Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
17 NOVEMBER 1994. - [Koninklijk besluit op de jaarrekening van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen] <KB2014-10-09/04, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 20-10-2014> (NOTA 1 : De woorden "Controledienst voor de Verzekeringen", "Controledienst" en "Dienst" worden vervangen door ofwel "CBFA", ofwel "Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen", volgens de art. 26 en 33 van KB 2003-03-25/34 ; Inwerkingtreding : 01-01-2004) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-08-1996 en tekstbijwerking tot 14-07-2025)
Titre
17 NOVEMBRE 1994. - [Arrêté royal relatif aux comptes annuels des entreprises d'assurance et de réassurance] <AR2014-10-09/04, art. 2, 008; En vigueur : 20-10-2014> (NOTE 1 : les termes "Office de Contrôle des Assurances", "Office de Contrôle" et "Office" sont remplacés par soit "CBFA", soit par "Commission bancaire, financière et des assurances", selon les art. 26 et 33 de l'AR 2003-03-25/34 ; En vigueur : 01-01-2004) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 30-08-1996 et mise à jour au 14-07-2025)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (89)
Texte (89)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
CHAPITRE I. - Champ d'application.
Artikel 1. [1 Dit besluit is van toepassing :
   1° op de verzekeringsondernemingen, in de zin van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, die naar Belgisch recht zijn opgericht of die ressorteren onder het recht van een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte;
   2° op de herverzekeringsondernemingen, in de zin van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, die naar Belgisch recht zijn opgericht of die ressorteren onder het recht van een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte.
   In het geval van ondernemingen die onder een buitenlands recht ressorteren, is dit besluit enkel van toepassing op hun bijkantoren en centra van werkzaamheden die in België zijn gevestigd. Voor de toepassing van dit besluit wordt het geheel van de bijkantoren en centra van werkzaamheden die in België zijn gevestigd, als één onderneming beschouwd.]1

  
Article 1. [1 Le présent arrêté est applicable :
   1° aux entreprises d'assurance, au sens de la loi du 9 juillet 1975 relative au contrôle des entreprises d'assurances, qui sont de droit belge ou qui relèvent du droit d'un Etat non-membre de l'Espace économique européen;
   2° aux entreprises de réassurance, au sens de la loi du 16 février 2009 relative à la réassurance, qui sont de droit belge ou qui relèvent du droit d'un Etat non-membre de l'Espace économique européen.
   L'application du présent arrêté aux entreprises relevant d'un droit étranger ne concerne que leurs succursales et sièges d'opérations établis en Belgique. Pour l'application du présent arrêté, l'ensemble des succursales et sièges d'opérations en Belgique est considéré comme une entreprise.]1

  
HOOFDSTUK II. - Vorm en inhoud van de jaarrekening.
CHAPITRE II. - Forme et contenu des comptes annuels.
Afdeling 1. - Algemene principes.
Section 1. - Principes généraux.
Art.2. De jaarrekening omvat de balans, de resultatenrekening en de toelichting, bedoeld onder hoofdstuk I van de bijlagen bij dit besluit. Deze documenten vormen een geheel.
  De jaarrekening wordt in Belgische franken (of in euro) uitgedrukt. <KB 1998-12-07/35, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art.2. Les comptes annuels comprennent le bilan, le compte de résultats ainsi que l'annexe, visés au chapitre I de l'annexe au présent arrêté. Ces documents forment un tout.
  Les comptes annuels sont libellés en francs belges (ou en euro). <AR 1998-12-07/37, art. 1, 003; En vigueur : 01-01-1999>
Art. 2bis. De jaarrekening kan, naast de openbaarmaking zoals voorgeschreven door [1 het Wetboek van Vennootschappen]1, in de munt waarin zij overeenkomstig artikel 2 is opgesteld, ook openbaar gemaakt worden (...) in de munt van een Lid-Staat van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, zulks met gebruikmaking van de omrekeningskoers op de balansdatum. Deze koers wordt in de toelichting aangegeven. <KB 1998-12-07/35, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  
Art. 2bis. Les comptes annuels peuvent, en plus de la publication, imposée par [1 le Code des sociétés]1, dans la monnaie dans laquelle ils sont établis en application de l'article 2, être publiés (...) dans la monnaie d'un Etat membre de l'Organisation pour la coopération et le développement économiques, en utilisant le cours de conversion à la date de clôture du bilan. Ce cours est indiqué dans l'annexe. <AR 1998-12-07/37, art. 2, 003; En vigueur : 01-01-1999>
  
Art.3. De jaarrekening moet een getrouw beeld geven van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de onderneming.
  Zij moet duidelijk worden opgesteld en stelselmatig weergeven, enerzijds, de aard en het bedrag, op de dag waarp het boekjaar wordt afgesloten, van de bezittingen en rechten van de onderneming, van haar schulden en verplichtingen evenals van haar eigen middelen, en anderzijds, voor het op die dag afgesloten boekjaar, de aard en het bedrag van haar kosten en haar opbrengsten.
  De jaarrekening wordt elk jaar afgesloten op 31 december.
  Een boekjaar telt twaalf maanden, uitgezonderd echter bij oprichting of vereffening van de onderneming.
Art.3. Les comptes annuels doivent donner une image fidèle du patrimoine, de la situation financière ainsi que du résultat de l'entreprise.
  Ils doivent être établis avec clarté et indique systématiquement d'une part, à la date de clôture de l'exercice, la nature et le montant des avoirs et droits de l'entreprise, de ses dettes, obligations et engagements ainsi que de ses moyens propres et, d'autre part, pour l'exercice clôture à cette date, la nature et le montant de ses charges et de ses produits.
  Les comptes annuels sont arrêtés chaque année à la date du 31 décembre.
  Sauf, éventuellement, les cas de constitution et de liquidation de l'entreprise, l'exercice est de douze mois.
Art.4. De jaarrekening wordt opgesteld overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
  Wanneer de toepassing van de bepalingen van dit besluit niet volstaat om te voldoen aan het bepaalde in artikel 3, moeten aanvullende inlichtingen worden verstrekt in de toelichting.
Art.4. Les comptes annuels sont établis en conformité avec les dispositions du présent arrêté.
  Si l'application des dispositions du présent arrêté ne suffit pas pour satisfaire au prescrit de l'article 3, des informations complémentaires doivent être fournies dans l'annexe.
Art.5. Het rekeningstelsel van de onderneming moet zodanig worden opgevat of aangepast dat de balans en de resultatenrekening, zonder toevoeging noch weglating, voortvloeien uit de balans van de overeenstemmende rekeningen, opgemaakt na het in overeenstemming brengen met de gegevens van de inventaris.
  Het rekeningstelsel omvat ten minste de rekeningen die overeenkomen met de posten van de gedetailleerde balans en van de gedetailleerde resultatenrekening, bedoeld in hoofdstuk II van de bijlage bij dit besluit, evenals met de posten in de toelichting, bedoeld in hoofdstuk I, afdeling 3, van de bijlage bij dit besluit.
  Op eenvoudige vraag van de [1 [2 Nationale Bank van België]2]1 delen de ondernemingen hem hun rekeningstelsel mee.
  De beginbalans van een boekjaar moet, onverminderd de toepassing van artikel 11, derde lid, overeenstemmen met de eindbalans van het voorafgaande boekjaar.
  
Art.5. Le plan comptable de l'entreprise doit être conçu ou ajusté de manière telle que le bilan et le compte de résultats procèdent, sans addition ni omission, de la balance des comptes correspondants, après la mise en concordance avec les données de l'inventaire.
  Le plan comptable comporte au moins les comptes correspondant aux postes du bilan détaillé et du compte de résultats détaillé visés au chapitre II de l'annexe au présent arrêté ainsi qu'aux postes de l'annexe visée au chapitre I, section 3, de l'annexe au présent arrêté.
  Sur simple demande de [1 la [2 Banque nationale de Belgique]2]1, les entreprises lui communiquent leur plan comptable.
  Le bilan d'ouverture d'un exercice doit, sans préjudice à l'application de l'article 11, alinéa 3, correspondre au bilan de clôture de l'exercice précédent.
  
Art.6. Compensatie tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en verplichtingen en tussen kosten en opbrengsten is verboden, behalve in de gevallen voorzien door dit besluit. [1 In dergelijke gevallen worden de te verrekenen bedragen als brutobedragen in de toelichting bij de jaarrekening vermeld.]1
  
Art.6. Toute compensation entre des avoirs et des dettes, entre des droits et des engagements, entre des charges et des produits est interdite, sauf dans les cas prévus par le présent arrêté. [1 Dans de tels cas, les montants compensés sont indiqués comme des montants bruts dans l'annexe.]1
  
Afdeling 2. - Structuur van de jaarrekening.
Section 2. - Structure des comptes annuels.
Art.7. § 1. De balans en de resultatenrekening worden opgesteld overeenkomstig de schema's bedoeld door hoofdstuk I van de bijlage bij dit besluit.
  De toelichting bevat de in hoofdstuk I, afdeling 3 van de bijlage bij dit besluit bepaalde staten en gegevens. ([2 De toelichting bevat eveneens de staten en gegevens bepaald in artikel 91, punt B. Sociale balans of in artikel 94, punt B. Sociale balans van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen, weergegeven volgens het schema van de sociale balans dat opgenomen is in het "Volledig model van jaarrekening" of in het "Verkort model van jaarrekening" dat door de Nationale Bank van België wordt opgesteld met toepassing van artikel 174, § 2, van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen.]2
  [2 Artikel 82, § 2, van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen]2 is van overeenkomstige toepassing voor het gebruik van het volledige of verkorte schema van de sociale balans.) <KB 1996-08-04/81, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 09-09-1996>
  § 2. Zij worden [2 ...]2 in duizenden franken (of in euro, zonder decimalen) uitgedrukt en maken hiervan op uitdrukkelijke wijze melding. <KB 1998-12-07/35, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  § 3. De posten van de in § 1 bedoelde balans en resultatenrekening, alsmede de vermeldingen in de in deze paragraaf bedoelde toelichting mogen worden weggelaten wanneer zij niet dienstig zijn voor het betrokken boekjaar; wanneer voor deze posten en vermeldingen het bedrag van het voorafgaande boekjaar moet worden vermeld, dan mogen ze slechts worden weggelaten wanneer ze ook voor dat boekjaar niet dienstig zijn.
  § 4. De inhoud van de posten wordt, waar nodig, nader bepaald in hoofdstuk III van de bijlage bij dit besluit.
  [4 Onverminderd andersluidende bepalingen wordt, voor de toepassing van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en van de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en reglementen, onder "netto-omzet" het bedrag verstaan van de "brutopremies" zoals gedefinieerd in post 1.a) van hoofdstuk III, afdeling 2 van de bijlage bij dit besluit.]4
  § 5. De vermelding van de mechanografische nummering van de posten van de jaarrekening is slechts vereist wanneer deze wordt meegedeeld aan de [1 [3 Nationale Bank van België]3]1.
  
Art.7. § 1. Le bilan et le compte de résultats dont établis conformément aux schémas visés au chapitre I de l'annexe au présent arrêté.
  L'annexe comporte les états et renseignement prévus au chapitre I, section 3 de l'annexe au présent arrêté. ([2 L'annexe comporte également les états et renseignements prévus à l'article 91, point B. Bilan social ou à l'article 94, point B. Bilan social de l'arrêté royal du 30 janvier 2001 portant exécution du Code des sociétés, présentés selon le schéma de bilan social qui figure dans le "Modèle complet de comptes annuels" ou le "Modèle abrégé de comptes annuels" établi par la Banque Nationale de Belgique en application de l'article 174, § 2, de l'arrêté royal du 30 janvier 2001 portant exécution du Code des sociétés.]2
  [2 L'article 82, § 2, de l'arrêté royal du 30 janvier 2001 portant exécution du Code des sociétés]2 est d'application analogue pour l'utilisation du schéma complet ou abrégé du bilan social.) <AR 1996-08-04/81, art. 11, 002; En vigueur : 09-09-1996>
  § 2. Ils sont [2 ...]2 présentés en milliers de francs (ou en euro, sans décimale); ils en font explicitement mention. <AR 1998-12-07/37, art. 3, 003; En vigueur : 01-01-1999>
  § 3. Les postes du bilan, du compte de résultats et les mentions dans l'annexe visés au § 1 peuvent être omis s'ils sont sans objet pour l'exercice considéré; lorsque les chiffres relatifs à l'exercice précédent doivent être mentionnés, ils ne peuvent être omis que s'ils sont également sans objet pour l'exercice précédent.
  § 4. Le contenu des postes est, dans la mesure ou il appelle des précisions pour certains d'entre eux, défini au chapitre III de l'annexe au présent arrêté.
  [4 Sans préjudice de dispositions contraires, pour les besoins de la loi du 13 mars 2016 relative au statut et au contrôle des entreprises d'assurance ou de réassurance, et des arrêtés et règlements pris pour son exécution, on entend par "chiffre d'affaires net" le montant des "primes brutes" tel que défini au poste 1.a) de la Section 2 du Chapitre III de l'Annexe au présent arrêté.]4
  § 5. L'indication de l'indice mécanographique des postes des comptes annuels n'est requise que lorsque ceux-ci sont communiqués à [1 la [3 Banque nationale de Belgique]3]1.
  
Art. 7bis. § 1. De jaarrekening, bedoeld in hoofdstuk I van de bijlage bij dit besluit, evenals de gedetailleerde balans en de gedetailleerde technische en niet-technische rekeningen bedoeld in hoofdstuk II, worden via informatiedrager aan de [1 [2 Nationale Bank van België]2]1 medegedeeld, volgens de vormen en modaliteiten die hij bepaalt.
  Deze gedetailleerde technische rekeningen worden opgesteld per activiteitengroep en uitgesplitst per activiteit overeenkomstig de schema's bedoeld in hoofdstuk II, afdeling II van de bijlage bij dit besluit.
  § 2. De onderscheiden activiteitengroepen en de onderscheiden activiteiten, bedoeld in § 1, zijn :
  A. Activiteitengroep : NIET-LEVEN.
  1. Rechtstreekse verzekeringsverrichtingen " BOAR " (Brand, Ongevallen, Allerlei Risico's) uitgeoefend in België door inBelgië gelegen vestigingen (takken 1 tot 18).
  2. Rechtstreekse verzekeringsverrichtingen, uitgeoefend in België door in België gelegen vestigingen bedoeld door de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
  3. Rechtstreekse verzekeringsverrichtingen, uitgeoefend in België door in België gelegen vestigingen bedoeld door de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector.
  4. Rechtstreekse verzekeringsverrichtingen van de buitenlandse vestigingen van Belgische ondernemingen en rechtstreekse verzekeringsverrichtingen, uitgeoefend in het buitenland door in België gelegen vestigingen.
  5. Aangenomen herverzekeringsverrichtingen.
  B. Activiteitengroep : LEVEN.
  1. Rechtstreekse verzekeringsverrichtingen " ziekte ", uitgeoefend in België door in België gelegen vestigingen (takken 21 tot 27), met inbegrip van :
  a) De rechtstreekse verzekeringsverrichtingen " ziekte ", uitgeoefend in België door in België gelegen vestigingen, die enkel het ziekteverzekeringsbedrijf uitoefenen, en wel uitsluitend of hoofdzakelijk volgens de techniek van het levensverzekeringsbedrijf.
  b) De verrichtingen betreffende het wettelijk pensioen van bezoldigde werknemers " buitenwettelijke voordelen " (koninklijk besluit van 14 mei 1969 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers, bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen van bezoldigde werknemers).
  2. Wettelijk pensioen van bezoldigde werknemers (wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelsels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood).
  3. Rechtstreekse verzekeringsverrichtingen van de buitenlandse vestigingen van Belgische ondernemingen en rechtstreekse verzekeringsverrichtingen, uitgeoefend in het buitenland door in België gelegen vestigingen.
  4. Aangenomen herverzekeringsverrichtingen.
  
Art. 7bis. § 1. Les comptes annuels visés au chapitre I de l'annexe au présent arrêté ainsi que le bilan et les comptes techniques et non techniques, détaillés visés au chapitre II sont communiqués sur support informatique à [1 la [2 Banque nationale de Belgique]2]1 selon les formes et les modalités qu'il détermine.
  Ces comptes techniques détaillés sont établis par groupe d'activités et ventilés par activité conformément aux schémas visés au chapitre II, section 2 de l'annexe au présent arrêté.
  § 2. Les groupes d'activités distincts et les activités distinctes visés au § 1, sont :
  A. Groupe d'activités : NON-VIE.
  1. Opérations d'assurances directe " IARD " (Incendie, Accidents, Risques Divers) exercées en Belgique par des établissements situés en Belgique (branches 1 à 18).
  2. Opérations d'assurance directe exercées en Belgique par des établissements situés en Belgique, visées par la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail.
  3. Opérations d'assurance directe exercées en Belgique par des établissements situés en Belgique, visées par la loi du 3 juillet 1967 sur la réparation des dommages résultant des accidents du travail, des accidents survenus sur le chemin du travail et des maladies professionnelles dans le secteur public.
  4. Opérations d'assurance directe des établissements à l'étranger des entreprises belges et opérations d'assurance directe exercées à l'étranger par des établissements situés en Belgique.
  5. Opérations de réassurance acceptée.
  B. Groupe d'activités : VIE.
  1. Opérations d'assurance directe " Vie " exercées en Belgique par des établissements situés en Belgique (branches 21 à 27), y compris :
  a) Les opérations d'assurance directe " maladie " exercées en Belgique par des établissements situés en Belgique qui ne pratiquent que ces opérations, et ce exclusivement ou principalement selon la technique de l'assurance vie.
  b) Les opérations relatives à la pension légale des travailleurs salariés " avantages extra-légaux " (arrêté royal du 14 mai 1969 concernant l'octroi d'avantages extra légaux aux travailleurs visés par l'arrêté royal n° 50 du 24 octobre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs salariés).
  2. Pension légales des travailleurs salariés (loi du 28 mai 1971 réalisant l'unification et l'harmonisation des régimes de capitalisation institués dans le cadre des lois relatives à l'assurance en vue de la vieillesse et du décès prématuré).
  3. Opérations d'assurance directe des établissements à l'étranger des entreprises belges et opérations d'assurance directe exercées à l'étranger par des établissements situés en Belgique.
  4. Opérations de réassurance acceptée.
  
Art.8. Kunnen actief- of passiefbestanddelen tot meer dan één post van de balans behoren, of opbrengsten dan wel kosten tot meer dan één post van de resultatenrekening, dan worden ze ingeschreven onder die post welke ten opzichte van het voorschrift van artikel 3 het meest is aangewezen. [1 In dergelijk geval wordt in de toelichting het verband met de andere posten vermeld.]1
  
Art.8. Lorsqu'un élément de l'actif ou du passif pourrait relever simultanément de plusieurs postes du bilan ou lorsqu'un produit ou une charge pourrait relever simultanément de plusieurs postes du compte de résultats, il est porté sous le poste le plus approprié au regard du prescrit de l'article 3. [1 En pareil cas, le rapport avec d'autres postes est indiqué dans l'annexe. ]1
  
Art.9. De ondernemingen mogen in de toelichting de posten die verplicht moeten worden vermeld verder splitsen.
Art.9. Les entreprises ont la faculté de subdiviser plus amplement dans l'annexe les postes dont la mention est imposée.
Art.10. De voorstelling van de jaarrekening moet identiek zijn van het ene jaar tot het andere.
  Ze wordt echter gewijzigd wanneer, onder meer ingevolge een belangrijke wijziging in de structuur van het vermogen, van de opbrengsten en van de kosten van de onderneming, ze niet meer beantwoordt aan het voorschrift van artikel 3. Deze wijzigingen worden vermeld en verantwoord in de toelichting die behoort tot het boekjaar waarin ze werden ingevoerd.
Art.10. La présentation des comptes annuels doit être identique d'un exercice à l'autre.
  Toutefois, elle est modifiée au cas ou, notamment à la suite d'une modification importante de la structure du patrimoine, des produits et des charges de l'entreprise, elle ne répond plus au prescrit de l'article 3. Ces modifications sont mentionnées et justifiées dans l'annexe relative à l'exercice au cours duquel elles sont introduites.
Afdeling 3. - Bijzondere bepalingen met betrekking tot de jaarrekening.
Section 3. - Dispositions particulières relatives aux comptes annuels.
Art.11. De balans wordt opgesteld na toewijzing, dit wil zeggen, rekening gehouden met de beslissingen tot besteding van het saldo van de resultatenrekening en van het overgedragen resultaat. Wanneer die toewijzing niet definitief is, omdat het bevoegd orgaan geen beslissing heeft genomen, wordt de balans opgesteld onder de opschortende voorwaarde van die beslissing.
  De balans en de resultatenrekening vermelden voor elk van de posten de vergelijkende bedragen van het vorig boekjaar.
  Wanneer de bedragen van het boekjaar niet vergelijkbaar zijn met die van het voorafgaande boekjaar, mogen de bedragen van het voorafgaande boekjaar worden aangepast met het oog op hun vergelijkbaarheid; in dat geval worden deze aanpassingen, indien zij belangrijk zijn, in de toelichting vermeld en onder verwijzing naar de betrokken posten, toegelicht. Worden de bedragen van het voorafgaande boekjaar niet aangepast, dan moet de toelichting de nodige gegevens bevatten om een vergelijking mogelijk te maken.
Art.11. Le bilan est établi après répartition, c'est-à-dire compte tenu des décisions d'affectation du solde du compte de résultats de l'exercice et du résultat reporté. Lorsqu'à défaut de décision prise par l'organe compétent, cette affectation n'est pas définitive, le bilan est établi sous condition suspensive de cette décision.
  Le bilan et le compte de résultats indiquent pour chacun des postes les montants correspondants de l'exercice précédent.
  Si les chiffres relatifs à l'exercice ne sont pas comparables à ceux de l'exercice précédent, les chiffres de l'exercice précédent peuvent être redressés en vue de les rendre comparables; en ce cas l'annexe doit mentionner et commenter, avec renvoi aux postes concernés, les redressements opérés, si ceux-ci sont significatifs. Si les chiffres de l'exercice précédent ne sont pas redressés, l'annexe doit comporter les indications nécessaires pour permettre la comparaison.
Art. 11bis. Behoudens de uitdrukkelijke bepalingen die verwijzen naar de resterende looptijd, geschiedt de splitsing van de posten op grond van de looptijd van de activa, passiva, rechten en verplichtingen, op basis van de oorspronkelijke looptijd van de betrokken bestanddelen.
  Voor vorderingen of schulden met gespreide terugbetalingen moet onder resterende looptijd worden verstaan de periode tussen de balansdatum en de vervaldatum van elke terugbetaling.
Art. 11bis. Sauf dispositions expresses se référant à la durée résiduelle, la ventilation des postes selon la durée des actifs, passifs, droits et engagements est opérée sur la base de la durée initiale des éléments en cause.
  Dans le cas de créances ou dettes à remboursement échelonnés, il faut entendre par durée résiduelle la période comprise entre la date de clôture du bilan et la date d'échéance de chaque remboursement.
Art.12. Onder " afschrijvingen " verstaat met de bedragen op de resultatenrekening geboekt, met betrekking tot oprichtingskosten en immateriële en materiële vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is, teneinde hetzij het bedrag van deze oprichtingskosten en van de eventueel geherwaardeerde aanschaffingskosten van deze vaste activa te spreiden over hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur, hetzij deze kosten ten laste te nemen op het ogenblik waarop zij worden aangegaan.
  Onder " waardeverminderingen " verstaat met aftrekkingen op de aanschaffingswaarde van de actiefbestanddelen, andere dan die vermeld in het vorige lid, om rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen bij het afsluiten van het boekjaar.
  De gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen worden afgetrokken van de actiefposten waarop ze betrekking hebben.
  Onder materiële vaste activa verstaat met de actiefbestanddelen opgenomen in de posten " C.I. Terreinen en gebouwen " en " F.I. Materiële activa ", met uitzondering van de voorraden.
Art.12. Par " amortissement ", on entend les montants portés au compte de résultats, relatifs aux frais d'établissement, aux immobilisations incorporelles et corporelles dont l'utilisation est limitée dans le temps, en vue soit de répartir le montant de ces frais d'établissement et le coût d'acquisition, éventuellement réévalué, de ces immobilisations sur leur durée d'utilité ou d'utilisation probable soit, de prendre en charge ces frais et des coûts au moment ou ils sont exposés.
  Par " réductions de valeur ", on entend les abattements apportés au prix d'acquisition des éléments de l'actif autres que ceux visés à l'alinéa précédent et destinés à tenir compte de la dépréciation, définitive ou non, de ces derniers à la date de clôture de l'exercice.
  Les amortissements et les réductions de valeurs cumulés sont déduits des postes de l'actif auxquels ils sont afférents.
  Par immobilisations corporelles, on entend les éléments de l'actif repris sous les postes " C.I. Terrains et constructions " et " F.I. Actifs corporels " à l'exception des stocks.
Art. 12bis. § 1. De lasten en de opbrengsten met betrekking tot de activiteitengroep " Leven ", bedoeld in artikel 7bis, § 2 van dit besluit, worden vermeld in de technische rekening " levensverzekering ".
  § 2. De lasten en de opbrengsten met betrekking tot de activiteitengroep " Niet-leven ", bedoeld in artikel 7bis, § 2 van dit besluit, worden vermeld in de technische rekening " niet-levensverzekering ".
  § 3. De overige lasten en opbrengsten worden vermeld in de niet-technische rekening. De gemeenschappelijke lasten en opbrengsten worden zo nauwkeurig mogelijk verdeeld over de technische en niet-technische rekeningen.
  § 4. De verdeling van de technische lasten en opbrengsten tussen elke activiteit, bedoeld in artikel 7bis, § 2 van dit besluit, gebeurt door aan elke activiteit de technische lasten en opbrengsten toe te wijzen die haar eigen zijn en door de gemeenschappelijke lasten en opbrengsten zo nauwkeurig mogelijk te verdelen.
  § 5. De methoden die gebruikt worden om de lasten en opbrengsten te verdelen, overeenkomstig de bepalingen van de §§ 1, 2, 3 en 4 van dit artikel, moeten worden verantwoord en meegedeeld aan de [1 [2 Nationale Bank van België]2]1.
  De artikelen 15, 16 en 17 zijn toepasselijk op deze verdeelmethoden.
  
Art. 12bis. § 1. Les charges et produits relatifs au groupe d'activités " Vie ", visé à l'article 7bis, § 2 du présent arrêté sont indiqués dans le compte technique " vie ".
  § 2. Les charges et produits relatifs au groupe d'activités " Non-vie ", visé à l'article 7bis, § 2 du présent arrêté sont indiqués dans le compte technique " non-vie ".
  § 3. Les autres charges et produits sont indiqués dans le compte non technique. Les charges et produits communs sont ventilés entre les comptes techniques et non technique aussi adéquatement que possible.
  § 4. La répartition des charges et des produits techniques entre chacune des activités visées à l'article 7bis, § 2 du présent arrêté, s'effectue en imputant à chacune d'elles les charges et produits techniques qui lui sont propres et en ventilant les charges et les produits techniques communs aussi adéquatement que possible.
  § 5. Les méthodes utilisées pour répartir les charges et produits conformément aux dispositions des §§ 1, 2, 3 et 4 du présent article doivent être justifiées et communiquées à [1 la [2 Banque nationale de Belgique]2]1.
  Les articles 15, 16 et 17 sont applicables à ces méthodes de répartition.
  
Art.13. De voorzieningen voor risico's en lasten beogen naar hun aard duidelijk omschreven verliezen of kosten te dekken die op de balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn, doch waarvan het bedrag niet vaststaat.
  [1 Onverminderd artikel 19, derde lid, vertegenwoordigt een voorziening op balansdatum de beste schatting van de kosten die als waarschijnlijk worden beschouwd of, in geval van een verplichting, de beste schatting van het bedrag dat vereist is om die verplichting op de balansdatum na te komen.]1
  De voorzieningen voor risico's en lasten mogen niet worden gebruikt voor waardecorrecties op activa.
  
Art.13. Les provisions pour risques et charges ont pour objet de couvrir des pertes ou charges nettement circonscrites quant à leur nature, mais qui, à la date de clôture de l'exercice, sont ou probables ou certaines, mais indéterminées quant à leur montant.
  [1 Sans préjudice de l'article 19, alinéa 3, une provision représente, à la date de clôture du bilan, la meilleure estimation des charges probables ou, dans le cas d'une perte ou d'une dette, du montant nécessaire pour l'honorer à la date de clôture du bilan.]1
  Les provisions pour risques et charges ne peuvent avoir pour objet de corrige la valeur d'éléments portés à l'actif.
  
Art.14. In de toelichting (staat nr. 17) worden per soort vermeld, de rechten en verplichtingen die niet in de balans voorkomen en die het vermogen, de financiële positie of het resultaat van de ondernemingen aanzienlijk kunnen beïnvloeden.
  De wettelijke borgtochten en gereglementeerde zekerheden zullen er worden vermeld, wat ook hun invloed is op het vermogen.
  Belangrijke rechten en verplichtingen, die niet kunnen worden becijferd, worden op passende wijze vermeld in de toelichting (staat nr. 17).
Art.14. Sont mentionnés par catégorie dans l'annexe (état n° 17), les droits et engagements qui ne figurent pas au bilan et qui sont susceptibles d'avoir une influence importante sur le patrimoine, sur la situation financière ou sur le résultat de l'entreprise.
  Les cautionnements légaux et les garanties réglementées y seront mentionnés, quelle que soit leur influence sur le patrimoine.
  Les droits et engagements importants qui ne sont pas susceptibles d'être quantifiés, font l'objet de mentions appropriées dans l'annexe (état n° 17).
HOOFDSTUK III. - Waarderingsregels.
CHAPITRE III. - Règles d'évaluation.
Afdeling 1. - Algemene principes.
Section 1. - Principes généraux.
Art.15. Elke onderneming bepaalt de regels die, met nakoming van de bepalingen van dit besluit, gelden voor de waardering van de inventarissen onder meer voor de vorming en de aanpassing van afschrijvingen, waardeverminderingen, voorzieningen voor risico's en kosten en technische voorzieningen evenals voor de herwaarderingen.
  Deze regels worden bepaald door het beheersorgaan van de onderneming. Ze worden vastgelegd in het inventarisboek en samengevat in de toelichting (staat nr. 20). Overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel 3 moet deze samenvatting voldoende nauwkeurig zijn, zodat inzicht wordt verkregen in de toegepaste waarderingsmethoden.
  Onverminderd de toepassing van artikel 41 wordt er bij de vaststelling en toepassing van de waarderingsregels van uitgegaan dat de onderneming haar bedrijf zal voortzetten.
Art.15. Chaque entreprise détermine les règles qui, dans le respect des dispositions du présent arrêté, président aux évaluations dans l'inventaire et, notamment, aux constitutions et ajustements d'amortissements, de réductions de valeur, de provisions pour risques et charges et de provisions techniques ainsi qu'aux réévaluations.
  Ces règles sont arrêtées par l'organe d'administration de l'entreprise. Elles sont actées dans le livre d'inventaire et résumées dans l'annexe (état n° 20). Ce résumé doit, conformément à l'article 3, être suffisamment précis pour permettre d'apprécier les méthodes d'évaluation adoptées.
  Sans préjudice de l'application de l'article 41, ces règles sont établies et les évaluations sont opérées dans une perspective de continuité des activités de l'entreprise.
Art.16. Indien in uitzonderingsgevallen blijkt dat de toepassing van een in dit hoofdstuk bedoelde waarderingsregel niet leidt tot nakoming van het bepaalde in artikel 3, moet daarvan worden afgeweken ten einde te voldoen aan de in artikel 3 bedoelde verplichting.
  Dergelijke afwijking wordt in de toelichting (staat nr. 21) vermeld en verantwoord.
  De geraamde invloed ervan op het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de onderneming wordt vermeld in de toelichting (staat nr. 21) bij de jaarrekening over het boekjaar waarin de afwijkende waarderingsregel voor het eerst wordt toegepast.
Art.16. Dans le cas exceptionnel ou l'application des règles d'évaluation prévues au présent chapitre ne conduirait pas au respect du prescrit de l'article 3, il y a lieu d'y déroger par application dudit article 3.
  Une telle dérogation doit être mentionnée et justifiée dans l'annexe (état n° 21).
  L'estimation de l'influence de cette dérogation sur le patrimoine, la situation financière et le résultat de l'entreprise est indiquée dans l'annexe (état n° 21) relative aux comptes de l'exercice au cours duquel cette dérogation est introduite pour la première fois.
Art.17. De waarderingsregels bedoeld in artikel 15, eerste lid, en hun toepassing moeten van het ene boekjaar op het andere identiek blijven.
  Ze worden evenwel aangepast wanneer, onder meer uit hoofde van belangrijke veranderingen in de activiteiten van de onderneming, in de structuur van haar vermogen of in economische dan wel technologische omstandigheden, de vroeger gevolgde waarderingsregels niet langer dan het voorschrift van artikel 3 beantwoorden.
  Het tweede en derde lid van artikel 16 zijn van toepassing op deze aanpassingen.
Art.17. Les règles d'évaluation visées à l'article 15, alinéa 1 et leur application doivent être identiques d'un exercice à l'autre.
  Toutefois, elles sont adaptées au cas ou, notamment à la suite d'une modification importante des activités de l'entreprise, de la structure de son patrimoine ou des circonstances économiques ou technologiques, les règles d'évaluation antérieurement suivies ne répondent plus au prescrit de l'article 3.
  Les alinéas 2 et 3 de l'article 16 s'appliquent à ces adaptations.
Art.18. Elk bestanddeel van het vermogen wordt afzonderlijk gewaardeerd.
  De afschrijvingen, waardeverminderingen en herwaarderingen zijn specifiek voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben. Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale afschrijvingen, waardeverminderingen of herwaarderingen geacteerd worden.
  De voorzieningen voor risico's en kosten worden geïndividualiseerd naargelang van de risico's en kosten met dezelfde aard die ze moeten dekken. Onder de risico's en kosten met dezelfde aard moeten de soorten van risico's en kosten worden verstaan die bij wijze van voorbeeld in artikel 19, vijfde lid, zijn vermeld.
Art.18. Chaque élément du patrimoine fait l'objet d'une évaluation distincte.
  Les amortissements, les réductions de valeur et les réévaluations sont spécifiques aux éléments de l'actif pour lesquels ils ont été constitués ou actés. Les éléments de l'actif dont les caractéristiques techniques ou juridiques sont entièrement identiques peuvent toutefois faire globalement l'objet d'amortissements, de réductions de valeur ou de réévaluations.
  Les provisions pour risques et charges sont invididualisées en fonction des risques et charges de même nature qu'elles sont appelées à couvrir. Par risques et charges de même nature, il faut entendre les catégories de risques et de charges mentionnées à titre exemplatif à l'article 19, alinéa 5.
Art.19. De waarderingen, de afschrijvingen, de waardeverminderingen, de technische voorzieningen en de overige voorzieningen voor risico's en kosten moeten beantwoorden aan de normen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.
  De afschrijvingen, de waardeverminderingen, de technische voorzieningen, en de overige voorzieningen voor risico's en kosten moeten stelselmatig worden gevormd volgens de door de onderneming overeenkomstig artikel 15 vastgelegde methoden. Ze mogen niet afhangen van het resultaat van het boekjaar.
  Er moet rekening gehouden worden met alle voorzienbare risico's, mogelijke verliezen en ontwaardingen, onstaan tijdens het boekjaar waarop de jaarrekening betrekking heeft of tijdens voorgaande boekjaren, zelfs indien deze risico's, verliezen of ontwaardingen slechts gekend zijn tussen de balansdatum en het ogenblik waarop de jaarrekening door het beheersorgaan van de onderneming wordt opgesteld. In de gevallen waarin, bij gebreke aan objectieve beoordelingscriteria, de waardering van de voorzienbare risico's, de mogelijke verliezen en de ontwaardingen onvermijdelijk aleatoir is, wordt hiervan melding gemaakt in de toelichting (staat nr. 20), wanneer de betrokken bedragen, rekening houdend met de doelstelling van artikel 3 belangrijk zijn.
  Er moet rekening worden gehouden met de kosten en de opbrengsten die betrekking hebben op het boekjaar of op voorgaande boekjaren, ongeacht de datum waarop deze lasten en opbrengsten worden betaald of geïnd, behalve indien de effectieve inning van deze opbrengsten onzeker is. Ten laste van het boekjaar moeten inzonderheid worden geboekt : het geraamde bedrag van de belastingen op het resultaat van het boekjaar of op het resultaat van vorige boekjaren, alsmede de bezoldigingen, uitkeringen en andere sociale voordelen die in de loop van een volgend boekjaar zullen worden betaald voor diensten die tijdens het boekjaar of tijdens vorige boekjaren zijn verricht. Wanneer de opbrengsten of de kosten in belangrijke mate worden beïnvloed door opbrengsten of kosten die aan een ander boekjaar moeten worden toegerekend, wordt daarvan melding gemaakt in de toelichting.
  Voorzieningen moeten, onder meer, gevormd worden met het oog op :
  a) de verplichtingen die op de onderneming rusten inzake [1 werkloosheid met bedrijfstoeslag]1 en andere gelijkaardige pensioenen of renten;
  b) de kosten van grote herstellings- of onderhoudswerken;
  c) de verlies- of kostenrisico's die voortvloeien uit persoonlijke of zakelijke zekerheden, verstrekt tot waarborg van schulden of verbintenissen van derden, uit verbintenissen tot aan- of verkoop van vaste activa, uit de uitvoering van gedane of ontvangen bestellingen, uit posities in deviezen, in effecten of in andere financiële instrumenten en uit hangende geschillen.
  De waardeverminderingen die in toepassing van artikel 28, § 3, van artikel 29, § 2, en van artikel 31, werden toegepast, evenals de voorzieningen voor risico's en kosten, mogen niet worden gehandhaafd in die mate waarin ze op het einde van het boekjaar hoger zijn dan een actuele beoordeling, conform de normen waarvan sprake in het eerste lid, van de minderwaarden, risico's en kosten waarvoor ze werden gevormd.
  
Art.19. Les évaluations, les amortissements, les réductions de valeur, les provisions techniques et les autres provisions pour risques et charges doivent répondre aux critères de prudence, de sincérité et de bonne foi.
  Les amortissements, les réductions de valeur, les provisions techniques et les autres provisions pour risques et charges doivent être constitués systématiquement sur base des méthodes arrêtées par l'entreprise conformément à l'article 15. Ils ne peuvent dépendre du résultat de l'exercice.
  Il doit être tenu compte de tous les risques prévisibles, des pertes éventuelles et des dépréciations qui ont pris naissance au cours de l'exercice auquel les comptes annuels se rapportent ou au cours d'exercices antérieurs, même si ces risques, pertes ou dépréciations ne sont connus qu'entre la date de clôture des comptes annuels et la date à laquelle ils sont arrêtés par l'organe d'administration de l'entreprise. Dans les cas ou, à défaut de critère objectifs d'appréciation, l'estimation des risques prévisibles, des pertes éventuelles et des dépréciations est inévitablement aléatoire, il en est fait mention dans l'annexe (état n° 20) si les montants en cause sont importants au regard de l'objectif visé à l'article 3.
  Il doit être tenu compte des charges et produits afférents à l'exercice ou à des exercices antérieurs, sans considération de la date de paiement ou d'encaissement de ces charges et produits sauf si l'encaissement effectif de ces produits est incertain. Doivent notamment être mis à charge de l'exercice, les impacts estimés sur le résultat de l'exercice ou sur le résultat de l'exercice ou sur le résultat d'exercice antérieurs ainsi que les rémunérations, allocations et autres avantages sociaux qui seront attribués au cours d'un exercice ultérieur à raison de prestations effectuées au cours de l'exercice ou d'exercices antérieurs. Si les produits ou les charges sont influencés de façon importante par des produits et des charges imputables à un autre exercice, il en est fait mention dans l'annexe.
  Des provisions doivent être constituées pour couvrir notamment :
  a) les engagements incombant à l'entreprise en matière de [1 chômage avec complément d'entreprise]1 et d'autres pensions ou rentes similaires;
  b) les charges de grosses réparations et de gros entretien;
  c) les risques de pertes ou de charges découlant pour l'entreprise de sûretés personnelles ou réelles constituées en garantie de dettes ou d'engagements de tiers, d'engagements relatifs à l'acquisition ou à la cession d'immobilitation, de l'exécution de commandes passées ou reçues, de positions en devises, en valeurs mobiliers et en autres instruments financiers, et de litiges en cours.
  Les réductions de valeur actées en application de l'article 28, § 3, de l'article 29, § 2, et de l'article 31, ainsi que les provisions pour risques et charges ne peuvent être maintenues dans la mesure ou elles excèdent en fin d'exercice une appréciation actuelle, selon les critères prévus à l'alinéa 1, des dépréciations, charges et risques en considération desquels elles ont été constituées.
  
