Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
18 DECEMBER 1992. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1993. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-05-1993 en tekstbijwerking tot 29-12-2022)
Titre
18 DECEMBRE 1992. - Décret contenant des mesures d'accompagnement du budget 1993. (TRADUCTION) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 28-05-1993 et mise à jour au 29-12-2022)
Informations sur le document
Numac: 1992036312
Datum: 1992-12-18
Info du document
Numac: 1992036312
Date: 1992-12-18
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Economie.
Afdeling 1. - GIMVINDUS.
Afdeling 2. - Diverse bepalingen.
HOOFDSTUK II. - Leefmilieu.
Afdeling 1. - Afvalstoffen.
Afdeling 2. - Afvalwaterheffing.
Afdeling 3. - Meststoffen.
HOOFDSTUK III. - Sociale huisvesting.
HOOFDSTUK IV. - Binnenlandse aangelegenheden.
HOOFDSTUK V. - Openbare werken.
Afdeling 1. - Watervang.
Afdeling 2. - Havens.
Afdeling 3. - Domein van de wegen, de waterwege...
Afdeling 4. - Laad- en losinstallaties langs de...
Afdeling 5. - Het verlenen van concessies voor ...
Afdeling 6. - Fonds voor waterbouwkundig onderz...
Afdeling 7. - Infrastructuurfonds.
HOOFDSTUK VI. - Cultuur.
Afdeling 1. - Volksontwikkeling.
Afdeling 2. - BLOSO.
Afdeling 3. - Diensten met afzonderlijk beheer.
Afdeling 4. - Personeelsformatie Alden Biesen.
Afdeling 5. - De Vlaamse Operastichting.
HOOFDSTUK VII. - Onderwijs.
HOOFDSTUK VIII. - Gemeenschappelijk vervoer.
HOOFDSTUK IX. - Monumenten en landschappen.
HOOFDSTUK X. - Tewerkstelling.
HOOFDSTUK XI. - Financiën en begroting.
HOOFDSTUK XII. - Welzijn.
Table des matières
CHAPITRE I. - Economie.
Section 1. - GIMVINDUS.
Section 2. - Dispositions diverses.
CHAPITRE II. - Environnement.
Section 1. - Déchets.
Section 2. - Redevances sur les eaux usées.
Section 3. - Engrais.
CHAPITRE III. - Logement social.
CHAPITRE IV. - Affaires intérieures.
CHAPITRE V. - Travaux publics.
Section 1. - Prise d'eau.
Section 2. - Ports.
Section 3. - Domaine des routes, des cours d'ea...
Section 4. - Installations de chargement et de ...
Section 5. - L'octroi de concessions pour l'usa...
Section 6. - Fonds pour recherches hydrauliques.
Section 7. - Fonds d'infrastructure.
CHAPITRE VI. - Culture.
Section 1. - Education populaire.
Section 2. - BLOSO.
Section 3. - Services à gestion séparée.
Section 4. - Cadre du personnel Alden Biesen.
Section 5. - La " Vlaamse Operastichting ".
CHAPITRE VII. - Enseignement.
CHAPITRE VIII. - Transports en commun.
CHAPITRE IX. - Monuments et sites.
CHAPITRE X. - Emploi.
CHAPITRE XI. - Finances et budget.
CHAPITRE XII. - Aide sociale.
Tekst (113)
Texte (113)
HOOFDSTUK I. - Economie.
CHAPITRE I. - Economie.
Afdeling 1. - GIMVINDUS.
Section 1. - GIMVINDUS.
Artikel 1. In afwijking van artikel 1, d) van de wet van 23 augustus 1948 wordt de financiële som toegekend aan de hiernavermelde ondernemingen, in uitvoering van de beslissingen van de Vlaamse Executieve van 22 november 1989 en 19 december 1960, niet teruggevorderd.
Article 1. Par dérogation à l'article 1er, d) de la loi du 23 août 1948 le montant accordé aux entreprises citées ci-dessous en exécution des décisions de l'Exécutif flamand des 22 novembre 1989 et 19 décembre 1990, n'est pas revendiqué.
| ABC-groep | 69.106.355 |
| AHLERS-groep | 24.470.478 |
| CMB-groep | 162.283.898 |
| EXMAR-groep | 116.219.725 |
| NV Fina Marine | 21.384.492 |
| NV Friary Ocean Surveyor | 823.038 |
| NV Gasdam Bel - NV Gasdam Nor | 5.174.245 |
| NV Offshore Europe | 8.019.184 |
| NV Sea River Line | 1.029.463 |
| NV Stevedoring and transport | 2.673.061 |
| PVBA Flamar - PVBA Flanders Navigation | 5.346.123 |
| UBEM-groep | 83.469.938 |
| TOTAAL | 500.000.000 |
| groupe ABC ................................................ | 69 106 355 |
| groupe AHLERS ............................................. | 24 470 478 |
| groupe CMB ................................................ | 162 283 898 |
| groupe EXMAR .............................................. | 16 219 725 |
| S.A. Fina Marine .......................................... | 21 384 492 |
| S.A. Friary Ocean Surveyor ................................ | 823 038 |
| S.A. Gasdam Bel - S.A. Gasdam Nor ......................... | 5 174 245 |
| S.A. Offshore Europe ...................................... | 8 019 184 |
| S.A. Sea River Line ....................................... | 1 029 463 |
| S.A. Stevedoring and Transport ............................ | 2 673 061 |
| S.P.R.L. Flamar - S.P.R.L. Flanders Navigation ............ | 5 346 123 |
| groupe UBEM ............................................... | 83 469 938 |
| TOTAL .................................................... | 500 000 000 |
Art.2. § 1. Het Fonds bestemd om het in stand houden en uitbreiden te verzekeren van de koopvaardij- en de vissersvloot (hierna het " Fonds ") wordt afgeschaft op de door de Vlaamse Executieve te bepalen datum. De Executieve regelt de ontbinding van het Fonds en alle aangelegenheden waartoe deze aanleiding geeft, inzonderheid de overdracht van de taken, goederen, rechten en verplichtingen van het Fonds.
§ 2. De middelen en de vorderingen van het Fonds uit hoofde van de voorschotten verstrekt ter uitvoering van artikel 1, a) en d) van de wet van 23 augustus 1948 strekkende tot het in stand houden en het uitbreiden van de koopvaardij- en de vissersvloot en houdende instelling te dien einde van een Fonds voor het uitreden en het aanbouwen van zeeschepen, gewijzigd bij de wet van 18 juni 1976, kunnen door de Vlaamse Executieve worden overgedragen aan de naamloze vennootschap GIMVINDUS (hierna " GIMVINDUS "). Deze overdracht kan geschieden tegen overneming door GIMVINDUS, voor eigen rekening en zonder enige toelage van het Vlaamse Gewest, van door de Executieve bepaalde financieringsverbintenissen welke thans rechtstreeks of onrechtstreeks ten laste van de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap komen. Deze overdracht is zonder verdere formaliteiten van rechtswege tegenstelbaar aan derden vanaf de bekendmaking van het betreffende besluit van de Executieve in het Belgisch Staatsblad.
§ 3.
De Vlaamse Executieve bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze paragraaf.
§ 2. De middelen en de vorderingen van het Fonds uit hoofde van de voorschotten verstrekt ter uitvoering van artikel 1, a) en d) van de wet van 23 augustus 1948 strekkende tot het in stand houden en het uitbreiden van de koopvaardij- en de vissersvloot en houdende instelling te dien einde van een Fonds voor het uitreden en het aanbouwen van zeeschepen, gewijzigd bij de wet van 18 juni 1976, kunnen door de Vlaamse Executieve worden overgedragen aan de naamloze vennootschap GIMVINDUS (hierna " GIMVINDUS "). Deze overdracht kan geschieden tegen overneming door GIMVINDUS, voor eigen rekening en zonder enige toelage van het Vlaamse Gewest, van door de Executieve bepaalde financieringsverbintenissen welke thans rechtstreeks of onrechtstreeks ten laste van de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap komen. Deze overdracht is zonder verdere formaliteiten van rechtswege tegenstelbaar aan derden vanaf de bekendmaking van het betreffende besluit van de Executieve in het Belgisch Staatsblad.
§ 3.
De Vlaamse Executieve bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze paragraaf.
Art.2. § 1. Le Fonds destiné à assurer le maintien et le développement de la marine marchande et de la pêche maritime (ci-après dénommé le " Fonds ") est supprimé à la date que l'Exécutif flamand fixe. L'Exécutif règle la dissolution du Fonds et toutes les questions y afférentes, notamment le transfert de missions, biens, droits et obligations du Fonds.
§ 2. Les fonds et les actions du Fonds constitués du chef des avances allouées en exécution de l'article 1er, a) et d) de la loi du 23 août 1948 tendant à assurer le maintien et le développement de la marine marchande, de la pêche maritime et de la construction maritime et instituant à ces fins, un Fonds de l'armement et des constructions maritimes, modifiée par la loi du 18 juin 1976, peuvent être cédés par l'Exécutif flamand à la société anonyme GIMVINDUS (ci-après dénommé " GIMVINDUS "). La cession peut s'opérer par le biais d'une reprise par GIMVINDUS, pour son propre compte et sans aide financière de la part de la Région flamande, des engagements financiers fixés par l'Exécutif qui sont à présent à charge, directement ou indirectement, du budget des dépenses de la Communauté flamande. Cette cession est, sans autres formalités ultérieures, opposables de droit à des tiers à partir de la publication de l'arrêté y afférent de l'Exécutif dans le Moniteur belge.
§ 3.
L'Exécutif flamand fixe la date d'entrée en vigueur du présent paragraphe.
§ 2. Les fonds et les actions du Fonds constitués du chef des avances allouées en exécution de l'article 1er, a) et d) de la loi du 23 août 1948 tendant à assurer le maintien et le développement de la marine marchande, de la pêche maritime et de la construction maritime et instituant à ces fins, un Fonds de l'armement et des constructions maritimes, modifiée par la loi du 18 juin 1976, peuvent être cédés par l'Exécutif flamand à la société anonyme GIMVINDUS (ci-après dénommé " GIMVINDUS "). La cession peut s'opérer par le biais d'une reprise par GIMVINDUS, pour son propre compte et sans aide financière de la part de la Région flamande, des engagements financiers fixés par l'Exécutif qui sont à présent à charge, directement ou indirectement, du budget des dépenses de la Communauté flamande. Cette cession est, sans autres formalités ultérieures, opposables de droit à des tiers à partir de la publication de l'arrêté y afférent de l'Exécutif dans le Moniteur belge.
§ 3.
L'Exécutif flamand fixe la date d'entrée en vigueur du présent paragraphe.
Art.3. Het Vlaamse Gewest kan bij wege van schuldvernieuwing in de plaats treden van GIMVINDUS als schuldenaar onder het consortiumkrediet haar toegekend ter financiering van de naamloze vennootschap Kempense Steenkolenmijn krachtens de betreffende overeenkomst van 16 juli 1987, mits gelijktijdig de vordering van GIMVINDUS op het Vlaamse Gewest, zoals tot uitdrukking komt in de jaarrekening van 31 december 1992, wordt gecrediteerd.
Art.3. La Région flamande peut, par voie de novation, être subrogée à GIMVINDUS en qualité de débiteur, pour le crédit consortial qui lui a été accordé pour le financement de la société anonyme " Kempense Steenkoolmijnen " en vertu de la convention y afférente du 16 juillet 1987, à la condition que soit créditée en même temps la créance que GIMVINDUS fait valaoir contre la Région flamande, telle qu'elle résulte des comptes annuels du 31 décembre 1992.
Art.4. <Wijzigingsbepaling van artikel 98 van het DVR 1990-12-21/33>
Art.4.
Art.5. De Vlaamse Executieve wordt er toe gemachtigd om bij overeenkomst met GIMVINDUS vast te leggen dat het gecumuleerde bedrag van de door GIMVINDUS opgenomen leningen en de toegekende waarborgen een te bepalen bedrag niet mag overschrijden zonder voorafgaandelijke toestemming van de Executieve.
Art.5. L'Exécutif flamand est habilité à fixer par voie de convention avec GIMVINDUS que le montant cumulé des prêts souscrits par GIMVINDUS et des garanties accordées ne peut excéder un montant déterminé sans l'accord préalable de l'Exécutif.
Afdeling 2. - Diverse bepalingen.
Section 2. - Dispositions diverses.
Art.6. <Wijzigingsbepaling van artikel 6 van het KB20 1982-03-23/31>
Art.6.
Art.7. <Wijzigingsbepaling van artikel 3 van het KB 1985-05-07/30>
Art.7.
