Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
20 DECEMBER 1989. - Decreet houdende bepalingen tot uitvoering van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-12-1990 en tekstbijwerking tot 24-12-2018)
Titre
20 DECEMBRE 1989. - Décret contenant des dispositions d'exécution du budget de la Communauté flamande. <Traduction> (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 29-12-1990 et mise à jour au 24-12-2018)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (45)
Texte (43)
TITEL I. - Bepalingen inzake het Gewest.
TITRE I. - Dispositions relatives à la Région.
HOOFDSTUK I. - Leefmilieu.
CHAPITRE I. - Environnement.
Afdeling 1. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen.
Section 1. - Dispositions portant modification du décret du 2 juillet 1981 concernant la gestion des déchets.
Artikel 1. <wijzigingsbepaling van art. 4 van het DCFL 1981-07-02/30>
Article 1.
Art.2. <wijzigingsbepaling van artikelen 47 tot en met 47sexies van het DCFL 1981-07-02/30>
Art.2.
Art.3. De heffing verschuldigd voor het tweede semester van het jaar 1989 wordt aangegeven, betaald en geïnd in de loop van de maanden januari en februari van het jaar 1990, conform het bepaalde in het decreet van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, zoals gewijzigd bij de decreten van 23 maart 1983 en 22 oktober 1986, en zijn uitvoeringsbesluiten.
Art.3. La redevance due pour le deuxième semestre de l'année 1989 est déclarée, acquittée et percue au cours des mois de janvier et de février de l'an 1990, conformément aux dispositions du décret du 2 juillet 1981 concernant la gestion des déchets, tel qu'il a été modifié par les décrets du 23 mars 1983 et 22 octobre 1986 et ses arrêtés d'exécution.
Art.4. <wijzigingsbepaling van art. 6, van W 1974-07-22/01>
Art.4.
Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging.
Section 2. - Modifications de la loi du 26 mars 1971 sur la protection des eaux de surface contre la pollution.
Art.5. <wijzigingsbepaling van 32ter van W 1971-03-26/02>
Art.5.
Art.6. <wijzigingsbepalingen van hoofdstuk II, afdeling III, artikelen 32octies tot en met 32septiesdecies van W 1971-03-26/02>
Art.6.
Art. 6bis. § 1. In afwijking van artikel 32quaterdecies, 2°, a) van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, zoals die bepaling werd ingevoegd bij het decreet van 20 december 1989, wordt de in dat artikel 32quaterdecies bedoelde heffing voor het aanslagjaar 1990 voor de varkensfokkerijen met meer dan 1.000 gespeende dieren die gedurende het jaar 1990 getroffen zijn geweest door de klassieke varkenspest, hierna genoemd varkenspest, of gedurende het jaar 1990 onderworpen zijn geweest aan maatregelen ter bestrijding van de varkenspest, verminderd tot volgend bedrag :
  H X (365 - D)/365
  waarin :
  H : het bedrag van de heffing berekend overeenkomstig
  artikel 32quaterdecies, 2, a);
  D : het aantal dagen gedurende dewelke de varkensfokkerij getroffen is
  geweest door de varkenspest of onderworpen is geweest aan
  maatregelen ter bestrijding van de varkenspest, zoals
  blijkt uit het attest van de diergeneeskundige inspectie
  Geen vermindering van de heffing wordt toegestaan voor zover bewezen is dat het werkelijk aantal gespeende dieren aanwezig in de inrichting, bij de aanvang van de toepassing van de in het eerste lid bedoelde maatregelen op de inrichting, groter was dan het maximale aantal vermeld in de exploitatievergunning geldig op het tijdstip van de vaststelling.
  § 2. De exploitant van een in § 1 bedoelde varkensfokkerij dient op straffe van verval van het recht tot toepassing van de afwijkingsbepalingen van § 1 aan de met invordering belaste ambtenaar vóór 1 april 1991 aangifte te doen van het aantal dagen gedurende dewelke de varkensfokkerij getroffen is geweest door de varkenspest of onderworpen is geweest aan maatregelen ter bestrijding van de varkenspest. Bij deze aangifte dienen de nodige stavingsstukken gevoegd.
