Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
14 AUGUSTUS 1986. - Wet betreffende de bescherming en het welzijn der dieren. (NOTA: Opgeheven voor het Vlaams Gewest bij <DVR2024-05-16/54, art. 85, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2025; met uitzondering van artikel 34, § 4 en § 5, derde lid, c), artikel 41bis en artikel 42quater die opgeheven worden op 1 januari 2026>)(NOTA : art. 1-19;31-46 opgeheven bij DWG2018-10-04/15, art. 24,1°, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-10-1991 en tekstbijwerking tot 02-07-2024)
Titre
14 AOUT 1986. - Loi relative à la protection et au bien-être des animaux. (NOTE : Abrogée pour la Région Flamande par <DCFL2024-05-16/54, art. 85, 054; En vigueur : 01-01-2025; à l'exception de l'article 34, §§ 4 et 5, alinéa 3, c), de l'article 41bis et de l'article 42quater, qui sont abrogés au 1er janvier 2026>) (NOTE : art. 1-19;31-46 abrogés pour la Région wallonne par DRW2018-10-04/15, art. 24,1°, 039; En vigueur : 01-01-2019) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 15-10-1991 et mise à jour au 02-07-2024)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (198)
Texte (198)
HOOFDSTUK I. - Doel - Begripsbepalingen.
CHAPITRE I. - Buts - Définitions.
Artikel 1. <W 2007-03-19/52, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007> Niemand mag, uitgezonderd bij overmacht, handelingen plegen die niet door deze wet zijn voorzien en waardoor een dier zonder noodzaak omkomt of zonder noodzaak een verminking, een letsel, of pijn ondergaat.
Article 1. <L 2007-03-19/52, art. 2, 011; En vigueur : 23-07-2007> Nul ne peut se livrer, sauf pour des raisons de force majeure, à des actes non visés par la présente loi, qui ont pour conséquence de faire périr sans nécessité un animal ou de lui causer sans nécessité des lésions, mutilations, douleurs ou souffrances.
Art. 1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    <W 2007-03-19/52, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007> [1 Een dier is een levend wezen met gevoel, eigen belangen en waardigheid, dat bijzondere bescherming geniet.]1  Niemand mag, uitgezonderd bij overmacht, handelingen plegen die niet door deze wet zijn voorzien en waardoor een dier zonder noodzaak omkomt of zonder noodzaak een verminking, een letsel, of pijn ondergaat.
  
Art. 1 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.    <L 2007-03-19/52, art. 2, 011; En vigueur : 23-07-2007> [1 Un animal est un être vivant doué de sensibilité, de propres intérêts et d'une propre dignité, qui bénéficie d'une protection particulière.]1  Nul ne peut se livrer, sauf pour des raisons de force majeure, à des actes non visés par la présente loi, qui ont pour conséquence de faire périr sans nécessité un animal ou de lui causer sans nécessité des lésions, mutilations, douleurs ou souffrances.
  
Art.3. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
  1. (Hondenkwekerij : instelling waarin teven voor de kweek worden gehouden en honden worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 1°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>
  2. (Kattenkwekerij : instelling waarin kattinnen voor de kweek worden gehouden en katten worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 2°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>
  3. Dierenasiel: al dan niet openbare instelling die beschikt over de gepast inrichting om onderdak en nodige zorgen te verschaffen aan verloren, (achtergelaten, verwaarloosde, in beslag genomen of verbeurdverklaarde dieren); <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  4. Dierenpensioen: instelling waar gedurende beperkte tijd en tegen vergoeding, onderdak en nodige zorgen aan door hun eigenaar (toevertrouwde honden en katten) worden verleend; <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  5. Handelszaak voor dieren: instelling, met uitzondering van het landbouwbedrijf, al dan niet toegankelijk voor het publiek, waar dieren worden gehouden met het doel ze te verhandelen;
  6. Markt: officieel erkende plaats waar verzamelingen van dieren worden gehouden met het doel die te verhandelen;
  7. Tentoonstelling: verzameling van dieren gehouden met het doel de eigenschappen der dieren te laten beoordelen en vergelijken of ze ten edukatieve titel voor te stellen en waarvan het hoofddoel niet van handelsaard is;
  8. (verhandelen : in de handel brengen; te koop aanbieden; houden, verwerven, vervoeren, tentoonstellen met het oog op verkoop; ruilen; verkopen; ten kosteloze of bezwarende titel afstaan;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  9. (dierentuin : elke voor het publiek toegankelijke inrichting waar levende dieren van niet gedomesticeerde soorten worden gehouden om te worden tentoongesteld, met inbegrip van dierenparken, safariparken, dolfinaria, aquaria en gespecialiseerde verzamelingen, evenwel met uitzondering van circussen, rondreizende tentoonstellingen en handelszaken voor dieren of andere inrichtingen aangeduid door de Koning en voor diegene waar de Koning voorwaarden kan vaststellen voor het houden en verzorgen van de dieren;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  10. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  11. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  12. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  13. Doden: elke handeling waarbij opzettelijk een einde wordt gemaakt aan het leven van een dier;
  14. Slachten: het doden van een landbouwhuisdier met het oog op het verbruik;
  15. [1 Proefdier :
   15.1. de levende koppotigen gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt;
   15.2. de levende niet-menselijke gewervelden gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt, met inbegrip van hun zich zelfstandig voedende larvale vormen, alsook foetale vormen van zoogdieren met ingang van het laatste derde deel van hun normale ontwikkeling;
   15.3. Deze definitie is ook van toepassing op dieren die in dierproeven gebruikt worden en die zich in een vroeger ontwikkelingsstadium dan het in het punt 15.2. genoemde bevinden indien deze dieren voorbij dat ontwikkelingsstadium in leven dienen te blijven en tengevolge van de uitgevoerde dierproeven gevaar lopen om na het bereiken van dat stadium pijn, lijden, angst of blijvende schaden te ondervinden;
   16. Dierproef : elk al dan niet invasief gebruik van een dier voor experimentele of andere wetenschappelijke doeleinden, waarvan het resultaat bekend of onbekend is, of voor onderwijskundige doeleinden, die bij het dier evenveel of meer pijn, lijden, angst of blijvende schade kan veroorzaken als het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap. Dit omvat iedere handeling waarvan het doel of het mogelijke gevolg de geboorte of het uit het ei breken van een dier is, dan wel het in een dergelijke toestand brengen en houden van een genetisch gemodificeerde dierenvariëteit, maar omvat niet het doden van dieren met als enig doel het gebruik van hun organen of weefsels;
   17. Project : elk werkprogramma met een welomschreven wetenschappelijk doel dat een of meer dierproeven omvat;
   18. Inrichting : elke installatie, elk gebouw, elke groep van gebouwen of elk ander pand, met inbegrip van ruimten die niet volledig zijn afgeperkt of overdekt, alsook verplaatsbare voorzieningen;]1

  [1 19. Proefleider : elke persoon die de leiding heeft over een dierproef;
   20. Gebruiker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die, al dan niet met winstoogmerk, dieren in proeven gebruikt;
   21. Fokker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die door de Koning te bepalen dieren fokt teneinde hen te gebruiken in proeven of hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden te gebruiken, of die hoofdzakelijk voor die doeleinden andere dieren fokt, al dan niet met winstoogmerk;
   22. Leverancier : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die geen fokker is en die dieren levert voor gebruik in proeven of voor het gebruik van hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden, al dan niet met winstoogmerk.]1

  
Art.3. Pour l'application de la présente loi, il faut entendre par:
  1. (Elevage de chiens : établissement dans lequel sont détenues des chiennes pour la reproduction et sont commercialisés des chiens provenant de nichées propres ou de nichées d'autres élevages qui satisfont aux dispositions légales) <L 2007-05-11/63, art. 2, 1°, 012; En vigueur : 14-10-2007>
  2. (Elevage de chats : établissement dans lequel sont détenues des chattes pour la reproduction et sont commercialisés des chats provenant de nichées propres ou de nichées d'autres élevages qui satisfont aux dispositions légales.) <L 2007-05-11/63, art. 2, 2°, 012; En vigueur : 14-10-2007>
  3. Refuge pour animaux: établissement public ou non, qui dispose d'installations adéquates pour assurer à des animaux perdus, (abandonnés, négligés, saisis ou confisqués,) un abri et les soins nécessaires; <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  4. Pension pour animaux: établissement où des (chiens ou des chats, confiés) par leur propriétaire, sont soignés et hébergés pendant un temps limité et moyennant rémunération; <L 2004-07-09/30, art. 218, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  5. Etablissement commercial pour animaux: établissement, à l'exception de l'exploitation agricole, accessible ou non au public, où sont détenus des animaux dans le but de les commercialiser;
  6. Marché: lieu officiellement reconnu où des rassemblements d'animaux sont tenus en vue de les commercialiser;
  7. Exposition: rassemblement d'animaux organisé dans le but de comparer et de juger les qualités des animaux ou de les présenter dans un but éducatif et dont l'objectif principal n'est pas commercial;
  8. (commercialiser : mettre sur le marché; offrir en vente; garder, acquérir, transporter, exposer en vue de la vente; échanger; vendre; céder à titre gratuit ou onéreux;) <L 2004-07-09/30, art. 218, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  9. (parc zoologique : tout établissement accessible au public où sont détenus et exposés des animaux vivants appartenant à des espèces non domestiques, y compris les parcs d'animaux, les parcs-safari, les dolphinariums, les aquaria et les collections spécialisées, à l'exclusion cependant des cirques, des expositions itinérantes et des établissements commerciaux pour animaux ou d'autres types d'établissements définis par le Roi et pour lesquels le Roi peut fixer des conditions pour la détention et les soins aux animaux;) <L 2004-07-09/30, art. 218, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  10. (abrogé) <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  11. (abrogé) <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  12. (abrogé) <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  13. Mise à mort: tout acte par lequel il est mis fin volontairement à la vie d'un animal;
  14. Abattage: mis à mort d'un animal domestique agricole en vue de la consommation;
  15. [1 Animal d'expérience :
   15.1. les céphalopodes vivants utilisés ou destinés à être utilisés dans des expériences sur animaux ou détenus spécifiquement pour que leurs organes ou tissus puissent être utilisés à des fins scientifiques;
   15.2. les vertébrés non humains vivants utilisés ou destinés à être utilisés dans des expériences sur animaux ou détenus spécifiquement pour que leurs organes ou tissus puissent être utilisés à des fins scientifiques, y compris leurs formes larvaires capables de se nourrir de façon autonome, et les formes foetales de mammifères à partir du dernier tiers de leur développement normal;
   15.3. Cette définition s'applique aussi aux animaux utilisés dans des expériences sur animaux et qui sont à un stade de développement antérieur à celui visé au point 15.2. si les animaux doivent être laissés en vie au-delà de ce stade de développement et risque, à la suite des expériences sur animaux menées, d'éprouver de la douleur, de la souffrance ou de la détresse ou de subir des dommages durables après avoir atteint ce stade de développement;
   16. Expérience sur animaux : toute utilisation invasive ou non d'un animal à des fins expérimentales ou à d'autres fins scientifiques, dont les résultats sont connus ou inconnus, ou à des fins éducatives, susceptible de causer à cet animal une douleur, une souffrance, une angoisse ou des dommages durables équivalents ou supérieurs à ceux causés par l'introduction d'une aiguille conformément aux bonnes pratiques vétérinaires. Cela inclut toute intervention destinée ou de nature à aboutir à la naissance ou à l'éclosion d'un animal ou à la création et à la conservation d'une lignée d'animaux génétiquement modifiés dans l'une de ces conditions, mais exclut la mise à mort d'animaux à la seule fin d'utiliser leurs organes ou tissus;
   17. Projet : tout programme de travail ayant un objectif scientifique défini et impliquant une ou plusieurs expériences sur animaux;
   18. Etablissement : toute installation, tout bâtiment, tout groupe de bâtiments ou tout autre local, y compris un endroit non totalement clos ou couvert, ainsi que des installations mobiles;]1

  [1 19. Maître d'expérience : toute personne qui dirige une expérience sur animaux;
   20. Utilisateur : toute personne physique ou morale utilisant des animaux dans des expériences, dans un but lucratif ou non;
   21. Eleveur : toute personne physique ou morale élevant des animaux à déterminer par le Roi en vue de leur utilisation dans des expériences ou en vue de l'utilisation de leurs tissus ou organes à des fins scientifiques, ou élevant d'autres animaux principalement à ces fins, dans un but lucratif ou non;
   22. Fournisseur : toute personne physique ou morale autre qu'un éleveur, fournissant des animaux en vue de leur utilisation dans des expériences ou en vue de l'utilisation de leurs tissus ou organes à des fins scientifiques, dans un but lucratif ou non.]1

  
Art. 3_VLAAMS_GEWEST.    Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
  1. (Hondenkwekerij : instelling waarin teven voor de kweek worden gehouden en honden worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 1°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>
  2. (Kattenkwekerij : instelling waarin kattinnen voor de kweek worden gehouden en katten worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 2°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>
  3. Dierenasiel: al dan niet openbare instelling die beschikt over de gepast inrichting om onderdak en nodige zorgen te verschaffen aan verloren, (achtergelaten, verwaarloosde, in beslag genomen of verbeurdverklaarde dieren); <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  4. Dierenpensioen: instelling waar gedurende beperkte tijd en tegen vergoeding, onderdak en nodige zorgen aan door hun eigenaar (toevertrouwde honden en katten) worden verleend; <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  5. Handelszaak voor dieren: instelling, met uitzondering van het landbouwbedrijf, al dan niet toegankelijk voor het publiek, waar dieren worden gehouden met het doel ze te verhandelen;
  6. Markt: officieel erkende plaats waar verzamelingen van dieren worden gehouden met het doel die te verhandelen;
  7. Tentoonstelling: verzameling van dieren gehouden met het doel de eigenschappen der dieren te laten beoordelen en vergelijken of ze ten edukatieve titel voor te stellen en waarvan het hoofddoel niet van handelsaard is;
  [2 7bis Wedstrijd: evenement waarbij dieren in een competitief verband beoordeeld en gerangschikt worden op basis van uiterlijke kenmerken, gedrag, kracht en/of behendigheid;
  7ter Keuring: evenement waarbij dieren worden beoordeeld op basis van uiterlijke kenmerken, gedragskenmerken en/of prestatiekenmerken, al dan niet aan de hand van standaardkenmerken opgenomen in een rasstandaard;]2

  8. (verhandelen : in de handel brengen; te koop aanbieden; houden, verwerven, vervoeren, tentoonstellen met het oog op verkoop; ruilen; verkopen; ten kosteloze of bezwarende titel afstaan;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  9. (dierentuin : elke voor het publiek toegankelijke inrichting waar levende dieren van niet gedomesticeerde soorten worden gehouden om te worden tentoongesteld, met inbegrip van dierenparken, safariparken, dolfinaria, aquaria en gespecialiseerde verzamelingen, evenwel met uitzondering van circussen, rondreizende tentoonstellingen en handelszaken voor dieren of andere inrichtingen aangeduid door de [4 Vlaamse Regering]4 en voor diegene waar de [4 Vlaamse Regering]4 voorwaarden kan vaststellen voor het houden en verzorgen van de dieren;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  10. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  11. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  12. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  13. [5 doden: iedere bewust gebruikte methode die resulteert in de dood van een dier;]5
  14. [5 slachten: het doden van dieren die bestemd zijn voor menselijke consumptie;]5
  [5 14bis. bedwelmen: iedere bewust gebruikte methode die een dier pijnloos in een staat van bewusteloosheid en gevoelloosheid brengt, met inbegrip van methodes die onmiddellijk de dood tot gevolg hebben;]5
  15. [1 Proefdier :
   15.1. de levende koppotigen gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt;
   15.2. de levende niet-menselijke gewervelden gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt, met inbegrip van hun zich zelfstandig voedende larvale vormen, alsook foetale vormen van zoogdieren met ingang van het laatste derde deel van hun normale ontwikkeling;
   15.3. Deze definitie is ook van toepassing op dieren die in dierproeven gebruikt worden en die zich in een vroeger ontwikkelingsstadium dan het in het punt 15.2. genoemde bevinden indien deze dieren voorbij dat ontwikkelingsstadium in leven dienen te blijven en tengevolge van de uitgevoerde dierproeven gevaar lopen om na het bereiken van dat stadium pijn, lijden, angst of blijvende schaden te ondervinden;
   16. Dierproef : elk al dan niet invasief gebruik van een dier voor experimentele of andere wetenschappelijke doeleinden, waarvan het resultaat bekend of onbekend is, of voor onderwijskundige doeleinden, die bij het dier evenveel of meer pijn, lijden, angst of blijvende schade kan veroorzaken als het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap. Dit omvat iedere handeling waarvan het doel of het mogelijke gevolg de geboorte of het uit het ei breken van een dier is, dan wel het in een dergelijke toestand brengen en houden van een genetisch gemodificeerde dierenvariëteit, maar omvat niet het doden van dieren met als enig doel het gebruik van hun organen of weefsels;
   17. Project : elk werkprogramma met een welomschreven wetenschappelijk doel dat een of meer dierproeven omvat;
   18. Inrichting : elke installatie, elk gebouw, elke groep van gebouwen of elk ander pand, met inbegrip van ruimten die niet volledig zijn afgeperkt of overdekt, alsook verplaatsbare voorzieningen;]1

  [1 19. Proefleider : elke persoon die de leiding heeft over een dierproef;
   20. Gebruiker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die, al dan niet met winstoogmerk, dieren in proeven gebruikt;
   21. Fokker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die door de [4 Vlaamse Regering]4 te bepalen dieren fokt teneinde hen te gebruiken in proeven of hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden te gebruiken, of die hoofdzakelijk voor die doeleinden andere dieren fokt, al dan niet met winstoogmerk;
   22. Leverancier : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die geen fokker is en die dieren levert voor gebruik in proeven of voor het gebruik van hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden, al dan niet met winstoogmerk.]1

  [3 23. Dienst : de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst die bevoegd is voor het dierenwelzijn.]3
  [4 24. Verantwoordelijke: de natuurlijke persoon, eigenaar of houder van een dier, die er gewoonlijk een onmiddellijk beheer of toezicht op uitoefent.]4
  [6 25° pelsdieren: dieren gehouden met als hoofddoel ze te doden voor het verkrijgen van de pels;]6
   26° landcommissie: een landcommissie als vermeld in artikel 2.2.1 van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting;]6
   27° dwangvoedering: het onder dwang toedienen van voeder of drinken.]6
Art. 3 _REGION_FLAMANDE.
   Pour l'application de la présente loi, il faut entendre par:
  1. (Elevage de chiens : établissement dans lequel sont détenues des chiennes pour la reproduction et sont commercialisés des chiens provenant de nichées propres ou de nichées d'autres élevages qui satisfont aux dispositions légales) <L 2007-05-11/63, art. 2, 1°, 012; En vigueur : 14-10-2007>
  2. (Elevage de chats : établissement dans lequel sont détenues des chattes pour la reproduction et sont commercialisés des chats provenant de nichées propres ou de nichées d'autres élevages qui satisfont aux dispositions légales.) <L 2007-05-11/63, art. 2, 2°, 012; En vigueur : 14-10-2007>
  3. Refuge pour animaux: établissement public ou non, qui dispose d'installations adéquates pour assurer à des animaux perdus, (abandonnés, négligés, saisis ou confisqués,) un abri et les soins nécessaires; <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  4. Pension pour animaux: établissement où des (chiens ou des chats, confiés) par leur propriétaire, sont soignés et hébergés pendant un temps limité et moyennant rémunération; <L 2004-07-09/30, art. 218, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  5. Etablissement commercial pour animaux: établissement, à l'exception de l'exploitation agricole, accessible ou non au public, où sont détenus des animaux dans le but de les commercialiser;
  6. Marché: lieu officiellement reconnu où des rassemblements d'animaux sont tenus en vue de les commercialiser;
  7. Exposition: rassemblement d'animaux organisé dans le but de comparer et de juger les qualités des animaux ou de les présenter dans un but éducatif et dont l'objectif principal n'est pas commercial;
  [2 7bis. Compétition : événement au cours duquel les animaux sont évalués et classés dans un contexte de compétition sur la base de leur apparence, comportement, force et/ou agilité ;
  7ter. Inspection : événement au cours duquel les animaux sont évalués sur la base de leurs caractéristiques d'apparence, de comportement et/ou de performance, que ce soit ou non sur la base de caractéristiques standard définies dans une norme de race ;]2

  8. (commercialiser : mettre sur le marché; offrir en vente; garder, acquérir, transporter, exposer en vue de la vente; échanger; vendre; céder à titre gratuit ou onéreux;) <L 2004-07-09/30, art. 218, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  9. (parc zoologique : tout établissement accessible au public où sont détenus et exposés des animaux vivants appartenant à des espèces non domestiques, y compris les parcs d'animaux, les parcs-safari, les dolphinariums, les aquaria et les collections spécialisées, à l'exclusion cependant des cirques, des expositions itinérantes et des établissements commerciaux pour animaux ou d'autres types d'établissements définis par le [4 Gouvernement flamand]4 et pour lesquels le [4 Gouvernement flamand]4 peut fixer des conditions pour la détention et les soins aux animaux;) <L 2004-07-09/30, art. 218, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  10. (abrogé) <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  11. (abrogé) <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  12. (abrogé) <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  13. [5 mise à mort : tout procédé appliqué intentionnellement qui aboutit à la mort d'un animal ;]5
  14. [5 abattage : la mise à mort d'animaux destinés à la consommation humaine ;]5
  [5 14bis. étourdissement : tout procédé appliqué intentionnellement à un animal, qui le plonge sans douleur dans un état d'inconscience et d'anesthésie, y compris tout procédé entraînant une mort immédiate ;]5
  15. [1 Animal d'expérience :
   15.1. les céphalopodes vivants utilisés ou destinés à être utilisés dans des expériences sur animaux ou détenus spécifiquement pour que leurs organes ou tissus puissent être utilisés à des fins scientifiques;
   15.2. les vertébrés non humains vivants utilisés ou destinés à être utilisés dans des expériences sur animaux ou détenus spécifiquement pour que leurs organes ou tissus puissent être utilisés à des fins scientifiques, y compris leurs formes larvaires capables de se nourrir de façon autonome, et les formes foetales de mammifères à partir du dernier tiers de leur développement normal;
   15.3. Cette définition s'applique aussi aux animaux utilisés dans des expériences sur animaux et qui sont à un stade de développement antérieur à celui visé au point 15.2. si les animaux doivent être laissés en vie au-delà de ce stade de développement et risque, à la suite des expériences sur animaux menées, d'éprouver de la douleur, de la souffrance ou de la détresse ou de subir des dommages durables après avoir atteint ce stade de développement;
   16. Expérience sur animaux : toute utilisation invasive ou non d'un animal à des fins expérimentales ou à d'autres fins scientifiques, dont les résultats sont connus ou inconnus, ou à des fins éducatives, susceptible de causer à cet animal une douleur, une souffrance, une angoisse ou des dommages durables équivalents ou supérieurs à ceux causés par l'introduction d'une aiguille conformément aux bonnes pratiques vétérinaires. Cela inclut toute intervention destinée ou de nature à aboutir à la naissance ou à l'éclosion d'un animal ou à la création et à la conservation d'une lignée d'animaux génétiquement modifiés dans l'une de ces conditions, mais exclut la mise à mort d'animaux à la seule fin d'utiliser leurs organes ou tissus;
   17. Projet : tout programme de travail ayant un objectif scientifique défini et impliquant une ou plusieurs expériences sur animaux;
   18. Etablissement : toute installation, tout bâtiment, tout groupe de bâtiments ou tout autre local, y compris un endroit non totalement clos ou couvert, ainsi que des installations mobiles;]1

  [1 19. Maître d'expérience : toute personne qui dirige une expérience sur animaux;
   20. Utilisateur : toute personne physique ou morale utilisant des animaux dans des expériences, dans un but lucratif ou non;
   21. Eleveur : toute personne physique ou morale élevant des animaux à déterminer par le [4 Gouvernement flamand]4 en vue de leur utilisation dans des expériences ou en vue de l'utilisation de leurs tissus ou organes à des fins scientifiques, ou élevant d'autres animaux principalement à ces fins, dans un but lucratif ou non;
   22. Fournisseur : toute personne physique ou morale autre qu'un éleveur, fournissant des animaux en vue de leur utilisation dans des expériences ou en vue de l'utilisation de leurs tissus ou organes à des fins scientifiques, dans un but lucratif ou non.]1

  [3 23. Service : le service désigné par le Gouvernement flamand comme compétent en matière de bien-être animal.]3
  [4 24. Responsable : la personne physique, propriétaire ou détentrice d'un animal, qui exerce habituellement sur cet animal une gestion ou une surveillance directe.]4
  [6 25° animaux à fourrure : animaux élevés principalement dans le but de les tuer pour leur fourrure]6
  [6 26° commission foncière : une commission foncière, telle que visée à l'article 2.2.1 du décret du 28 mars 2014 relatif à la rénovation rurale ; ]6
  [6 27° gavage : l'administration de force de nourriture ou de boisson.]6
Art. 3_WAALS_GEWEST.    Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
  1. (Hondenkwekerij : instelling waarin teven voor de kweek worden gehouden en honden worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 1°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>
  2. (Kattenkwekerij : instelling waarin kattinnen voor de kweek worden gehouden en katten worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 2°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>
  3. Dierenasiel: al dan niet openbare instelling die beschikt over de gepast inrichting om onderdak en nodige zorgen te verschaffen aan verloren, (achtergelaten, verwaarloosde, in beslag genomen of verbeurdverklaarde dieren); <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  4. Dierenpensioen: instelling waar gedurende beperkte tijd en tegen vergoeding, onderdak en nodige zorgen aan door hun eigenaar (toevertrouwde honden en katten) worden verleend; <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  5. Handelszaak voor dieren: instelling, met uitzondering van het landbouwbedrijf, al dan niet toegankelijk voor het publiek, waar dieren worden gehouden met het doel ze te verhandelen;
  6.[2 6° Dierenmarkt : verzameling van dieren gehouden met het doel die te verhandelen;]2
  [2 6/1. Gemeenteljke markt : bijeenkomst van ambulante handelaars die, op vaste periodes, op een openbare plaats erkend door het gemeentebestuur waren te koop aanbieden;]2
  7.[2 7. Tentoonstelling van dieren : verzameling van dieren gehouden met het doel de eigenschappen van de dieren te laten beoordelen of ze ten edukatieve titel te vergelijken of voor te stellen en waarvan het hoofddoel niet van handelsaard is;]2
  8. (verhandelen : in de handel brengen; te koop aanbieden; houden, verwerven, vervoeren, tentoonstellen met het oog op verkoop; ruilen; verkopen; ten kosteloze of bezwarende titel afstaan;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  9. (dierentuin : elke voor het publiek toegankelijke inrichting waar levende dieren van niet gedomesticeerde soorten worden gehouden om te worden tentoongesteld, met inbegrip van dierenparken, safariparken, dolfinaria, aquaria en gespecialiseerde verzamelingen, evenwel met uitzondering van circussen, rondreizende tentoonstellingen en handelszaken voor dieren of andere inrichtingen aangeduid door de Koning en voor diegene waar de Koning voorwaarden kan vaststellen voor het houden en verzorgen van de dieren;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  10. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  11. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  12. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  13. [3 Doden : elk opzettelijk toegepast procédé dat de dood van een dier veroorzaakt;]3
  14. [3 Slachten : het doden van dieren bestemd voor menselijk verbruik ;]3
  [3 14.1 Verdoven: elk opzettelijk toegepast procédé dat een pijnloos bewustzijns- en gevoeligheidsverlies veroorzaakt, met inbegrip van elk procédé waarbij de dood onmiddellijk intreedt;]3
  15. [1 Proefdier :
   15.1. de levende koppotigen gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt;
   15.2. de levende niet-menselijke gewervelden gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt, met inbegrip van hun zich zelfstandig voedende larvale vormen, alsook foetale vormen van zoogdieren met ingang van het laatste derde deel van hun normale ontwikkeling;
   15.3. Deze definitie is ook van toepassing op dieren die in dierproeven gebruikt worden en die zich in een vroeger ontwikkelingsstadium dan het in het punt 15.2. genoemde bevinden indien deze dieren voorbij dat ontwikkelingsstadium in leven dienen te blijven en tengevolge van de uitgevoerde dierproeven gevaar lopen om na het bereiken van dat stadium pijn, lijden, angst of blijvende schaden te ondervinden;
   16. Dierproef : elk al dan niet invasief gebruik van een dier voor experimentele of andere wetenschappelijke doeleinden, waarvan het resultaat bekend of onbekend is, of voor onderwijskundige doeleinden, die bij het dier evenveel of meer pijn, lijden, angst of blijvende schade kan veroorzaken als het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap. Dit omvat iedere handeling waarvan het doel of het mogelijke gevolg de geboorte of het uit het ei breken van een dier is, dan wel het in een dergelijke toestand brengen en houden van een genetisch gemodificeerde dierenvariëteit, maar omvat niet het doden van dieren met als enig doel het gebruik van hun organen of weefsels;
   17. Project : elk werkprogramma met een welomschreven wetenschappelijk doel dat een of meer dierproeven omvat;
   18. Inrichting : elke installatie, elk gebouw, elke groep van gebouwen of elk ander pand, met inbegrip van ruimten die niet volledig zijn afgeperkt of overdekt, alsook verplaatsbare voorzieningen;]1

  [1 19. Proefleider : elke persoon die de leiding heeft over een dierproef;
   20. Gebruiker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die, al dan niet met winstoogmerk, dieren in proeven gebruikt;
   21. Fokker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die door de Koning te bepalen dieren fokt teneinde hen te gebruiken in proeven of hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden te gebruiken, of die hoofdzakelijk voor die doeleinden andere dieren fokt, al dan niet met winstoogmerk;
   22. Leverancier : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die geen fokker is en die dieren levert voor gebruik in proeven of voor het gebruik van hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden, al dan niet met winstoogmerk.]1

  [4 23. Gespecialiseerd tijdschrift of gespecialiseerde website: eeen tijdschrift of een website waarvan de advertenties uitsluitend betrekking hebben op de commercialisering van dieren of rechtstreeks daarmee verband houdende goederen en diensten;
   24. Gesloten groep: de op basis van een inschrijving of identificatie op sociale netwerken gecreëerde ruimte die enkel toegankelijk is voor personen toegelaten door de beheerder van ruimte en waarvan de inhoud enkel door die personen ingezien kan worden;
   25. dieren die voor productiedoeleinden zijn bestemd: dieren gehouden voor de productie van voedingsmiddelen of van andere consumptieproducten.]4
Art. 3 _REGION_WALLONNE.
   Pour l'application de la présente loi, il faut entendre par:
  1. (Elevage de chiens : établissement dans lequel sont détenues des chiennes pour la reproduction et sont commercialisés des chiens provenant de nichées propres ou de nichées d'autres élevages qui satisfont aux dispositions légales) <L 2007-05-11/63, art. 2, 1°, 012; En vigueur : 14-10-2007>
  2. (Elevage de chats : établissement dans lequel sont détenues des chattes pour la reproduction et sont commercialisés des chats provenant de nichées propres ou de nichées d'autres élevages qui satisfont aux dispositions légales.) <L 2007-05-11/63, art. 2, 2°, 012; En vigueur : 14-10-2007>
  3. Refuge pour animaux: établissement public ou non, qui dispose d'installations adéquates pour assurer à des animaux perdus, (abandonnés, négligés, saisis ou confisqués,) un abri et les soins nécessaires; <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  4. Pension pour animaux: établissement où des (chiens ou des chats, confiés) par leur propriétaire, sont soignés et hébergés pendant un temps limité et moyennant rémunération; <L 2004-07-09/30, art. 218, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  5. Etablissement commercial pour animaux: établissement, à l'exception de l'exploitation agricole, accessible ou non au public, où sont détenus des animaux dans le but de les commercialiser;
  6. [2 Marché d'animaux : rassemblement d'animaux organisé en vue de les commercialiser;]2
  [2 6/1. Marché communal : réunion de commerçants ambulants qui, à des périodes fixes, vendent dans un lieu public reconnu par l'administration communale;]2
  7. [2 7. Exposition d'animaux : rassemblement d'animaux organisé en vue de juger de leurs qualités, de les comparer ou de les présenter dans un but éducatif, et dont l'objet principal n'est pas commercial;]2
  8. (commercialiser : mettre sur le marché; offrir en vente; garder, acquérir, transporter, exposer en vue de la vente; échanger; vendre; céder à titre gratuit ou onéreux;) <L 2004-07-09/30, art. 218, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  9. (parc zoologique : tout établissement accessible au public où sont détenus et exposés des animaux vivants appartenant à des espèces non domestiques, y compris les parcs d'animaux, les parcs-safari, les dolphinariums, les aquaria et les collections spécialisées, à l'exclusion cependant des cirques, des expositions itinérantes et des établissements commerciaux pour animaux ou d'autres types d'établissements définis par le Roi et pour lesquels le Roi peut fixer des conditions pour la détention et les soins aux animaux;) <L 2004-07-09/30, art. 218, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  10. (abrogé) <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  11. (abrogé) <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  12. (abrogé) <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  13. [3 Mise à mort : tout procédé appliqué intentionnellement qui cause la mort d'un animal ;]3
  14. [3 Abattage : la mise à mort d'animaux destinés à la consommation humaine ;]3
  [3 14.1. Etourdissement : tout procédé appliqué intentionnellement qui provoque une perte de conscience et de sensibilité sans douleur, y compris tout procédé entraînant une mort immédiate ;]3
  15. [1 Animal d'expérience :
   15.1. les céphalopodes vivants utilisés ou destinés à être utilisés dans des expériences sur animaux ou détenus spécifiquement pour que leurs organes ou tissus puissent être utilisés à des fins scientifiques;
   15.2. les vertébrés non humains vivants utilisés ou destinés à être utilisés dans des expériences sur animaux ou détenus spécifiquement pour que leurs organes ou tissus puissent être utilisés à des fins scientifiques, y compris leurs formes larvaires capables de se nourrir de façon autonome, et les formes foetales de mammifères à partir du dernier tiers de leur développement normal;
   15.3. Cette définition s'applique aussi aux animaux utilisés dans des expériences sur animaux et qui sont à un stade de développement antérieur à celui visé au point 15.2. si les animaux doivent être laissés en vie au-delà de ce stade de développement et risque, à la suite des expériences sur animaux menées, d'éprouver de la douleur, de la souffrance ou de la détresse ou de subir des dommages durables après avoir atteint ce stade de développement;
   16. Expérience sur animaux : toute utilisation invasive ou non d'un animal à des fins expérimentales ou à d'autres fins scientifiques, dont les résultats sont connus ou inconnus, ou à des fins éducatives, susceptible de causer à cet animal une douleur, une souffrance, une angoisse ou des dommages durables équivalents ou supérieurs à ceux causés par l'introduction d'une aiguille conformément aux bonnes pratiques vétérinaires. Cela inclut toute intervention destinée ou de nature à aboutir à la naissance ou à l'éclosion d'un animal ou à la création et à la conservation d'une lignée d'animaux génétiquement modifiés dans l'une de ces conditions, mais exclut la mise à mort d'animaux à la seule fin d'utiliser leurs organes ou tissus;
   17. Projet : tout programme de travail ayant un objectif scientifique défini et impliquant une ou plusieurs expériences sur animaux;
   18. Etablissement : toute installation, tout bâtiment, tout groupe de bâtiments ou tout autre local, y compris un endroit non totalement clos ou couvert, ainsi que des installations mobiles;]1

