Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
30 JULI 1992. - Besluit van de Vlaamse Executieve tot vaststelling van maatregelen ter bestrijding van geluidshinder veroorzaakt door bouwmaterieel en bouwmachines. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-02-1993 en tekstbijwerking tot 30-12-1998)
Titre
30 JUILLET 1992. - Arrêté de l'Exécutif flamand relatif aux mesures de lutte contre le bruit engendré par des matériels et engins de chantier.(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 11-02-1993 et mis à jour au 30-12-1998)
Informations sur le document
Numac: 1993036213
Datum: 1992-07-30
Info du document
Numac: 1993036213
Date: 1992-07-30
Table des matières
TITEL I. - Gemeenschappelijke bepalingen voor b...
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities.
HOOFDSTUK II. - EEG-typegoedkeuring.
HOOFDSTUK III. - EEG-type-onderzoek.
HOOFDSTUK IV. - EEG-keuring en EEG-fabrikantenv...
HOOFDSTUK V. - Gemeenschappelijke bepalingen.
HOOFDSTUK VI. - Geharmoniseerde technische voor...
HOOFDSTUK VII. - Motivering en kennisgeving van...
TITEL II. - Bijzondere reglementeringen.
HOOFDSTUK I. - Motorcompressoren.
HOOFDSTUK II. - Torenkranen.
HOOFDSTUK III. - Aggregaten voor laswerk.
HOOFDSTUK IV. - Energie-aggregaten.
HOOFDSTUK V. - Met de hand bediende betonbreker...
HOOFDSTUK VI. - Gazonmaaimachines.
HOOFDSTUK VII. - Hydraulische graafmachines, ka...
TITEL III. - Slotbepalingen.
BIJLAGEN.
Table des matières
TITRE I. - Dispositions communes aux matériels ...
CHAPITRE I. - Champ d'application et définitions.
CHAPITRE II. - Homologation CEE.
CHAPITRE III. - Examen CEE de type.
CHAPITRE IV. - Vérification CEE et autocertific...
CHAPITRE V. - Dispositions communes.
CHAPITRE VI. - Prescriptions techniques harmoni...
CHAPITRE VII. - Motivation et notification des ...
TITRE II. - Réglementations particulières.
CHAPITRE I. - Motocompresseurs.
CHAPITRE II. - Grues à tour.
CHAPITRE III. - Groupes électrogènes de soudage.
CHAPITRE IV. - Groupes électrogènes de puissance.
CHAPITRE V. - Brise-béton et marteaux-piqueurs ...
CHAPITRE VI. - Tondeuses à gazon.
CHAPITRE VII. - Pelles hydrauliques et à câbles...
TITRE III. - Dispositions finales.
ANNEXES.
Tekst (130)
Texte (130)
TITEL I. - Gemeenschappelijke bepalingen voor bouwmaterieel en bouwmachines.
TITRE I. - Dispositions communes aux matériels et engins de chantier.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities.
CHAPITRE I. - Champ d'application et définitions.
Artikel 1. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Article 1. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
Art.2. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.2. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
HOOFDSTUK II. - EEG-typegoedkeuring.
CHAPITRE II. - Homologation CEE.
Art.3. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.3. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
Art.4. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.4. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
Art.5. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.5. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
HOOFDSTUK III. - EEG-type-onderzoek.
CHAPITRE III. - Examen CEE de type.
Art.6. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.6. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
Art.7. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.7. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
Art.8. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.8. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
Art.9. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.9. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
Art.10. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.10. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
Art.11. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.11. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
Art.12. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.12. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
Art.13. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.13. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
HOOFDSTUK IV. - EEG-keuring en EEG-fabrikantenverklaring.
CHAPITRE IV. - Vérification CEE et autocertification CEE.
Art.14. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.14. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
HOOFDSTUK V. - Gemeenschappelijke bepalingen.
CHAPITRE V. - Dispositions communes.
Art.15. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.15. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
HOOFDSTUK VI. - Geharmoniseerde technische voorschriften.
CHAPITRE VI. - Prescriptions techniques harmonisées.
Art.16. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.16. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
Art.17. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.17. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
Art.18. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.18. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
HOOFDSTUK VII. - Motivering en kennisgeving van de beslissingen.
CHAPITRE VII. - Motivation et notification des décisions.
Art.19. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/41, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.19. (Abrogé) <AR 1998-12-09/41, art. 24, 009; En vigueur : 08-01-1999>
TITEL II. - Bijzondere reglementeringen.
TITRE II. - Réglementations particulières.
HOOFDSTUK I. - Motorcompressoren.
CHAPITRE I. - Motocompresseurs.
Art.20. Onder " motorcompressor " wordt verstaan, iedere door een motor aangedreven machine waarmede lucht wordt verplaatst en samengeperst, met uitzondering van beide onderstaande categorieën machines :
- ventilatoren, machines die lucht verplaatsen met een overdrukverhouding van ten hoogste 1,1;
- vacuümpompen, machines of toestellen die lucht aan een ruimte onttrekken bij een druk die ten hoogste gelijk is aan de atmosferische druk.
- ventilatoren, machines die lucht verplaatsen met een overdrukverhouding van ten hoogste 1,1;
- vacuümpompen, machines of toestellen die lucht aan een ruimte onttrekken bij een druk die ten hoogste gelijk is aan de atmosferische druk.
Art.20. Par " motocompresseur " on entend toute machine entraînée par un moteur effectuant le déplacement et la compression d'air, à l'exception des deux catégories suivantes de machines :
- les ventilateurs ou machines effectuant le déplacement d'air avec un taux de surpression inférieur ou égal à 1,1;
- les pompes à vide, machines ou appareils effectuant l'extraction d'air contenue dans une enceinte à une pression égale ou inférieure à la pression atmosphérique.
- les ventilateurs ou machines effectuant le déplacement d'air avec un taux de surpression inférieur ou égal à 1,1;
- les pompes à vide, machines ou appareils effectuant l'extraction d'air contenue dans une enceinte à une pression égale ou inférieure à la pression atmosphérique.
Art.21. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/44, art. 5, 3°, 007; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.21. (Abrogé) <AR 1998-12-09/44, art. 5, 3°, 007; En vigueur : 08-01-1999>
Art.22. De bevoegde overheid kan maatregelen nemen om het gebruik van motorcompressoren in door haar als gevoelig beschouwde zones te reglementeren.
Art.22. L'autorité compétente peut prendre des mesures pour réglementer l'utilisation des motocompresseurs dans des zones qu'elle considère comme sensibles.
Art.23. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/44, art. 5, 3°, 007; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.23. (Abrogé) <AR 1998-12-09/44, art. 5, 3°, 007; En vigueur : 08-01-1999>
HOOFDSTUK II. - Torenkranen.
CHAPITRE II. - Grues à tour.
Art.24. Onder " torenkraan " wordt verstaan een heftoestel met eigen beweegkracht (motorische aandrijving) dat :
- in bedrijfsklare toestand bestaat uit een verticale toren met bovenaan een giek;
- beschikt over voorzieningen voor het heffen en neerlaten van opgehangen lasten en over een inrichting voor de horizontale verplaatsing van die lasten door verandering van de vlucht van de geheven lasten en/of door zwenking en/of door verplaatsing van het hele toestel;
- naar elders kan worden overgebracht wanneer het werk waarvoor het is geïnstalleerd, voltooid is.
- in bedrijfsklare toestand bestaat uit een verticale toren met bovenaan een giek;
- beschikt over voorzieningen voor het heffen en neerlaten van opgehangen lasten en over een inrichting voor de horizontale verplaatsing van die lasten door verandering van de vlucht van de geheven lasten en/of door zwenking en/of door verplaatsing van het hele toestel;
- naar elders kan worden overgebracht wanneer het werk waarvoor het is geïnstalleerd, voltooid is.
Art.24. Par " grue à tour " on entend un appareil de levage automoteur (actionné par un moteur) qui est :
- composé en service d'une tour verticale équipée d'une flèche à la partie supérieure;
- équipé de moyens de levage et de descente de charges suspendues et d'un dispositif de déplacement horizontal de ces charges par variation de portée des charges levées et/ou par orientation et/ou translation de tout l'appareil;
- conçu de manière à pouvoir être évacué lorsque le travail pour lequel il a été installé est achevé.
- composé en service d'une tour verticale équipée d'une flèche à la partie supérieure;
- équipé de moyens de levage et de descente de charges suspendues et d'un dispositif de déplacement horizontal de ces charges par variation de portée des charges levées et/ou par orientation et/ou translation de tout l'appareil;
- conçu de manière à pouvoir être évacué lorsque le travail pour lequel il a été installé est achevé.
