Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
20 NOVEMBER 1991. - Ministerieel besluit houdende vaststelling, voor het dienstjaar 1992, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten.
Titre
20 NOVEMBRE 1991. - Arrêté ministériel fixant, pour l'exercice 1992 les conditions et les règles spécifiques qui régissent la fixation du prix de la journée d'hospitalisation, le budget des moyens financiers et le quota de journées d'hospitalisation des hôpitaux et services hospitaliers.
Informations sur le document
Numac: 1991025379
Datum: 1991-11-20
Info du document
Numac: 1991025379
Date: 1991-11-20
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
HOOFDSTUK II. - Vaststelling van het budget.
Afdeling 1. - Deel A van het budget voor alle z...
Onderafdeling 1. - Onderdeel A1 van het budget.
Onderafdeling 2. - Onderdeel A2 van het budget.
Onderafdeling 3. - Onderdeel A3 van het budget.
Onderafdeling 4. - Onderdeel A4 van het budget.
Afdeling 2. - Deel B van het budget.
Onderafdeling 1. - Algemene ziekenhuizen, behal...
Rubriek 1. - Onderdeel B1 van het budget.
Rubriek 2. - Onderdeel B2 van het budget.
Rubriek 3. - Onderdeel B3 van het budget.
Rubriek 4. - Onderdeel B4 van het budget.
Rubriek 5. - Onderdeel B5 van het budget.
Rubriek 6. - (Gemeenschappelijke bepalingen voo...
Rubriek 7. - Onderdeel B6 van het budget.
Onderafdeling 2. - Ziekenhuizen en diensten erk...
Rubriek 1. - Onderdeel B1 en B2 van het budget.
Rubriek 2. _ Onderdeel B5 van het budget.
Rubriek 3. - Gemeenschappelijke bepalingen voor...
Rubriek 4. - Onderdeel B6.
Onderafdeling 3. - Psychiatrische ziekenhuizen.
Rubriek 1. - Deel B.
Rubriek 2. - Gemeenschappelijke bepalingen voor...
Rubriek 3.
Afdeling 3. - Onderafdeling C3 van het budget v...
Afdeling 4. - Diensten voor niet-intensieve neo...
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van het quotum va...
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Bijlagen.
Table des matières
CHAPITRE Ier. - Dispositions générales.
CHAPITRE II. - Fixation du budget.
Section 1re. - Partie A du budget pour tous les...
Sous-section 1re. - Sous-partie A1 du budget.
Sous-section 2. - Sous-section A2 du budget.
Sous-section 3. - Sous-partie A3 du budget.
Sous-section 4. - Sous-partie A4 du budget.
Section 2. - Partie B du budget.
Sous-section 1er. - Hôpitaux généraux hormis ce...
Rubrique 1er. - Sous-partie B1 du budget.
Rubrique 2. - Sous-partie B2 du budget.
Rubrique 3. - Sous-partie B3 du budget.
Rubrique 4. - Sous-partie B4 du budget.
Rubrique 5. - Sous-partie B5 du budget.
Rubrique 6. - (Dispositions communes pour la So...
Rubrique 7. - Sous-partie B6 du budget.
Sous-section 2. - Hôpitaux et services agréés s...
Rubrique 1ère. - Sous-parties B1 et B2 du budget.
Rubrique 2. - Sous-partie B5 du budget.
Rubrique 3. - Dispositions communes pour la par...
Rubrique 4. - Sous-partie B6.
Sous-section 3. - Hôpitaux psychiatriques.
Rubrique 1er. - Partie B.
Rubrique 2. - Dispositions communes pour la Par...
Rubrique 3. - Sous-partie B6.
Section 3. - Sous-partie C3 du budget pour tous...
Section 4. - Services des soins néonatals non i...
CHAPITRE III. - Fixation du quota de journées d...
CHAPITRE IV. - Dispositions finales.
Annexes.
Tekst (82)
Texte (82)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
CHAPITRE Ier. - Dispositions générales.
Artikel 1. De bepalingen van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget en de onderscheiden bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 oktober 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 26 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991 en 20 november 1991, worden voor het dienstjaar 1992 geconcretiseerd door en aangevuld met de bepalingen van dit besluit.
Article 1. Les dispositions de l'arrêté ministériel du 2 août 1986 fixant pour les hôpitaux et les services hospitaliers les conditions et règles de fixation du prix de la journée d'hospitalisation, du budget et de ses éléments, ainsi que les règles de comparaison du coût et de la fixation du quota des journées, modifié par les arrêtés ministériels des 21 avril 1987, 11 août 1987, 7 novembre 1988, 12 octobre 1989, 20 décembre 1989, 23 juin 1990, 10 juillet 1990, 28 novembre 1990, 26 février 1991, 20 mars 1991, 10 avril 1991 et 20 novembre 1991, sont pour l'exercice 1992, concrétisées et complétées par les dispostions figurant dans le présent arrêté.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt bedoeld met:
1° "het koninklijk besluit van 30 juli 1986" : het koninklijk besluit van 30 juli 1986 houdende wijziging van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend;
2° "het ministerieel besluit van 2 augustus 1986" : het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget en de onderscheiden bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 december 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 26 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991 en 20 november 1991;
3° "het ministerieel besluit van 28 november 1990" : het ministerieel van 28 november 1990 tot vaststelling, voor het dienstjaar 1991, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd door de ministeriële besluiten van 20 maart 1991 en 7 augustus 1991;
4° " het koninklijk besluit van 27 oktober 1989" : het koninklijk besluit van 27 oktober 1989 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantietomograaf met ingebouwd electronisch telsysteem wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 februari 1991;
5° "het koninklijk besluit van 18 maart 1985" : het koninklijk besluit van 18 maart 1985 houdende vaststelling van de criteria voor de programmatie en de financiering van de magnetische resonantietomograaf met ingebouwd electronisch telsysteem;
6° "het koninklijk besluit van 5 april 1991" : het koninklijk besluit van 5 april 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst radiotherapie moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, gewijzigd door het Koninklijk besluit van 17 oktober 1991;
7° "de wet van 26 juni 1990" : de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke;
8° "het sociaal akkoord" : de protocolakkoorden gesloten tussen de werkgevers, de representatieve organen van de werknemers van de ziekenhuizen en de regering, gesloten op 4 juli 1991 en op 12 november 1991.
1° "het koninklijk besluit van 30 juli 1986" : het koninklijk besluit van 30 juli 1986 houdende wijziging van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend;
2° "het ministerieel besluit van 2 augustus 1986" : het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget en de onderscheiden bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 december 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 26 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991 en 20 november 1991;
3° "het ministerieel besluit van 28 november 1990" : het ministerieel van 28 november 1990 tot vaststelling, voor het dienstjaar 1991, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd door de ministeriële besluiten van 20 maart 1991 en 7 augustus 1991;
4° " het koninklijk besluit van 27 oktober 1989" : het koninklijk besluit van 27 oktober 1989 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantietomograaf met ingebouwd electronisch telsysteem wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 februari 1991;
5° "het koninklijk besluit van 18 maart 1985" : het koninklijk besluit van 18 maart 1985 houdende vaststelling van de criteria voor de programmatie en de financiering van de magnetische resonantietomograaf met ingebouwd electronisch telsysteem;
6° "het koninklijk besluit van 5 april 1991" : het koninklijk besluit van 5 april 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst radiotherapie moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, gewijzigd door het Koninklijk besluit van 17 oktober 1991;
7° "de wet van 26 juni 1990" : de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke;
8° "het sociaal akkoord" : de protocolakkoorden gesloten tussen de werkgevers, de representatieve organen van de werknemers van de ziekenhuizen en de regering, gesloten op 4 juli 1991 en op 12 november 1991.
Art.2. Pour l'application du présent arrêté, on entend par:
1. "l'arrêté royal du 30 juillet 1986" : l'arrêté royal du 30 juillet 1986 modifiant l'arrêté royal du 13 décembre 1966 déterminant le taux et certaines conditions d'octroi des subventions pour la construction, le reconditionnement, l'équipement et l'appareillage d'hôpitaux;
2. "l'arrêté ministériel du 2 août 1986" : l'arrêté ministériel du 2 août 1986 fixant pour les hôpitaux et les services hospitaliers les conditions et règles de fixation du prix de la journée d'hospitalisation, du budget et de ses éléments, ainsi que les règles de comparaison du coût et de la fixation du quota des journées, modifié par les arrêtés ministériels des 21 avril 1987, 11 août 1987, 7 novembre 1988, 12 octobre 1989, 20 décembre 1989, 23 juin 1990, 10 juillet 1990, 28 novembre 1990, 26 février 1991, 20 mars 1991, 10 avril 1991 et 20 novembre 1991;
3. "l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990" : l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990 fixant, pour l'exercice 1991, les conditions et les règles spécifiques qui régissent la fixation du prix de la journée d'hospitalisation, le budget des moyens financiers et le quota de journées d'hospitalisation des hôpitaux et services hospitaliers, modifié par les arrêtés ministériels du 20 mars 1991 et 7 août 1991;
4. "l'arrêté royal du 27 octobre 1989" : l'arrêté royal du 27 octobre 1989 fixant les normes auxquelles un service où est installé un tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré doit répondre pour être agréé comme service médico-technique lourd au sens de l'article 44 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987, modifié par l'arrêté royal du 26 février 1991;
5. "l'arrêté royal du 18 mars 1985" ; l'arrêté royal du 18 mars 1985 fixant les critères de programmation et de financement du tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré;
6. "l'arrêté royal du 5 avril 1991" : l'arrêté du 5 avril 1991 fixant les normes auxquelles un service de radiothérapie doit répondre pour être agréé comme service médico-technique lourd au sens de l'article 44 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987, modifié par l'arrêté royal du 17 octobre 1991;
7. "la loi du 26 juin 1990": la loi du 26 juin 1990 relative à la protection de la personne des malades mentaux;
8. "l'accord social" : les protocoles d'accord conclus entre les employeurs, les organes représentatifs des travailleurs des hôpitaux et le gouvernement, datés du 4 juillet 1991 et du 12 novembre 1991.
1. "l'arrêté royal du 30 juillet 1986" : l'arrêté royal du 30 juillet 1986 modifiant l'arrêté royal du 13 décembre 1966 déterminant le taux et certaines conditions d'octroi des subventions pour la construction, le reconditionnement, l'équipement et l'appareillage d'hôpitaux;
2. "l'arrêté ministériel du 2 août 1986" : l'arrêté ministériel du 2 août 1986 fixant pour les hôpitaux et les services hospitaliers les conditions et règles de fixation du prix de la journée d'hospitalisation, du budget et de ses éléments, ainsi que les règles de comparaison du coût et de la fixation du quota des journées, modifié par les arrêtés ministériels des 21 avril 1987, 11 août 1987, 7 novembre 1988, 12 octobre 1989, 20 décembre 1989, 23 juin 1990, 10 juillet 1990, 28 novembre 1990, 26 février 1991, 20 mars 1991, 10 avril 1991 et 20 novembre 1991;
3. "l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990" : l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990 fixant, pour l'exercice 1991, les conditions et les règles spécifiques qui régissent la fixation du prix de la journée d'hospitalisation, le budget des moyens financiers et le quota de journées d'hospitalisation des hôpitaux et services hospitaliers, modifié par les arrêtés ministériels du 20 mars 1991 et 7 août 1991;
4. "l'arrêté royal du 27 octobre 1989" : l'arrêté royal du 27 octobre 1989 fixant les normes auxquelles un service où est installé un tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré doit répondre pour être agréé comme service médico-technique lourd au sens de l'article 44 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987, modifié par l'arrêté royal du 26 février 1991;
5. "l'arrêté royal du 18 mars 1985" ; l'arrêté royal du 18 mars 1985 fixant les critères de programmation et de financement du tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré;
6. "l'arrêté royal du 5 avril 1991" : l'arrêté du 5 avril 1991 fixant les normes auxquelles un service de radiothérapie doit répondre pour être agréé comme service médico-technique lourd au sens de l'article 44 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987, modifié par l'arrêté royal du 17 octobre 1991;
7. "la loi du 26 juin 1990": la loi du 26 juin 1990 relative à la protection de la personne des malades mentaux;
8. "l'accord social" : les protocoles d'accord conclus entre les employeurs, les organes représentatifs des travailleurs des hôpitaux et le gouvernement, datés du 4 juillet 1991 et du 12 novembre 1991.
HOOFDSTUK II. - Vaststelling van het budget.
CHAPITRE II. - Fixation du budget.
Afdeling 1. - Deel A van het budget voor alle ziekenhuizen.
Section 1re. - Partie A du budget pour tous les hôpitaux.
Onderafdeling 1. - Onderdeel A1 van het budget.
Sous-section 1re. - Sous-partie A1 du budget.
Art.3. Bij toepassing van het koninklijk besluit van 30 juli 1986 kan volgens nader te bepalen regelen, het percentage dat in artikel 16, § 2, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 is bepaald, op 70% worden gebracht.
Art.3. Le pourcentage visé à l'article 16, § 2, de l'arrêté ministériel du 2 août 1986 peut, selon des règles à préciser, être porté à 70 % en cas d'application de l'arrêté royal du 30 juillet 1986.
Art.4. Het in artikel 20 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 bedoelde forfaitair bedrag om de lasten te dekken verbonden aan de afschrijving van materiaal voor medische en nietmedische uitrusting, met inbegrip van de informatica-apparatuur, alsmede van meubilair, wordt vastgesteld op het niveau van de lasten die voor 1991 werden in aanmerking genomen.
Dit forfaitair bedrag wordt vermeerderd met de bedragen toegekend overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van het ministerieel besluit van 28 november 1990.
Dit forfaitair bedrag wordt vermeerderd met de bedragen toegekend overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van het ministerieel besluit van 28 november 1990.
Art.4. Le montant forfaitaire prévu à l'article 20 de l'arrêté ministériel du 2 août 1986, pour la couverture des charges d'amortissement du matériel et équipement médical et non médical, y compris l'appareillage informatique, ainsi que le mobilier, est fixé au niveau des charges retenues pour 1991.
Ce montant forfaitaire est majoré des montants octroyés conformément aux dispositions des articles 5 et 6 de l'arrêté ministériel du 28 novemebre 1990.
Ce montant forfaitaire est majoré des montants octroyés conformément aux dispositions des articles 5 et 6 de l'arrêté ministériel du 28 novemebre 1990.
Art.5. Voor het dekken van de kosten voortvloeiend uit de afschrijvingen van het rollend materieel, wordt een forfaitair bedrag vastgesteld op het niveau van de lasten die voor 1991 werden weerhouden.
Art.5. Pour la couverture des frais résultant des amortissements du matériel roulant, un montant forfaitaire est fixé au niveau des charges retenues pour 1991.
Onderafdeling 2. - Onderdeel A2 van het budget.
Sous-section 2. - Sous-section A2 du budget.
Art.6. § 1. Onderdeel A2 van het budget der financiële middelen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 21 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
§ 2. Voor de toepassing van § 1, wordt het in artikel 21, 1° van het voormelde ministerieel besluit bedoelde percentage op 6 procent vastgesteld, en wordt het in artikel 21,2° van het voormelde ministerieel besluit bedoelde percentage op 16 procent vastgesteld.
Voor de psychiatrische ziekenhuizen worden de percentages respectivelijk op 6 procent en op 8 procent vastgesteld.
§ 2. Voor de toepassing van § 1, wordt het in artikel 21, 1° van het voormelde ministerieel besluit bedoelde percentage op 6 procent vastgesteld, en wordt het in artikel 21,2° van het voormelde ministerieel besluit bedoelde percentage op 16 procent vastgesteld.
Voor de psychiatrische ziekenhuizen worden de percentages respectivelijk op 6 procent en op 8 procent vastgesteld.
Art.6. § 1er. La Sous-partie A2 du budget des moyens financiers est fixée conformément aux dispositions de l'article 21 de l'arrêté ministériel du 2 août 1986.
§ 2. Pour l'application du § 1er, le pourcentage visé à l'article 21, 1° de l'arrêté ministériel précité est fixé à 6 pourcent et le pourcentage visé à l'article 21, 2° de l'arrêté ministériel précité est fixé à 16 pourcent.
Pour les hôpitaux psychiatriques les pourcentages sont respectivement de 6 pourcent et de 8 pourcent.
§ 2. Pour l'application du § 1er, le pourcentage visé à l'article 21, 1° de l'arrêté ministériel précité est fixé à 6 pourcent et le pourcentage visé à l'article 21, 2° de l'arrêté ministériel précité est fixé à 16 pourcent.
Pour les hôpitaux psychiatriques les pourcentages sont respectivement de 6 pourcent et de 8 pourcent.
Onderafdeling 3. - Onderdeel A3 van het budget.
Sous-section 3. - Sous-partie A3 du budget.
Art.7. Het in artikel 22 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 voorziene bedrag wordt op 2 frank vastgesteld.
Art.7. Le montant prévu à l'article 22 de l'arrêté ministériel du 2 août 1986 est fixé à 2 francs.
