.
Daartoe kan een bijdrage worden ingesteld waarvan de hoogte wordt vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. "
" § 4. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op gezamenlijk voorstel van de minister van Sociale Zaken en van de minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft, na advies van de Controledienst der mutualiteiten, het Algemeen Beheerscomité van het sociaal statuut der zelfstandigen en van de Algemene Raad van het rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, de nadere regels vastsellen volgens welke de verzekering inzake bepaalde door Hem te omschrijven risico's inzake gezondheidszorg, die deel uitmaken van de vrije verzekering voor kleine risico's, verplicht wordt gesteld.
Daartoe kan een bijdrage worden ingesteld waarvan de hoogte wordt vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. "
Art.115. A l'article 11, § 3, du même arrêté, les alinéas 2 et 3, remplacés par la loi du 6 février 1976 et modifiés par l'arrêté royal du 19 décembre 1984, sont remplacés par l'alinéa suivant :
" A cet effet, ils sont multipliés par une fraction déterminée par le Roi au début de chaque année civile. Le dénominateur de cette fraction indique la moyenne des indices des prix à la consommation de l'année de référence visée au § 2; le numérateur indique la moyenne des indices des prix à la consommation présumés pour l'année pour laquelle les cotisations sont dues. Pour les années 1994, 1995 et 1996, il est ajouté 4,85 points (base 1971 = 100) au numérateur. "
" A cet effet, ils sont multipliés par une fraction déterminée par le Roi au début de chaque année civile. Le dénominateur de cette fraction indique la moyenne des indices des prix à la consommation de l'année de référence visée au § 2; le numérateur indique la moyenne des indices des prix à la consommation présumés pour l'année pour laquelle les cotisations sont dues. Pour les années 1994, 1995 et 1996, il est ajouté 4,85 points (base 1971 = 100) au numérateur. "
Art. 119. Artikel 19 van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met het volgende lid :
" Bij de invoering van de verplichte verzekering voor bepaalde kleine risico's inzake gezondheidszorg, met toepassing van artikel 18, § 4, zal een jaarlijkse organieke toelage ten bedrage van 500 miljoen frank voorafgenomen worden op de middelen toegewezen aan het Fonds voor financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen bedoeld in artikel 21bis. Deze organieke toelage zal jaarlijks aangepast worden aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de nadere regels die de Koning bepaalt. "
" Bij de invoering van de verplichte verzekering voor bepaalde kleine risico's inzake gezondheidszorg, met toepassing van artikel 18, § 4, zal een jaarlijkse organieke toelage ten bedrage van 500 miljoen frank voorafgenomen worden op de middelen toegewezen aan het Fonds voor financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen bedoeld in artikel 21bis. Deze organieke toelage zal jaarlijks aangepast worden aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de nadere regels die de Koning bepaalt. "
Art. 115. A l'article 11, § 3, du même arrêté, les alinéas 2 et 3, remplacés par la loi du 6 février 1976 et modifiés par l'arrêté royal du 19 décembre 1984, sont remplacés par l'alinéa suivant :
" A cet effet, ils sont multipliés par une fraction déterminée par le Roi au début de chaque année civile. Le dénominateur de cette fraction indique la moyenne des indices des prix à la consommation de l'année de référence visée au § 2; le numérateur indique la moyenne des indices des prix à la consommation présumés pour l'année pour laquelle les cotisations sont dues. Pour les années 1994, 1995 et 1996, il est ajouté 4,85 points (base 1971 = 100) au numérateur. "
" A cet effet, ils sont multipliés par une fraction déterminée par le Roi au début de chaque année civile. Le dénominateur de cette fraction indique la moyenne des indices des prix à la consommation de l'année de référence visée au § 2; le numérateur indique la moyenne des indices des prix à la consommation présumés pour l'année pour laquelle les cotisations sont dues. Pour les années 1994, 1995 et 1996, il est ajouté 4,85 points (base 1971 = 100) au numérateur. "
Art.121. Artikel 21, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij de wet van 21 december 1970, wordt aangevuld met een 6°, luidende :
" 6° het gedeelte van de bijdragen, verhogingen en intresten dat bestemd is voor het stelsel der verzekering tegen ziekte- en invaliditeit over te dragen aan het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. "
" 6° het gedeelte van de bijdragen, verhogingen en intresten dat bestemd is voor het stelsel der verzekering tegen ziekte- en invaliditeit over te dragen aan het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. "
Art.117. L'article 14, § 1er, du même arrêté, remplacé par la loi du 6 février 1976 et modifié par l'arrêté royal du 19 décembre 1984, est remplacé par la disposition suivante :
" § 1. Les montants des revenus mentionnés aux articles 12 et 13 sont liés à l'indice des prix à la consommation 142,75. En vue de la perception des cotisations pour une année déterminée, ils sont multipliés par une fraction déterminée par le Roi au début de chaque année. Le dénominateur de cette fraction est 142,75; le numérateur indique la moyenne des indices des prix à la consommation (base 1971 = 100) présumés pour l'année en cause. "