Art. 19bis. De meer- of minderwaarde die wordt vastgesteld bij de overdracht van een afschrijfbaar materieel vast actief met afsluiting door de cedent van een leasingsovereenkomst die op datzelfde goed slaat, wordt opgenomen in de overlopende rekeningen en wordt elk jaar in resultaat genomen naar verhouding van de afschrijving van dit geleasde vast actief voor het betrokken boekjaar.
Art. 19bis. _ La plus-value ou la moins-value constatée lors de la cession d'une immobilisation corporelle amortissable assortie de la conclusion par le cédant d'un contrat de location-financement portant sur le même bien, est inscrite en comptes de régularisation et est portée chaque année au compte de résultats proportionnellement à l'amortissement de cette immobilisation détenue en location-financement afférent à l'exercice considéré.
Afdeling 2. - Aanschaffingswaarde.
Section 2. - Valeur d'acquisition.
Art.20. Onverminderd de toepassing van de artikelen 16, 27, 27bis en 34, worden de actiefbestanddelen gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en tegen diezelfde waarde in de balans opgenomen onder aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen.
  Onder aanschaffingswaarde wordt verstaan : of de aanschaffingsprijs zoals bepaald in artikel 21, of de vervaardigingsprijs zoals bepaald in artikel 22, of de inbrengwaarde zoals bepaald in artikel 23.
Art.20. Sans préjudice de l'application des articles 16, 27, 27bis et 34, les éléments de l'actif sont évalués à leur valeur d'acquisition et sont portés au bilan pour cette même valeur, déduction faite des amortissements et réductions de valeur y afférents.
  Par valeur d'acquisition, il faut entendre soit le prix d'acquisition défini à l'article 21, soit le coût de revient à l'article 22, soit la valeur d'apport définie à l'article 23.
Art.21. De aanschaffingsprijs omvat, naast de aankoopprijs, de bijkomende kosten zoals niet terugbetaalbare belastingen.
  De aanschaffingsprijs van een door ruil verkregen actiefbestanddeel is de marktwaarde van het (de) in ruil hiervoor overgedragen actiefbestanddeel (-delen); is deze waarde moeilijk vast te stellen, dan is de aanschaffingsprijs de marktwaarde van het door ruil verkregen actiefbestanddeel. Deze waarden worden geschat op de datum van de ruil.
Art.21. Le prix d'acquisition comprend, outre le prix d'achat, les frais accessoires tels que les impôts non récupérables.
  Le prix d'acquisition d'un élément d'actif obtenu par voie d'échange est la valeur de marché du ou des éléments d'actif cédés en échange; si cette valeur n'est pas aisément déterminable, le prix d'acquisition est la valeur de marché de l'élément d'actif obtenu par voie d'échange. Ces valeurs sont estimées à la date de l'échange.
Art.22. De vervaardigingsprijs omvat naast de aanschaffingskosten der grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen, de produktiekosten die rechtstreeks aan het individuele produkt of aan de produktengroep toerekenbaar zijn evenals het evenredig deel van de produktiekosten die slechts onrechtstreeks aan het individuele produkt of aan de produktengroep toerekenbaar zijn, voor zover deze kosten op de normale produktieperiode betrekking hebben. Het staat de ondernemingen echter vrij deze onrechtstreekse produktiekosten niet geheel of gedeeltelijk in de vervaardigingsprijs op te nemen; in geval van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt wordt zulks in de toelichting vermeld.
Art.22. Le coût de revient s'obtient en ajoutant au prix d'acquisition des matières premières, des matières consommables et des fournitures, les coûts de fabrication directement imputables au produit ou au groupe de produits considéré ainsi que la quote-part des coûts de production qui ne sont qu'indirectement imputables au produit ou au groupe de produits considéré pour autant que ces frais concernent la période normale de fabrication. Les entreprises ont toutefois la faculté de ne pas inclure dans le coût de revient tout ou partie de ces frais indirects de production; en cas d'utilisation de cette faculté, mention en est faite dans l'annexe.
Art. 22bis. In de aanschaffingswaarde van immateriële en materiële vaste activa mag de rente op vreemd vermogen, dat wordt gebruikt voor hun financiering, worden opgenomen, doch slechts voor zover zij betrekking heeft op de periode welke de bedrijfsklaarheid van deze vaste activa voorafgaat.
  In de vervaardigingsprijs van voorraden en bestellingen in uitvoering met rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor hun financiering slechts worden opgenomen voorzover deze rente voorraden of bestellingen betreft waarvan de produktie of uitvoering meer dan één jaar bestrijkt en zij op de normale produktieperiode van deze voorraden of de normale uitvoeringstermijn van deze bestellingen betrekking heeft.
  Het opnemen van deze rente in de aanschaffingswaarde van immateriële of materiële vaste activa of van voorraden of bestellingen in uitvoering, wordt bij de waarderingsregels in de toelichting (staat nr. 20) vermeld.
Art. 22bis. La valeur d'acquisition des immobilisations incorporelles et corporellles peut inclure les charges d'intérêt afférents aux capitaux de tiers utilisés pour les financer, mais uniquement pour autant que ces charges concernent la période qui précède la mise en état d'exploitation effective de ces immobilisations.
  Le coût de revient des stocks et des commandes en cours d'exécution ne peut inclure les charges d'intérêts afférents aux capitaux empruntés pour les financer, que pour autant que ces charges concernent des stocks ou des commandes dont la durée de fabrication ou d'exécution est supérieure à un an et qu'elles soient relatives à la période normale de fabrication de ces stocks ou d'exécution de ces commandes.
  L'inclusion de ces charges d'intérêt dans la valeur d'acquisition d'immobilisations incorporelles ou corporelles ou de stocks ou de commandes en cours d'exécution est mentionnée dans l'annexe (état n° 20), parmi les règles d'évaluation.
Art.23. De inbrengwaarde stemt overeen met de bedongen waarde van de inbreng.
  De belastingen en kosten met betrekking tot de inbreng zijn niet begrepen in de inbrengwaarde; indien zij niet volledig ten laste worden gebracht van de resultatenrekening van het boekjaar in de loop waarvan de inbreng is geschied, worden ze opgenomen in de post " Oprichtingskosten ".
Art.23. La valeur d'apport correspond à la valeur conventionnelle des apports.
  La valeur d'apport ne comprend pas les impôts et les frais relatifs aux apports; si ceux-ci ne sont pas pris entièrement en charge par le compte de résultats de l'exercice au cours duquel l'apport est effectué, ils sont portés sous le poste " Frais d'établissement ".
Afdeling 3. - Bijzondere regels.
Section 3. - Règles particulières.
Art.24. De oprichtingskosten worden op het actief geboekt indien ze niet ten laste werden genomen gedurende het boekjaar waarin ze werden besteed.
  Kosten die worden gemaakt in het kader van een herstructurering worden alleen dan onder de activa opgenomen wanneer het gaat om welbepaalde kosten die verband houden met een ingrijpende wijziging in de structuur of de organisatie van de onderneming en die kosten ertoe strekken een gunstige en duurzame invloed te hebben op de rentabiliteit van de onderneming. In de toelichting (staat nr. 20) moet worden verantwoord dat aan deze voorwaarden is voldaan. De hestructureringskosten die het karakter hebben van bedrijfskosten of van uitzonderlijke kosten worden geactiveerd door ze op zichtbare wijze in mindering te brengen van het totaal bedrag respectievelijk van de bedrijfskosten en van de uitzonderlijke kosten.
Art.24. Les frais d'établissement sont portés à l'actif, à moins qu'ils ne soient pris en charge durant l'exercice au cours duquel ils sont exposés.
  Les charges engagées dans le cadre d'une restructuration ne peuvent être portées à l'actif que pour autant qu'il s'agisse de dépenses nettement circonscrites, relatives à une modification substantielle de la structure ou de l'organisation de l'entreprise et que ces dépenses soient destinées à avoir un impact favorable et durable sur la rentabilité de l'entreprise. La réalisation de ces conditions doit être justifiée dans l'annexe (état n° 20). Dans la mesure ou les frais de restructuration constituent des charges qui relèvent des charges d'exploitation ou des charges exceptionnelles, leur transfert à l'actif s'opère par déduction globale explicite respectivement du total des charges d'exploitation et des charges exceptionnelles.
Art.25. Andere dan van derden verworven immateriële vaste activa worden slechts tegen vervaardigingsprijs op het actief geboekt voor zover die niet hoger is dan een voorzichtige raming van de gebruikswaarde of van het toekomstig rendement voor de onderneming van deze vaste activa.
Art.25. Les immobilisations incorporelles autres que celles acquises de tiers ne sont portées à l'actif pour leur coût de revient que dans la mesure ou celui-ci ne dépasse pas une estimation prudemment établie de la valeur d'utilisation de ces immobilisations ou de leur rendement futur pour l'entreprise.
Art.26. § 1. De gebruiksrechten betreffende materiële vaste activa waarover de onderneming beschikt op grond van leasing of gelijkaardige overeenkomsten worden, onverminderd de toepassing van de artikelen 12 en 28, § 2, onder de activa opgenomen voor het gedeelte van de volgens de overeenkomst te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.
  De overeenkomstige verplichtingen aan de passiefzijde worden ieder jaar gewaardeerd ten belope van het gedeelte der in de volgende boekjaren te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.
  § 2. Wat de goederen betreft die worden verkregen tegen betaling van een lijfrente :
  1° wordt onder aanschaffingswaarde verstaan het kapitaal dat op het ogenblik van de aanschaffing nodig is om de rente te betalen, in voorkomend geval verhoogd met het bedrag dat bij de aanschaffing werd betaald en met de kosten;
  2° wordt een voorziening gevormd ten belope van het bedrag van het hiervoorgenoemde kapitaal; deze voorziening wordt jaarlijks aangepast.
Art.26. § 1. Les droits d'usage dont l'entreprise dispose sur des immobilisations corporelles en vertu de contrats de location-financement ou de contrats similaires sont, sans préjudice aux dispositions des articles 12 et 28, § 2, portés à l'actif, à concurrence de la partie des versements échelonnés prévus au contrat, représentant la reconstitution en capital de la valeur du bien, objet du contrat.
  Les engagements corrélatifs portés au passif sont évalués chaque année à la fraction des versements échelonnés afférents aux exercices ultérieurs, représentant la reconstitution en capital de la valeur du bien, objet du contrat.
  § 2. En ce qui concerne les biens acquis contre paiement d'une rente viagère :
  1° la valeur d'acquisition s'entend comme étant le capital nécessaire, au moment de l'acquisition, pour assurer le service de la rente, augmenté, le cas échéant, du montant payé au comptant et des frais;
  2° une provision est constituée à concurrence dudit capital nécessaire; cette provision est ajustée annuellement.
Art.27. De beleggingen van de actiefpost D. worden in de balans opgenomen voor hun actuele waarde.
  1° In het geval van andere beleggingen dan terreinen en gebouwen wordt onder de actuele waarde de marktwaarde verstaan.
  Voor beleggingen die aan een officiële effectenbeurs worden genoteerd, wordt onder marktwaarde verstaan de waarde op de balansdatum, of indien de balansdatum geen dag van verhandeling ter beurze is, op de laatste dag van verhandeling vóór die datum.
  Wanneer voor andere beleggingen dan die bedoeld in het tweede lid van 1° een markt bestaat, wordt onder marktwaarde verstaan de gemiddelde prijs waartegen dergelijke beleggingen op de balansdatum of, indien de balansdatum geen dag van verhandeling op de betreffende markt is, op de laatste dag van verhandeling voor die datum zijn verhandeld.
  Wanneer op de dag waarop de jaarrekening wordt opgesteld, beleggingen als bedoeld in het tweede en derde lid van 1° zijn verkocht of het voornemen bestaat deze op korte termijn te verkopen, wordt de marktwaarde verminderd met de gemaakte of geraamde realisatiekosten.
  De andere beleggingen worden gewaardeerd op een grondslag die een voorzichtige beoordeling van de vermoedelijke directe opbrengstwaarde inhoudt.
  In ieder geval moet de keuze van de waarderingsmethode, samengevat in de toelichting (staat nr. 20) overeenkomstig het tweede lid van artikel 15, er behoorlijk worden gemotiveerd.
  2° In het geval van terreinen en gebouwen wordt onder actuele waarde verstaan de op de datum van waardering vastgestelde marktwaarde, eventueel verminderd overeenkomstig het zevende lid van artikel 31 en het vierde lid van dit punt 2°.
  Onder marktwaarde wordt verstaan de prijs waartegen de terreinen en gebouwen op de datum van waardering bij onderhandse overeenkomst tussen een willige verkoper en een van de verkoper onafhankelijke koper zouden kunnen worden verkocht, waarbij wordt aangenomen dat de betrokken goederen openlijk op de markt worden aangeboden, dat de marktvoorwaarden een regelmatige transactie mogelijk maken en dat, de aard van de goederen in aanmerking genomen, een normaal tijdsbestek beschikbaar is om over de verkoop te onderhandelen.
  De marktwaarde wordt bepaald door afzonderlijke waardering van elk terrein en van elk gebouw ten minste om de vijf jaar overeenkomstig een methode, algemeen erkend of aanvaard door de [1 [2 Nationale Bank van België]2]1.
  Wanneer op de dag waarop de jaarrekening wordt opgesteld, terreinen en gebouwen zijn verkocht of het voornemen bestaat deze op korte termijn te verkopen, wordt de berekende waarde, overeenkomstig het tweede lid van dit punt 2° en het zevende lid van artikel 31, verminderd met de gemaakte of geraamde realisatiekosten.
  Wanneer de marktwaarde van een terrein of gebouw niet kan worden bepaald, wordt de op basis van het beginsel van de aanschaffings- of vervaardigingskosten berekende waarde als de actuele waarde beschouwd.
  De waarderingsmethoden aan de hand waarvan de actuele waarde van de terreinen en gebouwen wordt bepaald en die zijn samengevat in de toelichting (staat nr. 20) overeenkomstig het tweede lid van artikel 15, moeten er worden uitgesplitst naar het boekjaar waarin zij zijn gewaardeerd.
  
Art.27. Les placements du poste D. de l'actif sont portés au bilan à leur valeur actuelle.
  1° Dans le cas de placements autres que les terrains et constructions, on entend par valeur actuelle la valeur du marché.
  Lorsque les placements, sont admis à la cote d'une bourse de valeurs mobilières officielle, on entend par valeur du marché la valeur qui est déterminée à la date de clôture du bilan ou, lorsque le jour de clôture du bilan n'est pas un jour de négociation en bourse, le dernier jour de négociation précédant cette date.
  Lorsqu'il existe un marché pour des placements autres que ceux visés à l'alinéa 2 du 1°, on entend par valeur du marché le prix moyen auquel ces placements étaient négociés à la date de clôture du bilan ou, lorsque le jour de clôture du bilan n'est pas un jour de marché, le dernier jour de négociation précédant cette date.
  Lorsque, à la date de l'établissement des comptes, les placements visés aux alinéas 2 et 3 du 1° ont été vendus ou l'intention existe de les vendre à court terme, la valeur du marché est diminuée des frais de réalisation effectifs ou estimés.
  Les autres placements sont évalués sur la base d'une appréciation prudente de leur valeur probable de réalisation.
  Dans tous les cas, le choix de la méthode d'évaluation, résumée en annexe (état n° 20) conformément à l'alinéa 2 de l'article 15, doit y être dûment motivé.
  2° Dans le cas de terrains et de constructions, on entend par valeur actuelle la valeur du marché déterminée à la date de l'évaluation, le cas échéant diminuée conformément à l'alinéa 7 de l'article 31 et à l'alinéa 4 du présent 2°.
  Par valeur du marché, on entend le prix auquel les terrains et constructions pourraient être vendus, à la date de l'évaluation, sous contrat privé entre un vendeur consentant et un acheteur non lié, étant entendu que le bien a fait l'objet d'une offre publique sur le marché, que les conditions de celui-ci permettent une vente régulière et que le délai disponible pour la négociation de la vente est normal compte tenu de la nature du bien.
  La valeur du marché est déterminée par une évaluation séparée de chaque terrain et de chaque construction, effectuée au moins tous les cinq ans selon une méthode généralement reconnue ou acceptée par [1 la [2 Banque nationale de Belgique]2]1.
  Lorsque, à la date d'établissement des comptes, les terrains et constructions ont été vendus ou l'intention existe de les vendre à court terme, la valeur déterminée conformément à l'alinéa 2 du présent 2° et à l'alinéa 7 de l'article 31 est diminuée des frais de réalisation effectifs ou estimés.
  Lorsqu'il n'est pas possible de déterminer la valeur du marché d'un terrain ou d'une construction, la valeur déterminée sur la base du principe du prix d'acquisition ou du coût de revient est réputée être la valeur actuelle.
  Les méthodes d'évaluation utilisées pour la détermination de la valeur actuelle des terrains et contructions, qui sont résumées en annexe (état n° 20) conformément à l'alinéa 2 de l'article 15, doivent y être ventilées selon l'exercice au cours duquel ils ont été évalués.
  
Art. 27bis. § 1. De vorderingen worden in de balans opgenomen voor hun nominale waarde, onverminderd de toepassing van de §§ 2 en 3 van dit artikel en van artikel 31.
  § 2. Bij de boeking van een vordering in de balans voor haar nominale waarde worden, in voorkomend geval, in de overlopende rekeningen van het passief geboekt en pro rata temporis in resultaat genomen op grond van de samengestelde intresten :
  a) de rente die op basis van de overeenkomst tussen partijen in de nominale waarde van de vordering begrepen is;
  b) het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de nominale waarde van de vordering;
  c) het disconto op renteloze of abnormaal laagrentende vorderingen, wanneer deze vorderingen :
  1° terugbetaalbaar zijn na meer dan één jaar te rekenen vanaf het ogenblik waarop zij in het vermogen van de onderneming zijn opgenomen, en
  2° betrekking hebben hetzij, op als opbrengst geboekte bedragen in de resultatenrekening, hetzij, op de prijs van de overdracht van vaste activa of van activiteitsbranches.
  Het in sub c) bedoelde disconto wordt berekend op basis van de voor dergelijke vorderingen geldenden marktrente op het ogenblik waarop de vordering werd opgenomen in het vermogen van de onderneming.
  Bij vorderingen die in termijnen worden betaald of afbetaald en waarvan de rente of het lastenpercentage gedurende de gehele contractduur wordt toegepast op het oorspronkelijke bedrag van de financiering of van de lening, worden de respectievelijke bedragen van de gelopen rente en het lastenpercentage die in resultaat moeten worden genomen en van de niet gelopen rente en het lastenpercentage die moeten worden overgedragen naar een volgend boekjaar, bepaald door toepassing van de reële rente op het bij het begin van elke periode uitstaande saldo; deze reële rente wordt berekend met inachtneming van de spreiding en de periodiciteit van de betalingen. Een andere methode mag slechts worden toegepast op voorwaarde dat zij, per boekjaar, gelijkwaardige resultaten oplevert.
  Het bedrag van de rente of het lastenpercentage mag niet worden gecompenseerd met de kosten en provisies in verband met deze verrichtingen.
  § 3. De vastrentende effecten worden gewaardeerd op grond van hun aanschaffingswaarde. Wanneer evenwel hun actuariële rendement berekend bij de aankoop, met inachtneming van hun terugbetalingswaarde op vervaldag, verschilt van hun nominale rendement, wordt het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de terugbetalingswaarde pro rata temporis voor de resterende looptijd van de effecten in resultaat genomen als bestanddeel van de renteopbrengst van deze effecten en, naar gelang van het geval, toegevoegd aan of afgetrokken van de aanschaffingswaarde van de effecten.
  Het in resultaat nemen van dit verschil geschiedt op geactualiseerde basis, uitgaande van het actuariële rendement bij aankoop.
  De ondernemingen hebben echter de mogelijkheid om :
  1° het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de terugbetalingswaarde op lineaire basis pro rata temporis in resultaat te nemen;
  2° de vastrentende effecten voor hun aanschaffingswaarde in de balans te behouden wanneer de weerslag van het in resultaat nemen van het actuariële rendement van de effecten ten opzichte van het in resultaat nemen van het louter nominale rendement, te verwaarlozen zou zijn.
  Het eerste, tweede en derde lid zijn van toepassing op effecten met een rendement dat, volgens de uitgiftevoorwaarden, uitsluitend voortkomt uit het verschil tussen de uitgifteprijs en de terugbetalingswaarde.
  Het verschil, waarvan sprake in deze paragraaf, moet worden opgenomen in de toelichting.
  § 4. De ondernemingen mogen een waarderingsmethode gebruiken waarbij de minder- en meerwaarden uit de verkoop van vastrentende beleggingseffecten in het kader van arbitrageverrichtingen gespreid in resultaat worden genomen samen met de toekomstige opbrengsten van verworven effecten of verkochte effecten uit de arbitrage.
  In dit geval worden de minder- of meerwaarden in de resultatenrekening tegengeboekt en in afwachting van hun toerekening opgenomen in de rekeningen waarin de gekochte effecten zijn geboekt. De betrokken minder- en meerwaarden worden op basis van het constante reële jaarlijkse rendement toegerekend aan de renteopbrengsten van vastrentende effecten, over de periode die loopt tot de vervaldag van de gekochte of verkochte effecten. Bij een latere verkoop van de gekochte effecten moet het resterende bedrag in de daarop betrekking hebbende correctierekening integraal worden verwerkt in het resultaat van het boekjaar waarin die verkoop heeft plaatsgehad, tenzij de verkoop geschiedt in het kader van een nieuwe arbitrage. In dit geval mag dat resterende bedrag, overeenkomstig deze paragraaf, gespreid in resultaat worden genomen, samen met de inkomsten uit de nieuwe arbitrageverrichting, voor zover hierdoor de oorspronkelijke periode van verwerking in de resultatenrekening niet wordt verlengd.
  Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder arbitrageverrichting verstaan, elke gecombineerde aan- en verkoop van vastrentende beleggingseffecten binnen een relatief korte tijdspanne die een [1 wezenlijke verbetering van het rendement]1 van de vastrentende beleggingseffecten tot gevolg heeft.
  Indien het ontvangen nettobedrag uit de verkoop groter is dan het bestede bedrag voor de ankoop, inclusief de bijkomende kosten, wordt de betrokken minder- of meerwaarde, naar verhouding van het verschil tussen de verkoop- en aankoopbedragen in resultaat genomen.
  Bij toepassing van deze paragraaf wordt dit vermeld in de gegevens die in de toelichting (staat nr. 20) moeten worden verstrekt overeenkomstig artikel 15, tweede lid van dit besluit.
  § 5. De §§ 1 tot 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de schulden van overeenstemmende aard en looptijd.
  
Art. 27bis. § 1. Sans préjudice aux dispositions des §§ 2 et 3 du présent article et de l'article 31, les créances sont portées au bilan à leur valeur nominale.
  § 2. L'inscription au bilan des créances à leur valeur nominale s'accompagne de l'inscription en comptes de régularisation du passif et de la prise en résultats prorata temporis sur la base des intérêts composés :
  a) des intérêts inclus conventionnellement dans la valeur nominale des créances;
  b) de la différence entre la valeur d'acquisition et la valeur nominale des créances;
  c) de l'escompte de créances qui ne sont pas productives d'intérêt ou qui sont assorties d'un intérêt anormalement faible, lorsque ces créances :
  1° sont remboursables à une date éloignée de plus d'un an, à compter de leur entrée dans le patrimoine de l'entreprise, et
  2° sont afférentes soit à des montants actés en tant que produits au compte de résultats, soit au prix de cession d'immobilisations ou de branches d'activités.
  L'escompte visé sous c) est calculé au taux du marché applicable à de telles créances au moment de leur entrée dans le patrimoine de l'entreprise.
  Pour les créances payables ou remboursables par versements échelonnés, dont le taux d'intérêt ou de chargement s'applique durant toute la durée du contrat sur le montant initial du financement ou du prêt, les montants respectifs des intérêts et chargements courus à prendre en résultats et des intérêts et chargements non courus à reporter sont déterminés par application du taux réel au solde restant dû en début de chaque période; ce taux réel est calculé compte tenu de l'échelonnement et de la périodicité des versements. Une autre méthode ne peut être appliquée que pour autant qu'elle donne, par exercice social, des résultats équivalents.
  Les intérêts et chargements ne peuvent être compensés avec les frais, charges et commissions exposés à l'occasion de ces opérations.
  § 3. Les titres à revenu fixe sont évalués à leur valeur d'acquisition. Toutefois, lorsque leur rendement actuariel calculé à l'achat en tenant compte de leur valeur de remboursement à l'échéance, diffère de leur rendement facial, la différence entre la valeur d'acquisition et la valeur de remboursement est prise en résultat prorata temporis sur la durée restant à courir des titres, comme élément constitutif des intérêts produits par ces titres et est portée, selon le cas, en majoration ou en réduction de la valeur d'acquisition des titres.
  La prise en résultats de cette différence est effectuée sur base actualisée, compte tenu du rendement actuariel à l'achat.
  Les entreprises ont toutefois la faculté :
  1° de prendre en résultats, prorata temporis, mais sur une base linéaire, la différence entre la valeur d'acquisition et la valeur de remboursement;
  2° de maintenir au bilan les titres à revenu fixe à leur valeur d'acquisition lorsque la prise en résultat du rendement actuariel des titres n'aurait qu'un effet négligeable par rapport à la prise en résultat du seul rendement facial.
  Les alinéas 1, 2 et 3 sont applicables aux titres dont le rendement est constitué exclusivement, d'après les conditions d'émission, par la différence entre le prix d'émission et la valeur de remboursement.
  La différence dont il est question au présent paragraphe doit être indiquée dans l'annexe.
  § 4. Les entreprises peuvent adopter une méthode d'évaluation dans laquelle les plus et moins-values résultant de la vente de titres de placement à revenu fixe dans le cadre d'opérations d'arbitrage, sont prises en résultats de manière étalée avec les revenus futurs des titres acquis ou des titres vendus dans le cadre de l'arbitrage.
  Dans ce cas, les plus ou moins-values font l'objet d'une écriture d'extourne en résultats et sont, dans l'attente de leur imputation, ajoutées aux comptes où sont enregistrés les titres achetés. Les plus et moins-values concernées sont, sur la base d'un rendement annuel réel constant, imputées aux produits d'intérêts de titres à revenu fixe, sur la période qui s'étend jusqu'à l'échéance des titres vendus ou achetés. En cas de vente ultérieure des titres achetés, le montant résiduel du compte rectificatif sera pour sa totalité enregistré dans les résultats de l'exercice au cours duquel cette vente a eu lieu, à moins que celle-ci ne s'inscrive dans le cadre d'un nouvel arbitrage. Dans ce cas, le montant résiduel pourra, conformément à ce paragraphe, être pris en résultats de manière échelonnée avec les revenus de la nouvelle opération d'arbitrage pour autant que la période initiale d'enregistrement en résultats ne s'en trouve pas allongée.
  Pour l'application du présent paragraphe, on entend par opération d'arbitrage toute opération combinée d'achat et de vente de titres de placement à revenu fixe réalisée au cours d'une période relativement courte et qui conduit à une [1 amélioration réelle du rendement]1 des titres de placement à revenu fixe.
  Si le montant net reçu à l'occasion de la vente est supérieur au montant dépensé pour l'achat, en ce compris les frais accessoires, la plus-value ou la moins-value sera à ce titre, en proportion de la différence entre montants achetés en vendus, prise en résultats.
  En cas d'application du présent paragraphe il en est fait mention dans l'information à fournir au titre d'annexe (état n° 20) conformément à l'article 15, alinéa 2 du présent arrêté.
  § 5. Les §§ 1 à 3 sont d'application analogue aux dettes de nature et de durée correspondantes.
  
Art. 27ter. § 1. Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan onder als dekking bestemde aandelenoptie, de optie die tot doel en gevolg heeft het prijsschommelingsrisico bij aandelen te compenseren of te beperken.
  Om als dekking bestemde optie te kunnen worden beschouwd in de zin van deze paragraaf moet de optie aan volgende voorwaarden beantwoorden :
  a) het gedekte bestanddeel moet de onderneming blootstellen aan een prijsschommelingsrisico;
  b) de optie moet van bij het begin als zodanig in de boeken zijn gekwalificeerd;
  c) het onderliggende instrument van de optie moet bestaan uit effecten met gelijkaardige kenmerken als de effecten tot dekking waarvan de optie wordt genomen;
  d) de optie wordt verhandeld op een liquide markt zoals hierna omschreven of de onderliggende effecten worden op een dergelijke markt verhandeld.
  Er is sprake van een liquide markt in de zin van deze paragraaf, wanneer :
  - er hetzij een georganiseerde markt, hetzij een onderhandse markt bestaat die regelmatig werkt door toedoen van derde financiële instellingenmarkthouders die instaan voor een doorlopende notering van kopers- en verkoperskoersen met marges die met de marktgebruiken overeenstemmen;
  - er kan worden vanuit gegaan dat de betrokken effecten of financiële instrumenten qua volume en rekening houdend met de volumes die gewoonlijk op hun markt worden verhandeld op gelijk welk ogenblik realiseerbaar zijn, zonder betekenisvolle invloed op de koersen.
  § 2. De aandelenopties worden gewaardeerd tegen hun aanschaffingswaarde, onverminderd de toepassing van § 3 hierna en van artikel 31, tweede lid.
  § 3. De verschillen uit waardeschommelingen van als dekking bestemde aandelenopties worden bij de dichtstbijzijnde dagvereffening van de debet- en creditmarges opgenomen in een wachtrekening onder de overlopende rekeningen. Bij de lichting van de als dekking bestemde optie wordt het saldo van deze rekening symmetrisch met de toerekening van de meer- en minderwaarden op het gedekte bestanddeel, in resultaat genomen. Wanneer het gedekte bestanddeel evenwel wordt gewaardeerd tegen de marktwaarde moeten de resultaten uit de als dekking bestemde optie symmetrisch met de toerekening van de waardeschommelingen van het gedekte bestanddeel, in resultaat worden genomen.
  Bij overdracht van het gedekte bestanddeel wordt het saldo van de wachtrekening integraal in resultaat genomen en worden de verschillen uit latere waardeschommelingen van de niet gelichte opties die als dekking waren bestemd, verwerkt overeenkomstig de voorschriften van het laatste lid van artikel 19 en het tweede en elfde lid van artikel 31.
  De voorschriften van deze paragraaf gelden voor als dekking bestemde aandelenopties, zelfs al heeft er geen dagvereffening van de debet- en creditmarges plaats.
  De opbrengsten en kosten die met toepassing van deze paragraaf in resultaat worden genomen, worden hieraan toegerekend als bestanddelen van het nettoresultaat die moeten worden uitgedrukt in de overeenstemmende post " Financiële instrumenten ".
Art. 27ter. § 1. Pour l'application du présent article il faut entendre par option sur action qualifiée de couverture affectée, l'option qui a pour but et pour effet de compenser ou de réduire le risque de variation de prix d'actions.
  Pour pouvoir être considérée comme option de couverture affectée au sens du présent paragraphe il faut que l'option réponde aux conditions suivantes :
  a) l'élément couvert doit exposer l'entreprise à un risque de variation de prix;
  b) l'option doit dans les livres être qualifiée comme telle dès l'origine;
  c) l'option doit avoir comme instrument sous-jacent des titres ayant des caractéristiques similaires a ceux en couverture desquels l'option est conclue;
  d) l'option est traitée sur un marché liquide comme défini ci-après ou les titres sous-jacents sont traités sur un tel marché.
  Pour qu'il y ait marché liquide au sens du présent paragraphe, il faut :
  - qu'il y ait soit un marché organisé soit un marché de gré à gré fonctionnant régulièrement à l'intervention d'établissements financiers tiers mainteneurs de marché assurant des cotations permanentes de cours acheteurs et vendeurs dont les fourchettes correspondent aux usages du marché;
  - qu'en volume les titres ou instruments financiers concernés puissent, compte tenu des volumes régulièrement traités sur leur marché, être considérés comme réalisables à tout moment sans incidence significative sur les cours.
  § 2. Sans préjudice aux dispositions du § 3 ci-après et de l'article 31, alinéa 2, les options sur actions sont évaluées à leur valeur d'acquisition.
  § 3. Les différences résultant des variations de valeur d'option sur action qualifiée de couverture affectée, sont, lors de la liquidation quotidienne la plus récente des marges débitrices et créditrices, enregistrées dans un compte d'attente ouvert parmi les comptes de régularisation. Au dénouement de l'option de couverture affectée, le solde de ce compte est imputé au compte de résultats de manière symétrique à l'imputation des plus et moins-values sur l'élément couvert. Toutefois, lorsque l'élément couvert est évalué à la valeur du marché les résultats provenant de l'option de couverture affectée doivent être imputés au compte de résultats de manière symétrique à l'imputation des variations de valeur de l'élément couvert.
  En cas de cession de l'élément couvert, le solde du compte d'attente est imputé intégralement au compte de résultats et les différences résultant des variations de valeur ultérieures des options de couverture non dénouées qui y étaient affectées, sont traitées conformément aux dispositions du dernier alinéa de l'article 19 et des alinéas 2 et 11 de l'article 31.
  Les dispositions du présent paragraphe sont applicables aux options sur actions qualifiées de couverture affectée même en l'absence de liquidation quotidienne des marges débitrices et créditrices.
  Les produits et charges à imputer au compte de résultats par application du présent paragraphe y sont enregistrés comme éléments constitutifs du résultat net, à exprimer au poste " Instruments financiers " correspondant.
Art.28. § 1. Voor de geactiveerde oprichtingskosten worden passende afschrijvingen geboekt, per jaarlijkse tranches van ten minste twintig percent van de geactiveerde bedragen; de afschrijving van de uitgiftekosten van de leningen mag echter gespreid worden over de looptijd van de leningen.
  § 2. Voor de immateriële en materiële vaste activa, andere dan deze opgenomen in de actiefpost D. en waarvan de gebruiksduur beperkt is, wordt tot afschrijvingen overgegaan volgens een overeenkomstig artikel 15 opgesteld plan. Er mag, overeenkomstig de fiscale bepalingen terzake, een versneld afschrijvingsplan voor worden toegepast. Wanneer de toepassing van een plan voor versnelde afschrijving met zich meebrengt dat aanzienlijk vlugger wordt afgeschreven dan economisch verantwoord, wordt in de toelichting (staat nr. 20) melding gemaakt van het verschil tussen het gecumuleerd bedrag van de geboekte afschrijvingen en dat van de economisch verantwoorde afschrijvingen. Tevens wordt de invloed aangegeven van de tijdens het boekjaar of tijdens vorige boekjaren geboekte versnelde afschrijvingen op het bedrag van de afschrijvingen in de resultatenrekening van het boekjaar.
  Voor de in het vorige lid bedoelde vaste activa wordt overgegaan tot aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen wanneer, ingevolge hun ontaarding of wegens de wijziging van economische of technologische omstandigheden, hun boekhoudkundige waarde hoger is dan hun gebruikswaarde voor de onderneming.
  De afschrijvingen met toepassing van het eerste lid op materiële en immateriële vaste activa met beperkte gebruiksduur mogen slechts worden teruggenomen, wanneer blijkt dat het daarvoren toegepaste afschrijvingsplan, wegens gewijzigde economische of technologische omstandigheden, een te snelle afschrijving tot gevolg heeft gehad. De afschrijvingen verricht met toepassing van het tweede lid, die niet langer verantwoord blijken, moeten worden teruggenomen ten belope van het surplus ten opzichte van de overeenkomstig het eerste lid geplande afschrijvingen.
  [1 Kosten van ontwikkeling en goodwill worden, indien hun gebruiksduur niet met zekerheid kan worden geraamd, afgeschreven over een periode van ten hoogste tien jaar. De periode waarover goodwill wordt afgeschreven, wordt verantwoord in de toelichting (staat nr. 20).]1
  [1 Afschrijvingen en waardeverminderingen op goodwill worden niet teruggenomen.]1
  § 3. Voor immateriële en materiële vaste acti a, andere dan deze opgenomen in de actiefpost D. en waarvan de gebruiksduur niet beperkt is, wordt slechts tot waardeverminderingen overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding.
  
Art.28. § 1. Les frais d'établissement activés font l'objet d'amortissements appropriés, par tranches annuelles de vingt pour cent au moins des montants actives. Toutefois, l'amortissement des frais d'émission d'emprunts peut être réparti sur toute la durée de l'emprunt.
  § 2. Les immobilisations incorporelles et corporelles autres que celles incluses sous le poste D. de l'actif, dont l'utilisation est limitée dans le temps, font l'objet d'amortissements calculés selon un plan établi conformément à l'article 15. Elles peuvent notamment faire l'objet d'un plan d'amortissement accéléré, conformément aux dispositions fiscales en la matière. Si l'application d'un tel plan accéléré conduit à anticiper de manière significative, la prise en charge des amortissements par rapport à ce qui est économiquement justifié, il est fait mention dans l'annexe (état n° 20) de la différence entre le montant cumulé de ces amortissements actés et celui des amortissements économiquement justifiés ainsi que de l'influence sur le montant des amortissements grevant le compte de résultats de l'exercice, d'amortissements excédant les amortissements économiquement justifiés, pris en charge au cours de l'exercice ou au cours d'exercices antérieurs.
  Ces immobilisations font l'objet d'amortissements complémentaires ou exceptionnels lorsque, en raison de leur altération ou de modifications des circonstances économiques ou technologiques, leur valeur comptables dépasse leur valeur d'utilisation par l'entreprise.
  Les amortissements actes en application de l'alinéa 1 sur les immobilisations corporelles et incorporelles dont l'utilisation est limitée dans le temps ne peuvent faire l'objet d'une reprise que si, en raison de modifications des circonstances économiques ou technologiques, le plan d'amortissement antérieurement pratiqué s'avère avoir été trop rapide. Les amortissements actés en application de l'alinéa 2 qui s'avèrent ne plus être justifies, font l'objet d'une reprise à concurrence de leur excédent par rapport aux amortissements planifiés conformément à l'alinéa 1.
  [1 Lorsque la durée d'utilisation des frais de développement et du goodwill ne peuvent être estimés de manière fiable, ils sont amortis sur une période ne pouvant pas dépasser dix ans. La période d'amortissement du goodwill est justifiée dans l'annexe (état n° 20).]1
  [1 Les amortissements et les réductions de valeur du goodwill ne font pas l'objet d'une reprise. ]1
  § 3. Les immobilisations incorporelles et corporelles autres que celles incluses sous le poste D. de l'actif, dont l'utilisation n'est pas limitée dans le temps, ne font l'objet de réductions de valeur qu'en cas de moins-value ou de dépréciation durables.
  
Art.29. § 1. De niet-opgevraagde bedragen op deelnemingen, aandelen en deelbewijzen worden afzonderlijk vermeld in de toelichting (staat nr. 1) en gesplitst volgens de posten waarin de nog vol te storten deelnemingen, aandelen en deelbewijzen zijn opgenomen.
  § 1bis. De aanschaffingswaarde van deelnemingen, aandelen of deelbewijzen, ontvangen als vergoeding voor inbrengen die niet bestaan in contanten of die voortkomen uit de omzetting van vorderingen, stemt overeen met de conventionele waarde van de ingebrachte goederen en waarden of van de omgezette vorderingen. Als evenwel die conventionele waarde lager is dan de marktwaarde van de ingebrachte goederen en waarden of van de omgezette vorderingen, dan stemt de aanschaffingswaarde overeen met de hogere marktwaarde.
  In afwijking van het eerste lid worden de deelnemingen, aandelen en deelbewijzen van een vennootschap die een onderneming ontvangt bij fusie of splitsing als bedoeld in artikel 36bis, 36ter of 36quater, in ruil voor de aandelen of deelbewijzen die zij in de overgenomen of gesplitste vennootschap bezat, bij die fusie of splitsing in haar boekhouding opgenomen tegen de waarde waarvoor de aandelen en deelbewijzen van de overgenomen of gesplitste vennootschap hierin op die datum stonden geboekt. Ingeval bij fusie of splitsing een opleg in geld is verkregen, wordt het bedrag hiervan afgetrokken van de boekwaarde - en bij voorrang van de aanschaffingswaarde - van de aandelen van de overgenomen of gesplitste vennootschap, inzover die opleg wordt onttrokken aan het kapitaal of de uitgiftepremie; in de overige gevallen wordt dat bedrag in resultaat genomen. Bij inbreng van een bedrijfsafdeling of een algemeenheid van goederen als bedoeld in artikel 36quinquies, worden de als tegenprestatie ontvangen deelnemingen, aandelen of deelbewijzen bij de inbreng in de boekhouding van de inbrenger opgenomen tegen de nettowaarde waarvoor de ingebrachte goederen hierin op die datum voorkwamen.
  § 2. Voor de deelnemingen, de aandelen en de deelbewijzen die in de post C.II. " Beleggingen in verbonden ondernemingen en deelnemingen " zijn opgenomen wordt tot waardevermindering overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding, verantwoord door de toestand, de rentabiliteit of de vooruitzichten van de vennootschap waarin de deelnemingen, aandelen of deelbewijzen worden aangehouden.
  Op de vorderingen, inclusief de vastrentende effecten, die in de post C.II. " Beleggingen in verbonden ondernemingen en deelnemingen " zijn opgenomen, worden waardeverminderingen toegepast, zo er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling hiervan op de vervaldag.
  § 3. De bijkomende kosten met betrekking tot het aanschaffen van effecten mogen ten laste worden genomen van de resultatenrekening van het boekjaar in de loop waarvan ze werden aangegaan.
Art.29. § 1. Les montants non appelés sur participations, actions et parts sont mentionnés distinctement dans l'annexe (état n° 1) et ventilés selon les postes dans lesquels les participations, actions et parts restant à libérer sont portées.
  § 1bis. La valeur d'acquisition des participations, actions ou parts reçues en rémunération d'apports ne consistant pas en numéraire ou résultant de la conversion de créances, correspond à la valeur conventionnelle des biens et valeurs apportées ou des créances converties. Toutefois, si cette valeur conventionnelle est inférieure à la valeur de marché des biens et valeurs apportées ou des créances converties, la valeur d'acquisition correspond à cette valeur supérieure de marché.
  Par dérogation à l'alinéa 1, les participations, actions et parts d'une société qu'une entreprise reçoit en cas de fusion ou de scission visée à l'article 36bis, 36ter ou 36quater, en échange des actions ou parts qu'elle détenait dans la société absorbée ou scindée sont, lors de la fusion ou de la scission, portées dans ses comptes à la valeur pour laquelle les actions et parts de la société absorbée ou scindée y figuraient à cette date. En cas d'obtention, lors d'une fusion ou d'une scission, d'une soulte en espèces, le montant de celle-ci est déduit de la valeur comptable, et en priorité de la valeur d'acquisition, des actions de la société absorbée ou scindée, dans la mesure où elle est prélevée sur le capital ou sur la prime d'émission; dans les autres cas son montant est porté en résultat. En cas d'apport d'une branche d'activité ou d'une universalité de biens visé à l'article 36quinquies, les participations, actions ou parts reçues en contrepartie sont, lors de l'apport, portées dans les comptes de l'apporteur à la valeur nette pour laquelle les biens et valeurs apportés y figuraient à cette date.
  § 2. Les participations, les actions et parts portées sous la poste C.II. " Placements dans des entreprises liées et participations " font l'objet de réductions de valeur en cas de moins-value ou de dépréciation durables justifiées par la situation, la rentabilité ou les perspectives de la société dans laquelle la participation, les actions ou parts sont détenues.
  Les créances, y compris les titres à revenu fixe, portées sous le poste C.II. " Placements dans des entreprises liées et participations " font l'objet de réductions de valeur si leur remboursement à l'échéance est en tout ou en partie incertain ou compromis.
  § 3. Les frais accessoires relatifs, à l'acquisition de titres peuvent être pris en charge par le compte de résultats de l'exercice au cours duquel ils ont été exposés.
Art.30. Voor de buiten gebruik gestelde of niet meer duurzaam tot de activiteit van de onderneming bijdragende materiële vaste activa, wordt in voorkomend geval tot een uitzonderlijke afschrijving overgegaan om rekening te houden met de waarschijnlijke realisatiewaarde ervan.
Art.30. Les immobilisations corporelles désaffectées ou qui ont cesse d'être affectées durablement à l'activité de l'entreprise font, le cas échéant, l'objet d'un amortissement exceptionnel pour en aligner l'évaluation sur leur valeur probable de réalisation.
Art.31. Voor de niet-vastrentende effecten ingeschreven op de post C.III.1. worden waardeverminderingen geboekt zo deze duurzaam zijn.
  De aandelenopties die niet of niet meer aan de voorwaarden voldoen om te worden beschouwd als optie die als dekking is bestemd, maken het voorwerp uit van waardeverminderingen wanneer hun markt- of realisatiewaarde op de datum van afsluiting van het boekjaar lager ligt dan hun aanschaffingswaarde.
  [1 Op de vastrentende effecten vermeld [2 in post C.III.2.]2 en op de vorderingen vermeld in de posten C.III.4, 5 en 7, evenals in post E. van het actief, worden systematisch waardeverminderingen toegepast om overeenkomstig de principes van artikel 19, eerste lid, rekening te houden met het risico dat de tegenpartijen van die effecten en vorderingen hun desbetreffende verplichtingen niet of niet volledig nakomen, waaronder begrepen, maar niet beperkt tot, de kans dat de terugbetaling van die effecten en vorderingen geheel of gedeeltelijk onzeker of in gevaar is. Wanneer de marktwaarde van die effecten en vorderingen duurzaam lager ligt dan de nettoboekwaarde ervan, wordt dit behoudens bewijs van het tegendeel beschouwd als een duurzaam waardeverlies waarmee rekening moet worden gehouden voor de toepassing van deze bepaling. De criteria die in aanmerking worden genomen voor de toepassing van deze bepaling zijn vermeld in staat nr. 20 die in de Bijlage bij dit besluit is opgenomen.]1
  Voor bewijzen van eeuwigdurende leningen wordt het verschil tussen hun aanschaffingswaarde en hun lagere marktwaarde beschouwd als een duurzaam waardeverlies.
  Op effecten van de actiefpost C.III.2.b) " Thesaurieobligaties en andere vastrentende thesaurieëffecten " die als liquiditeitssteun dienen worden waardeverminderingen geboekt wanneer hun marktwaarde lager ligt dan de waarde verkregen door toepassing van de overige bepalingen van dit besluit.
  Op de vorderingen vermeld in de posten C.III.4, 5 en 7, evenals in de post E. van het actief mogen eveneens waardeverminderingen worden toegepast wanneer hun realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan hun boekwaarde vastgesteld overeenkomstig artikel 27bis van dit besluit.
  Op de terreinen en gebouwen opgenomen onder de actiefpost D. worden waardeverminderingen toegepast wanneer, sedert de laatste waardebepaling overeenkomstig punt 2°, derde lid van artikel 27, de waarde van een terrein of gebouw is verminderd. De aldus berekende lagere waarde wordt in de volgende balansen niet verhoogd, tenzij een dergelijke verhoging voortvloeit uit een nieuwe bepaling van de marktwaarde overeenkomstig punt 2°, tweede en derde lid van voornoemd artikel 27.
  De beleggingen die tijdens het boekjaar worden overgebracht van de actiefpost C. naar de actiefpost D., maken, op de datum van overdracht, het voorwerp uit van aanvullende afschrijvingen of aanvullende waardeverminderingen om hun boekwaarde terug te brengen tot hun actuele waarde, wanneer hun actuele waarde lager is dan hun boekwaarde.
  Voor het deel van de herverzekeraars in de technische voorzieningen ingeschreven op post Dbis. worden waardeverminderingen geboekt in geval van het vastgesteld of waarschijnlijk in gebreke blijven van de herverzekeraar.
  Voor de voorraden, de beschikbare waarden (post F.II.), de eigen aandelen (post F.III.) en de overige actiefbestanddelen (post F.IV.) worden waardeverminderingen geboekt wanneer op de balansdatum hun realisatiewaarde lager ligt dan hun aanschaffingswaarde.
  Er worden aanvullende waardeverminderingen geboekt op de activa bedoeld in het tweede, vijfde en tiende lid van onderhavig artikel, im rekening te houden, hetzij met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde, hetzij met de risico's inherent aan de aard van de betrokken produkten of van de gevoerde activiteit.
  