Art.25. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/43, art. 5, 3°, 004; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.25. (Abrogé) <AR 1998-12-09/43, art. 5, 3°, 004; En vigueur : 08-01-1999>
Art.26. De bevoegde overheid kan maatregelen nemen om het gebruik van torenkranen in door haar als gevoelig beschouwde zones te reglementeren.
Art.26. L'autorité compétente peut prendre des dispositions pour réglementer l'utilisation de grues à tour dans des zones qu'elle considère comme sensibles.
Art.27. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/43, art. 5, 3°, 004; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.27. (Abrogé) <AR 1998-12-09/43, art. 5, 3°, 004; En vigueur : 08-01-1999>
HOOFDSTUK III. - Aggregaten voor laswerk.
CHAPITRE III. - Groupes électrogènes de soudage.
Art.28. Onder aggregaat voor laswerk wordt verstaan ieder toestel met een op rotatie berustende werking dat een lasstroom afgeeft.
Art.28. Par groupe électrogène de soudage on entend tout appareil rotatif débitant un courant de soudage.
Art.29. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/46, art. 5, 3°, 003; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.29. (Abrogé) <AR 1998-12-09/46, art. 5, 3°, 003; En vigueur : 08-01-1999>
Art.30. De bevoegde overheid kan maatregelen nemen om het gebruik van aggregaten voor laswerk in door haar als gevoelig beschouwde zones te reglementeren.
Art.30. L'autorité compétente peut prendre des dispositions pour réglementer l'utilisation de groupes électrogènes de soudage dans des zones qu'elle considère comme sensibles.
Art.31. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/46, art. 5, 3°, 003; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.31. (Abrogé) <AR 1998-12-09/46, art. 5, 3°, 003; En vigueur : 08-01-1999>
HOOFDSTUK IV. - Energie-aggregaten.
CHAPITRE IV. - Groupes électrogènes de puissance.
Art.32. Onder energie-aggregaat wordt verstaan ieder toestel met een motoreenheid die een roterende generator aandrijft welke een continu elektrisch vermogen levert.
Art.32. Par groupe électrogènes de puissance on entend tout appareil comportant un ensemble moteur entraînant une génératrice rotative fournissant, en régime continu, une puissance électrique.
Art.33. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/45, art. 5, 3°, 002; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.33. (Abrogé) <AR 1998-12-09/45, art. 5, 3°, 002; En vigueur : 08-01-1999>
Art.34. De bevoegde overheid kan maatregelen nemen om het gebruik van energie-aggregaten in door haar als gevoelig beschouwde zones te reglementeren.03;
Art.34. L'autorité compétente peut prendre des dispositions pour réglementer l'utilisation de groupes électrogènes de puissance dans des zones qu'elle considère comme sensibles.
Art.35. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/45, art. 5, 3°, 002; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.35. (Abrogé) <AR 1998-12-09/45, art. 5, 3°, 002; En vigueur : 08-01-1999>
HOOFDSTUK V. - Met de hand bediende betonbrekers en trilhamers voor sloopwerk.
CHAPITRE V. - Brise-béton et marteaux-piqueurs utilisés à la main.
Art.36. Dit hoofdstuk heeft betrekking op het toelaatbare geluidsvermogensniveau van met de hand bediende betonbrekers en trilhamers voor sloopwerk, hierna te noemen " machines ".
Art.36. Le présent chapitre s'applique au niveau de puissance acoustique admissible des brise-béton et marteaux-piqueurs utilisés à la main, ci-après dénommés " appareil ".
Art.37. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/47, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.37. (Abrogé) <AR 1998-12-09/47, art. 4, 006; En vigueur : 08-01-1999>
Art.38. De bevoegde overheid kan maatregelen nemen om het gebruik van machines in door haar als gevoelig beschouwde zones te reglementeren.
Art.38. L'autorité compétente peut prendre des dispositions pour réglementer l'utilisation de groupes électrogènes de puissance dans des zones qu'elle considère comme sensibles.
Art.39. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/47, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.39. (Abrogé) <AR 1998-12-09/47, art. 4, 006; En vigueur : 08-01-1999>
HOOFDSTUK VI. - Gazonmaaimachines.
CHAPITRE VI. - Tondeuses à gazon.
Art.40. 1° Onder gazonmaaimachines wordt verstaan alle materieel met motor dat geschikt is voor het onderhoud door maaien, ongeacht de techniek die daarbij wordt toegepast, van grasvelden voor recreatieve, decoratieve en dergelijke doeleinden.
2° Deze richtlijn is van toepassing op gazonmaaimachines als bedoeld in lid 1 met uitzondering van :
- land- en bosbouwmaterieel;
- niet onafhankelijk werkende machines (bijvoorbeeld getrokken messenkooien) waarvan het maaimechanisme wordt aangedreven door de wielen of door een niet-specifiek trekkend of dragend toestel;
- gecombineerde machines waarvan de hoofdkrachtbron een geïnstalleerd vermogen van meer dan 20 kW heeft.
2° Deze richtlijn is van toepassing op gazonmaaimachines als bedoeld in lid 1 met uitzondering van :
- land- en bosbouwmaterieel;
- niet onafhankelijk werkende machines (bijvoorbeeld getrokken messenkooien) waarvan het maaimechanisme wordt aangedreven door de wielen of door een niet-specifiek trekkend of dragend toestel;
- gecombineerde machines waarvan de hoofdkrachtbron een geïnstalleerd vermogen van meer dan 20 kW heeft.
Art.40. 1° Pour tondeuse à gazon on entend tout matériel à moteur approprié pour l'entretien par coupe, quelle que soit la technique de coupe, des surfaces enherbées à des fins récréatives, décoratives ou similaires.
2° Le présent arrêté s'applique aux tondeuses à gazon visées à l'alinéa 1er, à l'exclusion :
- du matériel agricole et forestier;
- des appareils non autonomes (par exemple, cylindres tractés) dont le dispositif de coupe est actionné par les roues ou par un élément tracteur ou porteur intégré;
- des appareils combinés dont l'élément moteur principal a une puissance installée supérieure à 20 kW.
2° Le présent arrêté s'applique aux tondeuses à gazon visées à l'alinéa 1er, à l'exclusion :
- du matériel agricole et forestier;
- des appareils non autonomes (par exemple, cylindres tractés) dont le dispositif de coupe est actionné par les roues ou par un élément tracteur ou porteur intégré;
- des appareils combinés dont l'élément moteur principal a une puissance installée supérieure à 20 kW.
Art.41. (Opgeheven) <KB 1998-12-10/44, art. 8, 3°, 008; Inwerkingtreding : 09-01-1999>
Art.41. (Abrogé) <AR 1998-12-10/44, art. 8, 3°, 008; En vigueur : 09-01-1999>
Art.42. (Opgeheven) <KB 1998-12-10/44, art. 8, 3°, 008; Inwerkingtreding : 09-01-1999>
Art.42. (Abrogé) <AR 1998-12-10/44, art. 8, 3°, 008; En vigueur : 09-01-1999>
Art.43. (Opgeheven) <KB 1998-12-10/44, art. 8, 3°, 008; Inwerkingtreding : 09-01-1999>
Art.43. (Abrogé) <AR 1998-12-10/44, art. 8, 3°, 008; En vigueur : 09-01-1999>
Art.44. De bevoegde overheid kan voorzieningen treffen om het gebruik van gazonmaaimachines in zones die zij gevoelig acht, te reglementeren.
Art.44. L'autorité compétente peut prendre des dispositions pour réglementer l'utilisation de tondeuses à gazon dans des zones qu'elle considère comme sensibles.
Art.45. (Opgeheven) <KB 1998-12-10/44, art. 8, 3°, 008; Inwerkingtreding : 09-01-1999>
Art.45. (Abrogé) <AR 1998-12-10/44, art. 8, 3°, 008; En vigueur : 09-01-1999>
Art.46. (Opgeheven) <KB 1998-12-10/44, art. 8, 3°, 008; Inwerkingtreding : 09-01-1999>
Art.46. (Abrogé) <AR 1998-12-10/44, art. 8, 3°, 008; En vigueur : 09-01-1999>
HOOFDSTUK VII. - Hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines.
CHAPITRE VII. - Pelles hydrauliques et à câbles, bouteurs, chargeuses et chargeuses-pelleteuses.
Art.47. Onder grondverzetmachines wordt in dit hoofdstuk verstaan :
1. Hydraulische graafmachines en kabelgraafmachines :
Een werktuig bestaande uit een zelfrijdende onderwagen en een bovenwagen die een zwenkbeweging van meer dan 360° kan uitvoeren. Met het werktuig wordt materiaal gegraven, gehesen of geheven en gelost door middel van bewegingen van de giek, de arm en de bak (hooglepel, dieplepel) of door middel van bewegingen van de bak gestuurd door het lierwerk (dragline, grijper).