Art.8. Bevoorrechte aandelen zonder stemrecht uitgegeven met toepassing van voornoemd koninklijk besluit nr. 20 van 23 maart 1983, het koninklijk besluit nr. 245 van 31 december 1983 betreffende de uitgifte van bevoorrechte aandelen zonder stemrecht in het kader van de herstructurering van de staalnijverheid of voornoemd koninklijk besluit van 7 mei 1985 kunnen overeenkomstig artikel 71 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen worden vervangen door al dan niet stemgerechtigde aandelen van gemeen recht welke niet langer zijn onderworpen aan de bepalingen van voornoemde besluiten.
Art.8. Des actions privilégiées sans droit de vote émises en application de l'arrêté royal précité n° 20 du 23 mars 1983, l'arrêté royal n° 245 du 31 décembre 1983 relatif à l'émission d'actions privilégiées sans droit de vote dans le cadre de la restructuration de l'industrie sidérurgique ou l'arrêté royal précité du 7 mai 1985, peuvent conformément à l'article 71 des lois coordonnées sur les sociétés commerciales, être remplacées par des actions de droit commun qui ne sont plus régies par les dispositions des arrêtés précités.
Art.9. <Wijzigingsbepaling van artikel 3quinquies van de W 1962-04-02/31>
Art.9.
Art.10. Artikel 10 van de wet van 5 maart 1984 betreffende de saldi en de lasten van het verleden van de Gemeenschappen en de Gewesten en de nationale economische sectoren wordt opgeheven voor wat het Vlaamse Gewest betreft.
Art.10. L'article 10 de la loi du 5 mars 1984 relative aux soldes et aux charges du passé des Communautés et des Régions et aux secteurs économiques nationaux est abrogé pour ce qui concerne la Région flamande.
Art.11. Het koninklijk besluit van 31 maart 1984 betreffende de financieringsmaatschappijen voor de herstructurering van de nationale economische sectoren (A), gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 489 van 31 december 1986, de bijzondere wet van 16 januari 1989 en het decreet van 21 december 1990, wordt opgeheven wat het Vlaamse Gewest betreft.
Art.11. L'arrêté royal du 31 mars 1984 relatif aux sociétés de financement pour la restructuration des secteurs économiques nationaux (A), modifié par l'arrêté royal n° 489 du 31 décembre 1986, la loi spéciale du 16 janvier 1989 et la décret du 21 décembre 1990, est abrogé pour ce qui concerne la Région flamande.
Art.12.
Art.12.
Art.13. <Wijzigingsbepaling van artikel 4, § 5 van de W 1962-04-02/31>
Art.13.
Art.14. De artikelen 1 tot en met 13 treden in werking op de dag van de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad.
Art.14. Les articles 1 à 13 inclus entrent en vigueur le jour où le présent décret est publié au Moniteur belge.
HOOFDSTUK II. - Leefmilieu.
CHAPITRE II. - Environnement.
Afdeling 1. - Afvalstoffen.
Section 1. - Déchets.
Art.15. <Wijzigingsbepaling van artikel 7 van het DVR 1981-07-02/30>
Art.15.
Art.16.
Art.16.
Art.17. <Wijzigingsbepaling van artikel 40, § 1 van het DVR 1981-07-02/30>
Art.17.
Art.18. <Wijzigingsbepaling van artikel 47, § 2 van het DVR 1981-07-02/30>
Art.18.
Art.19. <Wijzigingsbepaling van artikel 47, § 6 van het DVR 1981-07-02/30>
Art.19.
Art.20.
Art.20.
Afdeling 2. - Afvalwaterheffing.
Section 2. - Redevances sur les eaux usées.
Art.21. <Wijzigingsbepaling van Hoofdstuk IIIbis van de W 1971-03-26/02>
Art.21.
Art.22. § 1. <Wijzigingsbepaling van Bijlage 2 van het DVR 1992-06-25/31>
Deze paragraaf heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1992.
§ 2. <Wijzigingsbepaling van Bijlage 2 van de W 1971-03-26/02>
Deze paragraaf heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1992.
§ 2. <Wijzigingsbepaling van Bijlage 2 van de W 1971-03-26/02>
Art.22. § 1.
Ce paragraphe produit ses effets à partir du 1er janvier 1992.
§ 2.
Ce paragraphe produit ses effets à partir du 1er janvier 1992.
§ 2.
Afdeling 3. - Meststoffen.
Section 3. - Engrais.
Art.23. <Wijzigingsbepaling van artikel 3 van het DVR 1991-01-23/38>
Art.23.
Art.24. De bepalingen van afdeling 3 van dit hoofdstuk treden in werking op 1 januari 1993.
Art.24. Les dispositions de la section 3 du présent chapitre entrent en vigueur le 1er janvier 1993.
HOOFDSTUK III. - Sociale huisvesting.
Art.25.
Art.25.
CHAPITRE III. - Logement social.
Art.30.
Art.30.
Art.32. <Wijzigingsbepaling van artikel 49, § 3 van het DVR 1992-06-25/31>
Art.32.
Art.33. <Wijzigingsbepaling van artikel 49, § 4 van het DVR 1992-06-25/31>
Art.33.
Art.34. <Wijzigingsbepaling van artikel 52 van het DVR 1992-06-25/31>
Art.34.
Art.35. De artikelen 32 en 33 hebben uitwerking de dag waarop artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992 in werking is getreden.
Art.35. Les articles 32 et 33 produisent leurs effets le jour de l'entrée en vigueur de l'article 49 du décret du 25 juin 1992 contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 1992.
HOOFDSTUK IV. - Binnenlandse aangelegenheden.
CHAPITRE IV. - Affaires intérieures.
Art.36. De door de Stad Antwerpen aan het Vlaams Financieringsfonds tot herstel van de gemeentefinanciën verschuldigde annuïteit voor het jaar 1993 wordt beperkt tot het voor 1992 verschuldigde bedrag, na instemming door de Vlaamse Executieve met de door de Stad Antwerpen bijkomende, verplicht te leveren financiële inspanningen. Het Gewest wordt gemachtigd om de hieruit voortvloeiende minderontvangsten voor het Vlaams Financieringsfonds ten laste te nemen.
Art.36. L'annuité due par la Ville d'Anvers au titre de l'année 1993 au Fonds flamand de Financement visant le redressement financier des communes est limitée au montant dû pour 1992 après approbation par l'Exécutif flamand des efforts supplémentaires à consentir obligatoirement par la ville d'Anvers. La Région est habilitée à prendre en charge la réduction des recettes y découlant pour le Fonds flamand de Financement.
HOOFDSTUK V. - Openbare werken.
CHAPITRE V. - Travaux publics.
Afdeling 1. - Watervang.
Section 1. - Prise d'eau.
Art.37. <Wijzigingsbepaling van artikel 83 van het DVR 1990-12-21/33>
Art.37.
Afdeling 2. - Havens.
Section 2. - Ports.
Afdeling 3. - Domein van de wegen, de waterwegen en hun aanhorigheden, zeewering en de dijken.
Section 3. - Domaine des routes, des cours d'eau et de leurs dépendances, des digues de mer et des digues.
Art.40. § 1. Het privatief gebruik van het domein van de wegen en hun aanhorigheden ressorterend onder het beheer van het Vlaamse Gewest, van de waterwegen en hun aanhorigheden, de zeewering en de dijken kan worden toegestaan met een vergunning.
§ 2. (Het verkrijgen van een vergunning is onderworpen aan het betalen van een retributie, die bestaat uit vaste retributie en variabele retributie, tenzij de ingebruikneming van vaste en variabele retributie of van variabele retributie is vrijgesteld overeenkomstig artikel 43. De verschuldigde retributie kan eenmalig of periodiek worden geheven.)
§ 2. (Het verkrijgen van een vergunning is onderworpen aan het betalen van een retributie, die bestaat uit vaste retributie en variabele retributie, tenzij de ingebruikneming van vaste en variabele retributie of van variabele retributie is vrijgesteld overeenkomstig artikel 43. De verschuldigde retributie kan eenmalig of periodiek worden geheven.)
Art.40. § 1. L'usage privatif du domaine des routes et de leurs dépendances relevant de la gestion de la Région flamande, des cours d'eau et de leurs dépendances, des digues de mer et des digues peut faire l'objet d'une autorisation.
§ 2. (L'obtention d'une autorisation est soumise au paiement d'une rétribution qui est composée d'une rétribution fixe et d'une rétribution variable, à moins que la prise en usage ne soit exonérée de rétribution fixe ou de rétribution variable, conformément à l'article 43. La rétribution due peut être levée une fois ou périodiquement.)
§ 2. (L'obtention d'une autorisation est soumise au paiement d'une rétribution qui est composée d'une rétribution fixe et d'une rétribution variable, à moins que la prise en usage ne soit exonérée de rétribution fixe ou de rétribution variable, conformément à l'article 43. La rétribution due peut être levée une fois ou périodiquement.)
Art.41. De Vlaamse Executieve is gemachtigd de voorwaarden en de procedure inzake het toekennen van de vergunning evenals het bedrag en de wijze van inning van de retributie vast te stellen.
Art.41. L'Exécutif flamand est habilité à fixer les conditions et la procédure concernant l'octroi de l'autorisation ainsi que le montant et le mode de perception de la rétribution.
Art.42. De diensten die afhangen van de Vlaamse Executieve en bevoegd zijn voor het beheer van de voornoemde domeingoederen, zijn belast met het afgeven van de vergunning, de inning van de verschuldigde retributies en het toeizcht op de naleving van de opgelegde vergunningsvoorwaarden.
[1 Weigeringen van vergunningen voor de aanleg van elementen van elektronische- communicatienetwerken met hoge snelheid in de fysieke infrastructuur van de wegbeheerder, de waterwegbeheerder, de beheerder van de zeewering of de dijken zijn met redenen omkleed op basis van objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige criteria, zoals:
1° de technische geschiktheid van de betrokken infrastructuur voor het onderbrengen van de elementen van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid;
2° de beschikbaarheid van ruimte om de elementen van de elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid onder te brengen. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met de behoorlijk gemotiveerde toekomstige behoeften aan ruimte van de wegbeheerder, de waterwegbeheerder, de beheerder van de zeewering of de dijken;
3° overwegingen over de veiligheid en de volksgezondheid;
4° de integriteit en veiligheid van alle reeds aangelegde netwerken, namelijk van kritieke nationale of Vlaamse infrastructuur;
5° het risico van ernstige verstoring van de geplande elektronische-communicatiediensten als andere diensten via dezelfde fysieke infrastructuur worden verstrekt;
6° de vraag of de beheerder van de betrokken infrastructuur beschikt over levensvatbare alternatieve middelen voor het verlenen van wholesaletoegang tot fysieke netwerkinfrastructuur die geschikt zijn voor het bouwen, exploiteren, leiden of beschikbaar stellen van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid, op voorwaarde dat hij de toegang onder billijke en redelijke voorwaarden verleent.
In dit artikel wordt verstaan onder:
1° elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid: transmissiesystemen, schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen, zoals niet-actieve netwerkelementen, die het mogelijk maken signalen over te brengen en breedbandtoegangsdiensten te leveren met een snelheid van minstens 30 Mbps via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen, zoals satellietnetwerken, vaste en mobiele terrestrische netwerken, elektriciteitsnetten, als die voor de overdracht van signalen worden gebruikt, netwerken voor de transmissie van radio-omroep en televisie, ongeacht de aard van de overgebrachte informatie. Vaste terrestrische netwerken omvatten circuit- en pakketgeschakelde netwerken, met inbegrip van internet;
2° fysieke infrastructuur: elk element van een netwerk dat bedoeld is om er andere elementen van een netwerk in onder te brengen zonder dat het zelf een actief element van het netwerk wordt, zoals buizen, masten, kabelgoten, inspectieputten, mangaten, straatkasten, gebouwen of ingangen in gebouwen, antenne-installaties, torens en palen. Kabels, met inbegrip van ongebruikte glasvezels, zijn geen fysieke infrastructuur.]1
[1 Weigeringen van vergunningen voor de aanleg van elementen van elektronische- communicatienetwerken met hoge snelheid in de fysieke infrastructuur van de wegbeheerder, de waterwegbeheerder, de beheerder van de zeewering of de dijken zijn met redenen omkleed op basis van objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige criteria, zoals:
1° de technische geschiktheid van de betrokken infrastructuur voor het onderbrengen van de elementen van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid;
2° de beschikbaarheid van ruimte om de elementen van de elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid onder te brengen. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met de behoorlijk gemotiveerde toekomstige behoeften aan ruimte van de wegbeheerder, de waterwegbeheerder, de beheerder van de zeewering of de dijken;
3° overwegingen over de veiligheid en de volksgezondheid;
4° de integriteit en veiligheid van alle reeds aangelegde netwerken, namelijk van kritieke nationale of Vlaamse infrastructuur;
5° het risico van ernstige verstoring van de geplande elektronische-communicatiediensten als andere diensten via dezelfde fysieke infrastructuur worden verstrekt;
6° de vraag of de beheerder van de betrokken infrastructuur beschikt over levensvatbare alternatieve middelen voor het verlenen van wholesaletoegang tot fysieke netwerkinfrastructuur die geschikt zijn voor het bouwen, exploiteren, leiden of beschikbaar stellen van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid, op voorwaarde dat hij de toegang onder billijke en redelijke voorwaarden verleent.