  § 3. De Vlaamse Executieve kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het model en de wijze van indiening van de in § 2 bedoelde aangifte.
Art. 6bis. § 1. Par dérogation à l'article 32quaterdecies, 2°, a) de la loi du 26 mars 1971 sur la protection des eaux de surface contre la pollution, telle que cette disposition a été insérée par le décret du 20 décembre 1989, la redevance visée à l'article 32quaterdecies, pour l'année d'imposition 1990, en ce qui concerne les porcheries comptant plus de 1.000 animaux sevrés qui au cours de l'année 1990 ont été atteints de la peste porcine classique, ci-après dénommé la peste porcine, ou ont fait l'objet, au cours de l'année 1990, de mesures de lutte contre la peste porcine, est réduite au montant suivant :
  H X (365 - D)/365
  ou : 
  H : le montant de la redevance calcule conformement
  a l'article 32quaterdecies, 2, a);
  D : le nombre de jours au cours desquels la porcherie
  a ete frappee de la peste porcine ou a fait l'objet de
  mesures de lutte contre la peste porcine, tel qu'il
  ressort d'un certificat de l'inspection veterrinaire.
  Aucune réduction de la redevance sera permise s'il est prouvé que le nombre effectif d'animaux sevrés présents dans la porcherie, au moment où les mesures visées au premier alinéa sont applicables à l'établissement, est, le jour de la constatation, supérieur au nombre maximum prévu dans l'autorisation d'exploitation.
  § 2. L'exploitant d'une porcherie visée au § 1er doit, sous peine de déchéance du droit de l'application des dispositions dérogatoires du § 1er, déclarer, avant le 1er avril 1991, au fonctionnaire chargé du recouvrement, le nombre de jours que la porcherie a été frappée par la peste porcine ou a fait l'objet de mesures de lutte contre la peste porcine. Cette déclaration doit être accompagnée des pièces de justification nécessaires.
  § 3. L'Exécutif flamand fixe les modalités en matière du modèle et du mode d'introduction de la déclaration visée au § 2.
Art. 6ter. Ter uitvoering van de bepalingen van artikel 32septiesdecies wordt de met de inning en invordering belaste ambtenaar bij gebrek aan voldoening van de heffing, gemachtigd een dwangbevel uit te vaardigen.
  Dit dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar daartoe aangewezen door de Vlaamse Executieve.
  De betekening van het dwangbevel gebeurt bij gerechtsdeurwaardersexploot of bij aangetekend schrijven.
  Op het dwangbevel zijn de bepalingen toepasselijk van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging.
Art. 6ter. En exécution des dispositions de l'article 32septiesdecies, le fonctionnaire chargé de la perception et du recouvrement, à défaut d'acquittement de la redevance, est habilité à délivrer une contrainte.
  Cette contrainte est visée et déclarée exécutoire par le fonctionnaire désigné à cet effet par l'Exécutif flamand.
  La signification de la contrainte se fait par exploit d'huissier ou par lettre recommandée.
  La contrainte est régie par les dispositions contenues dans la partie V du Code judiciaire relative à la saisie conservatoire et les voies d'exécution.
HOOFDSTUK II. - Binnenlandse Aangelegenheden.
CHAPITRE II. - Affaires intérieures.
Art.7. In afwijking van artikel 75 van de wet van 5 januari 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1975-76, wordt de dotatie van het Gemeentefonds voor het jaar 1989 en voor het jaar 1990 vastgesteld op 34 101,7 miljoen frank per jaar.
Art.7. Par dérogation à l'article 75 de la loi du 5 janvier 1976 relative aux propositions budgétaires 1975-1976, la dotation du Fonds des Communes pour les exercices 1989 et 1990 est fixée à 34 101,7 millions de francs par an.
Art.8. In afwijking van artikel 3 van de wet van 17 maart 1965 betreffende het Fonds der Provinciën, wordt de dotatie van het Fonds der Provinciën voor het jaar 1989 en het jaar 1990 vastgesteld op 2 907,2 miljoen frank per jaar.