" § 1. Les montants des revenus mentionnés aux articles 12 et 13 sont liés à l'indice des prix à la consommation 142,75. En vue de la perception des cotisations pour une année déterminée, ils sont multipliés par une fraction déterminée par le Roi au début de chaque année. Le dénominateur de cette fraction est 142,75; le numérateur indique la moyenne des indices des prix à la consommation (base 1971 = 100) présumés pour l'année en cause. "
Art. 121. Artikel 21, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij de wet van 21 december 1970, wordt aangevuld met een 6°, luidende :
" 6° het gedeelte van de bijdragen, verhogingen en intresten dat bestemd is voor het stelsel der verzekering tegen ziekte- en invaliditeit over te dragen aan het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. "
" 6° het gedeelte van de bijdragen, verhogingen en intresten dat bestemd is voor het stelsel der verzekering tegen ziekte- en invaliditeit over te dragen aan het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. "
Art.118. L'article 18 du même arrêté, remplacé par l'arrêté royal n° 74 du 10 novembre 1967 et modifié par l'arrêté royal du 18 octobre 1978, est complété par un § 4, libellé comme suit :
" § 4. Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, sur la proposition conjointe du ministre des Affaires sociales et du ministre qui a le statut social des travailleurs indépendants dans ses attributions, après l'avis du Service de contrôle des mutualités, du Comité général de gestion pour le statut social des travailleurs indépendants et du Conseil général de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité, déterminer les modalités suivant lesquelles, en matière de soins de santé, l'assurance concernant certains risques qu'Il détermine et qui font partie de l'assurance libre pour les petits risques, devient obligatoire.
A cet effet, une cotisation pourra être instaurée dont la hauteur sera déterminée par arrêté royal délibéré en Conseil des ministres. "
" § 4. Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, sur la proposition conjointe du ministre des Affaires sociales et du ministre qui a le statut social des travailleurs indépendants dans ses attributions, après l'avis du Service de contrôle des mutualités, du Comité général de gestion pour le statut social des travailleurs indépendants et du Conseil général de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité, déterminer les modalités suivant lesquelles, en matière de soins de santé, l'assurance concernant certains risques qu'Il détermine et qui font partie de l'assurance libre pour les petits risques, devient obligatoire.
A cet effet, une cotisation pourra être instaurée dont la hauteur sera déterminée par arrêté royal délibéré en Conseil des ministres. "
Art.122. In afwijking van artikel 6, § 1, eerste lid, 2°, en tweede lid, van de wet van 29 maart 1976 betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen, wordt de rijkstoelage voor het begrotingsjaar 1994 vastgesteld op 4 983,1 miljoen frank.
Art. 118. L'article 18 du même arrêté, remplacé par l'arrêté royal n° 74 du 10 novembre 1967 et modifié par l'arrêté royal du 18 octobre 1978, est complété par un § 4, libellé comme suit :
Art.123. In artikel 42, 2°, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, vervangen bij de wet van 15 mei 1984 en gewijzigd bij de wetten van 7 november 1987, 30 december 1988, 22 december 1989, 29 december 1990, 26 juni 1992 en 30 december 1992 worden de woorden " 10 630,2 miljoen frank " vervangen door de woorden " 10 736,2 miljoen frank ".
Art. 119. L'article 19 du même arrêté, est complété par l'alinéa suivant :
" Lors de l'instauration de l'assurance obligatoire pour certains petits risques en matière de soins de santé, en application de l'article 18, § 4, une subvention organique d'un montant de 500 millions de francs sera prélevée sur les moyens attribués au Fonds pour l'équilibre financier du statut social des travailleurs indépendants, visé à l'article 21bis. Cette subvention organique sera adaptée annuellement aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation, conformément aux modalités déterminées par le Roi. "
" Lors de l'instauration de l'assurance obligatoire pour certains petits risques en matière de soins de santé, en application de l'article 18, § 4, une subvention organique d'un montant de 500 millions de francs sera prélevée sur les moyens attribués au Fonds pour l'équilibre financier du statut social des travailleurs indépendants, visé à l'article 21bis. Cette subvention organique sera adaptée annuellement aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation, conformément aux modalités déterminées par le Roi. "
Art. 123. In artikel 42, 2°, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, vervangen bij de wet van 15 mei 1984 en gewijzigd bij de wetten van 7 november 1987, 30 december 1988, 22 december 1989, 29 december 1990, 26 juni 1992 en 30 december 1992 worden de woorden " 10 630,2 miljoen frank " vervangen door de woorden " 10 736,2 miljoen frank ".
Art.121. L'article 21, § 2, alinéa 1er, du même arrêté, remplacé par la loi du 21 décembre 1970, est complété par un 6°, rédigé comme suit :
" 6° de transférer la part des cotisations, majorations et intérêts destinée au régime de l'assurance contre la maladie et l'invalidité à l'Institut national d'assurance maladie-invalidité. "
" 6° de transférer la part des cotisations, majorations et intérêts destinée au régime de l'assurance contre la maladie et l'invalidité à l'Institut national d'assurance maladie-invalidité. "
Art. 124. In afwijking van artikel 43 van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, gewijzigd bij de wet van 6 februari 1976, wordt de rijkstoelage bedoeld in artikel 42, 2°, van hetzelfde besluit, voor het jaar 1994 beperkt tot het bedrag van 22 489 miljoen frank.
