Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
19 JUNI 1989. - Koninklijk besluit betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging veroorzaakt door gevaarlijke, schadelijke of toxische stoffen voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-02-2019 en tekstbijwerking tot 20-02-2019)
Titre
19 JUIN 1989. - Arrêté royal relatif à la protection des eaux souterraines contre la pollution causée par les substances dangereuses, nuisibles ou toxiques pour la Région de Bruxelles-Capitale(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 20-02-2019 et mise à jour au 20-02-2019)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (23)
Texte (23)
Artikel 1. Dit besluit is uitsluitend van toepassing in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
  Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder
  a) Minister : het lid van de Executieve van het Brusselse Gewest dat bevoegd is voor de waterproduktie en voorziening of zijn afgevaardigde;
  [1 b) Leefmilieu Brussel : instelling van openbaar nut die is opgericht door het koninklijk besluit van 8 maart 1989]1
  c) directe lozing : de inleiding van stoffen in het grondwater zonder doorsijpeling door bodem of ondergrond;
  d) indirecte lozing : de inleiding van stoffen in het grondwater na doorsijpeling door bodem of ondergrond.
  
Article 1. Le présent arrêté n'est applicable qu'à la Région de Bruxelles-Capitale.
  Pour l'application du présent arrêté il faut comprendre par
  a) Ministre : le membre de l'Exécutif de la Région bruxelloise compétent pour la production et la distribution d'eau ou son délégué;
  [1 b) Bruxelles Environnement : organisme d'intérêt public créé par l'arrêté royal du 8 mars 1989.]1
  c) rejet direct : l'introduction dans les eaux souterraines sans cheminement dans le sol ou le sous-sol;
  d) rejet indirect : l'introduction dans les eaux souterraines de substances cheminement dans le sol ou le sous-sol.
  