2. Dozer :
Zelfrijdend werktuig op wielen of rupsbanden, aan de voorzijde uitgerust met een blad in hoofdzaak dient tot het verschuiven of verspreiden van materialen.
3. Lader :
Zelfrijdend werktuig op wielen of rupsbanden, aan de voorzijde uitgerust met een bak. Het werktuig laadt, heft, vervoert en lost materiaal door middel van bewegingen van de bak en het werktuig zelf.
4. Graaflaadmachine :
Zelfrijdend werktuig op wielen of rupsbanden, ontworpen om uitgerust te zijn met een laadbak aan de voorzijde en graafgereedschap aan de achterzijde. De laadbak laadt, heft, vervoert en lost materiaal door middel van bewegingen van de bak en het werktuig zelf.
Met het graafgereedschap wordt materiaal gegraven, geheven en gelost door middel van bewegingen van de giek, de arm en de bak.
1. Hydraulische graafmachines en kabelgraafmachines :
Een werktuig bestaande uit een zelfrijdende onderwagen en een bovenwagen die een zwenkbeweging van meer dan 360° kan uitvoeren. Met het werktuig wordt materiaal gegraven, gehesen of geheven en gelost door middel van bewegingen van de giek, de arm en de bak (hooglepel, dieplepel) of door middel van bewegingen van de bak gestuurd door het lierwerk (dragline, grijper).
2. Dozer :
Zelfrijdend werktuig op wielen of rupsbanden, aan de voorzijde uitgerust met een blad in hoofdzaak dient tot het verschuiven of verspreiden van materialen.
3. Lader :
Zelfrijdend werktuig op wielen of rupsbanden, aan de voorzijde uitgerust met een bak. Het werktuig laadt, heft, vervoert en lost materiaal door middel van bewegingen van de bak en het werktuig zelf.
4. Graaflaadmachine :
Zelfrijdend werktuig op wielen of rupsbanden, ontworpen om uitgerust te zijn met een laadbak aan de voorzijde en graafgereedschap aan de achterzijde. De laadbak laadt, heft, vervoert en lost materiaal door middel van bewegingen van de bak en het werktuig zelf.
Met het graafgereedschap wordt materiaal gegraven, geheven en gelost door middel van bewegingen van de giek, de arm en de bak.
Art.47. Au sens du présent chapitre, on entend par " engin de terrassement " :
1. Pelles hydrauliques et pelles à câbles :
Engin composé d'une structure portante automotrice et d'une structure supérieure capable d'effectuer une rotation de plus de 360 °C. Cet engin permet de creuser, de lever ou hisser, et de décharger des matériaux par le mouvement de la flèche, du bras et du godet (pelle en butte, en rétro) ou par le mouvement du godet commandé par le système de treuil (dragline, benne preneuse).
2. Bouteur :
Engin automoteur, sur pneus ou chenilles, équipé d'une lame frontale qui sert essentiellement à déplacer ou à répandre des matériaux.
3. Chargeuse :
Engin automoteur, sur pneus ou chenilles, équipé d'un godet frontal. Cet engin charge, lève, transporte et décharge des matériaux par le mouvement du godet et de l'engin lui-même.
4. Chargeuse-pelleteuse :
Engin automoteur, sur pneus ou chenilles, conçu pour recevoir d'origine un godet de chargeuse à l'avant et un bras de pelle à l'arrière. Le godet de chargeuse permet de charger, de lever, de transporter et de décharger des matériaux par le mouvement du godet et de l'engin lui-même. La pelle permet de creuser, de lever et décharger des matériaux par le mouvement de la flèche, du bras et du godet.
1. Pelles hydrauliques et pelles à câbles :
Engin composé d'une structure portante automotrice et d'une structure supérieure capable d'effectuer une rotation de plus de 360 °C. Cet engin permet de creuser, de lever ou hisser, et de décharger des matériaux par le mouvement de la flèche, du bras et du godet (pelle en butte, en rétro) ou par le mouvement du godet commandé par le système de treuil (dragline, benne preneuse).
2. Bouteur :
Engin automoteur, sur pneus ou chenilles, équipé d'une lame frontale qui sert essentiellement à déplacer ou à répandre des matériaux.
3. Chargeuse :
Engin automoteur, sur pneus ou chenilles, équipé d'un godet frontal. Cet engin charge, lève, transporte et décharge des matériaux par le mouvement du godet et de l'engin lui-même.
4. Chargeuse-pelleteuse :
Engin automoteur, sur pneus ou chenilles, conçu pour recevoir d'origine un godet de chargeuse à l'avant et un bras de pelle à l'arrière. Le godet de chargeuse permet de charger, de lever, de transporter et de décharger des matériaux par le mouvement du godet et de l'engin lui-même. La pelle permet de creuser, de lever et décharger des matériaux par le mouvement de la flèche, du bras et du godet.
Art.48. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/42, art. 5, 2°, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.48. (Abrogé) <AR 1998-12-09/42, art. 5, 2°, 005; En vigueur : 08-01-1999>
Art.49. De bevoegde overheid kan maatregelen nemen om het gebruik van grondverzetmachines in door haar als gevoelig beschouwde zones te reglementeren.
Art.49. L'autorité compétente peut prendre des dispositions pour réglementer l'utilisation des engins de terrassement dans des zones qu'elle considère comme sensibles.
Art.50. (Opgeheven) <KB 1998-12-09/42, art. 5, 2°, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1999>
Art.50. (Abrogé) <AR 1998-12-09/42, art. 5, 2°, 005; En vigueur : 08-01-1999>
TITEL III. - Slotbepalingen.
TITRE III. - Dispositions finales.
Art.51. § 1. -
-
-
-
-
-
-
-
§ 2.
-
-
-
-
-
-
-
§ 2.
Art.51. § 1. -
-
-
-
-
-
-
-
§ 2.
-
-
-
-
-
-
-
§ 2.
Art.52. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 21, 4; 25, 4; 29, 4; 33, 4; 37, 4 en 48, 4 van dit besluit, blijven de verklaringen van EEG-typegoedkeuring, -type-onderzoek, -keuring en -fabrikantenverklaring rechtsgeldig die vóór de inwerkingtreding van dit besluit uitgereikt zijn in toepassing van het besluit van de Vlaamse Executieve van 14 december 1988 houdende vaststelling van maatregelen ter bestrijding van geluidshinder voortkomende van bouwmaterieel en bouwmachines en inzonderheid van motorcompressoren, torenkranen, aggregaten voor laswerk, energie-aggregaten, van met de hand bediende betonbrekers en trilhamers voor sloopwerk en van gazonmaaimachines.
Art.52. Sans préjudice des dispositions des articles 21, 4; 25, 4; 29, 4; 33, 4; 37, 4 et 48, 8 du présent arrêté, les attestations d'homologation CEE, d'examen CEE de type, de vérification CEE et d'autocertification CEE, qui, avant l'entrée en vigueur du présent arrêté sont délivrées en application de l'arrêté de l'Exécutif flamand du 14 décembre 1988 fixant des mesures anti-bruit relatives aux matériels et engins de changier et notamment aux motocompresseurs, grues à tour, groupes électrogènes de soudage, groupes électrogènes de puissance, brise-béton et marteaux-piqueurs utilisés à la main ainsi qu'aux tondeuses à gazon, demeurent valables.
Art.53. De Gemeenschapsminister bevoegd voor Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.53. Le Ministre communautaire qui a l'environnement dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1. Bijlage I. EEG-typegoedkeuring en EEG-type-onderzoek.
Art. N1. Annexe I. Homologation CEE et examen CEE de type.
Art. 1N1. 1. Aanvraag voor EEG-typegoedkeuring of EEG-type-onderzoek.
1.1. De aanvraag en de correspondentie die daarop betrekking heeft, moeten zijn gesteld in het Nederlands.
1.2. De aanvraag moet bevatten :
- naam en adres van de fabrikant of van de firma, van zijn/haar gemachtigde of van de aanvrager, alsmede de plaats of de plaatsen waar het materieel wordt vervaardigd;
- categorie materieel;
- het beoogde gebruik;
- de technische kenmerken;
- de eventuele handelsbenaming of het type.
1.3. De aanvraag moet vergezeld gaan van documenten in tweevoud met alle in titel II van dit besluit bedoelde inlichtingen en van een verklaring dat voor hetzelfde materieel geen andere aanvragen voor EEG-typegoedkeuring c.q. EEG-type-onderzoek zijn ingediend.