Art. 121. L'article 21, § 2, alinéa 1er, du même arrêté, remplacé par la loi du 21 décembre 1970, est complété par un 6°, rédigé comme suit :
" 6° de transférer la part des cotisations, majorations et intérêts destinée au régime de l'assurance contre la maladie et l'invalidité à l'Institut national d'assurance maladie-invalidité. "
" 6° de transférer la part des cotisations, majorations et intérêts destinée au régime de l'assurance contre la maladie et l'invalidité à l'Institut national d'assurance maladie-invalidité. "
Art.125. Het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen deelt jaarlijks aan het Ministerie van Financiën mee :
Art.122. Par dérogation à l'article 6, § 1er, alinéa 1er, 2°, et alinéa 2, de la loi du 29 mars 1976 relative aux prestations familiales des travailleurs indépendants, la subvention de l'Etat pour l'année budgétaire 1994 est fixée à 4 983,1 millions de francs.
Art. 125. Het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen deelt jaarlijks aan het Ministerie van Financiën mee :
1° de identiteitsgegevens van de personen die, ten gevolge van de wijziging bedoeld in artikel 116 van deze wet, een supplementair bedrag verschuldigd zijn, alsmede het juiste bedrag van dit supplement;
2° de identiteitsgegevens van de zelfstandigen die deel uitmaken van een gezin waarin zij zelf noch hun echtgenoot, op 1 januari van het jaar waarvoor de bijdrage wordt geheven, benevens de beroepsactiviteit als zelfstandige, gewoonlijk en hoofdzakelijk een andere beroepsactiviteit uitoefenen in de zin van artikel 12, § 2, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, alsmede van de personen die deel uitmaken van een gezin waarvan de leden, iop 1 januari van het bijdragejaar, enkel pensioenen genieten die volledig werden toegekend op basis van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen.
1° de identiteitsgegevens van de personen die, ten gevolge van de wijziging bedoeld in artikel 116 van deze wet, een supplementair bedrag verschuldigd zijn, alsmede het juiste bedrag van dit supplement;
2° de identiteitsgegevens van de zelfstandigen die deel uitmaken van een gezin waarin zij zelf noch hun echtgenoot, op 1 januari van het jaar waarvoor de bijdrage wordt geheven, benevens de beroepsactiviteit als zelfstandige, gewoonlijk en hoofdzakelijk een andere beroepsactiviteit uitoefenen in de zin van artikel 12, § 2, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, alsmede van de personen die deel uitmaken van een gezin waarvan de leden, iop 1 januari van het bijdragejaar, enkel pensioenen genieten die volledig werden toegekend op basis van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen.
Art.123. A l'article 42, 2°, de l'arrêté royal n° 72 du 10 novembre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs indépendants, remplacé par la loi du 15 mai 1984 et modifié par les lois des 7 novembre 1987, 30 décembre 1988, 22 décembre 1989, 29 décembre 1990, 26 juin 1992 et 30 décembre 1992, les mots " 10 630,2 millions de francs " sont remplacés par les mots " 10 736,2 millions de francs ".
Art.127. § 1. De in artikelen 113 en 114 bedoelde wijzigingn zijn van toepassing, met betrekking tot de inkomsten die dienen als grondslag voor de berekening van de inkomstenbelastingen, met ingang van het aanslagjaar 1992.
§ 2. De artikelen 116 en 125 treden in werking op 1 april 1994.
§ 3. De artikelen 120 en 121 treden in werking op 1 juli 1994.
§ 4. De overige bepalingen van deze titel hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1994.
§ 2. De artikelen 116 en 125 treden in werking op 1 april 1994.
§ 3. De artikelen 120 en 121 treden in werking op 1 juli 1994.
§ 4. De overige bepalingen van deze titel hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1994.
Art. 123. A l'article 42, 2°, de l'arrêté royal n° 72 du 10 novembre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs indépendants, remplacé par la loi du 15 mai 1984 et modifié par les lois des 7 novembre 1987, 30 décembre 1988, 22 décembre 1989, 29 décembre 1990, 26 juin 1992 et 30 décembre 1992, les mots " 10 630,2 millions de francs " sont remplacés par les mots " 10 736,2 millions de francs ".
Art. 127. § 1. De in artikelen 113 en 114 bedoelde wijzigingn zijn van toepassing, met betrekking tot de inkomsten die dienen als grondslag voor de berekening van de inkomstenbelastingen, met ingang van het aanslagjaar 1992.
§ 2. De artikelen 116 en 125 treden in werking op 1 april 1994.
§ 3. De artikelen 120 en 121 treden in werking op 1 juli 1994.
§ 4. De overige bepalingen van deze titel hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1994.
§ 2. De artikelen 116 en 125 treden in werking op 1 april 1994.
§ 3. De artikelen 120 en 121 treden in werking op 1 juli 1994.
