Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
27 AUGUSTUS 1993. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 23 juli 1993 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling van jongeren in het raam van het jongerenbanenplan. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-09-1993 en tekstbijwerking tot 31-07-1998)
Titre
27 AOUT 1993. - Arrêté royal portant exécution de la loi du 23 juillet 1993 portant des mesures de promotion de l'emploi des jeunes dans le cadre du plan d'embauche des jeunes. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 08-09-1993 et mise à jour au 31-07-1998)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (9)
Texte (9)
Artikel 1. De volgende categorieën jongeren die op het ogenblik van de indienstneming de leeftijd van 26 jaar niet bereikt hebben, worden gelijkgesteld met de jongeren bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, van de wet van 23 juli 1993 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling van jongeren in het raam van het jongerenbanenplan :
  1° de jongere die als werkzoekende is ingeschreven bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, die wachtuitkeringen voor alle dagen van de week geniet (voorzover hij gedurende de 6 maanden die aan de indienstneming of aan de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis voorafgaan) ten hoogste (twee maanden) onderworpen is geweest aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; <KB 1993-11-03/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1993-11-01> <KB 1993-11-30/30, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-11-1993>
  2° de jongere die sedert ten minste zes maanden als werkzoekende is ingeschreven bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, die werkloosheids- of wachtuitkeringen geniet voor alle dagen van de week (gedurende de 6 maanden die aan de indienstneming of aan de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis voorafgaan) en waarbij de volgende periodes gelijkgesteld worden met de periode van inschrijving als werkzoekende en met de periode waarin deze jongere uitkeringsgerechtigd was : <KB 1993-11-03/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1993-11-01>
  - de korte niet vergoede periodes (met een globaal maximum van twee maanden) zonder rekening te houden met de administratieve sancties of uitsluitingen op basis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; (de periodes tijdens dewelke de jongere in toepassing van het voormeld besluit van 25 november 1991 een inkomensgarantieuitkering of uitkeringen voor de uren van gewoonlijke inactiviteit ontving, worden met een niet vergoede periode gelijkgesteld.) <KB 1993-11-03/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1993-08-01> <KB 1993-11-30/30, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-11-1993>
  - de periodes die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van de wets- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit;
  - de periodes van gevangenzetting;
  - de periodes van verblijf in de Duitse Bondsrepubliek van een werknemer die samenwoont met een Belg die werkzaam is in het kader van de stationering van de Belgische Strijdkrachten;
  - de periodes van aanwezigheid onder de wapens, wegens oproeping of wederoproeping, de dienst als gewetenbezwaarde;
  - de periodes van werkloosheid gedekt door vakantiegeld.
  (3° de jongere die op het ogenblik van de indienstneming of van de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis, deeltijds onderwijs volgt in het kader van de deeltijdse leerplicht;
  4° de jongere die op het ogenblik van de indienstneming of van de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis, overbruggingsuitkeringen voor alle dagen van de week geniet;
  5° de jongere die op het ogenblik van de indienstneming of van de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis, de leeftijd van 26 jaar verhoogd met het aantal maanden aanwezigheid onder de wapens, wegens oproeping of wederoproeping, of burgerdienst als gewetensbezwaarde niet heeft bereikt en die voldoet aan de voorwaarden bepaald bij of krachtens de voornoemde wet van 23 juli 1993, met uitzondering van deze betreffende de leeftijd.) <KB 1994-02-10/32, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