Art.2. De volgende stoffen kunnen het grondwater bederven, zoals bedoeld in artikel 2, 2e lid, 2a en 3 van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van het grondwater :
  1°
  a) organische halogeenverbindingen en stoffen waaruit in water dergelijke verbindingen kunnen ontstaan;
  b) organische fosforverbindingen;
  c) organische tinverbindingen;
  d) stoffen die in of via het water een kankerverwekkende mutagene of teratogene werking hebben;
  e) kwik en kwikverbindingen;
  f) cadmium en cadmiumverbindingen;
  g) minerale oliën en koolwaterstoffen;
  h) cyaniden;
  2°
  a) de volgende metalloïden en metalen alsmede verbindingen daarvan :
  1. zink
  2. koper
  3. nikkel
  4. chroom
  5. lood
  6. seleen
  7. arseen
  8. antimoon
  9. molybdeen
  10. titaan
  11. tin
  12. barium
  13. beryllium
  14. boor
  15. uranium
  16. vanadium
  17. kobalt
  18. thallium
  19. tellurium
  20. zilver
  b) biociden en derivaten daarvan, die niet in artikel 2, 1° genoemd zijn;
  c) stoffen met een schadelijke werking op de smaak en/of de geur van het grondwater alsmede verbindingen waaruit dergelijke stoffen in het water kunnen ontstaan en die het water ongeschikt voor menselijke consumptie kunnen maken;
  d) organische siliciumverbindingen die toxisch of persistent zijn en stoffen waaruit dergelijke verbindingen in het water kunnen ontstaan, met uitzondering van die welke biologisch onschadelijk zijn of die in het water snel worden omgezet in onschadelijke stoffen;
  e) anorganische fosforverbindingen en elementair fosfor;
  f) fluoriden;
  g) ammoniak en nitrieten.
Art.2. Les substances suivantes peuvent altérer les eaux souterraines, comme visées à l'article 2, alinéa 2, 2a et 3 de la loi du 26 mars 1971 sur la protection des eaux souterraines :
  1°
  a) composés organohalogénés et substances qui peuvent donner naissance à de tels composés dans le milieu aquatique;
  b) composés organophosphorés;
  c) composés organostanniques;
  d) substances qui possèdent un pouvoir cancérogène, mutagène ou tératogène dans le milieu aquatique ou par l'intermédiaire de celui-ci;
  e) mercure et composés du mercure;
  f) cadmium et composés cadmium;
  g) huiles minérales et hydrocarbures;
  h) cyanures;
  2°
  a) metalloïdes et métaux suivants, ainsi que leurs composés :
  1. zinc
  2. cuivre
  3. nickel
  4. chrome
  5. plomb
  6. sélénium
  7. arsenic
  8. antimoine
  9. molybdène
  10. titane
  11. étain
  12. baryum
  13. béryllium
  14. bore
  15. uranium
  16. vanadium
  17. cobalt
  18. thallium
  19. tellure
  20. argent
  b) biocides et leurs dérivés ne figurant pas à l'article 2, 1°;
  c) substances ayant un effet nuisible sur la saveur et/ou sur l'odeur des eaux souterraines, ainsi que les composés susceptibles de donner naissance à de telles substances dans les eaux et à rendre celle-ci impropres à la consommation humaine;
  d) composés organosiliciés toxiques ou persistantes et substances qui peuvent donner naissance à de tels composés dans les eaux, à l'exclusion de ceux qui sont biologiquement inoffensifs ou qui se transforment rapidement dans l'eau en substances inoffensives;
  e) composés inorganiques et phosphore et phosphore élémentaire;
  f) fluorures;
  g) ammoniaque et nitrites.
Art.3. Dit besluit is niet van toepassing op :
  a) lozingen van huishoudelijk afvalwater van alleenstaande woningen die niet zijn aangesloten op een collectief rioleringssysteem en gelegen zijn buiten de gebieden die met het oog op de winning van water bestemd voor menselijke consumptie zijn beschermd;
  b) lozingen ten aanzien waarvan door de bevoegde overheid wordt vastgesteld, dat zij stoffen bedoeld in artikel 2, 1° of 2°, in zulk een geringe hoeveelheid en concentratie bevatten, dat elk gevaar voor een verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende grondwater nu of in de toekomst is uitgesloten;
  c) lozingen van stoffen die radioactieve stoffen bevatten.
Art.3. Le présent arrêté ne s'applique pas :
  a) aux rejets des effluents domestiques provenant des habitations isolées, non raccordées à un réseau d'égouts et situées en dehors des zones de protection de captages d'eau destinée à la consommation humaine;
  b) aux rejets pour lesquels il est constaté par l'autorité compétente qu'ils contiennent des substances visées à l'article 2, 1° ou 2°, en quantité et en concentration suffisamment petites pour exclure tout risque présent ou futur de dégradation de la qualité des eaux souterraines réceptrices;
  c) aux rejets de matières contenant des substances radioactives.
Art.4. § 1. Elke directe lozing van stoffen bedoeld in artikel 2, 1° is verboden.
  De handelingen waarbij deze stoffen worden verwijderd of gestort met het oog op de verwijdering en die een indirecte lozing tot gevolg kunnen hebben zijn onderworpen aan een vergunning.
  Aan de hand van de resultaten van een voorafgaand onderzoek worden de handelingen verboden of wordt een vergunning verleend mits alle technische voorzorgsmaatregelen die nodig zijn om die lozing te verhinderen, in acht worden genomen.
  § 2. Als uit een voorafgaand onderzoek evenwel blijkt dat het grondwater waarin de lozing van stoffen bedoeld in artikel 2, 1° wordt overwogen, blijvend ongeschikt is voor enig ander gebruik met name voor gebruik in de huishouding of in de landbouw, mag [1 Leefmilieu Brussel]1 het lozen van deze stoffen toestaan, op voorwaarde dat de aanwezigheid van deze stoffen het benutten van bodemschatten niet hindert.
  Deze vergunningen mogen slechts worden afgegeven indien alle technische voorzorgsmaatregelen zijn getroffen opdat deze stoffen geen andere aquatische systemen kunnen bereiken of schade kunnen veroorzaken aan andere ecosystemen.
  § 3. [2 ...]2
  
Art.4. § 1. Tout rejet direct de substances visées à l'article 2, 1° est interdit.
  Les actions d'élimination ou de dépôt en vue de l'élimination de ces substances, susceptibles de conduire à un rejet indirect sont soumises à une autorisation.
  Au vu des résultats d'une enquête préalable les actions sont interdites ou une autorisation est délivrée à condition que toutes les précautions techniques nécessaires pour empêcher ce rejet soient respectées.
  § 2. Toutefois, si une enquête préalable révèle que les eaux souterraines dans lesquelles le rejet de substances visées à l'article 2, 1° est envisagé, sont de façon constante impropres à tout autre usage, notamment aux usages domestiques ou agricoles, [1 Bruxelles Environnemen]1 peut autoriser le rejet de ces substances, à condition que la présence de ces substances n'entrave pas l'exploitation des ressources du sol.
  Ces autorisations ne peuvent être délivrées que si toutes les précautions techniques ont été respectées lorsque ces substances ne puissent pas atteindre d'autres systèmes aquatiques ou nuire à d'autres écosystèmes.
  [2 ...]2
  
Art.5. Elke directe lozing van stoffen bedoeld in artikel 2, 2° alsmede de handelingen waarbij deze stoffen worden verwijderd of met het oog op de verwijdering ervan worden gestort, en die een indirecte lozing tot gevolg kunnen hebben, zijn onderworpen aan een vergunning.
  Aan de hand van de resultaten van een voorafgaand onderzoek mag [1 Leefmilieu Brussel]1 een vergunning verlenen, mits alle vereiste technische voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van verontreiniging van het grondwater door die stoffen in acht worden genomen.
  
