Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
18 DECEMBER 1987. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw, gegradueerde verpleger en verpleegster. (NOTA : "houden op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" voor de Vlaamse Gemeenschap, art. 365, 58°, DVR 1994-07-13/32)
Titre
18 DECEMBRE 1987. - Arrêté ministériel fixant les modalités de stages pour l'obtention des diplômes d'accoucheuse, d'infirmier gradué et d'infirmière graduée. (NOTE : "ne s'applique plus à l'enseignement supérieur de plein exercice" en Communauté flamande, art. 365, 58°, DCFL 1994-07-13/32)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (13)
Texte (13)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
CHAPITRE I. - Dispositions générales.
Artikel 1. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32)">Opgeheven art. 9 van 26 JULI 1991. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw en gegradueerde verpleegkundige. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32) § 1. Onder stage wordt verstaan dat deel van de opleiding in de verpleegkunde-verloskunde waar de student in een georganiseerd kader en in rechtstreeks contact met een gezonde of een zieke persoon en/of groepen op grond van verworven kennis en vaardigheden de vereiste verpleegkundige-verloskundige verzorging leert plannen, verstrekken en evalueren op het niveau van zijn bevoegdheid. De student verpleger/verpleegster-vroedvrouw zal zich ook bekwamen in de organisatie van de algemene verpleegkundige of verloskundige verzorging, waaronder de gezondheidseducatie voor individuele personen en kleine groepen;
  § 2. Dit onderwijs wordt gegeven in instellingen en diensten zowel intra- als extramuraal in de gezondheids- en welzijnszorg onder leiding van docent-verpleegkundigen/vroedvrouwen en onder de verantwoordelijkheid van de onderwijsinrichting.
  § 3. De " stages " georganiseerd overeenkomstig § 1 en § 2 komen overeen met de benaming " klinisch onderwijs " vermeld in de richtlijnen van de Raad van de EEG van 27 juni 1977 (77/453/EEG) en 21 januari 1980 (80/155/EEG) inzake de coordinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger en vroedvrouw.
  De benamingen " stages " of " klinisch onderwijs " worden in dit besluit zonder onderscheid gebruikt.
Article 1. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32)">Abrogé art. 9 van 26 JULI 1991. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw en gegradueerde verpleegkundige. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32) § 1. Par stage, on entend cette partie de la formation en art infirmier-obstétrique ou l'étudiant apprend, dans un cadre organisé et en contact direct avec une personne saine ou malade et/ou des groupes, sur la base de connaissances et d'aptitudes acquises, à planifier, à dispenser et à évaluer les soins infirmiers-obstétriques requis. L'étudiant infirmier/infirmière ou accoucheuse se perfectionnera également dans l'organisation des soins infirmiers généraux ou obstétriques notamment l'éducation sanitaire de personnes individuelles et de groupes restreints;
  § 2. Cet enseignement est dispensé dans des institutions et services, tant hospitaliers qu'extra-hospitaliers, dans le cadre des soins de santé et de l'aide sociale, sous la direction d'enseignants-infirmiers/accoucheuses et sous la responsabilité de l'établissement d'enseignement.
  § 3. Les " stages " organisé conformément aux §§ 1 et 2 correspondent à ce qui est dénommé " enseignement clinique " dans les directives du Conseil de la C.E.E. du 27 juin 1977 (77/453/CEE) et du 21 janvier 1980 (80/155/CEE) visant à la coordination des dispositions législatives, réglementaires et administratives concernant les activités de l'infirmier responsable des soins généraux et de la sage-femme.
  Tout au long de cet arrêté, les termes " stages " ou " enseignement clinique " seront employés indistinctement.
Art.2. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32)">Opgeheven art. 9 van 26 JULI 1991. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw en gegradueerde verpleegkundige. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32) § 1. Het klinisch onderwijs gebeurt in stagediensten, in België gevestigd en die beschikken over de nodige klinische, sociale en pedagogische hulpmiddelen voor de technische, psychologische, morele en sociale opleiding van de studenten.
  § 2. Al de voornoemde diensten moeten erkend zijn door de bevoegde instanties overeenkomstig de vigerende wetgeving.
  Bovendien moeten de niet-psychiatrische, algemene ziekenhuizen voor acute ziekenhuiszorg voldoen aan de bepaling van artikel 2, § 1 van het koninklijk besluit van 8 december 1986 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 april 1987.
  Tijdens een overgangsperiode tot 1 januari 1992 kunnen de ziekenhuizen, die bij de bekendmaking van dit besluit een stageverlenende functie vervullen, zonder te voldoen aan de bepalingen van artikel 2, § 1 van het voormelde koninklijk besluit deze stageverlenende functie verder blijven uitoefenen.
  De diensten waarin klinisch onderwijs wordt georganiseerd dienen gelegen te zijn binnen redelijke geografische afstanden van de school en goed bereikbaar voor de studenten en docenten-verpleegkundigen/vroedvrouwen.
  § 3. De Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft kan de toelating verlenen om stages aan de studenten te organiseren buiten de landsgrenzen aan de scholen die daartoe op een gemotiveerde wijze verzoeken, na advies van de Nationale Raad voor Verpleegkunde of de Hoge Raad voor het Verplegingswezen.
Art.2. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32)">Abrogé art. 9 van 26 JULI 1991. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw en gegradueerde verpleegkundige. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32) § 1. L'enseignement clinique est dispensé dans des services de stage situés en Belgique et offrant les ressources cliniques, sociales et pédagogiques nécessaires à la formation technique, psychologique, morale et sociale des étudiants.
  § 2. Tous les services précités doivent être agréés par les instances compétentes conformément à la législation en vigueur.
  En outre, les hôpitaux généraux, non psychiatriques, pour soins hospitaliers aigus doivent satisfaire à la disposition de l'article 2, § 1er, de l'arrêté royal du 8 décembre 1986 fixant les normes complémentaires d'agrément des hôpitaux et des services hospitaliers et précisant la définition des groupements d'hôpitaux et les normes particulières qu'ils doivent respecter, modifié par l'arrêté royal du 21 avril 1987.
  Au cours d'une période jusqu'au 1er janvier 1992 les hôpitaux qui au jour de la publication du présent arrêté remplissent la fonction d'institution de stage, sans répondre aux dispositions de l'article 2, § 1 de l'arrêté royal précité, peuvent continuer à exercer cette fonction.
  Les services où l'enseignement clinique est organisé doivent être situés à une distance raisonnable de l'école et être facilement accessibles pour les étudiants et les enseignants-infirmiers/accoucheuses.
  § 3. Le Ministre qui à la Santé publique dans ses attributions, peut donner l'autorisation d'organiser des stages des étudiants en dehors des frontières nationales, aux écoles qui en font la demande de façon motivée, après avis du Conseil national de l'art infirmier ou le Conseil Supérieur du Nursing.