Onderafdeling 4. - Onderdeel A4 van het budget.
Sous-section 4. - Sous-partie A4 du budget.
Art.8. Onderdeel A4 van het budget der financiële middelen wordt, op jaarbasis, forfaitair als volgt vastgesteld:
1° voor de magnetische resonantietomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem opgesteld in een dienst erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989, zijn dezelfde regels als die welke voor het dienstjaar 1991 gelden, van toepassing met dien verstande dat voor de uitrusting, toegekend op basis van het Koninklijk besluit van 18 maart 1985, eveneens dezelde regels van toepassing zijn als deze waarin werd voorzien voor het dienstjaar 1991;
2° voor de apparatuur opgesteld in een dienst radiotherapie erkend overeenkomstig het Koninklijk besluit van 5 april 1991 wordt in de volgende financiering voorzien:
a) voor de diensten waar minder dan 750 patiënten per jaar worden behandeld : 3,6 miljoen frank, indien de dienst over een bestralingsapparaat beschikt dat na 1 januari 1982 in werking is getreden.
Dit bedrag verhoogd met 1/500e van het voormelde bedrag per behandelde patiënt begrepen tussen 500 en 749 behandelde patiënten;
b) voor de diensten waar 750 tot 1 199 patiënten per jaar worden behandeld : 6 miljoen frank indien de dienst over twee bestralingsapparaten beschikt, die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden. Dit bedrag wordt 4,8 miljoen frank indien de dienst over één bestralingsapparaat beschikt, dat na 1 januari 1982 in werking is getreden.
Deze bedragen worden verhoogd met 1/750e van het voormelde bedrag per behandelde patiënt, naargelang het geval, (begrepen tussen 1 000 en 1 199 behandelde patiënten);
c) voor de diensten waar meer dan 1 200 patiënten per jaar worden behandeld : 9,2 miljoen frank indien de dienst over drie bestralingsapparaten beschikt, die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden. Dit bedrag wordt 6 miljoen frank indien de dienst over twee bestralingsapparaten beschikt die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden, en 4,8 miljoen frank indien de dienst over een bestralingsapparaat beschikt dat na 1 januari 1982 in werking is getreden.
Deze bedragen worden verhoogd met 1/1 200e van bovenvermelde bedragen, naargelang het geval, per behandelde patiënt begrepen tussen 1 500 en 1 700 behandelde patiënten;
d) voor de diensten waar meer dan 1 700 patiënten per jaar worden behandeld : 12,4 miljoen frank indien de dienst over vier bestralingsapparaten beschikt, die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden. Dit bedrag wordt 9,2 miljoen frank indien de dienst over drie bestralingsapparaten beschikt, die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden, 6 miljoen frank indien de dienst over twee bestralingsapparaten beschikt die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden, en 3,6 miljoen frank indien de dienst over één bestralingsapparaat beschikt dat na 1 januari 1982 in werking is getreden.
De bovenvermelde bedragen worden met 0,6 miljoen frank verminderd in geval van litera a) en met 1,8 miljoen frank in geval van litera b), litera c) of litera d), indien het voor financiering in aanmerking genomen bestralingsapparaat een cobaltbom betreft.
Voor de diensten waar minder dan 500 patiënten per jaar worden behandeld, wordt per patiënt een bedrag toegekend dat gelijk is aan 1/500e van het onder a) bedoelde bedrag.
Met behandelde patiënten wordt bedoeld het aantal geattesteerde simulaties (verstrekkingen nr. 441512 - 441523 van de nomenclatuur der geneeskundige verstrekkingen) uitgevoerd tussen 1 januari en 31 december. Zolang het aantal voor het dienstjaar 1992 niet bekend is, wordt een provisioneel bedrag toegekend op basis van het aantal patiënten behandeld in het laatst gekende dienstjaar.
Indien diensten voor radiotherapie een samenwerkingsakkoord hebben afgesloten, zoals bedoeld in artikel 1bis, 2°, van het koninklijk besluit van 5 april 1991, wordt de financiering gebaseerd op het totaal aantal patiënten die in de betrokken diensten worden behandeld.
1° voor de magnetische resonantietomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem opgesteld in een dienst erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989, zijn dezelfde regels als die welke voor het dienstjaar 1991 gelden, van toepassing met dien verstande dat voor de uitrusting, toegekend op basis van het Koninklijk besluit van 18 maart 1985, eveneens dezelde regels van toepassing zijn als deze waarin werd voorzien voor het dienstjaar 1991;
2° voor de apparatuur opgesteld in een dienst radiotherapie erkend overeenkomstig het Koninklijk besluit van 5 april 1991 wordt in de volgende financiering voorzien:
a) voor de diensten waar minder dan 750 patiënten per jaar worden behandeld : 3,6 miljoen frank, indien de dienst over een bestralingsapparaat beschikt dat na 1 januari 1982 in werking is getreden.
Dit bedrag verhoogd met 1/500e van het voormelde bedrag per behandelde patiënt begrepen tussen 500 en 749 behandelde patiënten;
b) voor de diensten waar 750 tot 1 199 patiënten per jaar worden behandeld : 6 miljoen frank indien de dienst over twee bestralingsapparaten beschikt, die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden. Dit bedrag wordt 4,8 miljoen frank indien de dienst over één bestralingsapparaat beschikt, dat na 1 januari 1982 in werking is getreden.
Deze bedragen worden verhoogd met 1/750e van het voormelde bedrag per behandelde patiënt, naargelang het geval, (begrepen tussen 1 000 en 1 199 behandelde patiënten);
c) voor de diensten waar meer dan 1 200 patiënten per jaar worden behandeld : 9,2 miljoen frank indien de dienst over drie bestralingsapparaten beschikt, die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden. Dit bedrag wordt 6 miljoen frank indien de dienst over twee bestralingsapparaten beschikt die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden, en 4,8 miljoen frank indien de dienst over een bestralingsapparaat beschikt dat na 1 januari 1982 in werking is getreden.
Deze bedragen worden verhoogd met 1/1 200e van bovenvermelde bedragen, naargelang het geval, per behandelde patiënt begrepen tussen 1 500 en 1 700 behandelde patiënten;
d) voor de diensten waar meer dan 1 700 patiënten per jaar worden behandeld : 12,4 miljoen frank indien de dienst over vier bestralingsapparaten beschikt, die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden. Dit bedrag wordt 9,2 miljoen frank indien de dienst over drie bestralingsapparaten beschikt, die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden, 6 miljoen frank indien de dienst over twee bestralingsapparaten beschikt die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden, en 3,6 miljoen frank indien de dienst over één bestralingsapparaat beschikt dat na 1 januari 1982 in werking is getreden.
De bovenvermelde bedragen worden met 0,6 miljoen frank verminderd in geval van litera a) en met 1,8 miljoen frank in geval van litera b), litera c) of litera d), indien het voor financiering in aanmerking genomen bestralingsapparaat een cobaltbom betreft.
Voor de diensten waar minder dan 500 patiënten per jaar worden behandeld, wordt per patiënt een bedrag toegekend dat gelijk is aan 1/500e van het onder a) bedoelde bedrag.
Met behandelde patiënten wordt bedoeld het aantal geattesteerde simulaties (verstrekkingen nr. 441512 - 441523 van de nomenclatuur der geneeskundige verstrekkingen) uitgevoerd tussen 1 januari en 31 december. Zolang het aantal voor het dienstjaar 1992 niet bekend is, wordt een provisioneel bedrag toegekend op basis van het aantal patiënten behandeld in het laatst gekende dienstjaar.
Indien diensten voor radiotherapie een samenwerkingsakkoord hebben afgesloten, zoals bedoeld in artikel 1bis, 2°, van het koninklijk besluit van 5 april 1991, wordt de financiering gebaseerd op het totaal aantal patiënten die in de betrokken diensten worden behandeld.
Art.8. La Sous-partie A4 du budget des moyens financiers est, sur une base annuelle, fixée forfaitairement comme suit:
1° pour le tomographe à résonance magnétique avec calculateur intégré installé dans un service d'imagerie agréé conformément à l'arrêté royal du 27 octobre 1989, les mêmes règles que celles prévues pour l'exercice 1991 sont d'application, étant entendu que pour les équipements attribués sur la base de l'arrêté royal du 18 mars 1985 les mêmes règles que celles prévues pour l'exercice 1991 sont également d'application;
2° pour l'appareillage installé dans un service de radiothérapie agréé conformément à l'arrêté royal du 5 avril 1991, il est prévu le financement suivant:
a) pour les services où moins de 750 patients sont traités par an : 3,6 millions de francs, si le service dispose d'un appareillage d'irradiation qui a été mis en fonction après le 1er janvier 1982.
Ce montant est majoré de 1/500me du montant précité par patient traité compris entre 500 et 749 patients traités;
b) pour les services où 750 à 1199 patients sont traités par an : 6 millions de francs si le service dispose de 2 appareillages d'irradiation qui ont été mis en fonction après le 1er janvier 1982. Ce montant devient 4,8 millions de francs si le service dispose d'un appareillage d'irradiation, qui a été mis en fonction après le 1er janvier 1982.
Ces montant sont majorés de 1/750me des montants précités, selon le cas, par patient traité compris entre 1000 et 1199 patients traités;
c) pour les services où plus de 1200 patients sont traités par an : 9,2 millions de francs si le service dispose de 3 appareillages d'irradiation qui ont été mis en fonction après le 1er janvier 1982. Ce montant devient 6 millions de francs si le service dispose de deux appareillages d'irradiation qui ont été mis en fonction après le 1er janvier 1982, et 4,8 millions de francs si le service dispose d'un appareillage d'irradiation qui a été mis en fonction après le 1er janvier 1982.
Ces montants sont majorés de 1/1 200me du montant précité, selon le cas, par patient traité compris entre 1500 et 1700;
d) pour les services où plus de 1 700 patients sont traités par an: 12,4 millions de francs si le service dispose de quatre appareillages d'irradiation qui ont été mis en fonction après le 1er janvier 1982. Ce montant devient 9,2 millions de francs si le service dispose de trois appareillages d'irradiation qui ont été mis en fonction après le 1er janvier 1982, 6 millions de francs si le service dispose de deux appareillages d'irradiation qui ont été mis en fonction après le 1er janvier 1982, et 3,6 millions de francs si le service dispose d'un appareillage d'irradiation qui a été mis en fonction après le 1er janvier 1982.
Les montants précités sont diminués de 0,6 millions de francs au cas visé à l'alinéa a), et de 1,8 millions de francs aux cas visés aux litéras b), c) et d), si l'appareillage d'irradiation qui est pris en considération pour le financement est une bombe au cobalt.
Pour les services où moins de 500 patients par an sont traités, un montant est attribué par patient égal à 1/500me du montant visé sous a).
Par "patients traités", il faut entendre le nombre de simulations attestées (prestation n. 441512 - 441523 de la nomenclature des prestations médicales) exécutées entre le 1er janvier et le 31 décembre. En attendant de connaître le nombre à retenir pour 1992, un montant provisionnel est accordé, basé sur le nombre de patients traités pendant le dernier exercice connu.
Lorsque des services de radiothérapie concluent une convention de collaboration, comme visée dans l'article 1 bis, 2° de l'arrêté royal du 5 avril 1991, le financement est basé sur le nombre total des patients traités par les services de radiothérapie concernés.
1° pour le tomographe à résonance magnétique avec calculateur intégré installé dans un service d'imagerie agréé conformément à l'arrêté royal du 27 octobre 1989, les mêmes règles que celles prévues pour l'exercice 1991 sont d'application, étant entendu que pour les équipements attribués sur la base de l'arrêté royal du 18 mars 1985 les mêmes règles que celles prévues pour l'exercice 1991 sont également d'application;
2° pour l'appareillage installé dans un service de radiothérapie agréé conformément à l'arrêté royal du 5 avril 1991, il est prévu le financement suivant:
a) pour les services où moins de 750 patients sont traités par an : 3,6 millions de francs, si le service dispose d'un appareillage d'irradiation qui a été mis en fonction après le 1er janvier 1982.
Ce montant est majoré de 1/500me du montant précité par patient traité compris entre 500 et 749 patients traités;
b) pour les services où 750 à 1199 patients sont traités par an : 6 millions de francs si le service dispose de 2 appareillages d'irradiation qui ont été mis en fonction après le 1er janvier 1982. Ce montant devient 4,8 millions de francs si le service dispose d'un appareillage d'irradiation, qui a été mis en fonction après le 1er janvier 1982.
Ces montant sont majorés de 1/750me des montants précités, selon le cas, par patient traité compris entre 1000 et 1199 patients traités;
c) pour les services où plus de 1200 patients sont traités par an : 9,2 millions de francs si le service dispose de 3 appareillages d'irradiation qui ont été mis en fonction après le 1er janvier 1982. Ce montant devient 6 millions de francs si le service dispose de deux appareillages d'irradiation qui ont été mis en fonction après le 1er janvier 1982, et 4,8 millions de francs si le service dispose d'un appareillage d'irradiation qui a été mis en fonction après le 1er janvier 1982.
Ces montants sont majorés de 1/1 200me du montant précité, selon le cas, par patient traité compris entre 1500 et 1700;
d) pour les services où plus de 1 700 patients sont traités par an: 12,4 millions de francs si le service dispose de quatre appareillages d'irradiation qui ont été mis en fonction après le 1er janvier 1982. Ce montant devient 9,2 millions de francs si le service dispose de trois appareillages d'irradiation qui ont été mis en fonction après le 1er janvier 1982, 6 millions de francs si le service dispose de deux appareillages d'irradiation qui ont été mis en fonction après le 1er janvier 1982, et 3,6 millions de francs si le service dispose d'un appareillage d'irradiation qui a été mis en fonction après le 1er janvier 1982.
Les montants précités sont diminués de 0,6 millions de francs au cas visé à l'alinéa a), et de 1,8 millions de francs aux cas visés aux litéras b), c) et d), si l'appareillage d'irradiation qui est pris en considération pour le financement est une bombe au cobalt.
Pour les services où moins de 500 patients par an sont traités, un montant est attribué par patient égal à 1/500me du montant visé sous a).
Par "patients traités", il faut entendre le nombre de simulations attestées (prestation n. 441512 - 441523 de la nomenclature des prestations médicales) exécutées entre le 1er janvier et le 31 décembre. En attendant de connaître le nombre à retenir pour 1992, un montant provisionnel est accordé, basé sur le nombre de patients traités pendant le dernier exercice connu.
Lorsque des services de radiothérapie concluent une convention de collaboration, comme visée dans l'article 1 bis, 2° de l'arrêté royal du 5 avril 1991, le financement est basé sur le nombre total des patients traités par les services de radiothérapie concernés.
Afdeling 2. - Deel B van het budget.
Section 2. - Partie B du budget.
Onderafdeling 1. - Algemene ziekenhuizen, behalve die erkend onder kenletter V.
Sous-section 1er. - Hôpitaux généraux hormis ceux agréés sous l'index V.
Rubriek 1. - Onderdeel B1 van het budget.
Rubrique 1er. - Sous-partie B1 du budget.
Art.9. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 40, § 2 en 43, § 2, 1°, c), van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt Onderdeel B1 van het budget der financiële middelen vastgesteld op het bedrag dat overeenstemt met de waarde op 31 december 1991.
Art.9. Sans préjudice de l'application des dispositions reprises aux articles 40, § 2, et 43, § 2, 1°, c), de l'arrêté ministériel du 2 août 1986, la Sous-partie B1 du budget des moyens financiers est fixée au montant correspondant à la valeur au 31 décembre 1991.
Art.10. Voor de ziekenhuizen, bedoeld in artikel 23, § 2, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt Onderdeel B1 van het budget der financiële middelen vastgesteld op het bedrag dat overeenstemt met de waarde op 31 december met de waarde op 31 december 1991.
Art.10. Pour les hôpitaux visés à l'article 23, § 2, de l'arrêté ministériel du 2 août 1986, la Sous-partie B1 du budget des moyens financiers est fixée au montant correspondant à la valeur au 31 décembre 1991.
Art.11. Om de kosten te dekken voortvloeiend uit de toekenning per 30 bezette bedden van een 3/4-tijds personeelslid, bestemd voor het interne vervoer van de opgenomen patiënten, wordt Onderdeel B1 van het budget der financiële middelen van de openbare ziekenhuizen op 1 juni 1992 verhoogd met een bedrag berekend als volgt:
- voor de bedden in de ziekenhuisdiensten:
3/4 FTE x bedden/30 x bg x 1 000 000 frank
Hierin is:
bedden = aantal erkende en bestaande bedden op 1 januari 1992 in de betrokken dienst;
bg = de bezettingsgraad van de bedden in de betrokken diensten, vastgesteld gedurende het laatst bekende dienstjaar;
FTE = full-time equivalent.
