Art.2. De beroepsbijscholing bevat de planning en het doorvoeren van cursussen, studiedagen, studievergaderingen, stages, rondleidingen in bedrijven, seminaries voor voortgezette opleiding, de bemiddeling van of deelneming aan theoretische of praktische cursussen in België of in het buitenland, studiereizen, de verschaffing van landbouwkundige leermiddelen, van landbouwkundige schriftelijke cursussen, de uitgave van landbouwkundige vakliteratuur alsmede het landbouwkundig onderzoek.
Men verstaat onder :
1. Cursus : een reeks van colleges die door één of meerdere opleiders doorgevoerd worden en waarvan de theoretische en praktische uiteenzettingen een thematische eenheid vormen. Deze reeks van colleges verstrekt een leerinhoud, die met de landbouw direkt of indirekt verband houdt, of behandelt een specifiek landbouwkundig vakgebied.
2. Studiedag : een vergadering tot diepgaande bestudering van een bepaald landbouwkundig probleem onder de leiding van een erkende referent. De lezing met de aansluitende discussie duurt minstens 4 uren.
3. Studievergadering : een vergadering van minstens 2 uren met een lezing en een discussie over een thema betreffende de landbouw onder de leiding van een erkend redevoerder.
4. Rondleiding : bezichtiging van een landbouwproject in België en in het buitenland dit tenminste één uur duurt, geen commercieel karakter heeft, onder de leiding van een erkend opleider of referent staat en van een korte uiteenzetting en eventueel een discussie ter plaatse begeleid wordt.
5. Kontaktdag : een vergadering van minstens twee uren met personen die met de landbouw in nauwe betrekking staan. De vergadering heeft tot doel de beroepsopleiding en -bijscholing op locaal gebied voor te bereiden, te coördineren en aan de werkelijke behoeften van de basis aan te passen.
6. Seminarie voor opleiding : een vergadering van minstens vier uren die zich tot de opleiders, de referenten, de redevoerders en het personeel van de verenigingen tot landbouwkundige beroepsbijscholing richt. Vragen en problemen in verband met de beroepsbijscholing van de in de landbouw werkende personen worden behandeld.
7. Praktikum : een praktische opleiding en bijscholing in een erkend bedrijf of in een erkende institutie in België of in het buitenland. Het prakticum heeft tot hoofddoel ter plaatse de leiding van een bedrijf te observeren of specifieke kennissen te verwerven.
8. De bemiddeling van of de deelneming aan theoretische of praktische cursussen in België of in het buitenland : de bemiddeling van of deelneming aan cursussen buiten het Duitse taalgebied.
9. Studiereis, scholingsuitrit in België en naar het buitenland : Zij duren minstens één dag, hebben geen commercieel karakter en omvatten een leerprogramma van minstens vier uren per dag. Het leerprogramma heeft tot doel theoretische of praktische problemen te behandelen.
10. De verschaffing van landbouwkundige leermiddelen : tot selecteren en het doorgeven van landbouwkundig informatiemateriaal dat in de landbouwkundige beroepsbijscholing gebruikt kan worden en dat in België of in het buitenland aangeboden wordt door landbouwinrichtingen of inrichtingen die met de landbouw in nauwe betrekking staan.
11. De bemiddeling van schriftelijke landbouwcursussen die in de landbouwkundige beroepsbijscholing gebruikt kunnen worden en die in België of in het buitenland aangeboden worden door landbouwinrichtingen of inrichtingen die met de landbouw in nauwe betrekking staan.
12. De omscholing omvat ook het overeenstemmend onderzoek.
Art.2. La formation professionnelle permanente comprend l'organisation et la réalisation de cours, de séances d'études, de conférences, de stages, de visites guidées, de journées de perfectionnement, la dispensation de et la participation à des cours théoriques et pratiques dans le pays et à l'étranger, des voyages d'études, l'octroi de matériel didactique agricole, des cours par correspondance, l'édition de littérature spécialisée ainsi que la recherche agricole.
On entend par :
1. Cours : une série de lecons comportant un ensemble cohérent d'exposés théoriques et pratiques donnés par un ou plusieurs formateur(s). Ces lecons sont consacrées à une ou plusieurs matière(s) touchant directement ou indirectement à l'agriculture ou abordant des secteurs agricoles spécialisés.
2. Séance d'étude : une réunion où un problème déterminé en rapport avec l'agriculture est approfondi sous la direction d'un orateur qualifié. L'exposé et la discussion dureront au total un minimum de quatre heures.
3. Conférence : une réunion d'une durée d'au moins deux heures comportant un exposé et une discussion sous la direction d'un conférencier qualifié sur un sujet en rapport avec l'agriculture.
4. Visite guidée : une visite, d'une durée d'au moins une heure, ayant un caractère non commercial, sous la direction d'un formateur ou d'un orateur qualifié, à un projet agricole, dans la pays ou à l'étranger, accompagnée d'un bref exposé et, éventuellement, d'une discussion sur place.
5. Journée contact : une réunion d'une durée d'au moins deux heures, avec des personnes proches de l'agriculture dans le but de préparer la formation professionnelle et la formation professionnelle permanente sur le plan local et d'adapter cette dernière aux besoins réels de la base.
6. Journée de perfectionnement : une réunion d'une durée d'au moins quatre heures, réservée aux formateurs, aux conférenciers, aux orateurs et au personnel des organisateurs occupés dans la formation professionnelle permanente agricole. Y sont traités des sujets et des problèmes en rapport avec la formation professionnelle permanente des personnes travaillant dans l'agriculture.
7. Stage : une formation ou une formation permanente pratique, tant dans le pays qu'à l'étranger, auprès d'une exploitation ou d'un établissement agréé(e), dans le but primordial d'observer sur place la gestion d'une exploitation ou d'acquérir des connaissances spéciales.
8. La dispensation de ou la participation à des cours théoriques ou pratiques, dans le pays ou à l'étranger : la dispensation de ou la participation à des cours en dehors de la région de langue allemande.
9. Voyage d'étude, excursion dans le pays et à l'étranger : durent au moins un jour, n'ont pas de caractère commercial et comprennent un programme d'au moins quatre heures par jour. Le but du programme est d'aborder des problèmes théoriques et pratiques.
10. L'octroi de matériel didactique agricole : le tri et le transfert de matériel agricole d'information qui peut être utilisé dans la formation permanente agricole et est offert par des établissements agricoles ou proches de l'agriculture tant dans le pays qu'à l'étranger.
11. La dispensation de cours par correspondance qui peuvent être utilisés dans la formation professionnelle agricole permanente et qui sont offerts par des établissements agricoles ou proches de l'agriculture tant dans le pays qu'à l'étranger.
12. La formation permanente comprend la recherche correspondante.