Artikel 1. Voor de toepassing van artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit van 20 augustus 1986 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, artikel 14, § 1, van het koninklijk besluit van 16 november 1990 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen en artikel 14, § 1, van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, komen in aanmerking :
1° de activiteit zonder loon verricht voor zichzelf of voor bloed- of aanverwanten tot de tweede graad;
2° de activiteit zonder loon verricht voor een organisme of een feitelijke of rechtsvereniging, waarvan het niet winstgevend doel :
- ofwel van openbaar nut is;
- ofwel cultureel, sociaal of humanitair is;
- ofwel voldoet aan de collectieve behoeften aan dewelke anders niet zou voldaan worden.
De hulp als echtgenoot-helper in het kader van de zelfstandige activiteit van de andere echtgenoot, evenals de hulp in het kader van de zelfstandige activiteit van bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad wordt, voor de toepassing van het eerste lid, 1°, evenwel niet als een activiteit zonder loon beschouwd.
De vereniging of het organisme bedoeld in het eerste lid, 2°, moeten voorafgaandelijk laten onderzoeken door de directeur van het Werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening bevoegd voor het ambtsgebied waar zij gevestigd zijn, of zij voldoen aan de bovenvermelde voorwaarden. De directeur betekent zijn beslissing binnen de drie maanden die volgen op de dag van de ontvangst van de aanvraag.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
23 DECEMBER 1992. - Ministerieel besluit houdende niet bezoldigde activiteiten zonder loon en beroepsbezigheden toegestaan aan bruggepensioneerden.
Titre
23 DECEMBRE 1992. - Arrêté ministériel portant activités non-rémunérées et activités professionnelles autorisées aux prépensionnés.
Informations sur le document
Numac: 1993013045
Datum: 1992-12-23
Info du document
Numac: 1993013045
Date: 1992-12-23
Tekst (6)
Texte (6)
Article 1. Pour l'application de l'article 12, § 1er, de l'arrêté royal du 20 août 1986 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle, de l'article 14, § 1er, de l'arrêté royal du 16 novembre 1990 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle et de l'article 14, § 1er, de l'arrêté royal du 7 décembre 1992 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle, sont prises en considération :
1° l'activité non rémunérée effectuée pour son propre compte ou pour des parents ou alliés jusqu'au deuxième degré;
2° l'activité non rémunérée effectuée pour un organisme ou une association de fait ou de droit, dont le but non lucratif est :
- soit d'utilité publique;
- soit culturel, social ou humanitaire;
- soit de satisfaire des besoins collectifs qui autrement n'auraient pas été remplis.
Toutefois, pour l'application de l'alinéa 1er, 1°, l'aide comme conjoint-aidant dans le cadre d'une activité indépendante de l'autre conjoint, ainsi que l'aide dans le cadre d'une activité indépendante des parents ou alliés jusqu'au deuxième degré n'est pas considérée comme une activité non rémunérée.
L'association ou l'organisme visé à l'alinéa 1er, 2°, doivent préalablement faire examiner par le directeur du Bureau de Chômage de l'Office national de l'emploi compétent pour le ressort où ils sont situés, s'ils remplissent les conditions visées ci-dessus. Le directeur notifie sa décision dans les trois mois qui suivent le jour de la réception de la demande.
1° l'activité non rémunérée effectuée pour son propre compte ou pour des parents ou alliés jusqu'au deuxième degré;
2° l'activité non rémunérée effectuée pour un organisme ou une association de fait ou de droit, dont le but non lucratif est :
- soit d'utilité publique;
- soit culturel, social ou humanitaire;
- soit de satisfaire des besoins collectifs qui autrement n'auraient pas été remplis.
Toutefois, pour l'application de l'alinéa 1er, 1°, l'aide comme conjoint-aidant dans le cadre d'une activité indépendante de l'autre conjoint, ainsi que l'aide dans le cadre d'une activité indépendante des parents ou alliés jusqu'au deuxième degré n'est pas considérée comme une activité non rémunérée.
L'association ou l'organisme visé à l'alinéa 1er, 2°, doivent préalablement faire examiner par le directeur du Bureau de Chômage de l'Office national de l'emploi compétent pour le ressort où ils sont situés, s'ils remplissent les conditions visées ci-dessus. Le directeur notifie sa décision dans les trois mois qui suivent le jour de la réception de la demande.