1.1. De aanvraag en de correspondentie die daarop betrekking heeft, moeten zijn gesteld in het Nederlands.
1.2. De aanvraag moet bevatten :
- naam en adres van de fabrikant of van de firma, van zijn/haar gemachtigde of van de aanvrager, alsmede de plaats of de plaatsen waar het materieel wordt vervaardigd;
- categorie materieel;
- het beoogde gebruik;
- de technische kenmerken;
- de eventuele handelsbenaming of het type.
1.3. De aanvraag moet vergezeld gaan van documenten in tweevoud met alle in titel II van dit besluit bedoelde inlichtingen en van een verklaring dat voor hetzelfde materieel geen andere aanvragen voor EEG-typegoedkeuring c.q. EEG-type-onderzoek zijn ingediend.
Art. 1N1. 1. Demande d'homologation CEE ou d'examen CEE de type.
1.1. La demande et la correspondance qui s'y rapporte sont rédigées en langue néerlandaise.
1.2. La demande comporte les indications suivantes :
- le nom et l'adresse du fabricant ou de la firme, de son mandataire ou du demandeur, ainsi que le ou les lieux de fabrication des matériels;
- la catégorie de matériel;
- l'utilisation prévue;
- les caractéristiques techniques;
- la dénomination commerciales éventuelle ou le type.
1.3. La demande est accompagnée de deux exemplaires des documents contenant tous les renseignements prévus par le Titre II du présent arrêté et d'une déclaration certifiant qu'aucune autre demande d'homologation CEE ou d'examen CEE de type n'a été présentée pour le même matériel.
1.1. La demande et la correspondance qui s'y rapporte sont rédigées en langue néerlandaise.
1.2. La demande comporte les indications suivantes :
- le nom et l'adresse du fabricant ou de la firme, de son mandataire ou du demandeur, ainsi que le ou les lieux de fabrication des matériels;
- la catégorie de matériel;
- l'utilisation prévue;
- les caractéristiques techniques;
- la dénomination commerciales éventuelle ou le type.
1.3. La demande est accompagnée de deux exemplaires des documents contenant tous les renseignements prévus par le Titre II du présent arrêté et d'une déclaration certifiant qu'aucune autre demande d'homologation CEE ou d'examen CEE de type n'a été présentée pour le même matériel.
Art. 2N1. 2. Proefnemingen met het oog op de EEG-typegoedkeuring of het EEG-type-onderzoek/Beproevingsrapport.
De proefnemingen op materieel en het beproevingsrapport met het oog op de EEG-typegoedkeuring of het EEG-type-onderzoek geschieden of wordt opgesteld overeenkomstig de voorschriften van dit besluit.
De proefnemingen op materieel en het beproevingsrapport met het oog op de EEG-typegoedkeuring of het EEG-type-onderzoek geschieden of wordt opgesteld overeenkomstig de voorschriften van dit besluit.
Art. 2N1. 2. Essais en vue de l'homologation CEE ou de l'examen CEE de type/Procès-verbal d'essais.
Les essais effectués sur un matériel en vue de l'homologation CEE ou de l'examen CEE de type sont réalisés conformément aux prescriptions du présent arrêté.
Les essais effectués sur un matériel en vue de l'homologation CEE ou de l'examen CEE de type sont réalisés conformément aux prescriptions du présent arrêté.
Art. 3N1. 3. Verklaring van EEG-typegoedkeuring of EEG-type-onderzoek.
De in artikel 3, respectievelijk artikel 8, bedoelde verklaring, waarvan het model in bijlage III staat, bevat de conclusies van de proefnemingen op het materieel en geeft de voorwaarden aan die eventueel aan de typegoedkeuring of het type-onderzoek zijn verbonden. Zij moet vergezeld gaan van de beschrijvingen, tekeningen en eventueel foto's die voor de nauwkeurige identificatie van het materieel noodzakelijk zijn; zo nodig wordt een toelichting op de werking van het materieel bijgevoegd.
De in artikel 3, respectievelijk artikel 8, bedoelde verklaring, waarvan het model in bijlage III staat, bevat de conclusies van de proefnemingen op het materieel en geeft de voorwaarden aan die eventueel aan de typegoedkeuring of het type-onderzoek zijn verbonden. Zij moet vergezeld gaan van de beschrijvingen, tekeningen en eventueel foto's die voor de nauwkeurige identificatie van het materieel noodzakelijk zijn; zo nodig wordt een toelichting op de werking van het materieel bijgevoegd.
Art. 3N1. 3. Attestation d'homologation CEE ou d'examen CEE de type.
L'attestation visée à l'article 3 respectivement à l'article 8, dont le modèle figure à l'annexe III contient les conclusions des essais effectués sur le matériel et indique les conditions dont est éventuellement assortie l'homologation CEE ou l'examen CEE de type. Elle doit être accompagnée des descriptions, plans et, éventuellement, photographies nécessaires à l'identification précise du matériel avec, si besoin est, l'explication de son fonctionnement.
L'attestation visée à l'article 3 respectivement à l'article 8, dont le modèle figure à l'annexe III contient les conclusions des essais effectués sur le matériel et indique les conditions dont est éventuellement assortie l'homologation CEE ou l'examen CEE de type. Elle doit être accompagnée des descriptions, plans et, éventuellement, photographies nécessaires à l'identification précise du matériel avec, si besoin est, l'explication de son fonctionnement.
Art. 4N1. 4. Tegelijk met de kennisgeving aan belanghebbende zendt de bevoegde overheid die de EEG-typegoedkeuring heeft verleend of de erkende instantie die het EEG-type-onderzoek heeft verricht, afschriften van de verklaring van EEG-typegoedkeuring aan de Commissie en aan de overige Gewesten, respectievelijk afschriften van de verklaring van EEG-type-onderzoek aan de Commissie en aan de overige erkende instanties. De overige Gewesten en erkende instanties kunnen tevens een afschrift van het definitieve technische dossier van het materieel en van de onderzoeks- en beproevingsrapporten verkrijgen.
De Commissie, de overige Gewesten en de erkende instanties die een afschrift van de definitieve technische bescheiden ontvangen, moeten garanderen dat de industriële eigendom en het beroepsgeheim worden geëerbiedigd.
De intrekking van een EEG-typegoedkeuring of van een verklaring van EEG-type-onderzoek wordt bekendgemaakt volgens dezelfde procedure.
Als de bevoegde overheid een EEG-typegoedkeuring weigert of de erkende instantie een verklaring van EEG-type-onderzoek weigert, stelt zij de Commissie en de overige Gewesten respectievelijk de overige erkende instanties hiervan in kennis.
De Commissie, de overige Gewesten en de erkende instanties die een afschrift van de definitieve technische bescheiden ontvangen, moeten garanderen dat de industriële eigendom en het beroepsgeheim worden geëerbiedigd.
De intrekking van een EEG-typegoedkeuring of van een verklaring van EEG-type-onderzoek wordt bekendgemaakt volgens dezelfde procedure.
Als de bevoegde overheid een EEG-typegoedkeuring weigert of de erkende instantie een verklaring van EEG-type-onderzoek weigert, stelt zij de Commissie en de overige Gewesten respectievelijk de overige erkende instanties hiervan in kennis.
Art. 4N1. 4. Au moment de la notification à l'intéressé, l'autorité compétente qui a accordé l'homologation CEE ou l'organisme agréé qui a effectué l'examen CEE de type, transmet des copies de l'attestation d'homologation CEE à la Commission et aux autres régions, respectivement des copies de l'attestation d'examen CEE de type à la Commission et aux autres organismes agréés. Les autres Régions et organismes agréés peuvent aussi obtenir copie du dossier technique définitif des procès-verbaux des examens et des essais.
La Commission, les autres Régions et les organismes agréés qui reçoivent une copie des documents techniques définitifs doivent garantir le respect de la propriété industrielle et du secret professionnel.
Le retrait d'une homologation CEE ou d'une attestation d'examen CEE de type est rendu publique suivant la même procédure.
L'autorité compétente qui refuse une homologation CEE ou l'organisme agréé qui refuse une attestation d'examen CEE de type en informent la Commission et les autres Régions, et, respectivement les autres organismes agréés.
La Commission, les autres Régions et les organismes agréés qui reçoivent une copie des documents techniques définitifs doivent garantir le respect de la propriété industrielle et du secret professionnel.
Le retrait d'une homologation CEE ou d'une attestation d'examen CEE de type est rendu publique suivant la même procédure.
L'autorité compétente qui refuse une homologation CEE ou l'organisme agréé qui refuse une attestation d'examen CEE de type en informent la Commission et les autres Régions, et, respectivement les autres organismes agréés.
Art. N2. Bijlage II. - Minimumcriteria waaraan de erkende instanties dienen te voldoen.
Art. N2. Annexes II. - Critères minimaux auxquels doivent satisfaire les organismes agréés.