In dit artikel wordt verstaan onder:
1° elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid: transmissiesystemen, schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen, zoals niet-actieve netwerkelementen, die het mogelijk maken signalen over te brengen en breedbandtoegangsdiensten te leveren met een snelheid van minstens 30 Mbps via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen, zoals satellietnetwerken, vaste en mobiele terrestrische netwerken, elektriciteitsnetten, als die voor de overdracht van signalen worden gebruikt, netwerken voor de transmissie van radio-omroep en televisie, ongeacht de aard van de overgebrachte informatie. Vaste terrestrische netwerken omvatten circuit- en pakketgeschakelde netwerken, met inbegrip van internet;
2° fysieke infrastructuur: elk element van een netwerk dat bedoeld is om er andere elementen van een netwerk in onder te brengen zonder dat het zelf een actief element van het netwerk wordt, zoals buizen, masten, kabelgoten, inspectieputten, mangaten, straatkasten, gebouwen of ingangen in gebouwen, antenne-installaties, torens en palen. Kabels, met inbegrip van ongebruikte glasvezels, zijn geen fysieke infrastructuur.]1
Modifications
Art.42. Les services qui relèvent de l'Exécutif flamand et qui sont compétents pour la gestion des biens domaniaux précités, sont chargés de la délivrance de l'autorisation, de la perception des rétributions dues et du contrôle du respect des conditions imposées par l'autorisation.
[1 Les refus d'autorisations pour le déploiement d'éléments de réseaux de communications électroniques à haut débit dans l'infrastructure physique du gestionnaire de voirie, du gestionnaire des voies navigables, du gestionnaire des digues maritimes ou des digues sont motivés sur la base de critères objectifs, transparents, non discriminatoires et proportionnés, tels que :
1° la capacité technique de l'infrastructure concernée d'accueillir les éléments de réseaux de communications électroniques à haut débit ;
2° l'espace disponible pour accueillir les éléments de réseaux de communications électroniques à haut débit. A cet égard, il est notamment tenu compte des besoins futurs, dûment motivés, d'espace de du gestionnaire de voirie, du gestionnaire des voies navigables, du gestionnaire des digues maritimes ou des digues ;
3° des considérations de sûreté et de santé publique ;
4° l'intégrité et la sécurité de tout réseau, en particulier de l'infrastructure critique nationale ou flamande ;
5° le risque d'interférence grave entre les services de communications électroniques en projet et les autres services fournis à l'aide des mêmes infrastructures physiques ;
6° la disponibilité d'autres moyens viables de fourniture en gros d'accès physique à l'infrastructure de réseau, offerts par le gestionnaire de l'infrastructure concernée et adaptés à la mise en place, l'exploitation, la surveillance ou la mise à disposition de réseaux de communications électroniques à haut débit, pour autant qu'il offre l'accès selon des conditions équitables et raisonnables.
Dans le présent article, on entend par :
1° réseaux de communications électroniques à haut débit : les systèmes de transmission, les équipements de commutation ou de routage et les autres ressources, comme les éléments de réseau qui ne sont pas actifs, qui permettent l'acheminement de signaux et la fourniture de services d'accès au haut débit à une vitesse supérieure ou égale à 30 Mbit/s par fils, par faisceaux hertziens, par moyens optiques ou par d'autres moyens électromagnétiques, tels que les réseaux de satellites, les réseaux terrestres fixes et mobiles, les réseaux électriques s'ils servent à la transmission de signaux, les réseaux utilisés pour la radiodiffusion sonore et télévisuelle, quelle que soit la nature de l'information transportée. Les réseaux terrestres fixes englobent les réseaux de commutation de circuits ou de paquets, y compris l'internet ;
2° infrastructure physique : tout élément d'un réseau qui est destiné à accueillir d'autres éléments d'un réseau sans devenir lui-même un élément actif du réseau, tels que les conduites, pylônes, gaines, chambres de tirage et regards, trous de visite, boîtiers, immeubles ou accès à des immeubles, installations liées aux antennes, tours et poteaux. Les câbles, y compris la fibre noire, ne sont pas des infrastructures physiques.]1
[1 Les refus d'autorisations pour le déploiement d'éléments de réseaux de communications électroniques à haut débit dans l'infrastructure physique du gestionnaire de voirie, du gestionnaire des voies navigables, du gestionnaire des digues maritimes ou des digues sont motivés sur la base de critères objectifs, transparents, non discriminatoires et proportionnés, tels que :
1° la capacité technique de l'infrastructure concernée d'accueillir les éléments de réseaux de communications électroniques à haut débit ;
2° l'espace disponible pour accueillir les éléments de réseaux de communications électroniques à haut débit. A cet égard, il est notamment tenu compte des besoins futurs, dûment motivés, d'espace de du gestionnaire de voirie, du gestionnaire des voies navigables, du gestionnaire des digues maritimes ou des digues ;
3° des considérations de sûreté et de santé publique ;
4° l'intégrité et la sécurité de tout réseau, en particulier de l'infrastructure critique nationale ou flamande ;
5° le risque d'interférence grave entre les services de communications électroniques en projet et les autres services fournis à l'aide des mêmes infrastructures physiques ;
6° la disponibilité d'autres moyens viables de fourniture en gros d'accès physique à l'infrastructure de réseau, offerts par le gestionnaire de l'infrastructure concernée et adaptés à la mise en place, l'exploitation, la surveillance ou la mise à disposition de réseaux de communications électroniques à haut débit, pour autant qu'il offre l'accès selon des conditions équitables et raisonnables.
Dans le présent article, on entend par :
1° réseaux de communications électroniques à haut débit : les systèmes de transmission, les équipements de commutation ou de routage et les autres ressources, comme les éléments de réseau qui ne sont pas actifs, qui permettent l'acheminement de signaux et la fourniture de services d'accès au haut débit à une vitesse supérieure ou égale à 30 Mbit/s par fils, par faisceaux hertziens, par moyens optiques ou par d'autres moyens électromagnétiques, tels que les réseaux de satellites, les réseaux terrestres fixes et mobiles, les réseaux électriques s'ils servent à la transmission de signaux, les réseaux utilisés pour la radiodiffusion sonore et télévisuelle, quelle que soit la nature de l'information transportée. Les réseaux terrestres fixes englobent les réseaux de commutation de circuits ou de paquets, y compris l'internet ;
2° infrastructure physique : tout élément d'un réseau qui est destiné à accueillir d'autres éléments d'un réseau sans devenir lui-même un élément actif du réseau, tels que les conduites, pylônes, gaines, chambres de tirage et regards, trous de visite, boîtiers, immeubles ou accès à des immeubles, installations liées aux antennes, tours et poteaux. Les câbles, y compris la fibre noire, ne sont pas des infrastructures physiques.]1
Modifications
Art.43. De leidingen en netwerken die het drinkwater vervoeren zijn vrijgesteld van variabele retributie.
(Wat de andere nutsvoorzieningen betreft, worden alleen de verdeelleidingen vrijgesteld van variabele retributie. Onder verdeelleidingen wordt verstaan : het geheel van leidingen en toebehoren waarop hoofdzakelijk residentiële gebruikers rechtstreeks worden aangesloten, zowel op lokaal niveau als binnen een geografisch afgebakende zone.)
De Vlaamse regering kan de volgende ingebruiknemingen vrijstellen van (vaste en) variabele retributie :
1° tijdelijke activiteiten (...) van sociale, culturele, pedagogische, caritatieve, godsdienstige, sportieve en recreatieve aard;
2° de tijdelijke aankondigingen van de in 1° genoemde activiteiten, evenals de politieke affichage;
3° bestendige constructies van algemeen belang, op voorwaarde dat de gemeente ze heeft aangebracht in het kader van artikel 135 Nieuwe Gemeentewet of dat een vervoersmaatschappij ze heeft aangebracht, en voor zover ze op geen enkele wijze inkomsten opbrengen;
(4° de toegangen tot woningen.)
(5° werken en handelingen gesteld in het kader van een Brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een Brownfieldconvenant, als bedoeld in het decreet van 21 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten.)
De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels.
(De waterzuiveringsinfrastructuur, zoals onder meer rioleringen, collectoren, overstorten, pompstations en zuiveringsinstallaties, aangebracht door de vennootschap bedoeld in artikel 32septies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van oppervlaktewateren is vrijgesteld van vaste en variabele retributie.)
[1 De laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen wordt vrijgesteld van vaste en variabele retributie tot en met 31 december 2024.
In het zesde lid wordt verstaan onder laadinfrastructuur:
1° de ingenomen oppervlakte van de elektriciteitskast;
2° de ingenomen oppervlakte van de laadpaal zelf;
3° de ondergrondse leiding van de kast naar de laadpaal;
4° de oppervlakte van de parking;
5° de vervoerleiding voor de aansluiting van de elektriciteitskast, vermeld in punt 1°.
De Vlaamse Regering kan de laadinfrastructuur, vermeld in het zesde en zevende lid, vrijstellen vanaf 1 januari 2025.]1
[2 De deelsystemen die mobipunten als vermeld in artikel 42 van het decreet van 26 april 2019 betreffende de basisbereikbaarheid gebruiken, worden vrijgesteld van vaste en variabele retributie.
Met behoud van de toepassing van de vrijstellingen, vermeld in het zesde tot en met achtste lid, worden de voorzieningen die horen bij de deelsystemen, vermeld in het negende lid, vrijgesteld van vaste en variabele retributie.
In het negende lid wordt verstaan onder deelsystemen: vervoersoplossingen voor het vervoer van personen, zoals deelauto's, deelfietsen en deelsteps, die in de publieke ruimte worden aangeboden voor gemeenschappelijk gebruik.]2
(Wat de andere nutsvoorzieningen betreft, worden alleen de verdeelleidingen vrijgesteld van variabele retributie. Onder verdeelleidingen wordt verstaan : het geheel van leidingen en toebehoren waarop hoofdzakelijk residentiële gebruikers rechtstreeks worden aangesloten, zowel op lokaal niveau als binnen een geografisch afgebakende zone.)
De Vlaamse regering kan de volgende ingebruiknemingen vrijstellen van (vaste en) variabele retributie :
1° tijdelijke activiteiten (...) van sociale, culturele, pedagogische, caritatieve, godsdienstige, sportieve en recreatieve aard;
2° de tijdelijke aankondigingen van de in 1° genoemde activiteiten, evenals de politieke affichage;
3° bestendige constructies van algemeen belang, op voorwaarde dat de gemeente ze heeft aangebracht in het kader van artikel 135 Nieuwe Gemeentewet of dat een vervoersmaatschappij ze heeft aangebracht, en voor zover ze op geen enkele wijze inkomsten opbrengen;
(4° de toegangen tot woningen.)
(5° werken en handelingen gesteld in het kader van een Brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een Brownfieldconvenant, als bedoeld in het decreet van 21 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten.)
De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels.
(De waterzuiveringsinfrastructuur, zoals onder meer rioleringen, collectoren, overstorten, pompstations en zuiveringsinstallaties, aangebracht door de vennootschap bedoeld in artikel 32septies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van oppervlaktewateren is vrijgesteld van vaste en variabele retributie.)
[1 De laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen wordt vrijgesteld van vaste en variabele retributie tot en met 31 december 2024.
In het zesde lid wordt verstaan onder laadinfrastructuur:
1° de ingenomen oppervlakte van de elektriciteitskast;
2° de ingenomen oppervlakte van de laadpaal zelf;
3° de ondergrondse leiding van de kast naar de laadpaal;
4° de oppervlakte van de parking;
5° de vervoerleiding voor de aansluiting van de elektriciteitskast, vermeld in punt 1°.
De Vlaamse Regering kan de laadinfrastructuur, vermeld in het zesde en zevende lid, vrijstellen vanaf 1 januari 2025.]1
[2 De deelsystemen die mobipunten als vermeld in artikel 42 van het decreet van 26 april 2019 betreffende de basisbereikbaarheid gebruiken, worden vrijgesteld van vaste en variabele retributie.
Met behoud van de toepassing van de vrijstellingen, vermeld in het zesde tot en met achtste lid, worden de voorzieningen die horen bij de deelsystemen, vermeld in het negende lid, vrijgesteld van vaste en variabele retributie.