  [1 19. Maître d'expérience : toute personne qui dirige une expérience sur animaux;
   20. Utilisateur : toute personne physique ou morale utilisant des animaux dans des expériences, dans un but lucratif ou non;
   21. Eleveur : toute personne physique ou morale élevant des animaux à déterminer par le Roi en vue de leur utilisation dans des expériences ou en vue de l'utilisation de leurs tissus ou organes à des fins scientifiques, ou élevant d'autres animaux principalement à ces fins, dans un but lucratif ou non;
   22. Fournisseur : toute personne physique ou morale autre qu'un éleveur, fournissant des animaux en vue de leur utilisation dans des expériences ou en vue de l'utilisation de leurs tissus ou organes à des fins scientifiques, dans un but lucratif ou non.]1

  [4 23. Revue spécialisée ou site internet spécialisé : une revue ou un site internet dont les annonces concernent exclusivement la commercialisation d'animaux ou de biens et services qui s'y rapportent directement;
   24. Groupe fermé : espace créé, au départ d'une inscription ou d'une identification, sur les réseaux sociaux qui n'est accessible qu'aux personnes autorisées par le gestionnaire de l'espace et dont le contenu n'est visible que de ces personnes;
   25. Animaux destinés à des fins de production : animaux détenus pour la production de denrées alimentaires ou d'autres produits de consommation.]4
Art. 3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
  1. (Hondenkwekerij : instelling waarin teven voor de kweek worden gehouden en honden worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 1°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>
  2. (Kattenkwekerij : instelling waarin kattinnen voor de kweek worden gehouden en katten worden verhandeld uit eigen nesten of nesten van andere kwekerijen, die voldoen aan de bepalingen van de wet.) <W 2007-05-11/63, art. 2, 2°, 012; Inwerkingtreding : 14-10-2007>
  3. Dierenasiel: al dan niet openbare instelling die beschikt over de gepast inrichting om onderdak en nodige zorgen te verschaffen aan verloren, (achtergelaten, verwaarloosde, in beslag genomen of verbeurdverklaarde dieren); <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  4. Dierenpensioen: instelling waar gedurende beperkte tijd en tegen vergoeding, onderdak en nodige zorgen aan door hun eigenaar (toevertrouwde honden en katten) worden verleend; <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  5. Handelszaak voor dieren: instelling, met uitzondering van het landbouwbedrijf, al dan niet toegankelijk voor het publiek, waar dieren worden gehouden met het doel ze te verhandelen;
  6. Markt: officieel erkende plaats waar verzamelingen van dieren worden gehouden met het doel die te verhandelen;
  7. Tentoonstelling: verzameling van dieren gehouden met het doel de eigenschappen der dieren te laten beoordelen en vergelijken of ze ten edukatieve titel voor te stellen en waarvan het hoofddoel niet van handelsaard is;
  8. (verhandelen : in de handel brengen; te koop aanbieden; houden, verwerven, vervoeren, tentoonstellen met het oog op verkoop; ruilen; verkopen; ten kosteloze of bezwarende titel afstaan;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  9. (dierentuin : elke voor het publiek toegankelijke inrichting waar levende dieren van niet gedomesticeerde soorten worden gehouden om te worden tentoongesteld, met inbegrip van dierenparken, safariparken, [4 ...]4 aquaria en gespecialiseerde verzamelingen, evenwel met uitzondering van [4 dolfinaria,]4 circussen, rondreizende tentoonstellingen en handelszaken voor dieren of andere inrichtingen aangeduid door de Koning en voor diegene waar de Koning voorwaarden kan vaststellen voor het houden en verzorgen van de dieren;) <W 2004-07-09/30, art. 218, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  10. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  11. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  12. (opgeheven) <W 1995-05-04/40, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  13. Doden: elke handeling waarbij opzettelijk een einde wordt gemaakt aan het leven van een dier;
  14. Slachten: het doden van een landbouwhuisdier met het oog op het verbruik;
  15. [1 Proefdier :
   15.1. de levende koppotigen gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt;
   15.2. de levende niet-menselijke gewervelden gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in dierproeven, of die specifiek worden gehouden opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt, met inbegrip van hun zich zelfstandig voedende larvale vormen, alsook foetale vormen van zoogdieren met ingang van het laatste derde deel van hun normale ontwikkeling;
   15.3. Deze definitie is ook van toepassing op dieren die in dierproeven gebruikt worden en die zich in een vroeger ontwikkelingsstadium dan het in het punt 15.2. genoemde bevinden indien deze dieren voorbij dat ontwikkelingsstadium in leven dienen te blijven en tengevolge van de uitgevoerde dierproeven gevaar lopen om na het bereiken van dat stadium pijn, lijden, angst of blijvende schaden te ondervinden;
   16. Dierproef : elk al dan niet invasief gebruik van een dier voor experimentele of andere wetenschappelijke doeleinden, waarvan het resultaat bekend of onbekend is, of voor onderwijskundige doeleinden, die bij het dier evenveel of meer pijn, lijden, angst of blijvende schade kan veroorzaken als het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap. Dit omvat iedere handeling waarvan het doel of het mogelijke gevolg de geboorte of het uit het ei breken van een dier is, dan wel het in een dergelijke toestand brengen en houden van een genetisch gemodificeerde dierenvariëteit, maar omvat niet het doden van dieren met als enig doel het gebruik van hun organen of weefsels;
   17. Project : elk werkprogramma met een welomschreven wetenschappelijk doel dat een of meer dierproeven omvat;
   18. Inrichting : elke installatie, elk gebouw, elke groep van gebouwen of elk ander pand, met inbegrip van ruimten die niet volledig zijn afgeperkt of overdekt, alsook verplaatsbare voorzieningen;]1

  [1 19. Proefleider : elke persoon die de leiding heeft over een dierproef;
   20. Gebruiker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die, al dan niet met winstoogmerk, dieren in proeven gebruikt;
   21. Fokker : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die door de Koning te bepalen dieren fokt teneinde hen te gebruiken in proeven of hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden te gebruiken, of die hoofdzakelijk voor die doeleinden andere dieren fokt, al dan niet met winstoogmerk;
   22. Leverancier : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die geen fokker is en die dieren levert voor gebruik in proeven of voor het gebruik van hun weefsels of organen voor wetenschappelijke doeleinden, al dan niet met winstoogmerk;]1

  [3 23. Wetboek van inspectie : Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid ;
   24. Instituut : het Brussels Instituut voor Milieubeheer, opgericht bij koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer.]3

  [5 25. Carrousel : activiteit tijdens dewelke paardachtigen die door het publiek of genodigden kunnen worden bereden een cirkelvormig parcours volgen dat over het algemeen plaatsheeft op een mobiele piste bij publieke of private bijeenkomsten, met uitzondering van de activiteit van paardensportcentra ;
   26. Ritje : activiteit tijdens dewelke een of meerdere paardachtigen bereden kunnen worden door het publiek tijdens kermissen, markten, braderijen, rommelmarkten, dorpsfeesten, festivals en beurzen.]5
Art. 3 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
   Pour l'application de la présente loi, il faut entendre par:
  1. (Elevage de chiens : établissement dans lequel sont détenues des chiennes pour la reproduction et sont commercialisés des chiens provenant de nichées propres ou de nichées d'autres élevages qui satisfont aux dispositions légales) <L 2007-05-11/63, art. 2, 1°, 012; En vigueur : 14-10-2007>
  2. (Elevage de chats : établissement dans lequel sont détenues des chattes pour la reproduction et sont commercialisés des chats provenant de nichées propres ou de nichées d'autres élevages qui satisfont aux dispositions légales.) <L 2007-05-11/63, art. 2, 2°, 012; En vigueur : 14-10-2007>
  3. Refuge pour animaux: établissement public ou non, qui dispose d'installations adéquates pour assurer à des animaux perdus, (abandonnés, négligés, saisis ou confisqués,) un abri et les soins nécessaires; <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  4. Pension pour animaux: établissement où des (chiens ou des chats, confiés) par leur propriétaire, sont soignés et hébergés pendant un temps limité et moyennant rémunération; <L 2004-07-09/30, art. 218, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  5. Etablissement commercial pour animaux: établissement, à l'exception de l'exploitation agricole, accessible ou non au public, où sont détenus des animaux dans le but de les commercialiser;
  6. Marché: lieu officiellement reconnu où des rassemblements d'animaux sont tenus en vue de les commercialiser;
  7. Exposition: rassemblement d'animaux organisé dans le but de comparer et de juger les qualités des animaux ou de les présenter dans un but éducatif et dont l'objectif principal n'est pas commercial;
  8. (commercialiser : mettre sur le marché; offrir en vente; garder, acquérir, transporter, exposer en vue de la vente; échanger; vendre; céder à titre gratuit ou onéreux;) <L 2004-07-09/30, art. 218, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  9. (parc zoologique : tout établissement accessible au public où sont détenus et exposés des animaux vivants appartenant à des espèces non domestiques, y compris les parcs d'animaux, les parcs-safari, [4 ...]4, les aquaria et les collections spécialisées, à l'exclusion cependant [4 des delphinariums,]4 des cirques, des expositions itinérantes et des établissements commerciaux pour animaux ou d'autres types d'établissements définis par le Roi et pour lesquels le Roi peut fixer des conditions pour la détention et les soins aux animaux;) <L 2004-07-09/30, art. 218, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  10. (abrogé) <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  11. (abrogé) <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  12. (abrogé) <L 1995-05-04/40, art. 2, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  13. Mise à mort: tout acte par lequel il est mis fin volontairement à la vie d'un animal;
  14. Abattage: mis à mort d'un animal domestique agricole en vue de la consommation;
  15. [1 Animal d'expérience :
   15.1. les céphalopodes vivants utilisés ou destinés à être utilisés dans des expériences sur animaux ou détenus spécifiquement pour que leurs organes ou tissus puissent être utilisés à des fins scientifiques;
   15.2. les vertébrés non humains vivants utilisés ou destinés à être utilisés dans des expériences sur animaux ou détenus spécifiquement pour que leurs organes ou tissus puissent être utilisés à des fins scientifiques, y compris leurs formes larvaires capables de se nourrir de façon autonome, et les formes foetales de mammifères à partir du dernier tiers de leur développement normal;
   15.3. Cette définition s'applique aussi aux animaux utilisés dans des expériences sur animaux et qui sont à un stade de développement antérieur à celui visé au point 15.2. si les animaux doivent être laissés en vie au-delà de ce stade de développement et risque, à la suite des expériences sur animaux menées, d'éprouver de la douleur, de la souffrance ou de la détresse ou de subir des dommages durables après avoir atteint ce stade de développement;
   16. Expérience sur animaux : toute utilisation invasive ou non d'un animal à des fins expérimentales ou à d'autres fins scientifiques, dont les résultats sont connus ou inconnus, ou à des fins éducatives, susceptible de causer à cet animal une douleur, une souffrance, une angoisse ou des dommages durables équivalents ou supérieurs à ceux causés par l'introduction d'une aiguille conformément aux bonnes pratiques vétérinaires. Cela inclut toute intervention destinée ou de nature à aboutir à la naissance ou à l'éclosion d'un animal ou à la création et à la conservation d'une lignée d'animaux génétiquement modifiés dans l'une de ces conditions, mais exclut la mise à mort d'animaux à la seule fin d'utiliser leurs organes ou tissus;
   17. Projet : tout programme de travail ayant un objectif scientifique défini et impliquant une ou plusieurs expériences sur animaux;
   18. Etablissement : toute installation, tout bâtiment, tout groupe de bâtiments ou tout autre local, y compris un endroit non totalement clos ou couvert, ainsi que des installations mobiles;]1

  [1 19. Maître d'expérience : toute personne qui dirige une expérience sur animaux;
   20. Utilisateur : toute personne physique ou morale utilisant des animaux dans des expériences, dans un but lucratif ou non;
   21. Eleveur : toute personne physique ou morale élevant des animaux à déterminer par le Roi en vue de leur utilisation dans des expériences ou en vue de l'utilisation de leurs tissus ou organes à des fins scientifiques, ou élevant d'autres animaux principalement à ces fins, dans un but lucratif ou non;
   22. Fournisseur : toute personne physique ou morale autre qu'un éleveur, fournissant des animaux en vue de leur utilisation dans des expériences ou en vue de l'utilisation de leurs tissus ou organes à des fins scientifiques, dans un but lucratif ou non;]1

  [3 23. Code de l'inspection : Code de l'inspection, la prévention, la constatation et la répression des infractions en matière d'environnement et de la responsabilité environnementale;
   24. Institut : l'Institut bruxellois pour la gestion de l'environnement, créé par l'arrêté royal du 8 mars 1989 créant l'Institut bruxellois pour la gestion de l'environnement.]3

  [5 25. Carrousel : activité lors de laquelle des équidés pouvant être chevauchés par le public ou des invités suivent un parcours circulaire s'effectuant généralement sur une piste mobile lors de rassemblements publics ou privés, à l'exclusion de l'activité des centres équestres ;
   26. Promenade : activité lors de laquelle un ou plusieurs équidés peuvent être chevauchés par le public lors de fêtes foraines, marchés, braderies, brocantes, kermesses, fêtes de village, festivals et foires.]5
HOOFDSTUK II. - Houden van dieren.
CHAPITRE II. - Détention d'animaux.
Art. 3bis. <INGEVOEGD bij W 1995-05-04/40, art. 3, 004; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. Het is verboden dieren te houden die niet behoren tot de soorten of categorieën vermeld op een door de Koning vastgestelde lijst. Deze lijst doet geen afbreuk aan de wetgeving betreffende de bescherming van bedreigde diersoorten.
  § 2. In afwijking van § 1 mogen dieren van andere soorten of categorieën dan die aangewezen door de Koning worden gehouden :
  1° in dierentuinen;
  2° door laboratoria;
  3° a) door particulieren, op voorwaarde dat zij bewijzen kunnen voorleggen dat de dieren werden gehouden voor de inwerkingtreding van het in dit artikel bedoelde besluit. Dit bewijs moet niet worden voorgelegd voor de nakomelingen van deze dieren, op voorwaarde dat ze zich bij de eerste eigenaar bevinden;
  b) door particulieren erkend door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn), op advies van het in artikel 5, § 2, tweede lid, bedoelde comité van deskundigen. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  De Koning bepaalt de procedure voor de toepassing van het bepaalde in a) en b). [1 Hij bepaalt tevens het tarief en de regels voor de betaling van de retributie voor het aanvragen van de erkenning bedoeld in b).]1 Hij kan bovendien bijzondere voorwaarden vaststellen voor het houden en het identificeren van de bedoelde dieren;
  4° door dierenartsen, voor zover het dieren van derden betreft die tijdelijk gehouden worden voor diergeneeskundige verzorging;
  5° door dierenasielen, voor zover het een (...) verblijf betreft van dieren die in beslag zijn genomen, waarvan afstand werd gedaan of die aangetroffen werden zonder dat vastgesteld kon worden wie de houder ervan is; <W 2004-07-09/30, art. 219, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  6° door handelszaken voor dieren, voor zover zij de dieren gedurende korte tijd houden en voor zover vooraf een schriftelijke overeenkomst met natuurlijke personen of rechtspersonen bedoeld in de punten 1°, 2°, 3° b) en 7 °, werd gesloten;
  7° [2 ...]2
  § 3. Onverminderd de afwijkingen voorzien in § 2, kan de Koning het houden van door hem aangewezen dieren van andere soorten of categorieën verbieden aan sommige van de in § 2 opgesomde natuurlijke personen of rechtspersonen.
  
Art. 3bis. § 1er. Il est interdit de détenir des animaux n'appartenant aux espèces ou aux catégories mentionnées sur une liste établie par le Roi. Cette liste ne porte pas préjudice à la législation relative à la protection des espèces animales menacées.
  § 2. Par dérogation au § 1er, des animaux d'espèces ou de catégories autres que celles désignées par le Roi peuvent être détenus :
  1° dans des parcs zoologiques;
  2° dans des laboratoires;
  3° a) par des particuliers, à condition qu'ils puissent prouver que les animaux étaient détenus avant l'entrée en vigueur de l'arrêté visé au présent article. Cette preuve ne doit pas être apportée pour la progéniture de ces animaux à condition que celle-ci se trouve chez le premier propriétaire;
  b) par des particuliers agréés par [le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions], sur avis du comité d'experts visé à l'article 5, § 2, deuxième alinéa. <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  Le Roi fixe la procédure pour l'application du a) et du b). [1 Il fixe également le tarif et les règles pour le payement de la redevance pour la demande de l'agrément mentionné au b).]1 Il peut en outre fixer des conditions particulières pour la détention et l'identification des animaux visés;
  4° par des vétérinaires, pour autant que les animaux qui leur sont confiés par tierces personnes soient détenus temporairement pour des soins vétérinaires;
  5° par des refuges pour animaux, pour autant qu'il s'agisse d'un hébergement (...) d'animaux saisis, d'animaux dont il est fait abandon ou recueillis dont le détenteur n'a pu être identifié; <L 2004-07-09/30, art. 219, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  6° par des établissements commerciaux pour animaux, pour autant qu'ils détiennent les animaux pour une courte durée et dans la mesure où un accord écrit a été conclu préalablement avec des personnes physiques ou morales visées aux 1°, 2°, 3° b) et 7°;
  7° [2 ...]2
  § 3. Sans préjudice des dérogations prévues au § 2, le Roi peut interdire à certaines des personnes physiques ou morales énumérées au § 2, la détention d'animaux d'autres espèces ou de catégories qu'il désigne.
  
Art. 3bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    <INGEVOEGD bij W 1995-05-04/40, art. 3, 004; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. Het is verboden dieren te houden die niet behoren tot de soorten of categorieën vermeld op een door de Koning vastgestelde lijst. Deze lijst doet geen afbreuk aan de wetgeving betreffende de bescherming van bedreigde diersoorten.
  § 2. In afwijking van § 1 mogen dieren van andere soorten of categorieën dan die aangewezen door de Koning worden gehouden :
  1° in dierentuinen;
  2° door laboratoria;
  3° a) door particulieren, op voorwaarde dat zij bewijzen kunnen voorleggen dat de dieren werden gehouden voor de inwerkingtreding van het in dit artikel bedoelde besluit. Dit bewijs moet niet worden voorgelegd voor de nakomelingen van deze dieren, op voorwaarde dat ze zich bij de eerste eigenaar bevinden;
  b) door particulieren erkend door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn), op advies van het in artikel 5, § 2, tweede lid, bedoelde comité van deskundigen. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  De Koning bepaalt de procedure voor de toepassing van het bepaalde in a) en b). [1 Hij bepaalt tevens het tarief en de regels voor de betaling van de retributie voor het aanvragen van de erkenning bedoeld in b).]1 Hij kan bovendien bijzondere voorwaarden vaststellen voor het houden en het identificeren van de bedoelde dieren;
  4° door dierenartsen, voor zover het dieren van derden betreft die tijdelijk gehouden worden voor diergeneeskundige verzorging;
  5° door dierenasielen, voor zover het een (...) verblijf betreft van dieren die in beslag zijn genomen, waarvan afstand werd gedaan of die aangetroffen werden zonder dat vastgesteld kon worden wie de houder ervan is; <W 2004-07-09/30, art. 219, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  6° door handelszaken voor dieren, voor zover zij de dieren gedurende korte tijd houden en voor zover vooraf een schriftelijke overeenkomst met natuurlijke personen of rechtspersonen bedoeld in de punten 1°, 2°, 3° b) en 7 °, werd gesloten;
  7° [2 ...]2
  § 3. Onverminderd de afwijkingen voorzien in § 2, kan de Koning het houden van door hem aangewezen dieren van andere soorten of categorieën verbieden aan sommige van de in § 2 opgesomde natuurlijke personen of rechtspersonen.
  [3 § 4. In afwijking van § 2, mogen walvisachtigen en zeeroofdieren enkel worden gehouden in dierenasielen.]3
Art. 3bis _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
   § 1er. Il est interdit de détenir des animaux n'appartenant aux espèces ou aux catégories mentionnées sur une liste établie par le Roi. Cette liste ne porte pas préjudice à la législation relative à la protection des espèces animales menacées.
  § 2. Par dérogation au § 1er, des animaux d'espèces ou de catégories autres que celles désignées par le Roi peuvent être détenus :
  1° dans des parcs zoologiques;
  2° dans des laboratoires;
  3° a) par des particuliers, à condition qu'ils puissent prouver que les animaux étaient détenus avant l'entrée en vigueur de l'arrêté visé au présent article. Cette preuve ne doit pas être apportée pour la progéniture de ces animaux à condition que celle-ci se trouve chez le premier propriétaire;
  b) par des particuliers agréés par [le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions], sur avis du comité d'experts visé à l'article 5, § 2, deuxième alinéa. <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  Le Roi fixe la procédure pour l'application du a) et du b). [1 Il fixe également le tarif et les règles pour le payement de la redevance pour la demande de l'agrément mentionné au b).]1 Il peut en outre fixer des conditions particulières pour la détention et l'identification des animaux visés;
  4° par des vétérinaires, pour autant que les animaux qui leur sont confiés par tierces personnes soient détenus temporairement pour des soins vétérinaires;
  5° par des refuges pour animaux, pour autant qu'il s'agisse d'un hébergement (...) d'animaux saisis, d'animaux dont il est fait abandon ou recueillis dont le détenteur n'a pu être identifié; <L 2004-07-09/30, art. 219, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  6° par des établissements commerciaux pour animaux, pour autant qu'ils détiennent les animaux pour une courte durée et dans la mesure où un accord écrit a été conclu préalablement avec des personnes physiques ou morales visées aux 1°, 2°, 3° b) et 7°;
  7° [2 ...]2
  § 3. Sans préjudice des dérogations prévues au § 2, le Roi peut interdire à certaines des personnes physiques ou morales énumérées au § 2, la détention d'animaux d'autres espèces ou de catégories qu'il désigne.
  [3 § 4. Par dérogation au § 2, les cétacés et les pinnipèdes ne peuvent être détenus que dans des refuges pour animaux.]3
Art. 3bis_VLAAMS_GEWEST.    <INGEVOEGD bij W 1995-05-04/40, art. 3, 004; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. Het is verboden dieren te houden die niet behoren tot de soorten of categorieën vermeld op een door de [3 Vlaamse Regering]3 vastgestelde lijst. Deze lijst doet geen afbreuk aan de wetgeving betreffende de bescherming van bedreigde diersoorten.
  § 2. In afwijking van § 1 mogen dieren van andere soorten of categorieën dan die aangewezen door de [3 Vlaamse Regering]3 worden gehouden :
  1° in dierentuinen;
  2° door laboratoria;
  3° a) door particulieren, op voorwaarde dat zij bewijzen kunnen voorleggen dat de dieren werden gehouden voor de inwerkingtreding van het in dit artikel bedoelde besluit. Dit bewijs moet niet worden voorgelegd voor de nakomelingen van deze dieren, op voorwaarde dat ze zich bij de eerste eigenaar bevinden;
  b) door particulieren erkend door [3 de Vlaamse Regering]3, op advies van het in artikel 5, § 2, tweede lid, bedoelde comité van deskundigen. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  De [3 Vlaamse Regering]3 bepaalt de procedure voor de toepassing van het bepaalde in a) en b). [1 [3 De Vlaamse Regering]3 bepaalt tevens het tarief en de regels voor de betaling van de retributie voor het aanvragen van de erkenning bedoeld in b).]1 [3 De Vlaamse Regering]3 kan bovendien bijzondere voorwaarden vaststellen voor het houden en het identificeren van de bedoelde dieren;
  4° door dierenartsen, voor zover het dieren van derden betreft die tijdelijk gehouden worden voor diergeneeskundige verzorging;
  5° door dierenasielen, voor zover het een (...) verblijf betreft van dieren die in beslag zijn genomen, waarvan afstand werd gedaan of die aangetroffen werden zonder dat vastgesteld kon worden wie de houder ervan is; <W 2004-07-09/30, art. 219, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  6° door handelszaken voor dieren, voor zover zij de dieren gedurende korte tijd houden en voor zover vooraf een schriftelijke overeenkomst met natuurlijke personen of rechtspersonen bedoeld in de punten 1°, 2°[3 en 3°, b)]3, werd gesloten;
  7° [2 ...]2
  § 3. [3 Onverminderd de afwijkingen, vermeld in paragraaf 2, kan de Vlaamse Regering het houden van soorten of categorieën die niet voorkomen op de lijst, vermeld in paragraaf 1, verbieden aan sommige van de natuurlijke personen of de rechtspersonen, vermeld in paragraaf 2, wanneer wordt vastgesteld dat deze personen het welzijn van dieren van deze soorten of categorieën niet kunnen waarborgen.]3
Art. 3bis _REGION_FLAMANDE.
   § 1er. Il est interdit de détenir des animaux n'appartenant aux espèces ou aux catégories mentionnées sur une liste établie par le [3 Gouvernement flamand]3. Cette liste ne porte pas préjudice à la législation relative à la protection des espèces animales menacées.
  § 2. Par dérogation au § 1er, des animaux d'espèces ou de catégories autres que celles désignées par le [3 Gouvernement flamand]3 peuvent être détenus :
  1° dans des parcs zoologiques;
  2° dans des laboratoires;
  3° a) par des particuliers, à condition qu'ils puissent prouver que les animaux étaient détenus avant l'entrée en vigueur de l'arrêté visé au présent article. Cette preuve ne doit pas être apportée pour la progéniture de ces animaux à condition que celle-ci se trouve chez le premier propriétaire;
  b) par des particuliers agréés par [3 le Gouvernement flamand]3, sur avis du comité d'experts visé à l'article 5, § 2, deuxième alinéa.
  Le [3 Gouvernement flamand]3 fixe la procédure pour l'application du a) et du b). [1 [3 Le Gouvernement flamand]3 fixe également le tarif et les règles pour le payement de la redevance pour la demande de l'agrément mentionné au b).]1 [3 Le Gouvernement flamand]3 peut en outre fixer des conditions particulières pour la détention et l'identification des animaux visés;
  4° par des vétérinaires, pour autant que les animaux qui leur sont confiés par tierces personnes soient détenus temporairement pour des soins vétérinaires;
  5° par des refuges pour animaux, pour autant qu'il s'agisse d'un hébergement (...) d'animaux saisis, d'animaux dont il est fait abandon ou recueillis dont le détenteur n'a pu être identifié; <L 2004-07-09/30, art. 219, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  6° par des établissements commerciaux pour animaux, pour autant qu'ils détiennent les animaux pour une courte durée et dans la mesure où un accord écrit a été conclu préalablement avec des personnes physiques ou morales visées aux 1°, 2°, [3 et 3°, b)]3;
  7° [2 ...]2
  § 3. [3 Sans préjudice des dérogations, visées au paragraphe 2, le Gouvernement flamand peut interdire la détention d'espèces ou de catégories qui ne sont pas reprises dans la liste visée au paragraphe 1er, à certaines des personnes physiques ou morales visées au paragraphe 2, lorsqu'il est constaté que ces personnes ne peuvent pas garantir le bien-être des animaux de ces espèces ou catégories.]3
Art.4. § 1. Ieder persoon die een dier houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, moet de nodige maatregelen nemen om het dier een in overeenstemming met zijn aard, zijn fysiologische en ethologische behoeften, zijn gezondheidstoestand en zijn graad van ontwikkeling, aanpassing of domestikatie, aangepaste voeding, verzorging en huisvesting te verschaffen.
  § 2. Niemand mag de bewegingsvrijheid van het dier dat hij houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, zodanig beperken dat het aan vermijdbare pijnen, lijden of letsels is blootgesteld.
  Wanneer een dier gewoonlijk of voortdurend wordt vastgemaakt of opgesloten, moet het voldoende ruimte en bewegingsvrijheid krijgen, in overeenstemming met zijn fysiologische en ethologische behoeften.
  [1 § 2/1. De paardachtigen die buiten worden gehouden, kunnen opgestald worden of, indien dit niet het geval is, beschikken over een natuurlijke beschutting of een schuilhok.]1
  § 3. De verlichting, de temperatuur, de vochtigheidsgraad, de verluchting, de luchtcirculatie en de overige milieuvoorwaarden van het verblijf der dieren moeten overeenstemmen met de fysiologische en ethologische behoeften van de soort.
  § 4. Ter uitvoering van §§ 2 en 3, en onverminderd de bepalingen van hoofdstuk VIII kan de Koning voor de verschillende soorten en categorieën van dieren nadere regelen stellen.
  § 5. De in artikel 33 bedoelde overheidspersonen zijn gemachtigd de nodige maatregelen te treffen of op te leggen om de verplichtingen voortvloeiend uit de § § 1, 2, 3 en 4 onverwijld te doen naleven.
  
Art.4. § 1. Toute personne qui détient un animal, qui en prend soin ou doit en prendre soin, doit prendre les mesures nécessaires afin de procurer à l'animal une alimentation, des soins et un logement qui conviennent à sa nature, à ses besoins physiologiques et éthologiques, à son état de santé et à son degré de développement, d'adaptation ou de domestication.
  § 2. Aucune personne qui détient un animal, en prend soin, ou doit en prendre soin, ne peut entraver sa liberté de mouvement au point de l'exposer à des douleurs, des souffrances ou des lésions évitables.
  Un animal habituellement ou continuellement attaché ou enfermé doit pouvoir disposer de suffisamment d'espace et de mobilité, conformément à des besoins physiologiques et éthologiques.
  [1 § 2/1. Les équidés qui sont détenus à l'extérieur peuvent être rentrés dans une écurie ou, à défaut, disposent d'un abri naturel ou artificiel.]1
  § 3. L'éclairage, la température, le degré d'humidité, la ventilation, la circulation d'air et les autres conditions ambiantes du logement des animaux doivent être conformes aux besoins physiologiques et éthologiques de l'espèce.
  § 4. En exécution des §§ 2 et à et sans préjudice des dispositions du chapitre VIII, le Roi peut arrêter des règles complémentaires pour les différentes espèces et catégories d'animaux.
  § 5. Les agents de l'autorité visés à l'article 33 sont habilités à prendre ou à imposer les mesures nécessaires pour faire respecter sans délai les obligations découlant des §§ 1er, 2, 3 et 4.
  
