Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen;
2° de inspecteur : de gewestelijke werkloosheidsinspecteur van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening of het personeelslid aangewezen door de administrateur-generaal van de Rijksdienst, die de bevoegdheden van de inspecteur uitoefent wanneer deze afwezig of verhinderd is, of die de inspecteur vervangt of bijstaat bij de uitoefening van een gedeelte van zijn bevoegdheden, in de andere gevallen aangeduid door de administrateur-generaal van de Rijksdienst.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
17 DECEMBER 1991. - Ministerieel besluit tot uitvoering van de artikelen 13, 15, 20 en 27 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-06-2000 en tekstbijwerking tot 22-04-2009)
Titre
17 DECEMBRE 1991. - Arrêté ministériel d'exécution des articles 13, 15, 20 et 27 de l'arrêté royal du 2 janvier 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 15-06-2000 et mise à jour au 22-04-2009)
Informations sur le document
Numac: 1992013240
Datum: 1991-12-17
Info du document
Numac: 1992013240
Date: 1991-12-17
Table des matières
Tekst (20)
Texte (20)
Afdeling 1. - Inleidende bepalingen.
Section 1. - Dispositions préliminaires.
Article 1. Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par :
1° arrêté royal : l'arrêté royal du 2 janvier 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption;
2° l'inspecteur : l'inspecteur régional du chômage de l'Office national de l'Emploi ou l'agent désigné par l'administrateur général de l'Office, qui exerce les pouvoirs de l'inspecteur en cas d'absence ou d'empêchement de celui-ci, ou qui remplace ou assiste l'inspecteur pour l'exercice d'une partie de ses pouvoirs dans les autres cas indiqués par l'administration général de l'Office.
1° arrêté royal : l'arrêté royal du 2 janvier 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption;
2° l'inspecteur : l'inspecteur régional du chômage de l'Office national de l'Emploi ou l'agent désigné par l'administrateur général de l'Office, qui exerce les pouvoirs de l'inspecteur en cas d'absence ou d'empêchement de celui-ci, ou qui remplace ou assiste l'inspecteur pour l'exercice d'une partie de ses pouvoirs dans les autres cas indiqués par l'administration général de l'Office.
Afdeling 2. - Forfaitaire schadevergoeding ingeval van niet-vervanging van de werknemer door de werkgever.
Section 2. - Dédommagement forfaitaire en cas de non-remplacement du travailleur par l'employeur.
Art.2. De inspecteur in wiens ambtsgebied de onderneming gelegen is, treft alle uitvoeringsmaatregelen en alle beslissingen betreffende de forfaitaire schadevergoeding bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit.
De inspecteur die, nadat de werkgever de mogelijkheid geboden werd zijn verweermiddelen naar voren te brengen, beslist de in het eerste lid bedoelde forfaitaire schadevergoeding te eisen, dient zijn beslissing aan de werkgever ter kennis brengen bij een ter post aangetekend schrijven, dat geacht wordt ontvangen te zijn de derde werkdag na de afgifte ervan ter post.
Dit aangetekend schrijven moet de met redenen omklede beslissing bevatten en het bedrag van de forfaitaire schadevergoeding vermelden.
De inspecteur die, nadat de werkgever de mogelijkheid geboden werd zijn verweermiddelen naar voren te brengen, beslist de in het eerste lid bedoelde forfaitaire schadevergoeding te eisen, dient zijn beslissing aan de werkgever ter kennis brengen bij een ter post aangetekend schrijven, dat geacht wordt ontvangen te zijn de derde werkdag na de afgifte ervan ter post.
Dit aangetekend schrijven moet de met redenen omklede beslissing bevatten en het bedrag van de forfaitaire schadevergoeding vermelden.
Art.2. L'inspecteur dans le ressort duquel est établie l'entreprise, prend toutes mesures d'exécution et toutes décisions relatives au dédommagement forfaitaire visé à l'article 13 de l'arrêté royal.