Art.31. Les titres à revenu variable mentionnés au poste C.III.1. font l'objet de réductions de valeur en cas de moins-value durable.
  Les options sur actions qui ne remplissent pas ou plus les conditions pour être qualifiées comme options de couverture affectée font l'objet de réductions de valeur lorsque leur valeur de marché ou de réalisation à la date de clôture de l'exercice est inférieure à leur valeur d'acquisition.
  [1 Les titres à revenu fixe mentionnés [2 au poste C.III.2.]2 et les créances mentionnées aux postes C.III.4, 5 et 7, ainsi qu'au poste E. de l'actif font systématiquement l'objet de réductions de valeur afin de refléter, conformément aux principes énoncés à l'article 19, alinéa 1er, tout risque que les contreparties de ces titres et créances n'honorent pas tout ou partie de leurs engagements y afférant, en ce compris, mais pas uniquement, la probabilité que le remboursement de ces titres et créances soit en tout ou partie incertain ou compromis. Lorsque la valeur du marché de ces titres et créances est durablement inférieure à leur valeur comptable nette, cette circonstance est, sauf preuve contraire, présumée constituer une dépréciation durable à prendre en compte pour l'application de la présente disposition. Les critères pris en compte pour l'application de la présente disposition sont précisés dans l'état n° 20 prévu à l'Annexe au présent arrêté.]1
  Dans le cas de titres qui représentent des prêts perpétuels la différence entre leur valeur d'acquisition et leur valeur inférieure du marché est à considérer comme une dépréciation durable.
  Les titres du poste de l'actif C.III.2.B), " Obligations de trésorerie et autres titres de trésorerie à revenu fixe " qui constituent un support de liquidité font l'objet de réductions de valeur lorsque leur valeur de marché est inférieure à la valeur obtenue par application des autres dispositions du présent arrêté.
  Les créances mentionnées aux postes C.III.4, 5 et 7, ainsi qu'au poste E. de l'actif peuvent également faire l'objet de réductions de valeur lorsque leur valeur de réalisation à la date de clôture de l'exercice est inférieure à leur valeur comptable déterminée conformément à l'article 27bis du présent arrêté.
  Les terrains et constructions inclus sous le poste D. de l'actif font l'objet de réductions de valeur lorsque, depuis la dernière évaluation effectuée conformément au 2°, alinéa 3 de l'article 27, la valeur d'un terrain ou d'une construction a diminué. La valeur inférieure ainsi déterminée n'est pas majorée dans les bilans ultérieurs, sauf si cette majoration résulte d'une nouvelle détermination de la valeur de marché, effectuée conformément au 2°, alinéas 2 et 3 de l'article 27 précité.
  Les placements transférés au cours de l'exercice du poste C. au poste D. de l'actif font, à la date de leur transfert, l'objet d'amortissements complémentaires ou de réductions de valeur complémentaires pour ramener leur valeur comptable à leur valeur actuelle lorsque leur valeur actuelle est inférieure à leur valeur comptable.
  La part des réassureurs dans les provisions techniques mentionnées au poste Dbis. fait l'objet de réductions de valeur en cas de défaillance établie ou probable du réassureur.
  Les stocks, les valeurs disponibles (poste F.II.), les actions propres (poste F.III.) et les autres éléments d'actif (poste F.IV.) font l'objet de réductions de valeur lorsque leur valeur de réalisation à la date de clôture de l'exercice est inférieure à leur valeur d'acquisition.
  Des réductions de valeur complémentaires sont actées sur les actifs visés aux alinéas 2, 5 et 10 du présent article pour tenir compte soit de l'évolution de leur valeur de réalisation ou de marché, soit des aléas justifiés par la nature des avoirs en cause ou de l'activité exercée.
  
Art.32. In afwijking van de artikelen 18 en 20 mogen het kleine materieel en de handelsgoederen die bestendig worden hernieuwd en waarvan de aanschaffingswaarde te verwaarlozen is in verhouding tot het balanstotaal, op het actief worden opgenomen voor een vast bedrag indien de hoeveelheid, de waarde en de samenstelling ervan niet aanmerkelijk veranderen van het ene boekjaar tot het andere. In dit geval wordt de prijs voor de hernieuwing van deze bestanddelen opgenomen onder de bedrijfskosten.
Art.32. Par dérogation aux articles 18 et 20, le petit outillage et les fournitures, qui sont constamment renouvelés et dont la valeur d'acquisition est négligeable par rapport à l'ensemble du bilan peuvent être portés à l'actif pour une valeur fixe si leur quantité, leur valeur et leur composition ne varient pas sensiblement d'un exercice à l'autre. Dans ce cas, le prix du renouvellement de ces éléments est porté sous les charges d'exploitation.
Art.33. De aanschaffingswaarde van activa met identieke technische of juridische kenmerken wordt bepaald hetzij door individualisering van de prijs van elk bestanddeel, hetzij volgens de methode van gewogen gemiddelde prijzen, volgens de methode " FIFO " (eerst in - eerst uit) of volgens de methode " LIFO " (laatst in - eerst uit).
  Wanneer ten gevolge van de toepassing van de in het vorig lid genoemde berekeningsmethoden de balanswaardering op de balansdatum aanzienlijk verschilt van de waardering op basis van de laatste vóór de balansdatum bekende marktprijs, moet het totale bedrag van dit verschil per soort in de toelichting worden vermeld.
  Indien de methode wordt gewijzigd, mag de aanschaffingswaarde van de goederen die geacht worden eerst te zijn ingekomen, niet lager zijn dan de waarde waarvoor ze voor toepassing van de desbetreffende waardeverminderingen, voorkwamen in de inventaris bij het afsluiten van het vorige boekjaar.
Art.33. Le prix d'acquisition des avoirs dont les caractéristiques technique ou juridiques sont identiques est établi par une individualisation du prix de chaque élément ou par application soit de la méthode des prix moyens pondérés, soit de la méthode " FIFO " (sortie en premier lieu des avoirs les plus anciens), soit de la méthode " LIFO " (sortie en premier lieu des avoirs acquis en dernier lieu).
  Lorsque l'évaluation effectuée dans le bilan, suite à l'application des méthodes de calcul indiquées à l'alinéa précédent, diffère pour un montant important, à la date de clôture du bilan, d'une évaluation sur la base du dernier prix du marché connu avant la date de clôture du bilan, le montant de cette différence doit être indiqué globalement par catégorie dans l'annexe.
  En cas de modification de méthode, le prix d'acquisition des biens censés être entrés en premier lieu ne peut être inférieur à la valeur pour laquelle ces biens étaients portés, avant réductions de valeur y afférentes, à l'inventaire établi au terme de l'exercice précédent.
Art.34. De ondernemingen mogen de materiële vaste activa, de deelnemingen, aandelen en deelbewijzen die onder de actiefpost C. voorkomen herwaarderen, wanneer de waarde van deze activa, bepaald in functie van hun nut voor de onderneming, op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde. Wanneer de betrokken activa noodzakelijk zijn voor de voortzetting van het bedrijf van de onderneming of van een onderdeel daarvan mogen zij slechts worden geherwaardeerd in de mate waarin de aldus uitgedrukte meerwaarde wordt verantwoord door de rentabiliteit van de onderneming of van het betrokken bedrijfsonderdeel.
  De geherwaardeerde waarde die voor deze activa in aanmerking wordt genomen wordt verantwoord in de toelichting (staat nr. 20) bij de jaarrekening waarin de herwaardering voor het eerst werd toegepast.
  Heeft de herwaardering betrekking op materiële vaste activa met een beperkte gebruiksduur, dan wordt op basis van de geherwaardeerde waarde afgeschreven volgens een overeenkomstig artikel 15 opgemaakt plan dat ertoe strekt de toerekening van de geherwaardeerde waarde te spreiden over de vermoedelijke residuele gebruiksduur van de betrokken activa.
  De geboekte meerwaarden worden rechtstreeeks toegerekend aan de post A.III.1. van het passief en daar behouden zolang de goederen waarop ze betrekking hebben niet werden gerealiseerd. Deze meerwaarden mogen nochtans :
  1° worden overgebracht naar een reserve tot het beloop van de op de meerwaarde geboekte afschrijvingen;
  2° [1 in kapitaal worden omgezet; een in kapitaal opgenomen herwaarderingsmeerwaarde mag evenwel nooit rechtstreeks of onrechtstreeks aangewend worden om overgedragen verliezen geheel of gedeeltelijk aan te zuiveren voor het nog niet afgeschreven gedeelte van de herwaarderingsmeerwaarde. Meerwaarden toegerekend aan rubriek III van het passief "Herwaarderingsmeerwaarden" mogen slechts in kapitaal worden omgezet voor het gedeelte van de geherwaardeerde waarde verminderd met de geraamde belastingen hierop.]1
  3° bij latere minderwaarde worden afgeboekt tot het beloop van het nog niet afgeschreven gedeelte van de meerwaarde.
  [1 De geboekte meerwaarden mogen noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks worden uitgekeerd, zolang deze niet overeenstemmen met een gerealiseerde meerwaarde of met een afschrijving op de meerwaarde die al dan niet werd overgebracht naar een reserve overeenkomstig het vorige lid, 1°.]1
  
Art.34. Les entreprises peuvent procéder à la réévaluation de leurs immobilisations corporelles, ainsi que des participations, actions et parts figurant sous le poste C. de l'actif, lorsque la valeur de celles-ci, déterminée en fonction de leur utilité pour l'entreprise, présente un excédent certain et durable par rapport à leur valeur comptable. Si les actifs en cause sont nécessaires à la poursuite de l'activité de l'entreprise ou d'une partie de ses activités, ils ne peuvent être réévalués que dans la mesure où la plus-value exprimée est justifiée par la rentabilité de l'activité de l'entreprise ou par la partie concernée de ses activités.
  La valeur réévaluée retenue pour ces actifs est justifiée dans l'annexe (état n° 20) aux comptes annuels dans lesquels la réévaluation est actée pour la première fois.
  Si la réévaluation porte sur des immobilisations corporelles dont l'utilisation est limitée dans le temps la valeur réévaluée fait l'objet d'amortissements calculés selon un plan établi conformément à l'article 15, aux fins d'en répartir la prise en charge sur la durée résiduelle d'utilisation probable de l'immobilisation.
  Les plus-values actées sont imputées directement au poste A.III.1. du passif et y sont maintenues aussi longtemps que les biens auxquels elles sont afférentes ne sont pas réalisés. Ces plus-values peuvent toutefois :
  1° être transférées aux réserves à concurrence du montant des amortissements actés sur la plus-value;
  2° [1 être incorporées au capital; une plus-value de réévaluation incorporée au capital ne peut toutefois jamais être affectée, directement ou indirectement, à la compensation totale ou partielle des pertes reportées à concurrence de la partie de la plus-value de réévaluation qui n'a pas encore fait l'objet d'un amortissement. Les plus-values imputées à la rubrique III du passif " Plus-values de réévaluation " ne peuvent être incorporées au capital qu'à concurrence de la partie de la plus-value de réévaluation sous déduction des impôts estimés sur cette plus-value.]1
  3° en cas de moins-value ultérieure, être annulées à concurrence du montant non encore amorti sur la plus-value.
  [1 Les plus-values actées ne peuvent pas être distribuées, ni directement, ni indirectement, tant qu'elles ne correspondent pas à une plus-value réalisée ou à un amortissement transféré ou non à une réserve conformément à l'alinéa précédent, 1°.]1
  
Art. 34bis. De beleggingen die tijdens het boekjaar worden overgebracht van de actiefpost C. naar de actiefpost D., maken op de datum van overdracht, voor het verschil tussen hun boekwaarde en hun actuele waarde, het voorwerp uit van terugnemingen van waardeverminderingen tot beloop van de eerder geboekte waardeverminderingen en herwaarderingsmeerwaarden, wanneer op de datum van overdracht hun actuele waarde hoger is dan hun boekwaarde.
  Deze herwaarderingsmeerwaarden worden opgenomen onder de passiefpost A.III.2. en blijven er behouden zolang de beleggingen waarop ze betrekking hebben niet worden gerealiseerd.
Art. 34bis. Les placements transférés au cours de l'exercice du poste C. au poste D. de l'actif font, à la date de leur transfert, l'objet, pour la différence entre leur valeur comptable et leur valeur actuelle, de reprises de réductions de valeur à concurrence des réductions de valeur actées antérieurement et de plus-values de réévaluation, lorsqu'à la date du transfert, leur valeur actuelle est supérieure à leur valeur comptable.
  Ces plus-values de réévaluation sont portées au poste A.III.2. du passif et y sont maintenus aussi longtemps que les placements auxquels elles sont afférentes ne sont pas réalisés.
Art. 34ter. De voorziening voor niet-verdiende premies wordt in beginsel voor elke overeenkomst afzonderlijk berekend. De toepassing van statistische methoden, in het bijzonder proportionele of forfaitaire methoden, is toegestaan, indien deze waarschijnlijk bij benadering hetzelfde resultaat opleveren als afzonderlijke berekeningen.
  Voor verzekeringsbranches waar in verband met de risicocyclus toepassing van de pro rata temporis-methode niet passend is, moeten berekeningsmethoden worden toegepast die rekening houden met het verschil in ontwikkeling van het risico in de tijd.
Art. 34ter. La provision pour primes non acquises est en principe calculée séparément pour chaque contrat d'assurance. Est autorisée l'utilisation de méthodes statistiques, et en prticulier de méthodes proportionnelles ou forfaitaires, lorsqu'il y a lieu de supposer qu'elles donneront approximativement ls mêmes résultats que des calculs individuels.
  Pour les branches d'assurances dans lesquelles le cycle du risque ne permet pas d'appliquer la méthode prorata temporis, il y a lieu d'appliquer des méthodes de calcul qui tiennent compte de l'évolution différente du risque dans le temps.
Art. 34quater. De voorziening voor lopende risico's wordt berekend op basis van het geschatte geheel van de schadelast en van de administratiekosten, betreffende de lopende overeenkomsten en door de onderneming nog te dragen, voor zover dat geraamde bedrag de voorziening voor niet-verdiende premies en de in verband met deze overeenkomsten verschuldigde premies te boven gaat.
Art. 34quater. La provision pour risques en cours est calculée sur la base de l'ensemble estimé de la charge des sinistres et des frais d'administration, lié aux contrats en cours et restant à assumer par l'entreprise, dans la mesure où ce montant estimé excède la provision pour primes non acquises et les primes dues relatives auxdits contrats.
Art. 34quinquies. [1 § 1.]1 De voorziening voor verzekering " leven " wordt in beginsel voor elke verzekeringsovereenkomst afzonderlijk berekend. De toepassing van statistische of wiskundige methoden is toegestaan indien deze waarschijnlijk bij benadering hetzelfde resultaat opleveren als afzonderlijke berekeningen. De voornaamste uitgangspunten worden in de toelichting (staat nr. 20) beknopt vermeld.
  De berekening wordt jaarlijks door een actuaris of een andere ter zake deskundige persoon gemaakt aan de hand van algemeen erkende actuariële methoden.
  De acquisitiekosten mogen niet worden afgetrokken van de voorziening voor verzekering " leven ".
  [1 § 2. De voorziening voor verzekering "leven" wordt berekend aan de hand van een voldoende voorzichtige prospectieve actuariële methode, rekening houdend met alle toekomstige verplichtingen volgens de voor iedere lopende levensverzekeringsovereenkomst vastgestelde voorwaarden, met inbegrip van:
   1° alle gewaarborgde prestaties;
   2° de toegekende winstdelingen;
   3° alle keuzemogelijkheden waarover de verzekeringnemer of de begunstigde volgens de algemene of de bijzondere voorwaarden van de overeenkomst beschikt;
   4° de voorziene bedrijfs- en administratiekosten alsook de commissielonen.
   Er wordt eveneens rekening gehouden met de in de toekomst te ontvangen premies.
   § 3. Bij de in § 2 bedoelde berekening wordt rekening gehouden met de ongunstige ontwikkeling van de verschillende betrokken factoren die ten grondslag liggen aan die voorziening voor verzekering "leven".
   In het bijzonder vormt de verzekerings-onderneming voor de overeenkomsten waarvoor de gewaarborgde rentevoet wordt vastgesteld krachtens de toepasselijke contractuele en reglementaire bepalingen, een aanvullende voorziening zodra de gewaarborgde rentevoet 80 % van de gemiddelde rentevoet over de laatste vijf jaar van de OLO's op tien jaar met meer dan 0,1 % overschrijdt.
   Deze samen te stellen aanvullende voorziening maakt deel uit van de voorziening voor verzekering "leven". Zij is voor alle overeenkomsten gelijk aan de som van het positieve verschil tussen de inventarisreserve van de overeenkomst als bepaald door of krachtens de toezichtswetten, waarbij de technische rentevoet wordt vervangen door de rentevoet die overeenstemt met 80 % van de gemiddelde rentevoet bedoeld in het vorige lid, en de inventarisreserve van de overeenkomst als berekend op basis van haar technische grondslagen, eventueel aangepast volgens artikel 86, § 3 van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levens-verzekeringsactiviteit.
   Deze aanvullende voorziening wordt op 31 december van elk jaar berekend.
   De jaarlijkse dotatie is gelijk aan ten minste 10 % van de in het vorige lid bedoelde samen te stellen aanvullende voorziening. Deze dotatie kan evenwel beperkt worden tot het verschil tussen de samen te stellen aanvullende voorziening en de samengestelde aanvullende voorziening.
   Indien de samen te stellen aanvullende voorziening kleiner is dan de samengestelde aanvullende voorziening, mag de verzekeringsonderneming van deze laatste aanvullende voorziening 10 % afhouden van het overschot alsook 90 % van de samengestelde aanvullende voorziening die betrekking heeft op de vereffende of definitief overgedragen overeenkomsten.
   § 4. In afwijking van de derde paragraaf, stelt de Nationale Bank van België een verzekeringsonderneming, op haar aanvraag, vrij vrijstellen van de verplichting tot dotatie aan de aanvullende voorziening die volgens de hierboven bedoelde methode wordt berekend, op voorwaarde dat haar reglementaire eigenvermogensvereisten als vastgelegd in of met toepassing van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen voldoende gedekt zijn zonder dat zij een beroep moeten doen op de overgangsmaatregelen van de artikelen 668 en 669 van de genoemde wet.
   De Nationale Bank van België legt aanvullende voorwaarden opl voor de toekenning of het behoud van deze vrijstelling wanneer de toestand van de onderneming en de marktvoorwaarden dit noodzakelijk maken.
   § 5. De vrijstelling van de verplichting tot dotatie aan de aanvullende voorziening laat de verzekeringsonderneming niet toe afhoudingen te verrichten op de aanvullende voorziening die reeds gevormd is op het ogenblik dat ze gebruik maakt van die vrijstelling.
   In afwijking van het eerste lid staat de Nationale Bank van België de onderneming, op haar aanvraag, toe de samengestelde aanvullende voorziening geheel of gedeeltelijk terug te neemen overeenkomstig dit artikel, in geval van overdracht van een portefeuille van verzekeringsovereenkomsten in het kader van een herstructurering van vennootschappen in de zin van Boek XI van het Wetboek van Vennootschappen onder de volgende voorwaarden:
   a) de terugneming van voorzieningen moet erop gericht zijn het boekhoudkundig eigen vermogen te versterken dat als gevolg van deze herstructurering gedaald zou zijn, terwijl het reglementair eigen vermogen als berekend overeenkomstig de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen onveranderd blijft overeenkomstig voorwaarde (d) hierna;
   b) het bedrag van de terug te nemen voorzieningen mag niet hoger zijn dan het bedrag van de aanvullende voorzieningen die voor de overgedragen portefeuille zijn gevormd;
   c) het bedrag van de teruggenomen voorzieningen wordt rechtstreeks overgedragen naar een onbeschikbare reserve en moet in die reserve behouden blijven gedurende minstens 10 jaar vanaf de herstructurering die tot die overdracht heeft geleid; na het verstrijken van deze termijn van 10 jaar kan de onbeschikbare reserve beschikbaar worden gesteld volgens het ritme bepaald in § 3, laatste lid van dit artikel;
   d) het reglementair eigen vermogen van de onderneming als berekend overeenkomstig de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op verzekerings- of herverzekerings-ondernemingen moet vóór en na de genoemde herstructurering toereikend zijn om alle vereisten inzake het in de genoemde wet vastgestelde eigen vermogen van de onderneming te dekken zonder dat een beroep wordt gedaan op de overgangsmaatregelen van de artikelen 668 en 669 van dezelfde wet;
   e) het terugnemen van voorzieningen mag op geen enkel moment afbreuk doen aan de rechten van de als bij artikel 15, 18° tot 20° van de voornoemde wet van 13 maart 2016 gedefinieerd verzekeringsnemers, de verzekerden of begunstigden.
   Bovendien weigert de Nationale Bank van België de in het tweede lid bedoelde toestemming te verlenen indien zij van oordeel is dat die toestemming de financiële positie, de solvabiliteit of de resultaten van de onderneming in gevaar brengt.
   Indien de onderneming de in de vorige leden bedoelde toestemming heeft verkregen, moet zij na de overdracht naar de onbeschikbare reserve, opnieuw jaarlijks een aanvullende voorziening doteren, overeenkomstig dit artikel. Bij de berekening van de jaarlijkse dotatie wordt in dit geval rekening gehouden met de bedragen die overgedragen zijn naar de onbeschikbare reserve, alsof deze bedragen nog als aanvullende voorzieningen waren geboekt.
   § 6. Indien de onderneming een of meer vrijstellingen en/of toestemmingen heeft verkregen krachtens §§ 4 en 5 van dit artikel, vermeldt zij dit in staat nr. 23 van de Bijlage bij dit besluit, en verstrekt zij daarbij de volgende gegevens:
   - de verantwoording voor de vrijstelling of de toestemming;
   - wanneer zij krachtens § 4 een vrijstelling heeft verkregen: het gecumuleerde bedrag van de dotatie aan de aanvullende voorziening waarvan de onderneming op de balansdatum is vrijgesteld;
   - wanneer zij krachtens § 5 toestemming heeft verkregen: het bedrag dat overgedragen is naar de onbeschikbare reserve, de datum van de overdracht en het bedrag dat in de onbeschikbare reserve overblijft op de balansdatum.
   § 7. Bij de in § 2 bedoelde berekening mag de verzekerings- of herverzekeringsonderneming geen rekening houden met de waarschijnlijkheid dat de voorwaarden voor de toekenning van de winstdeling vervuld zullen zijn.
   § 8. De verzekerings- of herverzekerings-ondernemingen mogen gebruikmaken van een retrospectieve actuariële methode indien zij aantonen dat de volgens deze methode berekende voorziening voor verzekering "leven" niet lager is dan die welke met behulp van de in de vorige paragrafen bedoelde methoden wordt verkregen.
   § 9. Onverminderd de bepalingen van §§ 1 tot 6 mag het bedrag van de voorziening voor verzekering "leven" niet kleiner zijn dan de som, voor alle overeenkomsten, van de inventarisreserves als bepaald door of krachtens de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, waarbij de negatieve inventarisreserves niet worden meegerekend.]1

  
Art. 34quinquies. [1 § 1er.]1 La provision d'assurance " vie " est en principe calculée séparément pour chaque contrat d'assurance. Est autorisée l'utilisation des méthodes statistiques ou mathématiques lorsqu'il y a lieu de supposer qu'elles donneront approximativement les mêmes résultats que des calculs individuels. Un résumé des principales hypothèses retenues est donné dans l'annexe (état n° 20).
  Le calcul est fait annuellement par un actuaire ou toute autre personne experte en la matière, sur la base de méthodes actuarielles généralement reconnues.
  Les frais d'acquisition ne peuvent pas être déduits de la provision d'assurance " vie ".
  [1 § 2. La provision d'assurance vie est calculée selon une méthode actuarielle prospective suffisamment prudente, tenant compte de toutes les obligations futures conformément aux conditions établies pour chaque contrat en cours, et notamment:
   1° de toutes les prestations garanties;
   2° des participations aux bénéfices attribuées;
   3° de toutes les options auxquelles le preneur d'assurance ou le bénéficiaire a droit selon les conditions générales ou particulières du contrat;
   4° des frais d'exploitation et d'administration ainsi que des commissions prévus.
   Il est également tenu compte des primes futures à recevoir.
   § 3. Dans le calcul visé au § 2, il est tenu compte de l'évolution défavorable des différents facteurs en jeu qui sont à la base de cette provision d'assurance vie.
   En particulier, pour les contrats pour lesquels le taux d'intérêt garanti est déterminé en vertu des dispositions contractuelles et réglementaires applicables, l'entreprise d'assurance constitue une provision complémentaire dès que le taux d'intérêt garanti excède 80 % du taux d'intérêt moyen sur les cinq dernières années des OLO à dix ans de plus de 0,1 %.
   Cette provision complémentaire à constituer fait partie de la provision d'assurance vie. Elle est égale à la somme, pour tous les contrats, de la différence positive entre la réserve d'inventaire du contrat, telle que définie par ou en vertu des lois de contrôle, où le taux d'intérêt technique est remplacé par le taux d'intérêt correspondant à 80 % du taux d'intérêt moyen visé à l'alinéa précédent et la réserve d'inventaire du contrat calculée au moyen de ses bases techniques éventuellement adaptées suivant l'article 86, § 3 de l'arrêté royal du 14 novembre 2003 relatif à l'activité de l'assurance sur la vie.
   Cette provision complémentaire est calculée au 31 décembre de chaque année.
   La dotation annuelle est égale à 10 % au minimum de la provision complémentaire à constituer visée à l'alinéa précédent. Cette dotation peut toutefois être limitée à la différence entre la provision complémentaire à constituer et la provision complémentaire constituée.
   Lorsque la provision complémentaire à constituer est inférieure à la provision complémentaire constituée, l'entreprise d'assurance peut prélever de cette dernière provision complémentaire 10 % du surplus ainsi que 90 % de la provision complémentaire constituée relative aux contrats liquidés ou cédés de manière définitive.
   § 4. Par dérogation au paragraphe 3, la Banque nationale de Belgique dispense une entreprise d'assurance, à la demande de celle-ci, de l'obligation de doter la provision complémentaire, calculée selon la méthode visée ci-dessus, à condition que celle-ci satisfasse aux exigences de capital de solvabilité prévues par ou en application de la loi du 13 mars 2016 relative au statut et au contrôle des entreprises d'assurance ou de réassurance, et ce sans faire appel aux mesures transitoires prévues par les articles 668 et 669 de ladite loi.
   La Banque nationale de Belgique impose des conditions complémentaires pour l'octroi ou le maintien de cette dispense lorsque celles-ci sont rendues nécessaires par la situation de l'entreprise et les conditions du marché.
   § 5. La dispense de dotation à la provision complémentaire ne permet pas à l'entreprise d'assurance de procéder à des prélèvements sur la provision complémentaire déjà constituée au moment où elle fait usage de cette dispense.
   Par dérogation à l'alinéa 1er, la Banque nationale de Belgique autorise l'entreprise, à la demande de celle-ci, à reprendre toute ou une partie de la provision complémentaire constituée conformément au présent article en cas de transfert de portefeuille de contrats d'assurances réalisé dans le cadre d'une opération de restructuration de sociétés au sens du Livre XI du Code des Sociétés, aux conditions suivantes:
   a) la reprise de provisions doit avoir pour objet de renforcer les fonds propres comptables qui, par suite de cette opération, auraient été réduits, alors que les fonds propres réglementaires tels que calculés conformément à la loi du 13 mars 2016 relative au statut et au contrôle des entreprises d'assurance ou de réassurance restent inchangés conformément à la condition (d) ci-après ;
   b) le montant de provisions à reprendre ne peut excéder le montant de provisions complémentaires constituées pour le portefeuille transféré;
   c) le montant de provisions repris est transféré directement dans une réserve indisponible et doit être maintenu dans cette réserve pour une durée d'au moins 10 ans à dater de l'opération qui y a donné lieu ; à l'expiration de ce délai de 10 ans, la réserve indisponible peut être rendue disponible selon le rythme prescrit par le § 3, dernier alinéa du présent article ;
   d) les fonds propres réglementaires de l'entreprise tels que calculés conformément à la loi du 13 mars 2016 relative au statut et au contrôle des entreprises d'assurance ou de réassurance doivent, avant et après ladite opération, être suffisants pour couvrir l'ensemble des exigences en fonds propres de l'entreprise, tels que définis par ladite loi, et ce sans faire appel aux mesures transitoires prévues aux articles 668 et 669 de la même loi;
   e) la reprise de provision ne peut à aucun moment porter atteinte aux droits des preneurs d'assurance, des assurés, ou des bénéficiaires tels que définis par l'article 15, 18° à 20° de la loi précitée du 13 mars 2016.
   La Banque nationale de Belgique refuse, en outre, d'accorder l'autorisation visée à l'alinéa 2 si elle estime que celle-ci met en péril la situation financière, la solvabilité ou les résultats de l'entreprise.
   L'entreprise ayant bénéficié de l'autorisation visée aux alinéas précédents doit, après le transfert en réserve indisponible, à nouveau doter annuellement la provision complémentaire, conformément au présent article. La dotation annuelle sera, en ce cas, calculée en prenant en compte les montants transférés en réserve indisponible, comme si ces derniers étaient encore comptabilisés en provision complémentaire.
   § 6. L'entreprise à laquelle une ou plusieurs dispenses et/ou autorisations ont été accordées en vertu des § 4 et § 5 du présent article en fait mention dans l'état n° 23 prévu à l'Annexe au présent arrêté, dans lequel elle précise également les éléments suivants:
   - la justification de la dispense ou de l'autorisation;
   - en cas de dispense en vertu du § 4 : le montant cumulé de dotation à la provision complémentaire dont l'entreprise est, à la date de clôture, dispensée;
   - en cas d'autorisation en vertu du § 5 : le montant transféré en réserve indisponible, la date du transfert et le montant subsistant en réserve indisponible à la date de clôture.
   § 7. Dans le calcul visé au § 2, l'entreprise d'assurance ou de réassurance ne peut tenir compte de la probabilité que les conditions imposées à l'attribution de la participation bénéficiaire se réalisent.
   § 8. Les entreprises d'assurance ou de réassurance peuvent utiliser une méthode actuarielle rétrospective si elles démontrent que la provision d'assurance vie, calculée par cette méthode, n'est pas inférieure à celle qui est obtenue à l'aide des méthodes visées aux paragraphes qui précèdent.
   § 9. Sans préjudice des dispositions des §§ 1 à 6, le montant de la provision d'assurance vie ne peut être inférieur à la somme, pour tous les contrats, des réserves d'inventaire telle que définies par ou en vertu de la loi de 13 mars 2016 relative au statut et au contrôle des entreprises d'assurance ou de réassurance, les montants négatifs de ces dernières étant exclus.]1