Art. 4_VLAAMS_GEWEST.    § 1. Ieder persoon die een dier houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, moet de nodige maatregelen nemen om het dier een in overeenstemming met zijn aard, zijn fysiologische en ethologische behoeften, zijn gezondheidstoestand en zijn graad van ontwikkeling, aanpassing of domestikatie, aangepaste voeding, verzorging en huisvesting te verschaffen.
  § 2. Niemand mag de bewegingsvrijheid van het dier dat hij houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, zodanig beperken dat het aan vermijdbare pijnen, lijden of letsels is blootgesteld.
  Wanneer een dier gewoonlijk of voortdurend wordt vastgemaakt of opgesloten, moet het voldoende ruimte en bewegingsvrijheid krijgen, in overeenstemming met zijn fysiologische en ethologische behoeften.
  [1 § 2/1. De paardachtigen die buiten worden gehouden, kunnen opgestald worden of, indien dit niet het geval is, beschikken over een natuurlijke beschutting of een schuilhok.]1
  [3 § 2/2. Niemand mag een hond of een kat een halsband die elektrische prikkels toedient, laten dragen of die halsbanden verhandelen. Elektrische halsbanden die gekoppeld zijn aan een onzichtbare omheining, vormen een uitzondering op dat verbod. Het verbod treedt in werking op 1 januari 2027.]3
  § 3. De verlichting, de temperatuur, de vochtigheidsgraad, de verluchting, de luchtcirculatie en de overige milieuvoorwaarden van het verblijf der dieren moeten overeenstemmen met de fysiologische en ethologische behoeften van de soort.
  § 4. Ter uitvoering van §§ 2 [2 , 2/1, 2/2]2 en 3, en onverminderd de bepalingen van hoofdstuk VIII kan de [2 Vlaamse Regering]2 voor de verschillende soorten en categorieën van dieren nadere regelen stellen.
  § 5. De in artikel 33 bedoelde overheidspersonen zijn gemachtigd de nodige maatregelen te treffen of op te leggen om de verplichtingen voortvloeiend uit de § § 1, 2, [2 2/1, 2/2,]2 3 en 4 onverwijld te doen naleven.
Art. 4 _REGION_FLAMANDE.
   § 1. Toute personne qui détient un animal, qui en prend soin ou doit en prendre soin, doit prendre les mesures nécessaires afin de procurer à l'animal une alimentation, des soins et un logement qui conviennent à sa nature, à ses besoins physiologiques et éthologiques, à son état de santé et à son degré de développement, d'adaptation ou de domestication.
  § 2. Aucune personne qui détient un animal, en prend soin, ou doit en prendre soin, ne peut entraver sa liberté de mouvement au point de l'exposer à des douleurs, des souffrances ou des lésions évitables.
  Un animal habituellement ou continuellement attaché ou enfermé doit pouvoir disposer de suffisamment d'espace et de mobilité, conformément à des besoins physiologiques et éthologiques.
  [1 § 2/1. Les équidés qui sont détenus à l'extérieur peuvent être rentrés dans une écurie ou, à défaut, disposent d'un abri naturel ou artificiel.]1
  [3 § 2/2. L'utilisation chez les chiens ou les chats de colliers émettant des stimuli électriques, ou la commercialisation de tels colliers, est interdite. Les colliers électriques reliés à une clôture invisible constituent une exception à cette interdiction. L'interdiction entre en vigueur le 1er janvier 2027.]3
  § 3. L'éclairage, la température, le degré d'humidité, la ventilation, la circulation d'air et les autres conditions ambiantes du logement des animaux doivent être conformes aux besoins physiologiques et éthologiques de l'espèce.
  § 4. En exécution des §§ 2 [2 , 2/1, 2/2]2 et 3 à et sans préjudice des dispositions du chapitre VIII, le [2 Gouvernement flamand]2 peut arrêter des règles complémentaires pour les différentes espèces et catégories d'animaux.
  § 5. Les agents de l'autorité visés à l'article 33 sont habilités à prendre ou à imposer les mesures nécessaires pour faire respecter sans délai les obligations découlant des §§ 1er, 2, [2 2/1, 2/2,]2 3 et 4.
Art. 4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    § 1. Ieder persoon die een dier houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, moet de nodige maatregelen nemen om het dier een in overeenstemming met zijn aard, zijn fysiologische en ethologische behoeften, zijn gezondheidstoestand en zijn graad van ontwikkeling, aanpassing of domestikatie, aangepaste voeding, verzorging en huisvesting te verschaffen.
  § 2. [3 Niemand mag de bewegingsvrijheid van een dier zodanig inperken dat het aan vermijdbare pijnen, fysiek of mentaal lijden en letsels wordt blootgesteld.
   Het is verboden:
   1° een dier voortdurend of gewoonlijk of langer dan noodzakelijk vast te maken;
   2° een dier gewoonlijk in een voertuig te houden, behalve wanneer het een wooncaravan betreft;
   3° een nutsdier in een kooi te fokken.
   Behalve in erkende dierenasielen is het verboden om een hond, een kat of een konijn in een beperkte ruimte binnen of buiten op een doorlopende manier of gewoonlijk of langer dan nodig op te sluiten.
   Wanneer een dier is vastgebonden of opgesloten, beschikt het over zijn bewegingsvrijheid. Het bevestigingselement kan aangepast worden en mag in geen geval leiden tot pijn, lijden, verwondingen of de dood van het dier.
   Wanneer een dier is opgesloten, beschikt het over voldoende vrije ruimte om recht te staan, zijdelings te liggen en zich om te draaien.
   Op bevel van de dierenarts kan van paragraaf 2, tweede, derde, vierde en vijfde leden worden afgeweken. Het attest van de dierenarts vermeldt de redenen en de duur van de afwijking en wordt door de verantwoordelijke van het dier voorgelegd op vraag van de overheden bedoeld in artikel 34, § 1 of van leden van het operationele kader van de lokale en federale politie. Indien de verantwoordelijke het attest niet onmiddellijk kan voorleggen, beschikt hij over een termijn van 48 uur om dit aan de verzoekende autoriteit te bezorgen.
   De regering kan:
   1° aanvullende regels vaststellen met betrekking tot de bewegingsvrijheid van verschillende diersoorten en categorieën;
   2° bepaalde methodes verbieden die de bewegingsvrijheid van een dier inperken.]3

  [1 § 2/1. De paardachtigen die buiten worden gehouden, kunnen opgestald worden of, indien dit niet het geval is, beschikken over een natuurlijke beschutting of een schuilhok.]1
  § 3. De verlichting, de temperatuur, de vochtigheidsgraad, de verluchting, de luchtcirculatie en de overige milieuvoorwaarden van het verblijf der dieren moeten overeenstemmen met de fysiologische en ethologische behoeften van de soort.
  § 4. Ter uitvoering van §§ 2 en 3, en onverminderd de bepalingen van hoofdstuk VIII kan de Koning voor de verschillende soorten en categorieën van dieren nadere regelen stellen.
  § 5. De [2 in artikel 34 bedoelde personeelsleden]2 zijn gemachtigd de nodige maatregelen te treffen of op te leggen om de verplichtingen voortvloeiend uit de § § 1, 2, 3 en 4 onverwijld te doen naleven.
Art. 4 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
   § 1. Toute personne qui détient un animal, qui en prend soin ou doit en prendre soin, doit prendre les mesures nécessaires afin de procurer à l'animal une alimentation, des soins et un logement qui conviennent à sa nature, à ses besoins physiologiques et éthologiques, à son état de santé et à son degré de développement, d'adaptation ou de domestication.
  § 2. [3 Nul ne peut réduire la liberté de mouvement d'un animal au point de l'exposer à des douleurs, des souffrances physiques ou mentales ou des lésions évitables.
   Il est interdit:
   1° d'attacher un animal de manière continue ou habituelle ou qui excède ce qui est nécessaire;
   2° de détenir habituellement un animal dans un véhicule sauf s'il s'agit d'une caravane résidentielle;
   3° d'élever un animal de rente dans une cage.
   En dehors des refuges agréés pour animaux, il est interdit d'enfermer un chien, un chat ou un lapin dans un espace restreint, à l'intérieur ou à l'extérieur, de manière continue ou habituelle ou qui excède ce qui est nécessaire.
   Lorsqu'un animal est attaché ou enfermé, il dispose de sa liberté de mouvement. L'attache est ajustable et ne peut en aucun cas être susceptible d'entrainer des douleurs, des souffrances, des lésions ou la mort de l'animal.
   Lorsqu'un animal est enfermé, il dispose de suffisamment d'espace libre pour se lever, se coucher en position latérale et se retourner.
   Sur instruction vétérinaire, il peut être dérogé au paragraphe 2, alinéas 2, 3, 4 et 5. Le certificat vétérinaire précise les motifs et la durée de la dérogation et est présenté par le responsable de l'animal sur demande des autorités visées à l'article 34, § 1er ou des membres du cadre opérationnel de la police locale et fédérale. Si le responsable est dans l'impossibilité de fournir le certificat immédiatement, il dispose d'un délai de 48 heures pour le transmettre à l'autorité demanderesse.
   Le Gouvernement peut:
   1° arrêter des règles complémentaires relatives à la liberté de mouvement des différentes espèces et catégories d'animaux;
   2° interdire certaines méthodes réduisant la liberté de mouvement d'un animal. ]3

  [1 § 2/1. Les équidés qui sont détenus à l'extérieur peuvent être rentrés dans une écurie ou, à défaut, disposent d'un abri naturel ou artificiel.]1
  § 3. L'éclairage, la température, le degré d'humidité, la ventilation, la circulation d'air et les autres conditions ambiantes du logement des animaux doivent être conformes aux besoins physiologiques et éthologiques de l'espèce.
  § 4. En exécution des §§ 2 et à et sans préjudice des dispositions du chapitre VIII, le Roi peut arrêter des règles complémentaires pour les différentes espèces et catégories d'animaux.
  § 5. Les [2 agents visés à l'article 34]2 sont habilités à prendre ou à imposer les mesures nécessaires pour faire respecter sans délai les obligations découlant des §§ 1er, 2, 3 et 4.
Art.5. § 1. (Onverminderd de wetgeving op de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven is voor de uitbating van hondenkwekerijen, kattenkwekerijen, dierenasielen, dierenpensions, handelszaken voor dieren, markten en dierentuinen een erkenning vereist van (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) ofwel van de overheden die de Koning aanwijst) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  [1 De gegevens van de in toepassing van het voorgaande lid erkende inrichting worden openbaar gemaakt.]1
  § 2. De Koning stelt, afhankelijk van de aard van de inrichting, van de gehouden diersoorten en van het aantal gehouden dieren, de voorwaarden vast van de erkenning van de in § 1 bedoelde inrichtingen, met betrekking tot hun aanleg en uitrusting, de hygiëne, veiligheid en identificatie der dieren, evenals de diergeneeskundige controle en begeleiding.
  De Koning kan voor de erkenning van (dierentuinen) die voorwaarden vaststellen op advies van een door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) opgericht comité van deskundigen. <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  (De Koning kan bekwaamheidsvoorwaarden opleggen voor personen die dieren houden en verzorgen in de in § 1 vermelde instellingen.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 3. Voor alle erkenningen wordt door (de Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu), al dan niet door deskundigen bijgestaan, (of naar gelang van het geval, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen,) op kosten van de verzoekers vooraf een onderzoek ingesteld. <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  ((De Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) stelt, al dan niet bijgestaan door deskundigen, (of naar gelang van het geval, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen,) voor elke erkenning vooraf een onderzoek in. De kosten voortvloeiend uit de erkenning zijn, dierenasielen uitgezonderd, ten laste van de verzoekers. De Koning stelt de bedragen van deze kosten vast.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  § 4. (Wanneer een van de in artikel 42 bedoelde maatregelen wordt genomen in een in § 1 bedoelde inrichting, brengt de Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu daar onverwijld verslag over uit aan de minister die bevoegd is voor het welzijn der dieren. Dat verslag hoeft niet te worden opgemaakt als de Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu besluit tot de teruggave tegen waarborgsom.
  De Minister kan de erkenning van de inrichting intrekken. Dat brengt voor de eigenaar of de houder die de betrokken inrichting beheert en er een direct toezicht uitoefent op de dieren, gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd of definitief het verbod met zich om een nieuwe erkenning aan te vragen. Bovendien mag deze laatste gedurende de betrokken periode geen inrichting bedoeld in artikel 5, § 1, beheren noch er een direct toezicht uitoefenen op de dieren.) <HERSTELD bij W 2004-06-23/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 13-11-2004>
  
Art.5. § 1. (Sans préjudice de la législation sur les établissements dangereux, insalubres et incommodes, l'exploitation d'élevages de chiens, de chats, de refuges pour animaux, de pensions et d'établissements commerciaux pour animaux, de marchés et parcs zoologiques est soumise à l'agrément du (ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) ou des autorités désignées par le Roi.) <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995> <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  [1 Les données de l'établissement agréé en application de l'alinéa précédent sont rendues publiques.]1
  § 2. Le Roi fixe les conditions d'agréation des établissements visés au § 1er, en fonction de la nature de l'établissement, des espèces animales détenues et de leur nombre. Ces conditions concernent leur équipement et aménagement, l'hygiène, la sécurité et l'identification des animaux, ainsi que le contrôle et la guidance vétérinaire.
  Le Roi peut pour l'agréation de (parcs zoologiques), fixer ces conditions sur avis d'un comité d'experts créé par (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions). <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995> <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  (Le Roi peut imposer des conditions de compétence aux personnes qui détiennent et soignent des animaux dans les établissements visés au § 1er.) <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  § 3. Pour toutes les agréations (le Service Bien-être animal du Service Public Fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement), assisté ou non d'experts, (ou l'Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire selon le cas,) procède préalablement à une enquête aux frais des demandeurs. <AR 2001-02-22/33, art. 20, 005; En vigueur : 01-01-2003> <L 2003-12-22/42, art. 225, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  ((Le Service Bien-être animal du Service Public Fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement), assisté ou non d'experts, (ou l'Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire selon le cas,) procède à une enquête avant tout agrément. Les frais afférents à l'agrément sont à la charge des demandeurs à l'exception des refuges pour animaux. Le Roi fixe les montants de ces frais.) <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995> <AR 2001-02-22/33, art. 20, 005; En vigueur : 01-01-2003> <L 2003-12-22/42, art. 225, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  § 4. (Lorsque l'une des mesures visées à l'article 42 est prise dans un établissement visé au § 1er, le Service Bien-être animal du Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la chaîne alimentaire et Environnement en fait rapport sans délai au ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions. Ce rapport ne doit pas être fait si le Service Bien-être animal du Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement décide la restitution sous caution.
  Le ministre peut prononcer le retrait de l'agrément accordé à l'établissement. Ce retrait entraîne, pour le propriétaire ou le détenteur qui gère l'établissement concerné et y exerce une surveillance directe des animaux, l'interdiction de solliciter un nouvel agrément pendant une durée déterminée, indéterminée ou définitivement. En outre, ce dernier ne pourra pas, pendant la période en question, gérer un établissement visé à l'article 5, § 1er, ou y exercer une surveillance directe des animaux.)
  
Art. 5_VLAAMS_GEWEST.    § 1. (Onverminderd de wetgeving op de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven is voor de uitbating van hondenkwekerijen, kattenkwekerijen, dierenasielen, dierenpensions, handelszaken voor dieren, markten en dierentuinen een erkenning vereist van [2 de Vlaamse Regering]2 [2 ...]2) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  [1 De gegevens van de in toepassing van het voorgaande lid erkende inrichting worden openbaar gemaakt.]1
  § 2. De [2 Vlaamse Regering]2 stelt, afhankelijk van de aard van de inrichting, van de gehouden diersoorten en van het aantal gehouden dieren, de voorwaarden vast van de erkenning van de in § 1 bedoelde inrichtingen, met betrekking tot hun aanleg en uitrusting, de hygiëne, veiligheid en identificatie der dieren, [3 het kweken van dieren,]3 evenals de diergeneeskundige controle en begeleiding.
  De [2 Vlaamse Regering]2 kan voor de erkenning van (dierentuinen) die voorwaarden vaststellen op advies van een door [2 haar]2 opgericht comité van deskundigen. <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  (De [2 Vlaamse Regering]2 kan bekwaamheidsvoorwaarden opleggen voor personen die dieren houden en verzorgen in de in § 1 vermelde instellingen.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 3. [2 ...]2
  ([2 De Dienst]2 stelt, al dan niet bijgestaan door deskundigen, [2 ...]2 voor elke erkenning vooraf een onderzoek in. De kosten voortvloeiend uit de erkenning zijn, dierenasielen uitgezonderd, ten laste van de verzoekers. De [2 Vlaamse Regering]2 stelt de bedragen van deze kosten vast.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 4. ([2 ...]2
  [2 De Vlaamse Regering]2 kan de erkenning van de inrichting intrekken. Dat brengt voor de eigenaar of de houder die de betrokken inrichting beheert en er een direct toezicht uitoefent op de dieren, gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd of definitief het verbod met zich om een nieuwe erkenning aan te vragen. Bovendien mag deze laatste gedurende de betrokken periode geen inrichting bedoeld in artikel 5, § 1, beheren noch er een direct toezicht uitoefenen op de dieren.) <HERSTELD bij W 2004-06-23/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 13-11-2004>
Art. 5 _REGION_FLAMANDE.
   § 1. (Sans préjudice de la législation sur les établissements dangereux, insalubres et incommodes, l'exploitation d'élevages de chiens, de chats, de refuges pour animaux, de pensions et d'établissements commerciaux pour animaux, de marchés et parcs zoologiques est soumise à l'agrément du [2 Gouvernement flamand]2 [2 ...]2) <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  [1 Les données de l'établissement agréé en application de l'alinéa précédent sont rendues publiques.]1
  § 2. Le [2 Gouvernement flamand]2 fixe les conditions d'agréation des établissements visés au § 1er, en fonction de la nature de l'établissement, des espèces animales détenues et de leur nombre. Ces conditions concernent leur équipement et aménagement, l'hygiène, la sécurité et l'identification des animaux, [3 l'élevage d'animaux,]3 ainsi que le contrôle et la guidance vétérinaire.
  Le [2 Gouvernement flamand]2 peut pour l'agréation de (parcs zoologiques), fixer ces conditions sur avis d'un comité d'experts créé par [2 lui]2. <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  (Le [2 Gouvernement flamand]2 peut imposer des conditions de compétence aux personnes qui détiennent et soignent des animaux dans les établissements visés au § 1er.) <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  § 3. [2 ...]2
  ([2 Le Service]2, assisté ou non d'experts, [2 ...]2 procède à une enquête avant tout agrément. Les frais afférents à l'agrément sont à la charge des demandeurs à l'exception des refuges pour animaux. Le [2 Gouvernement flamand]2 fixe les montants de ces frais.) <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  § 4. ([2 ...]2
  [2 Le Gouvernement flamand]2 peut prononcer le retrait de l'agrément accordé à l'établissement. Ce retrait entraîne, pour le propriétaire ou le détenteur qui gère l'établissement concerné et y exerce une surveillance directe des animaux, l'interdiction de solliciter un nouvel agrément pendant une durée déterminée, indéterminée ou définitivement. En outre, ce dernier ne pourra pas, pendant la période en question, gérer un établissement visé à l'article 5, § 1er, ou y exercer une surveillance directe des animaux.)
Art. 5_WAALS_GEWEST.   § 1. (Onverminderd de wetgeving op de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven is voor de uitbating van hondenkwekerijen, kattenkwekerijen, dierenasielen, dierenpensions, handelszaken voor dieren, [2 dierenmarkten]2 en dierentuinen een erkenning vereist van (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) ofwel van de overheden die de Koning aanwijst) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  [1 De gegevens van de in toepassing van het voorgaande lid erkende inrichting worden openbaar gemaakt.]1
  § 2. De Koning stelt, afhankelijk van de aard van de inrichting, van de gehouden diersoorten en van het aantal gehouden dieren, de voorwaarden vast van de erkenning van de in § 1 bedoelde inrichtingen, met betrekking tot hun aanleg en uitrusting, de hygiëne, veiligheid en identificatie der dieren, evenals de diergeneeskundige controle en begeleiding.
  De Koning kan voor de erkenning van (dierentuinen) die voorwaarden vaststellen op advies van een door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) opgericht comité van deskundigen. <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  (De Koning kan bekwaamheidsvoorwaarden opleggen voor personen die dieren houden en verzorgen in de in § 1 vermelde instellingen.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 3. Voor alle erkenningen wordt door (de Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu), al dan niet door deskundigen bijgestaan, (of naar gelang van het geval, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen,) op kosten van de verzoekers vooraf een onderzoek ingesteld. <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  ((De Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) stelt, al dan niet bijgestaan door deskundigen, (of naar gelang van het geval, het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen,) voor elke erkenning vooraf een onderzoek in. De kosten voortvloeiend uit de erkenning zijn, dierenasielen uitgezonderd, ten laste van de verzoekers. De Koning stelt de bedragen van deze kosten vast.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  § 4. (Wanneer een van de in artikel 42 bedoelde maatregelen wordt genomen in een in § 1 bedoelde inrichting, brengt de Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu daar onverwijld verslag over uit aan de minister die bevoegd is voor het welzijn der dieren. Dat verslag hoeft niet te worden opgemaakt als de Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu besluit tot de teruggave tegen waarborgsom.
  De Minister kan de erkenning van de inrichting intrekken. Dat brengt voor de eigenaar of de houder die de betrokken inrichting beheert en er een direct toezicht uitoefent op de dieren, gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd of definitief het verbod met zich om een nieuwe erkenning aan te vragen. Bovendien mag deze laatste gedurende de betrokken periode geen inrichting bedoeld in artikel 5, § 1, beheren noch er een direct toezicht uitoefenen op de dieren.) <HERSTELD bij W 2004-06-23/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 13-11-2004>
  
Art. 5 _REGION_WALLONNE.
  § 1. (Sans préjudice de la législation sur les établissements dangereux, insalubres et incommodes, l'exploitation d'élevages de chiens, de chats, de refuges pour animaux, de pensions et d'établissements commerciaux pour animaux, de [2 marchés d'animaux]2 et parcs zoologiques est soumise à l'agrément du (ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) ou des autorités désignées par le Roi.) <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995> <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  [1 Les données de l'établissement agréé en application de l'alinéa précédent sont rendues publiques.]1
  § 2. Le Roi fixe les conditions d'agréation des établissements visés au § 1er, en fonction de la nature de l'établissement, des espèces animales détenues et de leur nombre. Ces conditions concernent leur équipement et aménagement, l'hygiène, la sécurité et l'identification des animaux, ainsi que le contrôle et la guidance vétérinaire.
  Le Roi peut pour l'agréation de (parcs zoologiques), fixer ces conditions sur avis d'un comité d'experts créé par (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions). <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995> <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  (Le Roi peut imposer des conditions de compétence aux personnes qui détiennent et soignent des animaux dans les établissements visés au § 1er.) <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  § 3. Pour toutes les agréations (le Service Bien-être animal du Service Public Fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement), assisté ou non d'experts, (ou l'Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire selon le cas,) procède préalablement à une enquête aux frais des demandeurs. <AR 2001-02-22/33, art. 20, 005; En vigueur : 01-01-2003> <L 2003-12-22/42, art. 225, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  ((Le Service Bien-être animal du Service Public Fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement), assisté ou non d'experts, (ou l'Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire selon le cas,) procède à une enquête avant tout agrément. Les frais afférents à l'agrément sont à la charge des demandeurs à l'exception des refuges pour animaux. Le Roi fixe les montants de ces frais.) <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995> <AR 2001-02-22/33, art. 20, 005; En vigueur : 01-01-2003> <L 2003-12-22/42, art. 225, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  § 4. (Lorsque l'une des mesures visées à l'article 42 est prise dans un établissement visé au § 1er, le Service Bien-être animal du Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la chaîne alimentaire et Environnement en fait rapport sans délai au ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions. Ce rapport ne doit pas être fait si le Service Bien-être animal du Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement décide la restitution sous caution.
  Le ministre peut prononcer le retrait de l'agrément accordé à l'établissement. Ce retrait entraîne, pour le propriétaire ou le détenteur qui gère l'établissement concerné et y exerce une surveillance directe des animaux, l'interdiction de solliciter un nouvel agrément pendant une durée déterminée, indéterminée ou définitivement. En outre, ce dernier ne pourra pas, pendant la période en question, gérer un établissement visé à l'article 5, § 1er, ou y exercer une surveillance directe des animaux.)
Art. 5_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    § 1. (Onverminderd de wetgeving op de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven is voor de uitbating van hondenkwekerijen, kattenkwekerijen, dierenasielen, dierenpensions, handelszaken voor dieren, markten en dierentuinen een erkenning vereist van (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) ofwel van de overheden die de Koning aanwijst) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  [1 De gegevens van de in toepassing van het voorgaande lid erkende inrichting worden openbaar gemaakt.]1
  § 2. [4 De Regering stelt de voorwaarden en de nadere regels vast voor het toekennen, het behouden, het vernieuwen, het opschorten en het intrekken van de erkenning als bedoeld in § 1, afhankelijk van de aard van de inrichting, van de gehouden diersoorten en van het aantal gehouden diere ]4.
  De Koning kan voor de erkenning van (dierentuinen) die voorwaarden vaststellen op advies van een door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) opgericht comité van deskundigen. <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  (De Koning kan bekwaamheidsvoorwaarden opleggen voor personen die dieren houden en verzorgen in de in § 1 vermelde instellingen.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 3. Voor alle erkenningen wordt door [3 het Instituut]3 op kosten van de verzoekers vooraf een onderzoek ingesteld. <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  ([3 Het Instituut]3 stelt [3 ...]3) voor elke erkenning vooraf een onderzoek in. De kosten voortvloeiend uit de erkenning zijn, dierenasielen uitgezonderd, ten laste van de verzoekers. De Koning stelt de bedragen van deze kosten vast.) <W 1995-05-04/40, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  § 4. (Wanneer een van de in [3 artikel 34quater]3 bedoelde maatregelen wordt genomen in een in § 1 bedoelde inrichting, brengt [3 het Instituut]3 daar onverwijld verslag over uit aan de minister die bevoegd is voor het welzijn der dieren. Dat verslag hoeft niet te worden opgemaakt als [3 het Instituut]3 besluit tot de teruggave tegen waarborgsom.
  De [5 minister die bevoegd is voor Dierenwelzijn]5 kan de erkenning van de inrichting intrekken. Dat brengt voor de eigenaar of de houder die de betrokken inrichting beheert en er een direct toezicht uitoefent op de dieren, gedurende een bepaalde of onbepaalde tijd of definitief het verbod met zich om een nieuwe erkenning aan te vragen. Bovendien mag deze laatste gedurende de betrokken periode geen inrichting bedoeld in artikel 5, § 1, beheren noch er een direct toezicht uitoefenen op de dieren.) <HERSTELD bij W 2004-06-23/44, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 13-11-2004>
Art. 5 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
   § 1. (Sans préjudice de la législation sur les établissements dangereux, insalubres et incommodes, l'exploitation d'élevages de chiens, de chats, de refuges pour animaux, de pensions et d'établissements commerciaux pour animaux, de marchés d'animaux et parcs zoologiques est soumise à l'agrément du (ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) ou des autorités désignées par le Roi.) <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995> <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  [1 Les données de l'établissement agréé en application de l'alinéa précédent sont rendues publiques.]1
  § 2. [4 Le Gouvernement fixe les conditions et modalités d'octroi, de maintien, de renouvellement, de suspension et de retrait de l'agrément visé au § 1er, en fonction de la nature de l'établissement, des espèces animales détenues et de leur nombre]4.
  Le Roi peut pour l'agréation de (parcs zoologiques), fixer ces conditions sur avis d'un comité d'experts créé par (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions). <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995> <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  (Le Roi peut imposer des conditions de compétence aux personnes qui détiennent et soignent des animaux dans les établissements visés au § 1er.) <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  § 3. Pour toutes les agréations [3 l'Institut]3 procède préalablement à une enquête aux frais des demandeurs. <AR 2001-02-22/33, art. 20, 005; En vigueur : 01-01-2003> <L 2003-12-22/42, art. 225, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  ([3 L'Institut]3 procède à une enquête avant tout agrément. Les frais afférents à l'agrément sont à la charge des demandeurs à l'exception des refuges pour animaux. Le Roi fixe les montants de ces frais.) <L 1995-05-04/40, art. 4, 004; En vigueur : 01-09-1995> <AR 2001-02-22/33, art. 20, 005; En vigueur : 01-01-2003> <L 2003-12-22/42, art. 225, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  § 4. (Lorsque l'une des mesures visées à l'[3 article 34quater]3 est prise dans un établissement visé au § 1er, [3 l'Institut]3 en fait rapport sans délai au ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions. Ce rapport ne doit pas être fait si [3 l'Institut]3 décide la restitution sous caution.
  Le[5 ministre qui a le bien-être animal dans ses attributions]5 peut prononcer le retrait de l'agrément accordé à l'établissement. Ce retrait entraîne, pour le propriétaire ou le détenteur qui gère l'établissement concerné et y exerce une surveillance directe des animaux, l'interdiction de solliciter un nouvel agrément pendant une durée déterminée, indéterminée ou définitivement. En outre, ce dernier ne pourra pas, pendant la période en question, gérer un établissement visé à l'article 5, § 1er, ou y exercer une surveillance directe des animaux.)
Art. 5bis_VLAAMS_GEWEST.   [1 Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Vlaamse Regering subsidies verlenen aan de dierenasielen die zijn erkend overeenkomstig artikel 5, § 1.   De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels.]1
  
Art. 5bis _REGION_FLAMANDE.   [1 Dans les limites des crédits budgétaires, le Gouvernement flamand peut octroyer des subventions aux refuges pour animaux qui sont agréés conformément à l'article 5, § 1er.   Le Gouvernement flamand arrête les modalités.]1
  
Art.6. (§ 1.) De Koning kan, al naargelang van de categorieën en soorten der tentoongestelde dieren, maatregelen voorschrijven om hun welzijn tijdens tentoonstellingen te verzekeren. <W 1995-05-04/40, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  (§ 2. De Koning kan maatregelen voorschrijven tot het waarborgen van het welzijn van dieren die tot vermaak van het publiek worden gebruikt [1 ...]1 op kermissen, wedstrijden en bij andere gelegenheden. Hij kan bovendien bekwaamheidsvoorwaarden opleggen voor de personen die de bedoelde dieren houden en verzorgen.
  § 3. Hij kan de wijze bepalen waarop de organisatoren van wedstrijden en hun aangestelden alsmede de personen aangewezen door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn), met de door Hem aangewezen overheidspersonen samenwerken om de controle van deze wedstrijden, in het bijzonder de maatregelen bedoeld in § 2 en op het gebruik van de stoffen bedoeld in artikel 36, 2°, te organiseren.) <W 1995-05-04/40, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  
Art.6. (§ 1.) Le Roi peut, selon les catégories et les espèces d'animaux exposés, prescrire des mesures pour assurer leur bien-être pendant les expositions. <L 1995-05-04/40, art. 5, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  (§ 2. Le Roi peut prescrire des mesures visant à assurer le bien-être des animaux utilisés pour distraire le public dans les [1 ...]1 fêtes foraines, concours et en d'autres circonstances. Il peut en outre imposer des conditions de compétence aux personnes qui détiennent ou soignent les animaux visés.
  § 3. Il peut déterminer les règles selon lesquelles les organisateurs et leurs préposés, ainsi que les personnes désignées par (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions), collaborent avec les agents de l'autorité qu'il désigne dans le but d'organiser le contrôle de ces concours, notamment pour ce qui est des mesures visées au § 2 et de l'emploi des substances visées à l'article 36, 2°.) <L 1995-05-04/40, art. 5, 004; En vigueur : 01-09-1995> <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  
Art. 6_VLAAMS_GEWEST.    (§ 1.) De [2 Vlaamse Regering]2 kan, al naargelang van de categorieën en soorten der tentoongestelde dieren, maatregelen voorschrijven om hun welzijn tijdens tentoonstellingen te verzekeren. <W 1995-05-04/40, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  (§ 2. De [2 Vlaamse Regering]2 kan maatregelen voorschrijven tot het waarborgen van het welzijn van dieren die tot vermaak van het publiek worden gebruikt [1 ...]1 op kermissen, wedstrijden en bij andere gelegenheden. [2 De Vlaamse Regering]2 kan bovendien bekwaamheidsvoorwaarden opleggen voor de personen die de bedoelde dieren houden en verzorgen.  § 3. [2 De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop de organisatoren van wedstrijden en de door hen aangestelden met de door de Vlaamse Regering aangewezen personen samenwerken]2 om de controle van deze wedstrijden, in het bijzonder de maatregelen bedoeld in § 2 en op het gebruik van de stoffen bedoeld in artikel 36, 2°, te organiseren.) <W 1995-05-04/40, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  
Art. 6 _REGION_FLAMANDE.    (§ 1.) Le [2 Gouvernement flamand]2 peut, selon les catégories et les espèces d'animaux exposés, prescrire des mesures pour assurer leur bien-être pendant les expositions. <L 1995-05-04/40, art. 5, 004; En vigueur : 01-09-1995>  (§ 2. Le [2 Gouvernement flamand]2 peut prescrire des mesures visant à assurer le bien-être des animaux utilisés pour distraire le public dans les [1 ...]1 fêtes foraines, concours et en d'autres circonstances. [2 Le Gouvernement flamand]2 peut en outre imposer des conditions de compétence aux personnes qui détiennent ou soignent les animaux visés.  § 3. [2 Le Gouvernement flamand peut arrêter le mode dont les organisateurs de concours et leurs préposés collaborent avec les personnes désignées par le Gouvernement flamand]2 dans le but d'organiser le contrôle de ces concours, notamment pour ce qui est des mesures visées au § 2 et de l'emploi des substances visées à l'article 36, 2°.) <L 1995-05-04/40, art. 5, 004; En vigueur : 01-09-1995> <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>  
Art. 6_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    (§ 1.) De Koning kan, al naargelang van de categorieën en soorten der tentoongestelde dieren, maatregelen voorschrijven om hun welzijn tijdens tentoonstellingen te verzekeren. <W 1995-05-04/40, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  (§ 2. De Koning kan maatregelen voorschrijven tot het waarborgen van het welzijn van dieren die tot vermaak van het publiek worden gebruikt [1 ...]1 op kermissen, wedstrijden en bij andere gelegenheden. Hij kan bovendien bekwaamheidsvoorwaarden opleggen voor de personen die de bedoelde dieren houden en verzorgen.  § 3. Hij kan de wijze bepalen waarop de organisatoren van wedstrijden en hun aangestelden alsmede de personen aangewezen door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn), met de [2 in artikel 34 bedoelde personeelsleden]2 samenwerken om de controle van deze wedstrijden, in het bijzonder de maatregelen bedoeld in § 2 en op het gebruik van de stoffen bedoeld in artikel 36, 2°, te organiseren.) <W 1995-05-04/40, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  
Art. 6 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.    (§ 1.) Le Roi peut, selon les catégories et les espèces d'animaux exposés, prescrire des mesures pour assurer leur bien-être pendant les expositions. <L 1995-05-04/40, art. 5, 004; En vigueur : 01-09-1995>  (§ 2. Le Roi peut prescrire des mesures visant à assurer le bien-être des animaux utilisés pour distraire le public dans les [1 ...]1 fêtes foraines, concours et en d'autres circonstances. Il peut en outre imposer des conditions de compétence aux personnes qui détiennent ou soignent les animaux visés.  § 3. Il peut déterminer les règles selon lesquelles les organisateurs et leurs préposés, ainsi que les personnes désignées par (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions), collaborent avec les [2 agents visés à l'article 34]2 dans le but d'organiser le contrôle de ces concours, notamment pour ce qui est des mesures visées au § 2 et de l'emploi des substances visées à l'article 36, 2°.) <L 1995-05-04/40, art. 5, 004; En vigueur : 01-09-1995> <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>  
Art. 6bis. [1 § 1. In afwijking van artikel 3bis zijn het houden en het gebruik van dieren in circussen en rondreizende tentoonstellingen verboden.
   § 2. De Koning stelt de lijst vast van gedomesticeerde dieren die, in afwijking van § 1, gehouden en gebruikt kunnen worden in circussen en rondreizende tentoonstellingen. Hij bepaalt de voorwaarden voor de vrijwaring van het welzijn van deze dieren. Deze voorwaarden hebben betrekking op de administratieve en technische voorwaarden aangaande de identificatie van de dieren en hun eigenaar, de diergeneeskundige begeleiding, de verzorging, de huisvesting, het vervoer en de vaccinatiestatus van de dieren, de omgang met de dieren, het aantal en de bekwaamheid van het personeel en de standplaatsen.]1

  
Art. 6bis. [1 § 1. Par dérogation à l'article 3bis, la détention et l'utilisation d'animaux dans les cirques et les expositions itinérantes sont interdites.
   § 2. Le Roi fixe la liste des animaux domestiques qui, par dérogation au § 1er, peuvent être détenus et utilisés dans les cirques et les expositions itinérantes. Il fixe les conditions pour la préservation du bien-être de ces animaux. Ces conditions portent sur les conditions administratives et techniques concernant l'identification des animaux et de leurs propriétaires, la guidance vétérinaire, les soins, l'hébergement, le transport et le statut vaccinal des animaux, la manipulation des animaux, le nombre et la compétence du personnel et les emplacements.]1

  
Art. 6bis_VLAAMS_GEWEST.    [1 § 1. In afwijking van artikel 3bis zijn het houden en het gebruik van dieren in circussen en rondreizende tentoonstellingen verboden.   § 2. De [2 Vlaamse Regering]2 stelt de lijst vast van gedomesticeerde dieren die, in afwijking van § 1, gehouden en gebruikt kunnen worden in circussen en rondreizende tentoonstellingen. [2 De Vlaamse Regering]2 bepaalt de voorwaarden voor de vrijwaring van het welzijn van deze dieren. Deze voorwaarden hebben betrekking op de administratieve en technische voorwaarden aangaande de identificatie van de dieren en hun eigenaar, de diergeneeskundige begeleiding, de verzorging, de huisvesting, het vervoer en de vaccinatiestatus van de dieren, de omgang met de dieren, het aantal en de bekwaamheid van het personeel en de standplaatsen.]1  
Art. 6bis _REGION_FLAMANDE.    [1 § 1. Par dérogation à l'article 3bis, la détention et l'utilisation d'animaux dans les cirques et les expositions itinérantes sont interdites.   § 2. Le [2 Gouvernement flamand]2 fixe la liste des animaux domestiques qui, par dérogation au § 1er, peuvent être détenus et utilisés dans les cirques et les expositions itinérantes. [2 Le Gouvernement flamand]2 fixe les conditions pour la préservation du bien-être de ces animaux. Ces conditions portent sur les conditions administratives et techniques concernant l'identification des animaux et de leurs propriétaires, la guidance vétérinaire, les soins, l'hébergement, le transport et le statut vaccinal des animaux, la manipulation des animaux, le nombre et la compétence du personnel et les emplacements.]1  
Art. 6ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Het is verboden om in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest attracties waarin paardachtigen worden gebruikt om het publiek te vermaken uit te baten of te organiseren.
   De in het eerste lid bedoelde attracties zijn de volgende :
   1° de carrousel ;
   2° het ritje.]1

  
Art. 6ter _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
  [1 Il est interdit d'exploiter ou d'organiser en Région de Bruxelles-Capitale des attractions utilisant des équidés pour le divertissement du public.
   Les attractions visées à l'alinéa 1er sont les suivantes :
   1° le carrousel ;
   2° la promenade.]1

  
Art. 6ter_VLAAMS_GEWEST. [1 In dit artikel wordt verstaan onder:
   1° kermisattractie: een installatie bestemd voor vermaak of ontspanning, ter voortbeweging van personen, gebruikt op kermissen en aanverwante evenementen;
   2° paardencarrousel: een kermisattractie die bestaat uit een mobiele piste waar paardachtigen bereden kunnen worden door publiek en op monotone wijze ronddraaien op een beperkte oppervlakte;
   3° verantwoordelijke van een paardencarrousel: de eigenaar van de paardencarrousel.
   Het is verboden paardachtigen te gebruiken in een paardencarrousel.
   Verantwoordelijken van een paardencarrousel registreren zich. De Vlaamse Regering bepaalt daarvoor de procedure.
   De Vlaamse Regering bepaalt de procedure en de voorwaarden om een premie toe te kennen aan de verantwoordelijke van een paardencarrousel.]1