HOOFDSTUK II. - Algemene geldigheidsvoorwaarden.
CHAPITRE II. - Conditions générales de validité.
Art.3. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32)">Opgeheven art. 9 van 26 JULI 1991. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw en gegradueerde verpleegkundige. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32) Opdat het klinisch onderwijs geldig zou zijn moet aan volgende voorwaarden voldaan worden :
  1° Het opvoedkundig toezicht over de studenten moet onder de verantwoordelijkheid vallen van een docent gegradueerde verpleger of verpleegster of vroedvrouw. Voor de derde en vierde leerjaren is in hoofde van de docent verpleegkundige/vroedvrouw het diploma van de betrokken finaliteit vereist;
  2° Vanaf het van kracht worden van dit besluit moet de persoon, belast met de organisatie, de coördinatie en de planning van de uren klinisch onderwijs een gegradueerde verpleger of verpleegster of een vroedvrouw zijn met ten minste zes jaar nuttige ervaring in het verpleegkundig onderwijs;
  3° De studenten moeten stageverslagen opstellen over het genoten klinisch onderwijs. Daarin moeten zij het bewijs leveren van bekwaamheid tot analyse van de verpleegkundige of verloskundige zorgen waarvoor zij op progressieve wijze de verantwoordelijkheid hebben leren opnemen, met het oog op evaluatie van het verpleegkundig handelen, en tot medewerking aan het wetenschappelijke onderzoek.
  Bovendien moeten de studenten de noties organisatie en administratie van de stagediensten of -eenheden vanuit diverse zorgenconcepten progressief kunnen integreren.
  4° De inhoud van de stageverslagen kan omschreven worden door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, de Nationale Raad voor Verpleegkunde of de Hoge Raad voor het Verplegingswezen gehoord.
Art.3. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32)">Abrogé art. 9 van 26 JULI 1991. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw en gegradueerde verpleegkundige. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32) Pour être valable, l'enseignement clinique doit répondre aux conditions suivantes :
  1° La surveillance éducative des étudiants doit être placée sous la responsabilité d'un enseignant-infirmier gradué ou infirmière graduée ou d'une accoucheuse. Pour la troisième et la quatrième année d'études, l'enseignant-infirmier/accoucheuse doit être titulaire du diplôme de la finalité concernée;
  2° A partir de l'entrée en vigueur du présent arrêté, la personne chargée de la planification, de l'organisation et de la coordination des heures d'enseignement clinique, doit être un infirmier gradué ou une infirmière graduée ou une accoucheuse, ayant une expérience utile d'au moins six ans dans l'enseignement infirmier;
  3° Les étudiants doivent rédiger des rapports de stage sur l'enseignement clinique suivi. Ils doivent y prouver leur aptitude à l'analyse des soins infirmiers ou obstétriques dont ils ont appris progressivement à assumer la responsabilité, en vue d'une évaluation de la démarche en soins infirmiers, ainsi qu'à la collaboration à la recherche scientifique.
  Les étudiants doivent en outre pouvoir intégrer progressivement les notions d'organisation et d'administration des services ou unités de stage à partir de divers concepts de soins.
  4° Le contenu des rapports de stage peut être déterminé par le Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions, le Conseil national de l'art infirmier ou le Conseil supérieur de Nursing entendu.
HOOFDSTUK III. - Bijzondere geldigheidsvoorwaarden.
CHAPITRE III. - Conditions particulières de validité.
Afdeling I. - Geldigheidsvoorwaarden voor de stageplaatsen.
Section I. - Conditions de validité pour les lieux de stage.
Art.4. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32)">Opgeheven art. 9 van 26 JULI 1991. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw en gegradueerde verpleegkundige. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32) § 1. Het klinisch onderwijs moet georganiseerd worden in verpleegdiensten of -eenheden waar de studenten opgeleid worden tot het verstrekken van verpleegkundige of verloskundige zorgen. Deze verpleegdiensten of, eenheden met hospitalisatie, residentiëel of ambulant karakter moeten beschikken over een infrastructuur en een verpleegkundig organisatievorm die voldoet aan de vereisten van het verpleegkundig of verloskundig onderwijs.
  1° Overeenkomstig artikel 2 van dit besluit moet het klinisch onderwijs georganiseerd worden in erkende diensten;
  2° Er mogen in geen geval meer dan drie stagiairs-verpleegkunde-verloskunde zijn per aanwezige verpleger, verpleegster of vroedvrouw;
  § 2. Er moet een de volgende functionele en organisatorische voorwaarden voldaan zijn :
  1° Er moet een stageovereenkomst worden gesloten tussen de onderwijsinrichting en de stageverlenende instelling. Deze stageovereenkomst heeft tot doel de verhoudingen te regelen tussen de onderwijsinrichting die verantwoordelijk is voor de opleiding en de stageverlenende instelling die, naast haar verzorgingsfunctie, aanvaardt mede te werken aan deze opleiding.
  De uitvoering door de studenten van stages in de stageverlenende instelling betreft de verantwoordelijkheid van beide partijen.
  De stageovereenkomst omvat tenminste volgende punten : het aantal studenten, de studiejaren, de duur en de spreiding van de stages in de tijd, de verzekering inzake burgerlijke aansprakelijkheden, de begeleiding van de stages;
  2° Het systematisch gebruik van een verpleegkundig of verloskundig dossier aangepast aan de behoeften van de dienst en/of de eenheid is noodzakelijk en moet effectief aangewend worden voor de toepassing van een systematisch verpleegkundig handelen.
  3° In de ziekenhuizen is samenwerking tussen het comité voor ziekenhuishygiëne en de onderwijsinrichting vereist overeenkomstig de regeling voorzien in de stageovereenkomst zoals bedoeld in punt 1°;
  4° De stagedienst moet het bewijs kunnen leveren van regelmatige patiëntenbespreking en/of bijsturing of bespreking van verpleegplannen;
  5° De verantwoordelijke voor de stage in de stageinstelling of -dienst moet een gegradueerde verpleger of gegradueerde verpleegster of een vroedvrouw zijn. Deze moet functioneel verbonden zijn met het hoofd van de verpleegkundige diensten voor zover deze laatste niet zelf stageverantwoordelijke is.
  § 3. Bij de keuze van de stagedienst zal de school erover waken dat de studenten ter beschikking krijgen :
  1° Een diversiteit aan verpleegkundige zorgen bepaald door de verschillende afhankelijkheidsgraad van patiënten en voldoende individuele zorgverlening aan patiënten;
  2° Een waaier van gezondheids- en/of ziekte toestanden en medisch-sociale aspecten die overeenstemmen met de verschillende stadia van de opleiding.
  Tijdens de stages moeten de studenten de mogelijkheid hebben om op progressieve wijze de verantwoordelijkheid op te nemen voor welbepaalde taken. De studenten moeten in staat gesteld worden een methodische evaluatie te maken van de verpleegkundige zorgen-verloskundige zorgen.