  
Art. 34sexies. § 1. Wat de voorziening voor te betalen schaden van de activiteitengroep " niet-leven " betreft :
  1° In beginsel wordt voor elke schade afzonderlijk een voorziening gevormd ten belope van het bedrag van de te verwachten kosten. Statistische methoden zijn toegestaan indien deze, gelet op de aard van het risico, een voldoende voorziening opleveren.
  2° Deze voorziening moet tevens rekening houden met ontstane schaden die op de balansdatum niet zijn aangemeld; bij de berekening wordt rekening gehouden met de in het verleden opgedane ervaring wat het aantal en het bedrag van de na de balansdatum aangemelde schaden betreft.
  3° Bij de berekening van de voorziening moeten de beheerskosten van de schadegevallen, ongeacht de oorsprong daarvan, in aanmerking worden genomen.
  4° de te ontvangen bedragen uit verhaal, de vrijstellingen die de onderneming heeft moeten betalen aan de benadeelden, de verkrijging van de rechten van de verzekerden jegens derden (subrogatie) of de verkrijging van de wettige eigendom van de verzekerde goederen (berging) mogen niet in mindering worden gebracht van het bedrag van de voorziening voor te betalen schaden; zij mogen worden geactiveerd mits voorzichtige raming. Indien deze bedragen van enige betekenis zijn, worden zij in de toelichting vermeld.
  5° Wanneer een schadevergoeding in de vorm van periodieke betalingen dient te geschieden, worden de daartoe te reserveren bedragen op basis van erkende actuariële methoden berekend.
  6° Impliciete vermindering of discontering, door een voorziening voor een te betalen schade die naar verwachting later tegen een hoger bedrag zal worden afgewikkeld, tegen een lagere actuele waarde te waarderen of anderszins, is niet toegestaan.
  Onverminderd de bijzondere wettelijke of reglementaire bepalingen, hebben de ondernemingen de mogelijkheid een expliciete vermindering of discontering te verwezenlijken om rekening te houden met de opbrengst van beleggingen. Deze vermindering of discontering mag alleen worden verricht, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  a) De afwikkeling van de schaden duurt gemiddeld ten minste vier jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de jaarrekening is opgesteld.
  b) De vermindering of discontering vindt met de nodige voorzichtigheid op een erkende basis.
  c) De onderneming houdt bij de berekening van de totale schaderegelingskosten rekening met alle factoren die tot een stijging van kosten kunnen leiden.
  d) De onderneming beschikt over voldoende gegevens om een betrouwbaar model voor het schadeafwikkelingsschema op te stellen.
  e) Het rentepercentage voor de berekening van de contante waarde is niet hoger dan een voorzichtige raming van het rendementspercentage van de voor de schadevoorzieningen belegde activa gedurende de termijn die nodig is voor de afwikkeling van de schaden. Bovendien is het niet hoger dan het laagste van de volgende twee percentages :
  - het rendement van de genoemde activa over de laatste 5 jaar;
  - het rendement van de genoemde activa in het jaar dat aan de opstelling van de balans voorafgaat.
  Wanneer de onderneming een vermindering of discontering verricht, moet zij in de toelichting (staat nr. 20) het totale bedrag van de voorzieningen vóór vermindering of discontering vermelden, de categorieën van schaden waarvoor vermindering of discontering plaatsvindt, alsmede voor eke categorie de gebruikte methoden en met name de percentages die zijn gehanteerd voor de in de voorgaande alinea onder c) en e) bedoelde ramingen en de criteria voor de raming van de termijn die nog loopt vóór de afwikkeling van de schaden.
  § 2. Wat de voorziening voor te betalen schaden van de activiteitengroep " leven " betreft :
  Het bedrag van de voorziening voor te betalen schaden is gelijk aan de aan de begustigden verschuldigde som, vermeerderd met de beheerskosten van de schadegevallen. De voorziening voor schaden die hebben plaatsgevonden, maar niet zijn aangemeld, is hierin begrepen.
  [1 § 3. Onverminderd de bepalingen van § 1, worden de volgende voorzieningen gevormd voor de arbeidsongevallenverzekeringen:
   1° een voorziening voor blijvende arbeids-ongeschiktheden en dodelijke ongevallen;
   2° een voorziening voor de aanvullende vergoedingen die de waarschijnlijke kosten vertegenwoordigen van de vernieuwing en het onderhoud van prothesen en orthopedische toestellen;
   3° een indexeringsvoorziening wanneer de verzekerde prestaties geïndexeerd zijn.
   § 4. De voorziening voor blijvende arbeids-ongeschiktheden en dodelijke ongevallen wordt berekend om:
   1° de betaling te waarborgen van de jaarlijkse vergoedingen, renten en kapitalen, met inbegrip van de [2 aan Fedris]2 over te dragen kapitalen, alsook de betaling, na het verstrijken van de herzieningstermijn, van de vergoedingen voor een tijdelijke verergering van de medische, heelkundige, farmaceutische en verplegingskosten;
   2° de indexering te garanderen van de jaarlijkse vergoedingen en renten en de betaling van de bijslagen te waarborgen.
   Voor de berekening van de voorziening voor blijvende arbeidsongeschiktheden en dodelijke ongevallen dient rekening gehouden te worden met de volgende algemene beginselen:
   1° deze voorziening wordt berekend aan de hand van een voldoende voorzichtige prospectieve actuariële methode, rekening houdend met alle toekomstige verplichtingen volgens de voor iedere lopende overeenkomst gestelde voorwaarden;
   2° bij deze becijfering houdt de verzekerings-onderneming rekening met de ongunstige verloop van de verschillende betrokken factoren die ten grondslag liggen aan deze voorziening.
   § 5. Onverminderd §§ 3 en 4, wordt bovendien een aanvullende voorziening gevormd:
   1° wanneer de technische rentevoet die wordt gebruikt voor de berekening van de in § 3 bedoelde voorzieningen, 80 % van de gemiddelde rentevoet over de laatste vijf jaar van de OLO's op tien jaar met meer dan 0,1 % overschrijdt;
   2° wanneer de sterftetafels die worden gebruikt voor de berekening van de voorzieningen, verschillen van die welke zijn vermeld in § 7, tweede lid, 2° van deze bepaling.
   Die voorziening wordt op 31 december van elk jaar afzonderlijk berekend voor elk schadegeval waarvoor een voorziening is gevormd als bedoeld in het eerste lid.
   Deze aanvullende voorziening is gelijk aan de som, voor alle schadegevallen, van het positieve verschil tussen de voorziening berekend met een rentevoet die overeenstemt met 80 % van de in het eerste lid vermelde gemiddelde rentevoet en alle technische grondslagen behalve de rentevoet, die worden gebruikt voor de berekening van de voorzieningen voor nieuwe schadegevallen, waarbij de herwaarderingsvoet is vastgesteld op 80 % van de in het eerste lid vermelde gemiddelde rentevoet, verminderd met 0,75 %, en de voorziening die wordt berekend met de technische rentevoet die wordt gebruikt voor de berekening van de voorzieningen op het ogenblik dat het schadegeval zich voordoet en alle technische grondslagen behalve de rentevoet, die worden gebruikt voor de berekening van de voorzieningen op het ogenblik dat het schadegeval zich voordoet.
   De jaarlijkse dotatie is gelijk aan ten minste 10 % van de samen te stellen aanvullende voorziening. De dotatie mag evenwel beperkt worden tot het verschil tussen de samen te stellen aanvullende voorziening en de samengestelde aanvullende voorziening.
   Indien de samen te stellen aanvullende voorziening kleiner is dan de samengestelde aanvullende voorziening, mag de verzekeringsonderneming van deze laatste aanvullende voorziening 10 % afhouden van het overschot alsook 90 % van de samengestelde aanvullende voorziening die betrekking heeft op de vereffende of definitief overgedragen overeenkomsten.
   § 6. De bepalingen van artikel 34quinquies, § 4 tot 6 zijn van overeenkomstige toepassing op de krachtens dit artikel gevormde voorzieningen.
   § 7. De voorziening voor blijvende arbeids-ongeschiktheden en dodelijke ongevallen mag niet kleiner zijn dan die welke berekend is aan de hand van de technische grondslagen die van kracht zijn op het ogenblik dat het schadegeval zich voordoet, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal betalingen per jaar, het tijdstip van de betalingen en eventuele achterstallige betalingen in geval van overlijden.
   Voor de schadegevallen die zich hebben voorgedaan na 11 december 2001, mag deze voorziening bovendien niet kleiner zijn dan die welke berekend is op basis van van de volgende technische grondslagen:
   1° de technische rentevoet: de maximale referentierentevoet voor levensverzekerings-verrichtingen van lange duur, als bepaald door de Nationale Bank van België op het ogenblik dat het schadegeval zich voordoet;
   in afwijking van het vorige lid bedraagt de technische rentevoet maximum 4,75 % tot 31 december 2002.
   Deze afwijking geldt echter niet voor schadegevallen met betrekking tot overeenkomsten die na 17 maart 2002 zijn gesloten.
   2° de sterftetafels :
   a. ED1(M) voor mannen en ED1(F) voor vrouwen: voor de slachtoffers met een blijvende arbeidsongeschiktheid van minstens 16 % alsook voor de overlevende echtgenoten en ascendenten;
   b. ED2(M) voor mannen en ED2(F) voor vrouwen in alle andere gevallen.
   De sterftetafels ED1(M), ED1(F), ED2(M) en ED2(F) worden hierna bepaald, in het derde lid.
   3° een herwaarderingsvoet voor de geïndexeerde renten die minstens gelijk is aan de technische rentevoet bedoeld in punt 1), verminderd met 0,75 %;
   4° een toeslag van minstens 2,76 % om na het einde van de herzieningstermijn de medische, heelkundige, farmaceutische en verplegingskosten te kunnen dragen alsook de vergoedingen voor tijdelijke verergering en de bijslagen wanneer de rente betrekking heeft op een slachtoffer met een arbeidsongeschiktheid van minstens 10 %.
   De sterftetafels ED1(M), ED2(M), ED1(F) en ED2(F) worden bepaald door de volgende relatie die, bij 1.000.000 geboorten, voor het aantal overlevenden op leeftijd x wordt gebruikt:
Art. 34sexies. § 1. En ce qui concerne la provision pour sinistres du groupe d'activités " non-vie " :
  1° Une provision est en principe constituée séparément pour chaque sinistre à concurrence du montant prévisible des charges futures. Des méthodes statistiques peuvent être utilisées pour autant que la provision constituée soit suffisante compte tenu de la nature des risques.
  2° Cette provision doit tenir compte également des sinistres survenus mais non déclarés à la date de clôture du bilan; pour le calcul de cette provision, il est tenu compte de l'expérience du passé en ce qui concerne le nombre et le montant des sinistres déclarés après la clôture du bilan.
  3° Dans le calcul de la provision, il est tenu compte des frais de gestion des sinistres, quelle que soit leur origine.
  4° Les sommes récupérables provenant des recours, des franchises que l'entreprise a dû payer aux personnes lésées, de l'acquisition des droits des assurés vis-à-vis des tiers (subrogation) ou de l'obtention de la propriété légale des biens assurés (sauvetage) ne peuvent être déduites du montant de la provision pour sinistres; elles peuvent être portes à l'actif en étant estimées avec prudence. Lorsque ces montants sont d'une certaine importance, ils sont mentionnes dans l'annexe.
  5° Lorsque des indemnités au titre d'un sinistre doivent être payées sous forme de paiements périodiques, les montants à provisionner à cette fin doivent être calculés sur la base de méthodes actuarielles reconnues.
  6° Toute déduction ou tout escompte implicite, qu'il résulte de l'évaluation de la provision pour un sinistre à régler à une valeur actuelle inférieure au montant prévisible du règlement qui sera effectué ultérieurement ou qu'il soit effectué autrement, est interdit.
  Sans préjudice de dispositions légales ou réglementaires particulières, les entreprises ont la faculté d'effectuer une déduction ou un escompte explicite pour tenir compte des produits des placements. Cette déduction ou cet escompte ne peut avoir lieu qu'aux conditions suivantes :
  a) La date moyenne prévue pour le règlement des sinistres est au moins postérieure de quatre ans à la date d'établissement des comptes.
  b) La déduction ou l'escompte est effectué selon une base prudentielle reconnue.
  c) L'entreprise tient compte, dans le calcul du coût total du règlement des sinistres, de tous les facteurs susceptibles d'entraîner un accroissement de ce coût.
  d) L'entreprise dispose de données suffisantes pour établir un modèle fiable de cadence de paiements de sinistres.
  e) Le taux d'intérêt utilisé pour l'actualisation n'est pas supérieure à une estimation prudente du taux de rendement des actifs placés en représentation des provisions pour sinistres pendant le délai nécessaire au paiement de ces sinistres. En outre, il n'est pas supérieur au plus faible des deux taux suivants :
  - celui du rendement desdits actifs sur les cinq dernières années;
  - celui du rendement desdits actifs dans l'année précédant l'établissement du bilan.
  Lorsque l'entreprise effectue une déduction ou un escompte, elle doit indiquer dans l'annexe (état n° 20) le montant global des provisions avant déduction ou escompte, les familles de sinistres pour lesquelles une déduction ou un escompte est opéré, ainsi que, pour chaque famille de sinistres, les méthodes utilisées, et notamment les taux retenus pour les estimations visées à l'alinéa précédent points c) et e) et les critères retenus pour l'estimation du délai à courir avant le règlement des sinistres.
  § 2. En ce qui concerne la provision pour sinistres du groupe d'activités " vie " :
  Le montant de la provision pour sinistres est égal à la somme due aux bénéficiaires, augmentée des frais de gestion des sinistres. Il comprend la provision pour sinistres survenus mais non déclarés.
  [1 § 3. Sans préjudice des dispositions du § 1er, les provisions suivantes sont constituées pour les assurances contre les accidents du travail:
   1° une provision relative aux incapacités permanentes de travail et aux accidents mortels;
   2° une provision pour les indemnités supplémentaires représentant le coût probable du renouvellement et de l'entretien des appareils de prothèse et d'orthopédie;
   3° une provision pour indexation lorsque les prestations assurées sont indexées.
   § 4. La provision relative aux incapacités permanentes de travail et aux accidents mortels est calculée afin de :
   1° garantir le paiement des allocations annuelles, rentes et capitaux, y compris les capitaux à transférer [2 à Fedris]2, ainsi que le paiement, après l'expiration du délai de révision, des indemnités d'aggravation temporaire, des frais médicaux, chirurgicaux, pharmaceutiques et hospitaliers;
   2° garantir l'indexation des allocations annuelles et rentes et le paiement des allocations.
   Il y a lieu de tenir compte des principes généraux suivants pour le calcul de la provision relative aux incapacités permanentes de travail et aux accidents mortels:
   1° cette provision est calculée selon une méthode actuarielle prospective suffisamment prudente, tenant compte de toutes les obligations futures conformément aux conditions établies pour chaque contrat en cours;
   2° dans ce calcul, l'entreprise d'assurances tient compte de l'évolution défavorable des différents facteurs en jeu qui sont à la base de cette provision.
   § 5. Sans préjudice des § 3 et 4, une provision complémentaire est constituée:
   1° lorsque le taux d'intérêt technique utilisé pour le calcul des provisions visées au § 3 excède 80 % du taux d'intérêt moyen sur les cinq dernières années des OLO à 10 ans de plus de 0,1 %;
   2° lorsque les tables de mortalité utilisées pour le calcul des provisions diffèrent de celles mentionnées au § 7, alinéa 2, 2° de la présente disposition.
   Cette provision est calculée au 31 décembre de chaque année séparément pour chaque sinistre faisant l'objet de la constitution d'une provision visée à l'alinéa 1er.
   Cette provision complémentaire est égale à la somme, pour tous les sinistres, de la différence positive entre la provision calculée avec un taux d'intérêt correspondant à 80 % du taux d'intérêt moyen cité à l'alinéa 1er et l'ensemble des bases techniques, autres que le taux d'intérêt, utilisées pour le calcul des provisions pour les nouveaux sinistres, le taux de revalorisation étant fixé à 80 % du taux d'intérêt moyen cité à l'alinéa 1er diminué de 0,75 %, et la provision calculée avec le taux d'intérêt technique utilisé pour le calcul des provisions au moment de la survenance du sinistre et l'ensemble des bases techniques, autres que le taux d'intérêt, utilisées pour le calcul des provisions au moment de la survenance du sinistre.
   La dotation annuelle est égale à 10 % au minimum de la provision complémentaire à constituer. Cette dotation peut toutefois être limitée à la différence entre la provision complémentaire à constituer et la provision complémentaire constituée.
   Lorsque la provision complémentaire à constituer est inférieure à la provision complémentaire constituée, l'entreprise d'assurances peut prélever de cette dernière provision complémentaire 10 % du surplus ainsi que 90 % de la provision complémentaire constituée relative aux contrats liquidés ou cédés de manière définitive.
   § 6. Les dispositions de l'article 34quinquies, § 4 à 6 sont applicables par analogie aux provisions constituées en vertu du présent article.
   § 7. La provision relative aux incapacités permanentes de travail et aux accidents mortels ne peut être inférieure à celle calculée selon les bases techniques en vigueur au moment de la survenance du sinistre en tenant compte du nombre de paiements par an, du moment des paiements et des arrérages éventuels en cas de décès.
   De plus, pour les sinistres survenus après 11 décembre 2001, cette provision ne peut être inférieure à celle calculée selon les bases techniques suivantes:
   1° le taux d'intérêt technique : le taux maximum de référence pour les opérations d'assurance Vie à long terme, déterminé par la Banque nationale de Belgique au moment de la survenance du sinistre;
   par dérogation à l'alinéa précédent, le taux d'intérêt technique s'élève à 4,75 % maximum jusqu'au 31 décembre 2002.
   Toutefois, cette dérogation n'est pas applicable aux sinistres relatifs aux contrats souscrits à partir du 17 mars 2002.
   2° les tables de mortalité :
   a. ED1(M) pour les hommes et ED1(F) pour les femmes : pour les victimes dont l'incapacité permanente de travail est au moins de 16 % ainsi que pour les conjoints survivants et les ascendants ;
   b. ED2(M) pour les hommes et ED2(F) pour les femmes, dans tous les autres cas.
   Les tables de mortalité ED1(M), ED1(F), ED2(M) en ED2(F) sont déterminées ci-après à l'alinéa 3.
   3° un taux de revalorisation, pour les rentes indexées, au moins égal au taux d'intérêt technique visé au point 1) diminué de 0,75%;
   4° un chargement d'au moins 2,76 % destiné à faire face, après l'expiration du délai de révision, aux frais médicaux, chirurgicaux, pharmaceutiques et hospitaliers ainsi qu'aux indemnités d'aggravation temporaire et aux allocations lorsque la rente est relative à une victime dont l'incapacité de travail s'élève à au moins 10 %.
   Les tables de mortalité ED1(M), ED2(M), ED1(F) et ED2(F) sont déterminées par la relation suivante, appliquée au nombre de survivants à l'âge x, pour 1.000.000 de naissances:
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-06-2016, p. 36694)
   (Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 17-06-2016, p. 36694)
   waarbij de constante k wordt bepaald aan de hand van de volgende formule :
   où la constante k est déterminé par la formule :
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-06-2016, p. 36694)
   (Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 17-06-2016, p. 36694)
   en waarin de constanten s, g en c naargelang van de tafel de hierna vermelde waarden hebben:
   et où les constantes s, g et c ont les valeurs reprises ci-dessous, selon la table :
 s g c
ED1(M) 0,999 441 703 848 0,999 733 441 115 1,102 891 252 975
ED1(F) 0,999 669 730 966 0,999 951 440 172 1,118 472 736 561
ED2(M) 0,999 441 703 848 0,999 733 441 115 1,103 798 111 448
ED2(F) 0,999 669 730 966 0,999 951 440 172 1,119 312 877 926
s g cED1(M) 0,999 441 703 848 0,999 733 441 115 1,102 891 252 975ED1(F) 0,999 669 730 966 0,999 951 440 172 1,118 472 736 561ED2(M) 0,999 441 703 848 0,999 733 441 115 1,103 798 111 448ED2(F) 0,999 669 730 966 0,999 951 440 172 1,119 312 877 926
§ 8. De voorziening voor de aanvullende vergoedingen die de waarschijnlijke kosten vertegenwoordigen van de vernieuwing en het onderhoud van de prothesen en de orthopedische toestellen, is gelijk aan de som van de vestigingskapitalen:
   1° van een geïndexeerde lijfrente, die met de kosten voor het vernieuwen van de prothesen en de orthopedische toestellen overeenstemt;
   2° van een geïndexeerde lijfrente, die met de kosten voor het onderhoud van de prothesen en de orthopedische toestellen overeenstemt.
   De bepalingen betreffende de voorziening voor blijvende arbeidsongeschiktheden en dodelijke ongevallen zijn van toepassing op deze voorziening, behoudens wat betreft de toeslag bedoeld in § 7, tweede lid, 4° ) en de sterftetafels, waarvoor in alle gevallen de tafels ED2(M) en ED2(F) worden toegepast.
   Deze voorziening mag worden berekend volgens een andere gelijkwaardige methode die door de Nationale Bank van België is toegestaan.
   § 9. De indexeringsvoorziening wordt jaarlijks gespijsd door een bedrag dat minstens gelijk is aan een percentage van het gemiddelde bedrag van de voorziening voor te betalen schaden, tot zij een bedrag gelijk aan minstens 12,5 % van het bedrag van de voorziening voor te betalen schaden bereikt.
   Dit percentage wordt jaarlijks berekend; het is gelijk aan het verschil tussen de referentierentevoet en de inflatievoet, verminderd met 0,75 %. Het percentage is beperkt tot 1,25 %.
   De referentierentevoet is gelijk aan het gemiddelde over de laatste vijf jaar van de gemiddelde jaarlijkse rentevoeten van de OLO's op vijf jaar. De inflatievoet is gelijk aan de verhouding tussen het gemiddelde van de twaalf maandelijkse indexcijfers van de consumptieprijzen, die in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd gedurende het lopende boekjaar, en het gemiddelde van deze indexcijfers gedurende het voorgaande boekjaar, verminderd met 1.
   Wanneer het hierboven bedoelde percentage negatief is, put de verzekeraar uit de indexeringsvoorziening een bedrag dat gelijk is aan dit percentage, vermenigvuldigd met het bedrag van de voorziening voor te betalen schaden.
   Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder "voorziening voor te betalen schaden" verstaan de voorziening voor schadegevallen met betrekking tot de prestaties waarvan de indexering ten laste van de onderneming komt.]1
  
 s g c
ED1(M) 0,999 441 703 848 0,999 733 441 115 1,102 891 252 975
ED1(F) 0,999 669 730 966 0,999 951 440 172 1,118 472 736 561
ED2(M) 0,999 441 703 848 0,999 733 441 115 1,103 798 111 448
ED2(F) 0,999 669 730 966 0,999 951 440 172 1,119 312 877 926
s g cED1(M) 0,999 441 703 848 0,999 733 441 115 1,102 891 252 975ED1(F) 0,999 669 730 966 0,999 951 440 172 1,118 472 736 561ED2(M) 0,999 441 703 848 0,999 733 441 115 1,103 798 111 448ED2(F) 0,999 669 730 966 0,999 951 440 172 1,119 312 877 926
§ 8. La provision pour les indemnités supplémentaires représentant le coût probable du renouvellement et de l'entretien des appareils de prothèse et d'orthopédie, est égale à la somme des capitaux constitutifs:
   1° d'une rente viagère indexée correspondant au coût du renouvellement des appareils de prothèse et d'orthopédie;
   2° d'une rente viagère indexée correspondant au coût de l'entretien des appareils de prothèse et d'orthopédie.
   Les dispositions relatives à la provision relative aux incapacités permanentes de travail et aux accidents mortels sont d'application à cette provision, à l'exception du chargement visé au § 7, alinéa 2, 4° ) et des tables de mortalité, pour lesquelles les tables ED2(M) et ED2(F) sont appliquées dans tous les cas.
   Cette provision peut être calculée selon une autre méthode équivalente admise par la Banque nationale de Belgique.
   § 9. La provision pour indexation est alimentée annuellement par un montant égal au minimum à un pourcentage du montant moyen de la provision pour sinistres jusqu'à ce qu'elle atteigne un montant égal à au moins 12,5 % du montant de la provision pour sinistres.
   Ce pourcentage est calculé annuellement ; il est égal à la différence entre le taux d'intérêt de référence et le taux d'inflation, diminuée de 0,75 %. Le pourcentage est limité à 1,25 %.
   Le taux d'intérêt de référence est égal à la moyenne pour les cinq dernières années des taux d'intérêt annuels moyens des OLO à cinq ans. Le taux d'inflation est égal au rapport entre la moyenne des douze indices mensuels des prix à la consommation, publiés au Moniteur belge durant l'exercice en cours, et la moyenne de ces indices durant l'exercice précédent, diminué de 1.
   Lorsque le pourcentage visé ci-dessus est négatif, l'assureur prélève dans la provision pour indexation un montant égal à ce pourcentage multiplié par le montant de la provision pour sinistres.
   Pour l'application du présent paragraphe, on entend par "provision pour sinistres", la provision pour sinistres relatives aux prestations dont l'indexation est à charge de l'entreprise.]1
  
Art. 34septies. § 1. De toepassing van de hierna omschreven methoden is toegestaan, indien, wegens de aard van de betrokken verzekeringsbranche of verzekeringssoort, de gegevens betreffende te ontvangen premies en/of te betalen schaden voor het onderschrijvingsjaar op het moment van het opstellen van de jaarrekening onvoldoende zijn om nauwkeurige ramingen te kunnen maken.
  Eerste methode (gecombineerde methode genoemd).
  Het overschot van de geboekte premies ten opzichte van de betaalde schaden en kosten uit hoofde van overeenkomsten die in het onderschrijvingsjaar, zoals bepaald in § 3 van dit artikel een aanvang nemen, vormt een technische voorziening, welke in passiefpost C.III. van de balans wordt opgenomen. Deze voorziening kan ook als een percentage van de uitgegeven premies worden berekend, indien deze methode gezien de aard van het verzekerde risico geschikt is. Het bedrag van deze technische voorziening wordt, zodra dat nodig blijkt, zodanig verhoogd dat het toereikend is om aan de huidige en toekomstige verplichtingen te voldoen. De aan de hand van deze methode gevormde technische voorziening wordt, zodra voldoende gegevens verzameld zijn en uiterlijk aan het einde van het derde jaar dat volgt op het onderschrijvingsjaar, vervangen door een op de gebruikelijke wijze geraamde voorziening voor te betalen schaden.
  Tweede methode.
  De in de gehele technische rekening of onder sommige posten ervan vermelde cijfers hebben betrekking op een jaar dat het boekjaar geheel of gedeeltelijk voorafgaat. Dit jaar mag het boekjaar niet meer dan twaalf maanden voorafgaan. Het bedrag van de in de jaarrekening vermelde technische voorzieningen wordt, zo nodig, zodanig verhoogd dat het toereikend is om aan de huidige en toekomstige verplichtingen te voldoen.
  § 2. Wanneer één van de in paragraaf 1 omschreven methoden is gekozen, wordt zij tijdens de volgende jaren stelselmatig toegepast, tenzij bepaalde omstandigheden een verandering rechtvaardigen. Het gebruik van elk van de onderhavige methoden wordt in de toelichting (staat nr. 20) vermeld en met redenen omkleed; bij verandering van de gehanteerde methode wordt in de toelichting (staat nr. 20) vermeld wat de invloed daarvan is op het vermogen, de financiële positie en het resultaat. Wanneer methode 1 wordt toegepast, wordt in de toelichting (staat nr. 20) vermeld hoelang het zal duren alvorens een voorziening voor te betalen schaden op de gebruikelijke grondslag is gevormd. Wanneer methode 2 wordt toegepast, worden de tijdsruimte tussen het boekjaar en het voorafgaande jaar waarop de cijfers betrekking hebben, alsmede de omvang van de betrokken transacties in de toelichting (staat nr. 20) vermeld.
  § 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder onderschrijvingsjaar verstaan het boekjaar waarin de overeenkomsten van de betrokken verzekeringsbranche of verzekeringssoort ingaan.
Art. 34septies. § 1. (Est autorisée l'application des méthodes suivantes lorsque, en raison de la nature de la branche ou du type d'assurance en question, les informations relatives aux primes à encaisser, aux sinistres à payer ou aux deux pour l'exercice de souscription sont insuffisantes au moment de l'établissement des comptes annuels pour permettre une estimation précise.) (Err. 17-11-1994; M.B. 07-03-1995, p. 5083)
  Première méthode (dite méthode combinée).
  L'excédent des primes émises par rapport aux sinistres et aux charges payés au titre de contrats commençant dans le courant de l'exercice de souscription comme définie au § 3 du présent article, constitue une provision technique qui est incluse dans la provision technique pour sinistres figurant au poste C.III. du passif du bilan. Cette provision peut être calculée également sur la base d'un pourcentage donné des primes émises, lorsque l'application d'une telle méthode est appropriée en raison de la nature particulière du risque assuré. Dès que le besoin en apparait, le montant de cette provision technique est majoré pour qu'il soit suffisant pour faire face aux obligations présentes et futures. La provision technique constituée conformément à cette méthode est remplacée par une provision pour sinistres à régler estimée de la manière habituelle dès que des informations suffisantes sont recueillies et, au plus tard, à la fin du troisième exercice suivant l'exercice de souscription.
  Deuxième méthode.
  Les chiffres indiqués dans l'ensemble du compte technique ou à certains postes de celui-ci se rapportent à une année qui précède en tout ou en partie l'exercice financier. Cette année ne doit pas précéder l'exercice financier de plus de douze mois. Au besoin, le montant des provisions techniques figurant dans les comptes annuels est majoré afin qu'il soit suffisant pour faire face aux obligations présentes et futures.
  § 2. Lorsqu'une des méthodes visées au paragraphe 1 est adoptée, elle est appliquée systématiquement au cours des exercices suivants, sauf si les circonstances justifient une modification. L'adoption d'une de ces méthodes est signalée et dûment motivée dans l'annexe (état n° 20), en cas de changement de la méthode appliquée, son influence sur le patrimoine, la situation financière et le résultat est indiquée dans l'annexe (état n° 20). Lorsque la première méthode est utilisée, la durée qui s'écoule avant qu'une provision pour sinistres à régler soit constituée sur la base habituelle est précisée dans l'annexe (état n° 20). Lorsque la deuxième méthode est utilisée, la durée qui sépare l'exercice financier et l'année antérieure à laquelle les chiffres se rapportent, ainsi que l'ampleur des opérations concernées, sont indiquées dans l'annexe (état n° 20).
  § 3. Aux fins du présent article, on entend par exercice de souscription l'exercice financier au cours duquel les contrats d'assurance de la branche ou du type d'assurance en question prennent effet.
Art.35. § 1. De uitgestelde belastingen op gerealiseerde meerwaarden worden oorspronkelijk gewaardeerd tegen het normale bedrag van de belasting die erop zou zijn geheven indien deze meerwaarden zouden zijn belast ten laste van het boekjaar waarin zij worden geboekt. Zij worden evenwel gewaardeerd na aftrek van de weerslag van de belastingverminderingen en -vrijstellingen waarvan, op het ogenblik dat deze meerwaarden worden geboekt, kan worden vermoed dat zij, in een nabije toekomst, zullen leiden tot een lagere belasting op deze meerwaarden.
  § 2. De uitgestelde belastingen op gerealiseerde meerwaarden worden geleidelijk afgeboekt via overboeking naar de post 15bis, b) " Regularisering van uitgestelde belastingen en terugneming van voorzieningen voor uitgestelde belastingen " van de resultatenrekening, gelijkmatig met de opneming van de betrokken meerwaarden in het belastbaar resultaat.
  § 3. Behoudens toepassing van § 2 mag het gepassiveerde bedrag van de uitgestelde belastingen slechts worden aangepast in zover, ingevolge een wijziging in de fiscale toestand van de onderneming, het effectieve bedrag van de geraamde belasting die in een nabije toekomst op deze meerwaarden zal zijn verschuldigd, waarschijnlijk sterk zal verschillen van het bedrag aan de passiefzijde.
Art.35. § 1. Les impôts différés sur les plus-values réalisées sont initialement évalués au montant normal de taxation qui les aurait frappées, si ces plus-values avaient été taxées à charge de l'exercice au cours duquel elles ont été actées. Ils le sont cependant sous déduction de l'effet des réductions et immunisations dont il est probable, au moment où ces plus-values sont actées, qu'il résultera, dans un avenir prévisible, une diminution de la charge fiscale afférente à ces plus-values.
  § 2. Les impôts différés afférents aux plus-values réalisées font l'objet d'une réduction échelonnée par imputation au compte de résultats au poste 15bis, b) " Régularisation d'impôts différés et reprises de provisions pour impôts différés " au rythme de l'inclusion dans le résultat imposable des plus-values en cause.
  § 3. Sauf l'application du § 2, le montant des impôts différés inscrits au passif ne fait l'objet d'une correction que dans la mesure où, à la suite d'une modification de la situation fiscale de l'entreprise, il est probable que le montant effectif de la charge fiscale estimée afférente dans un avenir prévisible à ces plus-values s'écartera de manière significative du montant figurant au passif.
Art.36. § 1. Onverminderd de verplichting om de syntheserekeningen in Belgische franken (of in euro) te voeren, mogen de ondernemingen hun boekhouding zodanig voeren dat de monetaire bestanddelen worden opgenomen met vermelding van hun bedrag in de munt waarin zij zijn uitgedrukt. Deze bestanddelen worden gewaardeerd op grond van hun bedrag in de betrokken munt. <KB 1998-12-07/35, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan onder :
  a) monetaire bestanddelen : de activa, passiva, inclusief de overlopende rekeningen, de rechten en verplichtingen die betrekking hebben op een bepaald aantal te ontvangen of te betalen munteenheden, evenals de overige activa die zijn toegewezen als dekking van de technische voorzieningen in vreemde munt;
  b) report-deport : het positieve (report) of negatieve (deport) verschil tussen de koers van een termijnwisselverrichting - of van een wisselkoersverrichting op termijn volgens de regels van de markten voor futures - en de contantkoers bij de afsluiting van een dergelijke verrichting;
  c) als dekking bestemde verrichtingen ten aanzien van het variatierisico van de wisselkoers : de verrichting met als doel of gevolg het wisselkoersvariatierisico te compenseren of te beperken voor een monetair bestanddeel of een homogeen geheel van monetaire bestanddelen ten aanzien van het schommelingsrisico van de wisselkoers.
  Om te kunnen worden beschouwd als verrichting die als dekking is bestemd in de zin van deze pargraaf, moet de verrichting aan volgende voorwaarden beantwoorden :
  a) het gedekte bestanddeel of het gedekte homogeen geheel van bestanddelen moet de onderneming blootstellen aan een risico van wisselkoersvariatie;
  b) de dekkingsverrichting moet van bij het begin als zodanig in de boeken zijn gekwalificeerd;
  c) het gedekte bestanddeel of het homogene geheel van gedekte bestanddelen en de dekkingsverrichting moeten zijn uitgedrukt in dezelfde munt of in munten met een nauwe correlatie; voor als dekking genomen opties moeten het onderliggende instrument en het gedekte bestanddeel of het homogene geheel van gedekte bestanddelen zijn uitgedrukt in dezelfde munt of in munten met een nauwe correlatie.
  § 2. a) Monetaire bestanddelen in vreemde valuta worden omgerekend in Belgische frank (of in euro) door toepassing van de koers op de contantmarkt op balansdatum. Bestanddelen die, hetzij gezien hun aard, zoals chartaal geld, hetzij krachtens de wisselreglementering, worden afgewikkeld tegen specifieke koersen, worden omgerekend tegen de specifieke middenkoers. <KB 1998-12-07/35, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  b) De saldo's van de positieve en negatieve verschillen uit de omrekening van de technische voorzieningen, uitgedrukt in vreemde valuta, zijn begrepen in de overeenkomstige posten " Wijziging van de technische voorzieningen " van de resultatenrekening.
  Echter, wanneer de technische voorzieningen aangaande " niet-leven ", uitgedrukt in vreemde valuta, van betekenis zijn, worden de resultaten uit de omrekening van deze technische voorzieningen rechtstreeks opgenomen in de overeenstemmende subposten van de post " Overige technische lasten, onder aftrek van herverzekering ", in de technische rekening " niet-levensverzekering ".
  c) Het saldo van de negatieve verschillen uit de omrekening van monetaire bestanddelen, andere dan de technische voorzieningen, uitgedrukt in vreemde valuta, wordt als kost toegewezen aan de resultatenrekening.
  d) Het saldo van de positieve verschillen uit de omrekening van monetaire bestanddelen, andere dan de technische voorzieningen, uitgedrukt in vreemde valuta, wordt opgenomen in de overlopende rekeningen als over te dragen opbrengst.
  Echter, wanneer in de onderneming een belangrijk negatief verschil uit de omrekening van de technische voorzieningen, uitgedrukt in vreemde valuta wordt vastgesteld, wordt haar toegestaan het positief verschil uit de omrekening van de bestanddelen toegewezen als dekking van de technische voorzieningen in vreemde valuta als opbrengst in de resultatenrekening toe te wijzen.
  e) Report of deport in verband met termijnverrichtingen worden pro rata temporis over de looptijd van de verrichtingen toegerekend als opbrengsten en kosten uit de financiële instrumenten.
  § 3. Termijnwisselverrichtingen worden gewaardeerd tegen de termijnwisselkoers die overeenstemt met de resterende looptijd van deze verrichtingen. De saldi van de negatieve verschillen hieruit worden in resultaat genomen als kost die in aanmerking moet worden genomen om het resultaat van het wisselbedrijf vast te stellen. De positieve verschillen die hierop betrekking hebben worden niet erkend als in resultaat genomen opbrengst.
  § 4. Wisselkoersverrichtingen op termijn worden gewaardeerd tegen hun aanschaffingswaarde.
  op de balansdatum worden de wisselkoersverrichtingen op termijn die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden om te worden beschouwd als dekking van de termijnverrichtingen gewaardeerd aan hun marktwaarde, wanneer deze waardering ten overstaan van de initiële waarde een negatief verschil vertoont. Dit moet worden in aanmerking genomen om het resultaat van het wisselbedrijf te bepalen.
  Wanneer de afgesloten wisselkoersverrichtingen op termijn als dekking zijn bestemd worden de waarderingsverschillen hieruit, inclusief de verschillen uit de waardeschommelingen van de premies verbonden aan wisseloptie-overeenkomsten, in resultaat genomen als opbrengsten en kosten die in aanmerking worden genomen om het resultaat van het wisselbedrijf te bepalen, symmetrisch ten opzichte van de erkenning van de wisselwinsten of -verliezen op de gedekte bestanddelen.
  § 5. Tussentijdse betalingen ingevolge termijnwisselovereenkomsten die een regeling bevatten voor wederzijdse betalingen op tussentijdse vervaldagen van intresten op kapitalen die op de eindvervaldag worden omgeruild, worden in resultaat genomen als opbrengsten en kosten die in aanmerking moeten worden genomen om het winst- of verliesresultaat van het wisselbedrijf te bepalen.
  § 6. Kosten en opbrengsten uitgedrukt in vreemde valuta worden in de resultatenrekening opgenomen voor hun tegenwaarde in Belgische franken (of in euro), berekend op basis van de contantwisselkoers of aan een koers die deze laatste dicht benaderd op het tijdstip van hun erkenning als kost en opbrengst. <KB 1998-12-07/35, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  Bij voorbaat specifiek gedekte niet-vervallen opbrengsten en kosten mogen evenwel worden omgerekend in Belgische franken (of in euro) op basis van de wisselkoers van de dekkingsverrichting. <KB 1998-12-07/35, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  § 7. Voor de niet-monetaire bestanddelen waarvan de aanschaffingsprijs is uitgedrukt in vreemde valuta, wordt de tegenwaarde in Belgische franken (of in euro) waarvoor deze bestanddelen in de jaarrekening zijn opgenomen, berekend op basis van de wisselkoers op datum van hun aanschaffing of aan een koers die deze laatste dicht benaderd, of in voorkomend geval, de wisselkoers waartegen de voor de betaling van de prijs gebruikte vreemde munt werd aangekocht. Het resultaat uit de verkoop van niet-monetaire bestanddelen waarvan de verkoopprijs in vreemde valuta is uitgedrukt wordt berekend op basis van de wisselkoers van de dag van de verrichting of aan een koers die deze laatste dicht benaderd of, in voorkomend geval, de wisselkoers waartegen de betrokken munt werd verkocht. <KB 1998-12-07/35, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  Wanneer niet-monetaire bestanddelen een onderneming aan een wisselrisico blootstellen en deze, om dit risico te beperken, bewust de voorkeur gegeven heeft aan een blijvende financiering met ontleningen in de overeenstemmende munt, mag zij een waarderingsmethode toepassen waarmee de omrekeningsverschillen met betrekking tot voornoemde ontleningen systematisch niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van het saldo van de omrekeningsverschillen overeenkomstig § 2. Deze verschillen worden alsdan in de overlopende rekeningen opgenomen.
  § 8. In afwijking van de in de vorige paragrafen van dit artikel opgesomde principes, kan de onderneming eveneens de contantkoers op de afsluitdatum van de rekeningen aanwenden voor de omzetting van de rekeningen van de bijkantoren in het buitenland.
Art.36. § 1. Sans préjudice de l'obligation de ternir les comptes de synthèse en francs belges (ou en euro), les entreprises peuvent tenir leur compabilité de telle manière que les éléments monétaires sont enregistrés avec la mention de leur montant dans la monnaie dans laquelle ils sont libellés. Ces éléments sont évalués sur la base de leur montant dans la monnaie concernée. <AR 1998-12-07/37, art. 4, 003; En vigueur : 01-01-1999>
  Pour l'application du présent article, il faut entendre par :
  a) éléments monétaires : les actifs, passifs, y compris les comptes de régularisation, les droits et engagements portant sur un nombre détermine d'unités monétaires à encaisser à payer, ainsi que les autres actifs qui sont affectés à la couverture des provisions techniques en monnaies étrangères;
  b) report-déport : l'écart en plus (report) ou en moins (déport) qui sépare le cours d'une opération de change à terme - ou d'une opération à terme de cours de change conclue suivant les modalités des marchés des futures - du cours au comptant lors de la conclusion d'une telle opération;
  c) opération de couverture affectée au regard du risque de variation du cours de change : l'opération qui a pour but et pour effet de compenser ou de réduire le risque de variation du cours de change portant sur un élément monétaire ou un ensemble homogène d'éléments monétaires au regard du risque de fluctuation du taux de change.
  Pour pouvoir être considérée comme opération de couverture affectée au sens du présent paragraphe, il faut que l'opération réponde aux conditions suivantes :
  a) l'élément couvert ou l'ensemble homogène d'éléments couverts doit exposer l'entreprise à un risque de variation de cours de change;
  b) l'opération de couverture doit dans les livres être qualifiée comme dès l'origine;
  c) l'élément couvert ou l'ensemble homogène d'éléments couverts et l'opération de couverture doivent être libellés dans la même monnaie ou dans des monnaies entre lesquelles il existe une corrélation étroite; dans le cas d'options conclues comme couverture affectée, l'instrument sous-jacent à l'option et l'élément couvert ou l'ensemble homogène d'éléments couverts être libellés dans la même monnaie ou dans des monnaies entre lesquelles il existe une corrélation étroite.
  § 2. a) Les éléments monétaires en monnaies étrangères sont convertis en franc belge (ou en euro), par application du cours au comptant à la date de clôture des comptes. Les éléments qui, soit en raison de leur nature, comme les billets, soit en vertu de la réglementation du change, sont liquidés à des cours spécifiques, sont convertis au cours moyen spécifique. <AR 1998-12-07/37, art. 4, 003; En vigueur : 01-01-1999>
  b) Les soldes des écarts positifs et négatifs résultant de la conversion des provisions techniques libellées dans des monnaies étrangères sont inclus au compte de résultats, dans les postes " Variation des provisions techniques " correspondants.
  Toutefois, lorsque les provisions techniques " non-vie " libellées dans des monnaies étrangères sont importantes, les écarts de conversion à ces provisions techniques sont portés directement aux sous-postes correspondants du poste " Autres charges techniques, nettes de réassurance ", dans le compte technique " non-vie ".
  c) Le solde des écarts négatifs résultant de la conversion des éléments monétaires, autres que les provisions techniques, libellés dans des monnaies étrangères est imputé au compte de résultats comme charge.
  d) Le solde des écarts positifs résultant de la conversion des éléments monétaires, autres que les provisions techniques, libellés dans des monnaies étrangères est repris dans les comptes de régularisation comme produit à reporter.
  Toutefois, lorsque l'entreprise est exposée à un écart négatif important résultant de la conversion des provisions techniques libellées dans des monnaies étrangères, il lui est permis d'imputer au compte de résultats comme produit l'écart positif résultant de la conversion des éléments affectés à la couverture des provisions techniques en devises.
  e) Les reports et déports afférents aux opérations à terme sont prorata temporis sur la durée des opérations imputés comme produits et charges des instruments financiers.
  § 3. Les opérations de change à terme sont évaluées au cours de change à terme correspondant au terme restant à courir de ces opérations. Les soldes des différences négatives qui en résultent sont imputés au compte de résultats comme charge à prendre en compte pour déterminer le résultat de l'activité de change. Les différences positives qui s'y rapportent ne sont pas reconnues comme produit imputé au compte de résultats.
  § 4. Les opérations à terme de cours de change sont évaluées à leur valeur d'acquisition.
  A la date de clôture de l'exercice, les opérations à terme de cours de change qui ne remplissent pas ou plus les conditions pour être qualifiées comme opérations à terme de couverture affectée sont évaluées à leur valeur de marché si cette évaluation fait apparaître par rapport à la valeur initiale une différence négative. Celle-ci est à prendre en compte pour déterminer le résultat de l'activité de change.
  Lorsque les opérations à terme de cours de change sont conclues comme opérations de couverture affectée, les différences d'évaluation dégagées, y compris celles résultant de la variation de valeur des primes afférentes aux contrats d'option de change, sont imputées au compte de résultats comme produits et charges à prendre en compte pour déterminer le résultat de l'activité de change de manière symétrique à la reconnaissance des gains ou pertes de change sur les éléments couverts.
  § 5. Les paiements intermédiaires en exécution de contrats de change à terme comportant un mécanisme de paiements réciproques à des échéances intermédiaires d'intérêts calculés sur les capitaux à échanger à l'échéance ultime, sont imputés au compte de résultats comme produits et charges à prendre en compte pour déterminer le résultat en bénéfice ou en perte de l'activité de change.
  § 6. Les charges et produits exprimés en monnaies étrangères sont enregistrés en résultats pour leur contre-valeur en francs belges (ou en euro) calculée sur la base du cours de change au comptant ou d'un cours proche de ce dernier au moment de leur reconnaissance comme charges et produits. <AR 1998-12-07/37, art. 4, 003; En vigueur : 01-01-1999>
  Les produits et les charges non échus, couverts anticipativement et de manière spécifique, peuvent cependant être convertis en francs belges (ou en euro) sur la base du cours de change de l'opération de couverture. <AR 1998-12-07/37, art. 4, 003; En vigueur : 01-01-1999>
  § 7. Dans le cas d'éléments non monétaires dont le prix d'acquisition est libellé en monnaies étrangères, la valeur d'acquisition en francs belges (ou en euro) pour laquelle ces éléments sont inscrits dans les comptes est déterminée sur la base du cours de change au jour de l'acquisition ou d'un cours proche de ce dernier ou, le cas échéant, le cours de change auquel la monnaie étrangère nécessaire au paiement du prix a été achetée. Le résultat de la vente d'éléments non monétaires dont le prix de vente est libellé en monnaies étrangères est déterminé sur la base du cours de change du jour de l'opération ou d'un cours proche de ce dernier ou, le cas échéant, le cours de change auquel la monnaie concernée a été vendue. <AR 1998-12-07/37, art. 4, 003; En vigueur : 01-01-1999>
  Lorsque des actifs non monétaires exposent une entreprise à un risque de change et que celle-ci a délibérément, afin de réduire ce risque, opté pour leur financement durable par des emprunts dans la monnaie correspondante, il lui est permis d'adopter une méthode d'évaluation par laquelle, de façon systématique, les écarts de conversion afférents aux emprunts susvisés ne sont pas pris en compte pour déterminer le solde des écarts de conversion en application du § 2. Ces écarts sont alors repris dans les comptes de régularisation.
  § 8. Par dérogation aux principes énumérés aux paragraphes précédents du présent article, l'entreprise peut également utiliser le cours au comptant à la date de clôture des comptes aux fins de conversion des comptes des succursales à l'étranger.
Art. 36bis. § 1. Fusie door overneming [1 , zoals gedefinieerd in artikel 671 van het Wetboek van Vennootschappen,]1 en de [1 door artikel 676 van het voornoemde Wetboek]1 hiermee gelijkgestelde verrichtingen, worden in de boekhouding verwerkt volgens de bepalingen van §§ 2 tot 7.
  § 2. Alle actief- en passiefbestanddelen van de overgenomen vennootschap, inclusief de verschillende bestanddelen van haar eigen vermogen, de afschrijvingen, waardeverminderingen en door haar gevormde voorzieningen, haar rechten en verplichtingen alsook haar opbrengsten en kosten van het boekjaar, worden, onverminderd §§ 3 tot 7, opgenomen in de boekhouding van de overnemende vennootschap tegen de waarde waarvoor zij in de boekhouding van de overgenomen vennootschap voorkwamen op het tijdstip als bedoeld [1 in artikel 693, 5°, van het Wetboek van Vennootschappen]1.
  § 3. Bij de fusie vervallen :
  1° de eigen aandelen die de overgenomen vennootschap bezit en die [1 krachtens artikel 703, § 2, 2°, van het Wetboek van Vennootschappen]1 niet mogen worden omgewisseld tegen aandelen van de overnemende vennootschap;
  2° ten belope van de boekwaarde van deze eigen aandelen, de onbeschikbare reserve voor eigen aandelen die door de overgenomen vennootschap daartoe is gevormd; wanneer er geen reserve voor eigen aandelen werd gevormd, is [1 artikel 623, tweede lid, van het Wetboek van Vennootschappen]1 van toepassing.
  § 4. Indien, rekening houdend met de ruilverhouding en de nominale of fractiewaarde van de als vergoeding toegekende aandelen, het bedrag waarmee het kapitaal van de overnemende vennootschap wordt verhoogd groter is dan het kapitaal van de overgenomen vennootschap, wordt het verschil onttrokken aan de andere bestanddelen van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap, volgens de regels vastgesteld door de algemene vergadering die tot fusie besluit; in het tegenovergestelde geval wordt het verschil geboekt als een uitgiftepremie.
  § 5. Als de vennoten van de overgenomen vennootschap een opleg in geld verkrijgen, wordt die geacht te zijn onttrokken aan het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap.
  Deze onttrekking aan het eigen vermogen gebeurt op de wijze vastgesteld door de algemene vergadering die tot fusie besluit met naleving van de wettelijke en statutaire bepalingen.
  Indien de algemene vergadering die tot fusie besluit, niet heeft beslist aan welke [1 rubriek van het eigen vermogen]1 die opleg moet worden onttrokken, gebeurt dit in deze volgorde : aan de overgedragen winst, aan de beschikbare reserves en aan de andere reserves die volgens de wet of de statuten mogen worden uitgekeerd.
  § 6. Indien de overnemende vennootschap of een andere gelijktijdig overgenomen vennootschap aandelen bezat aan de overgenomen vennootschap, worden deze aandelen bij de fusie ingetrokken en worden de verschillende bestanddelen van het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap in de boekhouding van de overnemende vennootschap slechts opgenomen ten belope van de fractie die overeenstemt met de aandelen van de overgenomen vennootschap die omgewisseld werden tegen aandelen van de overnemende vennootschap. In voorkomend geval wordt evenwel rekening gehouden met de ten gevolge van de fusie gewijzigde fiscale kwalificatie van de reserves bij de overgenomen vennootschap.
  § 7. Indien de aandelen van de overgenomen vennootschap, die met toepassing [1 van artikel 703, § 2, 2° van het Wetboek van Vennootschappen]1 niet werden omgewisseld tegen aandelen van de overnemende vennootschap, in de boekhouding van de vennootschap die ze bezat waren opgenomen tegen een waarde die niet overeenstemt met de fractie die zij vertegenwoordigen in het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap, dan wordt het verschil verwerkt volgens zijn aard of zijn oorsprong :
  a) Wanneer de boekwaarde van de betrokken aandelen groter is dan de fractie die zij vertegenwoordigden in het eigen vermogen van de overgenomen vennootschap, wordt dit verschil voor zover mogelijk toegerekend aan de actiefbestanden, inclusief de immateriële activa, me een grotere waarde dan het bedrag waarvoor zij in de boekhouding van de overgenomen vennootschap voorkwamen. Voor zover dit verschil voortvloeit uit een overwaardering van de schulden of uit afschrijvingen, waardeverminderingen of voorzieningen die door de overgenomen vennootschap in resultaat waren genomen maar die niet langer dienstig dan wel overtollig zijn, dan worden die bij de fusie via de resultatenrekening teruggenomen dan wel gecorrigeerd ten belope van dit overschot.
  Het verschil dat overblijft na deze toerekeningen wordt, naargelang van het geval, opgenomen in de post " Goodwill " of in resultaat genomen.
  b) In het tegenovergestelde geval wordt het verschil als volgt verwerkt : voor zover dit voortvloeit uit een overwaardering van activa of een onderwaardering van passiva door de overgenomen vennootschap, worden op het tijdstip van de fusie voor het desbetreffende bedrag in de resultatenrekening afschrijvingen, waardeverminderingen, voorzieningen en correcties geboekt.
  Het verschil dat overblijft na deze correctieboekingen wordt in resultaat genomen.
  