  
Art. 6ter _REGION_FLAMANDE.
  [1 Dans le présent article, il faut entendre par :
   1° attraction foraine : une installation à des fins d'amusement ou de détente pour la propulsion de personnes, utilisée dans les foires et événements similaires ;
   2° hippodrome : une attraction foraine composée d'une piste mobile où les équidés peuvent être chevauchés par le public et tournent de manière monotone dans une superficie réduite ;
   3° responsable d'un hippodrome : le propriétaire de l'hippodrome.
   Il est interdit d'utiliser des équidés dans un hippodrome.
   Les responsables d'un hippodrome s'enregistrent. Le Gouvernement flamand fixe la procédure à suivre à cet effet.
   Le Gouvernement flamand arrête la procédure et les conditions d'octroi d'une prime au responsable d'un hippodrome.]1

  
Art.7. <W 2003-12-22/42, art. 226, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004> De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, maatregelen treffen voor het identificeren en registreren van honden en katten evenals voor het vermijden van overbevolking bij deze diersoorten. Hij bepaalt het tarief van de retributies voor de identificatie en registratie van honden en katten, die ten laste komen van de eigenaar of verantwoordelijke van het dier. [1 Voor wat betreft de registratie van honden wordt de retributie voor de initiële registratie verhoogd met een bijdrage van vier euro die eveneens ten laste komt van de eigenaar of verantwoordelijke van het dier. De Koning bepaalt de wijze waarop de retributies en de bijdrage geïnd worden.]1
  
Art.7. <L 2003-12-22/42, art. 226, 006; En vigueur : 10-01-2004> Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, prendre des mesures pour identifier et enregistrer les chiens et les chats ainsi que pour éviter la surpopulation de ces espèces animales. Il détermine le tarif des redevances pour l'identification et l'enregistrement des chiens et chats, qui sont à la charge du propriétaire ou du responsable de l'animal. [1 En ce qui concerne l'enregistrement des chiens, la redevance pour l'enregistrement initial est augmentée d'une contribution de quatre euros qui est également à la charge du propriétaire ou du responsable de l'animal. Le Roi détermine les modalités de perception des redevances et de la contribution.]1
  
Art. 7_WAALS_GEWEST.    <W 2003-12-22/42, art. 226, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004> De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, maatregelen treffen voor het identificeren en registreren van honden en katten evenals voor het vermijden van overbevolking bij deze diersoorten. Hij bepaalt het tarief van de retributies voor de identificatie en registratie van honden en katten, die ten laste komen van de eigenaar of verantwoordelijke van het dier. [1 Voor wat betreft de registratie van honden wordt de retributie voor de initiële registratie verhoogd met een bijdrage van vier euro die eveneens ten laste komt van de eigenaar of verantwoordelijke van het dier. De Koning bepaalt de wijze waarop de retributies en de bijdrage geïnd worden.]1  [2 Wanneer een dier geïdentificeerd en geregistreerd wordt, wordt de persoon voor wie is meegedeeld dat hij verantwoordelijk is voor het dier, geacht de eigenaar ervan te zijn. Dit vermoeden is weerlegbaar door alle rechtsmiddelen.]2  
Art. 7 _REGION_WALLONNE.    <L 2003-12-22/42, art. 226, 006; En vigueur : 10-01-2004> Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, prendre des mesures pour identifier et enregistrer les chiens et les chats ainsi que pour éviter la surpopulation de ces espèces animales. Il détermine le tarif des redevances pour l'identification et l'enregistrement des chiens et chats, qui sont à la charge du propriétaire ou du responsable de l'animal. [1 En ce qui concerne l'enregistrement des chiens, la redevance pour l'enregistrement initial est augmentée d'une contribution de quatre euros qui est également à la charge du propriétaire ou du responsable de l'animal. Le Roi détermine les modalités de perception des redevances et de la contribution.]1  [2 Lorsqu'un animal est identifié et enregistré, la personne renseignée comme responsable de l'animal est présumée en être le propriétaire. Cette présomption peut être renversée par toute voie de droit.]2  
Art. 7_VLAAMS_GEWEST.    <W 2003-12-22/42, art. 226, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004> [2 De Vlaamse Regering kan]2 maatregelen treffen voor het identificeren en registreren van honden en katten evenals voor het vermijden van overbevolking bij deze diersoorten. [2 De Vlaamse Regering]2 bepaalt het tarief van de retributies voor de identificatie en registratie van honden en katten, die ten laste komen van de eigenaar of verantwoordelijke van het dier. [1 Voor wat betreft de registratie van honden wordt de retributie voor de initiële registratie verhoogd met een bijdrage van vier euro die eveneens ten laste komt van de eigenaar of verantwoordelijke van het dier. [2 De Vlaamse Regering]2 bepaalt de wijze waarop de retributies en de bijdrage geïnd worden.]1  
Art. 7 _REGION_FLAMANDE.    <L 2003-12-22/42, art. 226, 006; En vigueur : 10-01-2004> [2 Le Gouvernement flamand peut]2 prendre des mesures pour identifier et enregistrer les chiens et les chats ainsi que pour éviter la surpopulation de ces espèces animales. [2 Le Gouvernement flamand]2 détermine le tarif des redevances pour l'identification et l'enregistrement des chiens et chats, qui sont à la charge du propriétaire ou du responsable de l'animal. [1 En ce qui concerne l'enregistrement des chiens, la redevance pour l'enregistrement initial est augmentée d'une contribution de quatre euros qui est également à la charge du propriétaire ou du responsable de l'animal. [2 Le Gouvernement flamand détermine]2 les modalités de perception des redevances et de la contribution.]1  
Art.9. § 1. Ieder persoon die een zwervend, verloren of achtergelaten dier opvangt, is verplicht dit binnen de vier dagen toe te vertrouwen aan het gemeentebestuur van de plaats waar hij het dier heeft opgevangen of dat van zijn woonplaats.
  Het gemeentebestuur vertrouwt het dier zonder verwijl en naargelang van het geval, toe aan een persoon die het een behoorlijke verzorging en huisvesting verzekert, aan een dierenasiel (of dierentuin). <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  Het gemeentebestuur kan een dierenasiel aanwijzen, waaraan de dieren rechtstreeks kunnen worden toevertrouwd door hen die ze hebben opgevangen. Aan de in het eerste lid gestelde verplichting is voldaan wanneer het dier aan een door het gemeentebestuur aangewezen dierenasiel wordt toevertrouwd. Dat asiel stelt onmiddellijk het gemeentebestuur in kennis van de ontvangst van het dier.
  § 2. Het dier toevertrouwd aan een dierenasiel (of dierentuin) moet ten minste vijftien dagen na de besteding ter beschikking van de eigenaar worden gehouden. <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  Indien het dier door het gemeentebestuur of door het asiel toevertrouwd of afgestaan wordt aan een persoon, moet deze er zich toe verbinden het ten minste vijfenveertig dagen, te rekenen vanaf het ogenblik dat het aan het gemeentebestuur werd toevertrouwd, ter beschikking te houden van zijn vroegere eigenaar.
  (De in het tweede lid bedoelde termijn bedraagt vijftien dagen als het gaat om een hond.) <W 2007-03-01/60, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
  Na het verstrijken van die termijnen wordt de houder er van rechtswege eigenaar van.
  (De eigenaar van een zwervend, verloren of achtergelaten dier is vergoeding verschuldigd voor de opname, de verzorgings- en de hoedekosten ongeacht of de eigenaar het dier al of niet terugeist. De kosten worden teruggevorderd door het dierenasiel bedoeld in artikel 9, § 1, derde lid. Als het dier door de gemeente geplaatst werd bij een persoon, in een dierentuin of een ander asiel dan dat of die bedoeld in artikel 9, § 1, derde lid, dan zullen de kosten voor hun rekening worden teruggevorderd door het gemeentebestuur.) <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 3. (De in § 2 gestelde termijnen moeten niet in acht worden genomen wanneer een dierenarts oordeelt dat het dier moet worden gedood. In dit geval moeten de identificatiegegevens van het dier, aangevuld met de redenen van euthanasie bijgehouden worden ten behoeve van de vroegere eigenaar van het dier.) <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 4. Wanneer het dier niet besteed kan worden in de zin van § 1, 2e lid, kan de burgemeester beslissen het te laten doden overeenkomstig de richtlijnen van (de Dienst Dierenwelzijn van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu), onder dezelfde voorwaarden als bepaald in § 3. <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  Als het echter een slachtdier betreft, wordt er door de zorg van de Administratie van de Belasting over de toegevoegde waarde, der Registratie en Domeinen overgegaan tot de veiling ervan op de naastgelegen markt.
  De opbrengst van de verkoop wordt, na aftrek van de kosten van het gemeentebestuur en van de verkoop door datzelfde Bestuur begroot, in de Deposito- en Consignatiekas gestort.
  § 5. De eigenaar van het dier kan heen recht op vergoeding laten gelden.
Art.9. § 1. Toute personne qui recueille un animal errant, perdu ou abandonné est tenue de confier, dans les quatre jours, à l'administration communale de l'endroit où elle a trouvé l'animal ou de laquelle elle dépend.
  L'administration communale confie l'animal sans délai et, selon le cas, à une personne qui lui assure des soins et un logement appropriés, à un refuge pour animaux, (ou à un parc zoologique). <L 1995-05-04/40, art. 8, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  L'administration communale peut désigner un refuge pour animaux auquel les animaux peuvent être directement confiés par les personnes qui les ont recueillis. L'obligation visée à l'alinéa 1er est remplie dès lors que l'animal est remis à un refuge pour animaux désigné par l'administration communale. Le refuge informe immédiatement l'administration communale de la réception de l'animal.
  § 2. L'animal confié à un refuge pour animaux (ou à un parc zoologique) doit être tenu à la disposition du propriétaire pendant minimum quinze jours après le placement. <L 1995-05-04/40, art. 8, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  Au cas où l'animal est confié par l'administration communale ou par le refuge à une personne, celle-ci est obligée de le garder à la disposition de son propriétaire précédent au moins pendant quarante-cinq jours à dater du jour où il a été remis à l'autorité communale.
  (Le délai visé à l'alinéa 2 est de quinze jours lorsque l'animal est un chien.) <L 2007-03-01/60, art. 2, 010; En vigueur : 23-07-2007>
  Ces délais passés, le détenteur en devient propriétaire de plein droit.
  (Le propriétaire d'un animal errant, perdu ou abandonné est redevable des frais de placement, d'entretien et de garde, qu'il réclame ou non la restitution de l'animal. Le remboursement des frais est réclamé par le refuge pour animaux visé à l'article 9, § 1er, alinéa 3. Si l'animal a été placé par la commune chez une personne, dans un parc zoologique ou dans un refuge autre que celui ou ceux visés à l'article 9, § 1er, alinéa 3, le remboursement des frais est réclamé pour leur compte par l'administration communale.) <L 1995-05-04/40, art. 8, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  § 3. (Les délais fixés au § 2 ne doivent pas être pris en considération lorsqu'un vétérinaire juge que l'animal doit être abattu. Dans ce cas, les données d'identification de l'animal ainsi que les motifs de l'euthanasie doivent être conservés à l'usage de l'ancien propriétaire de l'animal.) <L 1995-05-04/40, art. 8, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  § 4. Lorsque l'animal ne peut être placé au sens du § 1er, alinéa 2, le bourgmestre peut décider de le faire mettre à mort conformément aux instructions du (Service Bien-être animal du Service Public Fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement), dans les mêmes conditions qu'au § 3. <L 2003-12-22/42, art. 225, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  Toutefois, lorsqu'il s'agit d'un animal de boucherie, il est procédé, à la diligence de l'Administration de la taxe sur la valeur ajoutée, de l'enregistrement et des domaines, à la vente par adjudication au marché le plus proche.
  Le produit de la vente, dont sont prélevés les frais de l'administration communale et les frais de vente taxés par la même Administration, est versé à la Caisse des dépôts et consignations.
  § 5. Le propriétaire de l'animal ne peut faire valoir un droit à indemnisation.
Art. 9_VLAAMS_GEWEST.    § 1. Ieder persoon die een zwervend, verloren of achtergelaten dier opvangt, is verplicht dit binnen de vier dagen toe te vertrouwen aan het gemeentebestuur van de plaats waar hij het dier heeft opgevangen of dat van zijn woonplaats.
  Het gemeentebestuur vertrouwt het dier zonder verwijl en naargelang van het geval, toe aan een persoon die het een behoorlijke verzorging en huisvesting verzekert, aan een dierenasiel (of dierentuin). <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  Het gemeentebestuur kan een dierenasiel aanwijzen, waaraan de dieren rechtstreeks kunnen worden toevertrouwd door hen die ze hebben opgevangen. Aan de in het eerste lid gestelde verplichting is voldaan wanneer het dier aan een door het gemeentebestuur aangewezen dierenasiel wordt toevertrouwd. Dat asiel stelt onmiddellijk het gemeentebestuur in kennis van de ontvangst van het dier.
  § 2. Het dier toevertrouwd aan een dierenasiel (of dierentuin) moet ten minste vijftien dagen na de besteding ter beschikking van de eigenaar worden gehouden. <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  Indien het dier door het gemeentebestuur of door het asiel toevertrouwd of afgestaan wordt aan een persoon, moet deze er zich toe verbinden het ten minste vijfenveertig dagen, te rekenen vanaf het ogenblik dat het aan het gemeentebestuur werd toevertrouwd, ter beschikking te houden van zijn vroegere eigenaar.
  (De in het tweede lid bedoelde termijn bedraagt vijftien dagen als het gaat om een hond.) <W 2007-03-01/60, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
  Na het verstrijken van die termijnen wordt de houder er van rechtswege eigenaar van.
  (De eigenaar van een zwervend, verloren of achtergelaten dier is vergoeding verschuldigd voor de opname, de verzorgings- en de hoedekosten ongeacht of de eigenaar het dier al of niet terugeist. De kosten worden teruggevorderd door het dierenasiel bedoeld in artikel 9, § 1, derde lid. Als het dier door de gemeente geplaatst werd bij een persoon, in een dierentuin of een ander asiel dan dat of die bedoeld in artikel 9, § 1, derde lid, dan zullen de kosten voor hun rekening worden teruggevorderd door het gemeentebestuur.) <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 3. (De in § 2 gestelde termijnen moeten niet in acht worden genomen wanneer een dierenarts oordeelt dat het dier moet worden gedood. In dit geval moeten de identificatiegegevens van het dier, aangevuld met de redenen van euthanasie bijgehouden worden ten behoeve van de vroegere eigenaar van het dier.) <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 4. Wanneer het dier niet besteed kan worden in de zin van § 1, 2e lid, kan de burgemeester beslissen het te laten doden overeenkomstig [1 het advies van de Dienst]1, onder dezelfde voorwaarden als bepaald in § 3.
  [1 ...]1
  § 5. De eigenaar van het dier kan heen recht op vergoeding laten gelden.
  
Art. 9 _REGION_FLAMANDE.
   § 1. Toute personne qui recueille un animal errant, perdu ou abandonné est tenue de confier, dans les quatre jours, à l'administration communale de l'endroit où elle a trouvé l'animal ou de laquelle elle dépend.
  L'administration communale confie l'animal sans délai et, selon le cas, à une personne qui lui assure des soins et un logement appropriés, à un refuge pour animaux, (ou à un parc zoologique). <L 1995-05-04/40, art. 8, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  L'administration communale peut désigner un refuge pour animaux auquel les animaux peuvent être directement confiés par les personnes qui les ont recueillis. L'obligation visée à l'alinéa 1er est remplie dès lors que l'animal est remis à un refuge pour animaux désigné par l'administration communale. Le refuge informe immédiatement l'administration communale de la réception de l'animal.
  § 2. L'animal confié à un refuge pour animaux (ou à un parc zoologique) doit être tenu à la disposition du propriétaire pendant minimum quinze jours après le placement. <L 1995-05-04/40, art. 8, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  Au cas où l'animal est confié par l'administration communale ou par le refuge à une personne, celle-ci est obligée de le garder à la disposition de son propriétaire précédent au moins pendant quarante-cinq jours à dater du jour où il a été remis à l'autorité communale.
  (Le délai visé à l'alinéa 2 est de quinze jours lorsque l'animal est un chien.) <L 2007-03-01/60, art. 2, 010; En vigueur : 23-07-2007>
  Ces délais passés, le détenteur en devient propriétaire de plein droit.
  (Le propriétaire d'un animal errant, perdu ou abandonné est redevable des frais de placement, d'entretien et de garde, qu'il réclame ou non la restitution de l'animal. Le remboursement des frais est réclamé par le refuge pour animaux visé à l'article 9, § 1er, alinéa 3. Si l'animal a été placé par la commune chez une personne, dans un parc zoologique ou dans un refuge autre que celui ou ceux visés à l'article 9, § 1er, alinéa 3, le remboursement des frais est réclamé pour leur compte par l'administration communale.) <L 1995-05-04/40, art. 8, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  § 3. (Les délais fixés au § 2 ne doivent pas être pris en considération lorsqu'un vétérinaire juge que l'animal doit être abattu. Dans ce cas, les données d'identification de l'animal ainsi que les motifs de l'euthanasie doivent être conservés à l'usage de l'ancien propriétaire de l'animal.) <L 1995-05-04/40, art. 8, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  § 4. Lorsque l'animal ne peut être placé au sens du § 1er, alinéa 2, le bourgmestre peut décider de le faire mettre à mort conformément [1 à l'avis du Service]1, dans les mêmes conditions qu'au § 3. <L 2003-12-22/42, art. 225, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  [1 ...]1
  § 5. Le propriétaire de l'animal ne peut faire valoir un droit à indemnisation.
  
Art. 9_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    § 1. Ieder persoon die een zwervend, verloren of achtergelaten dier opvangt, is verplicht dit binnen de vier dagen toe te vertrouwen aan het gemeentebestuur van de plaats waar hij het dier heeft opgevangen of dat van zijn woonplaats.
  Het gemeentebestuur vertrouwt het dier zonder verwijl en naargelang van het geval, toe aan een persoon die het een behoorlijke verzorging en huisvesting verzekert, aan een dierenasiel (of dierentuin). <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  Het gemeentebestuur kan een dierenasiel aanwijzen, waaraan de dieren rechtstreeks kunnen worden toevertrouwd door hen die ze hebben opgevangen. Aan de in het eerste lid gestelde verplichting is voldaan wanneer het dier aan een door het gemeentebestuur aangewezen dierenasiel wordt toevertrouwd. Dat asiel stelt onmiddellijk het gemeentebestuur in kennis van de ontvangst van het dier.
  § 2. Het dier toevertrouwd aan een dierenasiel (of dierentuin) moet ten minste vijftien dagen na de besteding ter beschikking van de eigenaar worden gehouden. <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  Indien het dier door het gemeentebestuur of door het asiel toevertrouwd of afgestaan wordt aan een persoon, moet deze er zich toe verbinden het ten minste vijfenveertig dagen, te rekenen vanaf het ogenblik dat het aan het gemeentebestuur werd toevertrouwd, ter beschikking te houden van zijn vroegere eigenaar.
  (De in het tweede lid bedoelde termijn bedraagt vijftien dagen als het gaat om een hond.) <W 2007-03-01/60, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
  Na het verstrijken van die termijnen wordt de houder er van rechtswege eigenaar van.
  (De eigenaar van een zwervend, verloren of achtergelaten dier is vergoeding verschuldigd voor de opname, de verzorgings- en de hoedekosten ongeacht of de eigenaar het dier al of niet terugeist. De kosten worden teruggevorderd door het dierenasiel bedoeld in artikel 9, § 1, derde lid. Als het dier door de gemeente geplaatst werd bij een persoon, in een dierentuin of een ander asiel dan dat of die bedoeld in artikel 9, § 1, derde lid, dan zullen de kosten voor hun rekening worden teruggevorderd door het gemeentebestuur.) <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 3. (De in § 2 gestelde termijnen moeten niet in acht worden genomen wanneer een dierenarts oordeelt dat het dier moet worden gedood. In dit geval moeten de identificatiegegevens van het dier, aangevuld met de redenen van euthanasie bijgehouden worden ten behoeve van de vroegere eigenaar van het dier.) <W 1995-05-04/40, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 4. Wanneer het dier niet besteed kan worden in de zin van § 1, 2e lid, kan de burgemeester beslissen het te laten doden overeenkomstig de richtlijnen [1 van het Instituut]1, onder dezelfde voorwaarden als bepaald in § 3. <W 2003-12-22/42, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  Als het echter een slachtdier betreft, wordt er door de zorg van de Administratie van de Belasting over de toegevoegde waarde, der Registratie en Domeinen overgegaan tot de veiling ervan op de naastgelegen markt.
  De opbrengst van de verkoop wordt, na aftrek van de kosten van het gemeentebestuur en van de verkoop door datzelfde Bestuur begroot, in de Deposito- en Consignatiekas gestort.
  § 5. De eigenaar van het dier kan heen recht op vergoeding laten gelden.
  
Art. 9 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
   § 1. Toute personne qui recueille un animal errant, perdu ou abandonné est tenue de confier, dans les quatre jours, à l'administration communale de l'endroit où elle a trouvé l'animal ou de laquelle elle dépend.
  L'administration communale confie l'animal sans délai et, selon le cas, à une personne qui lui assure des soins et un logement appropriés, à un refuge pour animaux, (ou à un parc zoologique). <L 1995-05-04/40, art. 8, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  L'administration communale peut désigner un refuge pour animaux auquel les animaux peuvent être directement confiés par les personnes qui les ont recueillis. L'obligation visée à l'alinéa 1er est remplie dès lors que l'animal est remis à un refuge pour animaux désigné par l'administration communale. Le refuge informe immédiatement l'administration communale de la réception de l'animal.
  § 2. L'animal confié à un refuge pour animaux (ou à un parc zoologique) doit être tenu à la disposition du propriétaire pendant minimum quinze jours après le placement. <L 1995-05-04/40, art. 8, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  Au cas où l'animal est confié par l'administration communale ou par le refuge à une personne, celle-ci est obligée de le garder à la disposition de son propriétaire précédent au moins pendant quarante-cinq jours à dater du jour où il a été remis à l'autorité communale.
  (Le délai visé à l'alinéa 2 est de quinze jours lorsque l'animal est un chien.) <L 2007-03-01/60, art. 2, 010; En vigueur : 23-07-2007>
  Ces délais passés, le détenteur en devient propriétaire de plein droit.
  (Le propriétaire d'un animal errant, perdu ou abandonné est redevable des frais de placement, d'entretien et de garde, qu'il réclame ou non la restitution de l'animal. Le remboursement des frais est réclamé par le refuge pour animaux visé à l'article 9, § 1er, alinéa 3. Si l'animal a été placé par la commune chez une personne, dans un parc zoologique ou dans un refuge autre que celui ou ceux visés à l'article 9, § 1er, alinéa 3, le remboursement des frais est réclamé pour leur compte par l'administration communale.) <L 1995-05-04/40, art. 8, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  § 3. (Les délais fixés au § 2 ne doivent pas être pris en considération lorsqu'un vétérinaire juge que l'animal doit être abattu. Dans ce cas, les données d'identification de l'animal ainsi que les motifs de l'euthanasie doivent être conservés à l'usage de l'ancien propriétaire de l'animal.) <L 1995-05-04/40, art. 8, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  § 4. Lorsque l'animal ne peut être placé au sens du § 1er, alinéa 2, le bourgmestre peut décider de le faire mettre à mort conformément aux instructions [1 de l'Institut]1, dans les mêmes conditions qu'au § 3. <L 2003-12-22/42, art. 225, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  Toutefois, lorsqu'il s'agit d'un animal de boucherie, il est procédé, à la diligence de l'Administration de la taxe sur la valeur ajoutée, de l'enregistrement et des domaines, à la vente par adjudication au marché le plus proche.
  Le produit de la vente, dont sont prélevés les frais de l'administration communale et les frais de vente taxés par la même Administration, est versé à la Caisse des dépôts et consignations.
  § 5. Le propriétaire de l'animal ne peut faire valoir un droit à indemnisation.
  
Art. 9bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Het houden van dieren uitsluitend of voornamelijk voor de productie van pels is verboden.]1
  
Art. 9bis _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
  [1 La détention d'animaux à des fins exclusives ou principales de production de fourrure est interdite.]1
  
Art. 9ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Het dwangvoederen van dieren is verboden.]1
  
Art. 9ter _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
[1 Il est interdit de gaver les animaux.]1
  
Art. 9/1_WAALS_GEWEST.   [1 Het bezit van dieren uitsluitend en voornamelijk voor de productie van pels is verboden.]1
  
Art. 9/1 _REGION_WALLONNE.   [1 La détention d'animaux à des fins exclusives ou principales de production de fourrure est interdite.]1
  
HOOFDSTUK IIbis. VLAAMS_GEWEST. [1 Verbod op het houden van pelsdieren]1
CHAPITRE IIBIS REGION_FLAMANDE. [1 Interdiction d'élevage d'animaux à fourrure]1
Art. 9bis_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. Het opstarten, exploiteren of aanhouden van houderijen waar pelsdieren worden gehouden, is verboden.
   § 2. Degene die op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 4 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering, pelsdieren houdt, kan zijn activiteit tot 30 november 2023 verderzetten onder de volgende voorwaarden:
   1° uitsluitend met de diersoort waarvoor hij op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 4 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering over de vereiste vergunningen beschikt om de dieren te kunnen houden;
   2° met niet meer dieren dan het maximale aantal waarvoor hij op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 4 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering over de vereiste vergunningen beschikt om de dieren te kunnen houden;
   3° aan de meldingsplicht, vermeld in artikel 9ter, hebben voldaan;
   4° op de locatie waarvoor hij op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 4 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering over de vereiste vergunningen beschikt om de dieren er te kunnen houden ]1

  
Art. 9bis _REGION_FLAMANDE.
  [1 § 1er. Le démarrage, l'exploitation ou la continuation d'élevages dans lesquels des animaux à fourrure sont élevés, sont interdits.
   § 2. La personne qui au moment de l'entrée en vigueur de l'article 4 du décret du 22 mars 2019 modifiant la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien-être des animaux, pour ce qui concerne l'introduction d'une interdiction d'élevage d'animaux à fourrure et d'élevage d'animaux pour la production de foie gras par gavage, élève des animaux à fourrure, peut continuer ses activités jusqu'au 30 novembre 2023 sous les conditions suivantes :
   1° l'activité d'élevage se réalise avec l'espèce animale pour laquelle il dispose des autorisations requises au moment de l'entrée en vigueur de l'article 4 du décret du 22 mars 2019 modifiant la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien-être des animaux, pour ce qui concerne l'introduction d'une interdiction d'élevage d'animaux à fourrure et d'élevage d'animaux pour la production de foie gras par gavage ;
   2° l'activité d'élevage se réalise avec pas plus d'animaux que le nombre maximal pour lequel il dispose des autorisations requises au moment de l'entrée en vigueur de l'article 4 du décret du 22 mars 2019 modifiant la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien-être des animaux, pour ce qui concerne l'introduction d'une interdiction d'élevage d'animaux à fourrure et d'élevage d'animaux pour la production de foie gras par gavage ;
   3° elle a satisfait à l'obligation de déclaration, visée à l'article 9ter ;
   4° l'activité d'élevage se réalise à l'endroit pour lequel il dispose des autorisations requises pour y élever des animaux au moment de l'entrée en vigueur de l'article 4 du décret du 22 mars 2019 modifiant la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien-être des animaux, pour ce qui concerne l'introduction d'une interdiction d'élevage d'animaux à fourrure et d'élevage d'animaux pour la production de foie gras par gavage. ]1

  
Art. 9ter_VLAAMS_GEWEST.   [1 De Dienst verzoekt degenen die op de dag van inwerkingtreding van artikel 4 het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering, pelsdieren houden schriftelijk om volgende gegevens te bezorgen:
   1° het maximale aantal dieren dat in de aanwezige installaties voor het houden van pelsdieren gehouden kan worden;
   2° indien verschillend van het aantal, vermeld in punt 1°, het maximale aantal dieren waarvoor hij over alle vereiste vergunningen beschikt om de dieren te kunnen houden;
   3° de plaats of plaatsen waar de pelsdieren op het tijdstip van de melding worden gehouden.
   De in het eerste lid bedoelde personen bezorgen deze gegevens binnen de acht weken na ontvangst van het schrijven aan de Dienst.
   De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de wijze van melding, vermeld in het eerste lid. ]1

  
Art. 9ter _REGION_FLAMANDE.
  [1 Le Service adresse un courrier aux personnes qui élèvent des animaux à fourrure au moment de l'entrée en vigueur de l'article 4 du décret du 22 mars 2019 modifiant la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien-être des animaux, pour ce qui concerne l'introduction d'une interdiction d'élevage d'animaux à fourrure et d'élevage d'animaux pour la production de foie gras par gavage, leur demandant de lui faire parvenir les données suivantes :
   1° le nombre maximal d'animaux qui peuvent être détenus dans les installations présentes pour l'élevage d'animaux à fourrure ;
   2° au cas où ce nombre serait différent du nombre visé au 1°, le nombre maximal d'animaux pour lequel il dispose de toutes les autorisations requises ;
   3° l'endroit ou les endroits où les animaux à fourrure sont détenus au moment de la déclaration.
   Les personnes visées à l'alinéa premier remettent ces données au Service dans les huit semaines de la réception du courrier.
   Le Gouvernement flamand peut arrêter les modalités portant sur la déclaration, visée à l'alinéa 1er. ]1

  
Art. 9quater_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. De Vlaamse Regering wordt ertoe gemachtigd om, in uitvoering van deze wet, vergoedingen toe te kennen voor een bedrijfsstopzetting of een bedrijfsreconversie aan pelsdierhouderijen die voor 1 december 2023 alle activiteiten als pelsdierhouderij stopzetten en dit voor de delen van deze houderijen die gevestigd zijn op het grondgebied van het Vlaamse Gewest.
   Een bedrijfsstopzetting betreft de vervroegde volledige stopzetting van het houden van pelsdieren. Een bedrijfsreconversie betreft de omschakeling van een commerciële pelsdierhouderij naar een andere commerciële landbouwactiviteit.
   § 2. In geval van bedrijfsstopzetting, bestaat de vergoeding, vermeld in paragraaf 1, uit:
   1° een vergoeding voor het verlies van het gebruik van onroerende goederen dat gepaard gaat met de bedrijfsstopzetting;
   2° een vergoeding voor de directe en indirecte kosten en het inkomensverlies die gepaard gaan met de bedrijfsstopzetting.
   In geval van bedrijfsreconversie, bestaat de vergoeding, vermeld in paragraaf 1, uit:
   1° een vergoeding voor het verlies van het gebruik van onroerende goederen dat gepaard gaat met de bedrijfsreconversie;
   2° een vergoeding voor de directe en indirecte kosten en de investeringen die gepaard gaan met de bedrijfsreconversie.
   De gronden en gebouwen die betrokken zijn bij de bedrijfsstopzetting of de bedrijfsreconversie komen slechts eenmaal in aanmerking voor een vergoeding.
   De vergoeding neemt degressief af volgens een door de Vlaamse Regering bepaalde formule.
   § 3. De landcommissie bepaalt het bedrag van de vergoedingen. De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de voorwaarden, de aanvraagprocedure, de wijze van berekening en de toekenning van de vergoeding, alsook voor de taak van de landcommissies daarbij. ]1

  
Art. 9quater _REGION_FLAMANDE.
  [1 § 1er. En exécution de la présente loi, le Gouvernement flamand est autorisé à accorder des indemnités pour des cessations d'exploitation ou des reconversions d'exploitation à des élevages d'animaux à fourrure qui cessent toutes leurs activités en tant qu'élevage d'animaux à fourrure avant le 1er décembre 2023 et ce, pour les parties de ces élevages qui sont établies sur le territoire de la Région flamande.
   Par cessation d'une exploitation, on entend la cessation totale et anticipée de l'élevage d'animaux à fourrure. Par reconversion d'une exploitation, on entend la reconversion d'un élevage commercial d'animaux à fourrure vers une autre activité agricole commerciale.
   § 2. Dans le cas d'une cessation d'exploitation, l'indemnité visée au paragraphe 1er comprend :
   1° une indemnité pour compenser la perte de l'utilisation de biens immobiliers,résultant de la cessation d'exploitation ;
   2° une indemnité pour compenser les frais directs et indirects et la perte de revenus découlant de la cessation d'exploitation.
   Dans le cas d'une reconversion d'exploitation, l'indemnité visée au paragraphe 1er comprend :
   1° une indemnité pour compenser la perte de l'utilisation de biens immobiliers, résultant de la reconversion d'exploitation ;
   2° une indemnité pour compenser les frais directs et indirects et les investissements découlant de la reconversion d'exploitation.
   Les terres et bâtiments qui font l'objet de la cessation d'exploitation ou de la reconversion d'exploitation ne donnent droit à une indemnité qu'une seule fois.
   L'indemnité décroît selon une formule fixée par le Gouvernement flamand.
   § 3. La commission foncière fixe le montant des indemnités. Le Gouvernement flamand fixe les modalités relatives aux conditions, à la procédure de demande, au mode de calcul et à l'octroi de l'indemnité, ainsi qu'à la tâche qu'assument les commissions foncières dans ce contexte. ]1

  
HOOFDSTUK IIter. VLAAMS_GEWEST. [1 Verbod op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering ]1
CHAPITRE IIter. REGION_FLAMANDE. [1 Interdiction d'élevage d'animaux pour la production de foie gras par gavage ]1
Art. 9quinquies_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. Het dwangvoederen van dieren is verboden, behalve om medische redenen of voor dierproeven uitgevoerd volgens hoofdstuk VIII.
   § 2. Degene die op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 8 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering, dieren houdt voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering, kan zijn activiteit tot 30 november 2023 verderzetten onder de volgende voorwaarden:
   1° uitsluitend met de diersoort waarvoor hij op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 8 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering over de vereiste vergunningen beschikt om de dieren te kunnen houden;
   2° met niet meer dieren dan het maximale aantal waarvoor hij op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 8 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering over de vereiste vergunningen beschikt om de dieren te kunnen houden;
   3° aan de meldingsplicht, vermeld in artikel 9sexies, hebben voldaan;
   4° op de locatie waarvoor hij op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 8 van het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering over de vereiste vergunningen beschikt om de dieren er te kunnen houden.]1