- voor de bedden in de ziekenhuisdiensten:
3/4 FTE x bedden/30 x bg x 1 000 000 frank
Hierin is:
bedden = aantal erkende en bestaande bedden op 1 januari 1992 in de betrokken dienst;
bg = de bezettingsgraad van de bedden in de betrokken diensten, vastgesteld gedurende het laatst bekende dienstjaar;
FTE = full-time equivalent.
Art.11. En vue de couvrir les charges découlant de l'octroi d'un membre de personnel 3/4 temps, poour assurer le transport interne des patients hospitalisés, par 30 lits occupés, la Sous-partie B1 du budget des moyens financiers des hôpitaux publics est majorée au 1er juin 1992 d'un montant calculé comme suit:
- pour les lits des services hospitaliers:
3/4 ETP x lits/30 x tx x 1 000 000 francs
Où:
lits = nombre de lits agréés et existants au 1er janvier 1992 dans le service concerné;
tx = le taux d'occupation des lits constaté durant le dernier exercice connu;
ETP = équivalent temps plein.
- pour les lits des services hospitaliers:
3/4 ETP x lits/30 x tx x 1 000 000 francs
Où:
lits = nombre de lits agréés et existants au 1er janvier 1992 dans le service concerné;
tx = le taux d'occupation des lits constaté durant le dernier exercice connu;
ETP = équivalent temps plein.
Rubriek 2. - Onderdeel B2 van het budget.
Rubrique 2. - Sous-partie B2 du budget.
Art.12. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 42, § 8, laatste lid, 42, § 9, 43, § 2, 1°, c), 43, § 2, 4° en 5° van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt Onderdeel B2 van het budget der financiële middelen vastgesteld op het bedrag dat overeenstemt met de waarde op 31 december 1991, met inbegrip van de in 1991 toegekende bedragen, overeenkomstig de artikelen 15 en 21, § 2 van het ministerieel besluit van 28 november 1990.
Art.12. Sans préjudice de l'application des dispositions reprises aux articles 42, § 8, dernier alinéa, 42, § 9, 43, § 2, 1°, c), 43, § 2, 4° et 5° de l'arrêté ministériel du 2 août 1986, la Sous-partie B2 du budget des moyens financiers est fixée au montant correspondant à la valeur au 31 décembre 1991, y compris les montants octroyés en 1991 conformément aux articles 15 et 21, § 2 de l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990.
Art.13. Voor de in artikel 23, § 2 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 bedoelde ziekenhuizen, wordt Onderdeel B2 van het budget der financiële middelen vastgesteld op het bedrag, dat overeenstemt met de waarde op 31 december 1991, met inbegrip van de in 1991 toegekende bedragen, overeenkomstig de artikelen 15 en 21, § 2 van het ministerieel besluit van 28 november 1990.
Art.13. Pour les hôpitaux visés à l'article 23, § 2 de l'arrêté ministériel du 2 août 1986, la Sous-partie B2 du budget des moyens financiers est fixée au montant correspondant à la valeur au 31 décembre 1991, y compris les montants octroyés en 1991 conformément aux articles 15 et 21, § 2 de l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990.
Art.14. Met het oog op het dekken van de lasten voortvloeied uit de toekenning van een halftijds personeelslid, voor logistieke en administratieve steun, wordt Onderdeel B2 van het budget der financiële middelen per 30 bezette en erkende bedden in de diensten C, D, C + D, C + D ( intensief) en N, op 1 januari 1992 vermeerderd met een bedrag, als volgt berekend:
- voor de bedden in de betrokken diensten:
1/2 FTE x bedden/30 x bg x 1 000 000 frank;
Hierin is:
bedden = aantal erkende en bestaande bedden op 1 januari 1992 in de betrokken dienst;
bg = de bezettingsgraad van de bedden in de betrokken diensten, vastgesteld gedurende het laatst bekende dienstjaar;
FTE = full-time equivalent.
- voor de bedden in de betrokken diensten:
1/2 FTE x bedden/30 x bg x 1 000 000 frank;
Hierin is:
bedden = aantal erkende en bestaande bedden op 1 januari 1992 in de betrokken dienst;
bg = de bezettingsgraad van de bedden in de betrokken diensten, vastgesteld gedurende het laatst bekende dienstjaar;
FTE = full-time equivalent.
Art.14. En vue de couvrir les charges découlant de l'octroi d'une personne à mi-temps, pour support logistique et administratif la Sous-partie B2 du budget des moyens financiers est majorée, par 30 lits agréés et occupés dans les services C, D, C + D, C + D (intensifs) et N, au 1er janvier 1992, d'un montant calculé comme suit:
- pour les lits des services concernés:
1/2 ETP x lits/30 x tx x 1 000 000 francs;
Où:
lits = nombre de lits agréés et existants au 1er janvier 1992 dans le service concerné;
tx = le taux d'occupation des lits des services concernés constaté durant le dernier exercice connu;
ETP = équivalent temps plein.
- pour les lits des services concernés:
1/2 ETP x lits/30 x tx x 1 000 000 francs;
Où:
lits = nombre de lits agréés et existants au 1er janvier 1992 dans le service concerné;
tx = le taux d'occupation des lits des services concernés constaté durant le dernier exercice connu;
ETP = équivalent temps plein.
Art.15. Onderdeel B2 van het budget der financiële middelen wordt, overeenkomstig de regelen en modaliteiten te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, als volgt vermeerderd:
1° voor de privé-ziekenhuizen met een percentage, te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, vanaf 1 juni 1992, met het oog op de dekking van de lasten die voortvloeien enerzijds uit de toekenning aan het ((verpleegkundig en paramedisch personeel die een A1- of A2-opleiding heeft gevolgd, alsmede aan de voormelde personeelsleden die in de schaal 1.80 zijn gerangschikt)) van twee extra-jaren geldelijke anciënniteit, en anderzijds uit de 1% verhoging van de loonschaal, toepasselijk op het niet-gekwalificeerd verzorgend personeel. (Deze percentages worden provisionneel toegestaan en zullen herzien worden op grond van de reële kosten van ieder ziekenhuis.)
2° met een percentage, te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, met het oog op de dekking van de lasten voortvloeiend uit de verhoging van de functietoeslag toegekend aan de hoofdverpleegkundige(n) en de verpleegkundige(n)- hoofd van de dienst, a rato van 4 tot 8% op 1 juni 1992 voor de openbare ziekenhuizen en op 1 december 1992 voor de privé-ziekenhuizen. Die verhoging bedraagt 0%, 4% of 6% indien de geldelijke anciënniteit van het betrokken personeel respectivelijk minder dan 9 jaar, 9 tot 17 jaar of 18 jaar en meer bedraagt. (Dit percentage wordt provisioneel toegestaan en zal herzien worden op grond van de reële kosten van ieder ziekenhuis.) <NOTA : voor de vermeerdering van het percentage, zie MB 1992-06-09/33, art. 2, Inwerkingtreding : 01-06-1992>
3° (met een percentage, te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, om de lasten te dekken voortvloeiend uit de toekenning van een vergoeding van 45 F (index van 1 december 1992) per werkelijk gepresteerd uur op zaterdagen, zondagen en officiële feestdagen in de openbare ziekenhuizen vanaf 1 december 1992. Dit percentage wordt provisioneel toegestaan en zal herzien worden op grond van de reële kosten van ieder ziekenhuis.)
1° voor de privé-ziekenhuizen met een percentage, te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, vanaf 1 juni 1992, met het oog op de dekking van de lasten die voortvloeien enerzijds uit de toekenning aan het ((verpleegkundig en paramedisch personeel die een A1- of A2-opleiding heeft gevolgd, alsmede aan de voormelde personeelsleden die in de schaal 1.80 zijn gerangschikt)) van twee extra-jaren geldelijke anciënniteit, en anderzijds uit de 1% verhoging van de loonschaal, toepasselijk op het niet-gekwalificeerd verzorgend personeel. (Deze percentages worden provisionneel toegestaan en zullen herzien worden op grond van de reële kosten van ieder ziekenhuis.)
2° met een percentage, te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, met het oog op de dekking van de lasten voortvloeiend uit de verhoging van de functietoeslag toegekend aan de hoofdverpleegkundige(n) en de verpleegkundige(n)- hoofd van de dienst, a rato van 4 tot 8% op 1 juni 1992 voor de openbare ziekenhuizen en op 1 december 1992 voor de privé-ziekenhuizen. Die verhoging bedraagt 0%, 4% of 6% indien de geldelijke anciënniteit van het betrokken personeel respectivelijk minder dan 9 jaar, 9 tot 17 jaar of 18 jaar en meer bedraagt. (Dit percentage wordt provisioneel toegestaan en zal herzien worden op grond van de reële kosten van ieder ziekenhuis.) <NOTA : voor de vermeerdering van het percentage, zie MB 1992-06-09/33, art. 2, Inwerkingtreding : 01-06-1992>
3° (met een percentage, te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, om de lasten te dekken voortvloeiend uit de toekenning van een vergoeding van 45 F (index van 1 december 1992) per werkelijk gepresteerd uur op zaterdagen, zondagen en officiële feestdagen in de openbare ziekenhuizen vanaf 1 december 1992. Dit percentage wordt provisioneel toegestaan en zal herzien worden op grond van de reële kosten van ieder ziekenhuis.)
Art.15. La Sous-partie B2 du budget des moyens financiers est, selon les règles et modalités à déterminer par le Ministre qui a la fixation du prix de journée dans ses attributions, augmentée comme suit:
1° pour les hôpitaux privés, d'un pourcentage à déterminer par le Ministre qui a la fixation du prix de la journée d'hospitalisation dans ses attributions, à partir du 1er juin 1992, en vue de couvrir les charges découlant d'une part de l'octroi au ((personnel infirmier et paramédical ayant une formation A1 ou A2 ainsi qu'aux membres du personnel susvisés porteurs d'un diplôme universitaire qui sont classés dans l'échelle 1.80)) de deux années d'ancienneté pécuniaire supplémentaires et d'autre part de l'augmentation de 1% des barèmes applicables au personnel soignant non qualifié; (ces pourcentages sont accordés à titre provisionnel et seront revus sur base des coûts réels de chaque hôpital.)
2° d'un pourcentage, à déterminer par le Ministre qui a la fixation du prix de la journée d'hospitalisation dans ses attributions, en vue de couvrir les charges découlant de la majoration du complément fonctionnel octroyé aux infirmier(e)s en chef et infirmier(e)s chefs de service au 1er juin 1992 pour les hôpitaux publics et au 1er décembre 1992 pour les hôpitaux privés. Cette majoration est 0%, 4% où 6% si l'ancienneté pécuniaire du personnel concerné est respectivement de moins de 9 ans, de 9 à 17 ans, de 18 ans et plus. (Ce pourcentage est accordé à titre provisionnel et sera revu sur base des coûts réels de chaque hôpital.)
3° (d'un pourcentage à déterminer par le Ministre qui a la fixation du prix de la journée d'hospitalisation dans ses attributions, en vue de couvrir les charges découlant de l'octroi d'une indemnité de 45 F (index 1 décembre 1992) par heure de jour réellement prestée les samedi, dimanche et jours fériés dans les hôpitaux publics à partir du 1er décembre 1992. Ce pourcentage est accordé à titre provisionnel et sera revu sur base des coûts réels de chaque hôpital.)
1° pour les hôpitaux privés, d'un pourcentage à déterminer par le Ministre qui a la fixation du prix de la journée d'hospitalisation dans ses attributions, à partir du 1er juin 1992, en vue de couvrir les charges découlant d'une part de l'octroi au ((personnel infirmier et paramédical ayant une formation A1 ou A2 ainsi qu'aux membres du personnel susvisés porteurs d'un diplôme universitaire qui sont classés dans l'échelle 1.80)) de deux années d'ancienneté pécuniaire supplémentaires et d'autre part de l'augmentation de 1% des barèmes applicables au personnel soignant non qualifié; (ces pourcentages sont accordés à titre provisionnel et seront revus sur base des coûts réels de chaque hôpital.)
2° d'un pourcentage, à déterminer par le Ministre qui a la fixation du prix de la journée d'hospitalisation dans ses attributions, en vue de couvrir les charges découlant de la majoration du complément fonctionnel octroyé aux infirmier(e)s en chef et infirmier(e)s chefs de service au 1er juin 1992 pour les hôpitaux publics et au 1er décembre 1992 pour les hôpitaux privés. Cette majoration est 0%, 4% où 6% si l'ancienneté pécuniaire du personnel concerné est respectivement de moins de 9 ans, de 9 à 17 ans, de 18 ans et plus. (Ce pourcentage est accordé à titre provisionnel et sera revu sur base des coûts réels de chaque hôpital.)
3° (d'un pourcentage à déterminer par le Ministre qui a la fixation du prix de la journée d'hospitalisation dans ses attributions, en vue de couvrir les charges découlant de l'octroi d'une indemnité de 45 F (index 1 décembre 1992) par heure de jour réellement prestée les samedi, dimanche et jours fériés dans les hôpitaux publics à partir du 1er décembre 1992. Ce pourcentage est accordé à titre provisionnel et sera revu sur base des coûts réels de chaque hôpital.)
Rubriek 3. - Onderdeel B3 van het budget.
Rubrique 3. - Sous-partie B3 du budget.
Art.16. Onderdeel B3 van het budget van financiële middelen wordt, op jaarbasis, forfaitair als volgt vastgesteld:
1° voor de dienst medische beeldvorming met een magnetische resonantietomograaf met ingebouwd electronisch telsysteem, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989, zijn dezelfde regels als voor het dienstjaar 1991 van toepassing, met dien verstande dat voor de uitrusting toegekend op basis van het koninklijk besluit van 18 maart 1985 dezelfde regels als deze voor het dienstjaar 1991 van toepassing zijn;
2° voor de dienst radiotherapie, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 april 1991, wordt in een forfaitair bedrag voorzien, om de vaste basiswerkingskosten te dekken, bedoeld in artikel 12bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, dat als volgt wordt vastgesteld:
a) voor de diensten waar minder dan 750 patiënten per jaar worden behandeld : 5,5 miljoen frank;
b) voor de diensten waar 750 tot 1 199 patiënten per jaar worden behandeld : 8,25 miljoen frank;
c) voor de diensten waar 1 200 tot 1 699 patiënten per jaar woorden behandeld : 13,2 miljoen frank;
d) voor de diensten waar 1 700 patiënten en meer per jaar worden behandeld : 18,7 miljoen frank.
Deze bedragen worden, voor de diensten waar meer dan 500 patiënten per jaar worden behandeld, vermeerderd met 11 000 frank per behandelde patiënt.
Voor de toekenning van dit bedrag gelden eveneens de bepalingen van (de drie laatste alinea's) van artikel 8 van dit besluit.
1° voor de dienst medische beeldvorming met een magnetische resonantietomograaf met ingebouwd electronisch telsysteem, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989, zijn dezelfde regels als voor het dienstjaar 1991 van toepassing, met dien verstande dat voor de uitrusting toegekend op basis van het koninklijk besluit van 18 maart 1985 dezelfde regels als deze voor het dienstjaar 1991 van toepassing zijn;
2° voor de dienst radiotherapie, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 april 1991, wordt in een forfaitair bedrag voorzien, om de vaste basiswerkingskosten te dekken, bedoeld in artikel 12bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, dat als volgt wordt vastgesteld:
a) voor de diensten waar minder dan 750 patiënten per jaar worden behandeld : 5,5 miljoen frank;
b) voor de diensten waar 750 tot 1 199 patiënten per jaar worden behandeld : 8,25 miljoen frank;
c) voor de diensten waar 1 200 tot 1 699 patiënten per jaar woorden behandeld : 13,2 miljoen frank;
d) voor de diensten waar 1 700 patiënten en meer per jaar worden behandeld : 18,7 miljoen frank.
Deze bedragen worden, voor de diensten waar meer dan 500 patiënten per jaar worden behandeld, vermeerderd met 11 000 frank per behandelde patiënt.
Voor de toekenning van dit bedrag gelden eveneens de bepalingen van (de drie laatste alinea's) van artikel 8 van dit besluit.
Art.16. La Sous-partie B3 du budget des moyens financiers est, sur une base annuelle, fixée forfaitairement comme suit:
1° pour un service d'imagerie médicale avec un tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré, agréé conformément à l'arrêté royal du 27 octobre 1989, les mêmes règles que celles prévues pour l'exercice 1991 sont d'application, étant entendu que pour les équipements attribués sur la base de l'arrêté royal du 18 mars 1985, les mêmes règles que celles prévues pour l'exercice 1991 sont d'application;
2° pour un service de radiothérapie agréé conformément à l'arrêté royal du 5 avril 1991, il est prévu un montant forfaitaire accordé en vue de couvrir les frais de fonctionnement de base visés à l'article 12bis de l'arrêté ministériel du 2 août 1986, et fixé comme suit:
a) pour les services où moins de 750 patients par an sont traités:
5,5 millions de francs;
b) pour les services où 750 à 1199 patients par an sont traités:
8,25 millions de francs;
c) pour les services où 1 200 à 1 699 patients par an sont traités:
13,2 millions de francs;
d) pour les services où 1 700 patients et plus par an sont traités:
18,7 millions de francs.