Art. 1N2. 1. De instanties die worden belast met het onderzoek van het materieel dienen over voldoende gekwalificeerd personeel en over de nodige middelen te beschikken om de technische en administratieve taken op passende wijze te vervullen en dienen toegang te hebben tot de nodige apparatuur voor bijzondere onderzoekingen, als bepaald in dit besluit.
Art. 1N2. 1. Les organismes chargés de l'examen du matériel doivent disposer du personnel qualifié en nombre suffisant et des moyens nécessaires pour accomplir de façon adéquate les tâches techniques et administratives et avoir accès à l'appareillage nécessaire pour des examens exceptionnels prévus par le présent arrêté.
Art. 2N2. 2. De instantie, de directeur en het personeel daarvan mogen niet de ontwerper, de fabrikant, de leverancier, de installateur van het materieel of de gemachtigde van een van deze personen zijn. Zij mogen noch rechtstreeks noch als gemachtigden optreden bij het ontwerpen, de bouw, de verkoop, de vertegenwoordiging of het onderhoud van dit materieel. Een eventuele uitwisseling van technische informatie tussen fabrikant en erkende instantie wordt door deze bepaling niet uitgesloten.
Art. 2N2. 2. L'organisme, son directeur et son personnel ne peuvent être ni le concepteur, ni le constructeur, ni le fournisseur, ni l'installateur du matériel, ni le mandataire de l'une de ces personnes. Ils ne peuvent pas intervenir, ni directement ni comme mandataire, dans la conception, la construction, la commercialisation, la représentation ou l'entretien de ce matériel. Cela n'exclut pas la possibilité d'un échange d'informations techniques entre le constructeur et l'organisme agréé.
Art. 3N2. 3. Het personeel dat wordt belast met het onderzoek van het materieel met het oog op de afgifte van de verklaring van EEG-type-onderzoek, dient deze taak uit te voeren met de hoogste mate van integriteit en technische bekwaamheid; het dient vrij te zijn van elke pressie en beïnvloeding, met name van financiële aard, die zijn beoordeling of de uitslag van zijn werkzaamheden kan beïnvloeden, inzonderheid van de kant van personen of groepen van personen die bij de resultaten van het onderzoek belang hebben.
Art. 3N2. 3. Le personnel chargé de l'examen du matériel en vue de la délivrance de l'attestation d'examen CEE de type doit exécuter ces missions avec la plus grande compétence technique, et doit être libre de toutes les pressions et incitations, notamment d'ordre financier pouvant influencer son jugement ou les résultats de ses travaux, en particulier de celle en provenance de personnes ou de groupements de personnes intéressées par les résultats de l'examen.
Art. 4N2. 4. Het personeel dat met de onderzoekingen wordt belast, dient :
- een goede technische en beroepsopleiding te hebben genoten;
- een voldoende kennis te bezitten van de voorschriften betreffende de onderzoekingen die het verricht en voldoende ervaring met deze werkzaamheden te hebben;
- de vereiste bekwaamheid te bezitten om op grond van de verrichte werkzaamheden processen-verbaal en rapporten op te stellen.
- een goede technische en beroepsopleiding te hebben genoten;
- een voldoende kennis te bezitten van de voorschriften betreffende de onderzoekingen die het verricht en voldoende ervaring met deze werkzaamheden te hebben;
- de vereiste bekwaamheid te bezitten om op grond van de verrichte werkzaamheden processen-verbaal en rapporten op te stellen.
Art. 4N2. 4. Le personnel chargé des examens doit posséder :
- une bonne formation technique et professionnelle;
- une connaissance satisfaisante des prescriptions relatives aux examens qu'il effectue et une pratique suffisante de ces travaux;
- l'aptitude requise pour rédiger les procès-verbaux et rapports qui constituent la matérialisation des travaux effectués.
- une bonne formation technique et professionnelle;
- une connaissance satisfaisante des prescriptions relatives aux examens qu'il effectue et une pratique suffisante de ces travaux;
- l'aptitude requise pour rédiger les procès-verbaux et rapports qui constituent la matérialisation des travaux effectués.
Art. 5N2. 5. De onafhankelijkheid van het personeel dat met het onderzoek wordt belast, dient te zijn gewaarborgd. De bezoldiging van elke functionaris mag niet afhangen van het aantal controles dat hij verricht, noch van de uitslag daarvan.
Art. 5N2. 5. L'indépendance du personnel chargé de l'examen doit être garantie. La rémunération de chaque agent ne doit être fonction ni du nombre des contrôles qu'il effectue ni de résultats obtenus.
Art. 6N2. 6. De instantie dient verzekerd te zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid.
Art. 6N2. 6. L'organisme doit être assuré en responsabilité civile.
Art. 7N2. 7. Het personeel van de instantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alles wat bij de uitoefening van zijn taak in het kader van dit besluit of van enige andere bepaling van intern recht die daaraan uitvoering geeft te zijner kennis is gekomen (behalve tegenover de bevoegde overheid die de instantie heeft erkend).
Art. 7N2. 7. Le personnel de l'organisme doit être lié par le secret professionnel pour tout ce qu'il apprend dans l'exercice de ses fonctions (sauf à l'égard de l'autorité compétente qui a agrée l'organisme) dans le cadre du présent arrêté ou de toute autre disposition de droit interne leur donnant effet.
Art. N3. Bijlage III. - Verklaring van EEG-typegoedkeuring of van EEG-type-onderzoek voor een type bouwmaterieel, -uitrusting, -installatie of -machine of onderdelen daarvan.
Art. N3. Annexe III. - Modèle d'attestation d'homologation CEE ou d'examen CEE de type d'un type de matériel, d'équipement, d'installation ou d'engin de chantier, ou de leurs éléments.
Art. N4. Bijlage IV. - EEG-certificaat van overeenstemming van bouwmaterieel, -uitrusting, -installaties, -machines of onderdelen daarvan met een goedgekeurd of onderzocht type.
Art. N4. Annexe IV. Certificat de conformité CEE d'un matériel, d'un équipement, d'une installation, d'un engin de chantier ou de leurs éléments à un type homologué ou examiné.
Art. N5. Bijlage V. Meetmethode voor het luchtgeluid dat door motorcompressoren wordt uitgestraald.
Art. N5. Annexe V. Méthode de mesure du bruit aérien émis par les motocompresseurs.
Art. 1N5. Toepassingsgebied.
Art. 1N5. Champ d'application.
Art. 2N5. Straalpijpafmetingen.
Art. 2N5. Dimensions du tube de venturi.
Debiet A B C D E F G
in l/g mm mm mm mm mm mm aanduiding
12 - 40 16,00 6,350 2,40 9,93 12,70 60,5 R 1,0
24 - 90 24,00 9,525 3,60 14,86 19,05 91,0 R 1,5
50 - 160 32,00 12,700 4,60 19,81 25,40 121,5 R 2,0
100 - 360 48,00 19,050 7,10 29,72 38,10 182,0 R 2,5
180 - 650 64,00 25,400 9,60 39,65 50,80 243,0 R 3,0
280 - 1 000 80,00 31,750 12,00 49,53 63,50 303,5 R 3,5
400 - 1 500 95,00 38,100 14,20 59,44 76,20 364,0 R 4,0
in l/g mm mm mm mm mm mm aanduiding
12 - 40 16,00 6,350 2,40 9,93 12,70 60,5 R 1,0
24 - 90 24,00 9,525 3,60 14,86 19,05 91,0 R 1,5
50 - 160 32,00 12,700 4,60 19,81 25,40 121,5 R 2,0
100 - 360 48,00 19,050 7,10 29,72 38,10 182,0 R 2,5
180 - 650 64,00 25,400 9,60 39,65 50,80 243,0 R 3,0
280 - 1 000 80,00 31,750 12,00 49,53 63,50 303,5 R 3,5
400 - 1 500 95,00 38,100 14,20 59,44 76,20 364,0 R 4,0
Debit A B C D E F G
volume reel mm mm mm mm mm mm Denomination
en l/s
12 - 40 16,00 6,350 2,40 9,93 12,70 60,5 R 1,0
24 - 90 24,00 9,525 3,60 14,86 19,05 91,0 R 1,5
50 - 160 32,00 12,700 4,60 19,81 25,40 121,5 R 2,0
100 - 360 48,00 19,050 7,10 29,72 38,10 182,0 R 2,5
180 - 650 64,00 25,400 9,60 39,65 50,80 243,0 R 3,0
280 - 1000 80,00 31,750 12,00 49,53 63,50 303,5 R 3,5
400 - 1500 95,00 38,100 14,20 59,44 76,20 364,0 R 4,0
volume reel mm mm mm mm mm mm Denomination
en l/s
12 - 40 16,00 6,350 2,40 9,93 12,70 60,5 R 1,0
24 - 90 24,00 9,525 3,60 14,86 19,05 91,0 R 1,5
50 - 160 32,00 12,700 4,60 19,81 25,40 121,5 R 2,0
100 - 360 48,00 19,050 7,10 29,72 38,10 182,0 R 2,5
180 - 650 64,00 25,400 9,60 39,65 50,80 243,0 R 3,0
280 - 1000 80,00 31,750 12,00 49,53 63,50 303,5 R 3,5
400 - 1500 95,00 38,100 14,20 59,44 76,20 364,0 R 4,0
Art. N6. Bijlage VI. - Model inlichtingenformulier betreffende een type motorcompressor, dat moet worden overgelegd met het oog op het EEG-type-onderzoek.