Art.8. Par dérogation à l'article 3 de la loi du 17 mars 1965 relative au Fonds des Provinces, la dotation du Fonds des Provinces pour les exercices 1989 et 1990 est fixée à 2 907,2 millions de francs par an.
Art.9. In afwachting van de vaststelling van de dotaties van het Gemeentefonds en het Fonds der Provinciën voor 1987 en 1988, wordt het gedeelte van die fondsen dat toevalt aan de gemeenten en de provincies van het Vlaamse Gewest, met het oog op de toekenning van hun aandelen overeenkomstig de reglementaire verdelingsregelen, vastgesteld op de volgende bedragen :
  1987: Gemeentefonds 35 155 miljoen frank
  Provinciefonds 3 008 miljoen frank
  1988: Gemeentefonds 34 600,9 miljoen frank
  Provinciefonds 2 885 miljoen frank
Art.9. En attendant la fixation des dotations du Fonds des Communes et du Fonds des Provinces pour 1987 et 1988, la part de ces fonds qui revient aux communes et provinces de la Région flamande est fixée aux montants suivants, en vue de
  1987: Fonds des Communes 35 155 million francs
  Fonds des Provinces 3 008 million francs
  1988: Fonds des Communes 34 600,9 million francs
  Fonds des Provinces 2 885
HOOFDSTUK III. - Maatschappijen van Gemeenschappelijk Vervoer.
CHAPITRE III. - Sociétés de Transports en commun.
Art.10. § 1. De Maatschappij voor Intercommunaal vervoer-Antwerpen (MIVA) en de Maatschappij voor Intercommunaal vervoer-Gent (MIVG) dienen de nodige maatregelen te treffen opdat het tekort, ontstaan vanaf 1 januari 1989 per 31 december 1991 opgeslorpt is en opdat de volgende dienstjaren telkens in begrotingsevenwicht zijn, rekening houdend met een financiële bijdrage van het Gewest, die ten hoogste gelijk kan zijn aan de financiële bijdrage van het voorbije jaar, verhoogd met een groeivoet, gelijk aan deze van de kredieten voor alle uitgaven, met uitzondering van de vermelde bijdrage en de werkingskosten van de organen en de diensten van de Vlaamse Gemeenschap zoals bepaald in de uitgavenbegroting.
  § 2. De beheersorganen van de Nationale Maatschappij voor Buurtspoorwegen (NMVB) worden verzocht de nodige maatregelen te nemen, opdat het tekort, ontstaan vanaf 1 januari 1989 en voorkomende uit de exploitatie van de lijnen, over te dragen aan het Vlaamse Gewest, per 31 december 1991 opgeslorpt is en opdat de volgende dienstjaren telkens in begrotingsevenwicht zijn, rekening houdend met een financiële bijdrage van het Gewest, die ten hoogste gelijk kan zijn aan de financiële bijdrage van het voorbije jaar, verhoogd met een groeivoet, gelijk aan deze van de kredieten voor alle uitgaven, met uitzondering van de vermelde bijdrage en de werkingskosten van de organen en de diensten van de Vlaamse Gemeenschap zoals bepaald in de uitgavenbegroting.
  § 3. De beheersorganen van MIVA en MIVG dienen bijkomende maatregelen te nemen of dienen die voor te stellen, naargelang van het geval :
  a) als bij de uitvoering van de voorgestelde maatregelen mocht blijken dat deze ontoereikend zijn om de doelstellingen, zoals gespecifieerd in § 1, te verwezenlijken;
  b) als mocht blijken dat de hypothesen die als berekeningsbasis van de begrotingsevenwichten hebben gediend, niet verwezenlijkt zijn;
  c) als maatregelen die buiten de beslissingsmacht van de beheersorganen liggen, nadat ze voorgesteld zijn, noch geheel, noch gedeeltelijk verwezenlijkt worden.
  De beheersorganen stellen de Executieve in kennis van de bijkomende maatregelen en geven de nodige verduidelijkingen indien zij hierom verzoekt.