§ 4. De overige bepalingen van deze titel hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1994.
Art. 124. Par dérogation à l'article 43 de l'arrêté royal n° 72 du 10 novembre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs indépendants, modifié par la loi du 6 février 1976, la subvention de l'Etat visée à l'article 42, 2°, du même arrêté, est limitée, pour l'année 1994, au montant de 22 489 millions de francs.
HOOFDSTUK I. - Wijziging van artikel 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
Art.125. L'Institut national d'assurances sociales pour travailleurs indépendants transmet chaque année au Ministère des Finances :
Art.128. In artikel 30ter, § 6, A, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, vervangen bij de wet van 6 augustus 1993, wordt tussen het eerste en tweede lid het volgende lid ingevoegd :
Art. 125. L'Institut national d'assurances sociales pour travailleurs indépendants transmet chaque année au Ministère des Finances :
Art. 128. In artikel 30ter, § 6, A, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, vervangen bij de wet van 6 augustus 1993, wordt tussen het eerste en tweede lid het volgende lid ingevoegd :
" Dezelfde som is verschuldigd door de onderaannemer die nagelaten heeft de bij § 4 voorgeschreven lijst en inlichtingen aan de hoofdaannemer mee te delen. Indien de door voormelde Rijksdienst in hoofde van de hoofdaannemer geëiste som het gevolg is van de nalatigheid van de onderaannemer, wordt deze som verminderd met die welke voor deze nalatigheid daadwerkelijk door de onderaannemer werd betaald aan voormelde Rijksdienst. "
" Dezelfde som is verschuldigd door de onderaannemer die nagelaten heeft de bij § 4 voorgeschreven lijst en inlichtingen aan de hoofdaannemer mee te delen. Indien de door voormelde Rijksdienst in hoofde van de hoofdaannemer geëiste som het gevolg is van de nalatigheid van de onderaannemer, wordt deze som verminderd met die welke voor deze nalatigheid daadwerkelijk door de onderaannemer werd betaald aan voormelde Rijksdienst. "
Art.127. § 1. Les modifications visées aux articles 113 et 114 sont applicables, en ce qui concerne les revenus qui servent de base pour le calcul des impôts sur les revenus, à partir de l'exercice d'imposition 1992.
§ 2. Les articles 116 et 125 entrent en vigueur le 1er avril 1994.
§ 3. Les articles 120 et 121 entrent en vigueur le 1er juillet 1994.
§ 4. Les autres dispositions de ce titre produisent leurs effets à partir du 1er janvier 1994.
§ 2. Les articles 116 et 125 entrent en vigueur le 1er avril 1994.
§ 3. Les articles 120 et 121 entrent en vigueur le 1er juillet 1994.
§ 4. Les autres dispositions de ce titre produisent leurs effets à partir du 1er janvier 1994.
Art. 129. Artikel 22 van de wet van 6 augustus 1993 houdende sociale en diverse bepalingen, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 22. De artikelen 19, 20 en 21, 1°, van deze afdeling treden in werking op 1 juli 1994. "
" Art. 22. De artikelen 19, 20 en 21, 1°, van deze afdeling treden in werking op 1 juli 1994. "
Art. 127. § 1. Les modifications visées aux articles 113 et 114 sont applicables, en ce qui concerne les revenus qui servent de base pour le calcul des impôts sur les revenus, à partir de l'exercice d'imposition 1992.
§ 2. Les articles 116 et 125 entrent en vigueur le 1er avril 1994.
§ 3. Les articles 120 et 121 entrent en vigueur le 1er juillet 1994.
§ 4. Les autres dispositions de ce titre produisent leurs effets à partir du 1er janvier 1994.
§ 2. Les articles 116 et 125 entrent en vigueur le 1er avril 1994.
§ 3. Les articles 120 et 121 entrent en vigueur le 1er juillet 1994.
§ 4. Les autres dispositions de ce titre produisent leurs effets à partir du 1er janvier 1994.
Art.130. In artikel 90 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
CHAPITRE I. - Modification de l'article 30ter de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs.
Art. 130. In artikel 90 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
Art.128. A l'article 30ter, § 6, A, de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, remplacé par la loi du 6 août 1993, l'alinéa suivant est inséré entre les alinéas 1er et 2 :
HOOFDSTUK III. - Wijziging van artikel 127 van de programmawet van 30 december 1988.