In het negende lid wordt verstaan onder deelsystemen: vervoersoplossingen voor het vervoer van personen, zoals deelauto's, deelfietsen en deelsteps, die in de publieke ruimte worden aangeboden voor gemeenschappelijk gebruik.]2
Art.43. Les canalisations et réseaux d'eau potable sont dispensés de la rétribution variable.
(En ce qui concerne les autres équipements utilitaires, seules les canalisations de distribution sont exemptées de la rétribution variable. Par canalisations de distribution, il faut entendre : l'ensemble des canalisations et accessoires auxquels sont principalement directement raccordés des utilisateurs résidentiels, tant au niveau local que dans une zone géographiquement délimitée.)
Le Gouvernement flamand peut dispenser (de la rétribution fixe et) de la rétribution variable les opérations suivantes :
1° les activités temporaires (...) et qui sont de nature sociale, culturelle, pédagogique, caritative, religieuse, sportive et récréative;
2° les annonces temporaires des activités visées au 1°, ainsi que l'affichage politique;
3° les constructions permanentes d'intérêt général, à condition que la commune les ait installées dans le cadre de l'article 135 de la nouvelle loi communale ou qu'une société de transport les ait installées, et pour autant qu'elles n'apportent pas de recettes;
(4° les accès aux habitations.)
(5° les travaux et les actes effectués dans le cadre d'un projet Brownfield faisant l'objet d'une convention Brownfield, telle que visée au décret du 21 mars 2007 relatif aux conventions Brownfield.)
Le Gouvernement flamand arrête les modalités.
(L'infrastructure d'épuration des eaux, telle que égouts, collecteurs, déversoirs, stations de pompage et installations d'épuration, installée par la société visée à l'article 32septies de la loi du 26 mars 1971 sur la protection des eaux de surface, est exemptée d'une rétribution fixe et variable.)
[1 L'infrastructure de recharge pour les véhicules électriques est exemptée de rétribution fixe et variable jusqu'au 31 décembre 2024.
Dans le sixième alinéa on entend par infrastructure de recharge :
1° la superficie occupée par l'armoire électrique ;
2° la superficie occupée par la borne de recharge ;
3° la canalisation souterraine de l'armoire à la borne de recharge ;
4° la superficie du parking ;
5° la canalisation de transport pour le raccordement de l'armoire électrique visée au point 1°.
Le Gouvernement flamand peut exempter l'infrastructure de recharge visée aux sixième et septième alinéas à partir du 1er janvier 2025.]1
[2 Les systèmes de partage qui utilisent des Points Mob tels que visés à l'article 42 du décret du 26 avril 2019 relatif à l'accessibilité de base, sont exemptés de rétribution fixe et variable.
Sans préjudice de l'application des exemptions, visées aux alinéas six à huit, les dispositifs appartenant aux systèmes de partage, visés à l'alinéa neuf, sont exemptés de rétribution fixe et variable.
Dans l'alinéa neuf, on entend par systèmes de partage : des solutions de transport pour le transport de personnes, telles que les voitures partagées, les vélos partagés et les trottinettes partagées, qui sont proposées dans l'espace public à usage commun.]2
(En ce qui concerne les autres équipements utilitaires, seules les canalisations de distribution sont exemptées de la rétribution variable. Par canalisations de distribution, il faut entendre : l'ensemble des canalisations et accessoires auxquels sont principalement directement raccordés des utilisateurs résidentiels, tant au niveau local que dans une zone géographiquement délimitée.)
Le Gouvernement flamand peut dispenser (de la rétribution fixe et) de la rétribution variable les opérations suivantes :
1° les activités temporaires (...) et qui sont de nature sociale, culturelle, pédagogique, caritative, religieuse, sportive et récréative;
2° les annonces temporaires des activités visées au 1°, ainsi que l'affichage politique;
3° les constructions permanentes d'intérêt général, à condition que la commune les ait installées dans le cadre de l'article 135 de la nouvelle loi communale ou qu'une société de transport les ait installées, et pour autant qu'elles n'apportent pas de recettes;
(4° les accès aux habitations.)
(5° les travaux et les actes effectués dans le cadre d'un projet Brownfield faisant l'objet d'une convention Brownfield, telle que visée au décret du 21 mars 2007 relatif aux conventions Brownfield.)
Le Gouvernement flamand arrête les modalités.
(L'infrastructure d'épuration des eaux, telle que égouts, collecteurs, déversoirs, stations de pompage et installations d'épuration, installée par la société visée à l'article 32septies de la loi du 26 mars 1971 sur la protection des eaux de surface, est exemptée d'une rétribution fixe et variable.)
[1 L'infrastructure de recharge pour les véhicules électriques est exemptée de rétribution fixe et variable jusqu'au 31 décembre 2024.
Dans le sixième alinéa on entend par infrastructure de recharge :
1° la superficie occupée par l'armoire électrique ;
2° la superficie occupée par la borne de recharge ;
3° la canalisation souterraine de l'armoire à la borne de recharge ;
4° la superficie du parking ;
5° la canalisation de transport pour le raccordement de l'armoire électrique visée au point 1°.
Le Gouvernement flamand peut exempter l'infrastructure de recharge visée aux sixième et septième alinéas à partir du 1er janvier 2025.]1
[2 Les systèmes de partage qui utilisent des Points Mob tels que visés à l'article 42 du décret du 26 avril 2019 relatif à l'accessibilité de base, sont exemptés de rétribution fixe et variable.
Sans préjudice de l'application des exemptions, visées aux alinéas six à huit, les dispositifs appartenant aux systèmes de partage, visés à l'alinéa neuf, sont exemptés de rétribution fixe et variable.
Dans l'alinéa neuf, on entend par systèmes de partage : des solutions de transport pour le transport de personnes, telles que les voitures partagées, les vélos partagés et les trottinettes partagées, qui sont proposées dans l'espace public à usage commun.]2
Art. 43bis. § 1. De domeinbeheerder kan bij het verlenen van de vergunning voor het gebruik van een kaaimuur of aanlegplaats voor het laden of lossen van schepen aan de vergunninghouder per kalenderjaar en per strekkende meter kaaimuur een tonnageverplichting opleggen.
§ 2. De modaliteiten met betrekking tot de in § 1 vermelde tonnageverplichting worden vastgesteld door de domeinbeheerder en worden opgenomen in de bijzondere vergunningsvoorwaarden.
§ 3. 1° De domeinbeheerder kan van de vergunninghouder bij het niet-bereiken van de opgelegde tonnage per kalenderjaar een vergoeding per ontbrekende ton vorderen, zoals in de volgende tabel bepaald :
§ 2. De modaliteiten met betrekking tot de in § 1 vermelde tonnageverplichting worden vastgesteld door de domeinbeheerder en worden opgenomen in de bijzondere vergunningsvoorwaarden.
§ 3. 1° De domeinbeheerder kan van de vergunninghouder bij het niet-bereiken van de opgelegde tonnage per kalenderjaar een vergoeding per ontbrekende ton vorderen, zoals in de volgende tabel bepaald :
Art. 43bis. § 1. Le gestionnaire du domaine peut, lors de l'octroi au détenteur de l'autorisation pour l'utilisation d'un mur de quai ou d'un quai pour le chargement ou le déchargement de navires, imposer une obligation de tonnage par année calendaire et au mètre courant de mur de quai.
§ 2. Les modalités relatives à l'obligation de tonnage citée au § 1er sont fixées par le gestionnaire du domaine et sont reprises dans les conditions particulières d'autorisation.
§ 3. 1° Le gestionnaire peut réclamer du détenteur de l'autorisation, si le tonnage imposé par année calendaire n'est pas atteint, une indemnité par tonne manquante, telle que fixée dans le tableau ci-dessous :
§ 2. Les modalités relatives à l'obligation de tonnage citée au § 1er sont fixées par le gestionnaire du domaine et sont reprises dans les conditions particulières d'autorisation.
§ 3. 1° Le gestionnaire peut réclamer du détenteur de l'autorisation, si le tonnage imposé par année calendaire n'est pas atteint, une indemnité par tonne manquante, telle que fixée dans le tableau ci-dessous :
| tonnage verhandeld in het afgelopen kalenderjaar bedraagt | verschuldigde vergoeding per ontbrekende ton |
| tot 25 % van de opgelegde tonnage | 0,26 euro |
| meer dan 25 % en minder dan 50 % van de opgelegde tonnage | 0,195 euro |
| meer dan 50 % en minder dan 75 % van de opgelegde tonnage | 0,145 euro |
| meer dan 75 % en minder dan 100 % van de opgelegde tonnage | 0,11 euro |
kalenderjaar bedraagtverschuldigde vergoeding
per ontbrekende tontot 25 % van de opgelegde tonnage0,26 euromeer dan 25 % en minder dan 50 % van de opgelegde tonnage0,195 euromeer dan 50 % en minder dan 75 % van de opgelegde tonnage0,145 euromeer dan 75 % en minder dan 100 % van de opgelegde tonnage0,11 euro
| le tonnage vendu dans l'année calendaire écoulée s'élève : | l'indemnité due par tonne manquante |
| jusqu'à 25 % du tonnage imposé | 0,26 euro |
| à plus de 25 % et moins de 50 % du tonnage imposé | 0,195 euro |
| à plus de 50 % et moins de 75 % du tonnage imposé | 0,145 euro |
| à plus de 75 % et moins de 100 % du tonnage imposé | 0,11 euro |
écoulée s'élève :l'indemnité due
par tonne manquantejusqu'à 25 % du tonnage imposé0,26 euroà plus de 25 % et moins de 50 % du tonnage imposé0,195 euroà plus de 50 % et moins de 75 % du tonnage imposé0,145 euroà plus de 75 % et moins de 100 % du tonnage imposé0,11 euro
2° Voor de kalenderjaren volgend op een kalenderjaar waarvoor de vergoeding zoals bepaald in 1 is verschuldigd, wordt de vergoeding per ontbrekende ton gevorderd zoals bepaald in de volgende tabel :
2° Pour les années calendaires suivant une année calendaire pour laquelle l'indemnité fixée au 1 est due, l'indemnité est exigée par tonne manquante telle que fixée dans le tableau suivant :
| tonnage verhandeld in het afgelopen kalenderjaar bedraagt | verschuldigde vergoeding per ontbrekende ton |
| tot 25 % van de opgelegde tonnage | 0,325 euro |
| meer dan 25 % en minder dan 50 % van de opgelegde tonnage | 0,245 euro |
| meer dan 50 % en minder dan 75 % van de opgelegde tonnage | 0,18 euro |
| meer dan 75 % en minder dan 100 % van de opgelegde tonnage | 0,135 euro |
kalenderjaar bedraagtverschuldigde vergoeding
per ontbrekende tontot 25 % van de opgelegde tonnage0,325 euromeer dan 25 % en minder dan 50 % van de opgelegde tonnage0,245 euromeer dan 50 % en minder dan 75 % van de opgelegde tonnage0,18 euromeer dan 75 % en minder dan 100 % van de opgelegde tonnage0,135 euro
| le tonnage vendu dans l'année calendaire écoulée s'élève : | l'indemnite due par tonne manquante |
| jusqu'à 25 % du tonnage imposé | 0,325 euro |
| à plus de 25 % et moins de 50 % du tonnage imposé | 0,245 euro |
| à plus de 50 % et moins de 75 % du tonnage imposé | 0,18 euro |
| à plus de 75 % et moins de 100 % du tonnage imposé | 0,135 euro |
écoulée s'élève :l'indemnite due
par tonne manquantejusqu'à 25 % du tonnage imposé0,325 euroà plus de 25 % et moins de 50 % du tonnage imposé0,245 euroà plus de 50 % et moins de 75 % du tonnage imposé0,18 euroà plus de 75 % et moins de 100 % du tonnage imposé0,135 euro
3° De vergoeding bepaald in 1° en 2° wordt jaarlijks aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
§ 4. Het bevoegde personeel van de domeinbeheerder stelt binnen de zestig kalenderdagen na het verstrijken van het kalenderjaar de eventuele inbreuken op de verplicht te verhandelen tonnage vast.
§ 5. De domeinbeheerder vordert van de vergunninghouder bij aangetekende brief de in § 3 vermelde vergoeding binnen de 30 kalenderdagen na de vaststelling van de inbreuk op de tonnageverplichting.
De vordering vermeldt in bijzonder :
- de duidelijke identificatie van de vergunning en de daarin opgenomen tonnageverplichting;
- de periode waarop de vordering betrekking heeft;
- de berekening van de vergoeding overeenkomstig § 3;
- de mogelijkheid tot het indienen van een schriftelijk verweer volgens de in § 6 vermelde procedure.
§ 6. De vergunninghouder kan bij de domeinbeheerder binnen de 30 kalenderdagen na verzending van de in § 5 vermelde vordering bij aangetekende brief zijn schriftelijk verweer indienen tegen de opgelegde vergoeding.