  § 4. De beheersorganen van NMVB worden verzocht bijkomende maatregelen te nemen of voor te stellen, naargelang van het geval :
  a) als bij de uitvoering van de voorgestelde maatregelen mocht blijken dat deze ontoereikend zijn om de doelstellingen, zoals gespecifieerd in § 1, te verwezenlijken;
  b) als mocht blijken dat de hypothesen die als berekeningsbasis van de begrotingsevenwichten hebben gediend, niet verwezenlijkt zijn;
  c) als maatregelen die buiten de beslissingsmacht van de beheersorganen liggen, nadat ze voorgesteld zijn, noch geheel, noch gedeeltelijk verwezenlijkt worden.
  De beheersorganen worden verzocht de Executieve in kennis te stellen van de bijkomende maatregelen en de nodige verduidelijkingen te geven indien zij hierom verzoekt.
  § 5. De beheersorganen van de MIVA, de MIVG, de NMVB leggen deze maatregelen, conform § 3 of § 4 voor aan de Executieve, ten laatste één maand na de publicatie van dit decreet voor wat betreft het wegwerken van het gecumuleerd tekort ontstaan vanaf 1 januari 1989 en ten laatste drie maand vóór de datum van indiening van het ontwerp tot aanpassing van de algemene uitgavenbegroting, zoals bepaald in artikel 3 van de wet van 28 juni 1989, houdende aanpassing van de wet van 28 juni 1963 met betrekking tot de Rijkscomptabiliteit voor wat betreft het behalen van de doelstellingen inzake het begrotingsevenwicht. Ingeval binnen deze termijnen geen of ontoereikende voorstellen zijn voorgelegd, zal de Executieve op gezamenlijk voorstel van de Gemeenschapsminister van Openbare Werken en Verkeer en de Gemeenschapsminister van Financiën en Begroting een College samenstellen, dat belast wordt met het uitwerken van financiële saneringsmaatregelen voor elk van deze instellingen.
  Dit College zal drie leden tellen, die worden aangeduid op grond van hun bijzondere bevoegdheid en ervaring op financieel-economisch gebied.
  Voor wat betreft de MIVA en de MIVG, zal dit College onmiddellijk na zijn aanstelling de voorstellen uitwerken. Voor wat de NMVB betreft, zal dit gebeuren op datum van de overdracht van deze instelling naar het Vlaams Gewest.
  Dit College zal aan de respectieve beheersorganen de maatregelen voorstellen welke nodig geacht worden om de doelstellingen bedoeld in § 1 en § 2 te behalen. Indien de door dit College uitgewerkte voorstellen niet goedgekeurd worden door de beheersorganen van vermelde instellingen, of indien de voorgestelde maatregelen ontoereikend uitgevoerd blijken te worden, dan is de Executieve krachtens dit decreet gemachtigd om in de plaats te treden van de vermelde beheersorganen en de noodzakelijke maatregelen te nemen, door de uitvaardiging van een, in Executieve overlegd besluit.
Art.10. § 1. La Société des Transports intercommunaux d'Anvers (MIVA) et la Société des Transports intercommunaux de Gand (MIVG) doivent prendre les mesures requises afin que le déficit créé à partir du 1er janvier 1989 soit résorbé au 31 décembre 1991 et que les exercices prochains soient en équilibre budgétaire, en tenant compte d'une intervention financière de la Région, dont le montant sera au maximum égal à celui de l'année écoulée, majoré d'un taux de croissance égal à celui appliqué aux crédits pour toutes les dépenses, exception faite pour l'intervention susmentionnée et les frais de fonctionnement des organes et services de la Communauté flamande tels que définis dans le budget des dépenses.
  § 2. Les organes de gestion de la Société nationale des Chemins de fer vicinaux sont priés de prendre les mesures requises pour que le déficit qui s'est formé à partir du 1er janvier 1989 et qui découle de l'exploitation des lignes à transférer à la Région flamande, soit résorbé au 31 décembre 1991 et que les exercices suivants soient en équilibre budgétaire, en tenant compte d'une intervention financière de la Région, dont le montant ne pourra dépasser celui de l'année écoulée, majoré d'un taux de croissance égal à celui appliqué aux crédits pour toutes les dépenses, exception faite pour l'intervention susmentionnée et les frais de fonctionnement des organes et services de la Communauté flamande tels que définis dans le budget des dépenses.