Art. N6. Annexe VI. Modèle de fiche de renseignements concernant un type de motocompresseur à fournir en vue de son examen CEE de type.
Art. N7. Bijlage VII. - Meetmethode voor het door torenkranen uitgestraalde luchtgeluid.
Art. N7. Annexe VII. - Méthode de mesure du bruit aérien émis par les grues à tour.
Art. 1N7. Toepassingsgebied.
Art. 1N7. Champs d'application.
Art. 2N7. Meetoppervlak volgens de plaats van het hefmechanisme op de torenkraan.
Art. 2N7. Surface de mesure suivant l'emplacement du mécanisme de levage sur la grue à tour.
Art. 3N7. Plaats van de meetpunten (1-6) wanneer het hefmechanisme zich op het achterste gedeelte van de giek bevindt.
Art. 3N7. Disposition des points de mesure (1 à 6) lorsque 1 mécanisme de levage se trouve sur la contre-flèche.
Art. 4N7. Plaats van de meetpunten waarvan de hefinrichting op de grond is opgesteld.
Art. 4N7. Disposition des points de mesures lorsque le dispositif de levage est posé au sol.
Art. N8. Bijlage VIII. - Methode voor meting van het luchtgeluid op de bedieningsplaats van torenkranen.
Art. N8. Annexe VIII. - Méthode de mesure des bruits aériens émis aux postes de conduite par les grues à tour.
Art. N9. Bijlage IX. - Formulier voor de inlichtingen die over een type torenkraan moeten worden verschaft met het oog op het EEG-type-onderzoek.
Art. N9. Annexe IX. Modèle de fiche de renseignements concernant un type de grue à tour, à fournir en vue de son examen CEE de type.
Art. N10. Bijlage X. - Meetmethode voor het door aggregaten voor laswerk uitgestraalde luchtgeluid.
Art. N10. Annexe X. Méthode de mesure de bruit aérien émis par les groupes électrogènes de soudage.
Art. 1N10. Toepassingsgebied.
Art. 1N10. Champ d'application.
Art. N11. Bijlage XI. - Inlichtingenformulier betreffende een type aggregaat voor laswerk dat moet worden overgelegd met het oog op het EEG-type-onderzoek.
Art. N11. Annexe XI. - Modèle de fiche de renseignements concernant un type de groupe électrogène de soudage, à fournir en vue de son examen CEE de type.
Art. N12. Bijlage XII. - Meetmethode voor het door energie-aggregaten uitgestraalde luchtgeluid.
Art. N12. Annexe XII. - Méthode de mesure du bruit aérien émis par les groupes électrogènes de puissance.
Art. 1N12. Toepassingsgebied.
Art. 1N12. Champ d'application.
Art. N13. Bijlage XIII. - Model inlichtingenformulier betreffende een type energie-aggregaat dat moet worden overgelegd met het oog op het EEG-type-onderzoek.
Art. N13. Annexe XIII. - Modèle de fiche de renseignements concernant un type de groupe électrogènes de puissance à fournir en vue de son examen CEE de type.
Art. N14. Bijlage XIV. - Meetmethode voor het luchtgeluid dat door betonbrekers en trilhamers voor sloopwerk wordt uitgestraald.
Art. N14. Annexe XIV. - Méthode de mesure du bruit aérien émis par les brise-béton et marteaux-piqueurs pour travaux de démolition.
Art. 1N14. Toepassingsgebied.
Art. 1N14. Champ d'application.
Art. 2N14. BEPROEVINGSBLOK.
Samenstelling : op een zak van 50 kg zuiver Portlandcement, klasse 400 of gelijkwaardige klasse;
- 65 liter niet-kalkhoudend ongesorteerd zand met korrelgrootte 0,1 - 5 mm;
- 115 liter niet-kalkhoudend alluviaal grind met korrelgrootte 5 - 25 mm;
- 15 liter water;
- eventueel met toevoeging van een verhardingsmiddel.
Wapeningen, diameter 8 m, niet onderling verbonden.
Samenstelling : op een zak van 50 kg zuiver Portlandcement, klasse 400 of gelijkwaardige klasse;
- 65 liter niet-kalkhoudend ongesorteerd zand met korrelgrootte 0,1 - 5 mm;
- 115 liter niet-kalkhoudend alluviaal grind met korrelgrootte 5 - 25 mm;
- 15 liter water;
- eventueel met toevoeging van een verhardingsmiddel.
Wapeningen, diameter 8 m, niet onderling verbonden.
Art. 2N14. BLOC D'ESSAI. - Cube de 0,60 m d'arrêté, vibré à refus.
Composition du béton.
Pour un sac de 50 kg de ciment Portland pur classe 400, ou équivalente :
- 65 litres de sable non calcaire toute venant, d'une granulométrie de 0,1 - 5 mm;
- 115 litres de gravier non calcaire d'une granulométrie de 5 à 25 mm;
- 15 litres d'eau;
- avec adjonction éventuelle de durcisseur.
Ce cube sera armé de fers de 8 mm sans ligature, de manière que chaque cerclage soit indépendant. Un schéma de principe est donné sur la figure 1.
Composition du béton.
Pour un sac de 50 kg de ciment Portland pur classe 400, ou équivalente :
- 65 litres de sable non calcaire toute venant, d'une granulométrie de 0,1 - 5 mm;
- 115 litres de gravier non calcaire d'une granulométrie de 5 à 25 mm;
- 15 litres d'eau;
- avec adjonction éventuelle de durcisseur.
Ce cube sera armé de fers de 8 mm sans ligature, de manière que chaque cerclage soit indépendant. Un schéma de principe est donné sur la figure 1.
Art. 3N14. PRINCIPESCHEMA.
Art. 3N14. SCHEMA DE PRINCIPE.
Art. 4N14. SCHEMA VAN DE DRUKREGELINRICHTING.
Art. 4N14. SCHEMA DU DISPOSITIF D'ALIMENTATION EN AIR COMPRIME.
Art. 5N14. SYSTEEM VOOR DE BEPROEVING.
Art. 5N14. DISPOSITF D'ESSAI.
Art. 6N14. Aanhangsel. - Model voor het rapport. - Beproevingsrapport betreffende trilhamers en betonbrekers voor sloopwerk.
Art. 6N14. Appendice. - Modèle de rapport. - Procès-verbal d'essai pour brise-béton ou marteau-piqueur pour travaux de démolition.
Art. N15. Bijlage XV. - Model inlichtingenformulier betreffende een type betonbreker of trilhamer voor sloopwerk, dat moet worden ingediend met het oog op het EEG-type-onderzoek.
Art. N15. Annexe XV. - Modèle de fiche de renseignements concernant un type de brise-béton ou marteau-piqueur à fournir en vue de son examen CEE de type.
Art. N16. Bijlage XVI. - Methode voor het meten van het luchtgeluid dat door gazonmaaimachines wordt uitgestraald.
Art. N16. Annexe XVI. - Méthode de mesure du bruit aérien émis par les tondeuses à gazon.
Art. 1N16. Werkingssfeer.
Art. 1N16. Champ d'application.
Art. 2N16. Bijlage A. - Kunstmatige bevloering.
1. Afmetingen en materialen.
1.1. Afmetingen.
De kunstmatige bevloering dient een afmeting te hebben van 360 x 360 cm.
1.2. Materialen.
De bevloering bestaat uit een laag absorberend materiaal waarvan de absorptiecoëfficiënten a bepaald overeenkomstig ISO 354, eerste uitgave, 1985-02-01, binnen de in onderstaande tabel vermelde waarden liggen.
1. Afmetingen en materialen.
1.1. Afmetingen.
De kunstmatige bevloering dient een afmeting te hebben van 360 x 360 cm.
1.2. Materialen.
De bevloering bestaat uit een laag absorberend materiaal waarvan de absorptiecoëfficiënten a bepaald overeenkomstig ISO 354, eerste uitgave, 1985-02-01, binnen de in onderstaande tabel vermelde waarden liggen.