Ces montants sont, pour les services où plus de 500 patients par an sont traités, majorés de 11 000 francs par patient traité.
Pour l'octroi de ce montant, les dispositions reprises dans (les trois derniers alinéas) de l'article 8 du présent arrêté sont également d'application.
1° pour un service d'imagerie médicale avec un tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré, agréé conformément à l'arrêté royal du 27 octobre 1989, les mêmes règles que celles prévues pour l'exercice 1991 sont d'application, étant entendu que pour les équipements attribués sur la base de l'arrêté royal du 18 mars 1985, les mêmes règles que celles prévues pour l'exercice 1991 sont d'application;
2° pour un service de radiothérapie agréé conformément à l'arrêté royal du 5 avril 1991, il est prévu un montant forfaitaire accordé en vue de couvrir les frais de fonctionnement de base visés à l'article 12bis de l'arrêté ministériel du 2 août 1986, et fixé comme suit:
a) pour les services où moins de 750 patients par an sont traités:
5,5 millions de francs;
b) pour les services où 750 à 1199 patients par an sont traités:
8,25 millions de francs;
c) pour les services où 1 200 à 1 699 patients par an sont traités:
13,2 millions de francs;
d) pour les services où 1 700 patients et plus par an sont traités:
18,7 millions de francs.
Ces montants sont, pour les services où plus de 500 patients par an sont traités, majorés de 11 000 francs par patient traité.
Pour l'octroi de ce montant, les dispositions reprises dans (les trois derniers alinéas) de l'article 8 du présent arrêté sont également d'application.
Rubriek 4. - Onderdeel B4 van het budget.
Rubrique 4. - Sous-partie B4 du budget.
Art.17. De bedragen bedoeld in de artikelen 17, 18 en 19, § 2 van het ministerieel besluit van 28 november 1990 blijven in 1992 gehandhaafd.
Art.17. Les montants visés aux articles 17, 18 et 19, § 2 de l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990 sont maintenus en 1992.
Art.18. Het bedrag, waarin artikel 19, § 1 van het ministerieel besluit van 28 november 1990 voorziet, blijft gehandhaafd tot op de datum, bepaald in de overeenkomst afgesloten met de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft.
Art.18. Le montant prévu à l'article 19, § 1er de l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990 est maintenu jusqu'à la date définie dans la convention conclue avec le Ministre qui a la fixation du prix de la journée d'hospitalisation dans ses attributions.
Art.19. Met het oog op de betaling van de wedde voor de administratieve taken van de geneesheren-hoofd van dienst, bedoeld in de wet van 26 juni 1990, wordt vanaf 1 januari 1992, Onderdeel B4 van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen die geesteszieken opnemen, waarvoor een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990 werd uitgevaardigd, vermeerderd:
1° met een forfaitair bedrag van 150 000 frank per jaar, op voorwaarde dat minstens één geesteszieke, waarvoor een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990 uitgevaardigd werd, in het jaar 1992 in het ziekenhuis werd opgenomen;
2° met een bijkomend forfaitair bedrag van 7 500 frank per geesteszieke, opgenomen in het jaar 1992 en waarvoor een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990 werd uitgevaardigd.
Ten provisionele titel wordt de helft van het aantal gecolloceerde patiënten die in het dienstjaar 1989 in het ziekenhuis verbleven hebben, in aanmerking genomen.
1° met een forfaitair bedrag van 150 000 frank per jaar, op voorwaarde dat minstens één geesteszieke, waarvoor een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990 uitgevaardigd werd, in het jaar 1992 in het ziekenhuis werd opgenomen;
2° met een bijkomend forfaitair bedrag van 7 500 frank per geesteszieke, opgenomen in het jaar 1992 en waarvoor een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990 werd uitgevaardigd.
Ten provisionele titel wordt de helft van het aantal gecolloceerde patiënten die in het dienstjaar 1989 in het ziekenhuis verbleven hebben, in aanmerking genomen.
Art.19. A partir du 1er janvier 1992, en vue du paiement du traitement pour les missions administratives des médecins-chefs de service, visés par la loi du 26 juin 1990, la Sous-partie B4 du budget des moyens financiers des hôpitaux qui admettent des malades mentaux faisant l'objet d'une mesure de protection prises dans le cadre de la loi du 26 juin 1990, est majorée:
1. d'un montant forfaitaire de 150 000 francs par an, à condition qu'au moins un malade mental faisant l'objet d'une mesure de protection prise dans le cadre de la loi du 26 juin 1990, ait été admis à l'hôpital durant l'année 1992;
2. d'un montant forfaitaire supplémentaire de 7 500 francs par malade mental admis durant l'année 1992, faisant l'objet d'une mesure de protection prise dans le cadre de la loi du 26 juin 1990.
A titre provisionnel, il est tenu compte de la moitié du nombre de patients colloqués qui ont séjournés à l'hôpital durant l'exercice 1989.
1. d'un montant forfaitaire de 150 000 francs par an, à condition qu'au moins un malade mental faisant l'objet d'une mesure de protection prise dans le cadre de la loi du 26 juin 1990, ait été admis à l'hôpital durant l'année 1992;
2. d'un montant forfaitaire supplémentaire de 7 500 francs par malade mental admis durant l'année 1992, faisant l'objet d'une mesure de protection prise dans le cadre de la loi du 26 juin 1990.
A titre provisionnel, il est tenu compte de la moitié du nombre de patients colloqués qui ont séjournés à l'hôpital durant l'exercice 1989.
Rubriek 5. - Onderdeel B5 van het budget.
Rubrique 5. - Sous-partie B5 du budget.
Art.20. Onderdeel B5 van het budget der financiële middelen wordt op de waarde van 31 december 1991 vastgesteld.
Art.20. La Sous-partie B5 du budget des moyens financiers est fixée à la valeur au 31 décembre 1991.
Rubriek 6. - (Gemeenschappelijke bepalingen voor Onderdeel B van de algemene ziekenhuizen.)
Rubrique 6. - (Dispositions communes pour la Sous-partie B des hôpitaux généraux.)
Art.21. Voor de ziekenhuizen die over een materniteit beschikken, worden de onderdelen B1 en B2 van het budget der financiële middelen voorlopig zo aangepast dat het aantal verpleegdagen die voor de financiering in aanmerking komen, beperkt wordt tot het aantal bevallingen in de instelling in het dienstjaar 1992, vermenigvuldigd met een verblijfsduur vastgesteld op 6,21 dagen.
In afwachting dat de werkelijke verblijfsduur en het werkelijke aantal bevallingen in 1992 bekend zijn, wordt provisioneel de voor het dienstjaar 1991 uitgevoerde vermindering toegepast.
De Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, kan een afwijking toestaan van de beperkingen die krachtens de voorgaande regelen op Onderdeel B van het budget der financiële middelen worden toegepast op voorwaarde dat de beheerder, na advies van de hoofdgeneesheer, op een behoorlijlke wijze het bewijs levert dat de vastgestelde verblijfsduur gerechtvaardigd is.
Aan dit verzoek kan een gunstig gevolg worden gegeven na advies van een werkgroep van geneesheren die daartoe in de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen wordt opgericht.
In afwachting dat de werkelijke verblijfsduur en het werkelijke aantal bevallingen in 1992 bekend zijn, wordt provisioneel de voor het dienstjaar 1991 uitgevoerde vermindering toegepast.
De Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, kan een afwijking toestaan van de beperkingen die krachtens de voorgaande regelen op Onderdeel B van het budget der financiële middelen worden toegepast op voorwaarde dat de beheerder, na advies van de hoofdgeneesheer, op een behoorlijlke wijze het bewijs levert dat de vastgestelde verblijfsduur gerechtvaardigd is.
Aan dit verzoek kan een gunstig gevolg worden gegeven na advies van een werkgroep van geneesheren die daartoe in de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen wordt opgericht.
Art.21. Pour les hôpitaux qui disposent d'une maternité, les Sous-parties B1 et B2 du budget des moyens financiers sont adaptées provisoirement de manière à ce que le nombre de journées d'hospitalisation qui entre en ligne de compte pour le financement soit limité au nombre d'accouchements effectués dans l'établissement durant l'exercice 1992 multiplié par une durée de séjour fixée à 6,21 jours.
En attendant que la durée de séjour et que le nombre d'accouchements effectifs en 1992 soient connus, la diminution réalisée pour l'exercice 1991 est provisoirement appliquée.
Le Ministre qui a la fixation du prix de la journée d'hospitalisation dans ses attributions peut octroyer une dérogation à la limitation appliquée en vertu des règles précédentes à la partie B du budget des moyens financiers pour autant que le gestionnaire apporte, après avis du médecin-chef, dûment la preuve que la durée de séjour constatée se justifie.
Cette requête peut recevoir une suite positive, après avis d'un groupe de travail de médecins constitué au sein du Conseil national des établissements hospitaliers.
En attendant que la durée de séjour et que le nombre d'accouchements effectifs en 1992 soient connus, la diminution réalisée pour l'exercice 1991 est provisoirement appliquée.
Le Ministre qui a la fixation du prix de la journée d'hospitalisation dans ses attributions peut octroyer une dérogation à la limitation appliquée en vertu des règles précédentes à la partie B du budget des moyens financiers pour autant que le gestionnaire apporte, après avis du médecin-chef, dûment la preuve que la durée de séjour constatée se justifie.
Cette requête peut recevoir une suite positive, après avis d'un groupe de travail de médecins constitué au sein du Conseil national des établissements hospitaliers.
Art.22. Onderdeel B <NOTA : hier moet waarschijnlijk "Deel B" worden gelezen; zie Franse tekst> van het budget der financiële middelen <NOTA : voor de volgende invoeging tussen haakjes, gelieve na te zien bij het - onduidelijk - artikel in referte> (met uitzondering van Onderdeel B6) wordt op 1 januari 1992 met 0,33% vermeerderd om de financiering van de toekenning van twee bijkomende verlofdagen voor de continue diensten te waarborgen. Op 1 november 1992 wordt Deel B van het budget der financiële middelen (met uitzondering van Onderdeel B6) vermeerderd met een percentage te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft om de lasten die voortvloeien uit de loonschaalverhoging met 3% te dekken.
(Op 1 november 1992 wordt het deel B van het budget van financiële middelen, uitgezonderd onderdeel B6, van de privé-ziekenhuizen verhoogd met 1,30 % met het oog op de dekking van :
1° de lasten die voortvloeien uit de toekenning van twee extra-jaren geldelijke anciënniteit aan het ziekenhuispersoneel ander dan het verplegend personeel, de maatschappelijk assistenten, de psychologische assistenten, de opvoeders en de paramedici, alsmede aan de voormelde personeelsleden met een universitair diploma die in schaal 1.80 gerangschikt zijn, die een A1- of A2-opleiding hebben.
Voor het niet-gekwalificeerd verzorgend personeel, dient in de weerslag van die maatregel de weerslag van de in artikel 15, 1°, genoemde maatregel inzake dit personeel geïntegreerd te worden.
2° de lasten die voortvloeien uit de toekenning van een vergoeding van 6 % van de bruto-uurbezoldiging voor onregelmatige dagprestaties op zaterdag, zondag en feestdagen.)
(Op 1 december 1992 wordt Deel B van het budget van financiële middelen, met uitzondering van Onderdeel B6, vermeerderd met 0,31 % om de lasten te dekken die voortvloeiend uit de toekenning van een vergoeding van 10 % van de brutouurbezoldiging voor onregelmatige dagprestaties op zaterdag voor de privé-ziekenhuizen.
Dit percentage wordt provisioneel toegestaan en zal herzien worden op grond van de reële kosten van ieder ziekenhuis.)
(Op 1 november 1992 wordt het deel B van het budget van financiële middelen, uitgezonderd onderdeel B6, van de privé-ziekenhuizen verhoogd met 1,30 % met het oog op de dekking van :
1° de lasten die voortvloeien uit de toekenning van twee extra-jaren geldelijke anciënniteit aan het ziekenhuispersoneel ander dan het verplegend personeel, de maatschappelijk assistenten, de psychologische assistenten, de opvoeders en de paramedici, alsmede aan de voormelde personeelsleden met een universitair diploma die in schaal 1.80 gerangschikt zijn, die een A1- of A2-opleiding hebben.
Voor het niet-gekwalificeerd verzorgend personeel, dient in de weerslag van die maatregel de weerslag van de in artikel 15, 1°, genoemde maatregel inzake dit personeel geïntegreerd te worden.
2° de lasten die voortvloeien uit de toekenning van een vergoeding van 6 % van de bruto-uurbezoldiging voor onregelmatige dagprestaties op zaterdag, zondag en feestdagen.)
(Op 1 december 1992 wordt Deel B van het budget van financiële middelen, met uitzondering van Onderdeel B6, vermeerderd met 0,31 % om de lasten te dekken die voortvloeiend uit de toekenning van een vergoeding van 10 % van de brutouurbezoldiging voor onregelmatige dagprestaties op zaterdag voor de privé-ziekenhuizen.
Dit percentage wordt provisioneel toegestaan en zal herzien worden op grond van de reële kosten van ieder ziekenhuis.)
Art.22. La Partie B du budget des moyens financiers (excepté la Sous-Partie B6) est augmentée au 1er janvier 1992 de 0,33% en vue d'assurer le financement pour les services continus suite à l'octroi de deux jours de congé supplémentaires. Au 1er novembre 1992, la Partie B du budget des moyens financiers (excepté la Sous-Partie B6) sera augmentée d'un pourcentage à déterminer par le Ministre qui a la fixation du prix de la journée d'hospitalisation dans ses attributions devant couvrir les charges découlant de l'augmentation de 3% des barèmes.
(Au 1er novembre 1992, la partie B du budget des moyens financiers, excepté la sous-partie B6, des hôpitaux privés est majorée de 1,30 % en vue de couvrir :
1° les charges découlant de l'octroi de deux années d'ancienneté pécuniaire supplémentaires, au personnel hospitaliers autre que le personnel infirmier, les assistants sociaux, les assistants psychologues, les éducateurs et les paramédicaux, ainsi que les membres du personnel susvisés porteurs d'un diplôme universitaire et qui sont classés dans l'échelle 1.80, ayant une formation A1 ou A2.
Pour le personnel soignant non qualifié, l'effet de cette mesure doit intégrer celui de la mesure applicable à ce personnel reprise à l'article 15, 1°.
2° les charges découlant de l'octroi, d'une indemnité de 6 % de la rémunération horaire brute pour les prestations irrégulières de jour de samedi, dimanche et jours fériés.)
(Au 1er décembre 1992, la Partie B du budget des moyens financiers, excepté la Sous-partie B6, est augmentée de 0,31 % en vue de couvrir les charges découlant de l'octroi d'une indemnité de 10 % de la rémunération horaire brute pour les prestations irrégulières de jour du samedi pour les hôpitaux privés.
Ce pourcentage est accordé à titre provisionnel et sera revu sur base des coûts réels de chaque hôpital.)
(Au 1er novembre 1992, la partie B du budget des moyens financiers, excepté la sous-partie B6, des hôpitaux privés est majorée de 1,30 % en vue de couvrir :
1° les charges découlant de l'octroi de deux années d'ancienneté pécuniaire supplémentaires, au personnel hospitaliers autre que le personnel infirmier, les assistants sociaux, les assistants psychologues, les éducateurs et les paramédicaux, ainsi que les membres du personnel susvisés porteurs d'un diplôme universitaire et qui sont classés dans l'échelle 1.80, ayant une formation A1 ou A2.
Pour le personnel soignant non qualifié, l'effet de cette mesure doit intégrer celui de la mesure applicable à ce personnel reprise à l'article 15, 1°.
2° les charges découlant de l'octroi, d'une indemnité de 6 % de la rémunération horaire brute pour les prestations irrégulières de jour de samedi, dimanche et jours fériés.)
(Au 1er décembre 1992, la Partie B du budget des moyens financiers, excepté la Sous-partie B6, est augmentée de 0,31 % en vue de couvrir les charges découlant de l'octroi d'une indemnité de 10 % de la rémunération horaire brute pour les prestations irrégulières de jour du samedi pour les hôpitaux privés.
Ce pourcentage est accordé à titre provisionnel et sera revu sur base des coûts réels de chaque hôpital.)
Art.23. Op 1 maart 1992 wordt voorlopig een bedrag gelijk aan 0,26% van Deel B van het budget der financiële middelen toegekend om zekere bepalingen van het sociaal akkoord uit te voeren. Dit bedrag zal slechts definitief worden toegekend op voorwaarde dat voor het einde van de maand juni 1992 een sectorieel akkoord wordt afgesloten, inzake de financiering en de toekenning van bepaalde voordelen aan personeelsleden alsmede inzake de doorzichtigheid van de geldstromen en de integratie van de medische activiteit in het ziekenhuis, en overeenkomstig regelen en voorwaarden nader te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft.
(Deze provisie zal naar het in rubriek 7 bedoelde Onderdeel B6 worden overdragen op het ogenblik dat de bepalingen van deze rubriek 7 zullen worden toegepast.)