Art.2. § 1. Voor de toepassing van artikel 12, § 2, van het koninklijk besluit van 20 augustus 1986 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, artikel 14, § 2, van het koninklijk besluit van 16 november 1990 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen en artikel 14, § 2, van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, dient onder beroepsbezigheid te worden verstaan iedere bezigheid die, naargelang van het geval, een in artikel 23, § 1, 1°, 2° of 4° of in artikel 228, 2, 3° of 4° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, eoogd inkomen kan opleveren, zelfs indien ze door een tussenpersoon wordt uitgeoefend, en iedere gelijkaardige bezigheid uitgeoefend in een vreemd land of in dienst van een internationale of supra-nationale organisatie.
§ 2. - De op een brugpensioen gerechtigde mag, mits voorafgaande verklaring en onder de in deze paragraaf bepaalde voorwaarden :
1° een beroepsbezigheid uitoefenen die onder toepassing valt van de wetgeving op de arbeidsovereenkomsten, of van een soortgelijk wettelijk of reglementair statuut, voor zover het bruto beroepsinkomen per kalenderjaar de som van 276 586 F niet overschrijdt;
2° een beroepsbezigheid als zelfstandige of als helper uitoefenen die de onderwerping aan het koninklijk besluit nr. 38 tot gevolg heeft, of die wordt uitgeoefend in de hoedanigheid van echtgenoot-helper of van echtgenote-helpster, voor zover het beroepsinkomen uit deze bezigheid per kalenderjaar de som van 221 268 F niet overschrijdt.
Onder beroepsinkomen van de in het voorgaande lid beoogde activiteiten dient te worden verstaan het bruto beroepsinkomen, verminderd met de beroepsuitgaven of -lasten en, desgevallend, met de beroepsverliezen, dat weerhouden werd door het bestuur der directe belastingen voor de vaststelling van de aanslag betreffende het betrokken jaar. Indien de bezigheid als helper door de echtgenoot of door de echtgenote wordt uitgeoefend, dient het deel van het inkomen van de echtgenoot-uitbater in aanmerking genomen te worden dat aan de helper teogekend wordt overeenkomstig het Wetboek van de Inkomstenbelastingen. Het gedeelte van de beroepsinkomsten dat overeenkomstig artikel 87 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen aan de echtgenoot wordt toegekend, wordt bij de inkomsten van de exploitant gevoegd.
Onder beroepsinkomsten bedoeld in het voorgaande lid wordt evenwel niet begrepen het bedrag van de bijdragen betaald in toepassing van het koninklijk besluit nr. 38 of van de koninklijke besluiten houdende maatregelen betreffende de inkomstenmatiging opgelegd aan de zelfstandigen krachtens de wetten van 6 juli 1983 en 27 maart 1986 tot toekenning van bijzondere machten aan de Koning, vóór de effectieve ingangsdatum van het brugpensioen en terugbetaald aan de gerechtigde na voornoemde datum, noch het bedrag van de verwijlintresten toegekend aan de gerechtigde.
Indien de bezigheid als zelfstandige of als helper in het buitenland wordt uitgeoefend wordt rekening gehouden met het belastbaar beroepsinkomen uit deze bezigheid.
Indien de bezigheid als zelfstandige of als helper, omwille van de aard ervan of van bijzondere omstandigheden, gedurende één of meerdere periodes van een bepaald jaar wordt onderbroken, wordt ze verondersteld gedurende het beoogde jaar zonder onderbreking te zijn uitgeoefend.
Het beroepsinkomen van een kalenderjaar wordt steeds geacht éénvormig verdeeld te zijn over de maanden van werkelijke of vermoede bezigheid tijdens het betrokken jaar;
3° een beroepsbezigheid uitoefenen die bestaat in het scheppen van wetenschappelijke werken of het tot stand brengen van een artistieke schepping en die geen weerslag heeft op de arbeidsmarkt, voor zover hij geen handelaar is in de zin van het Wetboek van Koophandel;
4° iedere andere bezigheid, mandaat, ambt of post uitoefenen, voor zover het bruto-inkomen dat eruit voortvloeit, ongeacht de benaming ervan, per kalenderjaar de som van 276 586 F niet overschrijdt.
§ 3. De gelijktijdige of achtereenvolgende uitoefening van verscheidene hierboven beoogde beroepsbezigheden is toegelaten voor zover het toaal van het inkomen beoogd in § 2, 2°, en van 80 % van het inkomen beoogd in § 2, 1° en 4°, niet meer bedraagt dan de som van 221 268 F.