  (Voor de toepassing van het eerste lid wordt een tewerkstelling als uitzendkracht bij een gebruiker, in geval van latere indienstneming door deze gebruiker, beschouwd als een werkloosheidsperiode.) <KB 1994-02-10/32, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-08-1993>
Article 1. Les catégories suivantes de jeunes qui, au moment de l'engagement n'ont pas atteint l'âge de 26 ans sont assimilées aux jeunes visés à l'article 2, § 1er, alinéa 1er, de la loi du 23 juillet 1993 portant des mesures de promotion de l'emploi des jeunes dans le cadre du plan d'embauche des jeunes :
  1° le jeune qui est inscrit comme demandeur d'emploi auprès d'un service régional de l'emploi, qui percoit des allocations d'attente pour tous les jours de la semaine, (pour autant que pendant les 6 mois qui précèdent l'engagement ou la délivrance de la carte d'embauche des jeunes visée à l'article 3bis, il ait été) assujetti au maximum (pendant deux mois) à la loi du 27 juin 1969 revisant l'arrêté-loi du 26 décembre 1944, concernant la sécurité sociale des travailleurs; <AR 1993-11-03/30, art. 1, 002; En vigueur : 1993-11-01> <AR 1993-11-30/30, art. 1, 003; En vigueur : 01-11-1993>
  2° le jeune qui est inscrit depuis au moins six mois comme demandeur d'emploi auprès d'un service régional de l'emploi, qui percoit des allocations de chômage ou d'attente pour tous les jours de la semaine (au cours des six mois précédant l'engagement ou la délivrance de la carte d'embauche des jeunes visée à l'article 3bis), et pour lequel les périodes suivantes sont assimilées à la période d'inscription comme demandeur d'emploi et à la période durant laquelle le jeune a été indemnisé : <AR 1993-11-03/30, art. 1, 002; En vigueur : 1993-11-01>
  - les courtes périodes non indemnisées totalisant (deux mois maximum) sans prise en considération des périodes de sanctions administratives ou d'exclusions sur base de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage; (les périodes pendant lesquelles le jeune a recu, en application de l'arrêté précité du 25 novembre 1991, une allocation de garantie de revenus ou des allocations pour les heures d'inactivité habituelle, sont assimilées à une période non indemnisée.) <AR 1993-11-03/30, art. 1, 002; En vigueur : 1993-08-01> <AR 1993-11-30/30, art. 1, 003; En vigueur : 01-11-1993>
  - des périodes qui ont donné lieu au paiement d'une indemnité par application des dispositions légales ou réglementaires concernant l'assurance obligatoire contre la maladie et l'invalidité;
  - des périodes d'emprisonnement;
  - des périodes de résidence en République fédérale d'Allemagne d'un travailleur qui cohabite avec un Belge occupé dans le cadre du stationnement des Forces belges;
  - des périodes d'appel sous les drapeaux, du service accompli en qualité d'objecteur de conscience;
  - des périodes de chômage couvertes par un pécule de vacances.
  (3° le jeune qui au moment de l'engagement ou de la délivrance de la carte d'embauche des jeunes visée à l'article 3bis, suit un enseignement à temps partiel dans le cadre de l'obligation scolaire à temps partiel;
  4° le jeune qui, au moment de l'engagement ou de la délivrance de la carte d'embauche des jeunes visées à l'article 3bis, bénéficie d'allocations de transition pour tous les jours de la semaine;
  5° le jeune qui, au moment de l'engagement ou de la délivrance de la carte des jeunes visée à l'article 3bis, n'a pas atteint l'âge de 26 ans, prolongé du nombre de mois pendant lequel il a été appelé ou rappelé sous les drapeaux ou a accompli un service civil en tant qu'objecteur de conscience et qui satisfait aux conditions fixées par ou en vertu de la loi du 23 juillet 1993 précitée, à l'exception de celle relative à l'âge.) <AR 1994-02-10/32, art. 1, 004; En vigueur : 01-01-1994>
  (Pour l'application du premier alinéa, l'occupation comme intérimaire chez un utilisateur, en cas d'engagement ultérieur par cet utilisateur, est considérée comme une période de chômage.) <AR 1994-02-10/32, art. 2, 004; En vigueur : 01-08-1993>
Art.2. De werkgevers van de openbare sector worden vrijgesteld van de werkgeversbijdragen bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, van voornoemde wet van 23 juli 1993 :
  De werkgevers aangesloten bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten worden bovendien vrijgesteld van de bijdragen bedoeld in de artikelen 18 en 18bis van het koninklijk besluit van 25 oktober 1985 tot uitvoering van hoofdstuk I, sectie 1 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen.