  
Art. 9quinquies _REGION_FLAMANDE.
  [1 § 1er. Le gavage d'animaux est interdit, sauf pour des raisons médicales ou dans le cadre d'expériences sur animaux, mises en oeuvre conformément au chapitre VIII.
   § 2. La personne qui au moment de l'entrée en vigueur de l'article 8 du décret du 22 mars 2019 modifiant la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien-être des animaux, pour ce qui concerne l'introduction d'une interdiction d'élevage d'animaux à fourrure et d'élevage d'animaux pour la production de foie gras par gavage, élève des animaux pour la production de foie gras par gavage, peut continuer ses activités jusqu'au 30 novembre 2023 sous les conditions suivantes :
   1° la production de foie gras se réalise avec l'espèce animale pour laquelle il dispose des autorisations requises au moment de l'entrée en vigueur de l'article 8 du décret du 22 mars 2019 modifiant la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien-être des animaux, pour ce qui concerne l'introduction d'une interdiction d'élevage d'animaux à fourrure et d'élevage d'animaux pour la production de foie gras par gavage ;
   2° la production de foie gras se réalise avec pas plus d'animaux que le nombre maximal pour lequel il dispose des autorisations requises au moment de l'entrée en vigueur de l'article 8 du décret du 22 mars 2019 modifiant la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien-être des animaux, pour ce qui concerne l'introduction d'une interdiction d'élevage d'animaux à fourrure et d'élevage d'animaux pour la production de foie gras par gavage ;
   3° elle a satisfait à l'obligation de déclaration, visée à l'article 9sexies ;
   4° la production de foie gras se réalise à l'endroit pour lequel il dispose des autorisations requises pour y élever les animaux au moment de l'entrée en vigueur de l'article 8 du décret du 22 mars 2019 modifiant la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien-être des animaux, pour ce qui concerne l'introduction d'une interdiction d'élevage d'animaux à fourrure et d'élevage d'animaux pour la production de foie gras par gavage. ]1

  
Art. 9sexies_VLAAMS_GEWEST.   [1 De Dienst verzoekt degenen die op de dag van inwerkingtreding van artikel 8 het decreet van 22 maart 2019 houdende wijziging van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, wat betreft het instellen van een verbod op het houden van pelsdieren en op het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering, dieren houden voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering schriftelijk om volgende gegevens te bezorgen:
   1° het maximale aantal dieren dat in de aanwezige installaties voor het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering gehouden kan worden;
   2° indien verschillend van het aantal, vermeld in punt 1°, het maximale aantal dieren waarvoor hij over alle vereiste vergunningen beschikt om de dieren te kunnen houden;
   3° de plaats of plaatsen waar de dieren gehouden voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering op het tijdstip van de melding worden gehouden.
   De in het eerste lid bedoelde personen bezorgen deze gegevens binnen de vier weken na ontvangst van het schrijven aan de Dienst.
   De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de wijze van melding, vermeld in het eerste lid. ]1

  
Art. 9sexies _REGION_FLAMANDE.
  [1 Le Service adresse un courrier aux personnes qui élèvent des animaux pour la production de foie gras par gavage au moment de l'entrée en vigueur de l'article 8 du décret du 22 mars 2019 modifiant la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien-être des animaux, pour ce qui concerne l'introduction d'une interdiction d'élevage d'animaux à fourrure et d'élevage d'animaux pour la production de foie gras par gavage, leur demandant de lui faire parvenir les données suivantes par écrit :
   1° le nombre maximal d'animaux qui peuvent être détenus dans les installations présentes pour la production de foie gras par gavage ;
   2° au cas où ce nombre serait différent du nombre visé au 1°, le nombre maximal d'animaux pour lequel il dispose de toutes les autorisations requises ;
   3° l'endroit ou les endroits où les animaux élevés pour la production de foie gras par gavage sont détenus au moment de la déclaration.
   Les personnes visées à l'alinéa premier remettent ces données au Service dans les huit semaines de la réception du courrier.
   Le Gouvernement flamand peut arrêter les modalités portant sur la déclaration, visée à l'alinéa 1er. ]1

  
Art. 9septies_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. De Vlaamse Regering wordt ertoe gemachtigd om, in uitvoering van deze wet, vergoedingen toe te kennen voor een bedrijfsstopzetting of een bedrijfsreconversie aan houderijen die dieren houden voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering en die voor 1 december 2023 deze activiteiten stopzetten en dit voor de delen van deze houderijen die gevestigd zijn op het grondgebied van het Vlaamse Gewest.
   Een bedrijfsstopzetting betreft de vervroegde volledige stopzetting van het houden van dieren voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering. Een bedrijfsreconversie betreft de omschakeling van een commerciële houderij die dieren houdt voor de productie van foie gras door middel van dwangvoedering naar een commerciële houderij die dieren houdt voor de productie van foie gras zonder gebruik te maken van dwangvoedering of naar een andere commerciële landbouwactiviteit.
   § 2. In geval van bedrijfsstopzetting, bestaat de vergoeding, vermeld in paragraaf 1, uit:
   1° een vergoeding voor het verlies van het gebruik van onroerende goederen dat gepaard gaat met de bedrijfsstopzetting;
   2° een vergoeding voor de directe en indirecte kosten en het inkomensverlies die gepaard gaan met de bedrijfsstopzetting.
   In geval van bedrijfsreconversie, bestaat de vergoeding, vermeld in paragraaf 1, uit:
   1° een vergoeding voor het verlies van het gebruik van onroerende goederen dat gepaard gaat met de bedrijfsreconversie;
   2° vergoeding voor de directe en indirecte kosten en de investeringen die gepaard gaan met de bedrijfsreconversie.
   De gronden en gebouwen die betrokken zijn bij de bedrijfsstopzetting of de bedrijfsreconversie komen slechts eenmaal in aanmerking voor een vergoeding.
   De vergoeding neemt degressief af volgens een door de Vlaamse Regering bepaalde formule.
   § 3. De landcommissie bepaalt het bedrag van de vergoedingen. De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de voorwaarden, de aanvraagprocedure, de wijze van berekening en de toekenning van de vergoedingen, alsook voor de taak van de landcommissies daarbij. ]1

  
Art. 9septies _REGION_FLAMANDE.
  [1 § 1er. En exécution de la présente loi, le Gouvernement flamand est autorisé à accorder des indemnités pour des cessations d'exploitation ou des reconversions d'exploitation à des élevages d'animaux pour la production de foie gras par gavage qui cessent ces activités avant le 1er décembre 2023 et ce, pour les parties de ces élevages qui sont établies sur le territoire de la Région flamande.
   Par cessation d'une exploitation, on entend la cessation totale et anticipée de l'élevage d'animaux pour la production de foie gras par gavage. Par reconversion d'une exploitation, on entend la reconversion d'un élevage commercial élevant des animaux pour la production de foie gras par gavage vers un élevage commercial élevant des animaux pour la production de foie gras sans recourir au gavage ou vers une autre activité agricole commerciale.
   § 2. Dans le cas d'une cessation d'exploitation, l'indemnité visée au paragraphe 1er comprend :
   1° une indemnité pour compenser la perte de l'utilisation de biens immobiliers, résultant de la cessation d'exploitation ;
   2° une indemnité pour compenser les frais directs et indirects et la perte de revenus découlant de la cessation d'exploitation.
   Dans le cas d'une reconversion d'exploitation, l'indemnité visée au paragraphe 1er comprend :
   1° une indemnité pour compenser la perte de l'utilisation de biens immobiliers résultant de la reconversion d'exploitation ;
   2° une indemnité pour compenser les frais directs et indirects et les investissements découlant de la reconversion d'exploitation.
   Les terres et bâtiments qui font l'objet de la cessation d'exploitation ou de la reconversion d'exploitation ne donnent droit à une indemnité qu'une seule fois.
   L'indemnité décroît selon une formule fixée par le Gouvernement flamand.
   § 3. La commission foncière fixe le montant des indemnités. Le Gouvernement flamand fixe les modalités relatives aux conditions, à la procédure de demande, au mode de calcul et à l'octroi des indemnités, ainsi qu'à la tâche qu'assument les commissions foncières dans ce contexte. ]1

  
HOOFDSTUK III. - Handel in dieren.
CHAPITRE III. - Commerce d'animaux.
Art.10. <W 1995-05-04/40, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> De Koning kan voorwaarden opleggen aan de verhandeling van dieren met het doel hen te beschermen en hun welzijn te verzekeren.
  Deze voorwaarden mogen slechts betrekking hebben op de leeftijd van de te koop aangeboden dieren, de identificatie, de informatie aan de koper, de waarborgen aan de koper en de getuigschriften in verband hiermede, de preventieve behandeling tegen ziekten, de verpakking, de aanbieding en de tentoonstelling voor de verhandeling.
Art.10. <L 1995-05-04/40, art. 9, 004; En vigueur : 01-09-1995> Le Roi peut imposer les conditions afférentes à la commercialisation des animaux dans le but de les protéger et d'assurer leur bien-être.
  Ces conditions ne peuvent se rapporter qu'à l'âge des animaux mis en vente, à leur identification, aux informations à l'acheteur, aux garanties pour l'acheteur et aux certificats y afférents, au traitement contre des maladies, au conditionnement, à la présentation et l'exposition en vue de la commercialisation.
Art. 10_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    <W 1995-05-04/40, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> De [1 Regering]1 kan voorwaarden opleggen aan de verhandeling van dieren met het doel hen te beschermen en hun welzijn te verzekeren.  [1 ...]1  