De in § 2 beoogde bedragen worden met de som van 138 293 F verhoogd wanneer de gerechtigde, die een in § 2, 1° of 4° beoogde bezigheid uitoefent, de hoofdzakelijke last heeft van ten minste één kind. Wanneer die gerechtigde een in § 2, 2°, of een in het eerste lid beoogde bezigheid uitoefent, worden de in § 2, 2°, en de in het eerste lid beoogde bijdragen verhoogd met de som van 110 634 F. Voor de toepassing van dit lid moet op 1 januari van het beschouwde jaar aan de vermelde voorwaarde worden voldaan.
Wanneer het brugpensioen niet voor een volledig kalenderjaar is toegekend, worden de in § 2 en de in deze paragraaf beoogde bedragen vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer 12 is en de teller gelijk aan het aantal maanden die door het recht op het brugpensioen zijn gedekt.
§ 4. Indien het beroepsinkomen, naargelang van het geval, de in §§ 2 en 3 vastgestelde bedragen overschrijdt :
1° wordt de betaling van de werkloosheidsuitkeringen voor het betrokken kalenderjaar volledig geschorst indien die bedragen met tenminste 15 % worden overschreden;
2° wordt de betaling van de werkloosheidsuitkeringen, indien die bedragen met minder dan 15 % worden overschreden, voor het betrokken kalenderjaar geschorst naar rata van een percentage van het bedrag van de werkloosheidsuitkeringen dat gelijk is aan het percentage waarmee de in §§ 2 en 3 beoogde bedragen worden overschreden.
Voor de toepassing van het voorgaande lid, wordt het percentage van de overschrijding, in voorkomend geval, berekend tot op één honderdste. Het aldus bekomen percentage wordt voor de berekening van het bedrag van de vermindering van de werkloosheidsuitkeringen tot de naasthogere eenheid afgerond wanneer de eerste decimaal ten minste vijf is; in het tegenovergestelde geval wordt de decimaal verwaarloosd.
§ 5. De in dit artikel vermelde bedragen worden telkens automatisch aangepast aan de bedragen die jaarlijks in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen voorzien in artikel 64, § 5, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.
§ 2. - De op een brugpensioen gerechtigde mag, mits voorafgaande verklaring en onder de in deze paragraaf bepaalde voorwaarden :
1° een beroepsbezigheid uitoefenen die onder toepassing valt van de wetgeving op de arbeidsovereenkomsten, of van een soortgelijk wettelijk of reglementair statuut, voor zover het bruto beroepsinkomen per kalenderjaar de som van 276 586 F niet overschrijdt;
2° een beroepsbezigheid als zelfstandige of als helper uitoefenen die de onderwerping aan het koninklijk besluit nr. 38 tot gevolg heeft, of die wordt uitgeoefend in de hoedanigheid van echtgenoot-helper of van echtgenote-helpster, voor zover het beroepsinkomen uit deze bezigheid per kalenderjaar de som van 221 268 F niet overschrijdt.
Onder beroepsinkomen van de in het voorgaande lid beoogde activiteiten dient te worden verstaan het bruto beroepsinkomen, verminderd met de beroepsuitgaven of -lasten en, desgevallend, met de beroepsverliezen, dat weerhouden werd door het bestuur der directe belastingen voor de vaststelling van de aanslag betreffende het betrokken jaar. Indien de bezigheid als helper door de echtgenoot of door de echtgenote wordt uitgeoefend, dient het deel van het inkomen van de echtgenoot-uitbater in aanmerking genomen te worden dat aan de helper teogekend wordt overeenkomstig het Wetboek van de Inkomstenbelastingen. Het gedeelte van de beroepsinkomsten dat overeenkomstig artikel 87 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen aan de echtgenoot wordt toegekend, wordt bij de inkomsten van de exploitant gevoegd.
Onder beroepsinkomsten bedoeld in het voorgaande lid wordt evenwel niet begrepen het bedrag van de bijdragen betaald in toepassing van het koninklijk besluit nr. 38 of van de koninklijke besluiten houdende maatregelen betreffende de inkomstenmatiging opgelegd aan de zelfstandigen krachtens de wetten van 6 juli 1983 en 27 maart 1986 tot toekenning van bijzondere machten aan de Koning, vóór de effectieve ingangsdatum van het brugpensioen en terugbetaald aan de gerechtigde na voornoemde datum, noch het bedrag van de verwijlintresten toegekend aan de gerechtigde.