Art. 36bis. § 1. La fusion par absorption [1 , telle que définie à l'article 671 du Code des sociétés,]1 et les opérations assimilées à la fusion par absorption [1 par l'article 676 dudit Code]1, sont traitées dans les comptes selon les dispositions des §§ 2 à 7.
  § 2. Les différents éléments de l'actif et du passif de la société absorbée, y compris les différents éléments de ses capitaux propres, les amortissements, réductions de valeur et provisions constitués par elle, ses droits et engagements ainsi que ses produits et ses charges de l'exercice sont, sans préjudice aux §§ 3 à 7, transférés dans la comptabilité de la société absorbante à la valeur pour laquelle ils figuraient dans la comptabilité de la société absorbée, à la date visée [1 à l'article 693, 5°, du Code des sociétés]1.
  § 3. Sont annulées, lors de la fusion :
  1° les actions propres détenues par la société absorbée qui, [1 en vertu de l'article 703, § 2, 2°, du Code des sociétés]1, ne peuvent donner lieu à attribution d'actions de la société absorbante;
  2° à concurrence de la valeur comptable de ces actions propres, la réserve indisponible pour actions propres constituée à cet effet par la société absorbée. [1 L'article 623, alinéa 2, du Code des sociétés]1 s'applique au cas où une réserve pour actions propres n'a pas été constituée.
  § 4. Si compte tenu du rapport d'échange et de la valeur nominale ou du pair comptable des actions attribuées en contrepartie, le montant dont le capital de la société absorbante est augmenté est plus élevé que le capital de la société absorbée, la différence est prélevée, selon les modalités décidées par l'assemblée générale de fusion, sur les autres éléments des capitaux propres de la société absorbée; dans le cas inverse, la différence est portée en prime d'émission.
  § 5. Si les associés de la société absorbée obtiennent une soulte en espèces, celle-ci est réputée être prélevée sur les capitaux propres de la société absorbée.
  Ce prélèvement est effectué sur les capitaux propres, selon les modalités décidées par l'assemblée générale de fusion, dans le respect des dispositions légales et statuaires.
  A défaut de décision de l'assemblée générale de fusion concernant [1 la rubrique des capitaux propres]1 sur lequel ce prélèvement est effectue, celui-ci est réputé s'opérer, dans l'ordre sur le bénéfice reporté, sur les réserves disponibles et sur les autres réserves que la loi et les statuts permettent de distribuer.
  § 6. Si la société absorbante ou une autre société absorbée simultanément détenait des actions de la sociéte absorbée, ces actions sont annulées lors de la fusion, et les différents éléments des capitaux propres de la société absorbée ne sont repris dans les comptes de la société absorbante qu'à concurrence de la fraction de ceux-ci correspondant aux actions de la société absorbée ayant donné lieu à attribution d'actions de la société absorbante. Il est toutefois tenu compte, le cas échéant, de la modification, à la suite de la fusion, de la qualification fiscale des réserves de la société absorbée.
  § 7. Si la valeur pour laquelle les actions de la société absorbée qui n'ont pas donné lieu à attribution d'actions de la société absorbante en application [1 de l'article 703, § 2, 2°, du Code des sociétés]1 figuraient dans les comptes de la société qui les détenait, diffère de la quote-part que ces actions représentaient dans les capitaux propres de la société absorbée, la différence est traitée selon la nature ou son origine :
  a) En cas d'excédent de la valeur comptable des actions en cause par rapport à la quote-part qu'elles représentaient dans les capitaux propres de la société absorbée, la différence est imputée, dans la mesure du possible, aux éléments de l'actif, y compris les actifs incorporels, qui ont une valeur supérieure au montant pour lequel ils figuraient dans les comptes de la société absorbée. Dans la mesure où la différence est imputable à une surévaluation de dettes ou à des amortissements, réductions de valeur ou provisions actés au compte de résultats de la société absorbée, devenus sans objet ou excédentaires, ceux-ci font l'objet, au moment de la fusion, de reprises ou de redressements à concurrence de cet excédent, par le compte de résultats.
  L'écart qui subsiste après ces imputations est, selon le cas, porté à la rubrique " Goodwill " ou pris en résultat.
  d) Dans le cas inverse, la différence est traitée comme suit : dans la mesure où elle est imputable à des surévaluations d'actifs ou a des sous-évaluations de passifs dans le chef de la société absorbée, des amortissements, réductions de valeur, provisions et redressements sont, au moment de la fusion, actés à due concurrence au compte de résultats.
  L'écart qui subsiste après ces redressements est porté au compte de résultats.
  
Art. 36ter. Fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap [1 , zoals gedefinieerd in artikel 672 van het Wetboek van Vennootschappen,]1 wordt in de boekhouding van de fuserende vennootschappen verwerkt overeenkomstig artikel 36bis.
  Voor de toepassing van het eerste lid wordt elke fuserende vennootschap beschouwd als overgenomen vennootschap en wordt de nieuw opgerichte vennootschap beschouwd als overnemende vennootschap.
  
Art. 36ter. La fusion par constitution d'une société nouvelle, [1 telle que définie à l'article 672 du Code des sociétés,]1 est traitée dans les comptes des sociétés fusionnantes conformément à l'article 36bis.
  Pour l'application de l'alinéa 1, chacune des sociétés qui fusionnent est considérée comme etant une société absorbée et la nouvelle société est considérée comme étant la société absorbante.
  
Art. 36quater. Splitsing door overneming, door oprichting van nieuwe vennootschappen of door overneming en oprichting van nieuwe vennootschappen [1 , zoals respectievelijk gedefinieerd in de artikelen 673, 674 en 675 van het Wetboek van Vennootschappen,]1 wordt in de boekhouding van de gesplitste vennootschap en van de vennootschappen waarin de inbreng ten gevolge van de splitsing gebeurt, naar gelang van het geval, verwerkt zoals bepaald in artikel 36gis of in artikel 36ter.
  Voor elke vennootschap waarin een inbreng gebeurt, is artikel 36bis evenwel enkel van toepassing op de ingebrachte activa en passiva, rechtn en verplichtingen en op het ingebrachte deel van het eigen vermogen van de gesplitste vennootschap.
  
Art. 36quater. La scission par absorption, par constitution de sociétés nouvelles ou par absorption et par constitution de sociétés nouvelles, [1 telles que définies respectivement aux articles 673, 674 et 675 du Code des sociétés,]1 est traitée dans les comptes de la société scindée et dans les comptes des sociétés bénéficiaires des apports résultant de la scission, conformément, selon le cas, à l'article 36bis ou à l'article 36ter.
  Toutefois, l'article 36bis s'applique à chaque société bénéficiaire pour les seuls actifs et passifs, droits et engagements qui lui sont apportes ainsi que pour la partie des capitaux propres de la société scindée qui lui sont apportés.
  
Art. 36quinquies. Bij inbreng van een tak van werkzaamheid of een algemeenheid van goederen [1 , zoals respectievelijk gedefinieerd in de artikelen 678 en 679 van het Wetboek van Vennootschappen,]1 worden de ingebrachte activa, passiva, rechten en verplichtingen opgenomen in de boekhouding van de vennootschap waarin de inbreng gebeurt, tegen de waarde waarvoor zij op het tijdstip van de inbreng in de boekhouding van de inbrengende onderneming voorkwamen.
  
Art. 36quinquies. En cas d'apport d'une branche d'activité ou d'une universalité de biens [1 , tels que définis respectivement aux articles 678 et 679 du Code des sociétés,]1 les actifs, passifs, droits et engagements apportés sont, lors de l'apport, portés dans les comptes de la société bénéficiaire de l'apport, à la valeur pour laquelle ils étaient inscrits, à la date de l'apport, dans les comptes de l'entreprise apporteuse.
  
Art. 36sexies. § 1. Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan onder als dekking bestemde termijnrenteverrichting de termijnverrichting, die tot doel of gevolg heeft het risico te compenseren of te beperken op een actief, een passief, een recht, een verplichting buitenbalansstelling of op een geheel van bestanddelen met homogene kenmerken ten aanzien van hun renteschommelingsgevoeligheid.
  Om te kunnen worden beschouwd als dekkingsverrichting in de zin van deze paragraaf moet de verrichting aan volgende voorwaarden beantwoorden :
  a) het gedekte bestanddeel of het gedekte homogene geheel moet de onderneming blootstellen aan een renteschommelingsrisico;
  b) de dekkingsverrichting moet van bij het begin als zodanig in de boeken zijn gekwalificeerd;
  c) er moet een nauwe correlatie zijn vastgesteld tussen de waardeschommelingen van het gedekte bestanddeel en van de als dekking bestemde verrichting; voor als dekking bestemde opties moet de correlatie tussen de variaties van het gedekte bestanddeel en die van het onderliggende financiële instrument vaststaan.
  § 2. De termijnrenteverrichtingen worden gewaardeerd tegen hun aanschaffingswaarde op balansdatum.
  Op de balansdatum worden de termijnrenteverrichtingen, die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden om te worden beschouwd als dekking in de zin van het eerste lid van dit artikel, gewaardeerd tegen hun marktwaarde, wanneer deze ten overstaan van de initiële waarde een negatief verschil vertoont. Dit moet worden toegerekend aan de resultatenrekening.
  § 3. De verschillen uit de waardeschommelingen van termijnrenteverrichtingen die als dekking zijn bestemd, worden bij de dichtstbijzijnde dagvereffening van de debet- of creditmarges opgenomen in een wachtrekening onder de overlopende rekeningen. Bij de afwikkeling van de als dekking bestemde verrichting wordt het saldo van deze rekening symmetrisch met de toerekening van de kosten of opbrengsten van het gedekte bestanddeel over de resterende looptijd van dit bestanddeel, in resultaat genomen. Wanneer het gedekte bestanddeel evenwel wordt gewaardeerd tegen de marktkoers, moeten, vóór de datum waarop de dekkingsverrichting wordt afgewikkeld, de resultaten uit termijnrenteverrichtingen gelijkmatig met de waardeschommeling van het gedekte bestanddeel in resultaat worden genomen, om aldus de symmetrieregel na te leven.
  Bij overdracht dan wel op de vervaldag van het gedekte bestanddeel, wordt het saldo van de wachtrekening integraal in resultaat genomen en worden de verschillen uit latere waardeschommelingen van niet afgewikkelde dekkingsverrichtingen die daartoe waren bestemd, verwerkt overeenkomstig de voorschriften van § 2 van dit artikel. De voorschriften van deze paragraaf gelden voor als dekking bestemde rente-optie-overeenkomsten zelfs indien de debet- en creditmarges niet dagelijks worden vereffend.
  De opbrengsten en kosten bedoeld in deze paragraaf worden opgenomen in de resultatenrekening ten belope van hun saldo, na verrekening tussen opbrengsten en kosten van dezelfde aard.
Art. 36sexies. § 1. Pour l'application du présent article il faut entendre par opération à terme de taux d'intérêt qualifiée de couverture affectée, l'opération à terme qui a pour but et pour effet de compenser ou de réduire le risque portant sur un actif, un passif, un droit, un engagement hors bilan ou un ensemble d'éléments de caractéristiques homogènes au regard de leur sensibilité aux variations de taux d'intérêts.
  Pour pouvoir être considérée comme opération de couverture au sens du présent paragraphe, il faut que l'opération réponde aux conditions suivantes :
  a) l'élément couvert ou l'ensemble homogène couvert doit exposer l'entreprise à un risque de variation de taux d'intérêts;
  b) l'opération de couverture doit dans les livres être qualifiée comme telle dès l'origine;
  c) une corrélation étroite doit être constatée entre les variations de valeur de l'élément couvert et celles de l'opération de couverture affectée; dans le cas d'options conclues comme couverture affectée, la corrélation doit être établie entre les variations de l'élément couvert et celles de l'instrument financée sous-jacent.
  § 2. Les opérations à terme de taux d'intérêts sont évaluées à leur valeur d'acquisition à la date de clôture des comptes.
  A la date de clôture de l'exercice, les opérations à terme de taux d'intérêts qui ne remplissent pas ou plus les conditions pour être qualifiées comme opérations de couverture affectée aus sens du premier paragraphe du présent article, sont évaluées à leur valeur de marché si cette évaluation fait apparaître par rapport à la valeur initiale une différence négative. Celle-ci est à imputer au compte de résultats.
  § 3. Les différences résultant des variations de valeur des opérations à terme de taux d'intérêts qualifiées de couverture affectée sont, lors de la liquidation quotidienne la plus récente des marges débitrices ou créditrices, enregistrées dans un compte d'attente ouvert parmi les comptes de régularisation. Au dénouement de l'opération de couverture affectée, le solde de ce compte est imputé au compte de résultats de manière symétrique à l'imputation des produits ou charges de l'élément couvert, sur la durée de vie résiduelle de cet élément. Toutefois, lorsque l'élément couvert est évalué au cours du marché, les résultats de couverture affectée provenant d'opérations à terme de taux d'intérêts doivent être imputés au compte de résultats avant la date de dénouement de l'opération de couverture, au fur et à mesure de la variation de valeur de l'élément couvert, afin de respecte la règle de symétrie.
  En cas de cession ou lors de l'échéance de l'élément couvert, le solde du compte d'attente est imputé intégralement au compte de résultats et les différences résultant des variations de valeur ultérieures des opérations de couverture non dénouées qui y étaient affectées sont traitées conformément aux dispositions du paragraphe 2 du présent article. Les dispositions du présent paragraphe sont applicables aux contrats d'options de taux d'intérêt qualifies de couverture affectée même en l'absence de liquidation quotidienne des marges débitrices et créditrices.
  Les produits et charges visés au présent paragraphe sont repris au compte de résultats pour leur solde après compensation entre produits et charges de même nature.
HOOFDSTUK IV. - Diverse en overgangsbepalingen.
CHAPITRE IV. - Dispositions diverses et transitoires.
Art.37. De ondernemingen vermelden in de -toelichting (staat nr. 10) het bedrag van de tijdens het boekjaar geboekte commissielonen met betrekking tot rechtstreekse verzekeringsverrichtingen. Deze verplichting betreft alle soorten commissielonen, met name commissielonen voor acquisitie, hernieuwing, incasso en portefeuillebeheer.
Art.37. Les entreprises doivent indiquer dans l'annexe (état n° 10) le montant des commissions afférentes à l'assurance directe comptabilisées pendant l'exercice. Cette obligation concerne les commissions de toute nature, et notamment les commissions d'acquisition, de renouvellement, d'encaissement et de service après-vente.
Art.38. De actuele waarde van de beleggingen vervat in post C. moet worden vermeld in de toelichting volgens de vorm opgelegd door de staat nr. 3.
  Deze actuele waarde wordt bepaald overeenkomstig het artikel 27, 1° en 2° en het artikel 31, zevende lid.
  De aanduiding van de actuele waarde van de beleggingen van de post C.I. " Terreinen en gebouwen " is niet verplichtend voor 1 januari 1999, tenzij zij door de onderneming gekend is.
Art.38. La valeur actuelle des placements du poste C. doit être indiquée en annexe selon la forme imposée par l'état n° 3.
  Cette valeur actuelle est déterminée conformément à l'article 27, 1° et 2° et à l'article 31, alinéa 7.
  L'indication de la valeur actuelle des placements du poste C.I. " Terrains et constructions " n'est pas obligatoire avant le 1er janvier 1999, à moins qu'elle ne soit connue de l'entreprise.
Art.39. Indien er een aanzienlijk verschil is tussen :
  - het bedrag van de voorziening aan het begin van het boekjaar voor schaden die zijn ontstaan tijdens voorgaande boekjaren en die nog afgewikkeld moeten worden, en
  - de tijdens het boekjaar betaalde bedragen voor schaden die tijdens voorgaande boekjaren zijn ontstaan vermeerderd met het bedrag van de voorziening aan het einde van het boekjaar voor deze nog af te wikkelen schaden,
  moeten aard en omvang van dit verschil in de toelichting worden vermeld.
Art.39. En cas de différence importante entre :
  - le montant de la provision au début de l'exercice pour les sinistres survenus au cours d'exercice antérieurs et restant à régler, et
  - les montants payés pendant l'exercice pour les sinistres survenus au cours d'exercices antérieurs ainsi que le montant de la provision en fin d'exercice pour de tels sinistres restant à régler,
  la nature et l'ampleur de cette différence sont précisées dans l'annexe.
Art.40. De middelen van een collectief pensioenfonds welke door een verzekeringsonderneming voor eigen rekening ten gunste van een derde worden beheerd, moeten voorkomen in de balans.
  Het totale bedrag van de activa en de schulden met betrekking tot deze pensioenfondsen moet bovendien worden aangeduid en uitgesplitst in de toelichting, volgens de vorm opgelegd door de staat nr. 9.
Art.40. Les fonds d'un fonds collectif de retraite que l'entreprise d'assurance gere pour compte propre au profit de tiers doivent figurer au bilan.
  Le montant total des actifs et des engagements relatifs à ces fonds doit en outre être indiqué et ventilé en annexe selon la forme imposée par l'état n° 9.
Art.41. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de ondernemingen in vereffening.
  Indien de onderneming - al dan niet ingevolge een beslissing tot invereffeningstelling - besluit haar bedrijf stop te zetten of indien, in tegenstelling met het bepaalde in artikel 15, derde lid, er niet meer kan van worden uitgegaan dat de onderneming haar bedrijf zal voortzetten, worden de waarderingsregels dienovereenkomstig aangepast en geldt in het bijzonder het volgende :
  a) de oprichtingskosten moeten volledig worden afgeschreven;
  b) bij de overige vaste activa moet zo nodig tot aanvullende afschrijvingen of waardeverminderingen worden overgegaan om de boekwaarde terug te brengen tot de vermoedelijke realisatiewaarde;
  c) een voorziening moet worden gevormd voor de kosten die verbonden zijn aan de beëindiging van de werkzaamheden, inzonderheid voor de aan het personeel uit te keren vergoedingen.
  Ingeval een bedrijfsonderdeel of een vestiging van een onderneming wordt gesloten, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing op de activa, de passiva en de verplichtingen die betrekking hebben op dat bedrijfsonderdeel of die vestiging.
Art.41. Les dispositions du présent arrêté sont applicables aux entreprises en liquidation.
  Dans les cas où, en exécution ou non d'une décision de mise en liquidation, l'entreprise renonce à poursuivre ses activités ou lorsque la perspective de continuité de ses activités, visée à l'article 15, alinéa 3 ne peut être maintenue, les règles d'évaluation sont adaptées en conséquence et, notamment :
  a) les frais d'établissement doivent être complètement amortis;
  b) les autres immobilisations font, le cas échéant, l'objet d'amortissements ou de réductions de valeur additionnels pour en ramener la valeur comptable à la valeur probable de réalisation;
  c) des provisions sont formées pour faire face aux charges inhérentes à la cessation des activités, notamment au coût des indemnités à verser au personnel.
  L'alinéa 2 est également applicable en cas de fermeture d'une branche d'activité ou d'un établissement de l'entreprise, en ce qui concerne les actifs, les passifs et les engagements relatifs à cette branche d'activité ou à cet établissement.
Art.42. Mogen rechtstreeks in de post A.III.1. van het passief opgenomen worden en er behouden blijven tot op het ogenblik waarop de desbetreffende goederen gerealiseerd worden :
  1° de terugneming van waardeverminderingen op deelnemingen, effecten en andere portefeuillewaarden voor zover deze afschrijvingen of waardeverminderingen geboekt werden voor 1 januari 1976 of, indien de ondernemingen hun boekjaar anders dan per burgerlijk jaar afsluiten, voor de aanvang van het boekjaar afgesloten in de loop van 1977;
  2° de terugnemingen van minderwaarden geboekt op immateriële en materiële vaste activa, andere dan deze opgenomen in de actiefpost D. en waarvan de gebruiksduur niet beperkt is.
Art.42. Peuvent être portées directement au poste A.III.1. du passif et y être maintenues jusqu'à la date de réalisation des biens auxquels elles sont afférentes :
  1° les reprises de réductions de valeur actées sur les participations, les titres et autres valeurs de portefeuille, avant le 1er janvier 1976 ou, pour les entreprises dont l'exercice ne coïncide pas avec l'année civile, avant le début de l'exercice clôturé en 1977;
  2° les reprises de réductions de valeur actées sur les immobilisations incorporelles et sur les immobilisations corporelles autres que celles inclues sous le poste D. de l'actif, dont l'utilisation n'est pas limitée dans le temps.
Art.43. § 1. De ondernemingen die, op januari 1986, in het kader van een pensioenregeling voor hun personeelsleden, rust- of overlevingspensioenverplichtingen hadden aangegaan en waarvan het gedeelte van deze verplichtingen dat betrekking heeft op de arbeidsprestaties voor de jaren welke 1 januari 1986 voorafgaan, is overgenomen door een autonoom pensioenfonds, worden, ingeval de door het autonome pensioenfonds gevormde voorzieningen ontoereikend zijn, vrijgesteld van vorming van voorzieningen ter dekking van dit gedeelte van deze verplichtingen, voor zover het pensioenfonds daarvan is vrijgesteld krachtens artikel 63, §§ 1 en 2 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsinstellingen, zoals toepasselijk verklaard op de private voorzorgsinstellingen bij artikel 20 van het koninklijk besluit van 14 mei 1985, tot toepassing op de private voorzorgsinstellingen van voornoemde wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsinstellingen.
  § 2. De ondernemingen die op 1 januari 1986 in het kader van een pensioenregeling zonder bijdrage vanwege de deelnemers, voor hun personeelsleden, rust- of overlevingspensioenverplichtingen hadden aangegaan en geen voorziening hadden gevormd om die verplichtingen te dekken, worden vrijgesteld van de vorming van voorzieningen voor het gedeelte van de verplichtingen dat betrekking heeft op de prestaties van deelnemers die in dienst zijn getreden voor die datum.
  § 3. Voor de ondernemingen bedoeld in artikel 63, § 5 van de wet van 9 juli 1975, zoals toepasselijk verklaard op de private voorzorgsinstellingen bij koninklijk besluit van 14 mei 1985, wordt de datum van 1 januari 1986, bedoeld in de §§ 1 en 2, vervangen door 1 januari 1993.
Art.43. § 1. Les entreprises qui, à la date du 1er janvier 1986 avaient, dans le cadre d'un régime de pensions, souscrit à l'égard des membres de leur personnel des engagements en matière de pension de retraite ou de survie, et dont la partie des engagements en cause relative aux prestations afférentes aux années antérieures au 1er janvier 1986 est prise en charge par un fonds de pension autonome sont, en cas d'insuffisance des provisions constituées par le fonds de pension autonome, dispensées de constituer des provisions pour couvrir cette partie de ces engagements, dans la mesure où le fonds de pension en est exempté en vertu de l'article 63, §§ 1 et 2 de la loi du 9 juillet 1975 relative au contrôle des entreprises d'assurance, tel qu'il a été rendu applicable aux institutions privees de prévoyance par l'article 20 de l'arrêté royal du 14 mai 1985 relatif à l'application aux institutions privées de prévoyance, de la loi précitée du 9 juillet 1975 relative au contrôle des entreprises d'assurance.
  § 2. Les entreprises qui, à la date du 1er janvier 1986, avaient, dans le cadre d'un régime de pensions ne prévoyant pas de cotisation des participants, souscrit à l'égard des membres de leur personnel des engagements en matière de pension de retraite ou de survie et qui n'avaient pas constitué de provisions pour rencontrer ces engagements, sont dispensées de la constitution de provisions pour la partie des engagements relative aux prestations des participants entrés en service avant cette date.
  § 3. Pour les entreprises visées à l'article 63, § 5 de la loi du 9 juillet 1975, tel qu'il a été rendu applicable aux institutions privées de prévoyance par l'article 20 de l'arrêté royal du 14 mai 1985, la date du 1er janvier 1986, visée au §§ 1 et 2, est remplacée par la date du 1er janvier 1993.
Art.44. Indien, bij het begin van het eerste boekjaar voor een onderneming, waarop de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn, de aanschaffingswaarde van bepaalde actiefbestanddelen niet kan worden wedersamengesteld, is de aanschaffingswaarde van elk van die bestanddelen gelijk aan de waarde waarvoor ze, voor toepassing van de desbetreffende afschrijvingen of waardeverminderingen, werden opgenomen in de inventaris opgesteld op het einde van het vorige boekjaar.
  De in toepassing van het vorige lid bepaalde aanschaffingswaarde :
  1° maakt, in voorkomend geval, het voorwerp uit van afschrijvingen of waardeverminderingen overeenkomstig de artikelen 28 tot 31;
  2° wordt, voor de toepassing van artikel 33, beschouwd als aanschaffingswaarde van de eerst ingekomen goederen.
  De herwaarderingsmeerwaarden die geboekt werden vóór het eerste boekjaar waarop voor een onderneming de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn, evenals de uitgiftepremies die ontvangen werden, moeten in de jaarrekening slechts opgenomen worden voor zover ze nog als zodanig in de boekhouding van de onderneming voorkwamen op het einde van het voorafgaande boekjaar.
  Zijn door een onderneming meerwaarden geboekt tijdens een boekjaar dat voorafgaat aan het boekjaar dat ingaat na 31 december 1994, dan mogen deze meerwaarden in de post A.III.1. van het passief behouden blijven.
Art.44. Si au début du premier exercice auquel s'appliquent pour une entreprise les dispositions du présent arrêté, la valeur d'acquisition de certains éléments de l'actif ne peut être reconstituée, la valeur d'acquisition de chacun de ces éléments est égale à la valeur pour laquelle ils étaient portés, avant amortissements et réductions de valeur y afférents, à l'inventaire établi au terme de l'exercice précédent.
  La valeur d'acquisition établie par application de l'alinéa précédent :
  1° fait l'objet, le cas échéant, d'amortissements et de réductions de valeur conformément aux articles 28 à 31;
  2° est considérée, comme valeur d'acquisition des biens entrés en premier lieu, pour l'application de l'article 33.
  Les plus-values de réévaluation actées antérieurement au premier exercice auquel s'appliquent pour une entreprise les dispositions du présent arrêté ainsi que les primes d'émission perçues ne doivent être mentionnées dans les comptes annuels que dans la mesure où elle figuraient encore comme telles, dans la comptabilité de l'entreprise au terme de l'exercice précédent.
  Les entreprises ont la faculté de maintenir au poste A.III.1. du passif, les plus-values actées antérieurement au début de l'exercice prenant cours après le 31 décembre 1994.
Art.45. De artikelen 10, 11, tweede en derde lid, en 17 zijn niet van toepassing op de jaarrekening over het eerste boekjaar waarop voor een verzekeringsonderneming de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn.
  De toelichting bij de eerste balans en resultatenrekening, opgesteld overeenkomstig de schema's van hoofdstuk I van de bijlage bij dit besluit, hoeft geen vergelijkende cijfers te bevatten over het voorgaande boekjaar met betrekking tot vermeldingen die voor de eerste maal moeten worden opgenomen in de jaarrekening over het boekjaar dat ingaat na 31 december 1994.
Art.45. Les articles 10 et 11 alinéas 2 et 3, et 17 ne sont pas applicables aux comptes annuels du premier exercice auquel s'appliquent pour une entreprise d'assurances les dispositions du présent arrêté.
  L'annexe relative au premier bilan et compte de résultats établis conformément aux schémas prévus au chapitre I de l'annexe au présent arrêté, ne soit pas indiquer les montants correspondants de l'exercice précédent pour les mentions qui doivent être intégrées pour la première fois dans les comptes annuels relatifs à l'exercice prenant cours après le 31 décembre 1994.
Art.46. Wat de overeenkomsten betreft die de in het artikel 26 bedoelde rechten verlenen en die betrekking hebben op onroerende goederen, afgesloten vóór 1 januari 1980 :
  1° worden de gespreide vergoedingen en huurgelden die op het boekjaar betrekking hebben geboekt in de post " Diverse goederen en diensten " van de staat nr. 12 van de toelichting bij de jaarrekening;
  2° worden de gebruiksrechten elk jaar op het actief van de nemer geboekt voor het gedeelte van de gespreide stortingen der vergoedingen en huurgelden die op latere boekjaren betrekking hebben, en dat de wedersamenstelling in kapitaal vertegenwoordigt van de waarde van het goed waarop het contract betrekking heeft;
  3° wordt in de staat nr. 1 van de toelichting bij de jaarrekening, het deel van de vergoedingen en huurgelden die op afgesloten boekjaren betrekking hebben en dat de wedersamenstelling in kapitaal vertegenwoordigt van de waarde van het goed waarop het contract betrekking heeft, vermeld in de post " Afschrijvingen en minderwaarden ";
  4° worden in hoofde van de eigenaar die de huurfinanciering toestaat, de onroerende goederen op het actief van de balans geboekt in de post C.I.2.a) " Onroerende goederen bestemd voor verhuring " en de vergoedingen en huurgelden die op het boekjaar betrekking hebben in de post " Opbrengsten van beleggingen - opbrengsten van terreinen en gebouwen ".
Art.46. En ce qui concerne les conventions constitutives de droits visés à l'article 26, portant sur des biens immobiliers, conclues avant le 1er janvier 1980 :
  1° les redevances et loyers échelonnés afférents à l'exercice sont portés sous le poste " Biens et services divers " de l'état n° 12 de l'annexe aux comptes annuels;
  2° les droits d'usage sont chaque année portes à l'actif du preneur a concurrence de la fraction des versements échelonnés afférents aux exercices ultérieurs représentant la reconstitution en capital de la valeur du bien, objet du contrat;
  3° dans l'état n° 1 de l'annexe aux comptes annuels, la fraction des redevances et loyers afférents aux exercices clôturés, représentant la reconstitution en capital de la valeur du bien, objet du contrat, est mentionnée sous le poste " Amortissements et réductions de valeur ";
  4° dans le chef du propriétaire qui donne en location-financement, ces immeubles sont portés à l'actif du bilan sous le poste C.I.2.a) " Immeubles destinés à la location " et les redevances et loyers afférents à l'exercice sont portés sous le poste " produits des placements produits provenant des terrains et constructions ".
Art.47. De bepalingen van dit besluit die voorzien in de boeking van geactiveerde herstructureringskosten onder de post " Oprichtingskosten ", gelden voor kosten gemaakt in het kader van een herstructurering die voor de eerste maal wordt verwerkt in de jaarrekening met betrekking tot een boekjaar dat ingaat na 31 december 1994.
Art.47. Les dispositions du présent arrêté prévoyant la comptabilisation de frais de restructuration portés à l'actif sous le poste " Frais d'établissement ", sont applicables aux charges engagées dans le cadre d'une restructuration traduite pour la première fois dans les comptes annuels relatifs à un exercice prenant cours après le 31 décembre 1994.
Art.48. § 1. Artikel 19bis is slechts van toepassing op meer- en minderwaarden die zijn vastgesteld bij overdrachtsverrichtingen die zijn verwezenlijkt na 31 december 1994.
  § 2. De verzekeringsondernemingen mogen een zodanige boekingswijze volgen dat de met toepassing van § 3 van artikel 27bis verkregen positieve verschillen die betrekking hebben op de periode vóór de inwerkingtreding van dit besluit, in de overlopende rekeningen worden opgenomen tot de vervaldag of de realisatie van de betrokken effecten, onverminderd de mogelijkheid deze pro rata temporis over de resterende looptijd in resultaat te nemen.
  Voor de effecten bedoeld in artikel 513 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, mogen de met toepassing van § 3 van artikel 27bis verkregen positieve verschillen die betrekking hebben op de periode na de inwerkingtreding van dit besluit, eveneens in de overlopende rekeningen worden opgenomen tot de vervaldag of de realisatie van deze effecten.
  § 3. Het disagio van leningen die zijn aangegaan vóór 1 januari 1995, dat op die datum in de post " Oprichtingskosten " stond, blijft in die post geboekt tot het volledig is afgeschreven.
  § 4. Het punt c) van § 2 van artikel 27bis is niet van toepassing op de bedoelde vorderingen en schulden die in het vermogen van de onderneming zijn opgenomen vóór 1 januari 1995.
  § 5. De acquisitiekosten met betrekking tot verzekeringsovereenkomsten mogen niet worden geactiveerd.
  De acquisitiekosten met betrekking tot verzekeringsovereenkomsten, die op 1 januari 1995 voorkomen onder de actiefpost G.II. " overgedragen acquisitiekosten " mogen echter onder deze post behouden blijven tot op het ogenblik van hun volledige afschrijving. Deze laatste moet worden berekend in jaarlijkse schijven van ten minste 10 % op de geactiveerde bedragen.
  § 6. Artikel 35 is van toepassing op de meerwaarden waarvoor de regeling van de uitgestelde belastingen geldt en die zijn gerealiseerd na de inwerkingtreding van dit besluit. De ondernemingen mogen dit artikel ook toepassen op de meerwaarden waarvoor de regeling van de uitgestelde belastingen geldt en die zijn gerealiseerd vóór de inwerkingtreding van dit besluit; in dit geval mogen de uitgestelde belastingen op de bedragen die onder het eigen vermogen zijn geboekt, aan deze eigen-vermogenspost worden onttrokken om rechtstreeks te worden geboekt in de post " Uitgestelde belasingen ".
  § 7. De termijnwisselverrichtingen bedoeld in artikel 36, § 3 die zijn afgesloten vóó de datum waarop dit besluit in werking treedt, mogen worden gewaardeerd overeenkomstig de tot dan toe gebruikte methode.
Art.48. § 1. L'article 19bis n'est applicable qu'aux plus-values et moins-values constatées à l'occasion d'opérations de cession effectuées après le 31 décembre 1994.
  § 2. Les entreprises d'assurances peuvent appliquer un mode d'enregistrement par lequel les différences positives dégagées en application du § 3 de l'article 27bis et se rapportant à la période antérieure à l'entrée en vigueur du présent arrête, sont portées en comptes de régularisation jusqu'à l'échéance ou la réalisation des titres concernés, sans préjudice de la possibilité de les prendre en résultat prorata temporis sur la durée restant à courir.
  Pour les titres visés à l'article 513 du Code des impôts sur les revenus 1992, les différences positives dégagées en application du § 3 de l'article 27bis et se rapportant à la période postérieure à l'entrée en vigueur du présent peuvent également être portées en compte de régularisation jusqu'à l'échéance ou la réalisation de ces titres.
  § 3. Les primes de remboursement afférentes à des emprunts contractés avant le 1er janvier 1995 qui figuraient à cette date sous le poste " frais d'établissement " sont maintenues sous ce poste jusqu'à leur complet amortissement.
  § 4. Le point c) du § 2 de l'article 27bis n'est pas applicable aux créances et dettes visées qui sont entrées dans le patrimoine de l'entreprise avant le 1er janvier 1995.
  § 5. Les frais d'acquisition des contrats d'assurances ne peuvent pas être portés à l'actif.
  Toutefois, les frais d'acquisition des contrats d'assurance, figurant au 1er janvier 1995 sous le poste de l'actif G.II. " frais d'acquisition reportés " peuvent être maintenus sous ce poste jusqu'à leur complet amortissement. Ce dernier doit être effectué par tranche annuelle de dix pour cent au moins des montants actives.
  § 6. L'article 35 est applicables aux plus-values, bénéficiant du régime des impôts différés, réalisées après l'entrée en vigueur du présent arrêté. Les entreprises peuvent toutefois l'appliquer aux plus-values bénéficiant du régime des impôts différés, réalisées avant l'entrée en vigueur dudit arrêté; en ce cas, les impôts différés afférents aux montants portés sous les capitaux propres peuvent être prélevés sur ce poste des capitaux propres pour être portés directement au poste " Impôts différés ".
  § 7. Les opérations de change à terme visées à l'article 36, § 3 et qui ont été conclues avant la date d'entrée en vigueur du présent arrêté peuvent être évaluées conformément à la méthode appliquée jusqu'alors.
Art.49. Het koninklijk besluit van 12 november 1979 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen die zijn toegelaten bij toepassing van de wetgeving betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 juli 1994, is opgeheven.
  Het blijft echter van toepassing op de jaarrekeningen afgesloten vóór 1 januari 1995.
Art.49. L'arrêté royal du 12 novembre 1979 relatif aux comptes annuels des entreprises d'assurances agréées en application de la législation relative au contrôle des entreprises d'assurances, modifié par l'arrêté royal du 6 juillet 1994, est abrogé.
  Toutefois, il reste applicable aux comptes annuels arrêtés avant le 1er janvier 1995.
Art.50. Dit besluit wordt voor het eerst toegepast op de jaarrekening afgesloten op het einde van het boekjaar dat ingaat na 31 december 1994.
Art.50. Le présent arrêté s'applique pour la première fois aux comptes annuels arrêtés au terme de l'exercice prenant cours après le 31 décembre 1994.
Art. 50bis. <INGEVOEGD bij KB 1998-12-07/37, art. 5; Inwerkingtreding : 01-01-1999> De jaarrekeningen die worden afgesloten vanaf 1 januari 1999 tot 31 december 2001 mogen, naar keuze van de onderneming, worden uitgedrukt in Belgische frank of in euro. De keuze om op de euro over te schakelen voor een jaarrekening houdt in dat alle daarop volgende jaarrekeningen ook in euro moeten opgesteld worden.
  De jaarrekeningen die worden afgesloten na 31 december 2001, moeten in euro worden uitgedrukt.
Art. 50bis. Les comptes annuels, clôturés à partir du 1er janvier 1999 et jusqu'au 31 décembre 2001 peuvent, au choix de l'entreprise, être libelles soit en francs belges, soit en euros. Le choix de l'euro pour l'établissement des comptes d'un exercice oblige à libeller en euros les comptes annuels des exercices subséquents.
  Les comptes annuels clôturés après le 31 décembre 2001 doivent être libellés en euro.
Art. 50ter. <INGEVOEGD bij KB 1998-12-07/37, art. 6; Inwerkingtreding : 01-01-1999> Vanaf 1 januari 2002 worden de volgende woorden geschrapt :
  1° in de artikelen 2 en 36 alsook in de bijlage bij dit besluit, in Hoofdstuk III, Afdeling II, onder de posten cc) Resultaten uit de omrekening van vreemde valuta, de woorden "in Belgische frank of";
  2° in artikel 7 alsook in de bijlage bij dit besluit, in de inleidende zin van Hoofdstuk I, Afdeling III, de woorden "in duizenden franken of";
  3° in de bijlage bij dit besluit, in Hoofdstuk I, Afdeling I en II en in Hoofdstuk II, Afdeling I en II, de vermelding "(x 1.000 Fr.) of".".
Art. 50ter. A dater du 1er janvier 2002, sont supprimés :
  1° aux articles 2 et 36 ainsi qu'à l'annexe du présent arrêté, dans le Chapitre III, Section II, sous les postes cc) Ecarts de conversion des devises, les mots " en francs belges ou ";
  2° à l'article 7 ainsi qu'à l'annexe du présent arrêté, dans la phrase introductive du Chapitre Ier, Section III, les mots " en milliers de francs ou ";
  3° à l'annexe du présent arrêté, dans le Chapitre Ier, Sections Ière et II et dans le Chapitre II, Sections Ière et II, les mentions " (x 1.000 F) ou ".
Art.51. Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.51. Notre Ministre des Affaires économiques est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Bijlagen.
Annexes.
Art. N2. Bijlage 2. HOOFDSTUK II. - Gedetailleerde balans en resultatenrekening.
  (Schema niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21/12/1994, p. 31425 tot 31450; Err. B.St. 29-11-1995, p. 32407)
  <KB 1998-12-07/37, art. 7, Inwerkingtreding : 01-01-1999, zie B.St. 25-12-1998, p. 41207>
Art. N2. Annexe 2. CHAPITRE II. - Bilan et compte de résultats, détaillés.
  (Schéma non repris pour des raisons techniques. Voir MB 21/12/1994, p. 31488 à 31511)
  <AR 1998-12-07/37, art. 7, En vigueur : 01-01-1999; voir M.B. 25-12-1998, p. 41207>
Art. N3. Bijlage 3. HOOFDSTUK III. - Omschrijving van en toelichting bij de posten van de gedetailleerde balans en de gedetailleerde resulatenrekening, alsook van de staten 12 en 17 van de toelichting.
Art. N3. Annexe 3. CHAPITRE III. - Définitions et notes explicatives concernant les postes du bilan et du compte de résultats détaillé ainsi que des états 12 et 17 de l'annexe.
Art. 1N3. Afdeling 1. - Gedetailleerde balans.
  Actief.
  B.I. Oprichtingskosten.
  In de overeenstemmende subposten van deze post worden vermeld, voor zover zij niet op een andere wijze ten laste van de resultatenrekening van het lopende boekjaar worden gebracht, de kosten verbonden met de oprichting, de verdere ontwikkeling of de herstructurering van de onderneming, in het bijzonder de kosten van oprichting of kapitaalverhoging, de kosten bij uitgifte van leningen en de herstructureringskosten.
  B.II. Immateriële vaste activa.
  In de overeenstemmende subposten van deze post worden opgenomen :
  1° de goodwill;
  2° de andere immateriële vaste activa;
  3° de vooruitbetalingen op immateriële vaste activa.
  Onder goodwill dient de prijs te worden verstaan betaald voor de verwerving van een verzekeringsportefeuille, van een tak van werkzaamheid of van een onderneming, voor zover die hoger is dan de nettowaarde van de actief- en passiefbestanddelen die haar samenstellen.
  C.I.1. Onroerende goederen bestemd voor bedrijfsdoeleinden.
  In deze post opgenomen de bebouwde en onbebouwde terreinen, de constructies daarop, evenals de inrichting daarvan, waarvan de onderneming eigenares is en die duurzaam voor haar bedrijfsuitoefening en ter uitvoering van haar sociale, medische en culturele diensten worden aangewend.
  Worden eveneens onder deze post opgenomen, de andere zakelijke rechten die de onderneming bezit op een onroerend goed dat zij bestemd heeft om duurzaam te worden gebruikt voor haar bedrijfsuitoefening, wanneer de vergoedingen bij aanvang van het contract werden vooruitbetaald.
  C.I.2.a) Onroerende goederen bestemd voor verhuring.
  In deze post worden onder meer opgenomen de onroerende goederen bestemd voor verhuring en door de onderneming aangewend ter uitvoering van medische diensten.
  C.I.2.c) Huurfinanciering en gelijkaardige rechten.
  Onder die post worden opgenomen de gebruiksrechten op lange termijn op bebouwde onroerende goederen waarover de onderneming beschikt op grond van erfpacht, opstal, leasing of soortgelijke overeenkomsten, wanneer de contractueel te storten termijnen, naast de rente en de kosten van de verrichting, ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever in het gebouw heeft geïnvesteerd.
  Met een in het vorige lid bedoelde termijn wordt het bedrag gelijkgesteld, voor zover bepaald :
  a) dat de nemer verschuldigd is voor de verwerving van de zakelijke rechten die de gever bezit op het betrokken onroerend goed wanneer de nemer er zich bij het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe verbonden heeft deze rechten te verwerven;
  b) dat de gever van een derde moet ontvangen voor de overdracht van de zakelijke rechten die hij bezit op het betrokkenonroerend goed wanneer deze derde er zich bij het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe verbonden heeft deze rechten te verwerven.
  C.II. eerste streepje. Verbonden ondernemingen.
  § 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder met een onderneming verbonden onderneming verstaan :
  a) de ondernemingen die zij controleert;
  b) de ondernemingen die haar controleren;
  c) de ondernemingen waarmee de onderneming een consortium vormt;
  d) de andere ondernemingen die, bij weten van haar bestuursorgaan, worden gecontroleerd door de sub a), b) en c) bedoelde ondernemingen.
  § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  controle over een onderneming, de bevoegdheid in rechte of in feite om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van haar bestuurders of zaakvoerders of op de oriëntatie van haar beleid;
  dochteronderneming, de onderneming ten opzichte waarvan deze controlebevoegdheid bestaat;
  gezamenlijke controle, de controle die een beperkt aantal vernnoten samen uitoefenen, wanneer zij zijn overeengekomen dat beslissingen omtrent de oriëntatie van het beleid van de betrokken onderneming niet zonder hun gemeenschappelijke instemming kunnen worden genomen;
  gemeenschappelijke dochteronderneming, de onderneming ten opzichte waarvan deze gezamenlijke controle bestaat.
  § 3. De controle is in rechte en onweerlegbaar vermoed :
  1° wanneer zij voortvloeit uit het bezit van de meerderheid van de stemrechten verbonden aan het totaal van de aandelen van de betrokken onderneming;
  2° wanneer een vennoot het recht heeft de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders te benoemen of te ontslaan;
  3° wanneer een vennoot krachtens de statuten van de betrokken onderneming of krachtens met die onderneming gesloten overeenkomsten over de controlebevoegdheid beschikt;
  4° wanneer op grond van een overeenkomst met andere vennoten van de betrokken onderneming, een vennoot beschikt over de meerderheid van de stemrechten verbonden aan het totaal van de aandelen van die onderneming;
  5° in geval van gezamenlijke controle.
  § 4. De controle is in feite wanneer zij voortvloeit uit andere factoren dan bedoeld in § 3.
  Een vennoot van een onderneming wordt, behoudens bewijs van het tegendeel, vermoed over een controle in feite te beschikken op de onderneming, wanneer hij op de voorlaatste en laatste algemene vergadering van deze onderneming, stemrechten heeft uitgeoefend die de meerderheid vertegenwoordigen van de stemrechten verbonden aan de op deze vergaderingen vertegenwoordigde aandelen.
  § 5. Om de controlebevoegdheid vast te stellen :
  1° wordt de onrechtstreekse controlebevoegdheid door een dochteronderneming bij de rechtstreekse controlebevoegdheid geteld;
  2° wordt de controlebevoegdheid van een persoon die optreedt krachtens een overeenkomst van lastgeving, commissie, portage, naamlening, fiducie of een overeenkomst met een gelijkwaardige uitwerking, voor rekening van een andere persoon, geacht uitsluitend in het bezit te zijn van laatstgenoemde.
  Om de controlebevoegheid vast te stellen wordt geen rekening gehouden met een schorsing van stemrechten noch met de stemrechtbeperkingen bedoeld in de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen of in wettelijke of statutaire beperkingen met een gelijkaardige uitwerking.
  Voor de toepassing van § 3, 1° en 4°, moeten de stemrechten verbonden aan het totaal van de aandelen van een dochteronderneming worden verminderd met de stemrechten verbonden aan de aandelen van deze dochteronderneming, gehouden door laatstgenoemde zelf of door haar dochterondernemingen. Dezelfde regel is van toepassing in het in § 4, tweede lid, bedoelde geval, wat de aandelen betreft die op de laatste twee algemene vergaderingen zijn vertegenwoordigd.
  § 6. Er is sprake van een consortium wanneer een onderneming naar Belgisch recht als bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2° of 3° van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen en één of meer andere ondernemingen naar Belgisch recht als bedoeld in voormeld artikel 1, eerste lid, 2° of 3° of één of meer in een gelijkaardige vorm opgerichte ondernemingen naar buitenlands recht die geen dochterondernemingen zijn van elkaar, noch dochterondernemingen zijn van één en dezelfde handelsvennootschap of vennootschap met handelsvorm naar Belgisch of buitenlands recht, onder centrale leiding staan.
  Ondernemingen worden onweerlegbaar vermoed onder centrale leiding te staan :
  1° wanneer de centrale leiding van deze ondernemingen voortvloeit uit tussen deze ondernemingen gesloten overeenkomsten of uit statutaire bepalingen, of
  2° wanneer hun bestuursorganen in meerderheid bestaan uit dezelfde personen.
  Behoudens tegenbewijs worden ondernemingen vermoed onder centrale leiding te staan wanneer hun aandelen in meerderheid worden gehouden door dezelfde natuurlijke of rechtspersonen; de bepalingen van § 5 zijn van toepassing.
  Het derde lid van deze paragraaf is niet van toepassing op de aandelen gehouden door overheden.
  C.II. tweede streepje. Andere ondernemingen waamee een participatieverhouding bestaat.
  Voor de toepassing van dit besluit worden als zodanig beschouwd, de ondernemingen welke geen verbonden ondernemingen zijn :
  1° waarin de onderneming rechtstreeks dan wel haar filialen een deelneming aanhouden;
  2° die, bij weten van het beleidsorgaan van de onderneming, rechtstreeks of waarvan de filialen een deelneming in het kapitaal van de onderneming aanhouden;
  3° die, bij weten van het beleidsorgaan van de onderneming, filiale zijn van de ondernemingen bedoeld in 2°.
  C.II.1. Deelnemingen (in verbonden ondernemingen).
  C.II.3. Deelnemingen (in ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat).
  Voor de toepassing van dit besluit worden als deelnemingen beschouwd de maatschappelijke rechten in andere ondernemingen die ertoe strekken door het scheppen van een duurzame en specifieke band met die andere ondernemingen, de onderneming in staat te stellen een invloed uit te oefenen op de oriëntatie van het beleid van deze ondernemingen.
  Behoudens bewijs van het tegendeel, te vermelden in de toelichting, wordt vermoed een deelneming te zijn :
  1° het bezit van maatschappelijke rechten die één tiende vertegenwoordigen van het kapitaal, van het maatschappelijk fonds of van een categorie aandelen van een onderneming;
  2° het bezit van maatschappelijke rechten die een quotum van minder dan tien procent vertegenwoordigen :
  a) wanneer ze, samen met de maatschappelijke rechten die in dezelfde onderneming worden aangehouden door de filialen van de onderneming, één tiende bereiken van het kapitaal, van het maatschappelijk fonds of van een categorie aandelen van die onderneming;
  b) wanneer de daden van beschikking over deze aandelen of deelbewijzen of de uitoefening van de daaraan verbonden rechten onderworpen zijn aan overeenkomsten of aan éénzijdige verbintenissen die de onderneming heeft aangegaan.
  C.II.2. Bons, obligaties en vorderingen (op verbonden ondernemingen).
  C.II.4. Bons, obligaties en vorderingen (op ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat).
  In deze post worden geboekt de vorderingen op verbonden ondernemingen of op ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, ongeacht de contractuele looptijd, de oorsprong of de vorm ervan, wanneer die vorderingen tot doel hebben de activiteit van deze ondernemingen duurzaam te steunen.
  C.III.1. Aandelen, deelbewijzen en andere niet-vastrentende effecten.
  C.III.2. Obligaties en andere vastrentende effecten.
  Mogen niet in deze posten opgenomen worden de als waarborg ontvangen effecten, inzonderheid deze van de herverzekeraars die niet in de balans mogen voorkomen maar in de toelichting (staat nr. 17) dienen vermeld.
  C.III.1. Aandelen, deelbewijzen en andere niet-vastrentende effecten.
  In die post worden opgenomen, de aandelen, deelbewijzen en andere niet-vastrentende effecten die geen deelnemingen zijn. Hierin worden ook de aandelen van beleggingsvennootschappen opgenomen.
  Als andere niet-vastrentende effecten worden onder meer bedoeld, de effecten waarvan de rentevergoeding niet het kenmerk heeft van renteopbrengst, zoals rechten in beleggingsfondsen die niet uitsluitend bestaan uit rentende herbeleggingen.
  C.III.2. Obligaties en andere vastrentende effecten.
  Onder die post worden opgenomen :
  1° de obligaties en gelijkaardige effecten;
  2° de vorderingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste een jaar, die zijn vertegenwoordigd door verhandelbaar papier en daadwerkelijk verhandelbaar zijn op een door toedoen van erkende financiële instellingen regelmatig functionerende markt; dee waarvan de oorspronkelijke looptijd hoger is dan één jaar, worden opgenomen in de actiefposten C.III.5. of D.III.5.
  Voor de omschrijving van deze post wordt verstaan onder " vastrentend ", de vergoeding met het karakter van " renteopbrengst ", zelfs wanneer ze wordt bepaald met toepassing van een variabele rentevoet op grond van een welbepaalde parameter of ze geheel of ten dele bestaat uit het verschil tussen de terugbetalingswaarde en de aanschaffingswaarde van het betrokken effect;
  Met gelijkaardige effecten worden onder andere bedoeld, de vastgoed-, schatkist- en depositocertificaten alsook de thesauriebewijzen en de rechten in beleggingsfondsen die enkel bestaan uit rentende herbeleggingen.
  De titels die achtergestelde vorderingen op verbonden ondernemingen en op ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, vertegenwoordigen, worden evenwel niet onder deze actiefpost maar respectievelijk onder actiefposten C.II.2. of D.II.2. en C.II.4. of D.II.4. opgenomen.
  De bovenbedoelde effecten die als liquiditeitssteun dienen worden onder de actiefposten C.III.2.b) of D.III.2.b) opgenomen.
  C.III.3. Deelnemingen in gemeenschappelijke beleggingen.
  Wordt in deze post opgenomen het door de onderneming gehouden aandeel in gemeenschappelijke beleggingen van verscheidene ondernemingen of pensioenfondsen, waarvan het beheer aan één van deze ondernemingen of aan één van deze pensioenfondsen is opgedragen.
  C.III.4. Hypothecaire leningen en hypothecaire kredieten.
  Wat betreft de hypothecaire leningen, wordt hier bedoeld, de door de onderneming toegestane leningen onder aftrek van de door de lener als aflossing gebeurlijk gedane stortingen, en waarvan de terugbetaling in het bijzonder gewaarborgd wordt door een hypothecaire inschrijving ten gunste van de onderneming.
  Wat betreft de hypothecaire kredieten, wordt hier bedoeld, leningen met veranderlijk bedrag; alleen het werkelijk opgenomen bedrag dient vermeld.
  C.III.5. Overige leningen.
  Worden onder meer opgenomen onder deze post, de leningen aan verzekeringnemers waarvoor de polis de voornaamste zekerheid vormt, evenals de leningen en voorschotten aan tussenpersonen.
  C.III.6. Deposito's bij kredietinstellingen.
  Deze post omvat bedragen die eerst na een bepaalde termijn weer kunnen worden opgenomen. Zonder een dergelijke tijdsbeperking gedeponeerde bedragen moeten, ook indien zij rente dragen, onder post F.II. worden vermeld.
  C.III.7.a) Huurfinanciering en gelijkaardige rechten.
  Worden in deze post opgenomen, de vorderingen die voor de eigenaar of de verhuurder resulteren uit de contracten bedoeld onder de actiefpost C.I.2.c) en afgesloten vanaf 1 januari 1980.
  C.III.7.b) Financiële instrumenten.
  Worden onder meer in deze post opgenomen, de premiebedragen van de gekochte optiecontracten en de bedragen van de gekochte termijnrenteverrichtingen.
  C.III.7.c) Overige.
  Deze post omvat de beleggingen die niet onder de posten C.III.1. tot en met 7.b) vallen. Wanneer deze beleggingen van enige betekenis zijn, moeten zij in de toelichting worden verklaard.
  C.IV. Deposito's bij cederende ondernemingen.
  In de balans van een onderneming die herverzekeringen accepteert, omvat deze post de vorderingen op de cederende ondernemingen welke overeenstemmen met de bij deze ondernemingen of bij een derde gestelde garanties of door deze ondernemingen ingehouden bedragen.
  Deze vorderingen mogen niet met andere vorderingen van de herverzekeraar op de cederende verzekeraar worden samengevoegd of met schulden van de herverzekeraar aan de cederende verzekeraar worden verrekend.
  Bij cederende of derde ondernemingen gedeponeerde waardepapieren die eigendom blijven van de onderneming die herverzekeringen accepteert, worden door deze laatste onder de passende post bij de beleggingen geboekt.
  D. Beleggingen betreffende de verrichtingen verbonden aan een beleggingsfonds van de groep van activiteiten " Leven " en waarbij het beleggingsrisico niet gedragen wordt door de onderneming.
  Deze post omvat voor de groep van activiteiten " Leven ", enerzijds, de beleggingen waarvan de waarde bepalend is voor de waarde of het rendement van overeenkomsten die aan een beleggingsfonds gekoppeld zijn en, anderzijds, de beleggingen die ter dekking dienen van verplichtingen die op grond van een indexcijfer worden bepaald. Deze post omvat ook de beleggingen die voor rekening van de leden van een tontinaire vereniging worden gehouden en die bestemd zijn om onder deze leden te worden verdeeld.
  De omschrijving en de toelichting bij de actiefposten C.I., C.II. en C.III. zijn respectievelijk van toepassing op de posten D.I. de D.II. en D.III.
  Dbis. Deel van de herverzekeraars in de technische voorzieningen.
  Onder de overeenstemmende subposten van deze post worden de werkelijke of geraamde bedragen, bepaald volgens de voorwaarden van de herverzekeringsovereenkomst, opgenomen.
  E. Vorderingen.
  Naast de vorderingen waarvoor een titel bestaat, worden eveneens onder de overeenstemmende subposten van deze post opgenomen, de te ontvangen opbrengsten die tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar zijn ontstaan en waarvoor nog geen titel bestaat, indien het bedrag daarvan vaststaat of met nauwkeurigheid kan worden geschat. De pro rata van opbrengsten worden evenwel onder de overlopende rekeningen geboekt.
  De vorderingen die voor de eigenaar of de verhuurder ontstaan uit de onder de post C.I.2.c) van de activa bedoelde overeenkomsten worden onder de post C.III.7.a) opgenomen.
  E.I.1. Vorderingen op verzekeringsnemers uit hoofde van rechtstreekse verzekeringsverrichtingen.
  Voor de rechtstreekse verzekeringsverrichtingen worden in de overeenstemmende subposten van deze post opgenomen, enerzijds, het nog rechtstreeks te innen gedeelte van de door de onderneming vervallen en uitgegeven premies en bijdragen, en anderzijds, het nog uit te geven gedeelte van de vervallen premies en bijdragen, alsook het uit te geven gedeelte van de na vervallen termijn te betalen premies en bijdragen, van zodra de risicodekking een aanvang neemt.
  E.I.2. Vorderingen op tussenpersonen uit hoofde van rechtstreekse verzekeringsverrichtingen.
  In deze post worden de vorderingen van de onderneming op verzekeringsagenten, verzekeringsmakelaars en andere tussenpersonen opgenomen. De leningen en voorschotten aan tussenpersonen zijn opgenomen in de actiefpost C.III.5.
  E.I.3.a) Terug te vorderen technische lasten.
  Deze post omvat de te ontvangen bedragen uit verhaal, de vrijstellingen, de verkrijging van de rechten van de verzekerden jegens derden (subrogatie) of de verkrijging van de wettige eigendom van de verzekerde goederen (berging), onverminderd de bijzondere wettelijke en reglementaire bepalingen.
  E.II.1. Gewaarborgde vorderingen.
  In deze post worden uitsluitend opgenomen, de vorderingen op herverzekeraars die het voorwerp hebben uitgemaakt van een geschreven schulderkenning van de herverzekeraars en die gewaarborgd zijn door een pand.
  E.III.1. Lopende rekening van de buitenlandse maatschappelijke zetel.
  In deze post wordt opgenomen het debetsaldo op het einde van het boekjaar van de lopende verrichtingen met de maatschappelijke zetel.
  E.III.2. Borgtochten betaald in contanten.
  In deze post worden opgeomen, de borgtochten in contanten gestort als doorlopende waarborg, onder meer aan openbare besturen of nutsbedrijven.
  E.III.3. Overige vorderingen - Overige.
  Onder deze post worden onder meer de door de belastingdiensten terug te betalen belastingen vermeld; de voorafbetalingen en de verrekenbare voorheffingen worden echter niet onder deze post opgenomen, maar onder post 15 van de resultatenrekening, behalve het gedeelte van de voorafbetalingen en voorheffingen dat uitgaat boven het geraamde bedrag van de verschuldigde belastingen.
  F.I.3. Voorraden en overige materiële activa.
  De kosten voor inrichting van de door de onderneming gehuurde gebouwen worden onder meer in deze post vermeld, voor zover ze niet ten laste werden genomen van de resultatenrekening van het lopende boekjaar.
  Onder deze post worden eveneens opgenomen de gebruiksrechten op roerende goederen waarover de onderneming beschikt op grond van leasing of soortgelijke overeenkomsten, wanneer de contractueel te storten termijnen, verhoogd met het bedrag dat moet worden betaald bij optielichting indien de nemer een koopoptie bezit, naast de rente en de kosten van de verrichting ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever in het goed heeft geïnvesteerd. Het bedrag dat moet worden betaald om een koopoptie te lichten, komt evenwel enkel in aanmerking als het ten hoogste vijftien procent vertegenwoordigt van het kapitaal dat de gever in het goed heeft geïnvesteerd.
  Met een prijs voor het lichten van de in het tweede lid bedoelde koopoptie, binnen de voormelde beperking van vijftien procent, wordt de kapitaalfractie gelijkgesteld van de contractueel bedongen vergoeding in geval van gebruik van een mogelijkheid om de verrichting te verlengen.
  Met een in het tweede lid bedoelde termijn wordt het bedrag gelijkgesteld, voor zover bepaald :
  a) dat de nemer verschuldigd is voor de verwerving van de zakelijke rechten die de gever bezit op het betrokken roerend goed wanneer de nemer er zich bij het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe verbonden heeft deze rechten te verwerven;
  b) dat de gever van een derde moet ontvangen voor de overdracht van de zakelijke rechten die hij bezit op het betrokken roerend goed wanneer deze derde er zich bij het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe verbonden heeft deze rechten te verwerven.
  F.II. Beschikbare waarden.
  De liquide middelen omvatten, behalve de kasmiddelen en de te incasseren vervallen waarden, alleen de tegoeden op zicht bij kredietinstellingen.
  F.IV. Overige activa - Overige. Deze post omvat de activa die niet onder de posten F.I., F.II. en F.III. vallen. Wanneer deze activa van enige betekenis zijn moeten zij in de toelichting worden verklaard.
  G.I. Verworven, niet vervallen intresten en huurgelden.
  Deze post omvat de bedragen welke de intrest en huur vertegenwoordigen die op de balansdatum zijn verdiend, maar nog niet opeisbaar zijn.
  G.III. Overige overlopende rekeningen.
  Naast de bedragen bedoeld in artikel 27bis, § 5, worden onder deze post opgenomen :
  a) de over te dragen kosten, dit wil zeggen de pro rata van kosten die werden gemaakt tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar maar die ten laste van een of meerdere volgende boekjaren moeten worden gebracht;
  b) de verworven opbrengsten, dit wil zeggen de pro rata van opbrengsten die slechts in de loop van een volgend boekjaar zullen worden geind maar die betrekking hebben op een verstreken boekjaar.
  Passief.
  A.I.1. Geplaatst kapitaal.
  Onder geplaatst kapitaal wordt verstaan :
  a) wat de naamloze vennootschappen betreft, het bedrag van het geplaatste maatschappelijk kapitaal;
  b) wat de onderlinge verzekeringsverenigingen en de coöperatieve vennootschappen betreft, het bedrag van het maatschappelijk kapitaal;
  c) wat de bijkantoren of centra van werkzaamheden in België van ondernemingen naar buitenlands recht betreft, de eigen middelen die door de buitenlandse onderneming aan de bedrijfsuitoefening van hun bijkantoren of centra van werkzaamheden in België duurzaam worden besteed, voor zover deze middelen niet hun oorsprong vinden in gereserveerde of overgedragen winsten die zijn opgenomen onder de passiefposten A.IV. en A.V.
  In de onder b) en c) bedoelde gevallen wordt de benaming " Geplaatst kapitaal " dienovereenkomstig aangepast.
  A.III. Herwaarderingsmeerwaarden.
  Onder herwaarderingsmeerwaarden moeten worden verstaan de in de rekeningen bijgeschreven, niet gerealiseerde meerwaarden op activa overeenkomstig artikelen 34 en 34bis. Worden eveneens onder deze post opgenomen, de terugnemingen van waardeverminderingen overeenkomstig artikel 42 en de herwaarderingsmeerwaarden bedoeld in artikel 44, vierde lid.
  A.IV.2. Onbeschikbare reserve.
  a) voor eigen aandelen :
  Onder die post worden de onbeschikbare reserves opgenomen, bedoeld bij artikel 52bis, § 2, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen;
  b) andere :
  Onder die post worden de reserves opgenomen waarover de algemene vergadering volgens de statuten bij gewone meerderheid niet vrij kan beschikken of waarop de vennoten ingeval van uittreding of uitsluiting geen recht hebben.
  A.IV.3. Vrijgestelde reserve.
  Deze post omvat de gerealiseerde meerwaarde en de winsten na aftrek van de desbetreffende uitgestelde belastingen waarvoor belastingvrijdom of -uitstel slechts geldt als zij in het vermogen van de onderneming behouden blijven, met uitzondering van de meerwaarden die met toepassing van artikel 19bis in de overlopende rekeningen zijn geboekt.
  In deze post worden ook de afschrijvingen opgenomen die geboekt werden op materiële of immateriële vaste activa, voor zover ze gevestigd zijn op een basis die hoger is dan de aanschaffingsprijs van die activa, wanneer de afschrijving op die verhoogde basis in fiscaal opzicht een aftrekbare last is.
  B. Achtergestelde schulden.
  Indien bij overeenkomst de rechten welke aan al dan niet in schuldbewijzen belichaamde schulden zijn verbonden, bij vereffening of faillissement eerst na die van de overige crediteuren mogen worden uitgeoefend, worden deze schulden onder deze post opgenomen.
  Bbis. Fonds voor toekomstige toewijzingen.
  In deze post wordt opgenomen, de uitkering aan verzekerden of aan aandeelhouders waarover op de datum van afsluiting van het boekjaar nog geen beslissing is genomen, voor wat betreft de levensverzekering.
  C. Technische voorzieningen.
  Het betreft de raming, op balansdatum, van de verbintenissen van de onderneming tegenover de verzekerden, de begunstigden en de verzekeringnemers, inbegrepen de omzettingsverschillen van vreemde valuta betreffende de technische voorzieningen.
  C.I. Voorziening voor niet-verdiende premies en lopende risico's.
  Worden in deze post opgenomen :
  a) de voorziening voor niet-verdiende premies, te weten het bedrag overeenkomend met het deel van de premies bruto van herverzekering dat moet worden toegerekend aan een volgend boekjaar of aan volgende boekjaren om de schadelast, de administratiekosten en de beheerskosten van beleggingen te dekken. In het geval van de verzekering " leven " wordt deze voorziening opgenomen onder post C.II.;
  b) de voorziening voor lopende risico's, samengesteld ter aanvulling van de voorziening voor niet-verdiende premies wanneer blijkt dat het geschatte geheel van de schadelast en van de administratiekosten, betreffende lopende en door de onderneming na het einde van het boekjaar te dragen overeenkomsten, hoger zal zijn dan het geheel van de niet-verdiende premies en de verschuldigde premies met betrekking tot deze overeenkomsten. Indien het bedrag van de lopende risico's van betekenis is, moet het afzonderlijk worden vermeld in de toelichting.
  C.II. Voorziening voor verzekering " leven ".
  Onverminderd de bijzondere wettelijke en reglementaire bepalingen, omvat de voorziening voor verzekering " leven ", voor de verrichtingen van de groep van activiteiten " Leven ", bedoeld in artikel 7bis, § 2 van dit besluit, de geschatte actuariële waarde van de verplichtingen van de verzekeringsonderneming, met inbegrip van de reeds toegekende winstdeling en na aftrek van de actuariële waarde van de toekomstige premies.
  Deze post omvat eveneens de voorzieningen voor niet-verdiende premies en lopende risico's van verzekeringen die betrekking hebben op een bijkomend risico bij een risico verzekerd in de verrichtingen van de groep van activiteiten " Leven ".
  Deze post omvat eveneens de vergrijzingsvoorzieningen voor de ziekteverzekering bedoeld in punt B.1.a. van § 2 van artikel 7bis van dit besluit.
  Deze post omvat eveneens de voorzieningen betreffende de rust- en overlevingsrenten.
  C.III. Voorziening voor te betalen schaden.
  § 1. Activiteitengroep " niet-leven ".
  Deze post omvat voor de onderneming, het totaal van de geschatte uiteindelijke kosten van de afwikkeling van alle al dan niet aangemelde schaden welke tot het einde van het boekjaar hebben plaatsgevonden, verminderd met de bedragen die reeds met betrekking tot zulke schaden zijn betaald.
  Hij bevat de te betalen schadevergoedingen en toelagen ingevolge voor de balansdatum voorgevallen gebeurtenissen evenals de externe en interne regelingskosten van de boven beoogde schadegevallen.
  In deze post wordt eveneens opgenomen, de bijdrage van de onderneming in de waardering van de provisie, gedaan door het Gemeenschappelijk Waarborgfonds Auto.
  In deze post worden eveneens opgenomen, de bedragen bekomen door toepassing van de zogenaamde gecombineerde methode, bedoeld in artikel 34septies, § 1 van dit besluit.
  In deze post wordt eveneens opgenomen, de voorziening betreffende de al dan niet tijdelijke renten, onder de vorm waarin de verzekeringsvergoedingen " Niet-leven " moeten betaald worden. Worden eveneens bedoeld, onder meer, de voorlopig of definitieve renten, met betrekking tot de verrichtingen arbeidsongevallen.
  (In deze post wordt onder meer opgenomen, de voorziening voor bijkomende vergoedingen voor de kost van hernieuwing en onderhoud van prothesen en orthopedische toestellen.) <KB 2002-01-16/36, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-02-2002>
  § 2. Activiteitengroep " leven ".
  In deze post worden opgenomen, de vervallen maar niet betaalde verzekeringsprestaties bij het afsluiten van het boekjaar en de ermee gepaard gaande externe en interne beheerskosten.
  C.IV. Voorziening voor winstdeling en restorno's.
  In deze post wordt opgenomen, de voorziening die betrekking heeft op de verdeelde maar nog niet toegekende winstdeling bij het afsluiten van het boekjaar, met inbegrip van de dotaties van het boekjaar aan deze voorziening.
  Deze delingen omvatten de onder de vorm van premierestorno's te betalen winstdelingen.
  Indien de bedragen die uit hoofde van winstdeling en restorno's ten laste van het boekjaar worden gebracht van enige betekenis zijn, worden zij afzonderlijk in de toelichting vermeld.
  In deze post wordt eveneens opgenomen, het omslagfonds aangaande de bedrijvigheden betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen, bedoeld door het punt B.1.b. van artikel 7bis, § 2 van dit besluit.
  C.V. Voorziening voor egalisatie en catastrofen.
  In deze post worden alle bedragen gereserveerd met de bedoeling om in de komende jaren, hetzij het niet-terugkerend technisch verlies te compenseren, hetzij de schommelingen van de schadequote te nivelleren, hetzij bijzondere risico's te dekken.
  C.VI. Andere technische voorzieningen - Andere.
  In deze post worden onder meer opgenomen, de vergrijzingsvoorzieningen voor de ziekteverzekering die niet werd bedoeld onder punt B.1.a. van § 2 van artikel 7bis van dit besluit. In geval van met de leeftijd stijgende voorvalswet, komt deze vergrijzingsvoorziening overeen met de geschatte actuele waarde van de toekomstige verplichtingen van de onderneming, na aftrek van de geschatte actuele waarde van de toekomstige premies.
  (In deze post wordt onder meer opgenomen, de indexeringsvoorziening met betrekking tot de verrichtingen arbeidsongevallen.) <KB 2002-01-16/36, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-02-2002>
  In deze post wordt onder meer opgenomen, het reservefonds aangaande de bedrijvigheid betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen, bedoeld door het punt B.1.b. van artikel 7bis, § 2 van dit besluit.
  D. Technische voorzieningen betreffende de verrichtingen verbonden aan een beleggingsfonds van de groep van activiteiten " Leven " wanneer het beleggingsrisico niet gedragen wordt door de onderneming.
  Deze post omvat de technische voorzieningen tot dekking van de verplichtingen in verband met beleggingen in het kader van overeenkomsten betreffende de groep van activiteiten " Leven ", waarvan de waarde of het rendement wordt bepaald aan de hand van beleggingen waarvan de onderneming het risico niet draagt, of aan de hand van een indexcijfer.
  De aanvullende tecnische voorzieningen die in voorkomend geval worden gevormd tot dekking van het sterfterisico, de beheerskosten of andere risico's (zoals gegarandeerde prestaties op de vervaldag of gegarandeerde afkoopwaarden) worden onder de passiefpost C.II. opgenomen.
  Onverminderd de bijzondere wettelijke en reglementaire bepalingen, omvat deze post tevens de technische voorzieningen welke de verplichtingen van de inrichter van de tontinaire vereniging tegenover haar deelnemers vertegenwoordigen.
  E.I. Voorziening voor pensioenen en soortgelijke verplichtingen.
  Onder die post worden opgenomen, de voorzieningen die door de onderneming werden gevormd om te voldoen aan de verplichtingen inzake [1 werkloosheid met bedrijfstoeslag]1 en andere pensioenen en renten die zij ten opzichte van haar actuele of gewezen personeels- of directieleden heeft aangegaan.
  E.II.1. Voorziening voor uitgestelde belastingen.
  Deze post omvat uitsluitend :
  a) de naar latere boekjaren uitgestelde belastingen op gerealiseerde meerwaarden op immateriële en materiële vaste activa en op effecten die zijn uitgegeven door de Belgische openbare sector ingeval de belasting op deze meerwaarden is uitgesteld;
  b) de naar latere boekjaren uitgestelde buitenlandse belastingen van dezelfde aard als de in sub a) bedoelde belastingen.
  E.II.2. Voorziening voor overige fiscale lasten.
  Onder die post worden opgenomen, de voorzieningen die werden gevormd met het oog op belastingverplichtingen die uit een wijziging in de belastbare basis of in de berekening van de belasting kunnen voortvloeien.
  F. Deposito's ontvangen van herverzekeraars.
  In de balans van een onderneming die zich herverzekert omvat deze post de bedragen die zijn gedeponeerd door of ingehouden van andere verzekeringsondernemingen krachtens herverzekeringsovereenkomsten. Deze bedragen mogen niet worden samengevoegd met andere bedragen die zijn verschuldigd aan of door de andere betrokken ondernemingen.
  Indien de onderneming die zich herverzekert waardepapieren in deposito heeft ontvangen welke aan haar in eigendom zijn overgedragen, omvat deze post het bedrag dat de cederende onderneming uit hoofde van het deposito verschuldigd is.
  Indien de onderneming die zich herverzekert van de herverzekeraar een geschreven schuldrekening heeft ontvangen voor de vorderingen bedoeld in de actiefpost E.II.1., wordt de tegenwaarde van deze schulderkenning opgenomen in deze post. Het bijhorende pand wordt in de toelichting (staat nr. 17) vermeld.
  G. Schulden.
  Worden hier onder meer onder de overeenkomstige subposten van deze post geboekt, de te betalen kosten die in de loop van het boekjaar of van een vorig boekjaar werden gemaakt en waarvoor nog geen juridische titel bestaat maar waarvan het bedrag vaststaat of met nauwkeurigheid kan worden geschat. De pro rata van kosten worden evenwel onder de overlopende rekeningen geboekt.
  De verplichtingen die voortvloeien uit achtergestelde leningen, obligatieleningen, leasing of soortgelijke overeenkomsten worden vermeld onder de daarvoor bestemde posten, ook al zijn zij aangegaan jegens kredietinstellingen.
  G.I.1.a) 1° Voor de vervaldag betaalde premies.
  In deze post worden de premies opgenomen die in het lopende boekjaar werden geïnd, doch pas vervallen in het daarop volgende boekjaar.
  G.I.1.a) 2° Geschorste risico's.
  In deze post worden de opeisbare premies waarvan het risico geschorst is opgenomen.
  G.I.1.a) 3° In bewaring gegeven vrijstellingen.
  In deze post worden de door de verzekerden neergelegde voorlopige waarborgen opgenomen.
  G.IV. Schulden ten aanzien van kredietinstellingen.
  Onder de schulden ten aanzien van kredietinstellingen worden onder meer opgenomen, de orderbriefjes (promessen) die door de onderneming werden onderschreven op naam of aan order van een kredietinstelling, alsmede de schulden aan kredietinstellingen uit hoofde van bankaccepten die door de onderneming in omloop werden gebracht, ook al vinden zij hun oorsprong in de aankoop van goederen en diensten.
  G.V.2.a) Lopende rekening van de buitenlandse maatschappelijke zetel.
  In deze post wordt opgenomen, het creditsaldo op het einde van het boekjaar van de lopende verrichtingen met de maatschappelijke zetel.
  G.V.2.e) Reconstitutiefonds van leningen weder samen te stellen door annuïteiten.
  In deze post wordt opgenomen, de verworven waarde op de balansdatum gevormd door de reconstitutiestortingen van hypothecaire of chirografaire leningen, andere dan de premies van bijgevoegde levensverzekerings- of kapitalisatiecontracten, berekend aan de reconstitutievoet.
  G.V.2.g) Overige Schulden - Overige.
  In deze post worden onder meer opgenomen, de leveranciers, te betalen vergoedingen aan het kapitaal, de beheerders of zaakvoerders, te betalen en vervallen obligatiecoupons, vervallen en niet ter terugbetaling aangeboden obligaties, de bijdragen verschuldigd aan de openbare instellingen alsmede de aan het personeel te betalen deelnamen ingevolge een beslissing van de algemene vergadering.
  De schulden vertegenwoordigd door een wissel of een orderbriefje worden slechts onder deze post opgenomen, wanneer zij hun oorsprong vinden in de aankoop van goederen of diensten.
  H. Overlopende rekeningen.
  Naast de bedragen bedoeld in artikel 27bis, § 2, worden onder die post opgenomen :
  a) de toe te rekenen kosten, dit wil zeggen de pro rata van kosten die pas in een later boekjaar zullen worden betaald maar die betrekking hebben op een verstreken boekjaar;
  b) de over te dragen opbrengsten, dit wil zeggen de pro rata van opbrengsten die in de loop van het boekjaar of van een vorig boekjaar zijn geïnd, doch die betrekking hebben op een later boekjaar.
  H.I.1. Financiële instrumenten.
  Worden onder meer in deze post opgenomen, de premiebedragen van de geschreven optiecontracten en de bedragen van de verkochte termijnrenteverrichtingen.
  