Modifications

[1]  <ORD 2021-03-18/02, art. 4, 044; Inwerkingtreding : 04-04-2021>      Art. 10_VLAAMS_GEWEST.    <W 1995-05-04/40, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> De [1 Vlaamse Regeringkan voorwaarden opleggen aan de verhandeling van dieren met het doel hen te beschermen en hun welzijn te verzekeren.  Deze voorwaarden mogen slechts betrekking hebben op de leeftijd van de te koop aangeboden dieren, de identificatie, de informatie aan de koper, de waarborgen aan de koper en de getuigschriften in verband hiermede, de preventieve behandeling tegen ziekten, de verpakking, de aanbieding en de tentoonstelling voor de verhandeling.  ----------  <DVR 2018-07-13/06, art. 10, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 10bis. <Ingevoegd bij W 2007-05-11/63, art. 3; Inwerkingtreding : 14-10-2007> Het is verboden een kredietovereenkomst te sluiten in de zin van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet met het oog op de aankoop van een gezelschapsdier.  Art. 10bis_VLAAMS_GEWEST.    <Ingevoegd bij W 2007-05-11/63, art. 3; Inwerkingtreding : 14-10-2007> Het is verboden een kredietovereenkomst te sluiten in de zin van [1 titel 4 van boek VII van het Wetboek van Economisch Rechtmet het oog op de aankoop van een gezelschapsdier.  ----------  <DVR 2018-07-13/06, art. 11, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 11. Het is verboden dieren af te staan onder kosteloze of bezwarende titel aan personen minder dan 16 jaar zonder de uitdrukkelijke toelating van de personen die over hen het ouderlijke gezag of de voogdij uitoefenen.  Art. 11bis. <ingevoegd bij W 1995-05-04/40, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> Het is verboden reclame te maken, daarin begrepen het plaatsen van advertenties, met het oog op het verhandelen van diersoorten die niet voorkomen in de lijst aangelegd in toepassing van artikel 3bis, § 1.  De verbodsbepaling van het eerste lid betreft eveneens honden en katten, tenzij het gaat om advertenties in vaktijdschriften of wanneer de reclame wordt gemaakt door personen die een erkende instelling bezitten als bedoeld in artikel 5.  Art. 11bis_WAALS_GEWEST.  [1 De artikelen 11ter tot 11 quinquies zijn van toepassing op de gepubliceerde advertenties, ongeacht de drager, voor een persoon gevestigd op het grondgebied van het Waalse Gewest.  ----------  <DWG 2018-07-17/04, art. 62, 035; Inwerkingtreding : 18-10-2018>   Art. 11ter_WAALS_GEWEST.   [1 § 1. Wanneer ze betrekking hebben op een dier waarvan het houden toegelaten is, wordt de reclame met het oog op de verhandeling van dieren alleen toegelaten:   1° in een gespecialiseerd tijdschrift of een gespecialiseerde website die door de Regering volgens de door haar bepaalde procedure als gespecialiseerd erkend wordt;   2° in een gesloten groep binnen de sociale netwerken voor zover:   - ofwel de reclame exclusief betrekking heeft op de kosteloze afstand van een dier;   - ofwel de reclame exclusief betrekking heeft op de commercialisering van een dier geboren in de fokkerij van een erkende fokker.   Reclame is verboden op de pagina's of discussiegroepen die rechtstreeks toegankelijk zijn voor het publiek, of op een soortgelijke drager binnen sociale netwerken.   De volgende gespecialiseerde tijdschriften of websites zijn van de in lid 1, 1°, bedoelde erkenning vrijgesteld:   1° degene die door of voor de Waalse Overheidsdienst worden uitgegeven;   2° degene die door een erkende honden- of kattenfokker uitgegeven worden met het oog op het verhandelen van de honden of katten geboren in zijn fokkerij;   3° degene die de verhandeling van de paardachtigen beogen;   4° degene betreffende de verhandeling van dieren waarvan het houden toegelaten is, waarvoor geen lijst vastgesteld wordt door de Regering overeenkomstig artikel 3bis, § 1.   Naast de overeenkomstig het eerste lid toegelaten reclames, worden de reclames met het oog op de verhandeling van dieren voor productiedoeleinden toegelaten in een tijdschrift of een website bestemd voor de landbouwsector.   De Regering kan de modaliteiten voor het gebruik van de gesloten groepen alsook een stelsel voor de registratie voorafgaand aan het gebruik van die gesloten groepen.   § 2. In afwijking van § 1 worden de toegelaten dierenasielen toegelaten om advertenties met het oog op de herplaatsing van de dieren bekend te maken buiten een gespecialiseerd tijdschrift of website.   De Regering kan andere gevallen bepalen waarin de reclame met het oog op de verhandeling van een dier toegelaten is buiten een gespecialiseerd tijdschrift of website.  ----------  <Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 63, 035; Inwerkingtreding : 18-10-2018>      Art. 11quater_WAALS_GEWEST.   [1 Wanneer ze betrekking heeft op een dier waarvan het houden toegelaten is, wordt de reclame met het oog op de verhandeling van dieren verboden.   In afwijking van het eerste lid wordt, voor de dieren waarvan het houden via een erkenning toegekend door de Regering krachtens artikel 3bis, § 1, toegelaten is, de houder van de erkenning toegelaten om advertenties betreffende de verhandeling van de dieren bedoeld in de voorwaarden vermeld in artikel 11bis bekend te maken.  ----------  <Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 64, 035; Inwerkingtreding : 18-10-2018>      Art. 11quinquies_WAALS_GEWEST.   [1 Elke reclame betreffende de verhandeling van een dier bevat de door de Regering bepaalde informatie en vermeldingen.  ----------  <Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 65, 035; Inwerkingtreding : 18-10-2018>      Art. 12. <W 1995-05-04/40, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1996> Het is verboden honden en katten te verhandelen op de openbare weg alsmede op markten, beurzen, salons, tentoonstellingen en bij soortgelijke gelegenheden evenals bij de koper thuis, tenzij in dit laatste geval het initiatief van de koper zelf uitgaat.  De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit het in het eerste lid ingestelde verbod uitbreiden tot andere soorten of categorieën van dieren. Hij kan evenwel ontheffing van dit laatste verbod verlenen voor het verhandelen op markten door personen die een erkende handelszaak voor dieren exploiteren.  (Om impulsaankopen tegen te gaan en de socialisatie van honden en katten te bevorderen, mogen in de winkelruimte of hun aanhorigheden van de handelszaken voor de verhandeling van dieren geen katten of honden gehouden of tentoongesteld worden. Deze handelszaken kunnen evenwel optreden als tussenpersoon bij het verhandelen van katten en honden.  De in het vorige lid bedoelde bepaling belet evenwel niet dat de eigenaar of de uitbater van een handelszaak voor dieren tevens een hondenkwekerij of een kattenkwekerij kan uitbaten, mits te voldoen aan de vereiste voorwaarden.  De Koning kan de nodige bijkomende maatregelen uitvaardigen.) <W 2007-05-11/63, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009, met uitzondering van het laatste lid dat in werking treedt op 04-10-2007>  Art. 12_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    [1 § 1. Het is verboden levende gewervelde dieren in de openbare ruimte en op markten, beurzen, dierententoonstellingen en bij soortgelijke gelegenheden te verhandelen. Ook colportage is verboden.   § 2. Het is verboden levende dieren op markten, beurzen, dierententoonstellingen en bij soortgelijke gelegenheden tentoon te stellen.   § 3. Het is verboden om een hond of kat te verhandelen in een handelszaak of in de bijgebouwen ervan.   § 4. Het is verboden om een levend dier tentoon te stellen in etalages van winkels.    ----------  <ORD 2024-05-16/02, art. 2, 053; Inwerkingtreding : 02-06-2024>      Art. 12_VLAAMS_GEWEST.    <W 1995-05-04/40, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1996> Het is verboden honden en katten te verhandelen op de openbare weg alsmede op markten, beurzen, salons, tentoonstellingen en bij soortgelijke gelegenheden evenals bij de koper thuis, tenzij in dit laatste geval het initiatief van de koper zelf uitgaat.  [1 De Vlaamse Regering kanhet in het eerste lid ingestelde verbod uitbreiden tot andere soorten of categorieën van dieren. [1 De Vlaamse Regeringkan evenwel ontheffing van dit laatste verbod verlenen voor het verhandelen op markten door personen die een erkende handelszaak voor dieren exploiteren.  (Om impulsaankopen tegen te gaan en de socialisatie van honden en katten te bevorderen, mogen in de winkelruimte of hun aanhorigheden van de handelszaken voor de verhandeling van dieren geen katten of honden gehouden of tentoongesteld worden. Deze handelszaken kunnen evenwel optreden als tussenpersoon bij het verhandelen van katten en honden.  De in het vorige lid bedoelde bepaling belet evenwel niet dat de eigenaar of de uitbater van een handelszaak voor dieren tevens een hondenkwekerij of een kattenkwekerij kan uitbaten, mits te voldoen aan de vereiste voorwaarden.  De [1 Vlaamse Regeringkan de nodige bijkomende maatregelen uitvaardigen.) <W 2007-05-11/63, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009, met uitzondering van het laatste lid dat in werking treedt op 04-10-2007>  ----------  <DVR 2018-07-13/06, art. 12, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 12_WAALS_GEWEST.   [1 Art. 12. § 1. Het is verboden :   1° en hond of een kat te verhandelen op een openbare plaats;   2° andere dieren dan een hond of en kat te verhandelen op een openbare plaats, met uitzondering van een dierenmarkt, een gemeentelijke markt en een tentoonstelling van dieren en dit, met inachtneming van de voorwaarden betreffende het dierenwelzijn die de Regering kan vastleggen;   3° een dier bij de koper thuis te verhandelen, tenzij het initiatief van de koper zelf uitgaat.   Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, kan de Regering de lijst opmaken van de soorten die niet op een gemeentelijke markt mogen worden verhandeld.   § 2. Een hond of een kat mag niet in de winkelruimte van een handelszaak voor dieren of in zijn aanhorigheden worden gehouden.   De handelszaak bedoeld in het eerstel lid kan optreden als tussenpersoon bij het verhandelen van honden en katten of een hondenkwekerij of een kattenkwekerij apart uitbaten, mits te voldoen aan de vereiste voorwaarden.  ----------  <DWG 2015-10-16/07, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 06-11-2015>   Art. 12bis. [1 De Koning kan voorwaarden opleggen aan personen en verenigingen die voor adoptie bestemde dieren aanvoeren vanuit het buitenland.   Deze voorwaarden hebben tot doel het welzijn van de dieren te garanderen en hebben betrekking op de huisvestingsvoorwaarden in het land van oorsprong, de leeftijd, de sterilisatie, de behandeling tegen ziekten, het gedrag, de identificatie, de informatie aan de adoptanten en het vervoer.  ----------  <Ingevoegd bij W 2014-02-07/16, art. 5, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   Art. 12bis_VLAAMS_GEWEST.    [1 De [2 Vlaamse Regeringkan voorwaarden opleggen aan personen en verenigingen die voor adoptie bestemde dieren aanvoeren vanuit het buitenland.   Deze voorwaarden hebben tot doel het welzijn van de dieren te garanderen en hebben betrekking op de huisvestingsvoorwaarden in het land van oorsprong, de leeftijd, de sterilisatie, de behandeling tegen ziekten, het gedrag, de identificatie, de informatie aan de adoptanten en het vervoer.  ----------  <Ingevoegd bij W 2014-02-07/16, art. 5, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   <DVR 2018-07-13/06, art. 13, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      HOOFDSTUK IV. - Vervoer van dieren.  Art. 13.§ 1. De Koning kan, al naargelang van de soorten of groepen van dieren, hun fysieke toestand, de aard van de vervoermiddelen en de verpakking de aard, de duur en de omstandigheden van het vervoer, voorwaarden stellen met betrekking tot:  1. de vervoermiddelen of delen ervan en de verpakkingen;  2. (...) het laden en de berging van dieren in vervoermiddelen en verpakkingen, evenals het lossen van dieren; <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  3. de begeleiding en de verzorging van de dieren tijdens het vervoer.  (4. het vervoer, daarin begrepen de duur, de afstand en de omstandigheden;  5. De documenten die moeten worden bijgehouden.) <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  [1 6. [2 de bekwaamheid van bestuurders en verzorgers en van het personeel dat in verzamelcentra, controleposten of bij vervoerders omgaat met dieren, het organiseren van een opleiding voor deze personen en de lesgevers die deze opleiding mogen verstrekken;   7. het organiseren van examens over de vereiste vakbekwaamheid van bestuurders en verzorgers. Hij bepaalt het tarief van de retributie voor deelname aan deze examens. Deze retributie wordt geïnd door en is bestemd voor de onafhankelijke erkende instellingen die deze examens organiseren.  [2 8. het afleveren, schorsen en intrekken van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor bestuurders en verzorgers.  § 2. De Koning kan (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) of zijn gemachtigde machtigen om in bijzondere gevallen ontheffingen of vrijstellingen te verlenen, en om aan die ontheffingen of vrijstellingen verplichtingen of beperkingen te verbinden. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  ----------  <W 2010-05-19/06, art. 24, 015; Inwerkingtreding : 12-06-2010>   <W 2014-02-07/16, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   Art. 13_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    § 1. De [3 Regeringkan, al naargelang van de soorten of groepen van dieren, hun fysieke toestand, de aard van de vervoermiddelen en de verpakking de aard, de duur en de omstandigheden van het vervoer, voorwaarden stellen met betrekking tot:  1. de vervoermiddelen of delen ervan en de verpakkingen;  2. (...) het laden en de berging van dieren in vervoermiddelen en verpakkingen, evenals het lossen van dieren; <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  3. de begeleiding en de verzorging van de dieren tijdens het vervoer.  (4. het vervoer, daarin begrepen de duur, de afstand en de omstandigheden;  5. De documenten die moeten worden bijgehouden.) <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  [1 6. [2 de bekwaamheid van bestuurders en verzorgers en van het personeel dat in verzamelcentra, controleposten of bij vervoerders omgaat met dieren, het organiseren van een opleiding voor deze personen en de lesgevers die deze opleiding mogen verstrekken;   7. het organiseren van examens over de vereiste vakbekwaamheid van bestuurders en verzorgers. Hij bepaalt het tarief van de retributie voor deelname aan deze examens. Deze retributie wordt geïnd door en is bestemd voor de [3 opleidingsinstitutendie deze examens organiseren.  [2 8. het afleveren, schorsen en intrekken van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor bestuurders en verzorgers.  § 2. [3 Met betrekking tot hetgeen geregeld is in paragraaf 1, kan de Regering (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) of zijn gemachtigde machtigen om in bijzondere gevallen ontheffingen of vrijstellingen te verlenen, en om aan die ontheffingen of vrijstellingen verplichtingen of beperkingen te verbinden. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  [3 § 3. De Regering bepaalt het bedrag en de regels voor de betaling van de retributie voor het verlenen van een vergunning voor de vervoerder en van het certificaat van goedkeuring van het wegvervoermiddel als bedoeld bij verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97.   ----------  <W 2010-05-19/06, art. 24, 015; Inwerkingtreding : 12-06-2010>   <W 2014-02-07/16, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   <ORD 2021-03-18/02, art. 5, 044; Inwerkingtreding : 04-04-2021>      Art. 13_VLAAMS_GEWEST.    § 1. De [3 Vlaamse Regeringkan, al naargelang van de soorten of groepen van dieren, hun fysieke toestand, de aard van de vervoermiddelen en de verpakking de aard, de duur en de omstandigheden van het vervoer, voorwaarden stellen met betrekking tot:  1. de vervoermiddelen of delen ervan en de verpakkingen;  2. (...) het laden en de berging van dieren in vervoermiddelen en verpakkingen, evenals het lossen van dieren; <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  3. de begeleiding en de verzorging van de dieren tijdens het vervoer.  (4. het vervoer, daarin begrepen de duur, de afstand en de omstandigheden;  5. De documenten die moeten worden bijgehouden.) <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  [1 6. [2 de bekwaamheid van bestuurders en verzorgers en van het personeel dat in verzamelcentra, controleposten of bij vervoerders omgaat met dieren, het organiseren van een opleiding voor deze personen en de lesgevers die deze opleiding mogen verstrekken;   7. het organiseren van examens over de vereiste vakbekwaamheid van bestuurders en verzorgers. [3 De Vlaamse Regeringbepaalt het tarief van de retributie voor deelname aan deze examens. Deze retributie wordt geïnd door en is bestemd voor de onafhankelijke erkende instellingen die deze examens organiseren.  [2 8. het afleveren, schorsen en intrekken van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor bestuurders en verzorgers.  [3 De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor het certificaat van goedkeuring dat vereist is voor lange transporten, vermeld in artikel 18 van de verordening (EG) Nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97. De Vlaamse Regering bepaalt ook het tarief en de regels voor de betaling van een retributie voor het toekennen van het certificaat van goedkeuring.  § 2. [3 De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen om in bijzondere gevallen ontheffingen of vrijstellingen te verlenen van de voorwaarden vastgesteld overeenkomstig paragraaf 1 en aan die ontheffingen of vrijstellingen verplichtingen of beperkingen te verbinden, voor zover die ontheffingen of vrijstellingen niet ingaan tegen de bepalingen van verordening (EG) Nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97.  ----------  <W 2010-05-19/06, art. 24, 015; Inwerkingtreding : 12-06-2010>   <W 2014-02-07/16, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   <DVR 2018-07-13/06, art. 14, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      HOOFDSTUK V. - Invoer. - Doorvoer.  Art. 14. § 1. In het raam van de bescherming en het welzijn der dieren kan de Koning de voorwaarden voor de in- en doorvoer van dieren bepalen inzonderheid betreffende de diersoorten, hun aantal, de afleveringsvoorwaarden van de vergunningen en de kontrole aan de grenzen, de maatregelen te treffen op het ogenblik van de aankomst met het oog op de afhaling, verzorging en tijdelijke onderbrenging gelet op de fyzieke toestand van de dieren, evenals de vergoedingen hiervoor verschuldigd door de door hem aangewezen personen.  § 2. In toepassing van internationale verdragen of in bijzondere gevallen kan de Koning (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) machtigen al naargelang van het geval samen met de Minister van Economische Zaken of de Minister van Financiën, of hun gemachtigden, afwijkingen of ontheffingen te verlenen en aan die afwijkingen of ontheffingen verplichtingen of beperkingen te verbinden. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  Art. 14_VLAAMS_GEWEST.    § 1. In het raam van de bescherming en het welzijn der dieren kan de [1 Vlaamse Regeringde voorwaarden voor de in- en doorvoer van dieren bepalen inzonderheid betreffende de diersoorten, hun aantal, de afleveringsvoorwaarden van de vergunningen en de kontrole aan de grenzen, de maatregelen te treffen op het ogenblik van de aankomst met het oog op de afhaling, verzorging en tijdelijke onderbrenging gelet op de fyzieke toestand van de dieren, evenals de vergoedingen hiervoor verschuldigd door de door [1 de Vlaamse Regeringaangewezen personen.  § 2. [1 De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen om in bijzondere gevallen afwijkingen of ontheffingen van de voorwaarden vastgesteld overeenkomstig paragraaf 1 te verlenen en aan die afwijkingen of ontheffingen verplichtingen of beperkingen te verbinden, voor zover die afwijkingen of ontheffingen niet ingaan tegen de bepalingen van verordening (EG) Nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97.  ----------  <DVR 2018-07-13/06, art. 15, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      HOOFDSTUK VI. - Doden van dieren.  Art. 15. Een gewerveld dier mag slechts worden gedood door een persoon die daarvoor de nodige kennis en bekwaamheid heeft en volgens de minst pijnlijke methode. Tenzij in geval van heirkracht en noodzaak mag het enkel ter dood gebracht worden onder verdoving of bedwelming.  Is het doden van een gewerveld dier zonder verdoving of bedwelming volgens de gebruiken van de jacht of de visvangst of op grond van andere rechtsvoorschriften toegelaten, of gebeurt dit in het kader van de wetgeving ter bestrijding van schadelijke organismen, dan mag het doden enkel verricht worden volgens de meest selectieve, de snelste en de voor het dier minst pijnlijke methode.  Art. 15_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. Een gewerveld dier mag alleen worden gedood na voorafgaande bedwelming. Het mag alleen gedood worden door een persoon die daarvoor de nodige kennis en bekwaamheid heeft en volgens de voor het dier minst pijnlijke, snelste en meest selectieve methode.   In afwijking van het eerste lid, mag een gewerveld dier gedood worden zonder voorafgaande bedwelming:   1° in geval van overmacht;   2° bij jacht of visvangst;   3° in het kader van de bestrijding van schadelijke organismen.   § 2. Als dieren worden geslacht volgens speciale methoden die vereist zijn voor religieuze riten, is de bedwelming omkeerbaar en is de dood van het dier niet het gevolg van de bedwelming.  ----------  <DVR 2017-07-07/06, art. 3, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>      Art. 15_WAALS_GEWEST.   [1 Een gewerveld dier mag slechts worden gedood door een persoon die daarvoor de nodige kennis en bekwaamheid heeft en volgens de meest selectieve, de snelste en de minst pijnlijke methode.   Een gewerveld dier wordt enkel gedood na verdoving of bedwelming, behoudens:   1° overmacht ;   2° beoefenen van jacht of visvangst ;   3° bestrijding van schadelijke organismen.   Indien het doden van dieren het voorwerp uitmaakt van bijzondere slachtmethodes, voorgeschreven door de ritus van een eredienst, moet het bedwelmingsprocédé omkeerbaar zijn en mag het niet de dood van het dier tot gevolg hebben.  ----------  <DWG 2017-05-18/04, art. 2, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2018>   Art. 16.§ 1. Het slachten mag slechts na bedwelming van het dier of, in geval van heirkracht, volgens de minst pijnlijke methode plaatshebben.  (De bepalingen van hoofdstuk VI van deze wet, artikel 16, § 2, tweede lid, uitgezonderd, zijn evenwel niet van toepassing op slachtingen voorgeschreven door de ritus van een eredienst.) <W 1995-05-04/40, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 2. De Koning kan de methoden van slachten en bedwelmen bepalen volgens de omstandigheden van het slachten en de diersoort.  (De Koning kan bepalen dat sommige slachtingen voorgeschreven door de ritus van een eredienst moeten worden uitgevoerd in erkende slachthuizen of in inrichtingen erkend (door de Minister tot wiens bevoegdheid het dierenwelzijn behoort na advies van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen), door offeraars die daartoe zijn gemachtigd door de vertegenwoordigers van de eredienst.) <W 1995-05-04/40, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>  [1 § 3. De Koning kan voorwaarden vaststellen aan :   1. de opleiding van de functionaris voor het dierenwelzijn en het personeel werkzaam in de slachthuizen en van personen betrokken bij het doden van pelsdieren, en de organisatie van deze opleiding;   2. het organiseren van examens over de vereiste vakbekwaamheid van de in de bepaling onder 1. genoemde personen;   3. het afleveren, schorsen en intrekken van voorlopige en definitieve getuigschriften van vakbekwaamheid aan de in de bepaling onder 1. genoemde personen;   4. de bouw, inrichting en uitrusting van slachthuizen.  ----------  <W 2014-02-07/16, art. 7, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   Art. 16_VLAAMS_GEWEST.  [1 § 1. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor:   1° de methoden voor het bedwelmen en het doden van dieren volgens de omstandigheden en de diersoort;   2° de bouw, de inrichting en de uitrusting van slachthuizen;   3° de garantie voor een onafhankelijk optreden van de functionaris voor het dierenwelzijn;   4° de bekwaamheid van de functionaris voor het dierenwelzijn, het personeel in de slachthuizen en de personen die betrokken zijn bij het doden van dieren, met inbegrip van de inhoud en organisatie van de opleidingen en examens, en de aflevering, intrekking en schorsing van de getuigschriften die in dat kader zijn afgeleverd.   § 2. De Vlaamse Regering kan inrichtingen erkennen voor het gegroepeerd slachten van dieren voor particulier huishoudelijk verbruik en de voorwaarden bepalen voor het slachten buiten een slachthuis van dieren voor particulier huishoudelijk verbruik.  ----------  <DVR 2017-07-07/06, art. 4, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>   Art. 16_WAALS_GEWEST.  [1 De Regering stelt de voorwaarden en de nadere regels vast voor :   1° de bekwaamheid van het personeel werkzaam in de slachthuizen en van de personen die deelnemen aan het doden van de dieren, met inbegrip van het invoeren van vormingen en examens, evenals het afleveren, het intrekken en het opschorten van in dat kader afgeleverde getuigschriften;   2° de kwalificatie van de personen die gemachtigd zijn om het doden van een dier uit te voeren;   3° de controle van de slachtvoorwaarden ;   4° de bouw, inrichting en uitrusting van slachthuizen ;   5° het gebruik van producten of materieel bestemd voor het doden van dieren.  ----------  <DWG 2017-05-18/04, art. 3, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2018>   Art. 16bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Het doden en slachten van schapen, geiten, varkens en gekweekt wild voor particulier huishoudelijk verbruik door de eigenaar ervan of door een persoon onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de eigenaar buiten een slachthuis of een op grond van artikel 16, § 2, tweede lid, erkende inrichting is verboden.  ----------  <ORD 2018-01-25/17, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 04-03-2018>   Art. 16ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Slachten in de kwekerij is echter mogelijk wanneer een beroep wordt gedaan op een mobiele voorziening die de normen voor gezondheid en dierenwelzijn in acht neemt.  ----------  <Ingevoegd bij ORD 2018-01-25/17, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 04-03-2018>   HOOFDSTUK VII. - Ingrepen op dieren.  Art. 17. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de in hoofdstuk VIII bedoelde dierproeven.  Art. 17bis. <ingevoegd bij W 1995-05-04/40, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2001> § 1. Het is verboden één of meer ingrepen bij een gewerveld dier te verrichten, waarbij één of meerdere gevoelige delen van het lichaam worden verwijderd of beschadigd.  § 2. Het bepaalde in § 1 is niet van toepassing op :  1° ingrepen waarvoor een diergeneeskundige noodzaak bestaat;  2° ingrepen die op grond van de wetgeving inzake de dierenziektenbestrijding verplicht zijn;  3° ingrepen met het oog op het nutsgebruik van het dier of op de beperking van de voortplanting van de diersoort. De Koning stelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de lijst van deze ingrepen vast en bepaalt de gevallen waarin en de wijze waarop die ingrepen mogen worden uitgevoerd.  Art. 17bis_VLAAMS_GEWEST.    <ingevoegd bij W 1995-05-04/40, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2001> § 1. Het is verboden één of meer ingrepen bij een gewerveld dier te verrichten, waarbij één of meerdere gevoelige delen van het lichaam worden verwijderd of beschadigd.  § 2. Het bepaalde in § 1 is niet van toepassing op :  1° ingrepen waarvoor een diergeneeskundige noodzaak bestaat;  2° ingrepen die op grond van de wetgeving inzake de dierenziektenbestrijding verplicht zijn;  3° ingrepen met het oog op het nutsgebruik van het dier of op de beperking van de voortplanting van de diersoort. [1 De Vlaamse Regering steltde lijst van deze ingrepen vast en bepaalt de gevallen waarin en de wijze waarop die ingrepen mogen worden uitgevoerd.  ----------  <DVR 2018-07-13/06, art. 17, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 18. § 1. Geen enkele pijnlijke ingreep mag bij een gewerveld dier verricht worden zonder verdoving.  (De verdoving van een warmbloedig dier moet uitgevoerd worden door een dierenarts, behoudens in de gevallen waarin de verantwoordelijke of de diergeneeskundige helper daartoe gemachtigd is overeenkomstig de artikelen 5, 2°, 6 of 7 van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde.) <W 1991-08-28/37, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>  § 2. Een verdoving is niet noodzakelijk:  1. wanneer bij vergelijkbare ingrepen bij mensen geen verdoving plaatsheeft;  2. wanneer ze in een bijzonder geval, volgens het oordeel van de dierenarts, niet uitvoerbaar is.  § 3. In afwijking van de bepalingen van § 1 kan de Koning de ingrepen waarvoor verdoving onder bepaalde voorwaarden niet noodzakelijk is, evenals de daarbij te gebruiken methoden, vaststellen.  Art. 18_VLAAMS_GEWEST.    § 1. Geen enkele pijnlijke ingreep mag bij een gewerveld dier verricht worden zonder verdoving.  (De verdoving van een warmbloedig dier moet uitgevoerd worden door een dierenarts, behoudens in de gevallen waarin de verantwoordelijke of de diergeneeskundige helper daartoe gemachtigd is overeenkomstig de artikelen 5, 2°, 6 of 7 van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde.) <W 1991-08-28/37, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>  § 2. Een verdoving is niet noodzakelijk:  1. wanneer bij vergelijkbare ingrepen bij mensen geen verdoving plaatsheeft;  2. wanneer ze in een bijzonder geval, volgens het oordeel van de dierenarts, niet uitvoerbaar is.  § 3. In afwijking van de bepalingen van § 1 kan de [1 Vlaamse Regeringde ingrepen waarvoor verdoving onder bepaalde voorwaarden niet noodzakelijk is, evenals de daarbij te gebruiken methoden, vaststellen.  ----------  <DVR 2018-07-13/06, art. 18, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 19. <W 1995-05-04/40, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> § 1. Vanaf 1 januari 2000 is het verboden om deel te nemen aan tentoonstellingen, keuringen of wedstrijden met dieren waarbij een bij artikel 17bis verboden ingreep is verricht.  § 2. Het is verboden een dier dat een bij artikel 17bis verboden ingreep heeft ondergaan tot een tentoonstelling, keuring of wedstrijd toe te laten.  § 3. Het verhandelen van dieren waarbij een bij artikel 17bis verboden ingreep is verricht, is verboden.  § 4. De bepalingen van de voorafgaande paragrafen zijn niet van toepassing indien bewijzen kunnen worden voorgelegd dat de ingreep is verricht voor het van kracht worden van het in artikel 17bis bedoelde verbod.  Art. 19_VLAAMS_GEWEST.    <W 1995-05-04/40, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> § 1. [1 Het isverboden om deel te nemen aan tentoonstellingen, keuringen of wedstrijden met dieren waarbij een bij artikel 17bis verboden ingreep is verricht.  § 2. Het is verboden een dier dat een bij artikel 17bis verboden ingreep heeft ondergaan tot een tentoonstelling, keuring of wedstrijd toe te laten.  [1 § 2bis. Paragraaf 1 en 2 zijn ook van toepassing op dieren die na de inwerkingtreding van het decreet van 23 maart 2018 houdende de wijziging van artikel 3 en artikel 19 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, een ingreep ondergaan hebben als vermeld in artikel 17bis, § 2, 1°.  § 3. Het verhandelen van dieren waarbij een bij artikel 17bis verboden ingreep is verricht, is verboden.  § 4. De bepalingen van de voorafgaande paragrafen zijn niet van toepassing indien bewijzen kunnen worden voorgelegd dat de ingreep is verricht voor het van kracht worden van het in artikel 17bis bedoelde verbod.  ----------  <DVR 2018-03-23/05, art. 3, 031; Inwerkingtreding : 15-04-2018>      HOOFDSTUK VIII. - Dierproeven.  Art. 20.§ 1. Elke dierproef die niet beantwoordt aan (de voorwaarden gesteld in dit hoofdstuk) is verboden. <W 1995-05-04/40, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  [1 Proefdieren die in een andere lidstaat rechtmatig zijn gefokt of gehouden, kunnen worden aangeleverd of gebruikt en de producten die zijn ontwikkeld door gebruikmaking van deze dieren kunnen in de handel worden gebracht.  § 2. De koninklijke besluiten die volledig of ten dele betrekking hebben op proefdieren, worden in Ministerraad overlegd.  § 3. [1 De Koning kan de dierproeven die Hij bepaalt toelaten of verbieden. Hij kan ook de doeleinden omschrijven waarvoor dierproeven uitsluitend mogen worden gebruikt alsook de methoden voor het doden van de dieren.  [1 § 4. De Koning kan bepaalde dierproeven verbieden om dubbel gebruik te vermijden tenzij verder onderzoek vereist is ter bescherming van de volksgezondheid, de veiligheid en het milieu.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 20_VLAAMS_GEWEST.    § 1. Elke dierproef die niet beantwoordt aan (de voorwaarden gesteld in dit hoofdstuk) is verboden. <W 1995-05-04/40, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  [1 Proefdieren die in een andere lidstaat rechtmatig zijn gefokt of gehouden, kunnen worden aangeleverd of gebruikt en de producten die zijn ontwikkeld door gebruikmaking van deze dieren kunnen in de handel worden gebracht.  § 2. [2 ...  § 3. [1 De [2 Vlaamse Regeringkan de dierproeven die [2 ze bepaalttoelaten of verbieden. [2 De Vlaamse Regering kanook de doeleinden omschrijven waarvoor dierproeven uitsluitend mogen worden gebruikt alsook de methoden voor het doden van de dieren.  [1 § 4. De [2 Vlaamse Regeringkan bepaalde dierproeven verbieden om dubbel gebruik te vermijden tenzij verder onderzoek vereist is ter bescherming van de volksgezondheid, de veiligheid en het milieu.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   <DVR 2018-07-13/06, art. 19, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 21.[1 § 1. Elke gebruiker is onderworpen aan een voorafgaandelijke erkenning door de voor het Dierenwelzijn bevoegde minister. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden van deze erkenning, alsook de procedure voor het verlenen, het schorsen en het intrekken van de erkenning.   Hij kan daarenboven bijkomende voorwaarden voorschrijven met betrekking tot de bestemming van dieren eenmaal de dierproeven waarin deze dieren gebruikt werden, zijn beëindigd.   § 2. Ethische commissies worden opgericht bij de gebruikers. De Koning bepaalt de samenstelling, de werking en de opdrachten van deze ethische commissies.   Ethische commissies worden goedgekeurd en gecontroleerd door de voor dierenwelzijn bevoegde dienst. De Koning bepaalt de regels met betrekking tot de goedkeuring en de controle van de ethische commissies.   § 3. De Koning wijst een bevoegde instantie aan die belast wordt met het vergunnen van projecten.   Geen enkel project mag worden uitgevoerd zonder dat er vooraf een vergunning is voor verleend.   Een project mag alleen worden uitgevoerd indien de projectevaluatie gunstig is.   In dit verband legt de Koning voorwaarden en evaluatiecriteria vast waaraan een project moet voldoen alsook de procedures voor het verlenen, het wijzigen, het vernieuwen, het schorsen en het intrekken van de vergunning voor een project. De Koning bepaalt dat deze voorwaarden verplichtingen kunnen inhouden ten aanzien van de verantwoordelijken voor de projecten.   De Koning legt ook de voorwaarden vast van de beoordeling na afloop van een project en die van de niet-technische samenvatting van een project.   § 4. De Koning richt een instantie op, die "Dierenwelzijnscel" wordt genoemd en die belast wordt met het dierenwelzijn bij fokkers, leveranciers en gebruikers. Hij bepaalt de samenstelling, de werking en opdrachten ervan.  ----------  <W 2014-02-07/16, art. 8, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   Art. 21_VLAAMS_GEWEST.    [1 § 1. Elke gebruiker is onderworpen aan een voorafgaandelijke erkenning door de [2 Vlaamse Regering. [2 De Vlaamse Regering bepaaltde voorwaarden van deze erkenning, alsook de procedure voor het verlenen, het schorsen en het intrekken van de erkenning.   [2 De Vlaamse Regeringkan daarenboven bijkomende voorwaarden voorschrijven met betrekking tot de bestemming van dieren eenmaal de dierproeven waarin deze dieren gebruikt werden, zijn beëindigd.   § 2. Ethische commissies worden opgericht bij de gebruikers. De [2 Vlaamse Regeringbepaalt de samenstelling, de werking en de opdrachten van deze ethische commissies.   Ethische commissies worden goedgekeurd en gecontroleerd door de [2 Dienst. De [2 Vlaamse Regeringbepaalt de regels met betrekking tot de goedkeuring en de controle van de ethische commissies.   § 3. De [2 Vlaamse Regeringwijst een bevoegde instantie aan die belast wordt met het vergunnen van projecten.   Geen enkel project mag worden uitgevoerd zonder dat er vooraf een vergunning is voor verleend.   Een project mag alleen worden uitgevoerd indien de projectevaluatie gunstig is.   In dit verband legt de [2 Vlaamse Regeringvoorwaarden en evaluatiecriteria vast waaraan een project moet voldoen alsook de procedures voor het verlenen, het wijzigen, het vernieuwen, het schorsen en het intrekken van de vergunning voor een project. De [2 Vlaamse Regeringbepaalt dat deze voorwaarden verplichtingen kunnen inhouden ten aanzien van de verantwoordelijken voor de projecten.   De [2 Vlaamse Regeringlegt ook de voorwaarden vast van de beoordeling na afloop van een project en die van de niet-technische samenvatting van een project.   § 4. De [2 Vlaamse Regeringricht een instantie op, die "Dierenwelzijnscel" wordt genoemd en die belast wordt met het dierenwelzijn bij fokkers, leveranciers en gebruikers. Hij bepaalt de samenstelling, de werking en opdrachten ervan.  ----------  <W 2014-02-07/16, art. 8, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>   <DVR 2018-07-13/06, art. 20, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 22.[1 Fokkers en leveranciers zijn onderworpen aan een voorafgaandelijke erkenning door de minister bevoegd voor het dierenwelzijn. Artikel 23 is ook op die inrichtingen van toepassing.   De minister kan de erkenning schorsen of intrekken.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 8, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 22_VLAAMS_GEWEST.    [1 Fokkers en leveranciers zijn onderworpen aan een voorafgaandelijke erkenning door [2 de Vlaamse Regering. Artikel 23 is ook op die inrichtingen van toepassing.   [2 De Vlaamse Regeringkan de erkenning schorsen of intrekken.[2 De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden van die erkenning en de procedure voor het verlenen, het schorsen en het intrekken van die erkenning.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 8, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   <DVR 2018-07-13/06, art. 21, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 23.§ 1. (De Koning kan regelen vaststellen betreffende de herkomst van de proefdieren en bijzondere voorwaarden bepalen met betrekking tot het houden van proefdieren van verschillende categorieën. Hij kan bovendien regelen voorschrijven om de herkomst van de dieren vast te stellen en te controleren. Honden en katten moeten echter in een register worden ingeschreven, met de vermelding van hun herkomst.) <W 1995-05-04/40, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 2. [1 De gebruikers die bij het uitvoeren van dierproeven gebruik maken van paarden, honden, katten, varkens, herkauwers of primaten moeten een dierenarts aanwijzen, deskundig op het domein van de proefdiergeneeskunde, die belast wordt met de bescherming van de gezondheid en het welzijn van die dieren.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 23_VLAAMS_GEWEST.    § 1. (De [2 Vlaamse Regeringkan regelen vaststellen betreffende de herkomst van de proefdieren en bijzondere voorwaarden bepalen met betrekking tot het houden van proefdieren van verschillende categorieën. [2 De Vlaamse Regeringkan bovendien regelen voorschrijven om de herkomst van de dieren vast te stellen en te controleren. Honden en katten moeten echter in een register worden ingeschreven, met de vermelding van hun herkomst.) <W 1995-05-04/40, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 2. [1 De gebruikers die bij het uitvoeren van dierproeven gebruik maken van paarden, honden, katten, varkens, herkauwers of primaten moeten een dierenarts aanwijzen, deskundig op het domein van de proefdiergeneeskunde, die belast wordt met de bescherming van de gezondheid en het welzijn van die dieren.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   <DVR 2018-07-13/06, art. 22, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 24.[1 § 1. Dierproeven worden beperkt tot het strikt noodzakelijke.   § 2. Er mag geen dierproef worden uitgevoerd indien het nagestreefde resultaat kan worden verkregen met behulp van een andere methode of beproevingsstrategie waarbij geen levende dieren worden gebruikt en die in de wetgeving van de Europese Unie is erkend.   § 3. In geval van verschillende mogelijkheden worden de proeven geselecteerd die aan het grootste aantal van de volgende eisen voldoen :   1° er wordt een zo gering mogelijk aantal dieren gebruikt;   2° de betrokken dieren zijn dieren die het minst gevoelig zijn voor pijn, lijden, angst of blijvende schade;   3° de betrokken proeven berokkenen het minste pijn, lijden, angst of blijvende schade;   4° de betrokken proeven leveren naar verwachting de meest bevredigende resultaten op.   § 4. Dierproeven worden als toepasselijk steeds onder algemene of plaatselijke verdoving uitgevoerd en er worden pijnstillers of andere gepaste methoden gebruikt om de pijn, het lijden en de angst tot een minimum beperken.   Procedures die zware letsels toebrengen die hevige pijn kunnen veroorzaken, worden niet zonder verdoving uitgevoerd.   Verdoving dient niet te worden toegepast indien geoordeeld wordt dat dit voor het dier meer traumatiserend is dan de procedure zelf of indien de verdoving onverenigbaar is met het doel van de dierproef.   Er mogen aan dieren geen stoffen worden toegediend waardoor zij niet meer, of slechts in verminderde mate, in staat zijn pijn te tonen bij te lichte verdoving of te geringe pijnstilling. In die gevallen waar de toediening van een dergelijke stof wel noodzakelijk is, wordt voorzien in een wetenschappelijke motivering, vergezeld van nadere gegevens over het verdovings- of pijnstillingsprotocol.   De dieren die pijn kunnen lijden als de verdoving eenmaal is uitgewerkt, worden preventief en postoperatief behandeld met pijnstillers of andere geschikte pijnbestrijdingsmethoden, voor zover dit verenigbaar is met het doel van de dierproef.   Zodra het doel van de dierproef is bereikt, worden gepaste maatregelen genomen om het lijden van het dier tot een minimum te beperken.   § 5. De dood als eindpunt van een dierproef wordt zoveel mogelijk vermeden en vervangen door in een vroege fase aangepaste eindpunten.   Wanneer de dood als eindpunt onvermijdelijk is, wordt de dierproef zo opgezet dat zo weinig mogelijk dieren sterven en de duur en intensiteit van het lijden voor het dier zo gering mogelijk worden gehouden, en de dood, voor zover mogelijk, pijnloos is.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 24_VLAAMS_GEWEST.    [1 § 1. Dierproeven worden beperkt tot het strikt noodzakelijke.   § 2. Er mag geen dierproef worden uitgevoerd indien het nagestreefde resultaat kan worden verkregen met behulp van een andere methode of beproevingsstrategie waarbij geen levende dieren worden gebruikt en die in de wetgeving van de Europese Unie is erkend.   § 3. In geval van verschillende mogelijkheden worden de proeven geselecteerd die aan het grootste aantal van de volgende eisen voldoen :   1° er wordt een zo gering mogelijk aantal dieren gebruikt;   2° de betrokken dieren zijn dieren die het minst gevoelig zijn voor pijn, lijden, angst of blijvende schade;   3° de betrokken proeven berokkenen het minste pijn, lijden, angst of blijvende schade;   4° de betrokken proeven leveren naar verwachting de meest bevredigende resultaten op.   § 4. Dierproeven worden als toepasselijk steeds onder algemene of plaatselijke verdoving uitgevoerd en er worden pijnstillers of andere gepaste methoden gebruikt om de pijn, het lijden en de angst tot een minimum beperken.   Procedures die zware letsels toebrengen die hevige pijn kunnen veroorzaken, worden niet zonder verdoving uitgevoerd.   Verdoving dient niet te worden toegepast indien geoordeeld wordt dat dit voor het dier meer traumatiserend is dan de procedure zelf of indien de verdoving onverenigbaar is met het doel van de dierproef.   Er mogen aan dieren geen stoffen worden toegediend waardoor zij niet meer, of slechts in verminderde mate, in staat zijn pijn te tonen bij te lichte verdoving of te geringe pijnstilling. In die gevallen waar de toediening van een dergelijke stof wel noodzakelijk is, wordt voorzien in een wetenschappelijke motivering, vergezeld van nadere gegevens over het verdovings- of pijnstillingsprotocol.   De dieren die pijn kunnen lijden als de verdoving eenmaal is uitgewerkt, worden preventief en postoperatief behandeld met pijnstillers of andere geschikte pijnbestrijdingsmethoden, voor zover dit verenigbaar is met het doel van de dierproef.   Zodra het doel van de dierproef is bereikt, worden gepaste maatregelen genomen om het lijden van het dier tot een minimum te beperken.   § 5. De dood als eindpunt van een dierproef wordt zoveel mogelijk vermeden en vervangen door in een vroege fase [2 vaststelbare, humaneeindpunten.   Wanneer de dood als eindpunt onvermijdelijk is, wordt de dierproef zo opgezet dat zo weinig mogelijk dieren sterven en de duur en intensiteit van het lijden voor het dier zo gering mogelijk worden gehouden, en de dood, voor zover mogelijk, pijnloos is.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   <DVR 2018-07-13/06, art. 23, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 24_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    [1 § 1. Dierproeven worden beperkt tot het strikt noodzakelijke.   § 2. Er mag geen dierproef worden uitgevoerd indien het nagestreefde resultaat kan worden verkregen met behulp van een andere methode of beproevingsstrategie waarbij geen levende dieren worden gebruikt en die in de wetgeving van de Europese Unie is erkend.   § 3. In geval van verschillende mogelijkheden worden de proeven geselecteerd die aan het grootste aantal van de volgende eisen voldoen :   1° er wordt een zo gering mogelijk aantal dieren gebruikt;   2° de betrokken dieren zijn dieren die het minst gevoelig zijn voor pijn, lijden, angst of blijvende schade;   3° de betrokken proeven berokkenen het minste pijn, lijden, angst of blijvende schade;   4° de betrokken proeven leveren naar verwachting de meest bevredigende resultaten op.   § 4. Dierproeven worden als toepasselijk steeds onder algemene of plaatselijke verdoving uitgevoerd en er worden pijnstillers of andere gepaste methoden gebruikt om de pijn, het lijden en de angst tot een minimum beperken.   Procedures die zware letsels toebrengen die hevige pijn kunnen veroorzaken, worden niet zonder verdoving uitgevoerd.   Verdoving dient niet te worden toegepast indien geoordeeld wordt dat dit voor het dier meer traumatiserend is dan de procedure zelf of indien de verdoving onverenigbaar is met het doel van de dierproef.   Er mogen aan dieren geen stoffen worden toegediend waardoor zij niet meer, of slechts in verminderde mate, in staat zijn pijn te tonen bij te lichte verdoving of te geringe pijnstilling. In die gevallen waar de toediening van een dergelijke stof wel noodzakelijk is, wordt voorzien in een wetenschappelijke motivering, vergezeld van nadere gegevens over het verdovings- of pijnstillingsprotocol.   De dieren die pijn kunnen lijden als de verdoving eenmaal is uitgewerkt, worden preventief en postoperatief behandeld met pijnstillers of andere geschikte pijnbestrijdingsmethoden, voor zover dit verenigbaar is met het doel van de dierproef.   Zodra het doel van de dierproef is bereikt, worden gepaste maatregelen genomen om het lijden van het dier tot een minimum te beperken.   § 5. [2 De dood als eindpunt van een dierproef moet zoveel mogelijk worden vermeden en worden vervangen door in een vroege fase vaststelbare, humane eindpunten. Ingeval de dood niet vermijdbaar is als eindpunt, verloopt de dierproef als volgt :   a) door het veroorzaken van de dood van zo weinig mogelijk dieren ; en   b) door zoveel mogelijk de duur en de intensiteit van het lijden van het dier te verminderen en, zoveel als kan, een dood zonder pijn te verzekeren.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   <ORD 2018-01-25/15, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 04-03-2018>   Art. 25.[1 De gebruiker, de fokker of de leverancier wijst een persoon aan die verantwoordelijk is voor de naleving van de voorwaarden van de erkenning en voor het verstrekken van de door de Koning vastgestelde en door de minister bevoegd voor het dierenwelzijn vereiste administratieve of statistische inlichtingen.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 11, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 25_VLAAMS_GEWEST.    [1 De gebruiker, de fokker of de leverancier wijst een persoon aan die verantwoordelijk is voor de naleving van de voorwaarden van de erkenning en voor het verstrekken van de door de [2 Vlaamse Regeringvastgestelde [2 ...administratieve of statistische inlichtingen.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 11, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   <DVR 2018-07-13/06, art. 24, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 26. § 1. De proefleider is verantwoordelijk voor de dierproeven die hij uitvoert. (Hij moet beschikken over een universitair diploma waarbij een fundamentele kennis van de medische of biologische wetenschappen wordt gewaarborgd.) <W 2004-07-09/30, art. 221, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>  Hij moet in elk geval de kennis en bekwaamheid bezitten die nodig zijn voor het uitvoeren van de dierproeven.  (De Koning kan bijkomende regelen vaststellen met betrekking tot de vorming en de opleiding van de proefleider.) <W 1995-05-04/40, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 2. De proefleider is verantwoordelijk voor het treffen van de maatregelen in verband met de nazorg der dieren.  Wanneer hij gebruik maakt van paarden, honden, katten, varkens, herkauwers of primaten, doet hij hiertoe beroep op een dierenarts.  Art. 26_VLAAMS_GEWEST.    § 1. De proefleider is verantwoordelijk voor de dierproeven die hij uitvoert. (Hij moet beschikken over een universitair diploma waarbij een fundamentele kennis van de medische of biologische wetenschappen wordt gewaarborgd.) <W 2004-07-09/30, art. 221, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>  Hij moet in elk geval de kennis en bekwaamheid bezitten die nodig zijn voor het uitvoeren van de dierproeven.  (De [1 Vlaamse Regeringkan bijkomende regelen vaststellen met betrekking tot de vorming en de opleiding van de proefleider.) <W 1995-05-04/40, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  § 2. De proefleider is verantwoordelijk voor het treffen van de maatregelen in verband met de nazorg der dieren.  Wanneer hij gebruik maakt van paarden, honden, katten, varkens, herkauwers of primaten, doet hij hiertoe beroep op een dierenarts.  ----------  <DVR 2018-07-13/06, art. 25, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 27.[1 De Koning bepaalt de aard en de vorm van de documenten die de gebruiker, de fokker, de leverancier of de proefleider bijhoudt, evenals de wijze waarop ze opgemaakt worden.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 12, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 27_VLAAMS_GEWEST.    [1 De [2 Vlaamse Regeringbepaalt de aard en de vorm van de documenten die de gebruiker, de fokker, de leverancier of de proefleider bijhoudt, evenals de wijze waarop ze opgemaakt worden.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 12, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   <DVR 2018-07-13/06, art. 26, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 28. De Koning richt een comité van deskundigen op dat tot taak heeft de deontologische problemen in verband met dierproeven te bestuderen. Hij bepaalt de samenstelling en de werking ervan. De middens van het wetenschappelijk en medisch onderzoek moeten erin vertegenwoordigd zijn. De leden van het comité zijn door het beroepsgeheim gebonden.  Art. 28_VLAAMS_GEWEST.   [1 De Vlaamse Regering richt een Proefdierencommissie op die tot taak heeft advies te verlenen over de aanschaf, de fok, de huisvesting, de verzorging en het gebruik van proefdieren en te zorgen voor de verspreiding van de beste praktijken. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling en de werking ervan. De Proefdierencommissie is onder meer samengesteld uit vertegenwoordigers van de wetenschappelijke en medische wereld. De leden van de Proefdierencommissie zijn verplicht tot geheimhouding.  ----------  <DVR 2018-07-13/06, art. 27, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 29.[1 De Koning kan regels vaststellen in verband met de opleiding en kwalificatie van het personeel van gebruikers, fokkers en leveranciers.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 13, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 29_VLAAMS_GEWEST.    [1 De [2 Vlaamse Regeringkan regels vaststellen in verband met de opleiding en kwalificatie van het personeel van gebruikers, fokkers en leveranciers.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 13, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   <DVR 2018-07-13/06, art. 26, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 30.§ 1er. [1 Dierproeven van didactische aard zijn slechts toegestaan in het hoger onderwijs en voor zover ze onmisbaar zijn voor de vorming van de studenten en niet door andere evenwaardige didactische methoden kunnen worden vervangen.  § 2. De Koning kan de voorwaarden bepalen voor het ondernemen van dierproeven met het oog op de opleiding van gespecialiseerd personeel in de laboratoria.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 14, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 30_VLAAMS_GEWEST.    § 1er. [1 Dierproeven van didactische aard zijn slechts toegestaan in het hoger onderwijs en voor zover ze onmisbaar zijn voor de vorming van de studenten en niet door andere evenwaardige didactische methoden kunnen worden vervangen.  § 2. De [2 Vlaamse Regeringkan de voorwaarden bepalen voor het ondernemen van dierproeven met het oog op de opleiding van gespecialiseerd personeel in de laboratoria.  ----------  <W 2012-12-27/15, art. 14, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   <DVR 2018-07-13/06, art. 18, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 30/1. [1 Teneinde te waken over de overeenstemming met de eisen van deze wet, bepaalt de Koning de nadere regels van de regelmatige inspecties bij alle fokkers, leveranciers en gebruikers, inclusief in hun inrichtingen.  ----------  <Ingevoegd bij W 2012-12-27/15, art. 15, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   Art. 30/1_VLAAMS_GEWEST.    [1 Teneinde te waken over de overeenstemming met de eisen van deze wet, bepaalt de [2 Vlaamse Regeringde nadere regels van de regelmatige inspecties bij alle fokkers, leveranciers en gebruikers, inclusief in hun inrichtingen.  ----------  <Ingevoegd bij W 2012-12-27/15, art. 15, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>   <DVR 2018-07-13/06, art. 28, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      HOOFDSTUK IX. - De Raad voor dierenwelzijn.    HOOFDSTUK IX. (Waalse Gewest)  [1 - " Conseil wallon du bien-être des animaux " (Waalse Raad voor dierenwelzijn)  ----------  <DWG 2015-01-22/02, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 09-02-2015>   HOOFDSTUK IX. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 - De Brusselse Raad voor dierenwelzijn.  ----------  <ORD 2016-03-24/05, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 11-04-2016>   Art. 31.Bij (de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) wordt een Raad voor dierenwelzijn opgericht. De Koning bepaalt de samenstelling van die Raad en zijn werking. Onder meer de afgevaardigden van de nationale of regionale verenigingen voor dierenbescherming, van het wetenschappelijk en medisch onderzoek en van de kwekers maken er deel van uit. <W 2003-12-22/42, art. 227, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  Art. 31_VLAAMS_GEWEST.   [1 Er wordt een Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn opgericht. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van die Raad en zijn werking. Onder meer de vertegenwoordigers van de verenigingen voor dierenbescherming, van het wetenschappelijk onderzoek, van de dierenartsen en van de kwekers maken er deel van uit.  ----------  <DVR 2018-07-13/06, art. 29, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>      Art. 31_WAALS_GEWEST.   [1 Er wordt een Waalse Raad voor dierenwelzijn opgericht.   De Regering bepaalt de samenstelling en de werking van de Raad alsook de aanwijzingsregels van zijn leden. De vertegenwoordigers van de verenigingen voor dierenbescherming, van het wetenschappelijk en medisch onderzoek en van de kwekers maken er onder meer deel van uit.   De Waalse Overheidsdienst neemt het secretariaat van de Raad waar.  ----------  <DWG 2015-01-22/02, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 09-02-2015>   Art. 31_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Er wordt een Brusselse Raad voor dierenwelzijn opgericht. De Regering bepaalt de samenstelling, de procedure voor de aanduiding van de leden en de werking van de Raad. Onder meer de afgevaardigden van de verenigingen voor dierenbescherming, van het wetenschappelijk en medisch onderzoek en van de kwekers maken er deel van uit.  ----------  <ORD 2016-03-24/05, art. 3, 023; Inwerkingtreding : 11-04-2016>   Art. 32. De Raad heeft tot taak aangelegenheden in verband met de bescherming en het welzijn van dieren te bestuderen. Hij geeft advies over de zaken waarvan het onderzoek hem wordt opgedragen door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) en kan aan deze voorstellen doen. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  Art. 32_VLAAMS_GEWEST.    De [1 Vlaamse Raad voor Dierenwelzijnheeft tot taak aangelegenheden in verband met de bescherming en het welzijn van dieren te bestuderen. Hij geeft advies over de zaken waarvan het onderzoek hem wordt opgedragen door [1 de Vlaamse Regeringen kan aan deze voorstellen doen.  ----------  <DVR 2018-07-13/06, art. 30, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>   HOOFDSTUK X. - Verenigingen voor dierenbescherming.  Art. 33.§ 1. De Koning kan de voorwaarden bepalen volgens welke (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn), nationale en regionale verenigingen kan erkennen als representatief voor de bescherming en het welzijn der dieren. Hij kan bepalen dat om erkend te worden een vereniging de rechtspersoonlijkheid moet bezitten. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  § 2. (De Koning kan voorwaarden bepalen voor de opleiding van de aangestelden van de erkende verenigingen.  Hij kan de wijze regelen waarop de erkende verenigingen en hun aangestelden alsmede de personen die door de minister tot wiens bevoegdheid de landbouw aangewezen zijn op voordracht van de Raad van dierenwelzijn, met de door Hem aangewezen overheidspersonen samenwerken.) <W 1995-05-04/40, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  Art. 33_VLAAMS_GEWEST.  <Opgeheven bij DVR 2018-07-13/06, art. 31, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>   Art. 33_WAALS_GEWEST.    § 1. De Koning kan de voorwaarden bepalen volgens welke (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn), nationale en regionale verenigingen kan erkennen als representatief voor de bescherming en het welzijn der dieren. Hij kan bepalen dat om erkend te worden een vereniging de rechtspersoonlijkheid moet bezitten. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>  § 2. (De Koning kan voorwaarden bepalen voor de opleiding van de aangestelden van de erkende verenigingen.  Hij kan de wijze regelen waarop de erkende verenigingen en hun aangestelden alsmede de personen die door de minister tot wiens bevoegdheid de landbouw aangewezen zijn op voordracht van de [1 "Conseil wallon du bien-être des animaux" (Waalse Raad voor dierenwelzijn), met de door Hem aangewezen overheidspersonen samenwerken.) <W 1995-05-04/40, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>  ----------
Art. 10 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.    <L 1995-05-04/40, art. 9, 004; En vigueur : 01-09-1995> Le [1 Gouvernement]1 peut imposer les conditions afférentes à la commercialisation des animaux dans le but de les protéger et d'assurer leur bien-être.  [1 ...]1  