  § 3. Les organes de gestion de la MIVA et de la MIVG doivent prendre des mesures complémentaire, ou formuler des propositions à cet effet, selon le cas :
  a) si, lors de la mise en oeuvre des mesures proposées, elles s'avéraient insuffisantes pour la réalisation des objectifs tels que spécifiés au § 1er;
  b) s'il s'avérait que les hypothèses ayant servi de base de calcul des équilibres budgétaires n'ont pas été réalisées;
  c) si les mesures qui ne rentrent pas dans la compétence de décision des organes de gestion, après avoir été proposées, ne sont pas mises en oeuvre, ni totalement, ni en partie.
  Les organes de gestion informent l'Exécutif des mesures complémentaires et lui donnent les précisions qu'il demanderait.
  § 4. Les organes de gestion de la NMVB sont priés de prendre des mesures complémentaires, ou formuler des propositions à cet effet, selon le cas :
  a) si, lors de la mise en oeuvre des mesures proposées, celles-ci s'avéraient insuffisantes pour la réalisation des objectifs tels que spécifiés au § 1er;
  b) s'il s'avérait que les hypothèses ayant servi de base de calcul des équilibres budgétaires n'ont pas été réalisées;
  c) si les mesures qui ne relèvent pas de la compétence de décision des organes de gestion, après avoir été proposées, ne sont pas mises en oeuvre, ni totalement, ni en partie.
  Les organes de gestion sont priés d'informer l'Exécutif des mesures complémentaires et de lui donner les précisions qu'il demanderait.
  § 5. Les organes de gestion de la MIVA, de la MIVG, et de la NMVB soumettent ces mesures, conformément au § 3 ou au § 4, à l'Exécutif, au plus tard un mois après la publication du présent décret, en ce qui concerne le déficit cumulatif qui s'est formé à partir du 1er janvier 1989, et au plus tard trois mois avant la date de présentation des propositions d'ajustement du budget général des dépenses, conformément à l'article 3 de la loi du 28 juin 1989 modifiant la loi du 28 juin 1963 sur la Comptabilité de l'Etat, en ce qui concerne la réalisation des objectifs d'équilibre budgétaire. Faute de propositions, ou en cas de propositions insuffisantes dans les délais impartis, l'Exécutif, sur la proposition conjointe du Ministre communautaire des Travaux publics et des Communications et du Ministre communautaire des Finances et du Budget, constituera un Collège chargé d'élaborer des mesures d'assainissement financières pour chacun de ces organismes.
  Ce collège sera composé de trois membres désignés en raison de leur compétence et expérience exceptionnelles sur le plan financier et économique.
  En ce qui concerne la MIVA et la MIVG, ce Collège élaborera les propositions dès sa constitution. En ce qui concerne la NMVB, cela se fera à la date de son transfert à la Région flamande.
  Le Collège proposera aux organes de gestion respectifs les mesures qu'il juge nécessaires en vue de la réalisation des objectifs visés aux §§ 1 et 2. Si les propositions élaborées par ce Collège ne sont pas adoptées par les organes de gestion des organismes susmentionnés, ou si les mesures proposées s'avéraient mises en oeuvre de manière insuffisante, l'Exécutif est autorisé, en vertu du présent décret, à se substituer aux dits organes de gestion et à prendre les mesures nécessaires par la publication d'un arrêté délibéré au sein de l'Exécutif.
TITEL II. - Bepalingen inzake de Gemeenschap.
TITRE II. - Dispositions relatives à la Communauté.
HOOFDSTUK IV. - Cultuur.
CHAPITRE IV. - La Culture.
Afdeling 1. - Cultuurfunctionarissen.
Section I. - Les fonctionnaires culturels.
Art.11. <wijzigingsbepaling van art. 1 en 6 van DVR 16-07-1973>
Art.11. § 1.
Afdeling 2. - Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen.
Section II. - Société royale de Zoölogie d'Anvers.
Art.12. In afwijking van artikel 3, § 1, a) van het decreet van 30 mei 1985, betreffende de subsidiëring van de v.z.w. Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen wordt de toekenning van de basistoelage voor de werking voor het jaar 1990 bepaald op 39,6 miljoen frank ".