(Deze provisie zal naar het in rubriek 7 bedoelde Onderdeel B6 worden overdragen op het ogenblik dat de bepalingen van deze rubriek 7 zullen worden toegepast.)
Art.23. Au 1er mars 1992, il est accordé, provisoirement, un montant égal à 0,26% de la Partie B du budget des moyens financiers en vue d'exécuter certaines dispositions de l'accord social. Ce montant ne sera accordé définitivement qu'à la condition qu'avant la fin du moisde juin 1992 un accord sectoriel soit conclu concernant le financement et l'octroi de certains avantages à des membres du personnel et concernant la transparence des flux financiers et l'intégration de l'activité médicale dans l'hôpital, et selon des règles et modalités à déterminer par le Ministre qui a la fixation du prix de la journée d'hospitalisation dans ses attributions.
(Cette provision sera transférée vers la Sous-partie B6 visée à la rubrique 7 au moment où les dispositions de cette rubrique 7 seront appliquées.)
(Cette provision sera transférée vers la Sous-partie B6 visée à la rubrique 7 au moment où les dispositions de cette rubrique 7 seront appliquées.)
Rubriek 7. - Onderdeel B6 van het budget.
Rubrique 7. - Sous-partie B6 du budget.
Art. 23bis. <INGEVOEGD bij MB 1992-10-19/32, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992> <NOTA : Voor de toepassing van dit artikel wordt bedoeld met :
1° " het koninklijk besluit van 29 september 1992 " : het koninklijk besluit van 29 september 1992 houdende uitvoering van artikel 94, 3e lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;
2° " de sectoriële akkoorden " : de sectoriële akkoorden die ingevolge de basisteksten van 4 juli 1991 en 12 november 1991 tussen de werkgevers, de representatieve organen van de werknemers van de ziekenhuizen en de regering worden gesloten;
3° " het ministerieel besluit van 28 november 1990 " : het ministerieel besluit van 28 november 1990 tot vaststelling, voor het dienstjaar 1991, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten;
4° " het ministerieel besluit van 20 november 1991 " : het ministerieel besluit van 20 november 1991 houdende vaststelling voor het dienstjaar 1992 van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 25 mei 1992 en 9 juni 1992. Zie MB 1992-10-19/32, art. 1.> § 1. Onderdeel B6 van het budget betreft de kosten met betrekking tot het personeel bedoeld in artikelen 2, 3 en 4 van het koninklijk besluit van 29 september 1992 die voortvloeien uit de sectoriële akkoorden en betrekking hebben op :
1° de toekenning op 1 juni 1991 van het eerste deel van de functietoelage bedoeld in artikel 15ter, § 1, van het ministerieel besluit van 28 november 1990 wat de openbare ziekenhuizen betreft;
2° de verhoging op 1 juni 1991 van 10 naar 11 % van het percentage, bedoeld in artikel 15ter, § 1, van het ministerieel besluit van 28 november 1990, voor de vergoeding van buitengewone prestaties in de openbare ziekenhuizen;
3° de verhoging, op 1 november 1991, met 1 % van de loonschalen in alle ziekenhuizen;
4° de overgang op 1 december 1991 van schaal 1.10 naar schaal 1.12 voor het personeel van de privéziekenhuizen;
5° de toekenning op 1 december 1991 van het eerste deel van de functietoeslag bedoeld in artikel 15ter, § 2, van het ministerieel besluit van 28 november 1990 wat de privéziekenhuizen betreft;
6° de toekenning op 1 januari 1992 van twee bijkomende wettelijke verlofdagen in alle ziekenhuizen met financiering voor de continu-diensten;
7° de toekenning op 1 juni 1992 van het tweede deel van de functietoeslag bedoeld in artikel 15, 2°, van het ministerieel besluit van 20 november 1991 wat de openbare ziekenhuizen betreft;
8° de toekenning op 1 juni 1992, in de privéziekenhuizen, van een geldelijke anciënniteit van 2 bijkomende jaren aan het verpleegkundig en paramedisch personeel die een A1- of A2-opleiding heeft gevolgd, alsmede aan de voormelde personeelsleden met een universitair diploma die in schaal 1.80 zijn gerangschikt;
9° de verhoging op 1 juni 1992, met 1 % van de loonschalen van toepassing op het niet-gekwalificeerd verzorgend personeel in de privéziekenhuizen;
10° de verhoging met 3 % op 1 november 1992 van de loonschalen in alle ziekenhuizen;
11° de toekenning op 1 december 1992 van het tweede deel van de functietoeslag bedoeld in artikel 15, 2°, van het ministerieel besluit van 20 november 1991, wat de privéziekenhuizen betreft;
12° de toekenning op 1 december 1992 van een vergoeding van 10 % van de brutobezoldiging voor de onregelmatige zaterdagprestaties in de privéziekenhuizen;
13° de toekenning op 1 december 1992 van een vergoeding van F 45 (indexcijfer 1 december 1992) per tijdens de dag werkelijk gepresteerde uren in de openbare ziekenhuizen.
(14° de toekenning op 1 november 1992, in de privé-ziekenhuizen, van twee extra-jaren geldelijke anciënniteit aan het ziekenhuispersoneel ander dan het verplegend personeel, de maatschappelijk assistenten, de psychologische assistenten, de opvoeders en de paramedici, alsmede aan de voormelde personeelsleden met een universitair diploma die in schaal 1.80 gerangschikt zijn, die een A1- of A2-opleiding hebben.
Voor het niet-gekwalificeerd verzorgend personeel dient in de weerslag van die maatregel de weerslag van de in 8° genoemde maatregel inzake dit personeel geïntegreerd te worden.
15° de toekenning op 1 november 1992, in de privé-ziekenhuizen, van een vergoeding van 6 % van de bruto-uurbezoldiging voor onregelmatige dagprestaties op zaterdag, zondag en feestdagen.)
§ 2. De in § 1 bedoelde kosten worden overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 29 september 1992 provisioneel gedekt, rekening houdend met de verhoging met 0,26 % van Deel B van het budget, die op 1 maart 1992 wordt toegestaan. De provisonele bedragen zullen worden herzien op grond van de reële lasten met betrekking tot elk van de voormelde maatregelen. Voor de toekenning van de provisionele bedragen die betrekking hebben op de maatregelen waarvan de inwerkingtredingsdatum vroeger valt dan die van de vaststelling van Onderdeel B6, wordt een inhaalbedrag toegekend dat in Onderdeel B6 wordt geïntegreerd en de gederfde ontvangsten voor de reeds verstreken maanden compenseert. Dit inhaalbedrag wordt slechts toegekend indien het ziekenhuis de door het koninklijk besluit van 29 september 1992 vereiste bewijzen levert.
§ 3. De in § 2 bedoelde provisionele bedragen zijn brekend op de volgende wijze :
- voor § 1, 1° : het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle kosten inbegrepen;
- voor § 1, 2° : de massa van de voor 10 % vergoede onregelmatige prestaties, alle lasten inbegrepen, vermenigvuldigd met 1/10;
- voor § 1, 3° : het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de gemiddelde brutobezoldiging van november 1991, vermenigvuldigd met 1/101, waarbij de desbetreffende lasten worden gevoegd;
- voor § 1, 4° : het aantal betrokken full-time equivalenten, vermenigvuldigd met de bijkomende kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 5° : het aantal betrokken full-time equivalenten, vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 6° : het aantal full-time equivalenten die in de continudiensten werken, vermenigvuldigd met hun gemiddelde bezoldiging, alle lasten inbegrepen, en met de breuk 15.12/1976;
- voor § 1, 7° : het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 8° : het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 9° : het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de gemiddelde brutobezoldiging van juni 1992 en met 1/101 waarbij de desbetreffende lasten worden gevoegd;
- voor § 1, 10° : het aantal full-time equivalenten, vermenigvuldigd met de gemiddelde brutobezoldiging van november 1992 en met 3/103 waarbij de desbetreffende lasten worden gevoegd;
- voor § 1, 11° : het aantal betrokken full-time equivalenten, vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 12° : het aantal uren zaterdagprestaties, vermenigvuldigd met 10 % en met de uurbezoldiging, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 13° : het aantal uren dagprestaties op zaterdag, zondag en feestdagen, vermenigvuldigd met F 45, waarbij de desbetreffende lasten worden gevoegd.
(- § 1, 14° :
het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 15° :
het aantal onregelmatige uren dagprestaties op zaterdag, zondag en feestdagen vermenigvuldigd met 6 % en met de uurbezoldiging, alle lasten inbegrepen.)
1° " het koninklijk besluit van 29 september 1992 " : het koninklijk besluit van 29 september 1992 houdende uitvoering van artikel 94, 3e lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;
2° " de sectoriële akkoorden " : de sectoriële akkoorden die ingevolge de basisteksten van 4 juli 1991 en 12 november 1991 tussen de werkgevers, de representatieve organen van de werknemers van de ziekenhuizen en de regering worden gesloten;
3° " het ministerieel besluit van 28 november 1990 " : het ministerieel besluit van 28 november 1990 tot vaststelling, voor het dienstjaar 1991, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten;
4° " het ministerieel besluit van 20 november 1991 " : het ministerieel besluit van 20 november 1991 houdende vaststelling voor het dienstjaar 1992 van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 25 mei 1992 en 9 juni 1992. Zie MB 1992-10-19/32, art. 1.> § 1. Onderdeel B6 van het budget betreft de kosten met betrekking tot het personeel bedoeld in artikelen 2, 3 en 4 van het koninklijk besluit van 29 september 1992 die voortvloeien uit de sectoriële akkoorden en betrekking hebben op :
1° de toekenning op 1 juni 1991 van het eerste deel van de functietoelage bedoeld in artikel 15ter, § 1, van het ministerieel besluit van 28 november 1990 wat de openbare ziekenhuizen betreft;
2° de verhoging op 1 juni 1991 van 10 naar 11 % van het percentage, bedoeld in artikel 15ter, § 1, van het ministerieel besluit van 28 november 1990, voor de vergoeding van buitengewone prestaties in de openbare ziekenhuizen;
3° de verhoging, op 1 november 1991, met 1 % van de loonschalen in alle ziekenhuizen;
4° de overgang op 1 december 1991 van schaal 1.10 naar schaal 1.12 voor het personeel van de privéziekenhuizen;
5° de toekenning op 1 december 1991 van het eerste deel van de functietoeslag bedoeld in artikel 15ter, § 2, van het ministerieel besluit van 28 november 1990 wat de privéziekenhuizen betreft;
6° de toekenning op 1 januari 1992 van twee bijkomende wettelijke verlofdagen in alle ziekenhuizen met financiering voor de continu-diensten;
7° de toekenning op 1 juni 1992 van het tweede deel van de functietoeslag bedoeld in artikel 15, 2°, van het ministerieel besluit van 20 november 1991 wat de openbare ziekenhuizen betreft;
8° de toekenning op 1 juni 1992, in de privéziekenhuizen, van een geldelijke anciënniteit van 2 bijkomende jaren aan het verpleegkundig en paramedisch personeel die een A1- of A2-opleiding heeft gevolgd, alsmede aan de voormelde personeelsleden met een universitair diploma die in schaal 1.80 zijn gerangschikt;
9° de verhoging op 1 juni 1992, met 1 % van de loonschalen van toepassing op het niet-gekwalificeerd verzorgend personeel in de privéziekenhuizen;
10° de verhoging met 3 % op 1 november 1992 van de loonschalen in alle ziekenhuizen;
11° de toekenning op 1 december 1992 van het tweede deel van de functietoeslag bedoeld in artikel 15, 2°, van het ministerieel besluit van 20 november 1991, wat de privéziekenhuizen betreft;
12° de toekenning op 1 december 1992 van een vergoeding van 10 % van de brutobezoldiging voor de onregelmatige zaterdagprestaties in de privéziekenhuizen;
13° de toekenning op 1 december 1992 van een vergoeding van F 45 (indexcijfer 1 december 1992) per tijdens de dag werkelijk gepresteerde uren in de openbare ziekenhuizen.
(14° de toekenning op 1 november 1992, in de privé-ziekenhuizen, van twee extra-jaren geldelijke anciënniteit aan het ziekenhuispersoneel ander dan het verplegend personeel, de maatschappelijk assistenten, de psychologische assistenten, de opvoeders en de paramedici, alsmede aan de voormelde personeelsleden met een universitair diploma die in schaal 1.80 gerangschikt zijn, die een A1- of A2-opleiding hebben.
Voor het niet-gekwalificeerd verzorgend personeel dient in de weerslag van die maatregel de weerslag van de in 8° genoemde maatregel inzake dit personeel geïntegreerd te worden.
15° de toekenning op 1 november 1992, in de privé-ziekenhuizen, van een vergoeding van 6 % van de bruto-uurbezoldiging voor onregelmatige dagprestaties op zaterdag, zondag en feestdagen.)
§ 2. De in § 1 bedoelde kosten worden overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 29 september 1992 provisioneel gedekt, rekening houdend met de verhoging met 0,26 % van Deel B van het budget, die op 1 maart 1992 wordt toegestaan. De provisonele bedragen zullen worden herzien op grond van de reële lasten met betrekking tot elk van de voormelde maatregelen. Voor de toekenning van de provisionele bedragen die betrekking hebben op de maatregelen waarvan de inwerkingtredingsdatum vroeger valt dan die van de vaststelling van Onderdeel B6, wordt een inhaalbedrag toegekend dat in Onderdeel B6 wordt geïntegreerd en de gederfde ontvangsten voor de reeds verstreken maanden compenseert. Dit inhaalbedrag wordt slechts toegekend indien het ziekenhuis de door het koninklijk besluit van 29 september 1992 vereiste bewijzen levert.
§ 3. De in § 2 bedoelde provisionele bedragen zijn brekend op de volgende wijze :
- voor § 1, 1° : het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle kosten inbegrepen;
- voor § 1, 2° : de massa van de voor 10 % vergoede onregelmatige prestaties, alle lasten inbegrepen, vermenigvuldigd met 1/10;
- voor § 1, 3° : het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de gemiddelde brutobezoldiging van november 1991, vermenigvuldigd met 1/101, waarbij de desbetreffende lasten worden gevoegd;
- voor § 1, 4° : het aantal betrokken full-time equivalenten, vermenigvuldigd met de bijkomende kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 5° : het aantal betrokken full-time equivalenten, vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 6° : het aantal full-time equivalenten die in de continudiensten werken, vermenigvuldigd met hun gemiddelde bezoldiging, alle lasten inbegrepen, en met de breuk 15.12/1976;
- voor § 1, 7° : het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 8° : het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 9° : het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de gemiddelde brutobezoldiging van juni 1992 en met 1/101 waarbij de desbetreffende lasten worden gevoegd;
- voor § 1, 10° : het aantal full-time equivalenten, vermenigvuldigd met de gemiddelde brutobezoldiging van november 1992 en met 3/103 waarbij de desbetreffende lasten worden gevoegd;
- voor § 1, 11° : het aantal betrokken full-time equivalenten, vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 12° : het aantal uren zaterdagprestaties, vermenigvuldigd met 10 % en met de uurbezoldiging, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 13° : het aantal uren dagprestaties op zaterdag, zondag en feestdagen, vermenigvuldigd met F 45, waarbij de desbetreffende lasten worden gevoegd.
(- § 1, 14° :
het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 15° :
het aantal onregelmatige uren dagprestaties op zaterdag, zondag en feestdagen vermenigvuldigd met 6 % en met de uurbezoldiging, alle lasten inbegrepen.)