Modifications

[1]  <ORD 2021-03-18/02, art. 4, 044; En vigueur : 04-04-2021>      Art. 10_REGION_FLAMANDE.    <L 1995-05-04/40, art. 9, 004; En vigueur : 01-09-1995> Le [1 Gouvernement flamandpeut imposer les conditions afférentes à la commercialisation des animaux dans le but de les protéger et d'assurer leur bien-être.  Ces conditions ne peuvent se rapporter qu'à l'âge des animaux mis en vente, à leur identification, aux informations à l'acheteur, aux garanties pour l'acheteur et aux certificats y afférents, au traitement contre des maladies, au conditionnement, à la présentation et l'exposition en vue de la commercialisation.  ----------  <DCFL 2018-07-13/06, art. 10, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 10bis. <Inséré par L 2007-05-11/63, art. 3; En vigueur : 14-10-2007> Il est interdit de conclure tout contrat de crédit, au sens de la loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation, qui vise à l'acquisition d'un animal de compagnie.  Art. 10bis_REGION_FLAMANDE..   <Inséré par L 2007-05-11/63, art. 3; En vigueur : 14-10-2007> Il est interdit de conclure tout contrat de crédit, au sens [1 du titre 4 du livre VII du Code de droit économique, qui vise à l'acquisition d'un animal de compagnie.  ----------  <DCFL 2018-07-13/06, art. 11, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 11. Il est interdit de céder à titre gratuit ou onéreux des animaux à des personnes âgées de moins de 16 ans, sans autorisation expresse des personnes qui exercent sur eux l'autorité parentale ou la tutelle.  Art. 11bis. <inséré par L 1995-05-04/40, art. 10, En vigueur : 01-09-1995> Il est interdit de faire de la publicité, en ce compris le placement d'annonces, dans le but de commercialiser des espèces animales qui ne figurent pas sur la liste établie en application de l'article 3bis, § 1er.  L'interdiction prévue à l'alinéa 1er concerne également les chiens et les chats, sauf s'il s'agit d'annonces publiées dans des revues spécialisées ou lorsque la publicité est faite par des personnes possédant un établissement agréé visé à l'article 5.  Art. 11bis_REGION_WALLONNE.  [1 Les articles 11ter à 11quinquies s'appliquent aux annonces publiées, quel qu'en soit le support, à destination d'une personne établie sur le territoire de la Région wallonne.  ----------  <DRW 2018-07-17/04, art. 62, 035; En vigueur : 18-10-2018>   Art. 11ter_REGION_WALLONNE.   [1 § 1er. Lorsqu'elle concerne un animal dont la détention est autorisée, la publicité ayant pour but de commercialiser un animal est autorisée uniquement :   1° dans une revue spécialisée ou sur un site Internet spécialisé reconnu comme spécialisé par le Gouvernement selon la procédure qu'il fixe;   2° dans un groupe fermé au sein des réseaux sociaux pour autant que :   - soit la publicité vise exclusivement la cession à titre gratuit d'un animal;   - soit la publicité vise exclusivement la commercialisation d'un animal né au sein de l'élevage d'un éleveur agréé.   La publicité est interdite sur les pages ou groupes de discussion directement accessibles au public, ou support assimilé, au sein des réseaux sociaux.   Les revues spécialisées ou les sites Internet spécialisés suivants sont exonérés de la reconnaissance prévue à l'alinéa 1er, 1° :   1° ceux qui sont édités par ou pour le Service public de Wallonie;   2° ceux qui sont édités par un éleveur de chiens ou de chats agréé visant à commercialiser des chiens ou des chats nés au sein de son élevage;   3° ceux qui visent la commercialisation d'équidés;   4° ceux qui concernent la commercialisation d'animaux autorisés à la détention pour lesquels aucune liste n'est établie par le Gouvernement en application de l'article 3bis, § 1er.   Outre les publicités autorisées conformément à l'alinéa 1er, les publicités ayant pour but la commercialisation d'animaux destinés à des fins de production sont autorisées dans une revue ou sur un site Internet destiné au secteur agricole.   Le Gouvernement peut définir les modalités d'utilisation des groupes fermés, ainsi qu'un régime d'enregistrement préalable à l'utilisation de ces groupes fermés.   § 2. Par dérogation au paragraphe 1er, les refuges agréés sont autorisés à publier des annonces ayant pour but le replacement des animaux en dehors d'une revue ou d'un site Internet spécialisé.   Le Gouvernement peut déterminer d'autres cas dans lesquels la publicité visant à commercialiser un animal est autorisée en dehors d'une revue ou d'un site Internet spécialisé.  ----------  <Inséré par DRW 2018-07-17/04, art. 63, 035; En vigueur : 18-10-2018>      Art. 11quater_REGION_WALLONNE.   [1 Lorsqu'elle concerne un animal dont la détention est interdite, la publicité ayant pour but de commercialiser un animal est interdite.   Par dérogation à l'alinéa 1er, pour les animaux dont la détention est autorisée sur agrément délivré par le Gouvernement en vertu de l'article 3bis, § 1er, le détenteur de l'agrément est autorisé à publier des annonces ayant pour but de commercialiser des animaux visés dans les conditions prévues à l'article 11bis.  ----------  <Inséré par DRW 2018-07-17/04, art. 64, 035; En vigueur : 18-10-2018>      Art. 11quinquies_REGION_WALLONNE.   [1 Toute publicité visant la commercialisation d'un animal contient les informations et mentions définies par le Gouvernement.  ----------  <Inséré par DRW 2018-07-17/04, art. 65, 035; En vigueur : 18-10-2018>      Art. 12. <L 1995-05-04/40, art. 11, 004; En vigueur : 01-01-1996> Il est interdit de commercialiser des chiens et des chats sur la voie publique ainsi que sur les marchés, dans les foires, salons, expositions et en des circonstances similaires, de même qu'au domicile de l'acheteur, sauf si, dans ce dernier cas, l'initiative émane de l'acheteur même.  Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, étendre l'interdiction établie à l'alinéa 1er à d'autres espèces ou catégories d'animaux. Il peut toutefois accorder la levée de cette dernière interdiction pour la commercialisation sur les marchés par des personnes exploitant un établissement commercial agréé pour animaux.  (Pour contrer les achats impulsifs et favoriser la socialisation des chiens et des chats, aucun chien ou chat ne peut être détenu ou exposé dans l'espace commercial des établissements commerciaux pour animaux ou dans leurs dépendances. Ces établissements commerciaux peuvent néanmoins servir d'intermédiaires dans le commerce de chats et de chiens.  La disposition visée à l'alinéa précédent n'empêche toutefois pas les propriétaires ou les exploitants d'établissements commerciaux pour animaux d'exploiter aussi un élevage de chiens ou de chats, à condition qu'ils satisfassent aux conditions prévues.  Le Roi peut prendre les mesures complémentaires nécessaires.) <L 2007-05-11/63, art. 4, 012; En vigueur : 01-01-2009, à l'exception du dernier alinéa qui entre en vigueur le 04-10-2007>  Art. 12_REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.    [1 § 1er. Il est interdit de commercialiser des animaux vertébrés vivants dans l'espace public ainsi que sur les marchés, dans les foires, salons, expositions d'animaux et en des circonstances similaires. Le démarchage est également interdit.   § 2. Il est interdit d'exposer des animaux vivants dans des marchés, foires, salons, expositions d'animaux et en des circonstances similaires.   § 3. Il est interdit de commercialiser un chien ou un chat dans un établissement commercial ou dans ses dépendances.   § 4. Il est interdit d'exposer un animal vivant dans les devantures des magasins.    ----------  <ORD 2024-05-16/02, art. 2, 053; En vigueur : 02-06-2024>      Art. 12_REGION_FLAMANDE.    <L 1995-05-04/40, art. 11, 004; En vigueur : 01-01-1996> Il est interdit de commercialiser des chiens et des chats sur la voie publique ainsi que sur les marchés, dans les foires, salons, expositions et en des circonstances similaires, de même qu'au domicile de l'acheteur, sauf si, dans ce dernier cas, l'initiative émane de l'acheteur même.  [1 Le Gouvernement flamand peut, étendre l'interdiction établie à l'alinéa 1er à d'autres espèces ou catégories d'animaux. [1 Le Gouvernement flamandpeut toutefois accorder la levée de cette dernière interdiction pour la commercialisation sur les marchés par des personnes exploitant un établissement commercial agréé pour animaux.  (Pour contrer les achats impulsifs et favoriser la socialisation des chiens et des chats, aucun chien ou chat ne peut être détenu ou exposé dans l'espace commercial des établissements commerciaux pour animaux ou dans leurs dépendances. Ces établissements commerciaux peuvent néanmoins servir d'intermédiaires dans le commerce de chats et de chiens.  La disposition visée à l'alinéa précédent n'empêche toutefois pas les propriétaires ou les exploitants d'établissements commerciaux pour animaux d'exploiter aussi un élevage de chiens ou de chats, à condition qu'ils satisfassent aux conditions prévues.  Le [1 Gouvernement flamandpeut prendre les mesures complémentaires nécessaires.) <L 2007-05-11/63, art. 4, 012; En vigueur : 01-01-2009, à l'exception du dernier alinéa qui entre en vigueur le 04-10-2007>  ----------  <DCFL 2018-07-13/06, art. 12, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 12_REGION_WALLONNE.   [1 § 1er. Il est interdit de commercialiser :   1° un chien ou un chat dans un lieu public;   2° un animal autre qu'un chien ou un chat dans un lieu public, à l'exception d'un marché d'animaux, d'un marché communal et d'une exposition d'animaux et ce, en respectant les conditions relatives au bien-être animal que peut établir le Gouvernement;   3° un animal au domicile de l'acheteur, sauf si l'initiative émane de l'acheteur.   Pour l'application de l'alinéa 1er, 2°, le Gouvernement peut établir la liste des espèces qui ne peuvent pas être commercialisées sur un marché communal.   § 2. Un chien ou un chat ne peut pas être détenu dans l'espace commercial d'un établissement commercial pour animaux ou dans ses dépendances.   L'établissement visé à l'alinéa 1er peut servir d'intermédiaire dans le commerce des chiens et des chats ou exploiter séparément un élevage de chiens ou de chats s'il satisfait aux conditions prévues.  ----------  <DRW 2015-10-16/07, art. 3, 022; En vigueur : 06-11-2015>   Art. 12bis. [1 Le Roi peut imposer des conditions aux personnes et aux associations qui introduisent des animaux en provenance de l'étranger en vue de leur adoption.   Ces conditions ont pour but d'assurer le bien-être des animaux et se rapportent aux conditions de détention dans le pays d'origine, l'âge, la stérilisation, le traitement contre des maladies, le comportement, l'identification, les informations aux adoptants et le transport.  ----------  <Inséré par L 2014-02-07/16, art. 5, 018; En vigueur : 10-03-2014>   Art. 12bis_REGION_FLAMANDE.    [1 Le [2 Gouvernement flamandpeut imposer des conditions aux personnes et aux associations qui introduisent des animaux en provenance de l'étranger en vue de leur adoption.   Ces conditions ont pour but d'assurer le bien-être des animaux et se rapportent aux conditions de détention dans le pays d'origine, l'âge, la stérilisation, le traitement contre des maladies, le comportement, l'identification, les informations aux adoptants et le transport.  ----------  <Inséré par L 2014-02-07/16, art. 5, 018; En vigueur : 10-03-2014>   <DCFL 2018-07-13/06, art. 13, 034; En vigueur : 20-08-2018>      CHAPITRE IV. - Transport d'animaux.  Art. 13.§ 1. Le Roi peut, selon l'espèce ou le groupe d'animaux, leur état physique, la nature des moyens de transport et du conditionnement, les nature, durée et circonstances du transport, fixer les conditions se rapportant:  1. aux moyens de transport ou parties de ceux-ci et aux emballages;  2. (...) au chargement et au placement des animaux dans les moyens de transport et dans les emballages, ainsi qu'au déchargement des animaux; <L 1995-05-04/40, art. 12, 004; En vigueur : 01-09-1995>  3. à l'accompagnement et aux soins aux animaux durant leur transport.  (4. au transport, en ce compris la durée, la distance et les circonstances;  5. aux documents qui doivent être tenus à jour.) <L 1995-05-04/40, art. 12, 004; En vigueur : 01-09-1995>  [1 6. [2 la compétence des chauffeurs et convoyeurs et du personnel qui manipule des animaux dans les centres de rassemblement, des postes de contrôle ou chez des transporteurs, l'organisation d'une formation pour ces personnes et les enseignants qui peuvent dispenser cette formation;   7. à l'organisation d'examens sur l'aptitude professionnelle exigée des conducteurs et des convoyeurs. Il détermine le tarif des redevances pour la participation à ces examens. Ces redevances sont perçues par les organismes indépendants agréés qui organisent ces examens et sont destinées à ceux-ci.  [2 8. la délivrance, la suspension et le retrait du certificat de compétence des conducteurs et convoyeurs.  § 2. Le Roi peut autoriser (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) ou son délégué, à accorder, dans des cas particuliers, des dérogations ou des dispenses et assortir ces dérogations ou dispenses d'obligation ou restriction. <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>  ----------  <L 2010-05-19/06, art. 24, 015; En vigueur : 12-06-2010>   <L 2014-02-07/16, art. 6, 018; En vigueur : 10-03-2014>   Art. 13_REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.    § 1. Le [3 Gouvernementpeut, selon l'espèce ou le groupe d'animaux, leur état physique, la nature des moyens de transport et du conditionnement, les nature, durée et circonstances du transport, fixer les conditions se rapportant:  1. aux moyens de transport ou parties de ceux-ci et aux emballages;  2. (...) au chargement et au placement des animaux dans les moyens de transport et dans les emballages, ainsi qu'au déchargement des animaux; <L 1995-05-04/40, art. 12, 004; En vigueur : 01-09-1995>  3. à l'accompagnement et aux soins aux animaux durant leur transport.  (4. au transport, en ce compris la durée, la distance et les circonstances;  5. aux documents qui doivent être tenus à jour.) <L 1995-05-04/40, art. 12, 004; En vigueur : 01-09-1995>  [1 6. [2 la compétence des chauffeurs et convoyeurs et du personnel qui manipule des animaux dans les centres de rassemblement, des postes de contrôle ou chez des transporteurs, l'organisation d'une formation pour ces personnes et les enseignants qui peuvent dispenser cette formation;   7. à l'organisation d'examens sur l'aptitude professionnelle exigée des conducteurs et des convoyeurs. Il détermine le tarif des redevances pour la participation à ces examens. Ces redevances sont perçues par les [3 instituts de formation qui organisent ces examens et sont destinées à ceux-ci.  [2 8. la délivrance, la suspension et le retrait du certificat de compétence des conducteurs et convoyeurs.  § 2. [3 n ce qui concerne les matières réglées au paragraphe 1er, le Gouvernement peut autoriser (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) ou son délégué, à accorder, dans des cas particuliers, des dérogations ou des dispenses et assortir ces dérogations ou dispenses d'obligation ou restriction. <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>  [3 § 3. Le Gouvernement fixe le tarif et les règles pour le paiement de la redevance relative à l'octroi d'une autorisation au transporteur et d'un certificat d'agrément des moyens de transport par route, au sens du règlement (CE) n° 1/2005 du Conseil du 22 décembre 2004 relatif à la protection des animaux pendant le transport et les opérations annexes et modifiant les directives 64/432/CEE et 93/119/CE et le règlement (CE) n° 1255/97.   ----------  <L 2010-05-19/06, art. 24, 015; En vigueur : 12-06-2010>   <L 2014-02-07/16, art. 6, 018; En vigueur : 10-03-2014>   <ORD 2021-03-18/02, art. 5, 044; En vigueur : 04-04-2021>      Art. 13_REGION_FLAMANDE.    § 1. Le [3 Gouvernement flamandpeut, selon l'espèce ou le groupe d'animaux, leur état physique, la nature des moyens de transport et du conditionnement, les nature, durée et circonstances du transport, fixer les conditions se rapportant:  1. aux moyens de transport ou parties de ceux-ci et aux emballages;  2. (...) au chargement et au placement des animaux dans les moyens de transport et dans les emballages, ainsi qu'au déchargement des animaux; <L 1995-05-04/40, art. 12, 004; En vigueur : 01-09-1995>  3. à l'accompagnement et aux soins aux animaux durant leur transport.  (4. au transport, en ce compris la durée, la distance et les circonstances;  5. aux documents qui doivent être tenus à jour.) <L 1995-05-04/40, art. 12, 004; En vigueur : 01-09-1995>  [1 6. [2 la compétence des chauffeurs et convoyeurs et du personnel qui manipule des animaux dans les centres de rassemblement, des postes de contrôle ou chez des transporteurs, l'organisation d'une formation pour ces personnes et les enseignants qui peuvent dispenser cette formation;   7. à l'organisation d'examens sur l'aptitude professionnelle exigée des conducteurs et des convoyeurs. [3 Le Gouvernement flamanddétermine le tarif des redevances pour la participation à ces examens. Ces redevances sont perçues par les organismes indépendants agréés qui organisent ces examens et sont destinées à ceux-ci.  [2 8. la délivrance, la suspension et le retrait du certificat de compétence des conducteurs et convoyeurs.  [3 Le Gouvernement flamand arrête les modalités relatives au certificat d'agrément requis pour des voyages de longue durée, visé à l'article 18 du Règlement (CE) n° 1/2005 du Conseil du 22 décembre 2004 relatif à la protection des animaux pendant le transport et les opérations annexes et modifiant les directives 64/432/CEE et 93/119/CE et le règlement (CE) n° 1255/97. Le Gouvernement flamand détermine également le tarif et les règles du paiement d'une rétribution pour l'octroi du certificat d'agrément.  § 2. [3 Le Gouvernement flamand peut arrêter des modalités pour accorder, dans des cas particuliers, des exonérations ou exemptions des conditions fixées conformément au paragraphe 1er, et pour lier des obligations ou limitations à ces exonérations ou exemptions, dans la mesure où ces dernières ne sont pas contraires aux dispositions du Règlement (CE) n° 1/2005 du Conseil du 22 décembre 2004 relatif à la protection des animaux pendant le transport et les opérations annexes et modifiant les directives 64/432/CEE et 93/119/CE et le règlement (CE) n° 1255/97.  ----------  <L 2010-05-19/06, art. 24, 015; En vigueur : 12-06-2010>   <L 2014-02-07/16, art. 6, 018; En vigueur : 10-03-2014>   <DCFL 2018-07-13/06, art. 14, 034; En vigueur : 20-08-2018>      CHAPITRE V. - Importation - Transit.  Art. 14. § 1. Dans le cadre de la protection et du bien-être des animaux, le Roi peut déterminer les conditions pour l'importation et le transit des animaux, notamment celles relatives à l'espèce des animaux, à leur nombre, aux conditions de délivrance des autorisations, au contrôle aux frontières, aux mesures à prendre au moment de l'arrivée pour la prise de livraison, les soins et l'hébergement temporaire, eu égard à l'état physique des animaux, ainsi que les rétributions dues à cet effet par les personnes qu'il désigne.  § 2. En application de conventions internationales, ou, dans des cas particuliers, le Roi peut autoriser (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) à accorder, selon le cas, conjointement avec le Ministre des Affaires économiques ou le Ministre des Finances ou leurs délégués, les dérogations ou des dispenses, et à assortir ces dérogations ou dispenses d'obligation ou de restrictions. <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>  Art. 14_REGION_FLAMANDE.    § 1. Dans le cadre de la protection et du bien-être des animaux, le [1 Gouvernement flamandpeut déterminer les conditions pour l'importation et le transit des animaux, notamment celles relatives à l'espèce des animaux, à leur nombre, aux conditions de délivrance des autorisations, au contrôle aux frontières, aux mesures à prendre au moment de l'arrivée pour la prise de livraison, les soins et l'hébergement temporaire, eu égard à l'état physique des animaux, ainsi que les rétributions dues à cet effet par les personnes [1 que le Gouvernement flamanddésigne.  § 2. [1 Le Gouvernement flamand peut arrêter des modalités pour accorder, dans des cas particuliers, des dérogations ou exonérations des conditions fixées conformément au paragraphe 1er, et pour lier des obligations ou limitations à ces obligations ou exonérations, dans la mesure où ces dernières ne sont pas contraires aux dispositions du Règlement (CE) n° 1/2005 du Conseil du 22 décembre 2004 relatif à la protection des animaux pendant le transport et les opérations annexes et modifiant les directives 64/432/CEE et 93/119/CE et le règlement (CE) n° 1255/97.  ----------  <DCFL 2018-07-13/06, art. 15, 034; En vigueur : 20-08-2018>      CHAPITRE VI. - Mise à mort d'animaux.  Art. 15. Un vertébré ne peut être mis à mort que par une personne ayant les connaissances et les capacités requises, et suivant la méthode la moins douloureuse. Sauf cas de force majeure ou de nécessité, il ne peut être mis à mort sans anesthésie ou étourdissement.  Lorsque la mise à mort sans anesthésie ou étourdissement d'un vertébré est tolérée dans le cadre de la pratique de la chasse ou de la pêche ou en vertu d'autres pratiques légales, ou lorsqu'elle rentre dans le cadre de la législation de lutte contre les organismes nuisibles, la mise à mort peut seulement être pratiquée par la méthode la plus sélective, la plus rapide et la moins douloureuse pour l'animal.  Art. 15_REGION_FLAMANDE.   [1 § 1er. Un vertébré ne peut être mis à mort qu'après étourdissement préalable. Il ne peut être mis à mort que par une personne ayant les connaissances et les capacités requises, et suivant la méthode la moins douloureuse, la plus rapide et la plus sélective.   Par dérogation à l'alinéa 1er, un vertébré peut être mis à mort sans étourdissement préalable :   1° en cas de force majeure ;   2° en cas de chasse ou de pêche ;   3° dans le cadre de la lutte contre des organismes nuisibles.   § 2. Si les animaux sont abattus selon des méthodes spéciales requises pour des rites religieux, l'étourdissement est réversible et la mort de l'animal n'est pas provoquée par l'étourdissement.  ----------  <DCFL 2017-07-07/06, art. 3, 038; En vigueur : 01-01-2019>      Art. 15_REGION_WALLONNE.  [1 Un vertébré ne peut être mis à mort que par une personne ayant les connaissances et les capacités requises, et suivant la méthode la plus sélective, la plus rapide et la moins douloureuse pour l'animal.   Un vertébré est mis à mort uniquement après anesthésie ou étourdissement, sauf les cas de :   1° force majeure ;   2° pratique de la chasse ou de la pêche ;   3° lutte contre les organismes nuisibles.   Lorsque la mise à mort d'animaux fait l'objet de méthodes particulières d'abattage prescrites par des rites religieux, le procédé d'étourdissement doit être réversible et ne peut entraîner la mort de l'animal.  ----------  <DRW 2017-05-18/04, art. 2, 030; En vigueur : 01-06-2018>   Art. 16.§ 1. L'abattage ne peut se pratiquer qu'après étourdissement de l'animal ou, en cas de force majeure, suivant la méthode la moins douloureuse.  (Les dispositions du chapitre VI de la présente loi, à l'exception de l'article 16, § 2, alinéa 2, ne s'appliquent toutefois pas aux abattages prescrits par un rite religieux.) <L 1995-05-04/40, art. 13, 004; En vigueur : 01-09-1995>  § 2. Le Roi peut déterminer les méthodes d'étourdissement et d'abattage en fonction des circonstances de l'abattage et de l'espèce animale.  (Le Roi peut déterminer que certains abattages prescrits par un rite religieux doivent être effectués dans des abattoirs agréés ou dans des établissements agréés (par le Ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions, après avis de l'Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire), par des sacrificateurs habilités à ce faire par les représentants du culte.) <L 1995-05-04/40, art. 13, 004; En vigueur : 01-09-1995> <AR 2001-02-22/33, art. 20, 005; En vigueur : 01-01-2003>  [1 § 3. Le Roi peut fixer des conditions en ce qui concerne :   1. la formation du fonctionnaire pour le bien-être animal et du personnel travaillant dans les abattoirs et des personnes participant à la mise à mort des animaux à fourrure, et l'organisation de cette formation;   2. l'organisation d'examens relatifs à la compétence requise des personnes mentionnées au 1.;   3. la délivrance, la suspension et le retrait des certificats de compétence provisoires et définitifs aux personnes mentionnées au 1.;   4. la construction, l'aménagement et l'équipement des abattoirs.  ----------  <L 2014-02-07/16, art. 7, 018; En vigueur : 10-03-2014>   Art. 16_REGION_FLAMANDE.  [1 § 1er. Le Gouvernement flamand détermine les conditions pour :   1° les méthodes pour l'étourdissement et la mise à mort d'animaux selon les circonstances et l'espèce animale ;   2° la construction, l'aménagement et l'équipement des abattoirs ;   3° la garantie d'une indépendance d'action du responsable du bien-être des animaux ;   4° la capacité du responsable du bien-être des animaux, du personnel dans les abattoirs et des personnes associées à la mise à mort des animaux, y compris le contenu et l'organisation des formations et des examens, et la délivrance, le retrait et la suspension des certificats délivrés dans ce cadre.   § 2. Le Gouvernement flamand peut agréer des établissements pour l'abattage groupé d'animaux destinés à la consommation domestique privée et déterminer les conditions pour l'abattage en dehors d'un abattoir d'animaux destinés à la consommation domestique privée.  ----------  <DCFL 2017-07-07/06, art. 4, 038; En vigueur : 01-01-2019>   Art. 16_REGION_WALLONNE.  [1 Le Gouvernement fixe les conditions et les modalités se rapportant :   1° à la compétence du personnel travaillant dans les abattoirs et des personnes participant à la mise à mort des animaux, en ce compris la mise en place de formations et d'examens ainsi que la délivrance, le retrait et la suspension de certificats délivrés dans ce cadre ;   2° à la qualification des personnes habilitées à pratiquer la mise à mort d'un animal ;   3° au contrôle des conditions d'abattage ;   4° à la construction, l'aménagement et l'équipement des abattoirs ;   5° à l'utilisation de produits ou matériel destinés à la mise à mort d'animaux.  ----------  <DRW 2017-05-18/04, art. 3, 030; En vigueur : 01-06-2018>   Art. 16bis_REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.   [1 La mise à mort et l'abattage d'ovins, caprins, porcins et gibiers d'élevage pour la consommation privée des ménages par le propriétaire ou par une personne sous la responsabilité et la surveillance du propriétaire en dehors d'un abattoir ou d'un établissement sur la base de l'article 16, § 2, alinéa 2, sont interdits.  ----------  <ORD 2018-01-25/17, art. 3, 029; En vigueur : 04-03-2018>   Art. 16ter_REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.   [1 Un abattage sur le lieu d'élevage est néanmoins possible lorsqu'il est recouru à un dispositif mobile répondant aux exigences de respect des normes sanitaires et de bien-être animal.  ----------  <Inséré par ORD 2018-01-25/17, art. 3, 029; En vigueur : 04-03-2018>   CHAPITRE VII. - Interventions sur les animaux.  Art. 17. Les dispositions du présent chapitre ne sont pas d'application pour les expériences sur animaux visées au chapitre VIII.  Art. 17bis. <inséré par L 1995-05-04/40, art. 14, 004; En vigueur : 01-10-2001> § 1er. Il est interdit d'effectuer sur un vertébré une ou plusieurs interventions entraînant l'amputation ou la lésion d'une ou plusieurs parties sensibles de son corps.  § 2. Le § 1er ne s'applique pas aux :  1° interventions nécessaires d'un point de vue vétérinaire;  2° interventions obligatoires en vertu de la législation relative à la lutte contre les maladies des animaux;  3° interventions pour l'exploitation utilitaire de l'animal ou pour limiter la reproduction de l'espèce. Le Roi établit, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, la liste de ces interventions et fixe les cas dans lesquels et les méthodes selon lesquelles ces interventions peuvent être pratiquées.  Art. 17bis_REGION_FLAMANDE.    <inséré par L 1995-05-04/40, art. 14, 004; En vigueur : 01-10-2001> § 1er. Il est interdit d'effectuer sur un vertébré une ou plusieurs interventions entraînant l'amputation ou la lésion d'une ou plusieurs parties sensibles de son corps.  § 2. Le § 1er ne s'applique pas aux :  1° interventions nécessaires d'un point de vue vétérinaire;  2° interventions obligatoires en vertu de la législation relative à la lutte contre les maladies des animaux;  3° interventions pour l'exploitation utilitaire de l'animal ou pour limiter la reproduction de l'espèce. [1 Le Gouvernement flamand établit, la liste de ces interventions et fixe les cas dans lesquels et les méthodes selon lesquelles ces interventions peuvent être pratiquées.  ----------  <DCFL 2018-07-13/06, art. 17, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 18. § 1. Aucune intervention douloureuse sur un vertébré ne peut être effectuée sans anesthésie.  (L'anesthésie d'un animal à sang chaud doit être effectuée par un médecin vétérinaire, sauf dans les cas où le responsable ou l'auxiliaire vétérinaire y est autorisé conformément aux articles 5, 2°, 6 ou 7 de la loi sur l'exercice de la médecine vétérinaire.) <L 1991-08-28/37, art. 31, 002; En vigueur : 25-10-1991>  § 2. L'anesthésie n'est pas requise:  1. lorsqu'on procède sans anesthésie à des opérations semblables sur des êtres humains;  2. lorsque dans un cas particulier, de l'avis du médecin vétérinaire, elle n'est pas réalisable.  § 3. En dérogation aux dispositions du § 1er, le Roi peut déterminer les interventions pour lesquelles, sous certaines conditions, l'anesthésie n'est pas requise, ainsi que les méthodes à utiliser.  Art. 18_REGION_FLAMANDE.    § 1. Aucune intervention douloureuse sur un vertébré ne peut être effectuée sans anesthésie.  (L'anesthésie d'un animal à sang chaud doit être effectuée par un médecin vétérinaire, sauf dans les cas où le responsable ou l'auxiliaire vétérinaire y est autorisé conformément aux articles 5, 2°, 6 ou 7 de la loi sur l'exercice de la médecine vétérinaire.) <L 1991-08-28/37, art. 31, 002; En vigueur : 25-10-1991>  § 2. L'anesthésie n'est pas requise:  1. lorsqu'on procède sans anesthésie à des opérations semblables sur des êtres humains;  2. lorsque dans un cas particulier, de l'avis du médecin vétérinaire, elle n'est pas réalisable.  § 3. En dérogation aux dispositions du § 1er, le [1 Gouvernement flamandpeut déterminer les interventions pour lesquelles, sous certaines conditions, l'anesthésie n'est pas requise, ainsi que les méthodes à utiliser.  ----------  <DCFL 2018-07-13/06, art. 18, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 19. <L 1995-05-04/40, art. 15, 004; En vigueur : 01-09-1995> § 1er. A partir du 1er janvier 2000, il est interdit de participer à des expositions, expertises ou concours avec des animaux ayant subi une intervention interdite à l'article 17bis.  § 2. Il est interdit d'admettre à une exposition, à une expertise ou à un concours un animal ayant subi une intervention interdite à l'article 17bis.  § 3. Il est interdit de commercialiser des animaux ayant subi une intervention interdite à l'article 17bis.  § 4. Les dispositions des paragraphes précédents ne sont pas d'application s'il peut être prouvé que l'intervention a été effectuée avant l'entrée en vigueur de l'interdiction visée à l'article 17bis.  Art. 19_REGION_FLAMANDE.    <L 1995-05-04/40, art. 15, 004; En vigueur : 01-09-1995> § 1er. [1 Il estinterdit de participer à des expositions, expertises ou concours avec des animaux ayant subi une intervention interdite à l'article 17bis.  § 2. Il est interdit d'admettre à une exposition, à une expertise ou à un concours un animal ayant subi une intervention interdite à l'article 17bis.  [1 § 2bis. Les paragraphes 1er et 2 s'appliquent également aux animaux ayant subi une intervention, telle que visée à l'article 17bis, § 2, 1°, après l'entrée en vigueur du décret du 23 mars 2018 modifiant les articles 3 et 19 de la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien-être des animaux.  § 3. Il est interdit de commercialiser des animaux ayant subi une intervention interdite à l'article 17bis.  § 4. Les dispositions des paragraphes précédents ne sont pas d'application s'il peut être prouvé que l'intervention a été effectuée avant l'entrée en vigueur de l'interdiction visée à l'article 17bis.  ----------  <DCFL 2018-03-23/05, art. 3, 031; En vigueur : 15-04-2018>      CHAPITRE VIII. - Expériences sur animaux.  Art. 20.§ 1. Toute expérience sur animaux qui ne répond pas (aux conditions fixées dans ce chapitre) est interdite. <L 1995-05-04/40, art. 16, 004; En vigueur : 01-09-1995>  [1 Les animaux d'expérience élevés ou détenus légitimement dans un autre Etat membre peuvent être fournis ou utilisés et les produits développés par le biais de l'utilisation de ces animaux peuvent être mis sur le marché.  § 2. Les arrêtés royaux se rapportant en tout ou en partie aux animaux d'expérience sont délibéré en Conseil des Ministres.  § 3. [1 Le Roi peut autoriser ou interdire les expériences sur animaux qu'Il détermine. Il peut aussi décrire les objectifs pour lesquels les expériences sur animaux peuvent uniquement être utilisées, de même que les méthodes de mise à mort des animaux.  [1 § 4. Le Roi peut interdire certaines expériences sur animaux pour éviter un double emploi sauf s'il faut procéder à des essais supplémentaires afin de protéger la santé publique, la sécurité et l'environnement.  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 6, 017; En vigueur : 10-01-2013>   Art. 20_REGION_FLAMANDE.    § 1. Toute expérience sur animaux qui ne répond pas (aux conditions fixées dans ce chapitre) est interdite. <L 1995-05-04/40, art. 16, 004; En vigueur : 01-09-1995>  [1 Les animaux d'expérience élevés ou détenus légitimement dans un autre Etat membre peuvent être fournis ou utilisés et les produits développés par le biais de l'utilisation de ces animaux peuvent être mis sur le marché.  § 2. [2 ...  § 3. [1 Le [2 Gouvernement flamandpeut autoriser ou interdire les expériences sur animaux qu'il détermine. [2 Le Gouvernement flamand peutaussi décrire les objectifs pour lesquels les expériences sur animaux peuvent uniquement être utilisées, de même que les méthodes de mise à mort des animaux.  [1 § 4. Le [2 Gouvernement flamandpeut interdire certaines expériences sur animaux pour éviter un double emploi sauf s'il faut procéder à des essais supplémentaires afin de protéger la santé publique, la sécurité et l'environnement.  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 6, 017; En vigueur : 10-01-2013>   <DCFL 2018-07-13/06, art. 19, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 21.[1 § 1er. Chaque utilisateur est soumis à l'octroi d'un agrément préalable par le ministre qui a le Bien-être des Animaux dans ses attributions. Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, les conditions de cet agrément ainsi que la procédure d'octroi, de suspension et de retrait de l'agrément.   Il peut en outre prescrire des conditions complémentaires relatives à la destination des animaux une fois terminées les expériences sur animaux dans lesquelles les animaux ont été utilisés.   § 2. Des commissions d'éthique sont créées chez les utilisateurs. Le Roi détermine la composition, le fonctionnement et les missions de ces commissions d'éthique.   Les commissions d'éthique sont approuvées et contrôlées par le service chargé du bien-être animal. Le Roi fixe les règles pour l'approbation et le contrôle des commissions d'éthique.   § 3. Le Roi nomme une autorité compétente qui est chargée d'autoriser les projets.   Aucun projet ne peut être mené sans qu'une autorisation ne lui soit attribuée au préalable.   Un projet ne peut être exécuté que si l'évaluation du projet est favorable.   Dans ce cadre le Roi fixe les conditions et critères d'évaluation auxquels un projet doit répondre ainsi que les procédures d'octroi, de modification, de renouvellement, de suspension et de retrait de l'autorisation d'un projet. Le Roi détermine que ces conditions peuvent impliquer des obligations de la part des responsables des projets.   Le Roi fixe aussi les conditions de l'appréciation rétrospective d'un projet et celles du résumé non technique d'un projet.   § 4. Le Roi crée une instance, dénommée "Cellule pour le bien-être des animaux", chargée du bien-être des animaux chez les éleveurs, les fournisseurs et les utilisateurs. Il en détermine la composition, le fonctionnement et les missions.  ----------  <L 2014-02-07/16, art. 8, 018; En vigueur : 10-03-2014>   Art. 21_REGION_FLAMANDE.    [1 § 1er. Chaque utilisateur est soumis à l'octroi d'un agrément préalable [2 par le Gouvernement flamand. [2 Le Gouvernement flamand détermineles conditions de cet agrément ainsi que la procédure d'octroi, de suspension et de retrait de l'agrément.   [2 Le Gouvernement flamandpeut en outre prescrire des conditions complémentaires relatives à la destination des animaux une fois terminées les expériences sur animaux dans lesquelles les animaux ont été utilisés.   § 2. Des commissions d'éthique sont créées chez les utilisateurs. Le [2 Gouvernement flamanddétermine la composition, le fonctionnement et les missions de ces commissions d'éthique.   Les commissions d'éthique sont approuvées et contrôlées [2 par le Service. Le [2 Gouvernement flamandfixe les règles pour l'approbation et le contrôle des commissions d'éthique.   § 3. Le [2 Gouvernement flamandnomme une autorité compétente qui est chargée d'autoriser les projets.   Aucun projet ne peut être mené sans qu'une autorisation ne lui soit attribuée au préalable.   Un projet ne peut être exécuté que si l'évaluation du projet est favorable.   Dans ce cadre le [2 Gouvernement flamandfixe les conditions et critères d'évaluation auxquels un projet doit répondre ainsi que les procédures d'octroi, de modification, de renouvellement, de suspension et de retrait de l'autorisation d'un projet. Le [2 Gouvernement flamanddétermine que ces conditions peuvent impliquer des obligations de la part des responsables des projets.   Le [2 Gouvernement flamandfixe aussi les conditions de l'appréciation rétrospective d'un projet et celles du résumé non technique d'un projet.   § 4. Le [2 Gouvernement flamandcrée une instance, dénommée "Cellule pour le bien-être des animaux", chargée du bien-être des animaux chez les éleveurs, les fournisseurs et les utilisateurs. Il en détermine la composition, le fonctionnement et les missions.  ----------  <L 2014-02-07/16, art. 8, 018; En vigueur : 10-03-2014>   <DCFL 2018-07-13/06, art. 20, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 22.[1 Les éleveurs et les fournisseurs sont soumis à l'octroi d'un agrément préalable par le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions. L'article 23 est aussi d'application pour ces exploitations.   Le ministre peut suspendre ou retirer l'agrément.  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 8, 017; En vigueur : 10-01-2013>   Art. 22_REGION_FLAMANDE.    [1 Les éleveurs et les fournisseurs sont soumis à l'octroi d'un agrément préalable par [2 le Gouvernement flamand. L'article 23 est aussi d'application pour ces exploitations.   [2 Le Gouvernement flamandpeut suspendre ou retirer l'agrément.[2 Le Gouvernement flamand arrête les conditions de cet agrément et la procédure d'octroi, de suspension et de retrait de cet agrément.  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 8, 017; En vigueur : 10-01-2013>   <DCFL 2018-07-13/06, art. 21, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 23.§ 1. (Le Roi peut fixer des règles concernant l'origine des animaux d'expérience et fixer des conditions spéciales relatives à la détention d'animaux d'expérience de diverses catégories. Il peut en outre prescrire des règles visant à déterminer et à contrôler l'origine des animaux. Les chiens et les chats doivent toutefois être inscrits dans un registre avec mention de leur provenance.) <L 1995-05-04/40, art. 18, 004; En vigueur : 01-09-1995>  § 2. [1 Les utilisateurs qui pratiquent des expériences sur des chevaux, des chiens, des chats, des porcs, des ruminants ou des primates, doivent désigner un vétérinaire compétent en médecine des animaux de laboratoire qui est chargé de la protection de la santé et du bien-être de ces animaux.  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 9, 017; En vigueur : 10-01-2013>   Art. 23_REGION_FLAMANDE.    § 1. (Le [2 Gouvernement flamandpeut fixer des règles concernant l'origine des animaux d'expérience et fixer des conditions spéciales relatives à la détention d'animaux d'expérience de diverses catégories. [2 Le Gouvernement flamandpeut en outre prescrire des règles visant à déterminer et à contrôler l'origine des animaux. Les chiens et les chats doivent toutefois être inscrits dans un registre avec mention de leur provenance.) <L 1995-05-04/40, art. 18, 004; En vigueur : 01-09-1995>  § 2. [1 Les utilisateurs qui pratiquent des expériences sur des chevaux, des chiens, des chats, des porcs, des ruminants ou des primates, doivent désigner un vétérinaire compétent en médecine des animaux de laboratoire qui est chargé de la protection de la santé et du bien-être de ces animaux.  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 9, 017; En vigueur : 10-01-2013>   <DCFL 2018-07-13/06, art. 22, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 24.[1 § 1er. Les expériences sur animaux sont limitées au strict nécessaire.   § 2. Aucune expérience sur animaux ne peut être effectuée si le résultat recherché peut être atteint par une autre méthode ou stratégie d'expérimentation qui n'implique pas l'utilisation d'animaux vivants et qui est reconnue dans la législation de l'Union européenne.   § 3. En cas de différentes possibilités, le choix entre les expériences est guidé par le souci de sélectionner celles qui satisfont le mieux aux exigences suivantes :   1° utiliser le moins d'animaux possible;   2° utiliser les animaux les moins susceptibles de ressentir de la douleur, de la souffrance, de l'angoisse ou de subir des dommages durables;   3° causer le moins possible de douleur, de souffrance, d'angoisse ou de dommages durables;   4° être le plus susceptible de fournir des résultats satisfaisants.   § 4. Les expériences sur animaux sont toujours, sauf si cela n'est pas approprié, menées sous anesthésie générale ou locale et en recourant à des analgésiques ou à une autre méthode appropriée, afin que la douleur, la souffrance et l'angoisse soient limitées au minimum.   Les procédures entraînant des lésions graves susceptibles de causer une douleur intense ne sont pas menées sans anesthésie.   Il est possible de ne pas recourir à l'anesthésie si celle-ci est jugée plus traumatisante pour l'animal que la procédure elle-même ou si l'anesthésie est incompatible avec la finalité de l'expérience sur animaux.   Aucune substance qui empêche ou limite la capacité des animaux d'exprimer la douleur ne peut être administrée aux animaux sans un niveau adéquat d'anesthésie ou d'analgésie. Dans les cas où l'administration d'une telle substance est malgré tout nécessaire, des éléments scientifiques sont fournis, accompagnés de précisions sur le protocole anesthésique ou analgésique.   Les animaux susceptibles d'éprouver de la douleur lorsque l'anesthésie a cessé de produire son effet reçoivent un traitement analgésique préventif et postopératoire ou sont traités au moyen d'autres méthodes appropriées pour soulager la douleur, pour autant que cela soit compatible avec la finalité de l'expérience sur animaux.   Dès que l'objectif de l'expérience sur animaux a été atteint, des mesures appropriées sont prises afin de limiter au minimum la souffrance de l'animal.   § 5. Dans la mesure du possible, la mort en tant que point limite d'une expérience sur animaux est évitée et remplacée par des points limites précoces adaptés.   Lorsque la mort ne peut être évitée en tant que point limite, l'expérience sur animaux est conçue de façon à entraîner la mort du plus petit nombre d'animaux possible et à réduire le plus possible la durée et l'intensité de la souffrance de l'animal et, autant que possible, à lui assurer une mort sans douleur.  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 10, 017; En vigueur : 10-01-2013>   Art. 24_REGION_FLAMANDE.    [1 § 1er. Les expériences sur animaux sont limitées au strict nécessaire.   § 2. Aucune expérience sur animaux ne peut être effectuée si le résultat recherché peut être atteint par une autre méthode ou stratégie d'expérimentation qui n'implique pas l'utilisation d'animaux vivants et qui est reconnue dans la législation de l'Union européenne.   § 3. En cas de différentes possibilités, le choix entre les expériences est guidé par le souci de sélectionner celles qui satisfont le mieux aux exigences suivantes :   1° utiliser le moins d'animaux possible;   2° utiliser les animaux les moins susceptibles de ressentir de la douleur, de la souffrance, de l'angoisse ou de subir des dommages durables;   3° causer le moins possible de douleur, de souffrance, d'angoisse ou de dommages durables;   4° être le plus susceptible de fournir des résultats satisfaisants.   § 4. Les expériences sur animaux sont toujours, sauf si cela n'est pas approprié, menées sous anesthésie générale ou locale et en recourant à des analgésiques ou à une autre méthode appropriée, afin que la douleur, la souffrance et l'angoisse soient limitées au minimum.   Les procédures entraînant des lésions graves susceptibles de causer une douleur intense ne sont pas menées sans anesthésie.   Il est possible de ne pas recourir à l'anesthésie si celle-ci est jugée plus traumatisante pour l'animal que la procédure elle-même ou si l'anesthésie est incompatible avec la finalité de l'expérience sur animaux.   Aucune substance qui empêche ou limite la capacité des animaux d'exprimer la douleur ne peut être administrée aux animaux sans un niveau adéquat d'anesthésie ou d'analgésie. Dans les cas où l'administration d'une telle substance est malgré tout nécessaire, des éléments scientifiques sont fournis, accompagnés de précisions sur le protocole anesthésique ou analgésique.   Les animaux susceptibles d'éprouver de la douleur lorsque l'anesthésie a cessé de produire son effet reçoivent un traitement analgésique préventif et postopératoire ou sont traités au moyen d'autres méthodes appropriées pour soulager la douleur, pour autant que cela soit compatible avec la finalité de l'expérience sur animaux.   Dès que l'objectif de l'expérience sur animaux a été atteint, des mesures appropriées sont prises afin de limiter au minimum la souffrance de l'animal.   § 5. Dans la mesure du possible, la mort en tant que point limite d'une expérience sur animaux est évitée et remplacée par des points limites précoces [2 identifiables, humains.   Lorsque la mort ne peut être évitée en tant que point limite, l'expérience sur animaux est conçue de façon à entraîner la mort du plus petit nombre d'animaux possible et à réduire le plus possible la durée et l'intensité de la souffrance de l'animal et, autant que possible, à lui assurer une mort sans douleur.  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 10, 017; En vigueur : 10-01-2013>   <DCFL 2018-07-13/06, art. 23, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 24_REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.    [1 § 1er. Les expériences sur animaux sont limitées au strict nécessaire.   § 2. Aucune expérience sur animaux ne peut être effectuée si le résultat recherché peut être atteint par une autre méthode ou stratégie d'expérimentation qui n'implique pas l'utilisation d'animaux vivants et qui est reconnue dans la législation de l'Union européenne.   § 3. En cas de différentes possibilités, le choix entre les expériences est guidé par le souci de sélectionner celles qui satisfont le mieux aux exigences suivantes :   1° utiliser le moins d'animaux possible;   2° utiliser les animaux les moins susceptibles de ressentir de la douleur, de la souffrance, de l'angoisse ou de subir des dommages durables;   3° causer le moins possible de douleur, de souffrance, d'angoisse ou de dommages durables;   4° être le plus susceptible de fournir des résultats satisfaisants.   § 4. Les expériences sur animaux sont toujours, sauf si cela n'est pas approprié, menées sous anesthésie générale ou locale et en recourant à des analgésiques ou à une autre méthode appropriée, afin que la douleur, la souffrance et l'angoisse soient limitées au minimum.   Les procédures entraînant des lésions graves susceptibles de causer une douleur intense ne sont pas menées sans anesthésie.   Il est possible de ne pas recourir à l'anesthésie si celle-ci est jugée plus traumatisante pour l'animal que la procédure elle-même ou si l'anesthésie est incompatible avec la finalité de l'expérience sur animaux.   Aucune substance qui empêche ou limite la capacité des animaux d'exprimer la douleur ne peut être administrée aux animaux sans un niveau adéquat d'anesthésie ou d'analgésie. Dans les cas où l'administration d'une telle substance est malgré tout nécessaire, des éléments scientifiques sont fournis, accompagnés de précisions sur le protocole anesthésique ou analgésique.   Les animaux susceptibles d'éprouver de la douleur lorsque l'anesthésie a cessé de produire son effet reçoivent un traitement analgésique préventif et postopératoire ou sont traités au moyen d'autres méthodes appropriées pour soulager la douleur, pour autant que cela soit compatible avec la finalité de l'expérience sur animaux.   Dès que l'objectif de l'expérience sur animaux a été atteint, des mesures appropriées sont prises afin de limiter au minimum la souffrance de l'animal.   § 5. [2 Dans la mesure du possible, la mort doit être évitée en tant que point limite dans une expérience animale et remplacée par des points limites précoces humains. Lorsque la mort ne peut être évitée en tant que point limite, l'expérience animale est conçue de façon :   a) à entraîner la mort du plus petit nombre d'animaux possible ; et   b) à réduire le plus possible la durée et l'intensité de la souffrance de l'animal et, autant que faire se peut, à lui assurer une mort sans douleur.  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 10, 017; En vigueur : 10-01-2013>   <ORD 2018-01-25/15, art. 2, 028; En vigueur : 04-03-2018>   Art. 25.[1 L'utilisateur, l'éleveur ou le fournisseur désigne une personne responsable du respect des conditions d'agrément et de la transmission des renseignements administratifs ou statistiques fixés par le Roi et requis par le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions.  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 11, 017; En vigueur : 10-01-2013>   Art. 25_REGION_FLAMANDE.    [1 L'utilisateur, l'éleveur ou le fournisseur désigne une personne responsable du respect des conditions d'agrément et de la transmission des renseignements administratifs ou statistiques fixés par le [2 Gouvernement flamand[2 ....  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 11, 017; En vigueur : 10-01-2013>   <DCFL 2018-07-13/06, art. 24, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 26. § 1. Le maître d'expérience est responsable des expériences sur animaux qu'il réalise. (Il doit être titulaire d'un diplôme universitaire garantissant une connaissance fondamentale des sciences médicales ou biologiques.) <L 2004-07-09/30, art. 221, 007; En vigueur : 25-07-2004>  Il doit dans chaque cas posséder les connaissances et qualifications indispensables à la conduite des expériences sur animaux.  (Le Roi peut fixer des règles supplémentaires concernant la formation et la qualification du maître d'expérience.) <L 1995-05-04/40, art. 20, 004; En vigueur : 01-09-1995>  § 2. Le maître d'expérience est responsable de l'application des mesures relatives aux soins post-expérimentaux aux animaux.  Lorsqu'il utilise des chevaux, des chiens, des chats, des porcs, des ruminants ou des primates, il fait, à cet effet, appel à un médecin vétérinaire.  Art. 26_REGION_FLAMANDE.    § 1. Le maître d'expérience est responsable des expériences sur animaux qu'il réalise. (Il doit être titulaire d'un diplôme universitaire garantissant une connaissance fondamentale des sciences médicales ou biologiques.) <L 2004-07-09/30, art. 221, 007; En vigueur : 25-07-2004>  Il doit dans chaque cas posséder les connaissances et qualifications indispensables à la conduite des expériences sur animaux.  (Le [1 Gouvernement flamandpeut fixer des règles supplémentaires concernant la formation et la qualification du maître d'expérience.) <L 1995-05-04/40, art. 20, 004; En vigueur : 01-09-1995>  § 2. Le maître d'expérience est responsable de l'application des mesures relatives aux soins post-expérimentaux aux animaux.  Lorsqu'il utilise des chevaux, des chiens, des chats, des porcs, des ruminants ou des primates, il fait, à cet effet, appel à un médecin vétérinaire.  ----------  <DCFL 2018-07-13/06, art. 25, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 27.[1 Le Roi définit la nature et la forme des documents que tiennent à jour l'utilisateur, l'éleveur, le fournisseur ou le maître d'expérience, ainsi que la manière de les rédiger.  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 12, 017; En vigueur : 10-01-2013>   Art. 27_REGION_FLAMANDE.    [1 Le [2 Gouvernement flamanddéfinit la nature et la forme des documents que tiennent à jour l'utilisateur, l'éleveur, le fournisseur ou le maître d'expérience, ainsi que la manière de les rédiger.  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 12, 017; En vigueur : 10-01-2013>   <DCFL 2018-07-13/06, art. 26, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 28. Le Roi désigne un comité d'experts qui a pour mission d'étudier les problèmes déontologiques en rapport avec les expériences sur les animaux. Il détermine sa composition et son fonctionnement. Les milieux de la recherche scientifique et médicale doivent y être représentés. Les membres du comité sont tenus par le secret professionnel.  Art. 28_REGION_FLAMANDE.   [1 Le Gouvernement flamand crée une Commission des Animaux d'expérience qui a pour mission de donner avis sur l'achat, l'élevage, l'hébergement, les soins et l'utilisation d'animaux d'expérience, et d'assurer la distribution des meilleures pratiques. Le Gouvernement flamand détermine la composition et le fonctionnement de cette commission. La Commission des Animaux d'expérience se compose entre autres de représentants du monde scientifique et médical. Les membres de la Commission des Animaux d'expérience sont tenus au secret.  ----------  <DCFL 2018-07-13/06, art. 27, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 29.[1 Le Roi peut fixer des règles concernant la formation et la qualification du personnel des utilisateurs, des éleveurs et des fournisseurs  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 13, 017; En vigueur : 10-01-2013>   Art. 29_REGION_FLAMANDE.    [1 Le [2 Gouvernement flamandpeut fixer des règles concernant la formation et la qualification du personnel des utilisateurs, des éleveurs et des fournisseurs  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 13, 017; En vigueur : 10-01-2013>   <DCFL 2018-07-13/06, art. 26, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 30.§ 1. [1 Les expériences sur animaux réalisées dans un but didactique ne sont autorisées que dans l'enseignement supérieur et pour autant qu'elles soient indispensables à la formation des étudiants et ne puissent être remplacées par d'autres méthodes didactiques équivalentes.  § 2. Le Roi peut définir les conditions de réalisation des expériences sur animaux en vue de la formation d'un personnel spécialisé dans les laboratoires.  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 14, 017; En vigueur : 10-01-2013>   Art. 30_REGION_FLAMANDE.    § 1. [1 Les expériences sur animaux réalisées dans un but didactique ne sont autorisées que dans l'enseignement supérieur et pour autant qu'elles soient indispensables à la formation des étudiants et ne puissent être remplacées par d'autres méthodes didactiques équivalentes.  § 2. Le [2 Gouvernement flamandpeut définir les conditions de réalisation des expériences sur animaux en vue de la formation d'un personnel spécialisé dans les laboratoires.  ----------  <L 2012-12-27/15, art. 14, 017; En vigueur : 10-01-2013>   <DCFL 2018-07-13/06, art. 18, 034; En vigueur : 20-08-2018>      Art. 30/1. [1 Afin de veiller à la conformité avec les exigences de la présente loi, le Roi fixe les modalités des inspections régulières de tous les éleveurs, fournisseurs et utilisateurs y compris de leurs établissements.  ----------  <Inséré par L 2012-12-27/15, art. 15, 017; En vigueur : 10-01-2013>   Art. 30/1_REGION_FLAMANDE.    [1 Afin de veiller à la conformité avec les exigences de la présente loi, le [2 Gouvernement flamandfixe les modalités des inspections régulières de tous les éleveurs, fournisseurs et utilisateurs y compris de leurs établissements.  ----------  <Inséré par L 2012-12-27/15, art. 15, 017; En vigueur : 10-01-2013>   <DCFL 2018-07-13/06, art. 28, 034; En vigueur : 20-08-2018>      CHAPITRE IX. - Le Conseil du bien-être des animaux.    CHAPITRE IX. (Région Wallonne)  [1 - Le Conseil wallon du bien-être des animaux.
----------
HOOFDSTUK XI. - Strafbepalingen.
CHAPITRE IX. REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
HOOFDSTUK XI. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
Art.31.Il est institué, auprès du (Service Public Fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement), un Conseil du bien-être des animaux. Le Roi détermine la composition du Conseil et son fonctionnement. En feront partie notamment les représentants des associations nationales ou régionales de protection animale, de la recherche scientifique et médicale et des éleveurs.
Afdeling 1. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
Art. 31_REGION_FLAMANDE. &nbsp;&nbsp;[1 Il est créé un Conseil flamand pour le Bien-être animal. Le Gouvernement flamand détermine la composition et le fonctionnement de ce Conseil. Le Conseil se compose entre autres de représentants des associations de protection des animaux, de la recherche scientifique, des vétérinaires et des éleveurs.]1
Art.34. <W 2003-12-22/42, art. 228, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. [2 Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie worden overtredingen op deze wet en op haar uitvoeringsbesluiten en op de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake opgespoord en vastgesteld door :
   - de leden van de federale en lokale politie;
   - de statutaire en contractuele Dierenartsen van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
   - andere door de minister bevoegd voor dierenwelzijn aangewezen personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
   - de statutaire en contractuele personeelsleden van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, belast met het uitvoeren van de controles.]2