  De leerervaringen opgedaan door de studenten moeten besproken worden met de docent verpleegkundigen/vroedvrouw en bij voorkeur ook met de verantwoordelijke van de stagedienst.
  § 4. Op advies van de Nationale Raad voor Verpleegkunde of de Hoge Raad van het verplegingswezen, kan bij de keuze van de verpleegkundige dienst of -eenheid voor het klinisch onderwijs afwijking verleend worden door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, van de specifieke vereisten opgenomen in de artikels 2 en 4 in het bijzonder wanneer het nieuwe ervaringen betreft in de gezondheidszorg.
Art.4. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32)">Abrogé art. 9 van 26 JULI 1991. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw en gegradueerde verpleegkundige. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32) § 1. L'enseignement clinique doit être organisé au sein de services ou unités de soins où les étudiants peuvent être formés pour la dispensation des soins infirmiers ou obstétriques. Ces services ou unités d'hospitalisation, résidentiels ou ambulatoires, doivent présenter une infrastructure et une organisation du travail infirmier répondant aux exigences de l'enseignement infirmier ou obstétrique.
  1° Conformément à l'article 2 du présent arrêté, l'enseignement clinique doit être organisé dans un service agréé;
  2° Il ne peut en aucun cas y avoir plus de trois infirmières stagiaires ou accoucheuses stagiaires par infirmier ou infirmière ou par accoucheuse présent(e)s.
  § 2. Il y a lieu de satisfaire aux conditions suivantes sur le plan du fonctionnement et de l'organisation :
  1° Un contrat de stage doit être conclu entre l'établissement d'enseignement et l'institution de stage. Ce contrat de stage a pour but de règler les relations entre l'établissement d'enseignement qui est responsable de la formation, et l'institution de stage qui, outre sa fonction de dispensation de soins, accepte de collaborer à cette formation.
  L'exécution, par les étudiants, de stages dans l'institution de stage se fait sous la responsabilité des deux parties.
  Le contrat de stage doit contenir au moins les points suivants : le nombre d'étudiants, les années d'études, la durée et la répartition des stages dans le temps, l'assurance de responsabilité civile, et l'accompagnement des stages;
  2° l'emploi systématique d'un dossier infirmier ou obstétrique adapté aux besoins du service et/ou de l'unité et son utilisation effective pour l'application d'une démarche scientifique en soins infirmiers;
  3° Une collaboration au sein des hôpitaux entre le comité d'hygiène hospitalière et l'établissement d'enseignement, conformément aux règles fixées par le contrat de stage visé au 1°;
  4° La preuve, fournie par le service de stage, de discussions régulières concernant les patients et/ou d'adaptations des plans de soins ou de discussions à ce sujet;
  5° Le responsable du stage dans l'institution ou le service de stage doit être un infirmier gradué ou une infirmière graduée ou une accoucheuse. Il (elle) doit être lié(e) sur le plan fonctionnel avec le chef des services infirmiers, pour autant que ce dernier ne soit pas lui-même responsable de stage.
  § 3. En choisissant le service de stage, l'école veillera à ce que les étudiants aient à leur disposition :
  1° Une diversité de soins infirmiers en fonction des divers degrés de dépendance des patients ainsi que suffisamment de soins individuels aux patients;
  2° Un éventail de situations sanitaires et/ou pathologique et d'aspects médico-sociaux correspondant aux différentes étapes de la formation.
  Pendant les stages, les étudiants doivent avoir la possibilité d'assumer progressivement la responsabilité de certaines tâches. Les étudiants doivent être à même de faire une évaluation méthodique des soins infirmiers obstétricaux.
  Les expériences de formation acquises par les étudiants doivent faire l'objet d'une discussion avec les enseignants-infirmiers/accoucheuses et de préférence également avec le responsable du service de stage.
  § 4. Sur avis du Conseil national de l'art infirmier, ou le Conseil Supérieur du Nursing, le Ministre, qui a la santé publique dans ses attributions, peut, pour le choix du service ou de l'unité d'enseignement clinique, accorder une dérogation aux exigences spécifiques figurant aux articles 2 et 4, plus spécialement lorsqu'il s'agit d'expériences nouvelles en matière de soins de santé.
Afdeling II. - Verdeling van het klinisch onderwijs.
Section II. - Répartition de l'enseignement clinique.
Art.5. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32)">Opgeheven art. 9 van 26 JULI 1991. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw en gegradueerde verpleegkundige. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32) § 1. De organisatie van het klinisch onderwijs moet een tussentijd van minstens 12 uren voorzien tussen twee opeenvolgende prestaties, met uitzondering van de zogenaamde " onderbroken diensten ".
  § 2. Voor het klinisch onderwijs 's nachts gelden de hierna volgende regels :
  1° In het eerste leerjaar mag in geen geval 's nacht klinisch onderwijs georganiseerd worden;
  2° In het tweede leerjaar moeten ten minste 4 nachten en maximum 8 nachten georganiseerd worden;
  3° In de loop van het derde leerjaar dat leidt tot het diploma van gegradueerde ziekenhuis-, kinder-, psychiatrisch verpleger of verpleegster en vroedvrouw zullen de studenten minimum 4 nachten en maximum 8 nachten volbrengen in de respectievelijke gespecialiseerde verpleegkundige diensten of -eenheden;
  4° De vereiste van opvoedkundig toezicht voorzien in artikel 3, 1° van dit besluit geldt niet voor het klinisch onderwijs dat 's nachts volbracht wordt;
  5° De duur van de nachtprestaties moet ten minste 8 uur bedragen.
  § 3. Het klinisch onderwijs dat gedurende de dag of de nacht georganiseerd wordt, mag geen belemmering vormen voor het bijwonen van de lessen noch indruisen tegen de geldende arbeidstijdregeling van de betrokken sector.
Art.5. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32)">Abrogé art. 9 van 26 JULI 1991. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw en gegradueerde verpleegkundige. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32) § 1. L'organisation de l'enseignement clinique doit prévoir au minimum 12 heures d'intervalle entre deux périodes de service, à l'exclusion des services dits " coupés ".
  § 2. Les règles suivantes sont d'application pour l'enseignement clinique dispensé la nuit :
  1° Au cours de la 1ère année d'études, aucun enseignement clinique ne peut être organisé la nuit;
  2° Au cours de la 2ème année d'études, il faut effectuer au minimum 4 nuits et au maximum 8 nuits de stage;
  3° Au cours de la 3ème année d'études qui mène au diplôme d'infirmier ou d'infirmière gradué(e) hospitalièr(e), pédiatrique, psychiatrique et d'accoucheuse, les étudiants devront effectuer au minimum 4 nuits et au maximum 8 nuits dans les services ou unités spécialisés respectifs;
  4° L'exigence de la surveillance éducative fixée à l'article 3, 1° du présent arrêté n'est pas d'application pour l'enseignement clinique dispensé la nuit;
  5° La durée des prestations nocturnes doit être de 8 heures au minimum par nuit.