Indien de bezigheid als zelfstandige of als helper in het buitenland wordt uitgeoefend wordt rekening gehouden met het belastbaar beroepsinkomen uit deze bezigheid.
Indien de bezigheid als zelfstandige of als helper, omwille van de aard ervan of van bijzondere omstandigheden, gedurende één of meerdere periodes van een bepaald jaar wordt onderbroken, wordt ze verondersteld gedurende het beoogde jaar zonder onderbreking te zijn uitgeoefend.
Het beroepsinkomen van een kalenderjaar wordt steeds geacht éénvormig verdeeld te zijn over de maanden van werkelijke of vermoede bezigheid tijdens het betrokken jaar;
3° een beroepsbezigheid uitoefenen die bestaat in het scheppen van wetenschappelijke werken of het tot stand brengen van een artistieke schepping en die geen weerslag heeft op de arbeidsmarkt, voor zover hij geen handelaar is in de zin van het Wetboek van Koophandel;
4° iedere andere bezigheid, mandaat, ambt of post uitoefenen, voor zover het bruto-inkomen dat eruit voortvloeit, ongeacht de benaming ervan, per kalenderjaar de som van 276 586 F niet overschrijdt.
§ 3. De gelijktijdige of achtereenvolgende uitoefening van verscheidene hierboven beoogde beroepsbezigheden is toegelaten voor zover het toaal van het inkomen beoogd in § 2, 2°, en van 80 % van het inkomen beoogd in § 2, 1° en 4°, niet meer bedraagt dan de som van 221 268 F.
De in § 2 beoogde bedragen worden met de som van 138 293 F verhoogd wanneer de gerechtigde, die een in § 2, 1° of 4° beoogde bezigheid uitoefent, de hoofdzakelijke last heeft van ten minste één kind. Wanneer die gerechtigde een in § 2, 2°, of een in het eerste lid beoogde bezigheid uitoefent, worden de in § 2, 2°, en de in het eerste lid beoogde bijdragen verhoogd met de som van 110 634 F. Voor de toepassing van dit lid moet op 1 januari van het beschouwde jaar aan de vermelde voorwaarde worden voldaan.
Wanneer het brugpensioen niet voor een volledig kalenderjaar is toegekend, worden de in § 2 en de in deze paragraaf beoogde bedragen vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer 12 is en de teller gelijk aan het aantal maanden die door het recht op het brugpensioen zijn gedekt.
§ 4. Indien het beroepsinkomen, naargelang van het geval, de in §§ 2 en 3 vastgestelde bedragen overschrijdt :
1° wordt de betaling van de werkloosheidsuitkeringen voor het betrokken kalenderjaar volledig geschorst indien die bedragen met tenminste 15 % worden overschreden;
2° wordt de betaling van de werkloosheidsuitkeringen, indien die bedragen met minder dan 15 % worden overschreden, voor het betrokken kalenderjaar geschorst naar rata van een percentage van het bedrag van de werkloosheidsuitkeringen dat gelijk is aan het percentage waarmee de in §§ 2 en 3 beoogde bedragen worden overschreden.
Voor de toepassing van het voorgaande lid, wordt het percentage van de overschrijding, in voorkomend geval, berekend tot op één honderdste. Het aldus bekomen percentage wordt voor de berekening van het bedrag van de vermindering van de werkloosheidsuitkeringen tot de naasthogere eenheid afgerond wanneer de eerste decimaal ten minste vijf is; in het tegenovergestelde geval wordt de decimaal verwaarloosd.
§ 5. De in dit artikel vermelde bedragen worden telkens automatisch aangepast aan de bedragen die jaarlijks in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen voorzien in artikel 64, § 5, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.
Art.2. § 1. Pour l'application de l'article 12, § 2, de l'arrêté royal du 20 août 1986 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle, de l'article 14, § 2, de l'arrêté royal du 16 novembre 1990 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle et de l'article 14, § 2, de l'arrêté royal du 7 décembre 1992 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle, il faut entendre par activité professionnelle toute activité susceptible de produire des revenus visés, suivant le cas, à l'article 23, § 1er, 1°, 2° ou 4° ou à l'article 228, § 2, 3° ou 4° du Code des impôts sur les revenus, même si elle est exercée par une personne interposée, et toute activité analogue exercée dans un pays étranger ou au service d'une organisation internationale ou supranationale.