Art.2. Les employeurs du secteur public sont exonérés des cotisations patronales, visées à l'article 2, § 2, alinéa 1er, de la loi précitée du 23 juillet 1993.
  Les employeurs affiliées à l'Office national de sécurité sociale des administrations provinciales et locales sont exonérés en plus des cotisations visées aux articles 18 et 18bis de l'arrêté royal du 25 octobre 1985 portant exécution du chapitre Ier, section 1ère, de la loi du 1er août 1985 portant des dispositions sociales.
Art.3. De volgende categorieën van jongeren die op het ogenblik van de indienstneming de leeftijd van 26 jaar niet bereikt hebben, worden gelijkgesteld met de jongeren bedoeld in artikel 4, § 1, eerste lid van voornoemde wet van 23 juli 1993 :
  1° de jongere die als werkzoekende is ingeschreven bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, die sedert ten minste 3 maanden wachtuitkeringen voor alle dagen van de week geniet (voorzover hij gedurende de 9 maanden die aan de indienstneming of aan de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis voorafgaan) ten hoogste (twee maanden) onderworpen is geweest aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; <KB 1993-11-03/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 1993-11-01> <KB 1993-11-30/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-11-1993>
  2° de jongere die sedert ten minste 9 maanden als werkzoekende is ingeschreven bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, die werkloosheids- of wachtuitkeringen geniet voor alle dagen van de week (gedurende de 9 maanden die aan de indienstneming of aan de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis voorafgaan) en waarbij de volgende periodes gelijkgesteld worden met de periode van inschrijving als werkzoekende en met de periode waarin deze jongere uitkeringsgerechtigd was : <KB 1993-11-03/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 1993-11-01>
  - de korte niet vergoede periodes (met een globaal maximum van twee maanden) zonder rekening te houden met de administratieve sancties of uitsluitingen op basis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; (de periodes tijdens dewelke de jongere in toepassing van het voormeld besluit van 25 november 1991 een inkomensgarantieuitkering of uitkeringen voor de uren van gewoonlijke inactiviteit ontving, worden met een niet vergoede periode gelijkgesteld.) <KB 1993-11-03/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 1993-08-01> <KB 1993-11-30/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-11-1993>
  - de periodes die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van de wets- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit;
  - de periodes van gevangenzetting;
  - de periodes van verblijf in de Duitse Bondsrepubliek van een werknemer die samenwoont met een Belg die werkzaam is in het kader van de stationering van de Belgische Strijdkrachten;
  - de periodes van aanwezigheid onder de wapens, wegens oproeping of wederoproeping, de dienst als gewetensbezwaarde;
  - de periodes van werkloosheid gedekt door vakantiegeld.