Art.5. Tout rejet direct de substances visées à l'article 2, 2° ainsi que les actions d'élimination ou de dépôt en vue de l'élimination de ces substances susceptibles de conduire à un rejet indirect sont soumis à une autorisation.
  Au vu des résultats d'une enquête préalable, [1 Bruxelles Environnement ]1 peut délivrer une autorisation à condition que toutes les précautions techniques permettant d'éviter la pollution des eaux souterraines par ces substances soient respectées.
  
Art.6. In afwijking van de artikels 4 en 5 is het kunstmatige aanvullen van het grondwater onderworpen aan een bijzondere vergunning. Een dergelijke vergunning wordt slechts verleend indien er geen gevaar is voor verontreiniging van het grondwater.
Art.6. Par dérogation aux articles 4 et 5, les recharges artificielles des eaux souterraines pour la gestion publique de ces eaux sont soumises à une autorisation particulière. Une telle autorisation n'est délivrée qu'à condition qu'il n'y ait pas de risque de pollution des eaux souterraines.
Art.7. Het in de artikels 4 en 5 bedoelde voorafgaande onderzoek moet een studie omvatten van de hydrogeologische omstandigheden in het betrokken gebied, van het eventuele zuiveringsvermogen van bodem en ondergrond en van de gevaren van verontreiniging en van verandering van de grondwaterkwaliteit door de lozing en moet erop gericht zijn vast te stellen of lozing in het grondwater vanuit het oogpunt van het milieu een adequate oplossing vormt.
Art.7. Les enquêtes préalables visées aux articles 4 et 5 doivent comporter une étude des conditions hydrogéologiques de la zone concernée, de l'éventuel pouvoir épurateur du sol et du sous-sol, des risques de pollution et d'altération de la qualité des eaux souterraines par le rejet et établir si, du point de vue de l'environnement, le rejet dans ces eaux constitue une solution adéquate.
Art.8. De in de artikels 4, 5 en 6 bedoelde vergunningen worden door [1 Leefmilieu Brussel]1 slechts verleend wanneer zij zich ervan heeft vergewist dat het grondwater, en met name de kwaliteit ervan onder controle staat.
  
Art.8. Les autorisations visées aux articles 4, 5 et 6 ne peuvent être délivrées par [1 Bruxelles Environnement ]1 qu'après vérification que la surveillance des eaux souterraines, et notamment de leur qualité, est assurée.
  