  § 3. L'enseignement clinique de jour comme de nuit, ne peut en aucun cas empêcher l'étudiant d'assister aux cours, ni enfreindre la réglementation sur la durée du travail en vigueur dans le secteur concerné.
Art.6. Met het oog op het verwerven van de onder artikel 3, 3° vermelde bekwaamheden zal het klinisch onderwijs van het eerste en tweede leerjaar van de gegradueerde verpleger of -verpleegster/vroedvrouw minstens 1350 uren omvatten die als volgt moeten verdeeld worden :
  1° Minstens 300 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in algemene geneeskunde en medische specialiteiten;
  2° Minstens 300 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in algemene heelkunde en heelkundige specialiteiten;
  3° Minstens 125 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde bij moeder en kind, welke de studenten moeten toelaten in contact te komen en deel te nemen aan de zorgen zowel aan de kraamvrouw, de pasgeborene, het gezonde en het zieke kind.
  Dat klinisch onderwijs kan georganiseerd worden in materniteiten, in pediatrische diensten, bij gezonde kinderen in kribben, peutertuinen, kleuter- of lagere scholen, kindertehuizen, bij chronisch zieke en gehandicapte kinderen, in raadplegingen gericht op de gezondheidsopvoeding en moeder- en kinderzorg;
  4° Minstens 150 uren klinisch onderwijs in bejaardenzorg en geriatrie welke de studenten moeten toelaten in contact te komen met gezonde, verzorgingsbehoevende en zieke bejaarden. Dat klinisch onderwijs in de bejaardenzorg en de geriatrie kan georganiseerd worden in rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen, G-diensten, dagcentra voor bejaarden en in andere erkende diensten die overeenkomen met nieuwe initiatieven in het domein van de verpleegkunde aan bejaarde personen. De stages bij demente ouderen in gespecialiseerde instellingen en verpleegeenheden worden bij voorkeur in het tweede leerjaar georganiseerd;
  5° Minstens 125 uren klinisch onderwijs in de geestelijke gezondheidszorg en de psychiatrie. Dat klinisch onderwijs kan o.a. georganiseerd worden in ziekenhuizen of psychiatrische diensten, in diensten met psycho-sociale oriëntatie, medisch-pedagogische instellingen, centra voor geesteshygiëne en familiale begeleiding, therapeutische clubs, beschermde werkplaatsen, diensten voor dag- en nacht hospitalisatie, beschermd wonen, crisiscentra en andere nieuwe en erkende initiatieven. Het klinisch onderwijs in de geestelijke gezondheidszorg en de psychiatrie wordt bij voorkeur in het tweede leerjaar volbracht;
  6° 350 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde naar keuze namelijk 100 uren naar keuze van de studenten welke moeten georganiseerd worden in één van de hierboven vermelde disciplines en 250 naar keuze van de onderwijsinstelling. Uit het stageboek inclusief de verslagen van studiebezoeken moet tevens blijken dat de student in de loop van de twee eerste jaren in contact is geweest met de eerstelijnsgezondheidszorg.
Art.6. En vue de l'acquisition des compétences mentionnées à l'article 3, 3°, l'enseignement clinique des première et deuxième années d'études d'infirmier ou d'infirmière gradué(e) ou d'accoucheuse doit comprendre au minimum 1350 heures à répartir comme suit :
  1° 300 heures minimum d'enseignement clinique des soins infirmiers en médecine générale et spécialisée;
  2° 300 heures minimum d'enseignement clinique des soins infirmiers en chirurgie générale et spécialisée;
  3° 125 heures minimum d'enseignement clinique des soins infirmiers à la mère et à l'enfant, qui doivent permettre aux étudiants d'approcher tant les accouchées que le nouveau-nés, les enfants sains et malades, et de participer aux soins dispensés.
  Cet enseignement clinique peut être organisé dans les maternités, les services pédiatriques, auprès d'enfants sains séjournant dans des crèches, des garderies, des écoles maternelles ou primaires, des homes pour enfants, auprès d'enfants malades chroniques et d'enfants handicapés, dans les services de consultations centrées sur l'éducation sanitaire de la mère et de l'enfant;
  4° 150 heures minimum d'enseignement clinique des soins aux personnes âgées et de gériatrie de manière à permettre aux étudiants d'approcher des personnes âgées tant saines que malades. Cet enseignement clinique des soins aux personnes âgées et de gériatrie peut être organisé dans les maisons de retraite, les maisons de repos et de soins, les services G et les centres de jour pour personnes âgées, ainsi que dans tout autre service agréé correspondant à des initiatives nouvelles dans le domaine des soins infirmiers aux personnes âgées. Les stages auprès de déments séniles séjournant dans des institutions et unités de soins spécialisées sont à organiser de préférence en deuxième année d'études.
  5° 125 heures minimum d'enseignement clinique des soins de santé mentale et de psychiatrie. Cet enseignement clinique peut notamment être organisé dans les hôpitaux ou services psychiatriques, les services à orientation psycho-sociale, les instituts médico-pédagogiques, les centres de santé mentale et de guidance familiale, les clubs thérapeutiques, les ateliers protégés, les services d'hospitalisation de jour et de nuit, les appartements protégés, les centres de crise et autres initiatives nouvelles agréées. L'enseignement clinique des soins de santé mentale et de psychiatrie sera dispensé de préférence en deuxième année;
  6° 350 heures d'enseignement clinique des soins infirmiers au choix, a savoir 100 heures au choix des étudiants qui doivent être organisées dans une des disciplines citées ci-dessus et 250 heures au choix de l'établissement d'enseignement. Le carnet de stage, y compris les rapports de visites d'étude doivent fournir la preuve que l'étudiant s'est familiarisé, au cours des deux premières années, avec les soins de santé primaires.