De domeinbeheerder brengt binnen de 30 kalenderdagen na het indienen van het verweer de vergunninghouder bij aangetekende brief in kennis van de genomen beslissing. Als de domeinbeheerder binnen deze termijn zijn beslissing niet aan de vergunninghouder heeft meegedeeld, wordt het verweer als ingewilligd beschouwd.
§ 7. De in gebreke gebleven vergunninghouder dient de in § 5 vermelde vergoeding binnen de 30 dagen na het verzenden van de vordering aan de domeinbeheerder te betalen, tenzij hij binnen diezelfde termijn zijn schriftelijk verweer conform § 6 kenbaar maakt. In dat geval dient de vergunninghouder te betalen binnen 30 dagen na het verzenden van de definitieve beslissing van de domeinbeheerder, voorzover zijn verweer door de domeinbeheerder niet of slechts gedeeltelijk werd aanvaard.
§ 4. Het bevoegde personeel van de domeinbeheerder stelt binnen de zestig kalenderdagen na het verstrijken van het kalenderjaar de eventuele inbreuken op de verplicht te verhandelen tonnage vast.
§ 5. De domeinbeheerder vordert van de vergunninghouder bij aangetekende brief de in § 3 vermelde vergoeding binnen de 30 kalenderdagen na de vaststelling van de inbreuk op de tonnageverplichting.
De vordering vermeldt in bijzonder :
- de duidelijke identificatie van de vergunning en de daarin opgenomen tonnageverplichting;
- de periode waarop de vordering betrekking heeft;
- de berekening van de vergoeding overeenkomstig § 3;
- de mogelijkheid tot het indienen van een schriftelijk verweer volgens de in § 6 vermelde procedure.
§ 6. De vergunninghouder kan bij de domeinbeheerder binnen de 30 kalenderdagen na verzending van de in § 5 vermelde vordering bij aangetekende brief zijn schriftelijk verweer indienen tegen de opgelegde vergoeding.
De domeinbeheerder brengt binnen de 30 kalenderdagen na het indienen van het verweer de vergunninghouder bij aangetekende brief in kennis van de genomen beslissing. Als de domeinbeheerder binnen deze termijn zijn beslissing niet aan de vergunninghouder heeft meegedeeld, wordt het verweer als ingewilligd beschouwd.
§ 7. De in gebreke gebleven vergunninghouder dient de in § 5 vermelde vergoeding binnen de 30 dagen na het verzenden van de vordering aan de domeinbeheerder te betalen, tenzij hij binnen diezelfde termijn zijn schriftelijk verweer conform § 6 kenbaar maakt. In dat geval dient de vergunninghouder te betalen binnen 30 dagen na het verzenden van de definitieve beslissing van de domeinbeheerder, voorzover zijn verweer door de domeinbeheerder niet of slechts gedeeltelijk werd aanvaard.
3° L'indemnité fixée aux points 1° et 2° est adaptée annuellement aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation.
§ 4. Le personnel compétent du gestionnaire du domaine constate les infractions éventuelles au tonnage à vendre obligatoirement dans les soixante jours calendaires de l'expiration de l'année calendaire.
§ 5. Le gestionnaire du domaine réclame du détenteur de l'autorisation, dans les trente jours calendaires de la constatation de l'infraction à l'obligation de tonnage et par lettre recommandée, l'indemnité mentionnée au § 3.
La réclamation mentionne notamment :
- l'identification précise de l'autorisation et l'obligation de tonnage y reprise;
- la période sur laquelle porte la réclamation;
- le calcul de l'indemnité conformément au § 3;
- la possibilité d'introduire un contredit suivant la procédure citée au § 6.
§ 6. Le détenteur de l'autorisation peut introduire par lettre recommandée son contredit contre l'autorisation imposée auprès du gestionnaire du domaine, dans les 30 jours calendaires de l'envoi de la réclamation citée au § 5.
Dans les 30 jours calendaires de l'introduction du contredit, le gestionnaire du domaine notifie, par lettre recommandée, la décision prise au détenteur de l'autorisation. Si le gestionnaire du domaine n'a pas communiqué sa décision au détenteur de l'autorisation dans ce délai, le contredit est censé être recueilli.
§ 7. Le détenteur de l'autorisation ayant fait défaut est tenu de payer au gestionnaire du domaine l'indemnité citée au § 5 dans les 30 jours de l'envoi de la réclamation, à moins qu'il ne notifie, dans le même délai, son contredit écrit conformément au § 6. Dans ce cas, le détenteur de l'autorisation doit payer dans les 30 jours de l'envoi de la décision définitive du gestionnaire du domaine, dans la mesure où son contredit n'a pas été accepté ou n'a été accepté que partiellement par le gestionnaire du domaine.
§ 4. Le personnel compétent du gestionnaire du domaine constate les infractions éventuelles au tonnage à vendre obligatoirement dans les soixante jours calendaires de l'expiration de l'année calendaire.
§ 5. Le gestionnaire du domaine réclame du détenteur de l'autorisation, dans les trente jours calendaires de la constatation de l'infraction à l'obligation de tonnage et par lettre recommandée, l'indemnité mentionnée au § 3.
La réclamation mentionne notamment :
- l'identification précise de l'autorisation et l'obligation de tonnage y reprise;
- la période sur laquelle porte la réclamation;
- le calcul de l'indemnité conformément au § 3;
- la possibilité d'introduire un contredit suivant la procédure citée au § 6.
§ 6. Le détenteur de l'autorisation peut introduire par lettre recommandée son contredit contre l'autorisation imposée auprès du gestionnaire du domaine, dans les 30 jours calendaires de l'envoi de la réclamation citée au § 5.
Dans les 30 jours calendaires de l'introduction du contredit, le gestionnaire du domaine notifie, par lettre recommandée, la décision prise au détenteur de l'autorisation. Si le gestionnaire du domaine n'a pas communiqué sa décision au détenteur de l'autorisation dans ce délai, le contredit est censé être recueilli.
§ 7. Le détenteur de l'autorisation ayant fait défaut est tenu de payer au gestionnaire du domaine l'indemnité citée au § 5 dans les 30 jours de l'envoi de la réclamation, à moins qu'il ne notifie, dans le même délai, son contredit écrit conformément au § 6. Dans ce cas, le détenteur de l'autorisation doit payer dans les 30 jours de l'envoi de la décision définitive du gestionnaire du domaine, dans la mesure où son contredit n'a pas été accepté ou n'a été accepté que partiellement par le gestionnaire du domaine.
Afdeling 4. - Laad- en losinstallaties langs de bevaarbare waterwegen.
Section 4. - Installations de chargement et de déchargement situées le long des voies d'eau navigables.
Art.44. Voor de toepassing van de bepalingen van deze afdeling wordt verstaan onder :
- laad- en losinstallatie : elke constructie opgericht om goederen over te slaan tussen schip en wal;
- bevaarbare waterwegen : de waterwegen, opgesomd in de krachtens artikel 57, § 4, tweede lid van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten opgemaakte lijst van de aan het Vlaamse Gewest overgedragen waterwegen en hun aanhorigheden, met uitzondering van het Zeekanaal naar Gent;
- basisinfrastructuur : de vaste infrastructuur, de uitrusting voor het aanmeren van schepen, de verharding aansluitend aan de vaste infrastructuur, de afwatering en de toegangswegen;
- suprastructuur : de opbouw en uitrusting, nodig om de installatie te exploiteren;
- bouwheer : elke publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon of natuurlijke persoon, die een laad- en losinstallatie langs een bevaarbare waterweg bouwt.
- laad- en losinstallatie : elke constructie opgericht om goederen over te slaan tussen schip en wal;
- bevaarbare waterwegen : de waterwegen, opgesomd in de krachtens artikel 57, § 4, tweede lid van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten opgemaakte lijst van de aan het Vlaamse Gewest overgedragen waterwegen en hun aanhorigheden, met uitzondering van het Zeekanaal naar Gent;
- basisinfrastructuur : de vaste infrastructuur, de uitrusting voor het aanmeren van schepen, de verharding aansluitend aan de vaste infrastructuur, de afwatering en de toegangswegen;
- suprastructuur : de opbouw en uitrusting, nodig om de installatie te exploiteren;
- bouwheer : elke publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon of natuurlijke persoon, die een laad- en losinstallatie langs een bevaarbare waterweg bouwt.
Art.44. Pour l'application des dispositions du présent chapitre, on entend par :
- installation de chargement et de déchargement : toute construction érigée pour le transbordement de marchandises entre navire et quai;
- voies d'eau navigables : les voies d'eau figurant sur la liste des voies d'eau et de leurs dépendances transférées à la Région flamande, à l'exception du " Zeekanaal " à Gand, dressée en vertu de l'article 57, § 4, deuxième alinéa de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions;
- infrastructure de base : l'infrastructure fixe, l'équipement d'amarrage des navires, le revêtement attenant à l'infrastructure fixe, l'évacuement des eaux et les voies d'accès;
- superstructure : la construction et l'équipement nécessaires à l'exploitation de l'installation;
- maître d'oeuvre : toute personne morale ou physique de droit public ou de droit privé qui construit une installation de chargement et de déchargement le long d'une voie d'eau navigable.
- installation de chargement et de déchargement : toute construction érigée pour le transbordement de marchandises entre navire et quai;
- voies d'eau navigables : les voies d'eau figurant sur la liste des voies d'eau et de leurs dépendances transférées à la Région flamande, à l'exception du " Zeekanaal " à Gand, dressée en vertu de l'article 57, § 4, deuxième alinéa de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions;
- infrastructure de base : l'infrastructure fixe, l'équipement d'amarrage des navires, le revêtement attenant à l'infrastructure fixe, l'évacuement des eaux et les voies d'accès;
- superstructure : la construction et l'équipement nécessaires à l'exploitation de l'installation;
- maître d'oeuvre : toute personne morale ou physique de droit public ou de droit privé qui construit une installation de chargement et de déchargement le long d'une voie d'eau navigable.
Art.45. Binnen de perken van de begroting kan de Vlaamse Executieve een subsidie verlenen voor het bouwen van de basisinfrastructuur van laad- en losinstallaties langs de bevaarbare waterwegen, gelegen buiten de havengebieden. Voor de suprastructuur wordt geen subsidie verleend.
Art.45. Dans les limites du budget de l'Exécutif flamand, une subvention peut être accordée pour la construction de l'infrastructure de base des installations de chargement et de déchargement le long des voies d'eau navigables situées hors des zones portuaires. La superstructure n'est pas admise aux subventions.
Art.46. De Vlaamse Executieve stelt de nadere modaliteiten vast inzake de aanvraagprocedure van het dossier samen met de technische vereisten en de gebruiksmodaliteiten, waaraan de installaties moeten voldoen.
Art.46. L'Exécutif flamand fixe les modalités relatives à la procédure de demande du dossier ainsi que les exigences techniques et les modalités d'usage auxquelles les installations doivent satisfaire.
Art.47. De subsidie wordt slechts verleend indien de bouwheer, vooraleer de werken aan te vatten, daartoe een aanvraag indient en het ontwerp van de werken ter goedkeuring aan de Executieve voorlegt.
De totaal door de Vlaamse Executieve te verlenen subsidie bedraagt maximaal 80 pct van het bedrag van de werken voor de vaste infrastructuur, de verhardingen aansluitend op de vaste infrastructuur, de afwatering en de toegangswegen en maximaal 60 pct van het totaal bedrag van de werken voor de uitrusting voor het aanmeren van schepen. De Executieve bepaalt het totaal bedrag van de werken aan de hand van de bevindingen van haar diensten.
De gespecialiseerde diensten van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kunnen, tegen vergoeding, technische assistentie bij het opmaken van het ontwerp en het uitvoeren van de werken verlenen.
De totaal door de Vlaamse Executieve te verlenen subsidie bedraagt maximaal 80 pct van het bedrag van de werken voor de vaste infrastructuur, de verhardingen aansluitend op de vaste infrastructuur, de afwatering en de toegangswegen en maximaal 60 pct van het totaal bedrag van de werken voor de uitrusting voor het aanmeren van schepen. De Executieve bepaalt het totaal bedrag van de werken aan de hand van de bevindingen van haar diensten.
De gespecialiseerde diensten van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kunnen, tegen vergoeding, technische assistentie bij het opmaken van het ontwerp en het uitvoeren van de werken verlenen.
Art.47. La subvention n'est accordée que si le maître d'oeuvre, avant d'entamer les travaux, présente une demande à cet effet et soumet le projet des travaux à l'approbation de l'Exécutif.
La subvention totale que l'Exécutif flamand accorde, est de 80 p.c. au maximum du montant des travaux pour l'infrastructure fixe, les revêtements attenants à l'infrastructure fixe, l'évacuation des eaux et les voies d'accès et 60 p.c. au maximum du montant total des travaux pour l'équipement d'amarrage pour navires. L'Exécutif fixe le montant total des travaux sur base des constatations de ses services.