Art. 23bis. 1° " l'arrêté royal du 29 septembre 1992 " : l'arrêté royal du 29 septembre 1992 portant exécution de l'article 94, troisième alinéa de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987;
2° " les accords sectoriels " : les accords sectoriels entre les employeurs, les organes représentatifs des travailleurs hospitaliers et le Gouvernement, conclus suite aux textes de base du 4 juillet 1991 et 12 novembre 1991;
3° " l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990 " : l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990 fixant pour l'exercice 1991 les conditions et règles spécifiques qui régissent la fixation du prix de la journée d'hospitalisation, le budget des moyens financiers et le quota des journées d'hospitalisation des hôpitaux et services hospitaliers;
4° " l'arrêté ministériel du 20 novembre 1991 " : l'arrêté ministériel du 20 novembre 1991 fixant pour l'exercice 1992, les conditions et règles spécifiques qui régissent la fixation du prix de la journée d'hospitalisation, le budget des moyens financiers et le quota des journées d'hospitalisation des hôpitaux et services hospitaliers, modifié par les arrêtés ministériels des 25 mai 1992 et 9 juin 1992. Voir AM 1992-10-19/32, art. 1.> § 1. La Sous-partie B6 du budget concerne les coûts pour le personnel visé aux articles 2, 3 et 4 de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 résultant des accords sectoriels et se rapportant à :
1° l'octroi au 1er juin 1991 de la première partie du complément fonctionnel visé à l'article 15ter, § 1er, de l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990 en ce qui concerne les hôpitaux publics;
2° le relèvement au 1er juin 1991 de 10 à 11 % du pourcentage prévu pour l'indemnisation des prestations extraordinaires dans les hôpitaux publics visé à l'article 15ter, § 1er, de l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990;
3° l'augmentation au 1er novembre 1991 de 1 % des échelles barémiques dans tous les hôpitaux;
4° le passage au 1er décembre 1991 de l'échelle 1.10 à l'échelle 1.12 pour le personnel des hôpitaux privés;
5° l'octroi au 1er décembre 1991 de la première partie du complément fonctionnel visé à l'article 15ter, § 2, de l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990 en ce qui concerne les hôpitaux privés;
6° l'octroi au 1er janvier 1992 de deux jours de congé légaux supplémentaires dans tous les hôpitaux avec financement pour les services continus;
7° l'octroi au 1er juin 1992 de la deuxième partie du complément fonctionnel visé à l'article 15, 2°, de l'arrêté ministériel du 20 novembre 1991 en ce qui concerne les hôpitaux publics;
8° l'octroi au 1er juin 1992, dans les hôpitaux privés, d'une ancienneté pécuniaire de 2 ans supplémentaires au personnel infirmier et paramédical ayant une formation A1 ou A2 ainsi qu'aux membres du personnel susvisés porteurs d'un diplôme universitaire et qui sont classés dans l'échelle 1.80;
9° l'augmentation au 1er juin 1992 de 1 % des barèmes applicables au personnel soignant non qualifié dans les hôpitaux privés;
10° l'augmentation au 1er novembre 1992 de 3 % des échelles barémiques dans tous les hôpitaux;
11° l'octroi au 1er décembre 1992 de la deuxième partie du complément fonctionnel visé à l'article 15, 2°, de l'arrêté ministériel du 20 novembre 1991, en ce qui concerne les hôpitaux privés;
12° l'octroi au 1er décembre 1992 d'une indemnité de 10 % de la rémunération horaire brute pour les prestations irrégulières de samedi dans les hôpitaux privés;
13° l'octroi au 1er décembre 1992 d'une indemnité de F 45 (index 1er décembre 1992) par heure de jour réellement prestée les samedi, dimanche et jours fériés dans les hôpitaux publics.
(14° l'octroi au 1er novembre 1992, dans les hôpitaux privés, de deux années d'ancienneté pécuniaire supplémentaires au personnel hospitalier autre que le personnel infirmier, les assistants sociaux, les assistants psychologues, les éducateurs et les paramédicaux ainsi que les membres du personnel susvisés porteurs d'un diplôme universitaire et qui sont classés sous l'échelle 1.80, ayant une formation A1 ou A2.
Pour le personnel soignant non qualifié, l'effet de cette mesure doit intégrer celui de la mesure applicable à ce personnel reprise au 8° ci-dessus.
15° l'octroi au 1er novembre 1992, dans les hôpitaux privés, d'une indemnité de 6 % de la rémunération horaire brute pour les prestations irrégulières de jour de samedi, dimanche et jours fériés.)
§ 2. Les coûts visés au § 1er sont couverts conformément aux dispositions de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 et de manière provisionnelle, compte tenu de l'augmentation de 0,26 % de la Partie B du budget accordée au 1er mars 1992. Les provisions seront revues sur base des charges réelles relatives à chacune des mesures précitées. Pour l'octroi des provisions se rapportant à des mesures dont la date d'effet est antérieure à celle de la fixation de la Sous-partie B6, il est octroyé un montant de rattrapage incorporé dans la Sous-partie B6 compensant le manque de recettes pour les mois déjà écoulés. Ce rattrapage n'est octroyé que si l'hôpital apporte les preuves requises par l'arrêté royal du 29 septembre 1992.
§ 3. Les provisions visées au § 2 sont calculées de la manière suivante :
- pour le § 1er, 1° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par le coût moyen supplémentaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 2° : la masse des prestations irrégulières indemnisées à 10 %, toutes charges comprises multipliée par 1/10;
- pour le § 1er, 3° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par la rémunération brute moyenne de novembre 1991, multiplié par 1/101, auquel il est ajouté les charges y relatives;
- pour le § 1er, 4° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par le coût supplémentaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 5° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par le coût moyen supplémentaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 6° : le nombre de personnel équivalent temps plein travaillant dans les services continus multiplié par leur rémunération moyenne toutes charges comprises et par la fraction 15.12/1976;
- pour le § 1er, 7° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par le coût moyen supplémentaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 8° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par le coût moyen supplémentaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 9° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par la rémunération brute moyenne de juin 1992 et par 1/101 auquel il est ajouté les charges y relatives;
- pour le § 1er, 10° : le nombre de personnel équivalent temps plein multiplié par la rémunération brute moyenne de novembre 1992 et par 3/103 auquel il est ajouté les charges y relatives;
- pour le § 1er, 11° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par le coût moyen supplémentaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 12° : le nombre d'heures de prestation de samedi multiplié par 10 % et par la rémunération horaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 13° : le nombre d'heures de prestation de jour des samedis, des dimanches et des jours fériés multiplié par F 45, auquel il est ajouté les charges y relatives.
(- pour le § 1er, 14° :
le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par le coût moyen supplémentaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 15° :
le nombre d'heures de prestations irrégulières de jour de samedi, dimanche et jours fériés multiplié par 6 % et par la rémunération horaire, toutes charges comprises.)
2° " les accords sectoriels " : les accords sectoriels entre les employeurs, les organes représentatifs des travailleurs hospitaliers et le Gouvernement, conclus suite aux textes de base du 4 juillet 1991 et 12 novembre 1991;
3° " l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990 " : l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990 fixant pour l'exercice 1991 les conditions et règles spécifiques qui régissent la fixation du prix de la journée d'hospitalisation, le budget des moyens financiers et le quota des journées d'hospitalisation des hôpitaux et services hospitaliers;
4° " l'arrêté ministériel du 20 novembre 1991 " : l'arrêté ministériel du 20 novembre 1991 fixant pour l'exercice 1992, les conditions et règles spécifiques qui régissent la fixation du prix de la journée d'hospitalisation, le budget des moyens financiers et le quota des journées d'hospitalisation des hôpitaux et services hospitaliers, modifié par les arrêtés ministériels des 25 mai 1992 et 9 juin 1992. Voir AM 1992-10-19/32, art. 1.> § 1. La Sous-partie B6 du budget concerne les coûts pour le personnel visé aux articles 2, 3 et 4 de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 résultant des accords sectoriels et se rapportant à :
1° l'octroi au 1er juin 1991 de la première partie du complément fonctionnel visé à l'article 15ter, § 1er, de l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990 en ce qui concerne les hôpitaux publics;
2° le relèvement au 1er juin 1991 de 10 à 11 % du pourcentage prévu pour l'indemnisation des prestations extraordinaires dans les hôpitaux publics visé à l'article 15ter, § 1er, de l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990;
3° l'augmentation au 1er novembre 1991 de 1 % des échelles barémiques dans tous les hôpitaux;
4° le passage au 1er décembre 1991 de l'échelle 1.10 à l'échelle 1.12 pour le personnel des hôpitaux privés;
5° l'octroi au 1er décembre 1991 de la première partie du complément fonctionnel visé à l'article 15ter, § 2, de l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990 en ce qui concerne les hôpitaux privés;
6° l'octroi au 1er janvier 1992 de deux jours de congé légaux supplémentaires dans tous les hôpitaux avec financement pour les services continus;
7° l'octroi au 1er juin 1992 de la deuxième partie du complément fonctionnel visé à l'article 15, 2°, de l'arrêté ministériel du 20 novembre 1991 en ce qui concerne les hôpitaux publics;
8° l'octroi au 1er juin 1992, dans les hôpitaux privés, d'une ancienneté pécuniaire de 2 ans supplémentaires au personnel infirmier et paramédical ayant une formation A1 ou A2 ainsi qu'aux membres du personnel susvisés porteurs d'un diplôme universitaire et qui sont classés dans l'échelle 1.80;
9° l'augmentation au 1er juin 1992 de 1 % des barèmes applicables au personnel soignant non qualifié dans les hôpitaux privés;
10° l'augmentation au 1er novembre 1992 de 3 % des échelles barémiques dans tous les hôpitaux;
11° l'octroi au 1er décembre 1992 de la deuxième partie du complément fonctionnel visé à l'article 15, 2°, de l'arrêté ministériel du 20 novembre 1991, en ce qui concerne les hôpitaux privés;
12° l'octroi au 1er décembre 1992 d'une indemnité de 10 % de la rémunération horaire brute pour les prestations irrégulières de samedi dans les hôpitaux privés;
13° l'octroi au 1er décembre 1992 d'une indemnité de F 45 (index 1er décembre 1992) par heure de jour réellement prestée les samedi, dimanche et jours fériés dans les hôpitaux publics.
(14° l'octroi au 1er novembre 1992, dans les hôpitaux privés, de deux années d'ancienneté pécuniaire supplémentaires au personnel hospitalier autre que le personnel infirmier, les assistants sociaux, les assistants psychologues, les éducateurs et les paramédicaux ainsi que les membres du personnel susvisés porteurs d'un diplôme universitaire et qui sont classés sous l'échelle 1.80, ayant une formation A1 ou A2.
Pour le personnel soignant non qualifié, l'effet de cette mesure doit intégrer celui de la mesure applicable à ce personnel reprise au 8° ci-dessus.
15° l'octroi au 1er novembre 1992, dans les hôpitaux privés, d'une indemnité de 6 % de la rémunération horaire brute pour les prestations irrégulières de jour de samedi, dimanche et jours fériés.)
§ 2. Les coûts visés au § 1er sont couverts conformément aux dispositions de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 et de manière provisionnelle, compte tenu de l'augmentation de 0,26 % de la Partie B du budget accordée au 1er mars 1992. Les provisions seront revues sur base des charges réelles relatives à chacune des mesures précitées. Pour l'octroi des provisions se rapportant à des mesures dont la date d'effet est antérieure à celle de la fixation de la Sous-partie B6, il est octroyé un montant de rattrapage incorporé dans la Sous-partie B6 compensant le manque de recettes pour les mois déjà écoulés. Ce rattrapage n'est octroyé que si l'hôpital apporte les preuves requises par l'arrêté royal du 29 septembre 1992.
§ 3. Les provisions visées au § 2 sont calculées de la manière suivante :
- pour le § 1er, 1° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par le coût moyen supplémentaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 2° : la masse des prestations irrégulières indemnisées à 10 %, toutes charges comprises multipliée par 1/10;
- pour le § 1er, 3° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par la rémunération brute moyenne de novembre 1991, multiplié par 1/101, auquel il est ajouté les charges y relatives;
- pour le § 1er, 4° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par le coût supplémentaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 5° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par le coût moyen supplémentaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 6° : le nombre de personnel équivalent temps plein travaillant dans les services continus multiplié par leur rémunération moyenne toutes charges comprises et par la fraction 15.12/1976;
- pour le § 1er, 7° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par le coût moyen supplémentaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 8° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par le coût moyen supplémentaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 9° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par la rémunération brute moyenne de juin 1992 et par 1/101 auquel il est ajouté les charges y relatives;
- pour le § 1er, 10° : le nombre de personnel équivalent temps plein multiplié par la rémunération brute moyenne de novembre 1992 et par 3/103 auquel il est ajouté les charges y relatives;
- pour le § 1er, 11° : le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par le coût moyen supplémentaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 12° : le nombre d'heures de prestation de samedi multiplié par 10 % et par la rémunération horaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 13° : le nombre d'heures de prestation de jour des samedis, des dimanches et des jours fériés multiplié par F 45, auquel il est ajouté les charges y relatives.
(- pour le § 1er, 14° :
le nombre de personnel équivalent temps plein concerné multiplié par le coût moyen supplémentaire, toutes charges comprises;
- pour le § 1er, 15° :
le nombre d'heures de prestations irrégulières de jour de samedi, dimanche et jours fériés multiplié par 6 % et par la rémunération horaire, toutes charges comprises.)
Art. 23ter. <INGEVOEGD bij MB 1992-10-19/32, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992> <NOTA : Voor de toepassing van dit artikel wordt bedoeld met :
1° " het koninklijk besluit van 29 september 1992 " : het koninklijk besluit van 29 september 1992 houdende uitvoering van artikel 94, 3e lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;
2° " de sectoriële akkoorden " : de sectoriële akkoorden die ingevolge de basisteksten van 4 juli 1991 en 12 november 1991 tussen de werkgevers, de representatieve organen van de werknemers van de ziekenhuizen en de regering worden gesloten;
3° " het ministerieel besluit van 20 november 1991 " : het ministerieel besluit van 20 november 1991 houdende vaststelling voor het dienstjaar 1992 van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 25 mei 1992 en 9 juni 1992. Zie MB 1992-10-19/32, art. 1.> Om de financiering te kunnen genieten waarin artikel 23bis van het ministerieel besluit van 20 november 1991 voorziet, moeten de ziekenhuizen de volgende documenten en inlichtingen aan het Bestuur van de Verzorgingsinstellingen - Boekhouding en Beheer der Ziekenhuizen - ten laatste op 1 januari 1993 doen geworden :
1° Om de bepalingen te kunnen genieten van artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 :
a) bij ontstentenis van ondertekening of toetreding tot de sectoriële akkoorden, een attest ondertekend door de beheerder van het ziekenhuis en mede-ondertekend door de Ondernemingsraad of, in voorkomend geval, door de vakbondsafvaardiging wat de privésector betreft, of door het Hoger Overlegcomité of het Bevoegde Overlegcomité of het Basisoverlegcomité wat de openbare sector betreft waarin wordt bevestigd dat de in artikel 23bis, § 1, bedoelde voordelen integraal aan het gezamenlijke ziekenhuispersoneel worden toegekend;
b) door middel van de tabellen waarvan het model als bijlage 1 en 2 bij dit besluit is gevoegd, de in artikel 23bis, § 3, bedoelde gegevens, alsmede die welke betrekking hebben op de tewerkstelling en de personeelskosten in de medische en medisch-technische diensten van het laatste gekende dienstjaar;
c) een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de Medische Raad, waarin wordt bevestigd dat alle honoraria met betrekking tot de medisch-technische diensten, zowel wat de gehospitaliseerde als de niet-gehospitaliseerde patiënten betreft, behalve wat de honoraria van de in artikel 143, § 2, van de wet op de ziekenhuizen bedoelde geneesheren betreft, centraal worden geïnd, hetzij door de beheerder, hetzij door de Medische Raad;
d) door middel van de tabel waarvan het model als bijlage 3 bij dit besluit is gevoegd, de inlichtingen bedoeld in artikel 2, § 2, 4°, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 voor het laatste gekende dienstjaar;
e) door middel van de tabellen waarvan het model als bijlage 4 en 5 bij dit besluit is gevoegd, de inlichtingen bedoeld in artikel 2, § 2, 5°, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 voor het laatste gekende dienstjaar;
f) een attest ondertekend door de voorzitter van de Medische Raad waarin wordt bevestigd dat voormelde raad werd ingelicht over de punten opgenomen in § 2, 2, 1° tot 5°, van artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 september 1992.
2° Om de bepalingen te kunnen genieten van artikel 2, §§ 2 en 3, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 :
a) de lijst opgemaakt volgens het model opgenomen in bijlage 6 van het huidig besluit van de geneesheren werkzaam in de hiernavermelde medische disciplines :
a) heelkunde;
b) inwendige geneeskunde;
c) biologie;
d) radiologie;
e) anesthesiologie,
met vermelding van hun werktijd;
b) een kopie van het schriftelijk akkoord tussen de beheerder en de Medische Raad over de centrale inning van alle geneesherenhonoraria door het ziekenhuis, met uitzondering van de honoraria van de geneesheren bedoeld in artikel 143, § 2, van de wet op de ziekenhuizen, ten laatste op 1 januari 1994.
3° Om de bepalingen te kunnen genieten van artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 naast de documenten en inlichtingen vermeld in punt 1° :
a) de lijst opgemaakt volgens het model opgenomen als bijlage 7, bij dit besluit van de geneesheren werkzaam in het geheel van de consultatiediensten met vermelding van hun werktijd;
b) door middel van de tabel waarvan het model als bijlage 8 bij dit besluit is gevoegd, de inlichtingen bedoeld in artikel 3, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 29 september 1992;
c) een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de Medische Raad waarin wordt bevestigd dat alle geneesherenhonoraria, zowel wat de gehospitaliseerde als de niet-gehospitaliseerde patiënten betreft, van de consultatiediensten waarvan het personeel door het ziekenhuis wordt betaald, centraal worden geïnd, hetzij door de beheerder, hetzij door de Medische Raad, met uitzondering van de honoraria van de geneesheren bedoeld in artikel 143, § 2, van de wet op de ziekenhuizen.