Art.7. § 1. Met het oog op het verwerven van het onder art. 3, 3° vermelde bekwaamheden zal het klinisch onderwijs voor het derde leerjaar van de studiën van vroedvrouw minstens 850 uren bedragen, die als volgt moeten verdeeld worden :
  1° Minstens 100 uren klinisch onderwijs in de pre- en postnatale begeleiding. Dat klinisch onderwijs dient georganiseerd te worden in raadplegingen voor pre- en postnatale begeleiding waar jaarlijks minstens 1 000 onderzoeken verricht worden;
  2° Minstens 400 uren klinisch onderwijs in de arbeids- en verloskamer;
  3° Minstens 150 uren klinisch onderwijs in de verloskunde besteed aan de begeleiding van de kraamvrouw en de pasgeborene. Dat klinisch onderwijs dient georganiseerd te worden in materniteiten;
  4° Minstens 80 uren klinisch onderwijs in de neonatologie. Dat klinisch onderwijs dient georganiseerd te worden op een afdeling voor niet-intensieve neonatale zorgen (n) of een dienst voor intensieve neonatale zorgen (N) waar de student zal moeten deelnemen aan de observatie en de verzorging van pasgeborenen die speciale zorgen nodig hebben;
  5° 120 uren klinisch onderwijs in de verloskunde naar keuze van de onderwijsinstelling in functie van de opleidingsdoelstellingen tot vroedvrouw;
  6° Uit het stageboek inclusief de verslagen van studiebezoeken moet tevens blijken dat de student in contact is geweest met de eerstelijnsgezondheidszorg. Naargelang de mogelijkheid om stages in extra-murale diensten en diensten voor thuiszorg te organiseren zal de student zijn opleidingsactiviteiten volbrengen onder voortdurende aanwezigheid van een vroedvrouw die de verantwoordelijkheid over de parturiente/kraamvrouw draagt;
  7° Het klinisch onderwijs moet minstens in de verloskunde volgende componenten omvatten :
  a) onderzoek van en voorlichting aan zwangere vrouwen (ten minste 100 prenatale onderzoekingen);
  b) toezicht op en begeleiding van ten minste 40 zwangere vrouwen in partu;
  c) eigenhandig verrichten door de student van ten minste 40 bevallingen; wanneer dit aantal niet kan worden bereikt, doordat er geen zwangere vrouwen beschikbaar zijn, kan dit tot minimaal 30 worden teruggebracht, mits de student daarnaast actief deelneemt aan 20 bevallingen;
  d) actieve deelname aan bevallingen in stuitligging. Alléén wanneer tijdens de opleiding onvoldoende vaginale bevallingen in stuitligging plaatsvinden kan het klinisch onderwijs vervangen worden door een gestimuleerde situatie op het droge bekken;
  e) verrichten van episiotomieën en het leren hechten. De student zal vertrouwd gemaakt worden met de hechtingstechniek door passieve deelname;
  (voor de Franse Gemeenschap wordt punt e) door volgende bepaling vervangen :
  e) praktijk van episiotomieën en het leren hechten. Het leren omvat een theoretisch onderwijs en klinische oefeningen. De praktijk van het hechten omvat het hechten van de episiotomieën en van de eenvoudige scheuren van de bilnaad, dat gesimuleerd kan worden indien zulks onontbeerlijk is;)
  f) toezicht houden op en verzorgen van 40 vrouwen bij wie gevaar voor complicaties bestaat tijdens de zwangerschap, tijdens de baring of na de bevalling;
  g) toezicht op en verzorging, inclusief onderzoek van ten minste 100 kraamvrouwen en gezonde pasgeboren baby's;
  h) observatie en verzorging van pasgeborenen die speciale zorg nodig hebben, o.a. te vroeg of te laat geboren, minder dan normaal wegen, of ziek zijn;
  i) verpleging van vrouwen met gynaecologische en obstetrische pathologie.
  § 2. Met het oog op het verwerven van de onder art. 3, 3° vermelde bekwaamheden zal het klinisch onderwijs in de verpleegkunde voor het derde leerjaar van de studiën voor gegradueerde ziekenhuisverpleger of -verpleegster minstens 850 uren bedragen die als volgt moeten verdeeld worden :
  1°
  a) minstens 200 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in de diensten algemene geneeskunde en medische specialiteiten;
  b) minstens 200 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in de diensten algemene heelkunde en heelkundige specialiteiten. Dat klinisch onderwijs moet de student toelaten zich te bekwamen in de verpleegkundige zorgen vóór, tijdens en na de heelkundige ingreep;
  Tijdens de stages van geneeskunde en heelkunde moet de student in staat gesteld worden inzicht te verwerven over medische diagnosestelling in het geheel van het verpleegproces, eveneens moet de student kennis maken met de toepassing van nieuwe medische technologiëen zoals bijvoorbeeld kerngeneeskunde en hun impact op de verpleegkunde;
  2° Minstens 100 uren klinisch onderwijs in de bejaardenzorg en geriatrie, welke de student moeten toelaten in contact te komen en deel te nemen aan de zorgen aan gezonde, verzorging behoevende en zieke bejaarden. Dat klinisch onderwijs in de bejaardenzorg en de geriatrie kan georganiseerd worden in rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen, G-diensten, dagcentra voor bejaarden en in andere erkende diensten die overeenkomen met nieuwe initiatieven in het domein van de verpleegkunde aan bejaarde personen;
  3° Minstens 100 uren klinisch onderwijs in de thuisverpleging en andere diensten van de eerstelijnsgezondheidszorg;
  4° 250 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde naar keuze namelijk 100 uren naar keuze van de studenten welke moeten georganiseerd worden in één van de hierboven vermelde disciplines en 150 uren naar keuze van de onderwijsinstelling.
  § 3. Met het oog op het verwerven van de onder artikel 3, 3°, vermelde bekwaamheden zal het klinisch onderwijs in de verpleegkunde voor het derde leerjaar van de studiën over gegradueerde psychiatrische verpleger of -verpleegster 850 uren bedragen die als volgt moeten verdeeld worden :
  1° Minstens 300 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in de psychiatrische ziekenhuisdiensten voor opname behandeling, begeleiding en readaptatie van acute of chronische patiënten/klienten waar de student kan deelnemen aan diverse therapeutische programmas, individueel en/of groepen en dit bij verschillende leeftijdscategoriën;
  2° minstens 200 uren klinisch onderwijs in de eerstelijnszorg en de extra-murale zorg. Dat klinisch onderwijs kan o.a. georganiseerd worden in diensten voor geesteshygiëne en begeleiding van jongeren, therapeutische clubs, beschermde werkplaatsen, dag- en nachthospitalisatiediensten, crisiscentra, beschutte woonvorm, thuisverpleging, diensten voor preventie en behandeling van alcoholisten, toxicomanen en ander nieuwe, erkende initiatieven;
  3° minstens 100 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in algemeen verpleegkundige diensten. Dat klinisch onderwijs kan georganizeerd worden in de verpleegdiensten in algemene ziekenhuizen en diensten waar de studenten geconfronteerd worden met crisissituaties of psychosomatische problemen;
  4° 250 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde naar keuze, namelijk 100 uren naar keuze van de studenten welke moeten georganiseerd worden in één van de hierboven vermelde disciplines en 150 uren naar keuze van de onderwijsinstelling.