Art. 128. A l'article 30ter, § 6, A, de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, remplacé par la loi du 6 août 1993, l'alinéa suivant est inséré entre les alinéas 1er et 2 :
" La même somme est due par le sous-traitant qui a omis de communiquer à l'entrepreneur principal la liste et les renseignements prescrits au § 4. Si la somme réclamée par l'Office national précité à l'entrepreneur principal résulte de l'omission du sous-traitant, cette somme est diminuée à concurrence de celle qui a été payée effectivement par le sous-traitant à l'Office national précité pour cette omission. "
" La même somme est due par le sous-traitant qui a omis de communiquer à l'entrepreneur principal la liste et les renseignements prescrits au § 4. Si la somme réclamée par l'Office national précité à l'entrepreneur principal résulte de l'omission du sous-traitant, cette somme est diminuée à concurrence de celle qui a été payée effectivement par le sous-traitant à l'Office national précité pour cette omission. "
Art.132. Artikel 127 van de programmawet van 30 december 1988, wordt vervangen door de volgende bepaling :
Art. 129. L'article 22 de la loi du 6 août 1993 portant des dispositions sociales et diverses, est remplacé par la disposition suivante :
Art. 132. Artikel 127 van de programmawet van 30 december 1988, wordt vervangen door de volgende bepaling :
Art.130. A l'article 90 de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la sécurité sociale, sont apportées les modifications suivantes :
Art.133. Het koninklijk besluit nr. 252 van 31 december 1983 houdende maatregelen inzake de modaliteiten van tewerkstelling van scheepsherstellers in het Antwerps havengebied wordt opgeheven.
Art. 130. A l'article 90 de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la sécurité sociale, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 133. Het koninklijk besluit nr. 252 van 31 december 1983 houdende maatregelen inzake de modaliteiten van tewerkstelling van scheepsherstellers in het Antwerps havengebied wordt opgeheven.
CHAPITRE III. - Modification de l'article 127 de la loi-programme du 30 décembre 1988.
HOOFDSTUK V. - Wijziging van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art.132. L'article 127 de la loi-programme du 30 décembre 1988, est remplacé par la disposition suivante :
Art.135. In de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt een artikel 10bis ingevoegd luidende :
Art. 132. L'article 127 de la loi-programme du 30 décembre 1988, est remplacé par la disposition suivante :
Art. 135. In de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt een artikel 10bis ingevoegd luidende :
Art.133. L'arrêté royal n° 252 du 31 décembre 1983 portant des mesures concernant les modalités de l'emploi des réparateurs de navires dans la zone portuaire d'Anvers, est abrogé.
Art. 68bis. [1 § 1. De Belgische uitbetalingsinstellingen delen ambtshalve aan de Dienst de bedragen mee van de wettelijke pensioenen die zij vereffenen.
De aangifte tot staving van de vereffende bedragen geschiedt ten laatste de achtste werkdag van de maand volgend op deze waarin het wettelijk pensioen werd toegekend.
Deze aangifte wordt uitgevoerd in de door de Dienst voorgeschreven vorm.
§ 1/1. De Belgische en buitenlandse uitbetalingsinstellingen bezorgen de aangiften van de gegevens in verband met de betaling van de in artikel 68, § 1, c), 1°, bedoelde Belgische aanvullende pensioenen, binnen de in § 1, tweede lid bepaalde termijn en in de vorm die is voorgeschreven door de vzw SiGeDiS, aan DB2P die deze gegevens meedeelt aan de Dienst.
§ 2. Iedere begunstigde die recht heeft op een wettelijk pensioen ten laste van een Belgisch pensioenstelsel en aan wie wettelijke en/of aanvullende pensioenen ten laste van een buitenlands pensioenstelsel en/of van een pensioenstelsel van een internationale instelling worden toegekend, moet de volgende gegevens aangeven bij de Dienst binnen de in § 1, tweede lid, bepaalde termijn:
- de bedragen van de wettelijke en/of aanvullende pensioenen betaald ten laste van een buitenlands pensioenstelsel en/of van een pensioenstelsel van een internationale instelling, alsook hun referentiedatum;
- of het een begunstigde met gezinslast of een alleenstaande begunstigde betreft;
- iedere wijziging aan voormelde gegevens.
§ 3. De Federale Overheidsdienst Financiën deelt aan de Dienst de identiteit van ieder persoon mee die één of meer wettelijke pensioenen en/of aanvullende pensioenen genoten heeft. Deze mededeling bevat eveneens de bedragen van deze wettelijke en/of aanvullende pensioenen, ongeacht het feit of het periodieke of in de vorm van een kapitaal betaalde pensioenen betreft.]1
De aangifte tot staving van de vereffende bedragen geschiedt ten laatste de achtste werkdag van de maand volgend op deze waarin het wettelijk pensioen werd toegekend.
Deze aangifte wordt uitgevoerd in de door de Dienst voorgeschreven vorm.
§ 1/1. De Belgische en buitenlandse uitbetalingsinstellingen bezorgen de aangiften van de gegevens in verband met de betaling van de in artikel 68, § 1, c), 1°, bedoelde Belgische aanvullende pensioenen, binnen de in § 1, tweede lid bepaalde termijn en in de vorm die is voorgeschreven door de vzw SiGeDiS, aan DB2P die deze gegevens meedeelt aan de Dienst.
§ 2. Iedere begunstigde die recht heeft op een wettelijk pensioen ten laste van een Belgisch pensioenstelsel en aan wie wettelijke en/of aanvullende pensioenen ten laste van een buitenlands pensioenstelsel en/of van een pensioenstelsel van een internationale instelling worden toegekend, moet de volgende gegevens aangeven bij de Dienst binnen de in § 1, tweede lid, bepaalde termijn:
- de bedragen van de wettelijke en/of aanvullende pensioenen betaald ten laste van een buitenlands pensioenstelsel en/of van een pensioenstelsel van een internationale instelling, alsook hun referentiedatum;
- of het een begunstigde met gezinslast of een alleenstaande begunstigde betreft;
- iedere wijziging aan voormelde gegevens.