  (3° de jongere die op het ogenblik van de indienstneming of van de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis, deeltijds onderwijs volgt in het kader van de deeltijdse leerplicht;
  4° de jongere die op het ogenblik van de indienstneming of van de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis, overbruggingsuitkeringen voor alle dagen van de week geniet;
  5° de jongere die op het ogenblik van de indienstneming of van de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis, de leeftijd van 26 jaar verhoogd met het aantal maanden aanwezigheid onder de wapens, wegens oproeping of wederoproeping, of burgerdienst als gewetensbezwaarde niet heeft bereikt en die voldoet aan de voorwaarden bepaald bij of krachtens de voornoemde wet van 23 juli 1993, met uitzondering van deze betreffende de leeftijd.) <KB 1994-02-10/32, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
  (Voor de toepassing van het eerste lid wordt een tewerkstelling als uitzendkracht bij een gebruiker, in geval van latere indienstneming door deze gebruiker, beschouwd als een werkloosheidsperiode.) <KB 1994-02-10/32, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-08-1993>
Art.3. Les catégories suivantes de jeunes qui, au moment de l'engagement n'ont pas atteint l'âge de 26 ans sont assimilées aux jeunes visés à l'article 4, § 1er, alinéa 1er, de la loi précitée du 23 juillet 1993 :
  1° le jeune qui est inscrit comme demandeur d'emploi auprès d'un service régional de l'emploi, qui percoit des allocations d'attente pour tous les jours de la semaine depuis 3 mois au mois (et pour autant que pendant les 9 mois qui précèdent l'engagement ou la délivrance de la carte d'embauche des jeunes visée à l'article 3bis, il ait été) assujetti au maximum (pendant deux mois) à la loi du 27 juin 1969 revisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944, concernant la sécurité sociale des travailleurs; <AR 1993-11-03/30, art. 2, 002; En vigueur : 1993-11-01> <AR 1993-11-30/30, art. 2, 003; En vigueur : 01-11-1993>
  2° le jeune qui est inscrit depuis au moins 9 mois comme demandeur d'emploi auprès d'un service régional de l'emploi, qui percoit des allocations de chômage ou d'attente pour tous les jours de la semaine (au cours des 9 mois précédant l'engagement ou la délivrance de la carte d'embauche des jeunes visée à l'article 3bis), et pour lequel les périodes suivantes sont assimilées à la période d'inscription comme demandeur d'emploi et à la période durant laquelle le jeune a été indemnisé : <AR 1993-11-03/30, art. 2, 002; En vigueur : 1993-11-01>
  - les courtes périodes non indemnisées (totalisant deux mois maximum) sans prise en considération des périodes de sanctions administratives ou d'exclusions sur base de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage; (les périodes pendant lesquelles le jeune a recu, en application de l'arrêté précité du 25 novembre 1991, une allocation de garantie de revenus ou des allocations pour les heures d'inactivité habituelle, sont assimilées à une période non indemnisée.) <AR 1993-11-03/30, art. 2, 002; En vigueur : 1993-08-01> <AR 1993-11-30/30, art. 2, 003; En vigueur : 01-11-1993>
  - des périodes qui ont donné lieu au paiement d'une indemnité par application des dispositions légales ou réglementaires concernant l'assurance obligatoire contre la maladie et l'invalidité;
  - des périodes d'emprisonnement;
  - des périodes de résidence en République fédérale d'Allemagne d'un travailleur qui cohabite avec un Belge occupé dans le cadre du stationnement des Forces belges;
  - des périodes d'appel ou de rappel sous les drapeaux, du service accompli en qualité d'objecteur de conscience;
  - des périodes de chômage couvertes par un pécule de vacances.
  (3° le jeune qui au moment de l'engagement ou de la délivrance de la carte d'embauche des jeunes visées à l'article 3bis, suit un enseignement à temps partiel dans le cadre de l'obligation scolaire à temps partiel;
  4° le jeune qui, au moment de l'engagement ou de la délivrance de la carte d'embauche des jeunes visée à l'article 3bis, bénéficie d'allocations de transition pour tous les jours de la semaine;
  5° le jeune qui, au moment de l'engagement ou de la délivrance de la carte des jeunes visées à l'article 3bis, n'a pas atteint l'âge de 26 ans, prolongé du nombre de mois pendant lequel il a été appelé ou rappelé sous les drapeaux ou a accompli un service civil en tant qu'objecteur de conscience et qui satisfait aux conditions fixées par ou en vertu de la loi du 23 juillet 1993 précitée, à l'exception de celle relative à l'âge.) <AR 1994-02-10/32, art. 3, 004; En vigueur : 01-01-1994>
  (Pour l'application du premier alinéa, l'occupation comme intérimaire chez un utilisateur, en cas d'engagement ultérieur par cet utilisateur, est considérée comme une période de chômage.) <AR 1994-02-10/32, art. 4, 004; En vigueur : 01-08-1993>
Art. 3bis. <INGEVOEGD bij KB 1993-11-03/30, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 1993-11-01> De jongere die voldoet aan de voorwaarden om in dienst genomen te worden in het kader van de voormelde wet van 23 juli 1993 kan op zijn vraag bij het bevoegde werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening een jongerenbanenkaart bekomen waarop dit gegeven wordt geattesteerd. Deze jongerenbanenkaart blijft geldig gedurende drie maanden, te rekenen vanaf de datum van de aflevering, voor zover de jongere intussen de leeftijd van 26 jaar niet bereikt heeft.