  § 4. Met het oog op het verwerven van de onder artikel 3, 3° vermelde bekwaamheden zal het derde leerjaar van de studiën voor gegradueerde kinderverpleger of -verpleegster 850 uren bedragen die als volgt moeten verdeeld worden :
  1° Minstens 200 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in algemene en gespecialiseerde kinderchirurgie. Dat klinisch onderwijs moet de student toe laten zich te bekwamen in de verpleegkundige zorgen vóór, tijdens en na de heelkundige ingreep;
  2° Minstens 200 uren klinisch onderwijs in algemene- en gespecialiseerde kindergeneeskunde;
  3° Minstens 100 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde bij pasgeborenen enerzijds in materniteiten, bevallingskamer, de afdelingen voor niet-intensieve neonatale zorgen inbegrepen en/of anderzijds bij pasgeborenen in diensten voor intensieve neonatale zorgen;
  4° Minstens 100 uren klinisch onderwijs in de zorgenverlening aan kinderen of groepen van kinderen in de eerstelijnsgezondheidszorg. Dat klinisch onderwijs kan georganiseerd worden in raadplegingen, pediatrische zorgen ten huize, observatiediensten voor kinderen, diensten met sociale oriëntering, diensten voor gehandicapte kinderen, diensten voor geesteshygiëne en andere nieuwe erkende initiatieven;
  5° 250 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde naar keuze, namelijk 100 uren naar keuze van de studenten welke moeten georganiseerd worden in één van de hierboven vermelde disciplines en 150 uren naar keuze van de onderwijsinstelling.
  § 5. 1°. In ieder van de bovengenoemde stagedomeinen mag maximum 10 % van het minimum vereiste aantal uren worden besteed aan studiebezoeken voor zover de studenten hiervan een verslag maken in het stageboek. Het totaal aantal eraan bestede uren mag maximum 100 uren bedragen in de twee eerste leerjaren van de gegradueerde verpleger of verpleegster en maximum 50 uren in het derde leerjaar van de studiën van vroedvrouw, gegradueerde ziekenhuisverpleger of verpleegster, gegradueerde psychiatrische verpleger of verpleegster of gegradueerde kinderverpleger of -verpleegster;
  2° De ministeriële toelating vermeld in art. 2, § 3 van dit besluit is niet vereist voor studiebezoeken buiten de landsgrenzen.
  § 6. Met het oog op het verwerven van de onder artikel 3, 3°, vermelde bekwaamheden zal het klinisch onderwijs in de verpleegkunde voor het derde en het vierde leerjaar van de studiën voor gegradueerde sociale verpleger of -verpleegster 1 300 uren bedragen die als volgt verdeeld worden :
  1° Deze uren moeten verwezenlijkt worden in instellingen die tot één van de volgende subgroepen behoren :
  a) Groep I : de instellingen of diensten waar het accent van de werkzaamheden inzake de gezondheidszorg vooral ligt op het gebied van de primaire preventie en die op zijn beurt onderverdeeld wordt in drie subgroepen :
  1. de diensten van " Kind en Gezin ";
  2. de diensten voor medisch schooltoezicht, de psycho-medico-sociale centra en het bijzonder onderwijs;
  3. de diensten voor arbeidsgeneeskunde;
  b) Groep II : de instellingen of diensten waar het accent van de werkzaamheden inzake de gezondheidszorg vooral ligt op het gebied van de secundaire en de tertiaire preventie en die op zijn beurt onderverdeeld wordt in vier subgroepen :
  1. diensten voor geestelijke gezondheidszorg;
  2. consultatiebureaus voor sociale ziekten;3. revalidatiediensten;
  4. diensten voor extramurale gezondheidszorg zoals sectoriële geneeskunde, geïntegreerde gezondheidscentra en thuisverzorging;
  c) Groep III : de sociale of medisch sociale diensten in instellingen waar het accent van de werkzaamheden vooral ligt op het gebied van het individueel maatschappelijk werk en of groepswerk en die op zijn beurt onderverdeeld wordt in :
  1. de sociale dienst van een verzorgingsinrichting zoals algemene ziekenhuizen, psychiatrische instellingen, bejaardeninstellingen;
  2. de sociale dienst van een rechtbank en jeugdbescherming;
  3. de sociale dienst van een openbaar of privé-centrum voor maatschappelijk welzijn;
  2° Deze uren moeten als volgt verdeeld worden :
  a) Minstens 150 uren per groep vermeld in 1° van deze paragraaf, zijnde in totaal minstens 450 uren. De keuze van het klinisch onderwijs binnen deze drie groepen wordt in overleg met de studenten gemaakt. Bij deze keuze wordt rekening gehouden met de plaatselijke mogelijkheden die het best beantwoorden aan de eisen van de opleiding. De drie gekozen perioden van klinisch onderwijs moeten betrekking hebben op verschillende leeftijdsgroepen en sociale klassen;
  b) Minstens 450 uren naar keuze in het vierde leerjaar van de student waarbij hij/zij in de gelegenheid moet gesteld worden een meer volledige medisch-sociale werkzaamheid uit te oefenen die rechtstreeks verband houdt met de toekomstige beroepsuitoefening waarover hij/zij op het einde van zijn/haar studiën een eindwerk moet afleveren;
  c) De studenten moeten in de loop van de opleiding, een stage van minstens 100 uren in een dienst voor thuisverpleging hebben gedaan;
  d) 300 uren aanvullende stages naar keuze van de onderwijsinstelling;
  e) In geen enkel geval mag meer dan 600 uren in éénzelfde instelling of dienst georganiseerd worden.
  De instellingen of diensten die niet werden uitgekozen voor een periode van 200 uren of minder, moeten het voorwerp uitmaken van een bezoek en een volledig verslag dat besproken wordt in een groepsgesprek ten einde inlichtingen te verkrijgen over de werking van deze instellingen of diensten. Deze bezoeken kunnen als stageuren worden beschouwd;
  3° De studenten moeten persoonlijke documentatie verzameld hebben, deelgenomen hebben aan groepswerkzaamheden en bezoeken met betrekking op de in de stage niet begrepen instellingen, evenwichtig verspreid over de 3 groepen. Maximum 130 uren kunnen besteed worden aan studiebezoeken in diensten van groep I-II-III.