Les services spécialisés du Ministère de la Communauté flamande peuvent, moyennant rétribution, accorder une assistance technique pour l'élaboration du projet et l'exécution des travaux.
La subvention totale que l'Exécutif flamand accorde, est de 80 p.c. au maximum du montant des travaux pour l'infrastructure fixe, les revêtements attenants à l'infrastructure fixe, l'évacuation des eaux et les voies d'accès et 60 p.c. au maximum du montant total des travaux pour l'équipement d'amarrage pour navires. L'Exécutif fixe le montant total des travaux sur base des constatations de ses services.
Les services spécialisés du Ministère de la Communauté flamande peuvent, moyennant rétribution, accorder une assistance technique pour l'élaboration du projet et l'exécution des travaux.
Art.48. Het verlenen van de subsidie ontslaat de bouwheer niet van het voldoen aan de geldende verplichtingen en voorwaarden opgelegd voor een ten gevolge van het oprichten en exploiteren van laad- en losinstallaties in het Vlaamse Gewest.
Art.48. L'octroi de la subvention ne dispense pas le maître d'oeuvre du respect des obligations et conditions en vigueur, prévues pour et suite à la construction et à l'exploitation des installations de chargement et de déchargement dans la Région flamande.
Art.49. De gebruiksmodaliteiten van de laad- en losinstallaties alsook de aan het Vlaamse Gewest verschuldigde retributie worden bepaald in een concessie-akte of vergunning aan de bouwheer te verlenen door de Vlaamse Executieve.
De retributie wordt vastgesteld in verhouding tot de verleende tussenkomst en het belang van de installaties.
De retributie wordt vastgesteld in verhouding tot de verleende tussenkomst en het belang van de installaties.
Art.49. Les modalités d'usage des installations de chargement et de déchargement ainsi que la rétribution due à la Région flamande sont arrêtées dans un acte de concession ou une autorisation que l'Exécutif flamand accorde au maître d'oeuvre.
La rétribution est fixée au prorata de l'intervention accordée et de l'intérêt des installations.
La rétribution est fixée au prorata de l'intervention accordée et de l'intérêt des installations.
Afdeling 5. - Het verlenen van concessies voor de ingebruikneming van het openbaar domein van de wegen en hun aanhorigheden, de waterwegen en hun aanhorigheden, de dijken en de zeewering.
Section 5. - L'octroi de concessions pour l'usage du domaine public des routes et de leurs dépendances, des voies navigables et de leurs dépendances, des digues et des digues de mer.
Art.50. De Vlaamse Executieve wordt ertoe gemachtigd concessies te verlenen voor het privatief gebruik van het openbaar domein van de wegen en hun aanhorigheden ressorterend onder het beheer van het Vlaamse Gewest, de waterwegen en hun aanhorigheden, de dijken en de zeewering.
Art.50. L'Exécutif flamand est habilité à accorder des concessions pour l'usage privatif du domaine public des routes et de leurs dépendances qui relèvent de la gestion de la Région flamande, des voies navigables et de leurs dépendances, des digues et des digues de mer.
Art.51. De Vlaamse Executieve bepaalt de modaliteiten waaronder de bedoelde concessies worden verleend. Deze modaliteiten kunnen ondermeer betrekking hebben op de verschuldigde retributie, de duur van de concessies, evenals de voorwaarden, die de concessiehouders dienen na te leven.
Art.51. L'Exécutif flamand arrête les modalités régissant l'octroi des concessions susdites. Ces modalités peuvent notamment porter sur la rétribution due, la durée des concessions ainsi que sur les conditions auxquelles les concessionnaires doivent satisfaire.
Afdeling 6. - Fonds voor waterbouwkundig onderzoek.
Section 6. - Fonds pour recherches hydrauliques.
Art.52. <Wijzigingsbepaling van artikel 31 van het DVR 1990-12-21/33>
Art.52.
Art.53. <Wijzigingsbepaling van artikel 32 van het DVR 1990-12-21/33>
Art.53.
Afdeling 7. - Infrastructuurfonds.
Section 7. - Fonds d'infrastructure.
Art.54. <Wijzigingsbepaling van artikel 58 van het DVR 1992-06-25/31>
Art.54.
HOOFDSTUK VI. - Cultuur.
CHAPITRE VI. - Culture.
Afdeling 1. - Volksontwikkeling.
Section 1. - Education populaire.
Art.55. In artikel 9, § 2, van het decreet van 24 juli 1991 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de Nederlandstalige Culturele Centra die het culturele leven in de Vlaamse Gemeenschap bevorderen wordt in de eerste alinea het woord " gemeenschapspersoneel " vervangen door " gemeente- en provinciepersoneel ".
Art.55. Dans l'article 9, § 2, premier alinéa, du décret du 24 juillet 1991 relatif à l'agrément et à l'octroi de subventions aux centres culturels néerlandophones qui favorisent la vie culturelle dans la Communauté flamande les mots " personnel de la Communauté " sont remplacés par les mots " personnel communal et provincial ".
Art.56. Artikel 10, § 1, 2 van hetzelfde decreet wordt als volgt gewijzigd :
" 2. de cultuurfunctionarissen moeten in het bezit zijn van een einddiploma van universitair onderwijs of hoger onderwijs buiten de universiteit. Een cultuurfunctionaris met een einddiploma van universitair onderwijs moet bij het begin van de loopbaan minstens een weddeschaal 1.80 krijgen. Deze cultuurfunctionaris krijgt na 7 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.85, en na 14 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.87.
Een cultuurfunctionaris met een einddiploma van hoger onderwijs buiten de universiteit moet bij het begin van de loopbaan minstens een weddeschaal 1.78 A krijgen. Deze cultuurfunctionaris krijgt na 7 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.80, na 14 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.85 en na 21 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.87.
De cultuurfunctionaris-directeur van een erkend cultureel centrum in gemeenten met minder dan 10 000 inwoners krijgt bij het begin van de loopbaan minstens de weddeschaal 1.80. Deze cultuurfunctionaris-directeur krijgt na 7 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.85 en na 14 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.87.
De cultuurfunctionaris-directeur van een erkend cultureel centrum in gemeenten met meer dan 10 000 inwoners, krijgt minstens de weddeschaal 1.87 indien het cultureel centrum in de basiscategorie wordt ingedeeld, minstens de weddeschaal 1.89 bij indeling in de plus-categorie I, en minstens de weddeschaal 1.90 indien het cultureel centrum ingedeeld wordt in de plus-categorie II of een provinciaal cultureel centrum is. ".
" 2. de cultuurfunctionarissen moeten in het bezit zijn van een einddiploma van universitair onderwijs of hoger onderwijs buiten de universiteit. Een cultuurfunctionaris met een einddiploma van universitair onderwijs moet bij het begin van de loopbaan minstens een weddeschaal 1.80 krijgen. Deze cultuurfunctionaris krijgt na 7 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.85, en na 14 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.87.
Een cultuurfunctionaris met een einddiploma van hoger onderwijs buiten de universiteit moet bij het begin van de loopbaan minstens een weddeschaal 1.78 A krijgen. Deze cultuurfunctionaris krijgt na 7 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.80, na 14 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.85 en na 21 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.87.
De cultuurfunctionaris-directeur van een erkend cultureel centrum in gemeenten met minder dan 10 000 inwoners krijgt bij het begin van de loopbaan minstens de weddeschaal 1.80. Deze cultuurfunctionaris-directeur krijgt na 7 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.85 en na 14 jaar anciënniteit minstens de weddeschaal 1.87.
De cultuurfunctionaris-directeur van een erkend cultureel centrum in gemeenten met meer dan 10 000 inwoners, krijgt minstens de weddeschaal 1.87 indien het cultureel centrum in de basiscategorie wordt ingedeeld, minstens de weddeschaal 1.89 bij indeling in de plus-categorie I, en minstens de weddeschaal 1.90 indien het cultureel centrum ingedeeld wordt in de plus-categorie II of een provinciaal cultureel centrum is. ".
Art.56. L'article 10, § 1er, 2 du même décret est modifié comme suit :
" 2. les fonctionnaires culturels doivent être titulaires d'un diplôme de l'enseignement universitaire ou de l'enseignement supérieur non universitaire. Un fonctionnaire culturel titulaire d'un diplôme de l'enseignement universitaire doit au moins bénéficier de l'échelle de traitements 1.80. Ce fonctionnaire culturel bénéficie après 7 ans d'ancienneté au moins de l'échelle de traitements 1.85 et après 14 ans d'ancienneté au moins l'échelle de traitements 1.87.
Un fonctionnaire culturel qui est titulaire d'un diplôme de l'enseignement supérieur non universitaire doit bénéficier au début de sa carrière au moins de l'échelle de traitements 1.78 A. Ce fonctionnaire culturel bénéficie après 7 ans d'ancienneté au moins de l'échelle de traitements 1.80, après 14 ans d'ancienneté au moins l'échelle de traitements 1.85 et après 21 ans d'ancienneté au moins de l'échelle de traitements 1.87.
Le fonctionnaire culturel-directeur d'un centre culturel agréé dans les communes comptant moins de 10 000 habitants bénéficie au début de sa carrière au moins de l'échelle de traitements 1.80. Ce fonctionnaire culturel-directeur bénéficie après 7 ans d'ancienneté au moins de l'échelle de traitements 1.85 et après 14 ans d'ancienneté au moins de l'échelle de traitements 1.87.
Le fonctionnaire culturel-directeur d'un centre culturel agréé dans les communes comptant plus de 10 000 habitants, bénéficie au moins de l'échelle de traitements 1.87 si le centre culturel est agréé dans la catégorie de base, au moins de l'échelle de traitements 1.89 en cas d'agrément dans la catégorie plus-I et au moins de l'échelle de traitements 1.90 si le centre culturel est agréé dans la catégorie plus-II ou s'il est un centre culturel provincial. "
" 2. les fonctionnaires culturels doivent être titulaires d'un diplôme de l'enseignement universitaire ou de l'enseignement supérieur non universitaire. Un fonctionnaire culturel titulaire d'un diplôme de l'enseignement universitaire doit au moins bénéficier de l'échelle de traitements 1.80. Ce fonctionnaire culturel bénéficie après 7 ans d'ancienneté au moins de l'échelle de traitements 1.85 et après 14 ans d'ancienneté au moins l'échelle de traitements 1.87.
Un fonctionnaire culturel qui est titulaire d'un diplôme de l'enseignement supérieur non universitaire doit bénéficier au début de sa carrière au moins de l'échelle de traitements 1.78 A. Ce fonctionnaire culturel bénéficie après 7 ans d'ancienneté au moins de l'échelle de traitements 1.80, après 14 ans d'ancienneté au moins l'échelle de traitements 1.85 et après 21 ans d'ancienneté au moins de l'échelle de traitements 1.87.
Le fonctionnaire culturel-directeur d'un centre culturel agréé dans les communes comptant moins de 10 000 habitants bénéficie au début de sa carrière au moins de l'échelle de traitements 1.80. Ce fonctionnaire culturel-directeur bénéficie après 7 ans d'ancienneté au moins de l'échelle de traitements 1.85 et après 14 ans d'ancienneté au moins de l'échelle de traitements 1.87.
Le fonctionnaire culturel-directeur d'un centre culturel agréé dans les communes comptant plus de 10 000 habitants, bénéficie au moins de l'échelle de traitements 1.87 si le centre culturel est agréé dans la catégorie de base, au moins de l'échelle de traitements 1.89 en cas d'agrément dans la catégorie plus-I et au moins de l'échelle de traitements 1.90 si le centre culturel est agréé dans la catégorie plus-II ou s'il est un centre culturel provincial. "
Art.57. Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een paragraaf 3 die luidt als volgt :
" § 3. Nieuwe aanvragen tot erkenning als bijkomend dorps- of wijkhuis zoals bedoeld in artikel 7, kunnen niet voor 1 mei 1996 worden ingediend. ".
" § 3. Nieuwe aanvragen tot erkenning als bijkomend dorps- of wijkhuis zoals bedoeld in artikel 7, kunnen niet voor 1 mei 1996 worden ingediend. ".
Art.57. L'article 16 du même décret est complété par un paragraphe 3 libellé comme suit :
§ 3. Les nouvelles demandes d'agrément à titre de foyers additionnels tels que visés à l'article 7, ne peuvent être présentées avant le 1er mai 1996 ".
§ 3. Les nouvelles demandes d'agrément à titre de foyers additionnels tels que visés à l'article 7, ne peuvent être présentées avant le 1er mai 1996 ".
Afdeling 2. - BLOSO.
Section 2. - BLOSO.