Art.9. Wanneer een directe lozing overeenkomstig artikel 4, §§ 2 en 3, of artikel 5, wordt toegestaan, of wanneer een lozing van afvalwater die onvermijdelijk een indirecte lozing tot gevolg heeft, overeenkomstig artikel 5 wordt toegestaan, wordt in de vergunning met name het volgende bepaald :
  - de plaats van de lozing;
  - de lozingsmethode;
  - de vereiste voorzorgsmaatregelen, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de aard en de concentratie van de in de te lozen materie aanwezige stoffen en met de kenmerken van het ontvangende milieu, alsmede met de nabijheid van waterwingebieden, vooral voor drink-, thermaal- en mineraalwater;
  - de maximaal toelaatbare hoeveelheid van een bepaalde stof in de te lozen materie gedurende één of meer vastgestelde periodes en passende voorwaarden voor de concentratie van deze stof;
  - voorzieningen die de controle mogelijk maken op de materie die in het grondwater wordt geloosd;
  - indien nodig, maatregelen waarmee het grondwater en met name de kwaliteit ervan, kan worden gecontroleerd.
Art.9. Lorsqu'un rejet direct est autorisé conformément à l'article 4, §§ 2 et 3 ou à l'article 5, ou lorsqu'une action d'élimination d'eaux usées qui conduit inévitablement à un rejet indirect est autorisée conformément à l'article 5, l'autorisation doit fixer notamment :
  - le lieu de rejet;
  - la technique de rejet;
  - les précautions indispensables compte tenu, en particulier, de la nature et de la concentration des substances présentes dans les effluents, des caractéristiques du milieu récepteur, ainsi que de la proximité des captages d'eau, en particulier d'eau potable, thermale et minérale;
  - la quantité maximale admissible d'une substance dans les effluents pendant une ou plusieurs périodes déterminées et les conditions appropriées relatives à la concentration de ces substances;
  - les dispositifs permettant le contrôle des effluents évacués dans les eaux souterraines;
  - si nécessaire, les mesures permettant la surveillance des eaux souterraines, et notamment de leur qualité.
Art.10. Wanneer een handeling waarbij stoffen worden verwijderd of met het oog op de verwijdering ervan worden gestort en die een indirecte lozing tot gevolg kan hebben, overeenkomstig artikels 4 en 5 wordt toegestaan, wordt in de vergunning met name het volgende bepaald :
  - de plaats waar die handeling wordt verricht,
  - de voor het verwijderen of storten gebruikte methoden;
  - de vereiste voorzorgsmaatregelen, waarbij in het bijzonder de in rekening wordt gehouden met de aard en de concentratie van de in de te verwijderen of te storten materie aanwezige stoffen en met de kenmerken van het ontvangende milieu, alsmede met de nabijheid van waterwingebieden, vooral voor drink-, thermaal- en mineraalwater;
  - de maximaal gedurende één of meer vastgestelde perioden toelaatbare hoeveelheid van de materie die stoffen van artikel 2, 1° of 5° bevat en, indien mogelijk, de maximaal toelaatbare hoeveelheid van deze stoffen zelf, die mogen worden verwijderd of gestort, alsmede passende voorwaarden voor de concentratie van deze stoffen;
  - in de in artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 1, bedoelde gevallen, de technische voorzorgsmaatregelen die moeten worden getroffen om elke lozing van stoffen van artikel 2, 1° in grondwater te verhinderen of elke verontreiniging van dit water door stoffen van artikel 2, 2° te voorkomen;
  - indien nodig, maatregelen waarmee het grondwater, en met name de kwaliteit ervan, kan worden gecontroleerd.
Art.10. Lorsqu'une action d'élimination ou de dépôt en vue de l'élimination, susceptible de conduire à un rejet indirect, est autorisée conformément aux articles 4 et 5, l'autorisation doit fixer notamment :
  - le lieu où se situe cette action,
  - les méthodes d'élimination ou de dépôt utilisées;
  - les précautions indispensables compte tenu, en particulier, de la nature et de la concentration des substances présentes dans les matières à éliminer ou à mettre en dépôt, des caractéristiques du milieu récepteur, ainsi que de la proximité des captages d'eau, en particulier d'eau potable, thermale et minérale;
  - la quantité maximale admissible pendant une ou plusieurs périodes déterminées des matières contenant des substances relevant de l'article 2, 1° ou 2° et, si possible, de ces substances elles-mêmes, à éliminer ou à mettre en dépôt, ainsi que les conditions appropriées relatives à la concentration de ces substances;
  - dans les cas visés à l'article 4, alinéa 1, et à l'article 5, alinéa 1, les précautions techniques à mettre en oeuvre pour empêcher tout rejet de substances relevant de l'article 2, 1° dans les eaux souterraines et éviter toute pollution de ces eaux par les substances relevant de l'article 2, 2°;
  - si nécessaire, les mesures permettant la surveillance des eaux souterraines, et notamment de leur qualité.
Art.11. De in de artikelen 4 en 5 bedoelde vergunningen worden verleend voor ten hoogste tien jaar. Zij worden ten minste om de vier jaar aan een onderzoek onderworpen. Zij kunnen worden verlengd, gewijzigd of ingetrokken.
Art.11. Les autorisations visées aux articles 4 et 5 ne peuvent être accordées que pour au maximum dix ans; elles sont réexaminées au moins tous les quatre ans. Elles peuvent être prorogées, modifiées ou révoquées.
Art.12. § 1. Indien de aanvrager van een vergunning in de zin van artikel 4 of 5 verklaart dat hij de hem op te leggen voorwaarden niet zal kunnen naleven of indien zulks door [1 Leefmilieu Brussel]1 wordt vastgesteld, wordt de vergunning geweigerd.
  § 2. Indien de in een vergunning vastgestelde voorwaarden niet worden nageleefd, treft de Minister alle ter zake dienende maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden wordt voldaan; indien nodig trekt hij de vergunning in.
  