L'inspecteur qui, après avoir mis l'employeur en mesure de présenter ses moyens de défense, décide d'exiger le dédommagement forfaitaire visé à l'alinéa 1er, doit notifier sa décision à l'employeur par lettre recommandée à la poste, laquelle est censée être reçue le troisième jour ouvrable qui suit le jour de son dépôt à la poste.
Cette lettre recommandée doit comporter la décision motivée et mentionner le montant du dédommagement forfaitaire.
L'inspecteur qui, après avoir mis l'employeur en mesure de présenter ses moyens de défense, décide d'exiger le dédommagement forfaitaire visé à l'alinéa 1er, doit notifier sa décision à l'employeur par lettre recommandée à la poste, laquelle est censée être reçue le troisième jour ouvrable qui suit le jour de son dépôt à la poste.
Cette lettre recommandée doit comporter la décision motivée et mentionner le montant du dédommagement forfaitaire.
Art.3. De in artikel 2 bedoelde forfaitaire schadevergoeding dient betaald binnen een termijn van één maand die ingaat de dag van de ontvangst van het in hetzelfde artikel bedoelde aangetekend schrijven. Zij wordt voldaan door storting of overschrijving op de postrekening van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening bij middel van de formulieren gevoegd bij de beslissing waarbij het bedrag van de forfaitaire schadevergoeding is vastgesteld.
Bij niet-betaling van de forfaitaire schadevergoeding binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, beschikt de inspecteur over een termijn van twee maanden, die ingaat de dag na die waarop de in het eerste lid bedoelde termijn verstreken is en berekend wordt van datum tot datum, voor het instellen van een rechtsvordering tot betaling van de forfaitaire schadevergoeding bij de arbeidsrechtbank.
Bij niet-betaling van de forfaitaire schadevergoeding binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, beschikt de inspecteur over een termijn van twee maanden, die ingaat de dag na die waarop de in het eerste lid bedoelde termijn verstreken is en berekend wordt van datum tot datum, voor het instellen van een rechtsvordering tot betaling van de forfaitaire schadevergoeding bij de arbeidsrechtbank.
Art.3. Le dédommagement forfaitaire visé à l'article 2 doit être acquitté dans le délais d'un mois qui prend cours le jour de la réception de la lettre recommandée visée au même article. Il est acquitté par versement ou virement au compte de chèques postaux de l'Office national de l'Emploi, au moyen des formulaires joints à la décision fixant le montant du dédommagement forfaitaire.
En cas de non-paiement du dédommagement forfaitaire dans le délai fixé à l'alinéa 1er, l'inspecteur dispose d'un délai de deux mois à dater du jour qui suit celui de l'expiration du délai visé à l'alinéa 1er, et à calculer de date à date, pour intenter une action en paiement du dédommagement forfaitaire auprès du tribunal du travail.
En cas de non-paiement du dédommagement forfaitaire dans le délai fixé à l'alinéa 1er, l'inspecteur dispose d'un délai de deux mois à dater du jour qui suit celui de l'expiration du délai visé à l'alinéa 1er, et à calculer de date à date, pour intenter une action en paiement du dédommagement forfaitaire auprès du tribunal du travail.
Afdeling 3. - Terugvordering van onrechtmatig genoten onderbrekingsuitkeringen.
Section 3. - Récupération des allocations d'interruption percues indûment.
Art.4. (opgeheven)
Art.4. (abrogé)
Art.5. In afwijking van hetgeen bepaald is in artikel 4 kan de administrateur-generaal van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening of het door deze laatste aangewezen personeelslid, wanneer de minimumtermijn voorzien in de artikelen 3, 4, 7 en 10 van het koninklijk besluit niet nageleefd werd, afzien van de terugvordering, indien het een geval van overmacht betreft in hoofde van de werknemer en deze daartoe een verzoekschrift, vergezeld van de nodige bewijsstukken, heeft ingediend.