Art. 1N3. Section 1. - Bilan détaillé.
  Actif.
  B.I. Frais d'établissement.
  Sont portés sous ce poste, aux sous-postes correspondants, s'ils ne sont pas pris en charge à un autre titre durant l'exercice au cours duquel ils ont été exposés, les frais qui se rattachent à la constitution, au développement ou à la restructuration de l'entreprise, tels que les frais de constitution ou d'augmentation de capital, les frais d'émission d'emprunts et les frais de restructuration.
  B.II. Immobilisations incorporelles.
  Sont portés sous ce poste, aux sous-postes correspondants :
  1° le goodwill;
  2° les autres immobilisations incorporelles;
  3° les acomptes versés sur immobilisations incorporelles.
  Par goodwill, il y a lieu d'entendre le coût d'acquisition d'un portefeuille d'assurances, d'une branche d'activité ou d'une entreprise dans la mesure où il excède la valeur nette des éléments actifs et passifs qui le composent.
  C.I.1. Immeubles utilisés par l'entreprise dans le cadre de son activité propre.
  Sont portés sous ce poste les terrains bâtis et non bâtis, les constructions édifiées ainsi que leurs agencements, que l'entreprise détient en propriété et affectés durablement par elle à son exploitation et à l'exécution de ses prestations sociales, médicales et culturelles.
  Sont également portés sous ce poste les autres droits réels que l'entreprise détient sur des immeubles affectés durablement par elle à son exploitation, lorsque les canons ou redevances ont été payés par anticipation au début du contrat.
  C.I.2.a) Immeubles destinés à la location.
  Sont notamment portés sous ce poste les immeubles destinés à la location et affectés par l'entreprise à l'exécution de prestations médicales.
  C.I.2.c) Location-financement et droits similaires.
  Sont portés sous ce poste les droits d'usage à long terme sur les immeubles bâtis dont l'entreprise dispose en vertu de contrats d'emphytéose, de superficie, de location-financement ou de conventions similaires, lorsque les redevances échelonnées dues en vertu du contrat couvrent, outre les intérêts et les charges de l'opération, la reconstitution intégrale du capital investi par le donneur dans la construction.
  Est assimilé à une redevance visée à l'alinéa précédent, pour autant qu'il soit déterminé :
  a) le montant dû par le preneur pour l'acquisition des droits réels que le donneur possède sur le bien immeuble en cause, lorsque, lors de la conclusion de l'opération, il s'est engagé, éventuellement à l'option du donneur, à acquérir ces droits;
  b) dans le chef du donneur, le montant à recevoir par lui d'un tiers pour la cession des droits réels qu'il possède sur le bien immeuble en cause, lorsque, lors de la conclusion de l'opération, ce tiers s'est engagé, éventuellement à l'option du donneur, à acquérir ces droits.
  C.II. premier tiret. Entreprises liées.
  § 1. Pour l'application du présent arrêté sont considérées comme entreprises liées a une entreprise :
  a) les entreprises qu'elle contrôle;
  b) les entreprises qui la contrôlent;
  c) les entreprises avec lesquelles l'entreprise forme consortium;
  d) les autres entreprises qui, à la connaissance de son organe d'administration, sont contrôlées par les entreprises visées sub a), b), et c).
  § 2. Pour l'application du présent arrêté, on entend par :
  contrôle d'une entreprise, le pouvoir de droit ou de fait d'exercer une influence décisive sur la désignation de la majorité des administrateurs ou gérants de celle-ci ou sur l'orientation de sa gestion;
  filiale, l'entreprise a l'égard de laquelle ce pouvoir de contrôle existe;
  contrôle conjoint, le contrôle exercé ensemble par un nombre limité d'associés, lorsque ceux-ci ont convenu que les décisions relatives à l'orientation de la gestion de l'entreprise en cause ne pourraient être prises que de leur commun accord;
  filiale commune, l'entreprise à l'égard de laquelle ce contrôle conjoint existe.
  § 3. Le contrôle est de droit et présumé de manière irréfragable :
  1° lorsqu'il résulte de la détention de la majorité des droits de vote attachés à l'ensemble des actions, parts ou droits d'associés de l'entreprise en cause;
  2° lorsqu'un associé a le droit de nommer ou de révoquer la majorité des administrateurs ou gérants;
  3° lorsqu'un associé dispose du pouvoir de contrôle en vertu des statuts de l'entreprise en cause ou de conventions conclues avec celle-ci;
  4° lorsque, par l'effet de conventions conclues avec d'autres associés de l'entreprise en cause, un associé dispose de la majorité des droits de vote attachés à l'ensemble des actions, parts ou droits d'associés de celle-ci;
  5° en cas de contrôle conjoint.
  § 4. Le contrôle est de fait lorsqu'il résulte d'autres éléments que ceux visés au § 3.
  Un associé d'une entreprise est, sauf preuve contraire, présumé disposer d'un contrôle de fait sur cette entreprise si, à l'avant-dernière et à la dernière assemblée générale de cette entreprise, il a exercé des droits de vote représentant la majorité des voix attachées aux titres représentés à ces assemblées.
  § 5. Pour la détermination du pouvoir de contrôle :
  1° le pouvoir détenu indirectement par l'intermédiaire d'une filiale est ajoute au pouvoir détenu directement;
  2° le pouvoir détenu par une personne agissant, en vertu d'une convention de mandat, de commission, de portage, de prête-nom, de fiducie ou d'une convention d'effet équivalent, pour le compte d'une autre personne, est censé détenu exclusivement par cette dernière.
  Pour la détermination du pouvoir de contrôle, il n'est pas tenu compte des suspensions du droit de vote ni des limitations à l'exercice du pouvoir de vote prévues par les lois coordonnées sur les sociétés commerciales ou par des dispositions légales ou statutaires d'effet analogue.
  Pour l'application du § 3, 1° et 4°, les droits de vote afférents à l'ensemble des actions, parts et droits d'associés d'une filiale s'entendent déduction faite des droits de vote afférents aux actions, parts et droits d'associés de cette filiale détenus par elle-même ou par ses filiales. La même règle s'applique dans le cas visé au § 4, alinéa 2, en ce qui concerne les titres représentés aux deux dernières assemblées générales.
  § 6. Il y a consortium lorsqu'une entreprise de droit belge visée à l'article 1, alinéa 1, 2° ou 3° de la loi du 17 juillet 1975 relative à la comptabilité et aux comptes annuels des entreprises et une ou plusieurs autres entreprises de droit belge visées audit article 1, alinéa 1, 2° ou 3°, ou de droit étranger constituées sous une forme similaire, qui ne sont ni filiales l'une de l'autre, ni filiales d'une même société commerciale ou à forme commerciales de droit belge ou étrangers, sont placées sous une direction unique.
  Des entreprises sont présumées, de manière irréfragable, être placées sous une direction unique :
  1° lorsque la direction unique de ces entreprises résulte de contrats conclus entre ces entreprises ou de clauses statutaires, ou
  2° lorsque leurs organes d'administration sont composés en majorité des mêmes personnes.
  Des entreprises sont présumées, sauf preuve contraire, être placées sous une direction unique lorsque leurs actions, parts ou droits d'associés sont détenus en majorité par les mêmes personnes physiques ou morales; les dispositions du § 5 sont applicables.
  L'alinéa 3 du présent paragraphe n'est pas applicable aux actions, parts et droits d'associés détenus par des pouvoirs publics.
  C.II. deuxième tiret. Autres entreprises avec lesquelles il existe un lien de participation.
  Sont, pour l'application du présent arrêté, considérées comme telles, les entreprises, autres que les entreprises liées :
  1° dans lesquelles l'entreprise détient directement ou dont les filiales détiennent une participation;
  2° qui, à la connaissance de l'organe de gestion de l'entreprise, détiennent directement ou dont les filiales détiennent une participation dans le capital de l'entreprise;
  3° qui, à la connaissance de l'organe de gestion de l'entreprise, sont filiales des entreprises visées au 2°.
  C.II.1. Participations (dans des entreprises liées).
  C.II.3. Participations (dans des entreprises avec lesquelles il existe un lien de participation).
  Sont pour l'application du présent arrêté considérés comme constitutifs d'une participation, les droits sociaux détenus dans d'autres entreprises lorsque cette détention vise, par l'établissement d'un lien durable et spécifique avec ces entreprises, à permettre à l'entreprise d'exercer une influence sur l'orientation de la gestion de ces entreprises.
  Est présumée constituer une participation, sauf preuve contraire à mentionner dans l'annexe :
  1° la détention de droits sociaux représentant le dixième du capital, du fonds social ou d'une catégorie d'actions de l'entreprise;
  2° la détention de droits sociaux représentant une quotité inférieure à dix pour cent :
  a) lorsque par l'addition des droits sociaux détenus dans une même entreprise par l'entreprise et par ses filiales, ceux-ci représentent le dixième du capital, du fonds social ou d'une catégorie d'actions de l'entreprise en cause;
  b) lorsque les actes de disposition relatifs à ces actions ou parts ou l'exercice des droits y afférents sont soumis à des stipulations conventionnelles ou à des engagements unilatéraux auxquels l'entreprise a souscrit.
  C.II.2. Bons, obligations et créances (sur des entreprises liées).
  C.II.4. Bons, obligations et créances (sur des entreprises avec lesquelles il existe un lien de participation).
  Sont portées sous ces postes les créances, quels qu'en soient le terme contractuel, l'origine ou la forme, sur des entreprises liées ou sur des entreprises avec lesquelles il existe un lien de participation, lorsque ces créances ont pour but de soutenir durablement l'activité de ces entreprises.
  C.III.1. Actions, parts et autres titres à revenu variable.
  C.III.2. Obligations et autres titres à revenu fixe.
  Sont exclus de ces postes les titres reçus en garantie, notamment des réassureurs, qui ne peuvent figurer dans le corps du bilan, mais sont mentionnés à l'annexe (état n° 17).
  C.III.1. Actions, parts et autres titres à revenu variable.
  Ce poste comprend les actions, parts et autres titres à revenu variable qui ne constituent pas des participations. A ce titre, il comprend également les actions de sociétés d'investissement.
  Comme autres titres à revenu variable sont notamment visés les titres dont le revenu n'a pas le caractère de produit d'intérêt, tels que les parts de fonds de placement ne comportant pas exclusivement des remplois productifs d'intérêt.
  C.III.2. Obligations et autres titres à revenu fixe.
  Ce poste comprend :
  1° les obligations et titres similaires négociables;
  2° les créances dont la durée initiale n'excède pas un an, qui sont représentées par des titres négociables et qui sont effectivement négociables sur un marche fonctionnant régulièrement à l'intervention d'établissement financiers reconnus; celles dont la durée initiale excède un an sont portées sous les postes C.III.5. ou D.III.5. de l'actif.
  Aux fins de la définition du présent poste, il faut entendre par " revenu fixe " le revenu ayant le caractère de " produit d'intérêt ", lors même qu'il soit déterminé par application d'un taux variable en fonction d'un paramètre déterminé ou qu'il soit entièrement ou partiellement constitué par la différence entre la valeur de remboursement et la valeur d'acquisition du titre concerné;
  Comme titres similaires sont notamment visés les certificats immobiliers, de trésorerie et de dépôts, ainsi que les billets de trésorerie et les parts de fonds de placement ne comportant que des remplois productifs d'intérêt.
  Les titres représentant des créances subordonnées sur des entreprises liées et sur d'autres entreprises avec lesquelles il existe un lien de participation ne sont toutefois pas reprises sous ce poste, mais respectivement sous les postes C.II.2. ou D.II.2. et C.II.4. ou D.II.4. de l'actif.
  Les titres susvisés qui constituent un support de liquidité sont portés sous le poste C.III.2.b) ou D.III.2.b) de l'actif.
  C.III.3. Parts dans des pools d'investissement.
  Sont portées sous ce poste les parts détenues par l'entreprise dans des placements communs constitués par plusieurs entreprises ou fonds de pension, dont la gestion a été confiée à une de ces entreprises ou à un ces fonds de pension.
  C.III.4. Prêts et crédits hypothécaires.
  En ce qui concerne les prêts hypothécaires, il s'agit des prêts accordés par l'entreprise, sous déduction des remboursements éventuels effectués à titre d'amortissement par l'emprunteur, dont la récupération est garantie notamment par une inscription hypothécaire en faveur de l'entreprise.
  En ce qui concerne les crédits hypothécaires, il s'agit de prêts à capital variable; seul le montant effectivement prélevé est à indiquer.
  C.III.5. Autres prêts.
  Sont notamment portés sous ce poste les prêts aux preneurs d'une assurance pour lesquels la police est la garantie principale, ainsi que les prêts et avances aux intermédiaires.
  C.III.6. Dépôts auprès des établissements de crédit.
  Sont portées sous ce poste les sommes qui ne peuvent être retirées qu'après une certaine période de temps. Les sommes déposées sans restriction quant au retrait doivent figurer au poste F.II. même si elles portent intérêts.
  C.III.7.a) Location-financement et droits similaires.
  Sont portées sous ce poste les créances résultant pour le propriétaire ou le bailleur de contrats visés sous le poste C.I.2.c) de l'actif et conclus à partir du 1er janvier 1980.
  C.III.7.b) Instruments financiers.
  Sont notamment portés sous ce poste les montants des primes des contrats d'option acquis et les montants des opérations à terme sur taux d'intérêts achetées.
  C.III.7.c) Autres.
  Sont portés sous ce poste les placements qui ne sont pas couverts par ls postes C.III.1. à 7.b). Lorsqu'ils sont d'une certaine importance, ils doivent être explicités dans l'annexe.
  C.IV. Dépôts auprès des entreprises cédantes.
  Dans le bilan d'une entreprise qui accepte la réassurance, sont portées sous ce poste les créances sur les entreprises cédantes qui correspondent aux dépôts de garantie effectués auprès de celles-ci ou de tiers ou aux montants retenus par ces entreprises.
  Ces créances ne peuvent être regroupées avec d'autres créances du réassureur sur l'assureur cédant ni être compensées avec des dettes du réassureur envers l'assureur cédant.
  Les titres déposés auprès d'une entreprise cédante ou de tiers et demeurant la propriété de l'entreprise qui accepte la réassurance sont comptabilisés par cette dernière parmi les placements, sous le poste approprié.
  D. Placements relatifs aux opérations liées a un fonds d'investissement du groupe d'activités " Vie " et dont le risque de placement n'est pas supporté par l'entreprise.
  Sont portés sous ce poste pour le groupe d'activités " Vie ", d'une part, les placements en fonction de la valeur desquels est déterminé la valeur ou le rendement de contrats liés à un fonds d'investissement et, d'autre part, les placements affectés à la couverture des engagements qui sont déterminés par référence à un indice. Il comprend également les placement détenus pour le compte des membres d'une association tontinière et destinés à être répartis entre eux.
  Les définitions et notes explicatives relatives aux postes C.I., C.II. et C.III. de l'actif s'appliquent respectivement aux postes D.I., D.II. et D.III.
  Dbis. Part des réassureurs dans les provisions techniques.
  Sont portés sous ce poste, aux sous-postes correspondants, les montants, réels ou estimés, déterminés selon les termes du traité de réassurance.
  E. Créances.
  Sont portés sous ce poste, aux sous-postes correspondants, outre les créances dont le titre juridique est né, les produits à recevoir, nés au cours de l'exercice, ou au cours d'un exercice antérieur, qui n'ont pas encore donné naissance à un titre juridique de créance, mais dont le montant est déterminé ou susceptible d'être estimé avec précision. Les prorata de produits sont toutefois portés en comptes de régularisation.
  Les créances résultant pour le propriétaire ou le bailleur de contrats visés sous le poste C.I.2.c) de l'actif sont portés sous le poste C.III.7.a).
  E.I.1. Créances nées d'opérations d'assurance directe, sur les preneurs d'assurance.
  Sont portées sous ce poste, aux sous-postes correspondants, pour l'assurance directe, d'une part, la partie encore à recouvrer directement des primes ou cotisations échues et émises par l'entreprise et, d'autre part, la partie restant à émettre des primes et cotisations échues ainsi que la partie à émettre des primes et cotisations payables à terme échu dès l'instant où le couverture du risque a débuté.
  E.I.2. Créances nées d'opérations d'assurance directe, sur les intermédiaire d'assurance.
  Sont portées sous ce poste les créances de l'entreprise sur les agents, courtiers et autres intermédiaires d'assurance. Les prêts et avances aux intermédiaires sont portés sous le poste C.III.5. de l'actif.
  E.I.3.a) Charges techniques à récupérer.
  Sont portées sous ce poste les sommes récupérables provenant des recours, des franchises, de l'acquisition des droits des assurés vis-à-vis des tiers (subrogation) ou de l'obtention de la propriété légale des biens assurés (sauvetage), sans préjudice de dispositions légales ou réglementaires particulières.
  E.II.1. Créances garanties.
  Sont exclusivement portées sous ce poste les créances sur réassureurs qui ont fait l'objet d'une reconnaissance de dette écrite des réassureurs et qui sont garanties par un gage.
  E.III.1. Compte courant du siège social étranger.
  Est porté sous ce poste le solde débiteur à la fin de l'exercice des opérations courantes avec le siège social.
  E.III.2. Cautionnements versés en numéraire.
  Sont portes sous ce poste les cautionnements en numéraire versés au titre de garanties permanentes, notamment auprès d'administrations ou d'entreprises de services publics.
  E.III.3. Autres créances - Autres.
  Sont notamment portés sous ce poste les impôts récupérables à charge des administrations fiscales; toutefois, les versements anticipés et les précomptes imputables ne sont pas portés sous ce poste mais au poste 15 du compte de résultats, sauf dans la mesure où ces versements et précomptes dépassent le montant estime des impôts dus.
  F.I.3. Stocks et autres actifs corporels.
  Sont notamment portés sous ce poste s'ils n'ont pas été pris en charge du compte de résultat de l'exercice au cours duquel ils ont été exposés, les frais d'aménagement d'immeubles pris en location par l'entreprise.
  Sont également portés sous ce poste les droits d'usage sur des biens meubles dont l'entreprise dispose en vertu de contrats de location-financement ou de conventions similaires, lorsque les redevances échelonnées dues en vertu du contrat, majorées, si le preneur dispose d'une option d'achat, du montant à payer en cas de levée de l'option, couvrent, outre les intérêts et les charges de l'opération, la reconstitution intégrale du capital investi par le donneur dans le bien. Le montant à payer en cas de levée de l'option d'achat n'est toutefois pris en considération que s'il représente quinze pour cent au plus du capital investi par le donneur dans le bien.
  Est assimilée à un prix de levée de l'option d'achat visée à l'alinéa 2, dans la limite susvisée de quinze pour cent, la partie en capital des redevances prévues au contrat en cas d'usage d'une faculté de proroger l'opération.
  Est assimilé à une redevance visée à l'alinéa 2, pour autant qu'il soit déterminé :
  a) le montant dû par le preneur pour l'acquisition des droits réels que le donneur possède sur le bien meuble en cause, lorsque, lors de la conclusion de l'opération, il s'est engagé, éventuellement à l'option du donneur, à acquérir ces droits;
  b) dans le chef du donneur, le montant à recevoir par lui d'un tiers pour la cession des droits réels qu'il possède sur le bien meuble en cause, lorsque, lors de la conclusion de l'operation, ce tiers s'est engagé, éventuellement à l'option du donneur, à acquérir ces droits.
  F.II. Valeurs disponibles.
  Les valeurs disponibles ne comprennent, en dehors des encaisses et des valeurs échues à l'encaissement, que les avoirs à vue sur des établissements de crédit.
  F.IV. Autres éléments d'actif qui ne sont pas couverts par les postes F.I., F.II. et F.III. Lorsque ces éléments sont d'une certaine importance, ils doivent être explicités dans l'annexe.
  G.I. Intérêts et loyers acquis non échus.
  Sont portées sous ce poste les sommes qui représentent les intérêts et les loyers acquis à la date du bilan mais non encore exigibles.
  G.III. Autres comptes de régularisation.
  Outre les montants visés à l'article 27bis, § 5, ce poste comporte :
  a) les charges à reporter, c'est-à-dire les prorata de charges exposées au cours de l'exercice ou d'un exercice antérieur mais qui sont à rattacher à un ou plusieurs exercices ultérieurs;
  b) les produits acquis, c'est-à-dire les prorata de produits qui n'échoiront qu'au cours d'un exercice ultérieur mais qui sont à rattacher à un exercice écoulé.
  Passif.
  A.I.1. Capital souscrit.
  Par capital souscrit il faut entendre :
  a) en ce qui concerne les sociétés anonymes, le capital social souscrit;
  b) en ce qui concerne les associations d'assurance mutuelle et les sociétés coopératives, le montant du fonds social;
  c) en ce qui concerne les succursales et sièges d'opérations en Belgique d'entreprises de droit étranger, les moyens propres affectés durablement par l'entreprise étrangère à l'activité de ses succursales et sièges d'opérations en Belgique, dans la mesure où ces moyens propres ne résultent pas de bénéfices mis en réserve ou reportés et inscrits sous les postes A.IV. et A.V. du passif.
  Dans les cas visés sous b) e c), l'intitulé du poste " Capital souscrit " est adapté en conséquence.
  A.III. Plus-values de réévaluation.
  Par plus-values de réévaluation, il faut entendre les plus-values non réalisées, exprimées dans les comptes sur éléments de l'actif, conformément aux articles 34 et 34bis. Sont également portées sous ce poste les reprises de réductions de valeur visées à l'article 42 ainsi que les plus-values visées à l'article 44, alinéa 4.
  A.IV.2. Réserves indisponibles.
  a) pour actions propres :
  Sont mentionnées sous ce poste, les réserves indisponibles visées par l'article 52bis, § 2 des lois coordonnées sur les sociétés commerciales :
  b) autres :
  Sont classées sous ce poste, les réserves qui sont soustraites à la libre disposition de l'assemblée statuant aux majorités ordinaires ou sur lesquelles les associés n'ont pas de droit en cas de démission ou d'exclusion.
  A.IV.3. Réserves immunisées.
  Sont portés sous ce poste sous déduction des impôts différés y afférents, les plus-values réalisées et les bénéfices dont l'immunisation fiscale ou la taxation différée est subordonnée à leur maintien dans le patrimoine de l'entreprise, à l'exception des plus-values portées, en application de l'article 19bis, en comptes de régularisation.
  Sont également classés sous ce poste les amortissements actés sur des immobilisations corporelles ou incorporelles dans la mesure où ils sont établis sur une base dépassant le prix d'acquisition de celles-ci, lorsque l'amortissement sur cette base majorée constitue sous l'angle fiscal une charge déductible.
  B. Passifs subordonnées.
  Lorsque, par contrat, les droits attachés à des dettes, représentées ou non par un titre, ne doivent, en cas de liquidation ou de faillite, s'exercer qu'après ceux des autres créanciers, ces dettes sont à inscrire à ce poste.
  Bbis. Fonds pour dotations futures.
  Sont portés sous ce poste les fonds dont la répartition, soit aux assurés, soit aux actionnaires, n'a pas encore été déterminée au moment de la clôture de l'exercice, en ce qui concerne l'assurance vie.
  C. Provisions techniques.
  Il s'agit de l'évaluation, à la clôture du bilan, des engagements de l'entreprise à l'égard des assurés, des bénéficiaires et preneurs d'assurances, y compris les écarts de conversion des devises relatifs aux provisions techniques.
  C.I. Provision pour primes non acquises et risques en cours.
  Sont portées sous ce poste :
  a) la provision pour primes non acquises, à savoir le montant correspondant à la fraction des primes brutes de réassurance qui doit être allouée à l'exercice suivant ou aux exercices ultérieurs, afin de couvrir la charge des sinistres, les frais d'administration et les frais de gestion des placements. Dans le cas de l'assurance " vie ", cette provision figure au poste C.II.;
  b) la provision pour risques en cours, constituée complémentairement à la provision pour primes non acquises lorsqu'il s'avère que l'ensemble estimé de la charge des sinistres et des frais d'administration, lié aux contrats en cours et restant à assumer par l'entreprise après la fin de l'exercice, sera supérieur à l'ensemble des primes non acquises et des primes dues relatives auxdits contrats. Lorsque le montant des risques en cours est important, il y a lieu de le mentionner dans l'annexe.
  C.II. Provision d'assurance " vie ".
  Sans préjudice de dispositions légales ou réglementaires particulières, la provision d'assurance " vie " comprend, pour les opérations du groupe d'activités " Vie " visé à l'article 7bis, § 2 du présent arrêté, la valeur actuarielle estimée des engagements de l'entreprise d'assurance, y compris les participations aux bénéfices déjà attribuées et déduction faite de la valeur actuarielle des primes futures.
  Sont également portées sous ce poste les provisions pour primes non acquises et risques en cours d'assurances relatives à un risque accessoire à un risque assuré dans les opérations du groupe d'activités " Vie ".
  Sont également portées sous ce poste les provisions de vieillissement pour l'assurance maladie visée par le point B.1.a. du § 2 de l'article 7bis du présent arrêté.
  Sont également portées sous ce poste les provisions relatives aux rentes de retraite et de survie.
  C.III. Provision pour sinistres.
  § 1. Groupe d'activités " non-vie ".
  Est porté sous ce poste le coût total estimé que représentera finalement pour l'entreprise le règlement de tous les sinistres survenus jusqu'à la fin de l'exercice, déclarés ou non, déduction faite des sommes déjà payées pour ces sinistres.
  Il comprend les indemnités et allocations à payer par suite d'événements survenus avant la date de clôture du bilan ainsi que les frais externes et internes de gestion des sinistres susvisés.
  Est également portées sous ce poste la participation de l'entreprise dans l'évaluation de la provision faite par le Fonds Commun de Garantie Automobile.
  Sont également portés sous ce poste les montants obtenus en application de la méthode dite combinée visée à l'article 34septies, § 1 du présent arrêté.
  Sont également portées sous ce poste les provisions relatives aux rentes, temporaires ou non, sous la forme desquelles doivent être payées les indemnités d'assurance " Non-vie ". Sont, notamment, ainsi visées les rentes, provisoires et définitives, relatives aux opérations accidents du travail.
  (Est notamment portée sous ce poste la provision pour indemnités supplémentaires relatives au coût du renouvellement et de l'entretien des appareils de prothèse et d'orthopédie.) <AR 2002-01-16/36, art. 6, 004; En vigueur : 01-02-2002>
  § 2. Groupe d'activités " vie ".
  Sont portées sous ce poste les prestations échues mais non liquidées à la date de clôture de l'exercice et les frais de gestion externes et internes y afférents.
  C.IV. Provision pour participations aux bénéfices et ristournes.
  Est portée sous ce poste la provision relative aux participations bénéficiaires réparties mais non encore attribuées à la date de clôture de l'exercice, y compris les dotations de l'exercice à cette provision.
  Ces participations comprennent les participations bénéficiaires à payer sous forme de ristournes de primes.
  Lorsqu'ils sont d'une certaine importance, les montants imputés pour les participations aux bénéfices et ceux imputés pour les ristournes sont mentionnés séparément dans l'annexe.
  Est également porté sous ce poste le fonds de répartition relatif aux opérations concernant l'octroi d'avantages extra légaux, visées par le point B.1.b. de l'article 7bis, § 2 du présent arrêté.
  C.V. Provision pour égalisation et catastrophes.
  Sont portés sous ce poste tous les montants provisionnés dans le but, soit de compenser la perte technique non récurrente, soit d'égaliser les fluctuations du taux de sinistres, soit de couvrir les risques spéciaux, dans les années à venir.
  C.VI. Autres provisions techniques - Autres.
  Sont notamment portées sous ce poste les provisions de vieillissement pour l'assurance maladie qui n'est pas visée par le point B.1.a. du § 2 de l'article 7bis du présent arrêté. En cas de loi de survenance à taux croissant avec l'âge, cette provision de vieillissement correspond à la valeur actuelle estimée des engagements futurs de l'entreprise, déduction faite de la valeur actuelle estimée des primes futures.
  (Est notamment portée sous ce poste la provision d'indexation relative aux opérations accidents du travail.) <AR 2002-01-16/36, art. 6, 004; En vigueur : 01-02-2002>
  Est notamment porté sous ce poste le fonds de réserve relatif aux opérations concernant l'octroi d'avantages extra-légaux, visées par le point B.1.b. de l'article 7bis, § 2 du présent arrête.
  D. Provisions techniques relatives aux opérations liées à un fonds d'investissement du groupe d'activités " Vie " lorsque le risque de placement n'est pas supporté par l'entreprise.
  Sont portées sous ce poste les provisions techniques constituées pour couvrir les engagements liés à des investissements dans le cadre de contrats relatifs au groupe d'activités " Vie ", dont la valeur ou le rendement est déterminé en fonction des placements pour lesquels l'entreprise ne supporte pas le risque ou en fonction d'un indice.
  Les provisions techniques additionnelles qui sont, les cas échéant, constituées pour couvrir des risques de mortalité, des frais d'administration ou d'autres risques (tels que les prestations garanties à l'échéance ou les valeurs de rachat garanties) figurent au poste C.II. du passif.
  Sans préjudice de dispositions légales ou réglementaires particulières, ce poste comprend également les provisions techniques qui représentent les obligations de l'organisateur de l'association tontinière a l'égard de ses membres.
  E.I. Provisions pour pensions et obligations similaires.
  Sont portées sous ce poste les provisions constituées par l'entreprise pour couvrir les [1 chômage avec complément d'entreprise ]1 et autres pensions et rentes dont le paiement lui incombe en vertu d'engagements stipulés en faveur des membres ou anciens membres de son personnel ou en faveur de ses dirigeants ou anciens dirigeants.
  E.II.1. Provisions pour impôts différés.
  Sont exclusivement portés sous ce poste :
  a) les impôts différés aux exercices ultérieurs afférents aux plus-values réalisées sur immobilisations incorporelles, corporelles et sur titres émis par le secteur public belge, dans les cas où la taxation de ces plus-values est différée;
  b) les impôts étrangers différés aux exercices ultérieurs de même nature que ceux visés sub a).
  E.II.2. Provisions pour autres charges fiscales.
  Sont portées sous ce poste les provisions constituées pour couvrir les charges fiscales pouvant résulter de la rectification de la base imposable ou du calcul d'impôt.
  F. Dépôts reçus des réassureurs.
  Dans le bilan d'une entreprise qui se réassure, sont portés sous ce poste les montants déposés par, ou retenus sur, d'autres entreprises d'assurance en vertu de contrats de réassurance. Ces montants ne peuvent être compensés avec des dettes ou des créances vis-à-vis des autres entreprises en question.
  Lorsque l'entreprise qui se réassure a reçu en dépôt des titres qui lui ont été transférés en propriété, ce poste comprend le montant dû par l'entreprise cédante en vertu du dépôt.
  Lorsque l'entreprise qui se réassure a reçu une reconnaissance de dette écrite des réassureurs pour les créances visées au poste E.II.1. de l'actif, la contrepartie de cette reconnaissance de dette est portée sous le présent poste. Quant au gage qui l'accompagne, il est mentionné à l'annexe (état n° 17).
  G. Dettes.
  Sont notamment portées sous ce poste, aux sous-postes correspondants, les charges à payer nées au cours de l'exercice ou au cours d'un exercice antérieur qui n'ont pas encore donné naissance à un titre juridique d'endettement, mais dont le montant est déterminé ou susceptible d'être estimé avec précision. Les prorata de charges sont toutefois portés en comptes de régularisation.
  Les engagements résultant d'emprunts subordonnés, d'emprunts obligatoires, de conventions de location-financement ou de conventions similaires sont inscrits sous les postes prévus à cet effet, lors même qu'ils seraient souscrits à l'égard d'établissement de crédit.
  G.I.1.a) 1° Primes payées avant l'échéance.
  Sont portées sous ce poste les primes à échoir dans l'exercice suivant mais encaissées pendant l'exercice en cours.
  G.I.1.a) 2° Risques suspendus.
  Sont portees sous ce poste les primes exigibles correspondant aux risques suspendus.
  G.I.1.a) 3° Franchises consignées.
  Sont portées sous ce poste les garanties provisionnelles versées par les assurés.
  G.IV. Dettes envers des établissements de crédit.
  Sont notamment classés parmi les dettes envers les établissements de crédit, les billets à ordre (promesses) souscrits par l'entreprise au nom ou à l'ordre d'un établissement de crédit, ainsi que les dettes envers des établissements de crédit du chef d'acceptations bancaires mises en circulation par l'entreprise, lors même qu'elles trouveraient leur origine dans des achats de biens ou de services.
  G.V.2.a) Compte courant du siège social étranger.
  Est porté sous ce poste le solde créditeur à la fin de l'exercice des opérations courantes avec le siège social.
  G.V.2.e) Fonds de reconstitution des prêts reconstituables par annuités.
  Est portée sous ce poste la valeur acquise à la date de clôture du bilan par les versements reconstitutifs des prêts hypothécaires ou chirographaires, autres que les primes des contrats adjoints d'assurance sur la vie ou de capitalisation, calculée au taux de reconstitution.
  G.V.2.g) Autres dettes - Autres.
  Sont notamment portés sous ce poste les fournisseurs, la rémunération du capital, des administrateurs ou gérants, à payer, les coupons d'obligations échus à payer, les obligations échues et non présentées au remboursement, les contributions aux organismes publics, ainsi que les participations à liquider au personnel découlant d'une décision de l'assemblée générale.
  Les dettes incorporées dans les lettres de change ou dans des billets à ordre ne sont portées sous ce poste que si elles trouvent leur origine dans des achats de biens ou de services.
  H. Comptes de régularisation.
  Outre les montants visés à l'article 27bis, § 2, ce poste comporte :
  a) les charges à imputer, c'est-à-dire les prorata de charges qui n'échoiront qu'au cours d'un exercice ultérieur mais qui sont à rattacher à un exercice écoulé;
  b) les produits a reporter, c'est-à-dire les prorata de produits percus au cours de l'exercice ou d'un exercice antérieur, qui sont à rattacher à un exercice ultérieur.
  H.I.1. Instruments financiers.
  Sont notamment portés sous ce poste les montants des primes des contrats d'option émis et les montants des opérations à terme sur taux d'intérêts vendues.
  