Art. 2N16. Annexe A. - Dallage artificiel.
1. Dimensions et composition.
1.1. Dimensions.
Le dallage artificiel doit avoir une dimension de 360 x 360 cm.
1.2. Matériaux.
Le dallage artificiel est composé d'une couche de matière absorbante dont les coefficients d'absorption a, mesurés conformément à la norme ISO 354, première édition, 1985-02-01, sont compris dans les limites indiquées au tableau ci-après :
1. Dimensions et composition.
1.1. Dimensions.
Le dallage artificiel doit avoir une dimension de 360 x 360 cm.
1.2. Matériaux.
Le dallage artificiel est composé d'une couche de matière absorbante dont les coefficients d'absorption a, mesurés conformément à la norme ISO 354, première édition, 1985-02-01, sont compris dans les limites indiquées au tableau ci-après :
frequentie in Hz 125 250 500 1 000 2 000 4 000
a minimum 0,00 0,20 0,40 0,60 0,70 0,
a maximum 0,20 0,40 0,60 0,80 0,90 1,
a minimum 0,00 0,20 0,40 0,60 0,70 0,
a maximum 0,20 0,40 0,60 0,80 0,90 1,
Frequence en Hz 125 250 500 1 000 2 000 4 000
a minimum 0,00 0,20 0,40 0,60 0,70 0,80
a maximum 0,20 0,40 0,60 0,80 0,90 1,00
a minimum 0,00 0,20 0,40 0,60 0,70 0,80
a maximum 0,20 0,40 0,60 0,80 0,90 1,00
Opmerking :
In bijlage B is een voorbeeld opgenomen van een bevloeringsmateriaal en een bouwwijze waarvan kan worden verwacht dat het aan de gestelde eisen voldoet.
In bijlage B is een voorbeeld opgenomen van een bevloeringsmateriaal en een bouwwijze waarvan kan worden verwacht dat het aan de gestelde eisen voldoet.
Note :
Un exemple de matériaux et de construction d'un dallage à même de répondre à ces exigences est donné en annexe B.
Un exemple de matériaux et de construction d'un dallage à même de répondre à ces exigences est donné en annexe B.
Art. 3N16. Bijlage B. - Voorbeeld van materiaal en bouw.
Een laag minerale vezels met een dikte van 20 mm, een luchtweerstand van 11 kNs/M4 en een dichtheid van 25 kg/m3.
Gemakshalve mag de kunstmatige bevloering zijn samengesteld uit samengevoegde losse platen.
De afgesneden randen van spaanplaat moeten niet-absorberend zijn gemaakt en tegen vocht zijn beschermd. Dit kan worden bewerkstelligd door het aanbrengen van een laag plasticverf.
De buitenranden zijn voorzien van aluminium U-profielen van 3 x 20 mm.
De samengevoegde platen kunnen in het algemeen van tweeërlei aard zijn :
A. platen die onbelast blijven,
B. platen die belast worden met de maaimachine en het personeel.
Op de onder B genoemde platen worden aluminium tussenprofielen in T-vorm (3 x 20 mm) gemonteerd (zie figuur 1).
De klaargemaakte platen worden vervolgens met het op maat gesneden absorberende materiaal bedekt.
De onder A genoemde platen worden bedekt met een metalen draadvlechtwerk met een draaddikte van 0,8 mm en met een maaswijdte van 10 mm (volièregaas).
De onder B genoemde platen worden bedekt met draadvlechtwerk van gegolfd staaldraad met een diameter van 3,1 mm en met een maaswijdte van 30 mm.
Dit vlechtwerk wordt aan de aluminium U-profielen bevestigd.
Een laag minerale vezels met een dikte van 20 mm, een luchtweerstand van 11 kNs/M4 en een dichtheid van 25 kg/m3.
Gemakshalve mag de kunstmatige bevloering zijn samengesteld uit samengevoegde losse platen.
De afgesneden randen van spaanplaat moeten niet-absorberend zijn gemaakt en tegen vocht zijn beschermd. Dit kan worden bewerkstelligd door het aanbrengen van een laag plasticverf.
De buitenranden zijn voorzien van aluminium U-profielen van 3 x 20 mm.
De samengevoegde platen kunnen in het algemeen van tweeërlei aard zijn :
A. platen die onbelast blijven,
B. platen die belast worden met de maaimachine en het personeel.
Op de onder B genoemde platen worden aluminium tussenprofielen in T-vorm (3 x 20 mm) gemonteerd (zie figuur 1).
De klaargemaakte platen worden vervolgens met het op maat gesneden absorberende materiaal bedekt.
De onder A genoemde platen worden bedekt met een metalen draadvlechtwerk met een draaddikte van 0,8 mm en met een maaswijdte van 10 mm (volièregaas).
De onder B genoemde platen worden bedekt met draadvlechtwerk van gegolfd staaldraad met een diameter van 3,1 mm en met een maaswijdte van 30 mm.
Dit vlechtwerk wordt aan de aluminium U-profielen bevestigd.
Art. 3N16. Annexe B. - Exemple de matériaux et de construction.
Fibre minérale de 20 mm dépaisseur avec une résistance à l'écoulement d'air de 11 kNs/M4 et une densité de 25 kg/m3.
Pour des raisons de commodité, le dallage artificiel peut être constitué de panneaux assemblés.
Les bords coupés des panneaux d'aggloméré doivent être rendus non-absorbants et protégés contre l'humidité. Ceci peut être fait par l'application d'une couche de peinture plastique.
Les extrémités sont bordées d'un profilé en U en aluminium de 3 x 20 mm.
En général, ces panneaux assemblés sont de deux types :
A. panneaux non destinés à supporter une charge;
B. panneaux destinés à supporter la tondeuse à gazon et le personnel.
Des profilés en T en aluminium de 3 x 20 mm sont montés comme entretoises sur les panneaux d'assemblage visés sous B (voir figure 1).
Les panneaux ainsi préparés sont recouverts de la matière absorbante coupée à la bonne dimension.
Les panneaux visés sous A sont recouverts d'un treillis métallique d'une grosseur de fil de 0,8 mm et d'une largeur de maille de 10 mm (toile métallique pour volière).
Les panneaux visés sous B sont recouvertes d'un grillage en acier ondulé constitué de fils d'un diamètre de 3,1 mm et d'une largeur de maille de 30 mm.
Ces couvertures grillagées sont fixées aux profilés en U en aluminium.
Fibre minérale de 20 mm dépaisseur avec une résistance à l'écoulement d'air de 11 kNs/M4 et une densité de 25 kg/m3.
Pour des raisons de commodité, le dallage artificiel peut être constitué de panneaux assemblés.
Les bords coupés des panneaux d'aggloméré doivent être rendus non-absorbants et protégés contre l'humidité. Ceci peut être fait par l'application d'une couche de peinture plastique.
Les extrémités sont bordées d'un profilé en U en aluminium de 3 x 20 mm.
En général, ces panneaux assemblés sont de deux types :
A. panneaux non destinés à supporter une charge;
B. panneaux destinés à supporter la tondeuse à gazon et le personnel.
Des profilés en T en aluminium de 3 x 20 mm sont montés comme entretoises sur les panneaux d'assemblage visés sous B (voir figure 1).
Les panneaux ainsi préparés sont recouverts de la matière absorbante coupée à la bonne dimension.
Les panneaux visés sous A sont recouverts d'un treillis métallique d'une grosseur de fil de 0,8 mm et d'une largeur de maille de 10 mm (toile métallique pour volière).
Les panneaux visés sous B sont recouvertes d'un grillage en acier ondulé constitué de fils d'un diamètre de 3,1 mm et d'une largeur de maille de 30 mm.
Ces couvertures grillagées sont fixées aux profilés en U en aluminium.
Art. 3N16. Bijlage B. - Voorbeeld van materiaal en bouw.
Een laag minerale vezels met een dikte van 20 mm, een luchtweerstand van 11 kNs/M4 en een dichtheid van 25 kg/m3.
Gemakshalve mag de kunstmatige bevloering zijn samengesteld uit samengevoegde losse platen.
De afgesneden randen van spaanplaat moeten niet-absorberend zijn gemaakt en tegen vocht zijn beschermd. Dit kan worden bewerkstelligd door het aanbrengen van een laag plasticverf.
De buitenranden zijn voorzien van aluminium U-profielen van 3 x 20 mm.
De samengevoegde platen kunnen in het algemeen van tweeërlei aard zijn :
A. platen die onbelast blijven,
B. platen die belast worden met de maaimachine en het personeel.
Op de onder B genoemde platen worden aluminium tussenprofielen in T-vorm (3 x 20 mm) gemonteerd (zie figuur 1).