Het in het eerste lid bedoelde verzoekschrift wordt door de werknemer ingediend bij de bevoegde inspecteur die het overmaakt aan de voornoemde administrateur-generaal.
Het in het eerste lid bedoelde verzoekschrift wordt door de werknemer ingediend bij de bevoegde inspecteur die het overmaakt aan de voornoemde administrateur-generaal.
Art.5. Par dérogation aux dispositions de l'article 4, l'administrateur général de l'Office national de l'Emploi ou l'agent désigné par lui, peut, lorsque le délai minimum prévu aux articles 3, 4, 7 et 10 de l'arrêté royal n'a pas été respecté, renoncer à la récupération, en cas de force majeure dans le chef du travailleur, et si celui-ci a introduit à cet effet une requête accompagnée des pièces justificatives nécessaires.
La requête visée à l'alinéa 1er est introduite par le travailleur auprès de l'inspecteur compétent qui la transmet à l'administrateur général précité.
La requête visée à l'alinéa 1er est introduite par le travailleur auprès de l'inspecteur compétent qui la transmet à l'administrateur général précité.
Afdeling 4. - Bepaling van de bewijsstukken die de werknemer bij zijn aanvraag dient te voegen.
Section 4. - Détermination des preuves que le travailleur doit joindre à sa demande.
Art.6. De werknemers die aanspraak maken op de verhoogde uitkering, voorzien in artikel 6, § 1, tweede en derde lid, en § 2, eerste lid en artikel 8, tweede en vierde lid van het koninklijk besluit, of indien ze de toepassing vragen van artikel 4 van het koninklijk besluit, moeten, naast hun aanvraagformulier, hetzij [1 ...]1 een attest van het kinderbijslagfonds, hetzij een copie van het vonnis dat de adoptieakte heeft gehomologeerd en een attest van het kinderbijslagfonds bij het bevoegd gewestelijk werkloosheidsbureau indienen.
Modifications
Art.6. Les travailleurs qui prétendent à une allocation majorée, prévue à l'article 6, § 1er, alinéas 2 et 3, et § 2, alinéa 1er et à l'article 8, alinéas 2 et 4 de l'arrêté royal ou lorsqu'ils demandent l'application de l'article 4 de l'arrêté royal, doivent en sus de leur formulaire de demande, faire parvenir, soit [1 ...]1 une attestation de la Caisse d'allocations familiales, soit une copie de la décision homologuant l'acte d'adoption et une attestation de la Caisse d'allocations familiales, au bureau régional du chômage compétent.
Modifications
Art.7. De bijkomende documenten, bedoeld in artikel 6, dienen bij een ter post aangetekend schrijven aan het bevoegd gewestelijk werkloosheidsbureau verzonden te worden vóór het einde van de periode voor dewelke onderbrekingsuitkeringen worden aangevraagd. Dit schrijven wordt geacht ontvangen te zijn de derde werkdag na de afgifte ervan ter post.
Indien deze documenten buiten de voornoemde termijn ontvangen worden verliest de werknemer het recht op de verhoogde uitkering.
Indien deze documenten buiten de voornoemde termijn ontvangen worden verliest de werknemer het recht op de verhoogde uitkering.
Art.7. Les documents complémentaires visés à l'article 6 doivent être envoyés par lettre recommandée à la poste, au bureau régional du chômage compétent avant la fin de la période pour laquelle les allocations d'interruption sont demandées. Cette lettre est censée être reçue le troisième jour ouvrable après son dépôt à la poste.
Si ces documents sont reçus en dehors du délai précité, le travailleur concerné perd le droit à l'allocation majorée.
Si ces documents sont reçus en dehors du délai précité, le travailleur concerné perd le droit à l'allocation majorée.
Art.8. Zolang de in artikel 6 bedoelde bijkomende documenten niet ingediend zijn, wordt door de gewestelijke werkloosheidsinspecteur naar gelang het geval, slechts F 10 504 of een proportioneel gedeelte van dit bedrag, of slechts F 5 252 toegekend.