Art. 2N3. Afdeling 2. - Gedetailleerde resultatenrekening.
  Technische rekeningen niet-levens- en levensverzekering : post 1.a) aa).
  Uitgegeven brutopremies.
  In deze post worden opgenomen, het deel van de uitgegeven en gedurende het boekjaar vervallen brutopremies of, voor de gevallen waarin de premies niet eisbaar zijn, de gedurende het boekjaar betaalde premies voor verzekeringsovereenkomsten, ongeacht of deze premies gedeeltelijk op één of meerdere volgende boekjaren betrekking hebben; in deze post worden niet opgenomen de polis- en bijvoegselkosten en de bedragen ontvangen voor rekening van derden, waaronder de taksen op verzekeringspolissen, de bijdragen ten gunste van het RIZIV, van het Belgische Rode Kruis, van het veiligheidsfonds voor preventie en bestrijding tegen brand en ontploffing.
  De premies omvatten onder meer :
  - de koopsommen, met inbegrip van de stortingen om een lijfrente te verwerven bij de uitgifte van een renteovereenkomst, mits uitsluiting van de kapitalen " leven " omgezet in rente binnen dezelfde onderneming wanneer de optie " rente ", voorzien in de overeenkomst, wordt uitgeoefend;
  - de stortingen met betrekking tot de verrichtingen betreffende het beheer, voor eigen rekening, van collectieve pensioenfondsen;
  - de premietoeslagen bij halfjaarlijkse, driemaandelijkse of maandelijkse betaling;
  - in geval van medeverzekering, het aandeel van de verzekeringsonderneming in het totaal van de premies;
  - de herverzekeringspremies verschuldigd door cederende en retrocederende verzekeringsondernemingen, met inbegrip van verschuldigde portefeuillepremies.
  na aftrek van :
  - de aan cederende en retrocederende verzekeringsondernemingen terug te betalen portefeuillepremies,
  - de annuleringen en
  - de restorno's die niet het karakter van een winstdeling vertonen.
  Technische rekeningen niet-levens- en levensverzekering : post 1.a) bb).
  Wijziging in de nog uit te geven premies.
  In deze post wordt opgenomen de wijziging van het nog niet uitgegeven gedeelte van de vervallen premie.
  Deze post omvat eveneens de wijziging van het gedeelte van de na vervallen termijn te betalen premie vanaf het moment dat de risicodekking een aanvang heeft genomen.
  Technische rekeningen niet-levens- en levensverzekering : post 1.a) cc).
  Polis- bijvoegsel- en kwitantiekosten.
  In deze post worden opgenomen de bijkomende betalingen van verzekeringsnemers voor door de verzekeringsonderneming gedragen kosten.
  Technische rekeningen niet-levens- en levensverzekering : post 1.b).
  Uitgaande herverzekeringspremies.
  De uitgaande herverzekeringspremies omvatten alle betaalde en te betalen premies uit hoofde van herverzekeringsovereenkomsten die door de verzekeringsonderneming zijn gesloten. De bij sluiting of wijziging van herverzekeringsovereenkomsten te betalen portefeuillepremies moeten worden toegevoegd; de te ontvangen portefeuillepremies moeten in mindering worden gebracht.
  Technische rekening levensverzekering : posten :
  1.
  c) Wijziging van de voorziening voor niet-verdiende premies en lopende risico's, zonder aftrek van herverzekering.
  1.
  d) Wijziging van de voorziening voor niet-verdiende premies en lopende risico's, deel van de herverzekeraars.
  Voor de verzekering " leven " is de wijziging van de niet-verdiende premies begrepen in de wijziging van de voorziening voor verzekering " leven ".
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 2.
  Toegerekende opbrengst van beleggingen, overgeboekt van de niet-technische rekening (post 6).
  Wordt uitsluitend opgenomen in deze post, het bedrag dat resulteert uit het gebruik van een verdelingsmethode van de opbrengsten van beleggingen (post C), die niet deze is die erin bestaat de inkomsten toe te wijzen in functie van de affectie van de activa waaruit ze voortkomen.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 2bis.
  Technische rekening levensverzekering : post 2.
  Niet-technische rekening : post 3.
  Opbrengsten van beleggingen.
  Onder de overeenstemmende subposten van die post worden opgenomen de opbrengsten (intresten, dividenden, enz.) uit de activa opgenomen onder post C.
  Worden eveneens onder de post 2 van de technische rekening levensverzekering opgenomen, de opbrengsten in verband met de aktiefbestanddelen voorkomend in de post D.
  Onder opbrengsten moet worden verstaan, de al dan niet geïnde, vervallen opbrengsten, alsook de wijziging van de pro rata van de opgelopen en nog niet vervallen opbrengsten.
  Zij worden geboekt zonder aftrek van elke voorschottenrekening, inzonderheid de reële of fictieve roerende voorheffing en het forfaitaire gedeelte van de buitenlandse belasting.
  In geval van toepassing van de verdelingsmethode van de opbrengsten van beleggingen (post C), die erin bestaat de inkomsten toe te wijzen in functie van de affectatie van de activa waaruit ze voortkomen :
  1° worden opgenomen :
  a) in de overeenstemmende subposten van de post 2bis van de technische rekening niet-levensverzekering, de opbrengsten van beleggingen (post C) die dekkingswaarden zijn van de technische voorzieningen en de technische schulden van de groep van activiteiten " Niet-leven ";
  b) in de overeenstemmende subposten van de post 2 van de technische rekening levensverzekering, de opbrengsten van beleggingen (post C) die dekkingswaarden zijn van de technische voorzieningen en de technische schulden van de groep van activiteiten " Leven ";
  c) in de overeenstemmende subposten van de post 3 van de niet-technische rekening, de beleggingsopbrengsten (post C) die geen dekkingswaarden van de technische voorzieningen en de technische schulden van de groepen van activiteiten " Niet-leven " en " Leven " zijn.
  2° de posten 2 van de technische rekening niet-levensverzekering, 12 van de technische rekening levensverzekering, 4 en 6 van de niet-technische rekening kunnen niet worden gebruikt.
  In geval van toepassing van een verdelingsmethode van de opbrengsten van beleggingen (post C), die niet deze is die erin bestaat de inkomsten toe te wijzen in functie van de affectatie van de activa waaruit ze voortkomen :
  1° worden opgenomen :
  a) in de overeenstemmende subposten van de post 2 van de technische rekening levensverzekering :
  - de opbrengsten van beleggingen (post C) die dekkingswaarden zijn van de technische voorzieningen en de technische schulden van de groep van activiteiten " Leven " wanneer de onderneming tegelijkertijd verrichtingen met betrekking tot de groepen van activiteiten " Leven " en " Niet-leven " uitoefent;
  - het geheel van opbrengsten van beleggingen (post C) wanneer de onderneming uitsluitend verrichtingen met betrekking tot de groep van activiteiten " Leven " uitoefent;
  b) in de overeenstemmende subposten van de post 3 van de niet-technische rekening :
  - alle beleggingsopbrengsten (post C) die geen dekkingswaarden zijn van de technische voorzieningen en de technische schulden van de groep van activiteiten " Leven " wanneer de onderneming tegelijkertijd verrichtingen met betrekking tot de groepen van activiteiten " Leven " en " Niet-leven " uitoefent;
  - het geheel van opbrengsten van beleggingen (post C) wanneer de onderneming uitsluitend verrichtingen met betrekking tot de groep van activiteiten " Niet-leven " uitoefent.
  2°
  a) de post 2bis van de technische rekening niet-levensverzekering kan niet worden gebruikt;
  b) de post 3 van de niet-technische rekening kan niet worden gebruikt wanneer de onderneming uitsluitend verrichtingen met betrekking tot de groep van activiteiten " Leven " uitoefent.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 2bis b) aa) 2°.
  Technische rekening levensverzekering : post 2.b aa) 2°.
  Niet-technische rekening : post 3.b) aa) 2°.
  Theoretische huur.
  Onder deze post wordt opgenomen, de huur die onder normale marktvoorwaarden zou geïnd zijn indien het onroerend goed of een gedeelte ervan aan een derde zou zijn verhuurd in plaats van volledig of gedeeltelijk door de onderneming zelf te worden betrokken.
  In de toelichting (staat nr. 20) wordt melding gemaakt van de grondslagen die hebben gediend om de normale marktwaarde te bepalen.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 2bis b) bb) 8°.
  Technische rekening levensverzekering : post 2.b bb) 8°.
  Niet-technische rekening : post 3.b) bb) 8° en post 7.f).
  Financiële instrumenten.
  In deze post worden opgenomen, de positieve saldi na verrekening van de opbrengsten en kosten van future-verrichtingen, opties en contracten op termijnwisselkoersen.
  De negatieve saldi worden als kosten uitgedrukt in de overeenstemmende post.
  In deze post worden eveneens opgenomen, de ontvangen en te ontvangen (gelopen gedeelte) van valuta- en renteswaps; de betaalde en te betalen (gelopen gedeelte) rentebedragen worden als kosten uitgedrukt in de overeenstemmende post.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 2bis c).
  Technische rekening levensverzekering : post 2.c).
  Niet-technische rekening : post 3.c).
  cc) Resultaten uit de omrekening van vreemde valuta.
  Kunnen onder deze post worden opgenomen, de positieve verschillen op 31 december, voortvloeiend uit de omrekening in Belgische frank (of in euro), van de monetaire activa van de post C, die oorspronkelijk zijn of waren uitgedrukt in vreemde munt voor zover de bepalingen van dit besluit toelaten deze verschillen als opbrengsten te erkennen. Deze post geldt niet voor de wisselverrichtingen van financiële instrumenten. <KB 1998-12-07/37, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  dd) Financiële instrumenten.
  In deze post worden opgenomen de positieve verschillen en de positieve saldi van de positieve en negatieve verschillen voortvloeiend uit de waardering of de herwaardering van future-verrichtingen, van opties, van swaps, van rentecontracten op termijn en van contracten op termijnwisselkoersen, voor zover de bepalingen van dit besluit toelaten deze verschillen als opbrengsten te erkennen. De negatieve verschillen en de negatieve saldi worden als kost uitgedrukt in de overeenstemmende post.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 2bis d) cc).
  Technische rekening levensverzekering : post 2.d) cc).
  Niet-technische rekening : post 3.d) cc).
  Wisselresultaten.
  Kunnen onder deze post worden opgenomen, de positieve verschillen vastgesteld op het moment van realisatie van de monetaire activa van de posten C en D, in vreemde valuta, te wijten aan de wisselkoersverschillen. Deze post geldt niet voor de wisselverrichtingen van financiële instrumenten.
  Technische rekening levensverzekering : post 3.
  Waardecorrecties op beleggingen van de actiefpost D.
  Onder deze post wordt uitsluitend opgenomen, de verhoging van de niet-gerealiseerde meerwaarden op beleggingen opgenomen in de actiefpost D en de vermindering van de niet-gerealiseerde minderwaarden van de bovengenoemde beleggingen.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 3.a) aa).
  Te vestigen kapitalen voor renten.
  Worden in deze post opgenomen, de koopsommen der vestiging van een rente en voortkomende van een door een derde onderneming gevestigd kapitaal voor renten met betrekking tot de verrichtingen " arbeidsongevallen ".
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 3.a cc).
  Overige technische opbrengsten, zonder aftrek van herverzekering - Overige.
  In het geval van verrichtingen in RDR wordt onder meer in deze post opgenomen :
  a) het positieve verschil tussen het reële bedrag van de schadegevallen en de aan de compensatiekas betaalde bedragen;
  b) het positieve verschil tussen de door de compensatiekas ontvangen bedragen en de betalingen uitgevoerd voor rekening van derde verantwoordelijke ondernemingen.
  In deze post worden eveneens opgenomen, de bijdragen voor preventie van verzwaarde risico's en de commissielonen op gevestigde kapitalen van renten in arbeidsongevallen.
  Technische rekening levensverzekering : post 4.a).
  Overige bruto-opbrengsten.
  Deze post omvat niet de kapitalen " leven " omgezet in rente, bedoeld door de post 1.a) aa).
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 4.a) aa).
  Technische rekening levensverzekering : post 5.a) aa).
  1° Uitkeringen.
  Deze uitkeringen omvatten het bedrag aan afgewikkelde schadegevallen in hoofde van het boekjaar. Ze worden opgegeven zonder aftrek van de effectieve terugslag van verhaal, vrijstelling, subrogatie en berging, en zonder aftrek van de tussenkomst van de herverzekeraars.
  Voor de arbeidsongevallen bevat deze post : de medische kosten, prothesen, de begrafeniskosten, de dagelijkse vergoedingen, de verplaatsingskosten, de waarde van de in kapitaal uitbetaalde rente aan slachtoffers en rechthebbenden op het ogenblik en na de vestiging van de rente. Deze post omvat ook de toelagen en de rentetermijnen.
  In de actieve herverzekering bevat deze post onder meer, de gedeelten van de schadevoorziening ten voordele van de cederende en retrocederende ondernemingen; de inkomende gedeelten van de schadevoorziening van cederende en retrocederende ondernemingen moeten worden afgetrokken.
  2° Externe beheerskosten van de schadegevallen.
  In deze post worden opgenomen, de lasten verbonden met dienstverlening door de schaderegelingsbureaus, de tussenpersonen en de algemene agenten inzake regeling van schadegevallen alsook de kosten betaald aan advocaten, deskundigen, gerecht, enz. die betrekking hebben op de regeling van schadegevallen.
  In elk geval moeten, voor de verrichtingen " rechtsbijstand ", de advocaats- en gerechtskosten worden beschouwd als " Uitkeringen ". Hetzelfde geldt voor de verrichtingen " hulpverlening ", voor wat betreft de kosten verbonden met de dienstverlening door een hulpverlener.
  3° Interne beheerskosten van de schadegevallen.
  In deze post worden opgenomen, de personeelskosten, huurgelden, verwarmings- en verlichtingskosten der lokalen, telefoonkosten, drukwerken, enz., verwijzend naar de afwikkeling van de schadegevallen.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 4.a) bb) 1°.
  Technische rekening levensverzekering : post 5.a) bb) 1°.
  Uitkeringen - deel van de herverzekeraars.
  In deze post worden onder meer opgenomen, de uitgaande gedeelten van de schadevoorziening, op te nemen bij het afsluiten van of de wijziging van afgestane herverzekeringscontracten; de nog te betalen inkomende gedeelten van de schadevoorziening moeten worden afgetrokken.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 7.a).
  Technische rekening levensverzekering : post 8.a).
  aa) Commissielonen voor acquisitie.
  Het betreft voor elk van de samenstellende elementen van deze post de commissielonen voor acquisitie toegekend tijdens het boekjaar inzake de nog te betalen commissielonen voor acquisitie.
  Deze post omvat eveneens de commissielonen van hernieuwing.
  bb) Beheerskosten in verband met de acquisitie.
  in deze post worden onder meer opgenomen, de dossierskosten of kosten voor het opnemen van verzekeringsovereenkomsten in de portefeuille, de reclamekosten en de administratiekosten in verband met de behandeling van aanvrangen en het opstellen van polissen.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 7.c).
  Technische rekening levensverzekering : post 8.c).
  Administratiekosten.
  Onder deze post worden onder meer opgenomen, de kosten voor premie-incasso, portefeuillebeheer, beheer van winstdelingen en restorno's en van de geaccepteerde en gecedeerde herverzekering. Zij omvatten in het bijzonder de personeelskosten en de afschrijvingen op meubilair en bedrijfsmiddelen voor zover deze administratiekosten niet moeten worden opgenomen onder de beheerskosten in verband met de acquisitie, onder de interne beheerskosten van de schadegevallen of onder de beheerskosten van beleggingen.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 7.d).
  Technische rekening levensverzekering : post 8.d).
  Van de herverzekeraars ontvangen commissielonen en winstdeelnemingen (-).
  In deze post wordt het bedrag van de door de herverzekeraars toegestane commissielonen opgenomen, rekening houdend met de regularisaties op het einde van het boekjaar.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 7bis.
  Technische rekening levensverzekering : post 9.
  Niet-technische rekening : post 5.
  Beleggingslasten (-).
  In de overeenstemmende subposten van deze post worden de lasten in verband met de actiefbestanddelen voorkomend in de post C. opgenomen.
  De bepalingen betreffende de verdeling van de opbrengsten van beleggingen van de actiefpost C. tussen de technische en niet-technische rekeningen zijn mutatis mutandis van toepassing op de lasten van de beleggingen van de actiefpost C.
  Worden eveneens onder de post 9 van de technische rekening levensverzekering opgenomen, de lasten in verband met de aktiefbestanddelen voorkomend in de post D.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 7bis a) aa).
  Technische rekening levensverzekering : post 9.a) aa).
  Niet-technische rekening : post 5.a) aa).
  Lasten van schulden.
  In de overeenstemmende subposten van deze post worden onder meer opgenomen :
  1° de intresten, de commissies en de kosten verbonden aan schulden;
  2° de afschrijving van de kosten bij uitgifte van leningen en van het disagio.
  De geactiveerde intresten worden afgetrokken van het bedrag van de onder deze post opgenomen lasten.
  De lasten met betrekking tot schulden aangegaan om beleggingen als dekkingswaarden voor de technische voorzieningen te verwerven worden symmetrisch met de toerekening van de opbrengsten van die beleggingen in de resultatenrekening opgenomen.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 7bis a) dd).
  Technische rekening levensverzekering : post 9.a) dd).
  Niet-technische rekening : post 5.a) dd).
  Beheerskosten van beleggingen.
  In deze post worden opgenomen, de personeelskosten, huurgelden, verwarmings- en verlichtingskosten der lokalen, telefoonkosten, drukwerken, enz., verwijzend naar het beheer van de beleggingen.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 7bis b) cc).
  Technische rekening levensverzekering : post 9.b) cc).
  Niet-technische rekening : post 5.b) cc).
  Resultaten uit de omrekening van vreemde valuta.
  Kunnen onder deze post worden opgenomen, de negatieve verschillen op 31 december, voortvloeiend uit de omrekening in Belgische frank, van de monetaire activa van de post C, die oorspronkelijk zijn of waren uitgedrukt in vreemde munt. Deze post geldt niet voor de wisselverrichtingen van financiële instrumenten.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 7bis c) cc).
  Technische rekening levensverzekering : post 9.c) cc).
  Niet-technische rekening : post 5.c) cc).
  Wisselresultaten.
  Kunnen onder deze post worden opgenomen, de negatieve verschillen, vastgesteld op het moment van realisatie van de monetaire activa van de posten C en D, in vreemde valuta, te wijten aan de wisselkoersverschillen. Deze post geldt niet voor de wisselverrichtingen van financiële instrumenten.
  Technische rekening levensverzekering : post 10.
  Waardecorrecties op beleggingen van de actiefpost D.
  Onder deze post wordt uitsluitend opgenomen, de verhoging van de niet-gerealiseede minder-waarden op beleggingen opgenomen in de actief post D en de vermindering van de niet-gerealiseerde meerwaarden van de bovengenoemde beleggingen.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 8.a).
  aa) Gevestigde kapitalen voor renten.
  bb) Te vestigen kapitalen voor renten (-).
  cc) Gevestigde kapitalen voor toelagen.
  dd) Te vestigen kapitalen voor toelagn (-).
  Onder de overeenstemmende subposten worden opgenomen, de tijdens het boekjaar door de onderneming zelf gevestigde toelagen en vergoedingen onder vorm van renten of toelagen, met betrekking tot de verrichtingen " arbeidsongevallen ".
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 8.a) gg).
  Overige technische lasten, zonder aftrek van herverzekering - Overige.
  In het geval van verrichtingen in RDR, wordt onder meer in deze post opgenomen :
  a) het negatieve verschil tussen het reële bedrag van de schadegevallen en de aan de compensatiekas betaalde bedragen;
  b) het negatieve verschil tussen de door de compensatiekas ontvangen bedragen en de betalingen uitgevoerd voor rekening van derde verantwoordelijke ondernemingen.
  In het geval van de verrichtingen in " arbeidsongevallen - wet van 10.04.1971 ", worden in deze post onder meer opgenomen, de kapitalen overgedragen naar het FAO, de intresten op vergoedingen in arbeidsongevallen en de lasten voor preventie van verzwaarde risico's.
  Technische rekening levensverzekering : post 11.a).
  Overige bruto-kosten.
  Worden onder meer in deze post opgenomen, de belastingen op winstdelingen.
  Technische rekening niet-levensverzekering : post 8.b) cc).
  Technische rekening levensverzekering : post 11.b).
  Overige herverzekeringsopbrengsten (-).
  De commissielonen en deelnemingen in de winsten door de herverzekeraars worden niet opgenomen in deze post maar worden in mindering gebracht in de hiertoe voorziene subpost van de post " exploitatiekosten ".
  Technische rekening levensverzekering : post 12.
  Toegerekende opbrengst van beleggingen, overgeboekt naar de niet-technische rekening (post 4) (-).
  Wordt uitsluitend opgenomen in deze post, het bedrag dat resulteert uit het gebruik van een verdelingsmethode van de opbrengsten van beleggingen (post C), die niet deze is die erin bestaat de inkomsten toe te wijzen in functie van de affectatie van de activa waaruit ze voortkomen.
  Niet-technische rekening : post 7.
  Overige opbrengsten.
  In de overeenstemmende subposten van deze post worden alle opbrengsten van financiële aard opgenomen die geen deel uitmaken van andere posten van de resultatenrekening.
  Niet-technische rekening : post 7.g).
  Overige opbrengsten - Overige.
  In deze post worden onder meer opgenomen, de verwijlintresten, de commissielonen voor waarborg, vaste onderschrijving en borgstelling. Echter, de verwijlintresten in kredietverzekering worden opgenomen in de post 3.a) bb) van de technische rekening niet-levensverzekering.
  Niet-technische rekening : post 8.
  Overige kosten (-).
  In de overeenstemmende subposten van deze post worden alle kosten van financiële aard opgenomen die geen deel uitmaken van andere posten van de resultatenrekening.
  Niet-technische rekening : post 8.f).
  Overige kosten - Overige.
  In deze post worden onder meer opgenomen :
  1° het disconto ten laste van de onderneming bij het verhandelen van vorderingen (een wissel, een warrant, een f ctuur, enz.);
  2° de kosten betreffende posten van het eigen vermogen (kosten bij inbreng, kosten bij kapitaalverhoging, niet opgenomen onder de oprichtingskosten, de taks op ter beurze genoteerde effecten, enz.);
  3° de financiële commissies en kosten.
  Niet-technische rekening : posten :
  11. Uitzonderlijke opbrengten.
  12. Uitzonderlijke kosten.
  In de overeenstemmende subposten van deze post worden respectievelijk de opbrengsten en de kosten opgenomen die geen verband houden met de gewone bedrijfsuitoefening van de onderneming.
  Niet-technische rekening : post 11.
  a) Terugnemingen van afschrijvingen en van waardeverminderingen op immateriële en materiële activa, andere dan de beleggingen.
  Onder die post worden opgenomen :
  - de met toepassing van artikel 28, § 2, derde lid, verrichte terugnemingen van afschrijvingen die tijdens een vorig boekjaar werden geboekt;
  - de terugnemingen van waardeverminderingen die tijdens een vorig boekjaar werden geboekt op immateriële en materiële vaste activa, die geen beleggingen zijn, en die te hoog zijn gebleken.
  b) Terugnemingen van voorzieningen voor uitzonderlijke risico's en lasten.
  Onder die post worden de terugnemingen opgenomen van voorzieningen voor risico's en lasten die tijdens een vorig boekjaar werden gevormd en die te hoog zijn gebleken, tenzij het gaat om voorzieningen die werden gevormd voor risico's en lasten die verband houden met de gewone bedrijfsuitoefening van de onderneming.
  Niet-technische rekening : post 12.
  a) Uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen op immateriële en materiële activa.
  Voor zover ze van uitzonderlijke aard zijn, worden onder deze post opgenomen, de afschrijvingen en waardeverminderingen bedoeld in artikel 28, § 2, tweede lid en § 3 en in artikel 41.
  b) Voorzieningen voor uitzonderlijke risico's en lasten (dotaties).
  Onder die post worden de voorzieningen opgenomen die werden gevormd voor risico's en lasten die geen verband houden met de gewone bedrijfsuitoefening van de onderneming.
  Niet-technische rekening : post 15.
  Belastingen op het resultaat.
  Onder die post worden opgenomen :
  a) onder belastingen :
  1° op het resultaat van het boekjaar :
  - de voorafbetalingen, de terugbetaalbare voorheffingen alsmede de andere verrekenbare bestanddelen, inzonderheid de fictieve roerende voorheffing, de FBB, het gedeelte van de onroerende voorheffing, voor zover het bedrag van de voorafbetalingen en van de terugbetaalbare voorheffingen niet hoger is dan het geraamde bedrag van de verschuldigde belastingen; dit overschot wordt geactiveerd en omvat de voorafbetalingen van belastingen die naar het volgend boekjaar zijn overgedragen of deze waarvan de terugbetaling is gevraagd.
  - het verschil tussen het geraamde bedrag van de verschuldigde belastingen en het bedrag van de voorafbetalingen, de terugbetaalbare voorheffingen en de overige verrekenbare bestanddelen.
  - de in het buitenland betaalde of verschuldigde belastingen,
  2° op de winst van vorige boekjaren :
  de supplementen aan betaalde, verschuldigde of geraamde belastingen evenals de belastingsupplementen waarvoor een voorziening werd gevormd.
  b) onder regularisering van belastingen en terugnemingen van voorzieningen voor belastingen :
  de verkregen, vastgestelde of geraamde regularisering van belastingen met betrekking tot de belastingen die tijdens een vorig boekjaar ten laste werden genomen.
  Niet-technische rekening : post 17.b).
  Overboeking naar de belastingvrije reserves.
  Deze post wordt gebruikt voor de overboeking van bepaalde opbrengsten of een gedeelte van de winst naar de belastingvrije reserves wanneer hun fiscale vrijstelling afhankelijk is van hun behoud in het vermogen van de onderneming.
Art. 2N3. Section 2. - Compte de résultats détaillé.
  Comptes techniques non-vie et vie : poste 1.a) aa).
  Primes brutes émises.
  Sont portées sous ce poste, la partie émise des primes brutes échues ou, pour les cas où les primes ne sont pas exigibles, les primes payées pendant l'exercice pour les contrats d'assurance, indépendamment du fait que ces primes se rapportent en partie à un ou plusieurs exercices ultérieurs; sont exclus de ce poste les frais de police et d'avenant et les sommes perçues pour compte de tiers telles, notamment, les taxes sur contrats d'assurance, les contributions à l'INAMI, à la Croix-Rouge de Belgique, au Fonds de sécurité contre l'incendie et l'explosion.
  Les primes comprennent notamment :
  - les primes uniques y compris les versements destinés à l'acquisition d'une rente annuelle, lors de l'émission d'un contrat de rente mais à l'exclusion des capitaux " vie " convertis en rente dans la même entreprise lorsque l'option " rente " prévue au contrat est exercée;
  - les versements relatifs aux opérations de gestion des fonds collectifs de retraite pour compte propre;
  - les suppléments de prime dans le cas de versements semestriels, trimestriels ou mensuels;
  - dans les cas de coassurance, la quote-part revenant à l'entreprise dans la totalité des primes;
  - les primes en réassurance en provenance d'entreprises d'assurance cédantes et rétrocédantes, y compris les entrées de portefeuille,
  après déduction :
  - des sorties de portefeuille en faveur d'entreprises d'assurance cédantes et rétrocédantes,
  - des annulations et
  - des ristournes qui n'ont pas le caractère de participations bénéficiaires.
  Comptes techniques non-vie et vie : poste 1.a) bb).
  Variation des primes restant à émettre.
  Est portée sous ce poste la variation de la partie non encore émise de la prime échue.
  Est également portée sous ce poste la variation de la partie à émettre de la prime payable à terme échu dès l'instant où la couverture du risque a débuté.
  Comptes techniques non-vie et vie : poste 1.a) c)).
  Frais de police, d'avancement et de quittance.
  Sont portées sous ce poste les prestations accessoires des assurés destinées à couvrir les frais de l'entreprise.
  Comptes techniques non-vie et vie : poste 1.b).
  Primes cédées aux réassureurs.
  Les primes cédées aux réassureurs comprennent toutes les primes payées ou à payer au titre de contrats de réassurance passés par l'entreprise d'assurance. Les entrées de portefeuille à payer lors de la conclusion ou de la modification de contrats de réassurance cédée sont à ajouter; les sorties de portefeuille à reprendre doivent être déduites.
  Compte technique vie : postes :
  1.
  c) Variation de la provision pour primes non acquises et risques en cours, brute de réassurance.
  1.
  d) Variation de la provision pour primes non acquises et risques en cours, part des réassureurs.
  En assurance " vie ", la variation de la provision pour primes non acquises est incluse dans la variation de la provision d'assurance " vie ".
  Compte technique non-vie : poste 2.
  Produits des placements alloués transférés du compte non technique (poste 6).
  Est uniquement porté sous ce poste le montant résultant de l'utilisation d'une méthode de répartition des produits de placements (poste C.), autre que celle consistant à imputer les revenus en fonction de l'affectation des actifs qui les génèrent.
  Compte technique non-vie : poste 2bis.
  Compte technique vie : poste 2.
  Compte non technique : poste 3.
  Produits des placements.
  Sont portés sous ce poste, aux sous-postes correspondants, les produits (intérêts, dividendes, etc.) afférents aux éléments d'actif figurant au poste C.
  Sont également portés sous le poste 2 du compte technique vie les produits afférents aux éléments d'actif figurant au poste D.
  Par produits, il convient d'entendre les produits échus, encaissés ou non, ainsi que le mouvement des prorata de produits courus et non encore échus.
  Ils sont enregistrés sans déduction de tout impôt imputable, notamment précompte mobilier réel ou fictif et quotité forfaitaire d'impôt étranger.
  En cas d'application de la méthode de répartition des produits de placements (poste C), consistant à imputer les revenus en fonction de l'affectation des actifs qui les génèrent :
  1° sont portés :
  a) sous le poste 2bis, du compte technique non-vie, aux sous-postes correspondants, les produits des placements (poste C) qui sont des valeurs représentatives des provisions techniques et des dettes techniques du groupe d'activités " Non-vie ";
  b) sous le poste 2 du compte technique vie, aux sous-postes correspondants, les produits des placements (poste C) qui sont des valeurs représentatives des provisions techniques et des dettes techniques du groupe d'activités " Vie ";
  c) sous le poste 3 du compte non technique, aux sous-postes correspondants, les produits des placements (poste C) autres que les valeurs représentatives des provisions techniques et des dettes techniques des groupes d'activités " Non-vie " et " Vie ".
  2° les postes 2 du compte technique non-vie, 12 du compte technique vie, 4 et 6 du compte non technique ne peuvent être utilisés.
  En cas d'application d'une méthode de répartition des produits de placements (poste C), autre que celle consistant à imputer les revenus en fonction de l'affectation des actifs qui les génèrent :
  1° sont portés :
  a) sous le poste 2 du compte technique vie, aux sous-postes correspondants :
  - les produits des placements (poste C) qui sont des valeurs représentatives des provisions techniques et des dettes techniques du groupe d'activités " Vie " si l'entreprise pratique à la fois des opérations relatives aux groupes d'activités " Vie " et " Non-vie ";
  - l'ensemble des produits des placements (poste C) si l'entreprise ne pratique que des opérations relatives au groupe d'activités " Vie ";
  b) sous le poste 3 du compte non technique, aux sous-postes correspondants :
  - tous les produits des placements (poste C) autres que les valeurs représentatives des provisions techniques et des dettes techniques du groupe d'activités " Vie " si l'entreprise pratique à la fois des opérations relatives aux groupes d'activités " Vie " et " Non-vie ";
  - l'ensemble des produits des placements (poste C) si l'entreprise ne pratique que des opérations relatives au groupe d'activités " Non-vie ".
  2°
  a) le poste 2bis du compte technique non-vie ne peut pas être utilisé;
  b) le poste 3 du compte non technique ne peut pas être utilisé si l'entreprise ne pratique que des opérations relatives au groupe d'activités " Vie ".
  Compte technique non-vie : poste 2bis b) aa) 2°.
  Compte technique vie : poste 2.b) aa) 2°.
  Compte non technique : poste 3.b) aa) 2°.
  Loyer théorique.
  Est porté sous ce poste le loyer qui aurait été percu, dans des conditions normales de marché, si l'immeuble ou une partie de celui-ci avait été loué à un tiers au lieu d'être occupé entièrement ou partiellement par l'entreprise elle-même.
  Il est fait mention dans l'annexe (état n° 20) des bases qui ont servi à déterminer la valeur normale de marché.
  Compte technique non-vie : poste 2bis b) bb) 8°.
  Compte technique vie : poste 2.b bb) 8°.
  Compte non technique : poste 3.b bb) 8°, et poste 7.f).
  Instruments financiers.
  Sont portés sous ce poste les soldes positifs après compensation des produits et des charges provenant d'opérations de futures, d'options et de contrats de taux de change à terme.
  Les soldes négatifs sont portés en charge au poste correspondant.
  Sont également portés sous ce poste les montants d'intérêts perçus et à percevoir (partie courue) de swaps de devises et d'intérêts; les montants d'intérêts payés et à payer (partie courue) sont portés en charge au poste correspondant.
  Compte technique non-vie : poste 2bis c).
  Compte technique vie : poste 2.c).
  Compte non technique : poste 3.c).
  cc) Ecarts de conversion des devises.
  Peuvent être portés sous ce poste les écarts bénéficiaires provenant de la conversion en francs belges (ou en euro), au 31 décembre, des actifs monétaires du poste C, qui sont ou qui étaient à l'origine exprimés en monnaie étrangère pour autant que les dispositions du présent arrêté autorisent la reconnaissance de ces écarts au titre de produits. Ce poste ne concerne pas l'activité de change des instruments financiers. <AR 1998-12-07/37, art. 7, 003; En vigueur : 01-01-1999>
  dd) Instruments financiers.
  Sont portés sous ce poste les différences positives et les soldes positifs des différences positives et négatives résultant de l'évaluation ou de la réévaluation d'opérations de futures, d'options, de swaps, de contrats à terme de taux d'intérêt et de contrats de taux de change à terme pour autant que les dispositions du présent arrêté autorisent la reconnaissance de ces différences au titre de produits. Les différences négatives et les soldes négatifs sont portés en charge au poste correspondant.
  Compte technique non-vie : poste 2bis d) cc).
  Compte technique vie : poste 2.d) cc).
  Compte non technique : poste 3.d) cc).
  Différences de change.
  Peuvent être portés sous ce poste les écarts bénéficiaires constatés au moment de la réalisation des actifs monétaires des postes C et D, en devises, et dus aux différences de change. Ce poste ne concerne pas l'activité de change des instruments financiers.
  Compte technique vie : poste 3.
  Corrections de valeur sur placements du poste D de l'actif.
  Sont exclusivement portées sous ce poste l'augmentation des plus-values non réalisées relatives aux placements figurant au poste D de l'actif et la diminution des moins-values non réalisées relatives auxdits placements.
  Compte technique non-vie : poste 3.a) aa).
  Capitaux constitutifs de rentes.
  Sont portées sous ce poste les primes uniques constitutives de rentes, provenant des capitaux de rente constitués par une entreprise tierce et relatives aux opérations " accidents du travail ".
  Compte technique non-vie : poste 3.a) cc).
  Autres produits techniques bruts de réassurance - Autres.
  Sont notamment portées sous ce poste, dans le cas des opérations RDR :
  a) la différence positive entre le montant réel des sinistres et les montants payés à la caisse de compensation;
  b) la différence positive entre les montants reçus de la caisse de compensation et les paiements effectués pour le compte des entreprises tierces responsables.
  Sont également portées sous ce poste les contributions de prévention pour risques aggravés et les commissions sur capitaux de rentes constitués en accidents de travail.
  Compte technique vie : poste 4.a).
  Autres produits bruts.
  Ce poste ne concerne pas les capitaux " vie " convertis en rente visés par le poste 1.a) aa).
  Compte technique non-vie : poste 4.a) aa).
  Compte technique vie : poste 5.a) aa).
  1° Prestations.
  Ces prestations comprennent le montant des sinistres réglés au titre de l'exercice. Elles sont indiquées sans déduction de l'incidence effective des recours, des franchises, des subrogations et des sauvetages, et sans déduction des interventions des réassureurs.
  En accidents du travail, ce poste comprend : les frais médicaux, les appareils de prothèse, les frais funéraires, les indemnités journalières, les frais de déplacement, la valeur de la rente payée en capital aux invalides et aux ayants droit au moment et après la constitution de la rente. Ce poste comprend aussi les allocations et les arrérages de rente.
  En réassurance active, ce poste comprend notamment les sorties de la provision pour sinistres en faveur d'entreprises cédantes et rétrocédantes; les entrées de la provision pour sinistres en provenance d'entreprises cédantes et rétrocédantes doivent être déduites.
  2° Frais externes de gestion des sinistres.
  Sont portées sous ce poste les charges afférentes aux services prestés par les bureaux de règlement de sinistres, les intermédiaires et les agents généraux en matière de règlement des sinistres ainsi que les frais d'avocats, d'experts, de justice, etc. afférents au règlement des sinistres.
  Toutefois, pour les opérations " protection juridique ", les frais d'avocats et de justice sont à considérer comme " Prestations ". Il en va de même pour les opérations " assistance " en ce qui concerne les charges afférentes à des services prestés par un assisteur.
  3° Frais internes de gestion des sinistres.
  Sont portés sous ce poste les frais de personnel, les loyers, les frais de chauffage et d'éclairage des locaux, de téléphone, d'imprimés, etc., afférents au règlement des sinistres.
  Compte technique non-vie : poste 4.a) bb) 1°.
  Compte technique vie : poste 5.a) bb) 1°.
  Prestations - part des réassureurs.
  Sont notamment portées sous ce poste les sorties de la provision pour sinistres, à reprendre lors de la conclusion ou de la modification de contrats de réassurance cédée; les entrées de la provision pour sinistres, à payer sont à déduire.
  Compte technique non-vie : poste 7.a).
  Compte technique vie : poste 8.a).
  aa) Commissions d'acquisition.
  Il s'agit pour chacune des composantes de ce poste des commissions d'acquisition attribuées durant l'exercice, compte tenu des régularisations en fin d'exercice en ce qui concerne les commissions d'acquisition à liquider.
  Sont également portées sous ce poste les commissions de renouvellement.
  bb) Frais de gestion liés à l'acquisition.
  Sont notamment portés sous ce poste les frais d'ouverture de dossiers ou d'admission des contrats d'assurance dans le portefeuille, les frais de publicité et les frais administratifs liés au traitement des demandes et à l'établissement des polices.
  Compte technique non-vie : poste 7.c).
  Compte technique vie : poste 8.c).
  Frais d'administration.
  Sont notamment portés sous ce poste, les frais d'encaissement des primes, d'administration du portefeuille, de gestion des participations aux bénéfices et des ristournes, et de réassurance acceptée et cédée. Ils comprennent en particulier les frais de personnel et les amortissements du mobilier et du matériel, dans la mesure où ces frais d'administration ne doivent pas être comptabilisés dans les frais de gestion liés à l'acquisition, dans les frais internes de gestion des sinistres ou dans les frais de gestion des placements.
  Compte technique non-vie : poste 7.d).
  Compte technique vie : poste 8.d).
  Commissions reçues des réassureurs et participations aux bénéfices (-).
  Est notamment porté sous ce poste le montant des commissions octroyées par les réassureurs, compte tenu des régularisations en fin d'exercice.
  Compte technique non-vie : poste 7bis.
  Compte technique vie : poste 9.
  Compte non technique : poste 5.
  Charges des placements (-).
  Sont portées sous ce poste, aux sous-postes correspondants, les charges afférentes aux éléments d'actif figurant au poste C.
  Les dispositions relatives à la répartition des produits de placements du poste C de l'actif entre les comptes techniques et non technique sont applicables mutatis mutandis aux charges des placements du poste C de l'actif.
  Sont également portées sous le poste 9 du compte technique vie les charges afférentes aux éléments d'actif figurant au poste D.
  Compte technique non-vie : poste 7bis a) aa).
  Compte technique vie : poste 9.a aa).
  Compte non technique : poste 5.a) aa).
  Charges des dettes.
  Sont notamment portés sous ce poste, aux sous-postes correspondants :
  1° les charges en intérêts, commissions et frais afférents aux dettes;
  2° l'amortissement des frais d'émission d'emprunts et des primes de remboursement.
  Les intérêts portés à l'actif sont déduits du montant des charges portées sous ce poste.
  Les charges relatives aux dettes contractées pour acquérir des placements comme valeurs représentatives des provisions techniques sont imputées au compte de résultats de manière symétrique à l'imputation des produits de ces placements.
  Compte technique non-vie : poste 7bis a) dd).
  Compte technique vie : poste 9.a) dd).
  Compte non technique ; poste 5.a) dd).
  Frais de gestion des placements.
  Sont portés sous ce poste les frais de personnel, les loyers, les frais de chauffage et d'éclairage des locaux, de téléphone, d'imprimés, etc. afférents à la gestion des placements.
  Compte technique non-vie : poste 7bis b) cc).
  Compte technique vie : poste 9.b) cc).
  Compte non technique : poste 5.b) cc).
  Ecarts de conversion des devises.
  Peuvent être portés sous ce poste les écarts déficitaires provenant de la conversion en francs belges, au 31 décembre, des actifs monétaires du poste C, qui étaient à l'origine exprimés en monnaie étrangère. Ce poste ne concerne pas l'activité de change des instruments financiers.
  Compte technique non-vie : poste 7bis c) cc).
  Compte technique vie : poste 9.c) cc).
  Compte non technique : poste 5.c) cc).
  Différence de change.
  Peuvent être portés sous ce poste les écarts déficitaires constatés au moment de la réalisation des actifs monétaires des postes C et D, en devises, et dus aux différences de change. Ce poste ne concerne pas l'activité de change des instruments financiers.
  Compte technique vie : poste 10.
  Corrections de valeur sur placements du poste D de l'actif.
  Sont exclusivement portées sous ce poste l'augmentation des moins-values non réalisées relatives aux placements figurant au poste D de l'actif et de la diminution des plus-values non réalisées relatives auxdits placements.
  Compte technique non-vie : poste 8.a).
  aa) Capitaux de rentes constitués.
  bb) Capitaux constitutifs de rentes (-).
  cc) Capitaux d'allocations constitués.
  dd) Capitaux constitutifs d'allocations (-).
  Sont portées aux sous-postes correspondants les allocations et indemnités constituées sous forme de rentes ou d'allocations, par l'entreprise elle-même, au cours de l'exercice, et relatives aux opérations " accidents du travail ".
  Compte technique non-vie : poste 8.a) gg).
  Autres charges techniques brutes de réassurance - Autres.
  Sont notamment portées sous ce poste, dans le cas des opérations RDR :
  a) la différence négative entre le montant réel des sinistres et les montants payés à la caisse de compensation;
  b) la différence négative entre les montants reçus de la caisse de compensation et les paiements effectués pour le compte des entreprises tierces responsables.
  Sont notamment portés sous ce poste, dans le cas des opérations " accidents du travail - loi 10.07.1971 ", les capitaux transférés au FAT, les intérêts sur indemnités en accidents du travail et les charges des prévention pour risques aggravés.
  Compte technique vie : poste 11.a).
  Autres charges brutes.
  Sont notamment portées sous ce poste, les taxes sur participations bénéficiaires.
  Compte technique non-vie : poste 8.b) cc).
  Compte technique vie : poste 11.b).
  Autres produits de réassurance (-).
  Les commissions et participations aux bénéfices octroyées par les réassureurs ne sont pas portées sous ce poste mais sont portées en déduction du poste " frais d'exploitation " au sous-poste prévu à cet effet.
  Compte technique vie : poste 12.
  Produits des placements alloués, transférés au compte non technique (poste 4) (-).
  Est uniquement porté sous ce poste le montant résultat de l'utilisation d'une méthode de répartition des produits de placements (poste C), autre que celle consistant à imputer les revenus en fonction de l'affectation des actifs qui les génèrent.
  Compte non technique : poste 7.
  Autres produits.
  Sont portés sous ce poste, aux sous-postes correspondants, tous les produits de nature financière qui ne relèvent pas des autres postes du compte de résultats.
  Compte non technique : poste 7.g).
  Autres produits - Autres.
  Sont notamment portés sous ce poste les intérêts moratoires, les commissions de garantie, de prise ferme et de caution. Toutefois, les intérêts moratoires en assurance crédit sont portés sous le poste 3.a) bb) du compte technique non-vie.
  Compte non technique : poste 8.
  Autres charges (-).
  Sont portées sous ce poste, aux sous-postes correspondants, toutes les charges de nature financière qui ne relèvent pas des autres postes du compte de résultats.
  Compte non technique : poste 8.f).
  Autres charges - Autres.
  Sont notamment portés sous ce poste :
  1° l'escompte à charge de l'entreprise sur la négociation de créances (lettres de change, warrants, factures, etc.);
  2° les charges relatives aux fonds propres (frais d'apports ou d'augmentation de capital, non portés en frais d'établissement, taxe sur les titres cotés en bourse, etc.);
  3° les commissions et frais financiers.
  Compte non technique : postes :
  11. Produits exceptionnels.
  12. Charges exceptionnelles.
  Sont portés sous ces postes, aux sous-postes correspondants, les produits et les charges ne provenant pas de la gestion habituelle de l'entreprise.
  Compte non technique : poste 11.
  a) Reprises d'amortissement et de réductions de valeur sur actifs incorporels et corporels autres que les placements.
  Sont portées sous ce poste :
  - les reprises d'amortissements actés à charge d'exercice antérieurs, opérés dans les conditions visées à l'article 28, § 2, alinéa 3;
  - les reprises de réductions de valeur sur immobilisations incorporelles et corporelles autres que les placements actées à charge d'exercices antérieurs, devenues excédentaires.
  b) Reprises de provisions pour risques et charges exceptionnels.
  Sont portées sous ce poste les reprises de provisions pour risques et charges constituées au cours d'exercices antérieurs, devenues excédentaires, sauf s'il s'agit de provisions pour rencontrer des risques et charges inhérentes à l'activité habituelle de l'entreprise.
  Compte non technique : poste 12.
  a) Amortissements et réductions de valeur exceptionnels sur actifs incorporels et corporels.
  Sont portés sous ce poste, pour autant qu'ils revêtent un caractère exceptionnel, les amortissements et réductions de valeur visées à l'article 28, § 2, alinéa 2 et § 3 et à l'article 41.
  b) Provisions pour risques et charges exceptionnels (dotations).
  Sont portées sous ce poste les provisions constituées pour rencontrer des risques et charges qui ne relèvent pas de l'activité habituelle de l'entreprise.
  Compte non technique : poste 15.
  Impôts sur le résultat.
  Sont classés sous ce poste :
  a) au titre d'impôts :
  1° sur le résultat de l'exercice :
  - les versements anticipés, les précomptes remboursables ainsi que les autres éléments imputables, notamment précompte mobilier fictif, QFIE et quotité du précompte immobilier, sauf dans la mesure où le montant des versements anticipés et des précomptes remboursables excède le montant estimé des impôts qui seront dus; cet excédent est porté a l'actif et comprend les versements anticipés d'impôts reportés à l'exercice suivant ou ceux dont la restitution a été demandée,
  - le supplément du montant estimé des impôts qui seront dus par rapport au montant des versements anticipés, des précomptes remboursables et des autres éléments imputables,
  - les impôts payés, dus ou qui seront dus à l'étranger,
  2° sur le bénéfice d'exercice antérieurs :
  les suppléments d'impôts payés, dus ou estimés, ainsi que les suppléments d'impôts provisionnés.
  b) au titre de régularisation d'impôts et de reprises de provisions fiscales :
  les régularisations d'impôts obtenues, constatées ou estimées, par rapport aux montants d'impôts pris en charge au cours d'exercices antérieurs.
  Compte non technique : poste 17.b).
  Transfert aux réserves immunisées.
  Ce poste est utilisé pour le transfert aux réserves immunisées de certains produits ou d'une fraction du bénéfice lorsque leur immunisation fiscale est subordonnées à leur maintien dans le patrimoine de l'entreprise.
Art. 3N3. _ Afdeling 3. - Toelichting bij de jaarrekening.
  Staat nr. 12. Uitsplitsing volgens aard van het geheel van de administratie- en beheerskosten.
  I) Personeelskosten.
  In deze post worden onder meer opgenomen, de bezoldigingen, pensioenen en andere personeelskosten. De vermelde pensioenen zijn deze die door de onderneming buiten het kader van een verzekering betaald worden.
  II) Diverse goederen en diensten.
  Onder de overeenstemmende subposten van deze post worden opgenomen, de kosten verbonden met de dienstverlening of de levering van goederen door derden in het kader van de bedrijfsuitoefening, na aftrek van de in de handel toegestane kortingen en van de daarop betrokken belasting over de toegevoegde waarde, voor zover deze aftrekbaar is.
  Volgende uitgaven worden eveneens in deze post opgenomen :
  - verbetering van de werkplaatsen, kosten van medisch onderzoek, aankoop van werkkledij;
  - lopende uitgaven voor sport- en ontspanningsinstallaties ten behoeve van het personeel;
  - uitgaven voor het door de werkgever georganiseerd vervoer van het personeel (vervoer in groep);
  - de overgebrachte en over te brengen kosten.
  III) Afschrijvingen en waardeverminderingen op immateriële en materiële activa, andere dan de beleggingen.
  Onder die post worden opgenomen, de afschrijvingen en de waardeverminderingen die werden geboekt op oprichtingskosten - andere dan de kosten bij uitgifte van leningen en het disagio - en op immateriële en materiële vaste activa, andere dan de beleggingen, tenzij deze afschrijvingen en waardeverminderingen wegens hun uitzonderlijke aard als een uitzonderlijke kost moeten worden geboekt (post 12.a) van de niet-technische rekening).
  De terugnemingen van afschrijvingen of van waardeverminderingen worden niet onder deze post opgenomen maar worden geboekt onder de uitzonderlijke opbrengsten (post 11.a) van de niet-technische rekening).
  IV) Voorzieningen voor overige risico's en lasten (toevoegingen +, bestedingen en terugnemingen -).
  Onder deze post worden opgenomen :
  - de voorzieningen gevormd voor bedrijfsrisico's en -verplichtingen;
  - de bestedingen van voorzieningen voor risico's en lasten die vroeger werden gevormd, in zoverre deze risico's en verplichtingen tot bedrijfskosten aanleiding hebben gegeven;
  - de terugneming van voorzieningen voor risico's en lasten die tijdens een vorig boekjaar werden gevormd voor gewone bedrijfsrisico's en -verplichtingen en die overtollig zijn gebleken.
  V) Overige lopende lasten.
  Onder de overeenstemmende subposten van deze post worden de aan derden betaalde of verschuldigde met de bedrijfsuitoefening verbonden kosten opgenomen, die :
  - niet hun oorsprong vinden in een dienstverlening of een levering door derden, binnen het kader van de gewone bedrijfsuitoefening en
  - niet als een uitzonderlijke kost kunnen worden aangemerkt.
  1. Fiskale bedrijfskosten.
  Onder die post worden onder meer opgenomen, de onroerende voorheffing, de belasting op voertuigen, de belasting op drijfkracht of op tewerkgesteld personeel en de accijnsrechten.
  De belasting op de op de beurs genoteerde effecten van de onderneming wordt opgenomen in de post 8.f) " Overige lasten - Overige " van de niet-technische rekening.
  2. Bijdragen gestort aan openbare instellingen.
  In die post worden onder meer opgenomen, de bijdragen ten gunste van de [1 FSMA]1 (CDV), en van het Fonds voor Arbeidsongevallen (artikel 59 en 59bis van de wet van 10 april 1971).
  3. Theoretische kosten.
  Onder deze post wordt opgenomen, de huur die onder normale marktvoorwaarden zou betaald zijn, indien de onderneming niet zou gebruik maken van een onroerend goed bestemd voor bedrijfsdoeleinden.
  VI.1.b) Overige teruggewonnen administratiekosten.
  In deze post worden onder meer opgenomen; de kredieturen voor vorming, de terugwinningen van dienstverlening aan derden, de terugwinningen van beheerskosten inzake medeverzekering door de eerste ondertekenaar van de polis, ...
  Staat nr. 17. Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen.
  A. Zekerheden door derden gesteld of onherroepelijk beloofd voor rekening van de onderneming.
  Op deze rekening worden de zakelijke en persoonlijke zekerheden geboekt die door derden ten behoeve van de crediteuren van de onderneming zijn gesteld, als waarborg voor de voldoening van actuele of potentiële schulden en verplichtingen die de onderneming jegens hen heeft aangegaan.
  B. Persoonlijke zekerheden door de onderneming gesteld of onherroepelijk beloofd voor rekening van derden.
  Op deze rekening worden de persoonlijke zekerheden geboekt die door de onderneming ten behoeve van derden zijn gesteld of onherroepelijk beloofd als waarborg voor de voldoening van actuele of potentiële schulden en verplichtingen die ze hebben aangegaan jegens andere schuldeisers dan de onderneming zelf.
  De wisselverplichtingen zijn die welke voor deonderneming voortvloeien uit door haar getrokken, geëndosseerde of voor aval getekende wissels in omloop, met uitzondering van de door de onderneming getrokken bankaccepten.
  C. Zakelijke zekerheden door de onderneming gesteld of onherroepelijk beloofd op haar eigen middelen.
  Op deze rekening worden de zakelijke zekerheden geboekt waarmee de onderneming haar eigen activa heeft bezwaard of die ze onherroepelijk heeft beloofd voor de voldoening van actuele of potentiële schulden en verplichtingen van zichzelf of van derden.
  D. Ontvangen zekerheden (andere dan in baar geld).
  Op deze rekening worden de zakelijke en persoonlijke zekerheden geboekt die de onderneming heeft ontvangen voor de voldoening van actuele of potentiële schulden en verplichtingen die derden jegens haar hebben aangegaan, met uitzondering van zekerheden en borgtochten in contanten.
  E. Temijnverrichtingen.
  Op deze rekening worden in de daartoe aangelegde rekeningen geboekt de koop- en verkoopovereenkomsten op termijn.
  Hier worden enkel bedragen opgenomen wegens verrichtingen waarbij de onderneming zelf tegenpartij is.
  F. Goederen en waarden van derden gehouden door de onderneming.
  Op deze rekening worden in afzonderlijke rekeningen geboekt :
  1° de gebruiksrechten op lange termijn betreffende goederen die aan derden toebehoren en de daartegenover staande verplichtingen, voor zover deze rechten en verplichtingen niet in de balans worden vermeld;
  2° de goederen en waarden van derden die aan de onderneming in bewaring, in consignatie of in bewerking zijn gegeven, alsmede de daartegenover staande verplichtingen jegens deponenten en committenten;
  3° de goederen en waarden die de onderneming uit anderen hoofde voor rekening of ten bate en op risico van derden onder zich houdt, alsmede de daartegenover staande verplichtingen.
  