§ 3. De Federale Overheidsdienst Financiën deelt aan de Dienst de identiteit van ieder persoon mee die één of meer wettelijke pensioenen en/of aanvullende pensioenen genoten heeft. Deze mededeling bevat eveneens de bedragen van deze wettelijke en/of aanvullende pensioenen, ongeacht het feit of het periodieke of in de vorm van een kapitaal betaalde pensioenen betreft.]1
Modifications
Art. 133. L'arrêté royal n° 252 du 31 décembre 1983 portant des mesures concernant les modalités de l'emploi des réparateurs de navires dans la zone portuaire d'Anvers, est abrogé.
Art. 68ter. <INGEVOEGD bij KB 1996-12-16/31, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-1997> [3 § 1. De Dienst stelt het bedrag van de afhouding vast overeenkomstig de bepalingen van artikel 68 en verricht de afhouding op de wettelijke pensioenen waarvan hij de dienst verzekert, vanaf de betaling die volgt op de mededeling bedoeld in artikel 68bis, §§ 1 en 2. In afwachting van deze mededeling verricht de Dienst ambtshalve een afhouding op grond van de gegevens waarover hij beschikt.
Bovendien deelt de Dienst, met inachtname van de in artikel 68, § 6, vastgestelde rangorde, aan ieder van de uitbetalingsinstellingen die de afhouding moeten uitvoeren, het bedrag mee van:
- de afhouding die door de betrokken uitbetalingsinstelling moet worden verricht en/of het daarmee overeenstemmende percentage;
- het door de betrokken uitbetalingsinstelling vereffend pensioen dat in aanmerking werd genomen voor de vaststelling van de afhouding.
De betrokken uitbetalingsinstelling verricht de afhouding op de wettelijke pensioenen waarvan zij de dienst verzekert overeenkomstig de van de Dienst ontvangen instructies vanaf de betaling die volgt op de datum van de in het vorige lid bepaalde mededeling. In afwachting van deze mededeling verricht de uitbetalingsinstelling ambtshalve de afhouding op grond van de gegevens waarover zij beschikt.
De uitbetalingsinstelling die vaststelt dat het meegedeelde pensioenbedrag niet overeenstemt met het werkelijk door haar vereffend bedrag, meldt dit onmiddellijk aan de Dienst.
§ 2. Indien een wettelijk pensioen wordt uitgekeerd door meerdere uitbetalingsinstellingen, andere dan de Dienst, handelt de Dienst overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 1, eerste en tweede lid, en de uitbetalingsinstelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 1, derde en vierde lid.]3
§ 3. [2 De Dienst]2 deelt aan de begunstigde per gewone brief het bedrag mee van de afhouding en de berekeningswijze ervan. Deze mededeling geldt als motivering en kennisgeving.
Tegen de in het eerste lid bedoelde mededeling kan beroep worden ingeleid bij de bevoegde rechtsmacht binnen de drie maanden die volgen op de datum van de mededeling aan de begunstigde.
[3 § 4. Indien wordt vastgesteld dat bij de bepaling van het percentage en/of het bedrag van de afhouding een materiële vergissing werd begaan, zet de Dienst ambtshalve de vergissing recht en deelt hij dit mee aan de uitbetalingsinstelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 1, derde lid. Bovendien brengt de Dienst de begunstigde van de vergissing op de hoogte en betekent hij aan de begun-stigde de elementen waarop de nieuwe berekening van de afhouding steunt.
Indien de vergissing aanleiding heeft gegeven:
- tot ten onrechte verrichte afhoudingen, betaalt de bevoegde uitbetalingsinstelling deze aan de begunstigde terug, zonder dat hierop verwijlinteresten verschuldigd zijn;
- tot het verrichten van een onvoldoende afhouding, past de bevoegde uitbetalingsinstelling het bedrag van de afhouding aan vanaf de betaling die volgt op de datum waarop de in het eerste lid bedoelde mededeling aan de begunstigde werd betekend.
§ 5. De uitbetalingsinstellingen storten de opbrengst van de afhouding aan de Dienst tijdens de maand volgend op deze waarin het wettelijk pensioen werd uitbetaald.
Indien de uitbetalingsinstellingen de in het eerste lid bedoelde termijn niet naleven, zijn zij van rechtswege aan de Dienst een toeslag van 10 pct. verschuldigd op de laattijdig gestorte bijdragen, alsmede een verwijlinterest van 12 pct. per jaar, te rekenen vanaf het verstrijken van deze termijn tot op de dag van betaling.
De opbrengst van de afhouding, die verricht wordt op de pensioenen bedoeld in artikel 68, § 6, 3° en 5° tot 10°, wordt door de Dienst aangewend voor de financiering van de pensioenen ten laste van de Staatskas.]3
§ 6. De opbrengst van de afhouding verricht op een aanvullend voordeel dat aan een zelfstandige betaald werd in de vorm van een kapitaal in uitvoering van een individuele pensioentoezegging, wordt door de Rijksdienst gestort aan [2 de Dienst"]2 voor sociale verzekeringen der zelfstandigen.