Art.7. § 1. En vue de l'acquisition des compétences mentionnées à l'article 3, 3° l'enseignement clinique comprendra, en troisième année d'études d'accoucheuse, au minimum 850 heures à répartir comme suit :
  1° 100 heures minimum d'enseignement clinique en guidance pré et postnatales. Cet enseignement clinique doit être organisé dans des consultations pour guidance pré et postnatales ou annuellement au moins 1 000 examens doivent être effectués;
  2° 400 heures minimum d'enseignement clinique en salle de travail et en salle d'accouchement;
  3° 150 heures minimum d'enseignement clinique en soins obstétricaux consacrés à la guidance et aux soins de l'accouchée et du nouveau-né. Cet enseignement clinique doit être organisé en maternités;
  4° 80 heures minimum d'enseignement clinique en néonatologie. Cet enseignement clinique doit être organisé en section de soins néonatals non-intensifs (n) ou un service de soins néonatals intensifs (N) où l'étudiant doit participer à l'observation et aux soins de nouveau-nés nécessitant des soins spéciaux;
  5° 120 heures d'enseignement en soins obstétricaux au choix de l'établissement d'enseignement en fonction des objectifs de la formation d'accoucheuse;
  6° Le carnet de stage, y compris les rapports des visites d'étude doivent fournir la preuve que l'étudiant s'est familiarisé avec les soins de santé primaires. Dans la mesure où il existe une possibilité d'organisation des stages dans des services extra-hospitaliers et services de soins à domicile, l'étudiant doit effectuer sa formation sous la responsabilité et en présence constante d'une accoucheuse responsable de la parturiente/accouchée;
  7° L'enseignement clinique en soins obstétricaux comportera au moins les activités suivantes :
  a) consultations de femmes enceintes comportant au moins cent examens prénataux;
  b) surveillance et soins d'au moins quarante parturientes;
  c) pratique par l'étudiant d'au moins quarante accouchements; lorsque ce nombre ne peut être atteint en raison de l'indisponibilité de parturientes, il peut être ramené à trente au minimum, à condition que l'étudiant participe activement, en outre, à vingt accouchements;
  d) participation active aux accouchements par le siège. En cas d'impossibilité liée à un nombre insuffisant d'accouchements par le siège, un formation par simulation devra être réalisée;
  e) pratique de l'épisiotomie et initiation à la suture. L'étudiant sera familiarisé avec la technique de la suture par participation passive;
  (pour la Communauté française, le point e) est remplacé par la disposition suivante :
  e) pratique de l'épisiotomie et initiation à la suture. L'initiation comprendra un enseignement théorique et des exercices cliniques. La pratique de la suture comprend la suture des épisiotomies et des déchirures simples du périnée, qui peut être réalisée de façon simulée si c'est absolument indispensable;)
  f) surveillance et soins de quarante femmes enceintes, en cours d'accouchement ou accouchées, exposées à des risques;
  g) surveillance et soins, y compris examen, d'au moins cent accouchées et nouveau-nés sains;
  h) observation et soins de nouveau-nés nécessitant des soins spéciaux y compris ceux nés avant terme, après terme ainsi que de nouveau-nés d'un poids inférieur à la normale ou de nouveau-nés malades;
  i) soins aux femmes présentant des pathologies et gynécologie et en obstétrique.
  § 2. En vue de l'acquisition des compétences mentionnées à l'article 3, 3°, l'enseignement clinique des soins infirmiers comprendra, en troisième année d'études d'infirmier gradué hospitalier ou d'infirmière graduée hospitalière, au minimum 850 heures à répartir comme suit :
  1° a ) 200 heures minimum d'enseignement clinique des soins infirmiers en médecine générale et spécialisée;
  b) 200 heures minimum d'enseignement clinique des soins infirmiers en chirurgie générale et spécialisée. Cet enseignement clinique doit permettre à l'étudiant d'acquérir des compétences en matière de soins infirmiers à dispenser avant, pendant et après l'intervention chirurgicale;
  Les stages en service de médecine et de chirurgie doivent permettre à l'étudiant d'avoir une meilleure compréhension du diagnostic médical dans l'ensemble du processus des soins, de se familiariser avec l'application des nouvelles technologies médicales (par exemple la médecine nucléaire) et avec leur impact sur les soins infirmiers;
  2° 100 heures minimum d'enseignement clinique des soins aux personnes âgées et de gériatrie, qui doivent permettre aux étudiants d'approcher des personnes âgées saines et malades et de participer aux soins dispensés à celles-ci. Cet enseignement clinique des soins aux personnes âgées et de gériatrie peut être organisé dans les maisons de retraite, les maisons de repos et de soins, les services G, les centres de jour pour personnes âgées et tout autre service agréé correspondant à des initiatives nouvelles en matière de soins infirmiers aux personnes âgées;
  3° 100 heures minimum d'enseignement clinique des soins à domicile et d'autres services de soins de santé primaires;
  4° 250 heures minimum d'enseignement clinique des soins infirmiers au choix, à savoir 100 heures au choix des étudiants qui doivent être organisées dans une des disciplines citées ci-dessus et 150 heures au choix de l'établissement d'enseignement.
  § 3. En vue de l'acquisition des compétences mentionnées à l'article 3, 3°, l'enseignement clinique des soins infirmiers comprendra, en troisième année d'études d'infirmier gradué psychiatrique ou d'infirmière graduée psychiatrique, 850 heures réparties comme suit :
  1° 300 heures minimum d'enseignement clinique des soins infirmiers dans les services hospitaliers psychiatriques destinés à l'admission, au traitement, à la guidance et à la réadaptation de patients aigus ou chroniques, où l'étudiant peut participer à divers programmes thérapeutiques destinés à des individus et/ou groupes, et ce pour différentes catégories d'âge;
  2° 200 heures minimum d'enseignement clinique des soins de santé primaires et extra-hospitaliers. Cet enseignement clinique peut notamment être organisé dans les services de santé mentale et de guidance des jeunes, les clubs thérapeutiques, les ateliers protégés, les services d'hospitalisation de jour et de nuit, les centres de crise, les appartements protégés, les soins à domicile, les services de prévention et de traitement pour alcooliques et toxicomanes, et autres initiatives nouvelles agréées;
  3° 100 heures minimum d'enseignement clinique des soins infirmiers dans les services généraux. Cet enseignement clinique peut être organisé dans les services de soins infirmiers d'hôpitaux généraux et dans des services où les étudiants sont confrontés à des situations de crise ou à des problèmes psychosomatiques;
  4° 250 heures d'enseignement clinique des soins infirmiers au choix, à savoir 100 heures au choix de l'étudiant qui doivent être organisées dans une des disciplines citées ci-dessus et 150 heures au choix de l'établissement d'enseignement.
  § 4. En vue de l'acquisition de compétences mentionnées à l'article 3, 4°, l'enseignement clinique des soins infirmiers comprendra, en troisième année d'études d'infirmier gradué pédiatrique ou d'infirmière graduée pédiatrique 850 heures à répartir comme suit :
  1° 200 heures minimum d'enseignement clinique des soins infirmiers en chirurgie infantile générale et spécialisée. Cet enseignement clinique doit permettre à l'étudiant d'acquérir des compétences en matière de soins infirmiers à dispenser avant, pendant et après l'intervention chirurgicale;
  2° 200 heures minimum d'enseignement clinique des soins infirmiers en pédiatrie générale et spécialisée;
  3° 100 heures minimum d'enseignement clinique des soins infirmiers dispensés, d'une part, dans les maternités, les salles d'accouchement, y compris les sections de soins néonatals non intensifs et/ou d'autre part, auprès des nouveau-nés séjournant dans les services de soins néonatals intensifs.