  De geldigheid van de jongerenbanenkaart is verlengbaar met periodes van 3 maanden voor zover de jongere aantoont nog steeds te voldoen aan de gestelde voorwaarden.
Art. 3bis. Le jeune qui remplit les conditions pour être engagé dans le cadre de la loi du 23 juillet 1993 précitée peut, à sa demande, obtenir auprès du bureau de chômage compétent de l'Office national de l'Emploi, une carte d'embauche des jeunes l'attestant. Cette carte d'embauche des jeunes reste valable pendant 3 mois à compter de la date de la délivrance, pour autant que le jeune n'ait pas atteint entre temps l'âge de 26 ans.
  La validité de la carte d'embauche des jeunes peut être prolongée pour des périodes de trois mois, pour autant que le jeune prouve qu'il remplit toujours les conditions requises.
Art.4. De werkgevers van de openbare sector worden vrijgesteld van het overmaken van de bijdragen bedoeld in artikel 4, § 2, eerste lid, van de voornoemde wet van 23 juli 1993.
Art.4. Les employeurs du secteur public sont dispensés du versement des cotisations visées à l'article 4, § 2, alinéa 1er, de la loi précitée du 23 juillet 1993.
Art.5. § 1. Om de voordelen te kunnen genieten voorzien in de wet van 23 juli 1993 ten voordele van de aanwervingen van jongeren die werkloosheids- of wachtuitkeringen genieten, is de werkgever verplicht om aan het bevoegde werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, vóór de indienstneming van de betrokken werknemer of ten laatste (de dertigste dag) die volgt op de dag van het begin van de tewerkstelling het attest aan te vragen dat bevestigt dat de werknemer voldoet aan de vereiste voorwaarden. (Deze verplichting geldt niet indien de jongere reeds in het bezit is van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis) <KB 1993-11-03/30, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 1993-08-01> <KB 1993-11-03/30, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 1993-11-01>
  De globale aanvragen tot attestering die meerdere werknemers betreffen, worden niet in aanmerking genomen. Slechts individuele aanvragen, die de identiteit van de werkgever, van de werknemer, de woonplaats van deze laatste en de datum van het begin van de tewerkstelling vermelden, worden aanvaard.
  Het bevoegde werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening verstrekt het attest bedoeld in het eerste lid.
  Vervolgens is de werkgever verplicht (het attest of de jongerenbanenkaart), behoorlijk ingevuld, terug te sturen naar het bevoegde werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ten laatste (de zestigste dag) die volgt op de dag van het begin van de tewerkstelling. Na registratie bezorgt dit bureau de gegevns aan de instelling belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen. <KB 1993-11-03/30, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 1993-08-01>
  § 2. Voor de jongeren bedoeld in artikel 2, § 1, 2e streepje en artikel 4, § 1, 2e streepje van de wet van 23 juli 1993, gelden voor de vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen dezelfde toekenningsvoorwaarden als deze bepaald bij de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 22 mei 1987 tot uitvoering van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren.
Art.5. § 1. Pour pouvoir bénéficier des avantages prévu par la loi du 23 juillet 1993 en faveur de l'engagement de jeunes bénéficiaires d'allocations de chômage ou d'attente, l'employeur doit obligatoirement demander au bureau du chômage compétent de l'Office national de l'Emploi, avant l'engagement du travailleur concerné ou au plus tard (le trentième) jour suivant celui du début de l'occupation, l'attestation établissant que le travailleur remplit les conditions requises par les dispositions précitées. (Cette obligation n'est pas d'application si le jeune est déjà en possession de la carte d'embauche des jeunes visée à l'article 3bis.) <AR 1993-11-03/30, art. 4, 002; En vigueur : 1993-08-01> <AR 1993-11-03/30, art. 4, 002; En vigueur : 1993-11-01>
  Les demandes globales d'attestation concernant plusieurs travailleurs ne sont pas prises en considération. Sont seules recevables, les demandes individuelles mentionnant l'identité de l'employeur, celle du travailleur, son domicile, et la date du début de son occupation.