Art.12. § 1. Si le demandeur d'une autorisation au sens de l'article 4 ou 5 déclare qu'il n'est pas en mesure de respecter les conditions qui lui seraient imposées ou si [1 Bruxelles Environnement]1 constate cette impossibilité, l'autorisation est refusée.
  § 2. Si les conditions imposées dans une autorisation ne sont pas respectées, le Ministre prend les mesures utiles pour faire en sorte que ces conditions soient remplies; si nécessaire, il révoque l'autorisation.
  
Art.13. [1 Leefmilieu Brussel]1 controleert de naleving van de in de vergunningen vastgestelde voorwaarden en gaat de gevolgen van de lozingen voor het grondwater na.
  
Art.13. [1 Bruxelles Environnement]1 contrôle le respect des conditions imposées par les autorisations ainsi que les incidences des rejets sur les eaux souterraines.
  
Art.14. De aanvragen om een vergunning bedoeld in dit besluit voor de lozingen die reeds plaatsvinden op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit besluit dienen te worden ingediend bij de Minister binnen twee maanden na de inwerkingtreding van dit besluit. Deze lozingen moeten worden gestopt bij kennisgeving van de weigering van een vergunning.
Art.14. Les demandes d'une autorisation visée au présent arrêté pour les rejets existants lors de l'entrée en vigueur du présent arrêté doivent être introduites auprès du Ministre dans les deux mois après l'entrée en vigueur du présent arrêté. Les rejets doivent être arrêtés dès la notification du refus d'une autorisation.
Art.15. [1 Leefmilieu Brussel]1 houdt een inventaris bij van de in dit besluit bedoelde vergunningen.
  
Art.15. [1 Bruxelles Environnement]1 tient un inventaire des autorisations visées au présent arrêté.
  
Art.16. [1 Leefmilieu Brussel]1 beslist over de aanvragen om een vergunning bedoeld in dit besluit binnen een termijn van negentig dagen na ontvangst van de aanvraag.
  
Art.16. [1 Bruxelles Environnement]1 décide sur les demandes d'une autorisation visée au présent arrêté dans un délai de nonante jours auprès la réception de la demande.
  
Art.17. In geval van lozing in grondwater overschrijdt, brengt de Minister die overweegt een dergelijke lozing toe te staan, vóór de afgifte, de betrokken overheid van het naburig Gewest op de hoogte. Op verzoek van de betrokken overheid vindt vóór de afgifte van een vergunning overleg plaats.
Art.17. Dans le cas de rejets dans les eaux souterraines le Ministre qui envisage d'autoriser ces rejets informe l'autorité concernée de la Région voisine. A la demande de l'autorité concernée des consultations ont lieu avant la délivrance d'une autorisation.
Art.18. Toepassing van dit besluit mag in geen geval leiden tot directe of indirecte verontreiniging van het grondwater.
Art.18. L'application du présent arrêté ne peut en aucun cas avoir par effet de provoquer directement ou indirectement la pollution des eaux souterraines.
Art.19. De ambtenaren van [1 Leefmilieu Brussel]1 zijn gemachtigd om de overtredingen van dit besluit op te sporen en vast te stellen.
  
Art.19. Les fonctionnaires de [1 Bruxelles Environnement]1 sont compétents pour rechercher et constater les infractions du présent arrêté.
  
Art.20. Elke monsterneming met het oog op het opsporen of vaststellen van een overtreding van dit besluit dient zodanig te geschieden dat er twee identieke monsters worden genomen, waarvan de recipiënten na de monsterneming ter plaatse worden verzegeld. Het procesverbaal en de bijlagen ervan worden opgemaakt overeenkomstig het model dat bij dit besluit is gevoegd. Een afschrift van die documenten wordt aan de vermoedelijke vervuiler toegestuurd binnen vijf dagen na de datum van de monsterneming.
Art.20. Tout échantillonnage en vue de rechercher ou de constater une infraction au présent arrêté doit consister en deux parties identiques dont les récipients sont scellés sur place après échantillonnage. Le procès-verbal et ses annexes sont libellés selon le modèle annexé au présent arrêté. Une copie de ces documents est envoyée à l'auteur présumé de la pollution dans les cinq jours qui suivent la date de l'échantillonnage.
Art.21. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.21. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
Art.22. Onze Minister van het Brusselse Gewest en Onze Staatssecretaris voor het Brusselse Gewest zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.22. Notre Ministre de la Région bruxelloise et Notre Secrétaire d'Etat à la Région bruxelloise sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.
Art. N. Model van het proces-verbaal van de monstername.
Art. N. Annexe. Modèle du procès-verbal relatif au prélèvement d'échantillons.