Art.58. <Wijzigingsbepaling van artikel 16 van het DVR 1990-12-21/33>
Art.58.
Art.59. <Wijzigingsbepaling van artikel 6 van het DVR 1990-12-21/33>
De op 31 december 1992 bestaande saldi van de dienst met afzonderlijk beheer " Hofstade-bad ", worden overgedragen naar het BLOSO ten behoeve van de BLOSO-centra Hofstade-Heide en Hofstade-Strand.
De op 31 december 1992 bestaande verplichtingen en verbintenissen lastens de begroting van de dienst met afzonderlijk beheer " Hofstade-bad ", worden overgedragen naar het BLOSO.
De op 31 december 1992 bestaande saldi van de dienst met afzonderlijk beheer " Hofstade-bad ", worden overgedragen naar het BLOSO ten behoeve van de BLOSO-centra Hofstade-Heide en Hofstade-Strand.
De op 31 december 1992 bestaande verplichtingen en verbintenissen lastens de begroting van de dienst met afzonderlijk beheer " Hofstade-bad ", worden overgedragen naar het BLOSO.
Art.59.
Les soldes existants au 31 décembre 1992 du service à gestion séparée " Hofstade-bad " sont transférés au BLOSO au profit des centres du BLOSO Hofstade-Heide et Hofstade-Strand.
Les obligations et engagements existants au 31 décembre 1992 à charge du budget du service à gestion séparée " Hofstade-bad " sont transférés au BLOSO.
Les soldes existants au 31 décembre 1992 du service à gestion séparée " Hofstade-bad " sont transférés au BLOSO au profit des centres du BLOSO Hofstade-Heide et Hofstade-Strand.
Les obligations et engagements existants au 31 décembre 1992 à charge du budget du service à gestion séparée " Hofstade-bad " sont transférés au BLOSO.
Afdeling 3. - Diensten met afzonderlijk beheer.
Section 3. - Services à gestion séparée.
Art.60. <Wijzigingsbepaling van artikel 63 van het DVR 1992-06-25/31>
Art.60.
Afdeling 4. - Personeelsformatie Alden Biesen.
Section 4. - Cadre du personnel Alden Biesen.
Art.61. § 1. De personeelsleden van het Vlaams Commissariaat-generaal voor Toerisme, geaffecteerd bij de buitendienst " Landcommanderij Alden Biesen " Rijkhoven Bilzen worden overgedragen aan het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, administratie Sociaal-Cultureel Werk. Zij behouden hun administratieve standplaats.
§ 2. De in uitvoering van dit artikel over te dragen personeelsleden behouden bij hun overgang naar het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap hun hoedanigheid, hun bezoldiging, hun administratieve en geldelijke anciënniteit evenals de toelagen, vergoedingen of premies en andere voordelen die zij krachtens een reglementering hadden indien zij bij het Vlaams Commissariaat-generaal voor Toerisme het ambt hadden blijven uitoefenen dat zij bij de overdracht bekleedden.
§ 3. De personeelsleden die voorafgaand aan hun overdracht geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hoger niveau of voor een examen voor verhoging in graad, behouden de aanspraken op bevordering die zij door het slagen voor een van die examens hebben verworven.
Wanneer in de instelling waartoe het personeelslid behoort op de datum van de overdracht, een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau of een examen voor verhoging in graad aangekondigd is waaraan het personeelslid kan deelnemen, behoudt hij het recht op deelneming, ook al wordt hij tijdens de afwikkeling van het examen overgedragen.
§ 4. Bij hun overdracht kan er inzake anciënniteit en rangschikking van de personeelsleden overeenkomstig de rechtspositieregeling, geen enkele bewarende maatregel worden getroffen ten overstaan van de overige personeelsleden van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De overdracht van deze personeelsleden geschiedt in hun graad of in een graad van dezelfde rang die voorkomt op de personeelsformatie van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Zij behouden in gelijke mate ten overstaan van de overige personeelsleden van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap hun rechten op bevordering en mutatie.
§ 2. De in uitvoering van dit artikel over te dragen personeelsleden behouden bij hun overgang naar het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap hun hoedanigheid, hun bezoldiging, hun administratieve en geldelijke anciënniteit evenals de toelagen, vergoedingen of premies en andere voordelen die zij krachtens een reglementering hadden indien zij bij het Vlaams Commissariaat-generaal voor Toerisme het ambt hadden blijven uitoefenen dat zij bij de overdracht bekleedden.
§ 3. De personeelsleden die voorafgaand aan hun overdracht geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hoger niveau of voor een examen voor verhoging in graad, behouden de aanspraken op bevordering die zij door het slagen voor een van die examens hebben verworven.
Wanneer in de instelling waartoe het personeelslid behoort op de datum van de overdracht, een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau of een examen voor verhoging in graad aangekondigd is waaraan het personeelslid kan deelnemen, behoudt hij het recht op deelneming, ook al wordt hij tijdens de afwikkeling van het examen overgedragen.
§ 4. Bij hun overdracht kan er inzake anciënniteit en rangschikking van de personeelsleden overeenkomstig de rechtspositieregeling, geen enkele bewarende maatregel worden getroffen ten overstaan van de overige personeelsleden van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De overdracht van deze personeelsleden geschiedt in hun graad of in een graad van dezelfde rang die voorkomt op de personeelsformatie van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Zij behouden in gelijke mate ten overstaan van de overige personeelsleden van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap hun rechten op bevordering en mutatie.
Art.61. § 1. Les membres du personnel du " Vlaams Commissariaat-generaal voor Toerisme " affectés au service extérieur " Landcommanderij Alden Biesen " Rijkhoven Bilzen sont transférés au Ministère de la Communauté flamande, département de l'Aide sociale, de la Santé publique et de la Culture, administration de l'Assistance socio-culturelle. Ils conservent leur résidence administrative.
§ 2. Les membres du personnel à transférer en exécution du présent article conservent lors de leur transfert au Ministère de la Communauté flamande, leur qualité, leur rémunération, leur ancienneté administrative et pécuniaire ainsi que les allocations, indemnités ou primes et autres avantages acquis en vertu d'une réglementation, s'ils auraient continué à exercer auprès du " Vlaams Commissariaat-generaal voor Toerisme " la fonction qu'ils revêtaient lors du transfert.
§ 3. Les membres du personnel qui, antérieurement à leur transfert, ont réussi un concours d'accession au niveau supérieur ou un examen d'avancement de grade, conservent les titres à la promotion qu'ils ont acquis par la réussite d'un desdits examens.
Lorsque dans l'organisme auquel le membre du personnel appartient à la date du transfert, est annoncée l'organisation d'un personnel peut participer, celui-ci conserve le droit de participation même si l'agent est transféré au cours du déroulement de l'examen.
§ 4. En cas de transfert, aucune mesure conservatoire ne peut être prise à l'égard des autres membres du personnel du Ministère de la Communauté flamande quant à l'ancienneté et au classement du personnel conformément au statut. Les membres du personnel sont transférés dans leur grade ou dans un grade du même rang qui figure au cadre du personnel du Ministère de la Communauté flamande. Ils conservent en mesure égale leurs droits de nomination et de mutation à l'égard des autres membres du personnel du Ministère de la Communauté flamande.
§ 2. Les membres du personnel à transférer en exécution du présent article conservent lors de leur transfert au Ministère de la Communauté flamande, leur qualité, leur rémunération, leur ancienneté administrative et pécuniaire ainsi que les allocations, indemnités ou primes et autres avantages acquis en vertu d'une réglementation, s'ils auraient continué à exercer auprès du " Vlaams Commissariaat-generaal voor Toerisme " la fonction qu'ils revêtaient lors du transfert.
§ 3. Les membres du personnel qui, antérieurement à leur transfert, ont réussi un concours d'accession au niveau supérieur ou un examen d'avancement de grade, conservent les titres à la promotion qu'ils ont acquis par la réussite d'un desdits examens.
Lorsque dans l'organisme auquel le membre du personnel appartient à la date du transfert, est annoncée l'organisation d'un personnel peut participer, celui-ci conserve le droit de participation même si l'agent est transféré au cours du déroulement de l'examen.
§ 4. En cas de transfert, aucune mesure conservatoire ne peut être prise à l'égard des autres membres du personnel du Ministère de la Communauté flamande quant à l'ancienneté et au classement du personnel conformément au statut. Les membres du personnel sont transférés dans leur grade ou dans un grade du même rang qui figure au cadre du personnel du Ministère de la Communauté flamande. Ils conservent en mesure égale leurs droits de nomination et de mutation à l'égard des autres membres du personnel du Ministère de la Communauté flamande.
Afdeling 5. - De Vlaamse Operastichting.
Section 5. - La " Vlaamse Operastichting ".
HOOFDSTUK VII. - Onderwijs.
CHAPITRE VII. - Enseignement.
Art.63. In artikel 90, § 1, eerste lid van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten wordt de zinsnede " mag in de loop van een schooljaar of dienstjaar nooit groter zijn dan 0.20 % " vervangen door de zinsnede " bedraagt 0,10 % ".
(Dit artikel heeft uitwerking met ingang van 1 februari 1993.)
(Dit artikel heeft uitwerking met ingang van 1 februari 1993.)
Art.63. Dans l'article 90, § 1er, premier alinéa du décret du 17 juillet 1991 relatif à l'inspection et aux services d'encadrement pédagogique, la phrase " ne peut dépasser, en cours d'année scolaire ou d'exercice, 0,20 % " est remplacée par la phrase " s'élève à 10 % ".
(Le présent article produit ses effets à partir du 1er fevrier 1993.)
(Le présent article produit ses effets à partir du 1er fevrier 1993.)
Art.64. Voor het begrotingsjaar 1993 wordt de in artikel 2, § 1, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II bedoelde aanpassingscoëfficiënt A2 als volgt berekend : 0,4 + 0,6 (1,04) = 1,024.
Art.64. Pour l'exercice budgétaire 1993, le coefficient d'ajustement A2 visé à l'article 2, § 1er du décret du 31 juillet 1990 relatif à l'enseignement-II, est calculé comme suit : 0,4 + 0,6 (1,04) = 1,024.
Art.65. § 1. De personeelsleden van de niveaus II en III van de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs, die bij toepassing van artikel 91bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wet van 16 januari 1989 en het besluit van de Vlaamse Executieve van 17 april 1991 tot overdracht van de personeelsleden van het Fonds voor Provinciale en Gemeentelijke Schoolgebouwen en van het Nationaal Waarborgfonds voor Schoolgebouwen naar de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs werden overgeheveld en geaffecteerd bij de buitendienst van de personeelsformatie van de instelling, kunnen, onder de voorwaarden bepaald door de Executieve, worden overgedragen naar het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 2. Deze overdracht geschiedt met behoud van hun verworven administratieve standplaats.
§ 3. De in uitvoering van dit artikel over te dragen personeelsleden behouden bij hun overgang naar het Ministerie ten minste hun bezoldiging en de administratieve en geldelijke anciënniteit die zij bezaten op de dag van hun overdracht.
De personeelsleden die voorafgaand aan hun overdracht, geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau of voor een examen voor verhoging in graad, behoudens de aanspraken op bevordering die zij door het slagen voor één van die examens hebben verworven.
Wanneer in de instelling waartoe het personeelslid behoort op de datum van de overdracht een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau of een examen voor verhoging in graad aangekondigd is waaraan het personeelslid kan deelnemen, behoudt hij het recht op deelneming, ook al wordt hij tijdens de afwikkeling van het examen overgedragen.
§ 4. Bij hun overdracht kan er inzake anciénniteit en rangschikking van de personeelsleden overeenkomstig de rechtspositieregeling, geen enkele bewarende maatregel worden getroffen ten overstaan van de overige personeelsleden van het Ministerie.
§ 5. De overdracht van deze personeelsleden geschiedt in hun graad of in een graad van dezelfde rang die voorkomt op de personeelsformatie van het Ministerie. Zij behouden in gelijke mate ten overstaan van de overige personeelsleden van het Ministerie hun rechten op bevordering en mutatie.
§ 6. Na deze overdracht wordt aan de DIGO machtiging verleend zijn buitendiensten af te schaffen en zijn personeelsformatie aan te passen in functie van de ontstane dienstnoodwendigheden bij zijn hoofdbestuur. Per over te dragen personeelslid kan bij het Hoofdbestuur, binnen hetzelfde niveau, een werving worden verricht.
§ 2. Deze overdracht geschiedt met behoud van hun verworven administratieve standplaats.
§ 3. De in uitvoering van dit artikel over te dragen personeelsleden behouden bij hun overgang naar het Ministerie ten minste hun bezoldiging en de administratieve en geldelijke anciënniteit die zij bezaten op de dag van hun overdracht.