4° Om de bepalingen te kunnen genieten van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 naast de documenten en inlichtingen vermeld in de punten 1° en 3° :
a) een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de Medische Raad waarin wordt bevestigd dat alle honoraria centraal worden geïnd door het ziekenhuis;
b) het bewijs dat, opgemaakt volgens het model opgenomen in bijlage 9, van het huidig besluit voor ten minste 70 % van de ziekenhuisgeneesheren, die uitsluitend en voltijds in het betrokken ziekenhuis werkzaam zijn, artikel 140, § 1, van de wet op de ziekenhuizen niet kan worden toegepast.
1° " het koninklijk besluit van 29 september 1992 " : het koninklijk besluit van 29 september 1992 houdende uitvoering van artikel 94, 3e lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;
2° " de sectoriële akkoorden " : de sectoriële akkoorden die ingevolge de basisteksten van 4 juli 1991 en 12 november 1991 tussen de werkgevers, de representatieve organen van de werknemers van de ziekenhuizen en de regering worden gesloten;
3° " het ministerieel besluit van 20 november 1991 " : het ministerieel besluit van 20 november 1991 houdende vaststelling voor het dienstjaar 1992 van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 25 mei 1992 en 9 juni 1992. Zie MB 1992-10-19/32, art. 1.> Om de financiering te kunnen genieten waarin artikel 23bis van het ministerieel besluit van 20 november 1991 voorziet, moeten de ziekenhuizen de volgende documenten en inlichtingen aan het Bestuur van de Verzorgingsinstellingen - Boekhouding en Beheer der Ziekenhuizen - ten laatste op 1 januari 1993 doen geworden :
1° Om de bepalingen te kunnen genieten van artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 :
a) bij ontstentenis van ondertekening of toetreding tot de sectoriële akkoorden, een attest ondertekend door de beheerder van het ziekenhuis en mede-ondertekend door de Ondernemingsraad of, in voorkomend geval, door de vakbondsafvaardiging wat de privésector betreft, of door het Hoger Overlegcomité of het Bevoegde Overlegcomité of het Basisoverlegcomité wat de openbare sector betreft waarin wordt bevestigd dat de in artikel 23bis, § 1, bedoelde voordelen integraal aan het gezamenlijke ziekenhuispersoneel worden toegekend;
b) door middel van de tabellen waarvan het model als bijlage 1 en 2 bij dit besluit is gevoegd, de in artikel 23bis, § 3, bedoelde gegevens, alsmede die welke betrekking hebben op de tewerkstelling en de personeelskosten in de medische en medisch-technische diensten van het laatste gekende dienstjaar;
c) een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de Medische Raad, waarin wordt bevestigd dat alle honoraria met betrekking tot de medisch-technische diensten, zowel wat de gehospitaliseerde als de niet-gehospitaliseerde patiënten betreft, behalve wat de honoraria van de in artikel 143, § 2, van de wet op de ziekenhuizen bedoelde geneesheren betreft, centraal worden geïnd, hetzij door de beheerder, hetzij door de Medische Raad;
d) door middel van de tabel waarvan het model als bijlage 3 bij dit besluit is gevoegd, de inlichtingen bedoeld in artikel 2, § 2, 4°, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 voor het laatste gekende dienstjaar;
e) door middel van de tabellen waarvan het model als bijlage 4 en 5 bij dit besluit is gevoegd, de inlichtingen bedoeld in artikel 2, § 2, 5°, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 voor het laatste gekende dienstjaar;
f) een attest ondertekend door de voorzitter van de Medische Raad waarin wordt bevestigd dat voormelde raad werd ingelicht over de punten opgenomen in § 2, 2, 1° tot 5°, van artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 september 1992.
2° Om de bepalingen te kunnen genieten van artikel 2, §§ 2 en 3, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 :
a) de lijst opgemaakt volgens het model opgenomen in bijlage 6 van het huidig besluit van de geneesheren werkzaam in de hiernavermelde medische disciplines :
a) heelkunde;
b) inwendige geneeskunde;
c) biologie;
d) radiologie;
e) anesthesiologie,
met vermelding van hun werktijd;
b) een kopie van het schriftelijk akkoord tussen de beheerder en de Medische Raad over de centrale inning van alle geneesherenhonoraria door het ziekenhuis, met uitzondering van de honoraria van de geneesheren bedoeld in artikel 143, § 2, van de wet op de ziekenhuizen, ten laatste op 1 januari 1994.
3° Om de bepalingen te kunnen genieten van artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 naast de documenten en inlichtingen vermeld in punt 1° :
a) de lijst opgemaakt volgens het model opgenomen als bijlage 7, bij dit besluit van de geneesheren werkzaam in het geheel van de consultatiediensten met vermelding van hun werktijd;
b) door middel van de tabel waarvan het model als bijlage 8 bij dit besluit is gevoegd, de inlichtingen bedoeld in artikel 3, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 29 september 1992;
c) een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de Medische Raad waarin wordt bevestigd dat alle geneesherenhonoraria, zowel wat de gehospitaliseerde als de niet-gehospitaliseerde patiënten betreft, van de consultatiediensten waarvan het personeel door het ziekenhuis wordt betaald, centraal worden geïnd, hetzij door de beheerder, hetzij door de Medische Raad, met uitzondering van de honoraria van de geneesheren bedoeld in artikel 143, § 2, van de wet op de ziekenhuizen.
4° Om de bepalingen te kunnen genieten van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 naast de documenten en inlichtingen vermeld in de punten 1° en 3° :
a) een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de Medische Raad waarin wordt bevestigd dat alle honoraria centraal worden geïnd door het ziekenhuis;
b) het bewijs dat, opgemaakt volgens het model opgenomen in bijlage 9, van het huidig besluit voor ten minste 70 % van de ziekenhuisgeneesheren, die uitsluitend en voltijds in het betrokken ziekenhuis werkzaam zijn, artikel 140, § 1, van de wet op de ziekenhuizen niet kan worden toegepast.
Art. 23ter. 1° " l'arrêté royal du 29 septembre 1992 " : l'arrêté royal du 29 septembre 1992 portant exécution de l'article 94, troisième alinéa de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987;
2° " les accords sectoriels " : les accords sectoriels entre les employeurs, les organes représentatifs des travailleurs hospitaliers et le Gouvernement, conclus suite aux textes de base du 4 juillet 1991 et 12 novembre 1991;
3° " l'arrêté ministériel du 20 novembre 1991 " : l'arrêté ministériel du 20 novembre 1991 fixant pour l'exercice 1992, les conditions et règles spécifiques qui régissent la fixation du prix de la journée d'hospitalisation, le budget des moyens financiers et le quota des journées d'hospitalisation des hôpitaux et services hospitaliers, modifié par les arrêtés ministériels des 25 mai 1992 et 9 juin 1992. Voir AM 1992-10-19/32, art. 1.> Pour bénéficier du financement prévu à l'article 23bis, de l'arrêté ministériel du 20 novembre 1991, les hôpitaux devront communiquer pour le 1er janvier 1993 au plus tard à l'Administration des Etablissements de Soins - Comptabilité et Gestion des Hôpitaux - les documents et renseignements suivants :
1° Pour bénéficier des dispositions de l'article 2, § 2, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 :
a) à défaut de signature ou d'adhésion aux accords sectoriels, une attestation signée par le gestionnaire de l'hôpital et contresignée par le Conseil d'Entreprise ou le cas échéant par la Délégation syndicale, en ce qui concerne le secteur privé ou par le Comité supérieur de concertation ou le Comité de concertation compétent ou le Comité de concertation de base quant au secteur public, certifiant que les avantages visés à l'article 23bis, § 1er, sont intégralement octroyés à l'ensemble du personnel hospitalier;
b) au moyen des tableaux dont le modèle figure aux annexes 1 et 2 du présent arrêté, les données visées à l'article 23bis, § 3, ainsi que celles se rapportant à l'emploi et aux frais de personnel dans les services médicaux et médico-techniques pour le dernier exercice connu;
c) une attestation signée par le gestionnaire et le Président du Conseil médical certifiant que tous les honoraires relatifs aux services médico-techniques tant en ce qui concerne les patients hospitalisés que non hospitalisés sauf en ce qui concerne les honoraires des médecins visés à l'article 143, § 2, de la lois sur les hôpitaux sont percus de façon centrale soit par le gestionnaire, soit par le Conseil médical;
d) au moyen du tableau dont le modèle figure en annexe 3 du présent arrêté, les renseignements visés à l'article 2, § 2, 4°, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 pour le dernier exercice connu;
e) au moyen des tableaux dont le modèle figure en annexes 4 et 5 du présent arrêté, les renseignements visés à l'article 2, § 2, 5°, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992, pour le dernier exercice connu;
f) une attestation signée par le président du Conseil médical certifiant que ledit Conseil a été informé des points repris au § 2, 2, 1° à 5°, de l'article 2 de l'arrêté royal du 29 septembre 1992.
2° Pour bénéficier des dispositions de l'article 2, §§ 2 et 3, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 :
a) la liste établie conformément au modèle en annexe 6 du présent arrêté des médecins occupés dans les disciplines médicales mentionnées ci-après :
a) chirurgie;
b) médecine interne;
c) biologie;
d) radiologie;
e) anesthésiologie,
avec mention de leur temps de travail;
b) une copie de l'accord écrit conclu entre le gestionnaire et le Conseil médical sur la perception centrale par l'hôpital au plus tard le 1er janvier 1994 de tous les honoraires médicaux à l'exception des honoraires médicaux des médecins visés à l'article 143, § 2, de la loi sur les hôpitaux.
3° Pour bénéficier des dispositions de l'article 3, § 1er, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 outre les documents et renseignements repris au point 1° :
a) la liste établie conformément au modèle repris en annexe 7 du présent arrêté, des médecins occupés dans l'ensemble des services de consultations et des services médico-techniques avec mention de leur temps de travail;
b) au moyen du tableau dont le modèle figure en annexe 8 du présent arrêté, les renseignements visés à l'article 3, § 1er, 2°, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992;
c) une attestation signée par le gestionnaire et le président du Conseil médical certifiant que tous les honoraires médicaux, tant en ce qui concerne les patients hospitalisés que les patients non hospitalisés, des services de consultations dont le personnel est payé par l'hôpital, sont percus de façon centrale soit par le gestionnaire, soit par le Conseil médical à l'exception des honoraires des médecins visés à l'article 143, § 2, de la loi sur les hôpitaux.
4° Pour bénéficier des dispositions de l'article 3, § 2, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 outre les documents et renseignements repris au points 1° et 3° :
a) une attestation signée par le gestionnaire et par le Président du Conseil médical certifiant que tous les honoraires sont percus de façon centrale par l'hôpital;
b) la preuve que, suivant le modèle repris en annexe 9 du présent arrêté pour au moins 70 % des médecins qui travaillent exclusivement et à temps plein dans l'hôpital concerné, l'article 140, § 3, de la loi sur les hôpitaux, ne peut être appliqué.
2° " les accords sectoriels " : les accords sectoriels entre les employeurs, les organes représentatifs des travailleurs hospitaliers et le Gouvernement, conclus suite aux textes de base du 4 juillet 1991 et 12 novembre 1991;
3° " l'arrêté ministériel du 20 novembre 1991 " : l'arrêté ministériel du 20 novembre 1991 fixant pour l'exercice 1992, les conditions et règles spécifiques qui régissent la fixation du prix de la journée d'hospitalisation, le budget des moyens financiers et le quota des journées d'hospitalisation des hôpitaux et services hospitaliers, modifié par les arrêtés ministériels des 25 mai 1992 et 9 juin 1992. Voir AM 1992-10-19/32, art. 1.> Pour bénéficier du financement prévu à l'article 23bis, de l'arrêté ministériel du 20 novembre 1991, les hôpitaux devront communiquer pour le 1er janvier 1993 au plus tard à l'Administration des Etablissements de Soins - Comptabilité et Gestion des Hôpitaux - les documents et renseignements suivants :
1° Pour bénéficier des dispositions de l'article 2, § 2, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 :
a) à défaut de signature ou d'adhésion aux accords sectoriels, une attestation signée par le gestionnaire de l'hôpital et contresignée par le Conseil d'Entreprise ou le cas échéant par la Délégation syndicale, en ce qui concerne le secteur privé ou par le Comité supérieur de concertation ou le Comité de concertation compétent ou le Comité de concertation de base quant au secteur public, certifiant que les avantages visés à l'article 23bis, § 1er, sont intégralement octroyés à l'ensemble du personnel hospitalier;
b) au moyen des tableaux dont le modèle figure aux annexes 1 et 2 du présent arrêté, les données visées à l'article 23bis, § 3, ainsi que celles se rapportant à l'emploi et aux frais de personnel dans les services médicaux et médico-techniques pour le dernier exercice connu;
c) une attestation signée par le gestionnaire et le Président du Conseil médical certifiant que tous les honoraires relatifs aux services médico-techniques tant en ce qui concerne les patients hospitalisés que non hospitalisés sauf en ce qui concerne les honoraires des médecins visés à l'article 143, § 2, de la lois sur les hôpitaux sont percus de façon centrale soit par le gestionnaire, soit par le Conseil médical;
d) au moyen du tableau dont le modèle figure en annexe 3 du présent arrêté, les renseignements visés à l'article 2, § 2, 4°, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 pour le dernier exercice connu;
e) au moyen des tableaux dont le modèle figure en annexes 4 et 5 du présent arrêté, les renseignements visés à l'article 2, § 2, 5°, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992, pour le dernier exercice connu;
f) une attestation signée par le président du Conseil médical certifiant que ledit Conseil a été informé des points repris au § 2, 2, 1° à 5°, de l'article 2 de l'arrêté royal du 29 septembre 1992.
2° Pour bénéficier des dispositions de l'article 2, §§ 2 et 3, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 :
a) la liste établie conformément au modèle en annexe 6 du présent arrêté des médecins occupés dans les disciplines médicales mentionnées ci-après :
a) chirurgie;
b) médecine interne;
c) biologie;
d) radiologie;
e) anesthésiologie,
avec mention de leur temps de travail;
b) une copie de l'accord écrit conclu entre le gestionnaire et le Conseil médical sur la perception centrale par l'hôpital au plus tard le 1er janvier 1994 de tous les honoraires médicaux à l'exception des honoraires médicaux des médecins visés à l'article 143, § 2, de la loi sur les hôpitaux.
3° Pour bénéficier des dispositions de l'article 3, § 1er, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 outre les documents et renseignements repris au point 1° :
a) la liste établie conformément au modèle repris en annexe 7 du présent arrêté, des médecins occupés dans l'ensemble des services de consultations et des services médico-techniques avec mention de leur temps de travail;
b) au moyen du tableau dont le modèle figure en annexe 8 du présent arrêté, les renseignements visés à l'article 3, § 1er, 2°, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992;
c) une attestation signée par le gestionnaire et le président du Conseil médical certifiant que tous les honoraires médicaux, tant en ce qui concerne les patients hospitalisés que les patients non hospitalisés, des services de consultations dont le personnel est payé par l'hôpital, sont percus de façon centrale soit par le gestionnaire, soit par le Conseil médical à l'exception des honoraires des médecins visés à l'article 143, § 2, de la loi sur les hôpitaux.
4° Pour bénéficier des dispositions de l'article 3, § 2, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 outre les documents et renseignements repris au points 1° et 3° :
a) une attestation signée par le gestionnaire et par le Président du Conseil médical certifiant que tous les honoraires sont percus de façon centrale par l'hôpital;
b) la preuve que, suivant le modèle repris en annexe 9 du présent arrêté pour au moins 70 % des médecins qui travaillent exclusivement et à temps plein dans l'hôpital concerné, l'article 140, § 3, de la loi sur les hôpitaux, ne peut être appliqué.
Art. 23quater. <INGEVOEGD bij MB 1992-10-19/32, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992> <NOTA : Voor de toepassing van dit artikel wordt bedoeld met " het koninklijk besluit van 29 september 1992 " : het koninklijk besluit van 29 september 1992 houdende uitvoering van artikel 94, 3e lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987. Zie MB 1992-10-19/32, art. 1.> Met het oog op de herziening van de provisies waarvan sprake in artikel 23bis, § 2, moet het ziekenhuis doen geworden :
1° wat de bijkomende kosten voor elk van de in artikel 23bis, § 1, bedoelde maatregelen betreft, een overzicht opgemaakt per kostenplaats, per personeelscategorie en per individu, waarvan het model zal worden vastgesteld door de Minister die de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft;
2° wat de elementen vermeld in artikel 23ter betreft, voor de instellingen die de bepalingen genieten van artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 :
a) de gegevens die in punten 1 b), 1 d), en 1 e) van artikel 23ter voor het jaar 1992 worden gevraagd, alsmede het algemeen reglement gesloten tussen de beheerder en de geneesheren;
b) voor de instellingen die de bepalingen genieten van artikel 2, §§ 1, 2 en 3, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 naast de in punt 2° a) hierboven bedoelde gegevens, de lijst waarvan sprake in punt 2° a) van artikel 23ter voor het jaar 1992;
c) voor de instellingen die de bepalingen genieten van artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 29 september 1992, de lijst waarvan sprake in punt 3° b) van artikel 23ter voor het jaar 1992, alsmede de inlichtingen bedoeld in punt 3° b) van artikel 23ter;
d) voor de instellingen die de bepalingen genieten van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 29 september 1992, de lijst waarvan sprake in punt 4° b) van artikel 23ter voor het jaar 1992.