  4° 100 heures minimum d'enseignement clinique des soins aux enfants ou groupes d'enfants dans le cadre des soins de santé primaires. Cet enseignement clinique peut être organisé dans le cadre des consultations, des soins pédiatriques à domicile, dans des services d'observations pour enfants, des services à orientation sociale, des services pour enfants handicapés, des services de santé mentale et autres initiatives nouvelles agréées;5° 250 heures d'enseignement clinique des soins infirmiers au choix, à savoir 100 heures au choix de l'étudiant qui doivent être organisées dans une des disciplines citées ci-dessus et 150 heures au choix de l'établissement d'enseignement.
  § 5. 1° . Dans chacun des domaines de stage précités, on peut consacrer au maximum 10 % du nombre minimum d'heures requis à des visites d'études, pour autant que les étudiants en fassent un rapport dans le carnet de stage. Le nombre total d'heures y consacrées peut s'élever au maximum à 100 heures au cours des deux premières années d'études d'infirmier(e) gradué(e) et au maximum à 50 heures de cours de la troisième année d'études d'accoucheuse, d'infirmier(e) gradué(e) hospitalier(e) ou psychiatrique ou pédiatrique;
  2° L'autorisation ministérielle citée à l'article 2, § 3, du présent arrêté n'est pas requise pour les visites d'étude effectuées à l'étranger.
  § 6. En vue de l'acquisition des compétences mentionnées à l'article 3, 3°, l'enseignement clinique des soins infirmiers comprendra, en troisième et quatrième année d'études d'infirmier gradué social ou d'infirmière graduée sociale, 1 300 heures à répartir comme suit :
  1° Ces heures doivent être effectuées dans des établissements faisant partie d'un des sous-groupes suivants :
  a) Groupe I : les établissements ou services dont les activités en matière de soins de santé sont particulièrement orientées vers la prévention primaire. Ce groupe se subdivise à son tour en trois sous-groupes, en l'occurrence :
  1. les services de " L'Office de la naissance et de l'enfance ";
  2. les services d'inspection médicale scolaire, les centres P.M.S. et l'enseignement spécial;
  3. les services de la médecine du travail;
  b) Groupe II : les établissements ou services dont les activités en matière de soins de santé sont particulièrement orientées vers la prévention secondaire et tertiaire. Ce groupe est à son tour subdivisé en quatre sous-groupes, à savoir :
  1. les services de santé mentale;
  2. les services de consultation pour maladies sociales;
  3. les services de réadaptation;
  4. les services de soins de santé extra-hospitaliers tels que la médecine de secteur, les centres de santé intégrés et les soins à domicile;
  c) Groupe III : les services sociaux ou médico-sociaux des établissements dont les activités sont particulièrement orientées vers le travail social individuel et/ou collectif. Ce groupe est à son tour subdivisé en trois sous-groupes, à savoir :
  1. le service social d'un établissement de soins (hôpitaux généraux, établissements psychiatriques, établissements pour personnes âgées);
  2. le service social d'un tribunal et protection de la jeunesse;
  3. le service social d'un centre publique ou privé d'aide sociale;
  2° Ces heures doivent être réparties comme suit :
  a) 150 heures minimum par groupe cité au 1° de ce paragraphe, soit 450 heures au total. Le choix de l'enseignement clinique dans ces 3 groupes se fera en accord avec les étudiants. Ce choix tiendra compte des possibilités locales très variables. Ce choix se portera sur les terrains de stage répondant le mieux aux exigences de la formation. Le choix de ces trois stages d'enseignement clinique devra recouvrir différentes catégories d'âge et différentes classes sociales;
  b) 450 heures minimum en quatrième année d'études au choix de l'étudiant lui permettant d'effectuer un travail médico-social plus complet en rapport direct avec la profession ultérieure et qui devra faire l'objet d'un travail de fin d'études;
  c) Les étudiants doivent avoir effectué au cours de leur formation un stage de 100 heures minimum dans un service de soins à domicile;
  d) 300 heures de stages complémentaires au choix de l'établissement d'enseignement;
  e) On ne pourra en aucun cas dépasser 600 heures de stage dans le même établissement ou service.
  Les établissements ou services qui n'auraient pas été choisis pour un stage de 200 heures au moins, doivent faire l'objet d'une visite et d'un rapport complet discuté en séminaire afin d'obtenir l'information sur le fonctionnement de ces établissements ou services. Les visites peuvent être considérées comme heures de stage;
  3° Les étudiants doivent avoir établi une documentation personnelle, avoir participé à des travaux de groupe et aux visites d'établissements non compris dans le stage, avec une répartition équilibrée entre les trois groupes. 130 heures maximum peuvent être consacrées à des visites d'étude dans des services des groupes I-II-III.
Art. 8. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32)">Opgeheven art. 9 van 26 JULI 1991. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw en gegradueerde verpleegkundige. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32) § 1. De bepalingen van de artikelen 1, 2, 3, 4 en 5 van dit besluit treden in werking op 1 september 1988.
  De overige artikelen van dit besluit treden evenwel per leerjaar progressief in werking vanaf het academiejaar 1988-1989. (Deze overige artikelen mogen evenwel voor wat het derde leerjaar van de studiën voor vroedvrouw, gegradueerde ziekenhuis-, psychiatrische-, pediatrische en sociale verpleger of verpleegster betreft reeds door de inrichtende machten van de scholen toegepast worden met ingang van 1 september 1988, met dien verstande dat deze uiterlijk op 1 september 1990 dienen toegepast te worden.)
  § 2. De bepalingen van het ministerieel besluit van 1 augustus 1963 houden de vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw, gegradueerde verpleger en verpleegster, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 29 augustus 1969, 10 augustus 1973, 7 april 1975 en 12 januari 1978 worden progressief opgeheven naarmate de bepalingen van dit besluit van toepassing worden.
Art. 8. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32)">Abrogé art. 9 van 26 JULI 1991. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw en gegradueerde verpleegkundige. (NOTA : "houd op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" art. 365, 70°, DVR 1994-07-13/32) § 1. Les dispositions des articles 1, 2, 3, 4 et 5 de cet arrêté entrent en vigueur le premier septembre 1988.
  Les autres dispositions entreront progressivement, par année d'étude, en vigueur à partir de l'année académique 1988-1989. (Ces autres articles peuvent toutefois, pour ce qui concerne la troisième année d'études d'accoucheuse, d'infirmier gradué hospitalier, psychiatrique, pédiatrique et social ou d'infirmière graduée hospitalière, psychiatrique, pédiatrique et sociale, être appliqués dès le 1er septembre 1988 par les pouvoirs organisateurs des écoles, étant entendu que ces articles doivent être appliqués au plus tard pour le 1er septembre 1990.)
  § 2. Les dispositions de l'arrêté ministériel du 1er août 1963 fixant les modalités de stages pour l'obtention des diplômes d'accoucheuse, d'infirmier gradué ou d'infirmière graduée, modifié par les arrêtés ministériels des 29 août 1969, 10 août 1973, 7 avril 1975 et 12 janvier 1978, seront abrogées progressivement au fur et à mesure que les dispositions de cet arrêté seront d'application.