  Le bureau du chômage compétent de l'Office national de l'Emploi délivre l'attestation visée à l'alinéa 1er.
  L'employeur doit ensuite obligatoirement renvoyer (l'attestation ou la carte d'embauche des jeunes) dûment complétée au bureau du chômage compétent de l'Office national de l'Emploi, au plus tard (le soixantième jour) suivant celui du début de l'occupation. Après enregistrement, ce bureau en transmet les données à l'institution chargée de la perception et du recouvrement des cotisations de sécurité sociale. <AR 1993-11-03/30, art. 4, 002; En vigueur : 1993-08-01>
  § 2. Pour les jeunes visés à l'article 2, § 1er, 2ème tiret et à l'article 4, § 1er, 2ème tiret de la loi du 23 juillet 1993, les mêmes modalités d'octroi sont d'application que celles visées par les articles 1er et 2 de l'arrêté royal du 22 mai 1987 pris en exécution de l'arrêté royal n° 495 du 31 décembre 1986 instaurant un système associant le travail et la formation pour les jeunes de 18 à 25 ans et portant réduction temporaire des cotisations patronales de sécurité sociale dues dans le chef de ces jeunes.
Art. 5bis. (ingevoegd bij <KB 1998-07-08/32, art. 4, Inwerkingtreding : 01-08-1993>) De werkgever die de voordelen, voorzien in de wet van 23 juli 1993 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling van jongeren in het raam van het jongerenbanenplan, niet heeft kunnen genieten omdat hij bij het Nationaal pensioenfonds voor mijnwerkers aangesloten was, wordt geacht die voorwaarden alsnog te vervullen indien hij bij aangetekend schrijven met uiterlijk 30 september 1998 als postdatum, het bevoegde werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening in kennis stelt dat hij alsnog de voordelen bedoeld in de voormelde wet van 23 juli 1993 wenst te genieten.
  Bij dit aangetekend schrijven dient, voor zover de werkgever hierover nog beschikt, het attest of de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 5, § 1, behoorlijk ingevuld, te worden gevoegd.
Art. 5bis. (inséré par <AR 1998-07-08/32, art. 4, En vigueur : 1993-08-01>) L'employeur qui n'a pu bénéficier des avantages, visés à la loi du 23 juillet 1993 portant des mesures de promotion de l'emploi des jeunes dans le cadre du plan d'embauche des jeunes parce qu'il était affilié au Fonds national de retraite des ouvriers mineurs, est considéré comme répondant encore à ces conditions s'il communique au bureau de chômage compétent de l'Office national de l'emploi, par lettre recommandée, au plus tard le 30 septembre 1998, date du cachet de la poste, qu'il désire encore bénéficier des avantages visés à la loi du 23 juillet 1993.
  Il convient de joindre à cet envoi recommandé, dans le cas où l'employeur est encore en sa possession, l'attestation ou la carte d'embauche des jeunes visée à l'article 5, § 1er, dûment complétée.
Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 augustus 1993.
  Voor de indienstnemingen die in augustus 1993 en in september 1993 worden gedaan, vangen de termijnen bedoeld in artikel 5, § 1, slechts aan op 1 oktober 1993.
Art.6. Le présent arrêté produit ses effets le 1er août 1993.
  En ce qui concerne les engangements réalisés en août 1993 et en septembre 1993, les délais prévus à l'article 5, § 1er, ne prennent toutefois cours que le 1er octobre 1993.
Art. 7. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 7. Notre Ministre de l'Emploi et du Travail et Notre Ministre des Affaires sociales sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.