Bovendien deelt de Dienst, met inachtname van de in artikel 68, § 6, vastgestelde rangorde, aan ieder van de uitbetalingsinstellingen die de afhouding moeten uitvoeren, het bedrag mee van:
- de afhouding die door de betrokken uitbetalingsinstelling moet worden verricht en/of het daarmee overeenstemmende percentage;
- het door de betrokken uitbetalingsinstelling vereffend pensioen dat in aanmerking werd genomen voor de vaststelling van de afhouding.
De betrokken uitbetalingsinstelling verricht de afhouding op de wettelijke pensioenen waarvan zij de dienst verzekert overeenkomstig de van de Dienst ontvangen instructies vanaf de betaling die volgt op de datum van de in het vorige lid bepaalde mededeling. In afwachting van deze mededeling verricht de uitbetalingsinstelling ambtshalve de afhouding op grond van de gegevens waarover zij beschikt.
De uitbetalingsinstelling die vaststelt dat het meegedeelde pensioenbedrag niet overeenstemt met het werkelijk door haar vereffend bedrag, meldt dit onmiddellijk aan de Dienst.
§ 2. Indien een wettelijk pensioen wordt uitgekeerd door meerdere uitbetalingsinstellingen, andere dan de Dienst, handelt de Dienst overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 1, eerste en tweede lid, en de uitbetalingsinstelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 1, derde en vierde lid.]3
§ 3. [2 De Dienst]2 deelt aan de begunstigde per gewone brief het bedrag mee van de afhouding en de berekeningswijze ervan. Deze mededeling geldt als motivering en kennisgeving.
Tegen de in het eerste lid bedoelde mededeling kan beroep worden ingeleid bij de bevoegde rechtsmacht binnen de drie maanden die volgen op de datum van de mededeling aan de begunstigde.
[3 § 4. Indien wordt vastgesteld dat bij de bepaling van het percentage en/of het bedrag van de afhouding een materiële vergissing werd begaan, zet de Dienst ambtshalve de vergissing recht en deelt hij dit mee aan de uitbetalingsinstelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 1, derde lid. Bovendien brengt de Dienst de begunstigde van de vergissing op de hoogte en betekent hij aan de begun-stigde de elementen waarop de nieuwe berekening van de afhouding steunt.
Indien de vergissing aanleiding heeft gegeven:
- tot ten onrechte verrichte afhoudingen, betaalt de bevoegde uitbetalingsinstelling deze aan de begunstigde terug, zonder dat hierop verwijlinteresten verschuldigd zijn;
- tot het verrichten van een onvoldoende afhouding, past de bevoegde uitbetalingsinstelling het bedrag van de afhouding aan vanaf de betaling die volgt op de datum waarop de in het eerste lid bedoelde mededeling aan de begunstigde werd betekend.
§ 5. De uitbetalingsinstellingen storten de opbrengst van de afhouding aan de Dienst tijdens de maand volgend op deze waarin het wettelijk pensioen werd uitbetaald.
Indien de uitbetalingsinstellingen de in het eerste lid bedoelde termijn niet naleven, zijn zij van rechtswege aan de Dienst een toeslag van 10 pct. verschuldigd op de laattijdig gestorte bijdragen, alsmede een verwijlinterest van 12 pct. per jaar, te rekenen vanaf het verstrijken van deze termijn tot op de dag van betaling.
De opbrengst van de afhouding, die verricht wordt op de pensioenen bedoeld in artikel 68, § 6, 3° en 5° tot 10°, wordt door de Dienst aangewend voor de financiering van de pensioenen ten laste van de Staatskas.]3
§ 6. De opbrengst van de afhouding verricht op een aanvullend voordeel dat aan een zelfstandige betaald werd in de vorm van een kapitaal in uitvoering van een individuele pensioentoezegging, wordt door de Rijksdienst gestort aan [2 de Dienst"]2 voor sociale verzekeringen der zelfstandigen.
CHAPITRE V. - Modification de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail.
Art. 68quater. Wat betreft de pensioenen van de gewezen vastbenoemde personeelsleden van de plaatselijke besturen, alsook deze van hun rechthebbenden, die niet door de Administratie worden betaald, worden de in artikel 68ter, §§ 1 en 2 bepaalde mededelingen aan de instelling verricht door bemiddeling van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten.
Art.135. Dans la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, il est inséré un article 10bis, rédige comme suit :
Art. 135. Dans la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, il est inséré un article 10bis, rédige comme suit :
" Art. 10bis. § 1. Jusqu'au 31 décembre 1997 au plus tard, par dérogation à l'article 10, des contrats successifs peuvent être conclus pour une durée déterminée, dans les conditions prévues aux §§ 2 et 3 du présent article.
La répercussion sur l'emploi des contrats successifs pour une durée déterminée est évaluée annuellement de la façon prévue à l'article 89 de la loi du 30 mars 1994 portant des dispositions sociales.