Art.12. " Par dérogation à l'article 3, § 1er, a) du décret du 30 mai 1985 relatif, à l'octroi de subventions à l'a.s.b.l. Société royale de Zoölogie d'Anvers, le montant de la subvention de base pour le fonctionnement de l'année 1990 est fixé à 39,6 millions de francs ".
HOOFDSTUK V. - Onderwijs.
CHAPITRE V. - L'enseignement.
Afdeling 1. - Universitaire investeringen.
Section I. - Investissements universitaires.
Art.13. <wijzigingsbepaling van het opschrift van het hoofdstuk II van KB167 30-12-1982>
Art.13.
Art.14. <wijzigingsbepaling van art. 4 van het KB167 30-12-1982>
Art.14.
Art.15. <wijzigingsbepaling van art. 5 van het KB167 30-12-1982>
Art.15.
Art.16. <wijzigingsbepaling van art. 6 van het KB167 30-12-1982>
Art.16.
Art.17. <wijzigingsbepaling van art. 7 van het KB167 30-12-1982>
Art.17.
Afdeling 2. - Werkingstoelagen.
Section II. - Subventions de fonctionnement.
Art.18. § 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 32, § 3, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, laatst gewijzigd door het decreet van 5 juli 1989 betreffende het onderwijs wordt de vermeerdering van de bedragen van de werkingstoelagen voor het schooljaar 1989-1990, in vergelijking met de bedragen bepaald voor het schooljaar 1988-1989, vastgesteld op 0,5 %.
  § 2. Per onderwijsniveau wordt bij besluit van de Vlaamse Executieve het saldo dat na toepassing van § 1 overblijft op de middelen voorzien in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor 1990 voor de werkingstoelagen aan de gesubsidieerde onderwijsinstellingen verdeeld a rato van het aantal leerlingen.
Art.18. § 1. Par dérogation aux dispositions de l'article 32, § 3 de la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l'enseignement, modifiée pour la dernière fois par le décret du 5 juillet 1989 relatif à l'enseignement, la majoration des montants des subventions de fonctionnement pour l'année scolaire 1989-1990 par rapport aux montants fixés pour l'année 1988-1989, est fixée à 0,5 %.
  § 2. Le solde restant, après exécution du § 1er, des moyens prévus au budget 1990 de la Communauté flamande pour les subventions de fonctionnement destinées aux établissements d'enseignement subventionnés, est réparti par arrêté de l'Exécutif flamand, par niveau d'enseignement, à raison du nombre d'élèves.
Afdeling 3. - Inschrijvingsgelden.
Section III. - Minerval.
Art.19. <wijzigingsbepaling van art. 12 van W 29-05-1959>
Art.19.
HOOFDSTUK VI. - Welzijn.
Section I. - Fonds de soins médico-socio-pédagogiques pour handicapés.
Afdeling 1. - Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten.
Art.20.
Art.20. <wijzigingsbepaling van art. 3 van het KB81 10-11-1967>
Art.21.
Afdeling 2. - Bejaardenzorg.
TITRE III. - Dispositions communes à la Communauté et à la Région.
Art.21.
CHAPITRE VII. - Finances.
TITEL III. - Bepalingen gemeenschappelijk aan de Gemeenschap en het Gewest.
Art.22.
HOOFDSTUK VII. - Financiën.
CHAPITRE VIII. - Entrée en vigueur.
Art. 23. Les dispositions du présent décret entrent en vigueur de la manière suivante :
  1° les articles 1 à 6, 11, 12, 20 et 21, le 1er janvier 1990;
  2° les articles 7 à 10, 13 à 18 et 22, le jour de la publication du présent décret au Moniteur belge;
  3° l'article 19, le 1er septembre 1990.
HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding.
-
Art. 23. De bepalingen van dit decreet treden als volgt in werking :
  1° de artikelen 1 tot 6, 11, 12, 20 en 21 op 1 januari 1990;
  2° de artikelen 7 tot 10, 13 tot 18 en 22 de dag van de publikatie van dit decreet in het Belgisch Staatsblad.
  3° artikel 19 op 1 september 1990.
-