§ 2. - Le bénéficiaire d'une prépension est autorisé, moyennant une déclaration préalable et aux conditions fixées au présent paragraphe :
1° à exercer une activité professionnelle régie par la législation relative aux contrats de travail, ou par un statut légal ou réglementaire analogue, pour autant que le revenu professionnel brut ne dépasse pas 276 586 F par année civile;
2° à exercer une activité professionnelle comme travailleur indépendant ou comme aidant qui entraîne l'assujettissement à l'arrêté royal n° 38 ou qui est exercée en qualité d'époux aidant ou d'épouse aidante, pour autant que les revenus professionnels, produits par cette activité ne dépassent pas 221 268 F par année civile.
Par revenus professionnels des activités visées à l'alinéa précédent, il y a lieu d'entendre les revenus professionnels bruts, diminués des dépenses ou charges professionnelles et, le cas échéant, des pertes professionnelles, retenus par l'administration des contributions directes pour l'établissement de l'impôt relatif à l'année concernée. Si l'activité d'aidant est exercée par l'époux ou par l'épouse, il y a lieu de prendre en considération la part des revenus du conjoint exploitant qui est attribuée à l'aidant conformément au code des Impôts sur les revenus. La quote-part des revenus professionnels attribuée au conjoint conformément à l'article 87 du Code des Impôts sur les revenus est ajoutée aux revenus de l'exploitant.
Dans les revenus professionnels visés à l'alinéa précédent, ne sont toutefois compris ni le montant des cotisations payées en application de l'arrêté royal n° 38 ou des arrêtés royaux portant des mesures relatives à la modération des revenus, imposés aux travailleurs indépendants en vertu des lois des 6 juillet 1983 et 27 mars 1986 accordant certains pouvoirs spéciaux au Roi, avant la prise de cours effective de la prépension et remboursées au bénéficiaire après celle-ci, ni le montant des intérêts moratoires acquis au bénéficiaire.
Si l'activité en qualité de travailleur indépendant ou aidant est exercée à l'étranger, il est tenu compte du revenu professionnel imposable produit par cette activité.
Si l'activité comme travailleur indépendant ou comme aidant est, en raison de sa nature ou de circonstances particulières, interrompue durant une ou plusieurs périodes d'une année déterminée, elle est présumée avoir été exercée sans interruption durant l'année envisagée.les revenus professionnels d'une année civile sont toujours censés être répartis uniformément sur les mois d'activité réelle ou présumée de l'année de cause;
3° à exercer une activité consistant en la création d'oeuvre scientifiques ou en la réalisation d'une création artistique, n'ayant pas de répercussion sur le marché du travail pour autant qu'il n'ait pas la qualité de commerçant au sens du Code de Commerce.
4° à exercer toute autre activité, mandat, charge ou office, pour autant que les revenus bruts qui en découlent, quelle que soit leur dénomination, ne dépassent pas 276 586 F par année civile.
§ 3. L'exercice simultané ou successif de différentes activités professionnelles susvisées, est autorisé pour autant que le total des revenus visés au § 2, 2°, et de 80 % du revenu visé au § 1, 1° et 4°, ne dépasse pas 221 268 F.Les montants visés au § 2 sont majorés de 138 293 F lorsque le bénéficiaire, qui exerce une activité visée au § 2, 1° ou 4°, a la charge principale d'au moins un enfant. Lorsque ce bénéficiaire exerce une activité visée au § 2, 2°, ou à l'alinéa 1er, les montants visés au § 2, 2°, et à l'alinéa 1er sont majorés de 110 634 F. Pour l'application du présent alinéa, la condition précitée doit être remplie au 1er janvier de l'année concernée.
Lorsque la prépension n'est pas accordée pour toute une année civile, les montants visés au § 2 et au présent paragraphe sont multipliés par une fraction dont le dénominateur est 12 et le numérateur égal au nombre de mois couverts par le droit à la prépension.
§ 4. Si les revenus professionnels dépassent, selon le cas, les montants fixés aux §§ 2 et 3 :
1° le paiement des allocations de chômage pour l'année civile concernée, est suspendu intégralement si ces montants sont dépassés de 15 % au moins;
2° si ces montants dépassés de moins de 15 %, le paiement est, pour l'année civile concernée, suspendu à concurrence d'un pourcentage du montant des allocations de chômage égal au pourcentage de dépassement, par rapport aux montants visés aux §§ 2 et 3.