Van zodra deze bijkomende documenten bij het gewestelijk werkloosheidsbureau zijn ingediend, binnen de in artikel 7 voorziene termijn, wordt het recht op de verhoogde uitkering toegekend vanaf de datum waarop het recht op onderbrekingsuitkeringen is ontstaan.
Van zodra deze bijkomende documenten bij het gewestelijk werkloosheidsbureau zijn ingediend, binnen de in artikel 7 voorziene termijn, wordt het recht op de verhoogde uitkering toegekend vanaf de datum waarop het recht op onderbrekingsuitkeringen is ontstaan.
Art.8. Tant que les documents complémentaires visés à l'article 6 n'ont pas été introduits, l'inspecteur régional du chômage n'accordera, selon le cas, seulement F 10 504 ou une partie proportionnelle de ce montant, ou seulement F 5 252.
A la réception de ces documents complémentaires par le bureau régional du chômage, dans le délai prévu à l'article 7, le droit au montant majoré est accordé à partir de la date où le droit aux allocations d'interruption a pris cours.
A la réception de ces documents complémentaires par le bureau régional du chômage, dans le délai prévu à l'article 7, le droit au montant majoré est accordé à partir de la date où le droit aux allocations d'interruption a pris cours.
Afdeling 5. - Recht op werkloosheidsuitkeringen en vaststelling van het gemiddeld dagloon bij volledige werkloosheid.
Section 5. - Droit aux allocations de chômage et détermination de la rémunération journalière moyenne en cas de chômage complet.
Art.9. De werknemers bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit, die volledig werkloos worden in de zin van artikel 131 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid, gedurende een periode van onderbreking van hun beroepsloopbaan, worden voor de toepassing van het voornoemd koninklijk besluit van 20 december 1963 geacht werkloos te zijn geworden in de arbeidsregeling die zij onderbroken hebben.
Voor de toepassing van artikel 160 van het voornoemd koninklijk besluit van 20 december 1963, wordt het gemiddeld dagloon van de werknemers bedoeld in het eerste lid, geacht het gemiddeld dagloon te zijn dat ze zouden verdiend hebben indien zij hun beroepsloopbaan niet onderbroken zouden hebben.
Voor de toepassing van artikel 160 van het voornoemd koninklijk besluit van 20 december 1963, wordt het gemiddeld dagloon van de werknemers bedoeld in het eerste lid, geacht het gemiddeld dagloon te zijn dat ze zouden verdiend hebben indien zij hun beroepsloopbaan niet onderbroken zouden hebben.
Art.9. Les travailleurs visés à l'article 3 de l'arrêté royal, qui deviennent chômeurs complets au sens de l'article 131 de l'arrêté royal du 20 décembre 1963 relatif à l'emploi et au chômage, au cours d'une période d'interruption de leur carrière professionnelle, sont pour l'application de l'arrêté royal du 20 décembre 1963 précité considérés comme étant devenus chômeurs dans le régime de travail qu'ils ont interrompu.
Pour l'application de l'article 160 de l'arrêté royal du 20 décembre 1963 précité, la rémunération journalière moyenne des travailleurs visés à l'alinéa 1er, est censée être la rémunération journalière moyenne qu'ils auraient percue s'ils n'avaient pas interrompu leur carrière professionnelle.
Pour l'application de l'article 160 de l'arrêté royal du 20 décembre 1963 précité, la rémunération journalière moyenne des travailleurs visés à l'alinéa 1er, est censée être la rémunération journalière moyenne qu'ils auraient percue s'ils n'avaient pas interrompu leur carrière professionnelle.
Art.10. De werknemers bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit, die volledig werkloos worden in de zin van artikel 131 van het voornoemd koninklijk besluit van 20 december 1963, gedurende een periode waarin zij gerechtigd zijn op onderbrekingsuitkeringen, worden voor de toepassing van voornoemd koninklijk besluit van 20 december 1963 geacht werkloos te zijn geworden in de arbeidsregeling waarvan zij de arbeidsprestaties verminderd hebben.