1° wat de bijkomende kosten voor elk van de in artikel 23bis, § 1, bedoelde maatregelen betreft, een overzicht opgemaakt per kostenplaats, per personeelscategorie en per individu, waarvan het model zal worden vastgesteld door de Minister die de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft;
2° wat de elementen vermeld in artikel 23ter betreft, voor de instellingen die de bepalingen genieten van artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 :
a) de gegevens die in punten 1 b), 1 d), en 1 e) van artikel 23ter voor het jaar 1992 worden gevraagd, alsmede het algemeen reglement gesloten tussen de beheerder en de geneesheren;
b) voor de instellingen die de bepalingen genieten van artikel 2, §§ 1, 2 en 3, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 naast de in punt 2° a) hierboven bedoelde gegevens, de lijst waarvan sprake in punt 2° a) van artikel 23ter voor het jaar 1992;
c) voor de instellingen die de bepalingen genieten van artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 29 september 1992, de lijst waarvan sprake in punt 3° b) van artikel 23ter voor het jaar 1992, alsmede de inlichtingen bedoeld in punt 3° b) van artikel 23ter;
d) voor de instellingen die de bepalingen genieten van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 29 september 1992, de lijst waarvan sprake in punt 4° b) van artikel 23ter voor het jaar 1992.
Art. 23quater. En vue de la révision des provisions dont question à l'article 23bis, § 2, l'hôpital devra faire parvenir :
1° en ce qui concerne les coûts supplémentaires de chaque mesure visée à l'article 23bis, § 1, un relevé établi par centre de frais par catégorie de personnel et par individu, dont le modèle sera établi par le Ministre qui a le prix de la journée d'hospitalisation dans ses attributions;
2° en ce qui concerne les éléments repris à l'article 23ter, pour les établissements bénéficiant des dispositions de l'article 2, § 2, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 :
a) les données demandées aux points 1b), 1d) et 1 e) de l'article 23ter pour l'année 1992, ainsi que le règlement général conclu entre le gestionnaire et les médecins;
b) pour les établissements bénéficiant des dispositions de l'article 2, §§ 1, 2 et 3, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 outre les données visées au point 2° a) ci-dessus, la liste dont question au point 2° a) de l'article 23ter pour l'année 1992;
c) pour les établissements bénéficiant des dispositions de l'article 3, § 1er, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992, la liste dont question au point 3° a) de l'article 23ter pour l'année 1992, ainsi que les renseignements visés au point 3° b) de l'article 23ter;
d) pour les établissements bénéficiant des dispositions de l'article 3, § 2, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992, la liste dont question au point 4° b) de l'article 23ter pour l'année 1992.
1° en ce qui concerne les coûts supplémentaires de chaque mesure visée à l'article 23bis, § 1, un relevé établi par centre de frais par catégorie de personnel et par individu, dont le modèle sera établi par le Ministre qui a le prix de la journée d'hospitalisation dans ses attributions;
2° en ce qui concerne les éléments repris à l'article 23ter, pour les établissements bénéficiant des dispositions de l'article 2, § 2, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 :
a) les données demandées aux points 1b), 1d) et 1 e) de l'article 23ter pour l'année 1992, ainsi que le règlement général conclu entre le gestionnaire et les médecins;
b) pour les établissements bénéficiant des dispositions de l'article 2, §§ 1, 2 et 3, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992 outre les données visées au point 2° a) ci-dessus, la liste dont question au point 2° a) de l'article 23ter pour l'année 1992;
c) pour les établissements bénéficiant des dispositions de l'article 3, § 1er, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992, la liste dont question au point 3° a) de l'article 23ter pour l'année 1992, ainsi que les renseignements visés au point 3° b) de l'article 23ter;
d) pour les établissements bénéficiant des dispositions de l'article 3, § 2, de l'arrêté royal du 29 septembre 1992, la liste dont question au point 4° b) de l'article 23ter pour l'année 1992.
Onderafdeling 2. - Ziekenhuizen en diensten erkend onder kenletter V.
Sous-section 2. - Hôpitaux et services agréés sous index V.
Rubriek 1. - Onderdeel B1 en B2 van het budget.
Rubrique 1ère. - Sous-parties B1 et B2 du budget.
Art.24. De Onderdelen B1 en B2 van het budget der financiële middelen worden vastgesteld op de bedragen die overeenstemmen met de waarde op 31 december 1991, met inbegrip, voor wat Onderdeel B2 van het budget der financiële middelen betreft, van het bedrag toegekend overeenkomstig artikel 21, § 2 van het ministerieel besluit van 28 november 1990.
Art.24. Les Sous-parties B1 et B2 du budget des moyens financiers sont fixées aux montants correspondant à la valeur au 31 décembre 1991, y compris, en ce qui concerne la Sous-partie B2 du budget des moyens financiers, le montant octroyé conformément à l'article 21, § 2 de l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990.
Art.25. De bepalingen van artikel 11 en 15 van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de ziekenhuizen en de diensten, erkend onder kenletter V.
Art.25. Les dispositions prévues aux articles 11 et 15 du présent arrêté sont également d'application pour les hôpitaux et les services agréés sous l'index V.
Rubriek 2. _ Onderdeel B5 van het budget.
Rubrique 2. - Sous-partie B5 du budget.
Art.26. Onderdeel B5 van het budget der financiële middelen wordt vastgesteld op de waarde van 31 december 1991.
Art.26. La Sous-partie B5 du budget des moyens financiers est fixée à la valeur au 31 décembre 1991.
Rubriek 3. - Gemeenschappelijke bepalingen voor deel B.
Rubrique 3. - Dispositions communes pour la partie B.
Art.27. De gemeenschappelijke bepalingen voor de vaststelling van Deel B van het budget der financiële middelen, bedoeld in artikel 22 van dit besluit, zijn eveneens van toepassing op de ziekenhuizen en de diensten erkend onder kenletter V.
Art.27. Les dispositions communes pour la fixation de la Partie B du budget des moyens financiers, prévues à l'article 22 du présent arrêté, sont également d'application pour les hôpitaux et les services agréés sous l'index V.
Rubriek 4. - Onderdeel B6.
Rubrique 4. - Sous-partie B6.
Art. 27bis. <INGEVOEGD bij MB 1992-10-19/32, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992> De bepalingen van artikel 23bis, 23ter en 23quater van dit besluit zijn eveneens van toepassing voor de ziekenhuizen en diensten erkend onder kenletter V.
Art. 27bis. Les dispositions prévues aux articles 23bis, 23ter et 23quater du présent arrêté sont également d'application pour les hôpitaux et les services agréés sous l'index V.
Onderafdeling 3. - Psychiatrische ziekenhuizen.
Sous-section 3. - Hôpitaux psychiatriques.
Rubriek 1. - Deel B.
Rubrique 1er. - Partie B.
Art.28. § 1. Onverminderd artikel 61 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt voor Deel B van het budget der financiële middelen van de psychiatrische ziekenhuizen hetzelfde bedrag toegekend als dat waarin op 31 december 1991 werd voorzien, met inbegrip van het bedrag toegekend overeenkomstig artikel 21, § 2 van het ministerieel besluit van 28 november 1990, vermeerderd met de bedragen bedoeld in artikel 72, § 2 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
§ 2. Het bedrag bedoeld in artikel 48, § 3, 1°, a), van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt op 50 000 frank vastgesteld, en het bedrag bedoeld in artikel 48, § 3, 1°, b), van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 op 1 000 000 frank.
§ 2. Het bedrag bedoeld in artikel 48, § 3, 1°, a), van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt op 50 000 frank vastgesteld, en het bedrag bedoeld in artikel 48, § 3, 1°, b), van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 op 1 000 000 frank.
Art.28. § 1er. Sans préjudice de l'article 61 de l'arrêté ministériel du 2 août 1986, il est octroyé pour la Partie B du budget des moyens financiers des hôpitaux psychiatriques, le même montant que celui prévu au 31 décembre 1991, y compris le montant octroyé conformément à l'article 21, § 2 de l'arrêté ministériel du 28 novembre 1990, augmenté des montants visés à l'article 72, § 2 de l'arrêté ministériel du 2 août 1986.
§ 2. Le montant visé à l'article 48, § 3, 1°, a), de l'arrête ministériel du 2 août 1986, est fixé à 50 000 francs et le montant visé à l'article 48, § 3, 1°, b), de l'arrêté ministériel du 2 août 1986 à 1 000 000 francs.
§ 2. Le montant visé à l'article 48, § 3, 1°, a), de l'arrête ministériel du 2 août 1986, est fixé à 50 000 francs et le montant visé à l'article 48, § 3, 1°, b), de l'arrêté ministériel du 2 août 1986 à 1 000 000 francs.
Art.29. De bepalingen van artikel 15 van dit besluit zijn op de psychiatrische ziekenhuizen van toepassing.
Art.29. Les dispositions prévues à l'article 15 du présent arrêté sont d'application pour les hôpitaux psychiatriques.
Art.30. De bepalingen van artikel 19 van dit besluit zijn eveneens op de psychiatrische ziekenhuizen van toepassing.
Art.30. Les dispositions prévues à l'article 19 du présent arrêté sont également d'application pour les hôpitaux psychiatriques.
Art.31. Onderdeel B5 van het budget der financiële middelen wordt vastgesteld op de waarde van 31 december 1991.
Art.31. La Sous-partie B5 du budget des moyens financiers est fixée à la valeur au 31 décembre 1991.
Rubriek 2. - Gemeenschappelijke bepalingen voor Deel B.
Rubrique 2. - Dispositions communes pour la Partie B.
Art.32. De gemeenschappelijke bepalingen voor de vaststelling van Deel B van het budget der financiële middelen, waarin artikel 22 van dit besluit voorziet, zijn eveneens op de psychiatrische ziekenhuizen van toepassing.
Art.32. Les dispositions communes pour la fixation de la Partie B du budget des moyens financiers, prévues à l'article 22 du présent arrêté, sont également d'application pour les hôpitaux psychiatriques.
Rubriek 3.
Rubrique 3. - Sous-partie B6.
Art. 32bis. <INGEVOEGD bij MB 1992-10-19/32, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992> De bepalingen van artikel 23bis, 23ter en 23quater van dit besluit zijn eveneens van toepassing voor de psychiatrische ziekenhuizen.
Art. 32bis. Les dispositions prévues aux articles 23bis, 23ter et 23quater du présent arrêté sont également d'application pour les hôpitaux psychiatriques.
Afdeling 3. - Onderafdeling C3 van het budget voor alle ziekenhuizen.
Section 3. - Sous-partie C3 du budget pour tous les hôpitaux.
Art.33. Onderdeel C3 van het budget wordt vastgesteld op de waarde van 31 december 1991.
Art.33. La Sous-partie C3 du budget est fixée à la valeur au 31 décembre 1991.
Afdeling 4. - Diensten voor niet-intensieve neonatale zorg.
Section 4. - Services des soins néonatals non intensifs.
Art.34. Voor de niet-intesieve neonatale zorgen bij een pasgeborene in het ziekenhuis wordt, voor de periode dat de moeder niet in het ziekenhuis verblijft, een bijkomend budget van financiële middelen toegekend a rato van 1 000 frank per effectief gerealiseerde verpleegdag.
Het aanrekenen van verpleegdagen voor niet-intensieve neonatale zorgen is niet toegestaan in andere diensten dan de diensten voor intensieve neonatale zorgen.
Het aanrekenen van verpleegdagen voor niet-intensieve neonatale zorgen is niet toegestaan in andere diensten dan de diensten voor intensieve neonatale zorgen.
Art.34. Un budget additionnel de moyens financiers d'un montant de 1 000 francs par journée d'hospitalisation effectivement réalisée sera octroyé pour les soins néonatals non intensifs à un nouveau-né hospitalisé pendant la période où la mère ne séjourne pas à l'hôpital.
Il est interdit de facturer des journées d'hospitalisation pour les soins néonatals non intensifs administrés dans des services autres que ceux de soins néonatals intensifs.
Il est interdit de facturer des journées d'hospitalisation pour les soins néonatals non intensifs administrés dans des services autres que ceux de soins néonatals intensifs.
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van het quotum van verpleegdagen.
CHAPITRE III. - Fixation du quota de journées d'hospitalisation.
Art.35. Het quotum van verpleegdagen wordt voor de algemene ziekenhuizen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
Art.35. Le quota de journées d'hospitalisation est pour les hôpitaux généraux fixé conformément aux dispositions de l'arreté ministériel du 2 août 1986.
Art.36. Voor de psychiatrische ziekenhuizen wordt het quotum van verpleegdagen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 55 en 56 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
Art.36. Pour les hôpitaux psychiatriques, le quota de journées d'hospitalisation est fixé conformément aux dispositions des articles 55 et 56 de l'arrêté ministériel du 2 août 1986.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
CHAPITRE IV. - Dispositions finales.
Art.37. Om het voordeel van de bepalingen van de artikelen 11, 14, 15 en 22 te blijven genieten, moeten de ziekenhuizen (uiterlijk 31 december 1992) aan het Bestuur der verplegingsinstellingen, Dienst Boekhouding en Beheer van de ziekenhuizen, een attest overzenden waaruit blijkt dat de maatregelen op het personeel worden toegepast, medeondertekend namens de ondernemingsraad, of in voorkomend geval door de vakbondsafvaardiging, wat de privé-sector betreft, of door het Hoger Overlegcomité of het bevoegde overlegcomité of het Basisoverlegcomité, wat de openbare sector betreft.
Art.37. Afin de conserver le bénéfice des dispositions des articles 11, 14, 15 et 22 les hôpitaux devront faire parvenir (pour le 31 décembre 1992 au plus tard) à l'administration des Etablissements de soins, Service Comptabilité et Gestion des Hôpitaux une attestation certifiant que les mesures sont appliquées au personnel et contresignée par le Conseil d'entreprise ou le cas échéant par la délégation syndicale en ce qui concerne le secteur privé ou par le Comité supérieur de concertation ou par le Comité de concertation compétent ou par le Comité de concentration de base, quant au secteur public.
Art.38. Dit besluit treedt in werking de dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Art.38. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
Bijlagen.
Annexes.
Art. N1. Bijlage 1. IDENTIFICATIE VAN HET ZIEKENHUIS.
Art. N1. Annexe 1. IDENTIFICATION DE L'HOPITAL.
Art. N2. Bijlage 2. Tabel betreffende de tewerkstelling en de personeelskosten voor het geheel van de medische en medisch-technische diensten op basis van het jaar 1991.
Art. N2. Annexe 2. Tableau relatif à l'emploi et aux frais de personnel pour l'ensemble des services medicaux et médico-techniques sur base de l'année 1991.
Art. N3. Bijlage 3. Tabel betreffende de bedragen van de geneesherenhonoraria, met inbegrip van de bijbehorende supplementen.
Art. N3. Annexe 3. Tableau relatif aux montants des honoraires médicaux, y compris les suppléments y relatifs.
Art. N4. Bijlage 4. Tabel betreffende de toepassing van hoofdstuk II van titel IV van de wet op de ziekenhuizen.
Art. N4. Annexe 4. Tableau relatif à l'application du chapitre II du titre IV de la loi sur les hôpitaux.
Art. N5. Bijlage 5. Tabel betreffende de aanwending van de honoraria voor de dekking van de kosten voor het geheel van de medisch-technische diensten (basisjaar 1991).
Art. N5. Annexe 5. Tableau relatif à l'affectation des honoraires pour la couverture des coûts de l'ensemble des services médico-techniques (base l'année 1991).
Art. N6. Bijlage 6. Tabel betreffende de geneesheren die voltijds werkzaam zijn in de heelkunde, inwendige geneeskunde, biologie, radiologie en anesthesie.
Art. N6. Annexe 6. Tableau relatif aux médecins occupés à temps plein en chirurgie, médecine interne, biologie, radiologie et anesthésie.
Art. N7. Bijlage 7. Tabel betreffende de geneesheren werkzaam in het geheel van de consultatiediensten en de medisch-technische diensten.
Art. N7. Annexe 7. Tableau relatif aux médecins occupés dans l'ensemble des services de consultations et des services médico-techniques.
Art. N8. Bijlage 8. Tabel betreffende de aanwending van de honoraria voor de dekking van de kosten voor de consultaties (basisjaar 1991).
Art. N8. Annexe 8. Tableau relatif à l'affectation des honoraires pour la couverture des coûts de consultations (base année 1991).
Art. N9. Bijlage 9. Tabel betreffende artikel 3, § 2 van het koninklijk besluit van 29 september 1992.
Art. N9. Annexe 9. Tableau relatif à l'article 3, § 2 de l'arrêté royal du 29 septembre 1992.