Pour l'application de l'alinéa précédent, le pourcentage de dépassement est calculé, le cas échéant, au centième près. Pour le calcul du montant de la réduction des allocations de chômage le pourcentage prévu ci-dessus est arrondi à l'unité supérieure si la première décimale atteint au moins cinq; dans le cas contraire, la décimale est négligée.
§ 5. Les montants mentionnés dans le présent article sont chaque fois automatiquement adaptés aux montants qui sont annuellement publiés au Moniteur belge selon les dispositions prévues à l'article 64, § 5, de l'arrêté royal du 21 décembre 1967 portant règlement général du régime de pension de retraite et de survie des travailleurs salariés.
§ 2. - Le bénéficiaire d'une prépension est autorisé, moyennant une déclaration préalable et aux conditions fixées au présent paragraphe :
1° à exercer une activité professionnelle régie par la législation relative aux contrats de travail, ou par un statut légal ou réglementaire analogue, pour autant que le revenu professionnel brut ne dépasse pas 276 586 F par année civile;
2° à exercer une activité professionnelle comme travailleur indépendant ou comme aidant qui entraîne l'assujettissement à l'arrêté royal n° 38 ou qui est exercée en qualité d'époux aidant ou d'épouse aidante, pour autant que les revenus professionnels, produits par cette activité ne dépassent pas 221 268 F par année civile.
Par revenus professionnels des activités visées à l'alinéa précédent, il y a lieu d'entendre les revenus professionnels bruts, diminués des dépenses ou charges professionnelles et, le cas échéant, des pertes professionnelles, retenus par l'administration des contributions directes pour l'établissement de l'impôt relatif à l'année concernée. Si l'activité d'aidant est exercée par l'époux ou par l'épouse, il y a lieu de prendre en considération la part des revenus du conjoint exploitant qui est attribuée à l'aidant conformément au code des Impôts sur les revenus. La quote-part des revenus professionnels attribuée au conjoint conformément à l'article 87 du Code des Impôts sur les revenus est ajoutée aux revenus de l'exploitant.
Dans les revenus professionnels visés à l'alinéa précédent, ne sont toutefois compris ni le montant des cotisations payées en application de l'arrêté royal n° 38 ou des arrêtés royaux portant des mesures relatives à la modération des revenus, imposés aux travailleurs indépendants en vertu des lois des 6 juillet 1983 et 27 mars 1986 accordant certains pouvoirs spéciaux au Roi, avant la prise de cours effective de la prépension et remboursées au bénéficiaire après celle-ci, ni le montant des intérêts moratoires acquis au bénéficiaire.
Si l'activité en qualité de travailleur indépendant ou aidant est exercée à l'étranger, il est tenu compte du revenu professionnel imposable produit par cette activité.
Si l'activité comme travailleur indépendant ou comme aidant est, en raison de sa nature ou de circonstances particulières, interrompue durant une ou plusieurs périodes d'une année déterminée, elle est présumée avoir été exercée sans interruption durant l'année envisagée.les revenus professionnels d'une année civile sont toujours censés être répartis uniformément sur les mois d'activité réelle ou présumée de l'année de cause;
3° à exercer une activité consistant en la création d'oeuvre scientifiques ou en la réalisation d'une création artistique, n'ayant pas de répercussion sur le marché du travail pour autant qu'il n'ait pas la qualité de commerçant au sens du Code de Commerce.
4° à exercer toute autre activité, mandat, charge ou office, pour autant que les revenus bruts qui en découlent, quelle que soit leur dénomination, ne dépassent pas 276 586 F par année civile.
§ 3. L'exercice simultané ou successif de différentes activités professionnelles susvisées, est autorisé pour autant que le total des revenus visés au § 2, 2°, et de 80 % du revenu visé au § 1, 1° et 4°, ne dépasse pas 221 268 F.Les montants visés au § 2 sont majorés de 138 293 F lorsque le bénéficiaire, qui exerce une activité visée au § 2, 1° ou 4°, a la charge principale d'au moins un enfant. Lorsque ce bénéficiaire exerce une activité visée au § 2, 2°, ou à l'alinéa 1er, les montants visés au § 2, 2°, et à l'alinéa 1er sont majorés de 110 634 F. Pour l'application du présent alinéa, la condition précitée doit être remplie au 1er janvier de l'année concernée.
Lorsque la prépension n'est pas accordée pour toute une année civile, les montants visés au § 2 et au présent paragraphe sont multipliés par une fraction dont le dénominateur est 12 et le numérateur égal au nombre de mois couverts par le droit à la prépension.