§ 2. Il peut être conclu au maximum quatre contrats pour une durée déterminée qui ne peut, chaque fois, être inférieure à trois mois sans que la durée totale de ces contrats successifs ne puisse dépasser deux ans.
§ 3. Moyennant l'autorisation préalable du fonctionnaire désigné par le Roi, il peut être conclu des contrats pour une durée déterminée qui ne peut, chaque fois, être inférieure à six mois sans que la durée totale de ces contrats successifs ne puisse dépasser trois ans.
Le Roi fixe la procédure à suivre pour obtenir l'autorisation du fonctionnaire visé à l'alinéa 1er.
Les dispositions du § 2 de cet article ne sont applicables qu'aux contrats à durée déterminée conclus à partir du premier jour du mois qui suit celui au cours duquel la loi du 30 mars 1994 portant des dispositions sociales, aura été publiée au Moniteur belge. "
" Art. 10bis. § 1. Jusqu'au 31 décembre 1997 au plus tard, par dérogation à l'article 10, des contrats successifs peuvent être conclus pour une durée déterminée, dans les conditions prévues aux §§ 2 et 3 du présent article.
La répercussion sur l'emploi des contrats successifs pour une durée déterminée est évaluée annuellement de la façon prévue à l'article 89 de la loi du 30 mars 1994 portant des dispositions sociales.
§ 2. Il peut être conclu au maximum quatre contrats pour une durée déterminée qui ne peut, chaque fois, être inférieure à trois mois sans que la durée totale de ces contrats successifs ne puisse dépasser deux ans.
§ 3. Moyennant l'autorisation préalable du fonctionnaire désigné par le Roi, il peut être conclu des contrats pour une durée déterminée qui ne peut, chaque fois, être inférieure à six mois sans que la durée totale de ces contrats successifs ne puisse dépasser trois ans.
Le Roi fixe la procédure à suivre pour obtenir l'autorisation du fonctionnaire visé à l'alinéa 1er.
Les dispositions du § 2 de cet article ne sont applicables qu'aux contrats à durée déterminée conclus à partir du premier jour du mois qui suit celui au cours duquel la loi du 30 mars 1994 portant des dispositions sociales, aura été publiée au Moniteur belge. "
Art. 136. Artikel 82 van dezelfde wet, wordt aangevuld met een § 5, luidende :
" § 5. Wanneer het jaarlijks loon 1 300 000 frank overschrijdt op het ogenblik van de indiensttreding, mogen de door de werkgever in acht te nemen opzeggingstermijnen, in afwijking van § 3, ook vastgesteld worden bij overeenkomst, gesloten ten laatste op dat ogenblik.
De opzeggingstermijnen mogen in elk geval niet korter zijn dan de in § 2, eerste en tweede lid, vastgestelde termijnen.
Bij ontstentenis van een overeenkomst blijven de bepalingen van § 3 van toepassing.
Deze paragraaf is slechts van toepassing voor zover de indiensttreding plaatsheeft na de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. "
" § 5. Wanneer het jaarlijks loon 1 300 000 frank overschrijdt op het ogenblik van de indiensttreding, mogen de door de werkgever in acht te nemen opzeggingstermijnen, in afwijking van § 3, ook vastgesteld worden bij overeenkomst, gesloten ten laatste op dat ogenblik.
De opzeggingstermijnen mogen in elk geval niet korter zijn dan de in § 2, eerste en tweede lid, vastgestelde termijnen.
Bij ontstentenis van een overeenkomst blijven de bepalingen van § 3 van toepassing.
Deze paragraaf is slechts van toepassing voor zover de indiensttreding plaatsheeft na de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. "
Art. 136. L'article 82 de la même loi, est complété par un § 5, rédigé comme suit :
" § 5. Par dérogation au § 3, lorsque la rémunération annuelle dépasse 1 300 000 francs au moment de l'entrée en service, les délais de préavis a observe par l'employeur peuvent être fixés par convention conclue au plus tard à ce moment.
Les délais de préavis ne peuvent en tout cas être inférieurs aux délais fixés au § 2, alinéas 1er et 2.
A défaut de convention, les dispositions du § 3 restent applicables.
Les dispositions du présent paragraphe ne sont applicables que pour autant que l'entrée en service se situe après le premier jour du mois qui suit celui au cours duquel la loi du 30 mars 1994 portant des dispositions sociales, aura été publiée au Moniteur belge. "
" § 5. Par dérogation au § 3, lorsque la rémunération annuelle dépasse 1 300 000 francs au moment de l'entrée en service, les délais de préavis a observe par l'employeur peuvent être fixés par convention conclue au plus tard à ce moment.
Les délais de préavis ne peuvent en tout cas être inférieurs aux délais fixés au § 2, alinéas 1er et 2.
A défaut de convention, les dispositions du § 3 restent applicables.
Les dispositions du présent paragraphe ne sont applicables que pour autant que l'entrée en service se situe après le premier jour du mois qui suit celui au cours duquel la loi du 30 mars 1994 portant des dispositions sociales, aura été publiée au Moniteur belge. "