Art. 3N3. Section 3.- Annexe aux comptes annuels.
  Etat n° 12. Ventilation par nature de l'ensemble des frais d'administration et de gestion.
  I) Frais de personnel.
  Sont notamment portés sous ce poste les rémunérations, pensions et autres frais de personnel. Les pensions visées sont celles payées par l'entreprise en dehors du cadre d'une assurance.
  II) Biens et services divers.
  Sont portées sous ce poste, aux sous-postes correspondants, les charges afférentes à des services prestés ou à des biens livrés par des tiers et relatives à l'exploitation, déduction faite des réductions commerciales obtenues et de la taxe sur la valeur ajoutée y afférente, dans la mesure où elle est déductible.
  Y comprendre également les dépenses suivantes :
  - amélioration des lieux du travail, examens médicaux, achats de vêtements de travail;
  - dépenses courantes pour installations sportives et de détente destinées au personnel;
  - dépenses consenties pour le transport du personnel organisé par l'employeur (transport de groupe);
  - les coûts reportés et à reporter.
  III) Amortissements et réductions de valeur sur actifs incorporels et corporels autres que les placements.
  Sont portées sous ce poste les dotations d'amortissements et les réductions de valeur actées, relatives aux frais d'établissement - autres que les frais d'émissions d'emprunts et les primes de remboursement - et aux immobilisations incorporelles et corporelles autres que les placements à l'exception de celles qui, à raison de leur caractère exceptionnel, sont à imputer sous les charges exceptionnelles (poste 12.a) du compte non technique).
  Les reprises d'amortissements ou de réductions de valeur ne sont pas portées sous ce poste mais sous les produits exceptionnels (poste 11.a) du compte non technique).
  IV) Provisions pour autres risques et charges (dotations +, utilisations et reprises -).
  Sont portées sous ce poste :
  - les provisions constituées pour rencontrer des risques et charges d'exploitation;
  - les utilisations de provisions pour risques et charges constituées antérieurement, dans la mesure où ces risques ont donné lieu à des coûts d'exploitation;
  - les reprises de provisions pour risques et charges constituées au cours d'exercices antérieurs pour rencontrer des risques et charges inhérents à l'exploitation normale de l'entreprise, qui se sont avérées excédentaires.
  V) Autres charges courantes.
  Sont portées sous ce poste, aux sous-postes correspondants, les charges payées ou dues à des tiers relatives à l'exploitation qui :
  - ne résultent pas de prestations de services ou de livraisons de biens par des tiers, relevant de l'activité habituelle de l'entreprise et
  - ne relèvent pas de la catégorie des charges exceptionnelles.
  1. Charges fiscales d'exploitation.
  Sont notamment portés sous ce poste le précompte immobilier, les taxes sur les véhicules, sur la force motrice ou sur le personnel occupé, les droits d'accises.
  La taxe sur les titres de l'entreprise cotés en bourse est portée sous le poste 8.f " Autres charges - Autres " du compte non technique.
  2. Contributions aux organismes publics.
  Sont notamment portées sous ce poste les cotisations en faveur de [1 la FSMA]1 (OCA) et du Fonds des Accidents du travail (article 59 et 59bis de la loi du 10 avril 1971).
  3. Charges théoriques.
  Est porté sous ce poste le loyer qui aurait été payé, dans des conditions normales du marché, si l'entreprise n'utilisait pas d'immeuble dans le cadre de son activité propre.
  VI.1.b) Autres frais d'administration récupérés.
  Sont notamment portés sous ce poste, les crédits d'heures de formation, les récupérations de prestations de service à des tiers, les récupérations par l'apériteur de frais de gestion en matière de coassurance, ...
  Etat n° 17. Droits et engagements hors bilan.
  A. Garanties constituées ou irrévocablement promises par des tiers pour compte de l'entreprise.
  Ce compte enregistre les sûretés, réelles ou personnelles, constituées par des tiers en faveur des créanciers de l'entreprise pour garantir la bonne fin des dettes ou engagements, actuels ou potentiels, que celle-ci a contractés envers eux.
  B. Garanties personnelles constituées ou irrévocablement promises par l'entreprise pour compte de tiers.
  Ce compte enregistre lés sûretés personnelles constituées ou irrévocablement promises par l'entreprise en faveur de tiers, en vue de garantir la bonne fin des dettes ou engagements, actuels ou potentiels, que ceux-ci ont contractés à l'égard de leurs créanciers, autres que l'entreprise considérée.
  Les engagements sur effets sont ceux qui résultent pour l'entreprise d'effets en circulation tirés, endosses ou avalisés par elle, à l'exception des acceptations bancaires tirées par l'entreprise.
  C. Garanties réelles constituées ou irrévocablement promises par l'entreprise sur ses actifs propres.
  Ce compte enregistre les sûretés réelles constituées sur les avoirs propres de l'entreprise ou irrévocablement promises par elle, en vue de garantir la bonne fin des dettes et engagements, actuels ou potentiels, soit de l'entreprise elle-même, soit de tiers.
  D. Garanties reçues (autres qu'en espèces).
  Ce compte enregistre les sûretés réelles ou personnelles reçues par l'entreprise en garantie des dettes et engagements, actuels ou potentiels, contractés envers elle par des tiers, à l'exception des garanties et cautionnements en espèces.
  E. Marchés à terme.
  Ce compte enregistre sous les comptes prévus à cet effet les marchés à terme conclus à l'achat d'une part, à la vente d'autre part.
  Sont seuls inscrits ici les montants résultant d'opérations auxquelles l'entreprise elle-même est contrepartie.
  F. Biens et valeurs de tiers détenus par l'entreprise.
  Ce compte enregistre, dans des comptes distincts :
  1° les droits relatifs à l'usage à long terme de biens appartenant à des tiers et les engagements corrélatifs, dans la mesure où ces droits et engagements ne sont pas mentionnés au bilan;
  2° les biens et valeurs de tiers confiés à l'entreprise en dépôt, en consignation ou à façon ainsi que les engagements corrélatifs envers les déposants et commettants;
  3° les biens et valeurs détenus par l'entreprise à un autre titre pour le compte ou aux risques et profits de tiers ainsi que les engagements corrélatifs.