§ 4. Si les revenus professionnels dépassent, selon le cas, les montants fixés aux §§ 2 et 3 :
1° le paiement des allocations de chômage pour l'année civile concernée, est suspendu intégralement si ces montants sont dépassés de 15 % au moins;
2° si ces montants dépassés de moins de 15 %, le paiement est, pour l'année civile concernée, suspendu à concurrence d'un pourcentage du montant des allocations de chômage égal au pourcentage de dépassement, par rapport aux montants visés aux §§ 2 et 3.
Pour l'application de l'alinéa précédent, le pourcentage de dépassement est calculé, le cas échéant, au centième près. Pour le calcul du montant de la réduction des allocations de chômage le pourcentage prévu ci-dessus est arrondi à l'unité supérieure si la première décimale atteint au moins cinq; dans le cas contraire, la décimale est négligée.
§ 5. Les montants mentionnés dans le présent article sont chaque fois automatiquement adaptés aux montants qui sont annuellement publiés au Moniteur belge selon les dispositions prévues à l'article 64, § 5, de l'arrêté royal du 21 décembre 1967 portant règlement général du régime de pension de retraite et de survie des travailleurs salariés.
Art.3. § 1. De voorafgaande verklaring van de uitoefening van de beroepsbezigheden, voorzien in artikel 2, § 2, van dit besluit, moet door de bruggepensioneerde gedaan worden bij zijn uitbetalingsinstelling voor werkloosheidsuitkeringen door middel van de wijzigingsaangifte C 8, bedoeld in artikel 90, vierde lid, van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering.
§ 2. De in § 1 beoogde verklaring moet vóór de aanvang van de bezigheid geschieden. Zij wordt eveneens als voorafgaandelijk beschouwd wanneer zij ingediend wordt binnen de 30 dagen volgend op de aanvang van de bezigheid.
§ 3. In geval van gebrek aan voorafgaandelijke aangifte van de beroepsbezigheden, evenals in geval van onjuiste, onvolledige of niet-tijdige aangifte zijn de artikelen 153 en volgende van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering van toepassing.
De bevoegde directeur van het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening past de procedure en de bepalingen toe voorzien in geval van de toepassing van een administratieve sanctie in de zin van voormeld artikel 153.
§ 2. De in § 1 beoogde verklaring moet vóór de aanvang van de bezigheid geschieden. Zij wordt eveneens als voorafgaandelijk beschouwd wanneer zij ingediend wordt binnen de 30 dagen volgend op de aanvang van de bezigheid.
§ 3. In geval van gebrek aan voorafgaandelijke aangifte van de beroepsbezigheden, evenals in geval van onjuiste, onvolledige of niet-tijdige aangifte zijn de artikelen 153 en volgende van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering van toepassing.
De bevoegde directeur van het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening past de procedure en de bepalingen toe voorzien in geval van de toepassing van een administratieve sanctie in de zin van voormeld artikel 153.
Art.3. § 1. La déclaration préalable d'exercice des activités professionnelles prévue à l'article 2, § 2, du présent arrêté, doit être faite par le prépensionné auprès de son organisme de paiement des allocations de chômage au moyen de la déclaration de modification C 8, visée à l'article 90, alinéa 4 de l'arrêté ministériel du 26 novembre 1991 portant les modalités d'application de la réglementation du chômage.
§ 2. La déclaration visée au § 1er, doit être faite avant le début de l'activité en cette qualité. Elle est considérée comme préalable lorsqu'elle est effectuée dans les 30 jours suivant le début de l'activité.
§ 3. Dans les cas de défaut de déclaration préalable des activités professionnelles, de déclaration inexacte, incomplète ou tardive les articles 153 et suivants de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation de chômage sont d'application.
Le directeur compétent du bureau de chômage de l'Office national de l'Emploi applique la procédure et les dispositions prévues en cas d'application d'une sanction administrative au sens de l'article 153 précité.
§ 2. La déclaration visée au § 1er, doit être faite avant le début de l'activité en cette qualité. Elle est considérée comme préalable lorsqu'elle est effectuée dans les 30 jours suivant le début de l'activité.
§ 3. Dans les cas de défaut de déclaration préalable des activités professionnelles, de déclaration inexacte, incomplète ou tardive les articles 153 et suivants de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation de chômage sont d'application.