De klaargemaakte platen worden vervolgens met het op maat gesneden absorberende materiaal bedekt.
De onder A genoemde platen worden bedekt met een metalen draadvlechtwerk met een draaddikte van 0,8 mm en met een maaswijdte van 10 mm (volièregaas).
De onder B genoemde platen worden bedekt met draadvlechtwerk van gegolfd staaldraad met een diameter van 3,1 mm en met een maaswijdte van 30 mm.
Dit vlechtwerk wordt aan de aluminium U-profielen bevestigd.
Een laag minerale vezels met een dikte van 20 mm, een luchtweerstand van 11 kNs/M4 en een dichtheid van 25 kg/m3.
Gemakshalve mag de kunstmatige bevloering zijn samengesteld uit samengevoegde losse platen.
De afgesneden randen van spaanplaat moeten niet-absorberend zijn gemaakt en tegen vocht zijn beschermd. Dit kan worden bewerkstelligd door het aanbrengen van een laag plasticverf.
De buitenranden zijn voorzien van aluminium U-profielen van 3 x 20 mm.
De samengevoegde platen kunnen in het algemeen van tweeërlei aard zijn :
A. platen die onbelast blijven,
B. platen die belast worden met de maaimachine en het personeel.
Op de onder B genoemde platen worden aluminium tussenprofielen in T-vorm (3 x 20 mm) gemonteerd (zie figuur 1).
De klaargemaakte platen worden vervolgens met het op maat gesneden absorberende materiaal bedekt.
De onder A genoemde platen worden bedekt met een metalen draadvlechtwerk met een draaddikte van 0,8 mm en met een maaswijdte van 10 mm (volièregaas).
De onder B genoemde platen worden bedekt met draadvlechtwerk van gegolfd staaldraad met een diameter van 3,1 mm en met een maaswijdte van 30 mm.
Dit vlechtwerk wordt aan de aluminium U-profielen bevestigd.
Art. 3N16. Annexe B. - Exemple de matériaux et de construction.
Fibre minérale de 20 mm dépaisseur avec une résistance à l'écoulement d'air de 11 kNs/M4 et une densité de 25 kg/m3.
Pour des raisons de commodité, le dallage artificiel peut être constitué de panneaux assemblés.
Les bords coupés des panneaux d'aggloméré doivent être rendus non-absorbants et protégés contre l'humidité. Ceci peut être fait par l'application d'une couche de peinture plastique.
Les extrémités sont bordées d'un profilé en U en aluminium de 3 x 20 mm.
En général, ces panneaux assemblés sont de deux types :
A. panneaux non destinés à supporter une charge;
B. panneaux destinés à supporter la tondeuse à gazon et le personnel.
Des profilés en T en aluminium de 3 x 20 mm sont montés comme entretoises sur les panneaux d'assemblage visés sous B (voir figure 1).
Les panneaux ainsi préparés sont recouverts de la matière absorbante coupée à la bonne dimension.
Les panneaux visés sous A sont recouverts d'un treillis métallique d'une grosseur de fil de 0,8 mm et d'une largeur de maille de 10 mm (toile métallique pour volière).
Les panneaux visés sous B sont recouvertes d'un grillage en acier ondulé constitué de fils d'un diamètre de 3,1 mm et d'une largeur de maille de 30 mm.
Ces couvertures grillagées sont fixées aux profilés en U en aluminium.
Fibre minérale de 20 mm dépaisseur avec une résistance à l'écoulement d'air de 11 kNs/M4 et une densité de 25 kg/m3.
Pour des raisons de commodité, le dallage artificiel peut être constitué de panneaux assemblés.
Les bords coupés des panneaux d'aggloméré doivent être rendus non-absorbants et protégés contre l'humidité. Ceci peut être fait par l'application d'une couche de peinture plastique.
Les extrémités sont bordées d'un profilé en U en aluminium de 3 x 20 mm.
En général, ces panneaux assemblés sont de deux types :
A. panneaux non destinés à supporter une charge;
B. panneaux destinés à supporter la tondeuse à gazon et le personnel.
Des profilés en T en aluminium de 3 x 20 mm sont montés comme entretoises sur les panneaux d'assemblage visés sous B (voir figure 1).
Les panneaux ainsi préparés sont recouverts de la matière absorbante coupée à la bonne dimension.
Les panneaux visés sous A sont recouverts d'un treillis métallique d'une grosseur de fil de 0,8 mm et d'une largeur de maille de 10 mm (toile métallique pour volière).
Les panneaux visés sous B sont recouvertes d'un grillage en acier ondulé constitué de fils d'un diamètre de 3,1 mm et d'une largeur de maille de 30 mm.
Ces couvertures grillagées sont fixées aux profilés en U en aluminium.
Art. 4N16. BEPALING VAN DE TESTPANELEN.
Art. 4N16. DISPOSITION DES PANNEAUX D'ESSAI.
Art. N17. Bijlage XVII. - Methode voor de meting van het door gazonmaaimachines uitgestraalde luchtgeluid op de bedieningsplaats.
Art. N17. Annexe XVII. - Méthode de mesure du bruit aérien émis par les tondeuse à gazon au poste de conduite.
Art. N17. Bijlage XVII. - Methode voor de meting van het door gazonmaaimachines uitgestraalde luchtgeluid op de bedieningsplaats.
Art. N17. Annexe XVII. - Méthode de mesure du bruit aérien émis par les tondeuse à gazon au poste de conduite.
Art. N19. Bijlage XIX. - Methode voor de meting van het luchtgeluid dat door hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines wordt uitgestraald.
Art. N19. Annexe XIV. - Méthode de mesure des bruits aériens émis par les pelles hydrauliques, les pelles à câbles, les bouteurs, les chargeuses et les chargeuses-pelleteuses.
Art. N19. Bijlage XIX. - Methode voor de meting van het luchtgeluid dat door hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines wordt uitgestraald.
Art. N19. Annexe XIV. - Méthode de mesure des bruits aériens émis par les pelles hydrauliques, les pelles à câbles, les bouteurs, les chargeuses et les chargeuses-pelleteuses.
Art. N20. Bijlage XX. - Methode voor de meting onder dynamische proefvoorwaarden van het luchtgeluid dat door hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines wordt uitgestraald.
Art. N20. Annexe XX. - Méthode de mesure en conditions d'essais dynamiques des bruits aériens émis par les pelles hydrauliques, les pelles à câbles, les bouteurs, les chargeuses et les chargeuses-pelleteuses.
Art. N20. Bijlage XX. - Methode voor de meting onder dynamische proefvoorwaarden van het luchtgeluid dat door hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines wordt uitgestraald.
Art. N20. Annexe XX. - Méthode de mesure en conditions d'essais dynamiques des bruits aériens émis par les pelles hydrauliques, les pelles à câbles, les bouteurs, les chargeuses et les chargeuses-pelleteuses.
Art. N21. Bijlage XXI. - Methode voor de meting van het luchtgeluid dat door hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines wordt uitgestraald in de cabine.
Art. N21. Annexe XXI. - Méthode de mesure des bruits aériens émis par les pelles hydrauliques, les pelles à câbles, les bouteurs, les chargeurs et les chargeuses-pelleteuses aux postes de conduite.
Art. N21. Bijlage XXI. - Methode voor de meting van het luchtgeluid dat door hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines wordt uitgestraald in de cabine.
Art. N21. Annexe XXI. - Méthode de mesure des bruits aériens émis par les pelles hydrauliques, les pelles à câbles, les bouteurs, les chargeurs et les chargeuses-pelleteuses aux postes de conduite.
Art. N23. Bijlage XXIII. - Model voor de vermelding waarmee het geluidsvermogensniveau wordt aangegeven.
Art. N22. Annexe XXII. - Modèle de fiche de renseignements concernant un type d'engin de terrassement.
Art. N24. Bijlage XXIV. - Model voor de vermelding waarmee het geluidsdrukniveau op de bedieningsplaats wordt aangegeven.
Art. N24. Annexe XXIV. - Modèle de plaque portant mention du niveau de pression acoustique au poste de conduite.
Art. N24. Bijlage XXIV. - Model voor de vermelding waarmee het geluidsdrukniveau op de bedieningsplaats wordt aangegeven.
Art. N24. Annexe XXIV. - Modèle de plaque portant mention du niveau de pression acoustique au poste de conduite.
Art. 1N25. Model voor de vermelding waarmee het vermogensniveau wordt aangegeven.
Art. 1N25. Modèle de plaque portant mention du niveau de puissance acoustique.
Art. 2N25. Model voor de vermelding waarmee het geluidsdrukniveau op de bedieningsplaats wordt aangegeven.
Art. 2N25. Modèle de plaque portant mention du niveau de pression acoustique au poste de conduite.