Voor de toepassing van artikel 160 van het voornoemd koninklijk besluit van 20 december 1963, wordt het gemiddeld dagloon van de werknemers bedoeld in het eerste lid, geacht het gemiddeld dagloon te zijn dat ze zouden verdiend hebben indien zij hun arbeidsprestaties niet zouden verminderd hebben.
Voor de toepassing van artikel 160 van het voornoemd koninklijk besluit van 20 december 1963, wordt het gemiddeld dagloon van de werknemers bedoeld in het eerste lid, geacht het gemiddeld dagloon te zijn dat ze zouden verdiend hebben indien zij hun arbeidsprestaties niet zouden verminderd hebben.
Art.10. Les travailleurs visés à l'article 7 de l'arrêté royal, qui deviennent chômeurs complets au sens de l'article 131 de l'arrêté royal du 20 décembre 1963 précité, au cours d'une période pendant laquelle ils peuvent bénéficier d'une allocation d'interruption, sont pour l'application de l'arrêté royal du 20 décembre 1963 précité considérés comme étant devenus chômeur dans le régime de travail dont ils ont réduit les prestations.
Pour l'application de l'article 160 de l'arrêté royal du 20 décembre 1963 précité, la rémunération journalière des travailleurs visés à l'alinéa 1er, est censée être la rémunération journalière moyenne qu'ils auraient percue s'ils n'avaient pas réduit leurs prestations.
Pour l'application de l'article 160 de l'arrêté royal du 20 décembre 1963 précité, la rémunération journalière des travailleurs visés à l'alinéa 1er, est censée être la rémunération journalière moyenne qu'ils auraient percue s'ils n'avaient pas réduit leurs prestations.
Art.11. De werknemers die een deeltijdse arbeidsregeling aanvaard hebben om aan de werkloosheid te ontsnappen en die de uitvoering van hun arbeidsovereenkomst volledig schorsen in toepassing van artikel 3 van het koninklijk besluit, worden geacht bij de beëindiging van deze periode van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst te voldoen aan de voorwaarden van artikel 171ter, § 2, van het voornoemd koninklijk besluit van 20 december 1963.
De toepassing van artikel 171octies van het voornoemd koninklijk besluit van 20 december 1963, wordt echter geschorst gedurende deze periode.
De toepassing van artikel 171octies van het voornoemd koninklijk besluit van 20 december 1963, wordt echter geschorst gedurende deze periode.
Art.11. Les travailleurs qui ont accepté un régime de travail à temps partiel pour échapper au chômage et qui suspendent complètement l'exécution de leur contrat de travail en application de l'article 3 de l'arrêté royal, sont censés satisfaire aux conditions visées à l'article 171ter, § 2, de l'arrêté royal du 20 décembre 1963 précité à l'expiration de cette période de suspension de l'exécution de leur contrat de travail.
Toutefois, l'application de l'article 171octies, de l'arrêté royal du 20 décembre 1963 précité, est suspendue pendant cette période.
Toutefois, l'application de l'article 171octies, de l'arrêté royal du 20 décembre 1963 précité, est suspendue pendant cette période.
Afdeling 6. - Slotbepalingen.
Section 6. - Dispositions finales.
Art.12. Voor de toepassing van artikel 83ter van het ministerieel besluit van 4 juni 1964 inzake werkloosheid wordt de onderbrekingsuitkering als een vervangingsinkomen beschouwd.
Art.12. Pour l'application de l'article 83ter de l'arrêté ministériel du 4 juin 1964 relatif au chômage, l'allocation d'interruption est considérée comme un revenu de remplacement.
Art.13. 1°
2°
2°
Art.13. 1°
2°
2°
Art. 14. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1991.
Art. 14. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 1991.