De personeelsleden die voorafgaand aan hun overdracht, geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau of voor een examen voor verhoging in graad, behoudens de aanspraken op bevordering die zij door het slagen voor één van die examens hebben verworven.
Wanneer in de instelling waartoe het personeelslid behoort op de datum van de overdracht een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau of een examen voor verhoging in graad aangekondigd is waaraan het personeelslid kan deelnemen, behoudt hij het recht op deelneming, ook al wordt hij tijdens de afwikkeling van het examen overgedragen.
§ 4. Bij hun overdracht kan er inzake anciénniteit en rangschikking van de personeelsleden overeenkomstig de rechtspositieregeling, geen enkele bewarende maatregel worden getroffen ten overstaan van de overige personeelsleden van het Ministerie.
§ 5. De overdracht van deze personeelsleden geschiedt in hun graad of in een graad van dezelfde rang die voorkomt op de personeelsformatie van het Ministerie. Zij behouden in gelijke mate ten overstaan van de overige personeelsleden van het Ministerie hun rechten op bevordering en mutatie.
§ 6. Na deze overdracht wordt aan de DIGO machtiging verleend zijn buitendiensten af te schaffen en zijn personeelsformatie aan te passen in functie van de ontstane dienstnoodwendigheden bij zijn hoofdbestuur. Per over te dragen personeelslid kan bij het Hoofdbestuur, binnen hetzelfde niveau, een werving worden verricht.
Art.65. § 1. Les membres du personnel des niveaux II et III du " Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs ", qui ont été transférés et affectés au service extérieur du cadre du personnel de cette institution, en application de l'article 91bis de la loi spéciale du 8 août 1980 de reformes institutionnelles, modifiée par la loi spéciale du 8 août 1988 et de la loi spéciale du 16 janvier 1989 et l'arrêté de l'Exécutif flamand du 17 avril 1991 portant transfert des membres du personnel du Fonds des bâtiments scolaires provinciaux et communaux et du Fonds national de garantie des bâtiments scolaires au " Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs ", peuvent être transférés au Ministère de la Communauté flamande, dans les conditions arrêtées par l'Exécutif.
§ 2. Ce transfert s'effectue volontairement et avec maintien de leur résidence administrative acquise.
§ 3. Les membres du personnel à transférer en application du présent article conservent lors de leur transfert au Ministère, au moins leur rémunération et l'ancienneté administrative et pécuniaire acquises au moment de leur transfert.
Les membres du personnel qui antérieurement à leur transfert, ont réussi un concours d'accession au niveau supérieur ou un examen d'avancement de grade, conservent les titres à la promotion qu'ils ont acquis par la réussite d'un desdits examens.
Lorsque dans l'organisme à laquelle le membre du personnel appartient à la date du transfert, est annoncée l'organisation d'un concours d'accession au niveau supérieur ou d'un examen d'avancement de grade auxquels le membre du personnel peut participer, celui-celui-ci conserve le droit de participation même si l'agent est transféré au cours du déroulement de l'examen.
§ 4. En cas de transfert, aucune mesure conservatoire ne peut être prise à l'égard des autres membres du personnel du Ministère quant à l'ancienneté et au classement du personnel conformément au statut.
§ 5. Les membres du personnel sont transférés dans leur grade ou dans un grade du même rang qui figure au cadre du personnel du Ministère. Ils conservent en mesure égale leurs droits de nomination et de mutation à l'égard des autres membres du personnel du Ministère.
§ 6. A l'issue du transfert, le DIGO est habilité à supprimer ses services extérieurs et à ajuster son cadre du personnel en fonction des besoins existants au niveau de l'administration centrale. Par agent à transférer, on peut procéder auprès de l'administration centrale à un recrutement au sein du même niveau.
§ 2. Ce transfert s'effectue volontairement et avec maintien de leur résidence administrative acquise.
§ 3. Les membres du personnel à transférer en application du présent article conservent lors de leur transfert au Ministère, au moins leur rémunération et l'ancienneté administrative et pécuniaire acquises au moment de leur transfert.
Les membres du personnel qui antérieurement à leur transfert, ont réussi un concours d'accession au niveau supérieur ou un examen d'avancement de grade, conservent les titres à la promotion qu'ils ont acquis par la réussite d'un desdits examens.
Lorsque dans l'organisme à laquelle le membre du personnel appartient à la date du transfert, est annoncée l'organisation d'un concours d'accession au niveau supérieur ou d'un examen d'avancement de grade auxquels le membre du personnel peut participer, celui-celui-ci conserve le droit de participation même si l'agent est transféré au cours du déroulement de l'examen.
§ 4. En cas de transfert, aucune mesure conservatoire ne peut être prise à l'égard des autres membres du personnel du Ministère quant à l'ancienneté et au classement du personnel conformément au statut.
§ 5. Les membres du personnel sont transférés dans leur grade ou dans un grade du même rang qui figure au cadre du personnel du Ministère. Ils conservent en mesure égale leurs droits de nomination et de mutation à l'égard des autres membres du personnel du Ministère.
§ 6. A l'issue du transfert, le DIGO est habilité à supprimer ses services extérieurs et à ajuster son cadre du personnel en fonction des besoins existants au niveau de l'administration centrale. Par agent à transférer, on peut procéder auprès de l'administration centrale à un recrutement au sein du même niveau.
Art.66. Aan artikel 20quater, § 1, eerste lid van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt een punt 4 toegevoegd dat luidt als volgt :
" 4. de opbrengst van de tegoeden en van de belegging van de beschikbare middelen. Deze opbrengst wordt verhoudingsgewijs aangewend behoudens andersluidende beslissing van de raad van bestuur. ".
Dit artikel heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1989.
" 4. de opbrengst van de tegoeden en van de belegging van de beschikbare middelen. Deze opbrengst wordt verhoudingsgewijs aangewend behoudens andersluidende beslissing van de raad van bestuur. ".
Dit artikel heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1989.
Art.66. Il est ajouté à l'article 20quater, § 1er, premier alinéa de la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l'enseignement, un point 4 libellé comme suit :
" § 4. le produit des avoirs et du placement des fonds disponibles. Ce produit est proportionnellement utilisé sauf décision contraire de la part du conseil d'administration ".
Le présent article produit ses effets à partir du 1er octobre 1989.
" § 4. le produit des avoirs et du placement des fonds disponibles. Ce produit est proportionnellement utilisé sauf décision contraire de la part du conseil d'administration ".
Le présent article produit ses effets à partir du 1er octobre 1989.
HOOFDSTUK VIII. - Gemeenschappelijk vervoer.
CHAPITRE VIII. - Transports en commun.
Art.67. <Wijzigingsbepaling van artikel 8, L 2 van het DVR 1990-07-31/39>
Art.67.
Art.68. <Wijzigingsbepaling van artikel 27 van het DVR 1990-07-31/39>
Art.68.
Art.69.
Art.69.
Art.70. Artikel 67 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1992.
Art.70. L'article 66 produit ses effets à partir du 1er janvier 1992.
HOOFDSTUK IX. - Monumenten en landschappen.
CHAPITRE IX. - Monuments et sites.
Art.71. <Wijzigingsbepaling van artikel 11 van het DVR 1976-03-03/30>
Art.71.
Art.72. Opgeheven worden :
1° het besluit van de Vlaamse Executieve van 1 juli 1982 tot bepaling voor het Nederlandse taalgebied van de verdeling der kosten voor werken aan beschermde monumenten, andere dan gebouwen bestemd voor een erkende eredienst, seminaries en pastorieën, bekrachtigd bij decreet van 17 november 1982;
2° het besluit van de Vlaamse Executieve van 4 juli 1984 tot bepaling voor het Nederlandse taalgebied van de verdeling der kosten voor werken aan beschermde monumenten bestemd voor een erkende eredienst, seminaries en pastorieën, bekrachtigd bij decreet van 30 oktober 1984;
3°
1° het besluit van de Vlaamse Executieve van 1 juli 1982 tot bepaling voor het Nederlandse taalgebied van de verdeling der kosten voor werken aan beschermde monumenten, andere dan gebouwen bestemd voor een erkende eredienst, seminaries en pastorieën, bekrachtigd bij decreet van 17 november 1982;
2° het besluit van de Vlaamse Executieve van 4 juli 1984 tot bepaling voor het Nederlandse taalgebied van de verdeling der kosten voor werken aan beschermde monumenten bestemd voor een erkende eredienst, seminaries en pastorieën, bekrachtigd bij decreet van 30 oktober 1984;
3°
Art.72. Sont abrogés :
1° l'arrêté de l'Exécutif flamand du 1er juillet 1982 fixant pour la région néerlandophone, la répartition des charges résultant de travaux effectués à des monuments protégés, autres que les bâtiments destinés à un culte reconnu, séminaires et presbytères, confirmé par le décret du 17 novembre 1982;
2° l'arrêté de l'Exécutif flamand du 4 juillet 1984 fixant pour la région néerlandophone, la répartition des charges résultant de travaux effectués à des monuments protégés destinés à un culte reconnu, séminaires ou presbytères, confirmé par le décret du 30 octobre 1984;
3°
1° l'arrêté de l'Exécutif flamand du 1er juillet 1982 fixant pour la région néerlandophone, la répartition des charges résultant de travaux effectués à des monuments protégés, autres que les bâtiments destinés à un culte reconnu, séminaires et presbytères, confirmé par le décret du 17 novembre 1982;
2° l'arrêté de l'Exécutif flamand du 4 juillet 1984 fixant pour la région néerlandophone, la répartition des charges résultant de travaux effectués à des monuments protégés destinés à un culte reconnu, séminaires ou presbytères, confirmé par le décret du 30 octobre 1984;
3°
Art.73. De Vlaamse Executieve bepaalt de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van artikel 72, 1° en 2°.
Art.73. L'Exécutif flamand fixe la date d'entrée en vigueur des dispositions de l'article 72, 1° et 2°.
Art.74. De restauratiepremie vastgelegd door het besluit van de Vlaamse Executieve van 16 september 1992 tot vaststelling van de restauratiepremie, evenals de restauratiepremie voor de werken onder artikel 64, § 8, tweede lid, mogen met ingang van 16 september 1992 tot een beloop van 90 % uitbetaald worden zonder voorafgaand visum van het Rekenhof. De Vlaamse Executieve stelt hiertoe de modaliteiten vast.
Art.74. La prime de restauration fixée par l'arrêté de l'Exécutif flamand du 16 septembre 1992 fixant la prime de restauration ainsi que la prime de restauration pour les travaux visés à l'article 64, § 8, deuxième alinéa, peuvent être réglées à concurrence de 90 %, à partir du 16 septembre 1992, sans que la Cour des Comptes doit donner au préalable son visa. L'Exécutif flamand fixe les modalités en la matière.
HOOFDSTUK X. - Tewerkstelling.
CHAPITRE X. - Emploi.
Art.75. <Wijzigingsbepaling van artikel 2 van het KB25 1982-03-24/01>
Art.75.
HOOFDSTUK XI. - Financiën en begroting.
CHAPITRE XI. - Finances et budget.
Art.76. In afwijking op artikel 76 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit wordt vanaf het begrotingsjaar 1993 de oorsprong van de prestatie niet meer gespecifieerd in de uitvoeringsrekening van de begroting.
Art.76. Par dérogation à l'article 76 des lois coordonnées sur la Comptabilité d'Etat, l'origine de la prestation ne sera plus spécifiée dans le compte d'exécution du budget.
Art.78. De leningen aangegaan door de naamloze vennootschap Ardifin in toepassing van artikel 84 van het decreet van 20 december 1989 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1990, artikel 35 van het decreet van 21 december 1990 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1991 en de artikelen 23, 29 en 30 van het decreet van 25 juni 1992 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1992, kunnen worden overgenomen door de Vlaamse Gemeenschap.
Art.78. Les prêts souscrits par la société anonyme Ardifin en application de l'article 84 du décret du 20 décembre 1989 contenant le budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l'année budgétaire 1990, l'article 35 du décret du 21 décembre 1990 contenant le budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l'année budgétaire 1991 et les articles 23, 29 et 30 du décret du 25 juin 1992 contenant le budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l'année budgétaire 1992, peuvent être repris par la Communauté flamande.
HOOFDSTUK XII. - Welzijn.
CHAPITRE XII. - Aide sociale.
Art.79. <Wijzigingsbepaling van artikel 3 van het DVR 1983-06-01/31>
Art.79.
Art.80. <Wijzigingsbepaling van artikel 6 van het DVR 1983-06-01/31>
Art.80.
Art.81. <Wijzigingsbepaling van artikel 5 van het DVR 1990-07-31/34>
Art.81.
Art.82.
Art.82.
Art. 83. Artikel 81 van dit decreet treedt in werking op 1 januari 1991.
Art. 83. L'article 81 du présent décret entre en vigueur le 1e janvier 1991.