Le directeur compétent du bureau de chômage de l'Office national de l'Emploi applique la procédure et les dispositions prévues en cas d'application d'une sanction administrative au sens de l'article 153 précité.
Art.4. Voor de toepassing van de bepalingen van artikel 2, § 2, 4°, van dit besluit op de politieke mandaten, de mandaten bij een openbare instelling, een instelling van openbaar nut of een vereniging van gemeenten, de mandaten van voorzitter of van lid van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn :
a) wordt zonder verklaring toegelaten, de uitoefening van een dergelijk mandaat tot op de dag dat het verstrijkt, voor zover het vóór de ingangsdatum van het brugpensioen is ingegaan;
b) wordt met toepassing van de regeling uitgewerkt in artikel 2, § 4, van dit besluit en mits voorafgaande verklaring zoals bedoeld in artikel 3 van dit besluit toegelaten, de uitoefening van een dergelijk mandaat dat na de ingangsdatum van het brugpensioen is ingegaan of hernieuwd werd. Artikel 130, § 2, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering is echter van toepassing wanneer deze berekeningswijze voor de bruggepensioneerde voordeliger is.
a) wordt zonder verklaring toegelaten, de uitoefening van een dergelijk mandaat tot op de dag dat het verstrijkt, voor zover het vóór de ingangsdatum van het brugpensioen is ingegaan;
b) wordt met toepassing van de regeling uitgewerkt in artikel 2, § 4, van dit besluit en mits voorafgaande verklaring zoals bedoeld in artikel 3 van dit besluit toegelaten, de uitoefening van een dergelijk mandaat dat na de ingangsdatum van het brugpensioen is ingegaan of hernieuwd werd. Artikel 130, § 2, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering is echter van toepassing wanneer deze berekeningswijze voor de bruggepensioneerde voordeliger is.
Art.4. Pour l'application des dispositions de l'article 2, § 2, 4°, du présent arrêté, aux mandats politiques, aux mandats auprès d'un établissement public, d'une institution d'utilité publique ou d'une association de communes, aux mandats de président ou de membre d'un centre public d'aide sociale :
a) est autorisé sans déclaration, l'exercice jusqu'à son terme d'un tel mandat, pour autant qu'il ait pris cours avant la date de prise de cours de la prépension;
b) est autorisé en application de la règle prévue dans l'article 2, § 4, du présent arrêté et moyennant la déclaration préalable visée à l'article 3 du présent arrêté, l'exercice d'un tel mandat qui a débuté ou a fait l'objet d'un renouvellement postérieurement à la date de prise de cours de la prépension. Toutefois l'article 130, § 2 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage est appliqué, si cette manière de calculer est plus favorable pour le prépensionné.
a) est autorisé sans déclaration, l'exercice jusqu'à son terme d'un tel mandat, pour autant qu'il ait pris cours avant la date de prise de cours de la prépension;
b) est autorisé en application de la règle prévue dans l'article 2, § 4, du présent arrêté et moyennant la déclaration préalable visée à l'article 3 du présent arrêté, l'exercice d'un tel mandat qui a débuté ou a fait l'objet d'un renouvellement postérieurement à la date de prise de cours de la prépension. Toutefois l'article 130, § 2 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage est appliqué, si cette manière de calculer est plus favorable pour le prépensionné.
Art.5. Opgeheven worden :
1° het ministerieel besluit van 9 februari 1988 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 20 augustus 1986 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen;
2° het ministerieel besluit van 20 januari 1992 tot uitvoering van artikel 14 van het koninklijk besluit van 16 november 1990 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen.
1° het ministerieel besluit van 9 februari 1988 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 20 augustus 1986 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen;
2° het ministerieel besluit van 20 januari 1992 tot uitvoering van artikel 14 van het koninklijk besluit van 16 november 1990 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen.
Art.5. Sont abrogés :
1° l'arrêté ministériel du 9 février 1988 d'exécution de l'arrêté royal du 20 août 1986 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle;
2° l'arrêté ministériel du 20 janvier 1992 d'exécution de l'article 14 de l'arrêté royal du 16 novembre 1990 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle.
1° l'arrêté ministériel du 9 février 1988 d'exécution de l'arrêté royal du 20 août 1986 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle;
2° l'arrêté ministériel du 20 janvier 1992 d'exécution de l'article 14 de l'arrêté royal du 16 novembre 1990 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle.
Art. 6. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1993.
Art. 6. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er janvier 1993.