  Evenwel zijn alleen de statutaire of contractuele dierenartsen van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu bevoegd om de misdrijven gepleegd in de laboratoria op te sporen en vast te stellen.
  De personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu leggen voorafgaand aan de uitoefening van hun functie de eed af in handen van de minister of van zijn aangestelde.
  § 2. De overheidspersonen bedoeld in § 1 kunnen zich alle inlichtingen en bescheiden doen verstrekken die zij tot het volbrengen van hun taak nodig achten en overgaan tot alle nuttige vaststellingen.
  In uitoefening van hun opdracht mogen ze alle vervoersmiddelen, gronden, bedrijven of lokalen waar levende dieren gehouden of gebruikt worden, betreden. Het bezoek van lokalen die tot woning dienen is slechts toegestaan van 5 uur 's morgens tot 9 uur 's avonds en met verlof van de rechter in de politierechtbank. Dit verlof is eveneens vereist voor het bezoek, buiten die uren, van lokalen die niet voor het publiek toegankelijk zijn.
  [1 Ze kunnen assistentie vorderen van de politie voor de opdrachten waarbij er een risico kan geïdentificeerd worden voor de veiligheid van de personen.]1
  [2 Ze kunnen overgaan tot het verhoor van de overtreder en tot elk ander nuttig verhoor.]2
  § 3. De processen-verbaal opgemaakt door de in § 1 bedoelde overheidspersonen hebben bewijskracht tot het tegenbewijs is geleverd; een afschrift ervan wordt binnen vijftien dagen na de vaststelling aan de overtreders toegezonden.
  § 4. Het proces-verbaal opgesteld door de statutaire en contractuele dierenartsen van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu of andere personeelsleden van deze Federale Overheidsdienst aangeduid door de minister tot wiens bevoegdheid het dierenwelzijn behoort, wordt overgemaakt aan de krachtens artikel 41bis aangestelde ambtenaar.
  § 5. Wanneer een overtreding van deze wet of van een uitvoeringsbesluit ervan [2 of van de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten terzake]2 is vastgesteld, kunnen de overheidspersonen, bedoeld in § 4, een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van de overtreding wordt aangemaand.
  De waarschuwing wordt, onder de vorm van een afschrift van het proces-verbaal waarin de feiten zijn vastgesteld, binnen de vijftien dagen na de vaststelling van de overtreding aan de overtreder toegezonden.
  De waarschuwing vermeldt :
  a) ten laste gelegde feiten en de overtreden wetsbepaling of -bepalingen;
  b) de termijn waarin zij dienen te worden stopgezet;
  c) dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, het proces-verbaal zal worden overgemaakt aan de ambtenaar die belast is met de toepassing van de procedure die is bepaald in artikel 41bis en dat de procureur des Konings zal kunnen worden ingelicht.
  § 6. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen.
  
Art. 31 _REGION_WALLONNE.
  [1 Il est institué un Conseil wallon du bien-être des animaux.
   Le Gouvernement détermine la composition et le fonctionnement du Conseil ainsi que le mode de désignation de ses membres. En font partie notamment les représentants des associations de protection animale, de la recherche scientifique et médicale et des éleveurs.
   Le Service public de Wallonie assure le secrétariat du Conseil.]1

  
Art. 34_VLAAMS_GEWEST.    <W 2003-12-22/42, art. 228, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. [2 [3 Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie worden overtredingen op deze wet en op de uitvoeringsbesluiten ervan en op de Europese verordeningen, beschikkingen en besluiten ter zake opgespoord en vastgesteld door:
   1° de leden van de federale en lokale politie;
   2° de statutaire en contractuele personeelsleden van de Dienst die worden aangewezen door de Vlaamse Regering.
   De contractuele personeelsleden van de Dienst leggen voorafgaand aan de uitoefening van hun functie de eed af in handen van de Vlaamse Regering.
   De personeelsleden van de Dienst, vermeld in het eerste lid, hebben een legitimatiebewijs bij zich en tonen dat desgevraagd onmiddellijk. De Vlaamse Regering kan bepalen wie het legitimatiebewijs verleent, en wat het model en de inhoud van het legimitatiebewijs zijn.]3

  § 2. De overheidspersonen bedoeld in § 1 kunnen zich alle inlichtingen en bescheiden doen verstrekken die zij tot het volbrengen van hun taak nodig achten en overgaan tot alle nuttige vaststellingen.
  In uitoefening van hun opdracht mogen ze alle vervoersmiddelen, gronden, bedrijven of lokalen waar levende dieren gehouden of gebruikt worden, betreden. Het bezoek van lokalen die tot woning dienen is slechts toegestaan van 5 uur 's morgens tot 9 uur 's avonds en met verlof van de rechter in de politierechtbank. Dit verlof is eveneens vereist voor het bezoek, buiten die uren, van lokalen die niet voor het publiek toegankelijk zijn.
  [1 Ze kunnen assistentie vorderen van de politie voor de opdrachten waarbij er een risico kan geïdentificeerd worden voor de veiligheid van de personen.]1
  [3 Zij kunnen zich bij de uitoefening van hun bevoegdheden laten bijstaan door personen die ze daarvoor hebben aangewezen op grond van hun deskundigheid.]3
  [2 Ze kunnen overgaan tot het verhoor van de overtreder en tot elk ander nuttig verhoor.]2

  [3 § 2bis. Zonder afbreuk te doen aan de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens, kunnen de overheidspersonen, vermeld in paragraaf 1, vaststellingen doen met audiovisuele middelen. Ze kunnen ook audiovisueel materiaal van derden gebruiken, als deze personen dat materiaal rechtmatig hebben gemaakt of verkregen.]3
  § 3. De processen-verbaal opgemaakt door de in § 1 bedoelde overheidspersonen hebben bewijskracht tot het tegenbewijs is geleverd; een afschrift ervan wordt binnen vijftien dagen na de vaststelling aan de overtreders toegezonden.
  § 4. [3 Het proces-verbaal dat is opgesteld door de statutaire en contractuele personeelsleden van de Dienst die door de Vlaamse Regering aangewezen zijn, wordt overgemaakt aan de met toepassing van artikel 41bis aangestelde ambtenaar.]3
  § 5. Wanneer een overtreding van deze wet of van een uitvoeringsbesluit ervan [2 of van de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten terzake]2 is vastgesteld, kunnen de overheidspersonen, bedoeld in § 4, een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van de overtreding wordt aangemaand.
  De waarschuwing wordt, onder de vorm van een afschrift van het proces-verbaal waarin de feiten zijn vastgesteld, binnen de vijftien dagen na de vaststelling van de overtreding aan de overtreder toegezonden.
  De waarschuwing vermeldt :
  a) ten laste gelegde feiten en de overtreden wetsbepaling of -bepalingen;
  b) de termijn waarin zij dienen te worden stopgezet;
  c) dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, het proces-verbaal zal worden overgemaakt aan de ambtenaar die belast is met de toepassing van de procedure die is bepaald in artikel 41bis en dat de procureur des Konings zal kunnen worden ingelicht.
  § 6. [3 ...]3
Art. 31 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
[1 Il est procédé à la constitution d'un Conseil bruxellois du bien-être des animaux. Le Gouvernement fixe la composition, la procédure de désignation des membres et le fonctionnement du Conseil. Celui-ci regroupe notamment les représentants des associations pour la protection des animaux, de la recherche scientifique et médicale ainsi que des éleveurs.]1
  
Art. 34_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    <W 2003-12-22/42, art. 228, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. [2 Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie worden overtredingen op deze wet en op haar uitvoeringsbesluiten en op de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake opgespoord en vastgesteld door :
   - de leden van de federale en lokale politie;
   [3 - de met het toezicht belaste personeelsleden van het Instituut bedoeld in artikel 5, § 1 van het Wetboek van inspectie ; en
   - de met het toezicht belaste personeelsleden van de gemeente bedoeld in artikel 5, § 4 van het Wetboek van inspectie, binnen de grenzen van het grondgebied van de gemeente waartoe zij behoren.]3
]2

  [3 Evenwel zijn alleen de met het toezicht belaste personeelsleden van het Instituut die dierenarts zijn bevoegd om de misdrijven gepleegd in de laboratoria op te sporen en vast te stellen.]3
  § 2. [3 ...]3
  In uitoefening van hun opdracht mogen [3 de in paragraaf 1 bedoelde personeelsleden]3 alle vervoersmiddelen, gronden, bedrijven of lokalen waar levende dieren gehouden of gebruikt worden, betreden. Het bezoek van lokalen die tot woning dienen is slechts toegestaan van 5 uur 's morgens tot 9 uur 's avonds [3 , in afwijking van artikel 10 van het Wetboek van inspectie,]3 en met verlof van de rechter in de politierechtbank. Dit verlof is eveneens vereist voor het bezoek, buiten die uren, van lokalen die niet voor het publiek toegankelijk zijn.
  [3 ...]3
  § 3. [3 ...]3
  § 4. [3 ...]3
  § 5. [3 ...]3
  § 6. [3 ...]3
Art.32. Le Conseil a pour mission d'étudier les problèmes en rapport avec la protection et le bien-être des animaux. Il donne son avis sur les affaires dont l'examen lui est confié par (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) et peut lui soumettre toute proposition. <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
Art. 34_WAALS_GEWEST.   <W 2003-12-22/42, art. 228, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. [2 Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie worden overtredingen op deze wet en op haar uitvoeringsbesluiten en op de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake opgespoord en vastgesteld door :
   - de leden van de federale en lokale politie;
   - [3 ...]3
   - [3 de personeelsleden bedoeld in de paragrafen 1, 2 en 3 van artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek [4 ...]4 ]3;
   - [3 ...]3 ]2

  [3 ...]3
  [3 ...]3
  § 2. [3 In afwijking van artikel D.139 van Boek I van het Milieuwetboek wordt voor de toepassing van deel VIII van hetzelfde Boek op de inbreuken op de wet onder "personeelslid" het statutaire of het contractuele personeelslid bedoeld in § 1 verstaan.]3
  § 3. [3 ...]3
  § 4. [3 ...]3
  § 5. [3 ...]3
  § 6. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen.
Art. 32 _REGION_FLAMANDE.    Le [1 Conseil flamand pour le Bien-être animal]1 a pour mission d'étudier les problèmes en rapport avec la protection et le bien-être des animaux. Il donne son avis sur les affaires dont l'examen lui est confié par [1 le Gouvernement flamand]1 et peut lui soumettre toute proposition. <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  
Afdeling 2. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
CHAPITRE X. - Associations protectrices des animaux.
Art. 34bis. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 De in artikel 34 bedoelde personeelsleden beschikken over de ambtsbevoegdheden voorzien bij de artikelen 6, 7, 11 tot en met 19 van het Wetboek van inspectie, met inachtneming van de voorwaarden die zij voorzien, om de naleving van deze wet, haar uitvoeringsbesluiten en de Europese verordeningen en beschikkingen of besluiten ter zake waarvan zij de schendingen strafbaar stelt te controleren.   In het kader van deze controles is artikel 9 van het Wetboek van inspectie van toepassing en dient voor de toepassing van de artikelen 11 tot en met 15 van het Wetboek van inspectie onder " verontreiniging " of " vervuiling " ieder element te worden begrepen dat op nadelige wijze het welzijn van dieren beïnvloedt of kan beïnvloeden.]1
  
Art.33. § 1. Le Roi peut fixer les conditions auxquelles (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) peut agréer des associations nationales et régionales comme représentatives de la protection et du bien-être des animaux. Il peut prescrire que, pour être agréée, une association doit avoir la personnalité juridique. <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  § 2. (Le Roi peut fixer les conditions de formation des préposés des associations agréées.
  Il peut régler les modalités selon lesquelles les associations agréées et leurs préposés ainsi que les personnes désignées par (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) sur proposition du Conseil du bien-être des animaux, collaborent avec les agents de l'autorité qu'il désigne.) <L 1995-05-04/40, art. 22, 004; En vigueur : 01-09-1995> <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
Art. 34bis_VLAAMS_GEWEST.   [1 Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kan het bevoegde personeelslid van de Dienst beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid.
   De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van het bevoegde personeelslid van de Dienst, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.
   De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.
   De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.
   Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.
   De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van het bevoegde personeelslid van de Dienst zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het achtste lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.
   De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.
   De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.
   Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.
   Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.]1

  
Afdeling 3.BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
Art. 33_REGION_WALLONNE.
Art. 34ter.BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
CHAPITRE XI. - Dispositions pénales.
Art. 34ter_VLAAMS_GEWEST.
CHAPITRE XI. REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
Art. 34quater.BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
Section 1re. REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
Afdeling 4.BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
Art.34. § 1er. [2 Sans préjudice des pouvoirs des officiers de police judiciaire, les infractions à la présente loi, à ses arrêtés d'exécution et aux règlements et décisions européens en la matière sont recherchées et constatées par :
Art.35. Onverminders de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van één maand tot drie maanden en met een geldboete [1 van 52 euro tot 2.000 euro]1 of met een van die straffen alleen, hij die:
  1° (...) <W 2007-03-19/52, art. 3, A, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
  2° (dierengevechten of schietoefeningen op dieren organiseert, er met zijn dieren of als toeschouwer aan deelneemt, eraan op enigerlei wijze medewerking verleent of over de uitslag ervan weddenschappen inricht aan deze weddenschappen deelneemt); <W 1993-03-26/38, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1993-07-19>
  3° (een dier achterlaat met de bedoeling zich ervan te ontdoen); <W 1995-05-04/40, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  4° pijnlijke ingrepen verricht in overtreding van de bepalingen van artikel 18;
  5° amputaties verricht die verboden zijn door (artikel 17bis); <W 1995-05-04/40, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  6° proeven doet in omstandigheden die strijdig zijn met de artikelen 20, 24 en 30.
  (7° een erkeningsaanvraag indient met het oog op de uitbating van een in artikel 5, § 1, bedoelde inrichting, terwijl voor hem een verbod geldt als bedoeld in § 4 van hetzelfde artikel;
  8° een inrichting als bedoeld in artikel 5, § 1, beheert, of er een direct toezicht uitoefent op de dieren, terwijl voor hem een verbod geldt als bedoeld in § 4 van hetzelfde artikel.) <W 2004-06-23/44, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 13-11-2004>
  (9° seksuele betrekkingen heeft met dieren.) <W 2007-03-19/52, art. 3, B, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
  (Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met geldboete [1 van 52 euro tot 2. 000 euro]1 of met een van die straffen alleen, hij die, uitgezonderd bij overmacht, handelingen pleegt die niet door deze wet zijn voorzien en waardoor een dier zonder noodzaak omkomt of zonder noodzaak een verminking, een letsel of pijn ondergaat;) <W 2007-03-19/52, art. 3, C, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
  
Art. 34 _REGION_FLAMANDE.
   <L 2003-12-22/42, art. 228, 006; En vigueur : 10-01-2004> § 1er. [2 [3 Sans préjudice des pouvoirs des officiers de police judiciaire, les infractions à la présente loi, à ses arrêtés d'exécution et aux règlements et décisions européens en la matière sont recherchées et constatées par :
   1° les membres de la police fédérale et locale ;
   2° les membres du personnel contractuels et statutaires du Service qui sont désignés par le Gouvernement flamand.
   Les membres du personnel contractuels du Service prêtent serment, préalablement à l'exercice de leur fonction, entre les mains du Gouvernement flamand.
   Les membres du personnel du Service, visés à l'alinéa 1er, sont en possession d'un titre de légitimation qu'ils présentent immédiatement en cas de demande. Le Gouvernement flamand peut déterminer quelle instance délivre le titre de légitimation ainsi que son modèle et son contenu.]3

  § 2. Les agents de l'autorité visés au § 1er peuvent se faire communiquer tous renseignements et documents nécessaires à l'exercice de leurs fonctions et procéder à toutes constatations utiles.
  Ils ont, dans l'exercice de leurs fonctions, libre accès à tous moyens de transport, tous terrains, tous établissements ou tous locaux où sont détenus ou utilisés des animaux vivants. La visite de locaux servant d'habitation n'est permise qu'entre 5 heures du matin et 9 heures du soir et il ne peut y être procédé qu'avec l'autorisation du juge du tribunal de police. Cette autorisation est aussi requise pour la visite en dehors desdites heures, des locaux qui ne sont pas accessibles au public.
  [1 Ils peuvent requérir l'assistance des forces de police pour des missions où un risque pour la sécurité des personnes peut être identifié.]1
  [3 Dans le cadre de l'exercice de leurs compétences, ils peuvent se faire assister par des personnes qu'ils ont désignées à cet effet sur la base de leur expertise.]3
  [2 Ils peuvent procéder à l'audition du contrevenant et à toute autre audition utile.]2

  [3 § 2bis. Sans préjudice de la réglementation sur la protection des personnes physiques lors du traitement des données à caractère personnel, les agents de l'autorité, visés au paragraphe 1er, peuvent faire des constats à l'aide de moyens audiovisuels. Ils peuvent également utiliser du matériel audiovisuel de tiers, si ces personnes ont légitimement produit ou obtenu ce matériel.]3
  § 3. Les procès-verbaux établis par les agents de l'autorité visés au § 1er, font foi jusqu'à preuve du contraire; une copie en est envoyée dans les quinze jours de la constatation, aux auteurs de l'infraction.
  § 4. [3 Le procès-verbal établi par les membres du personnel contractuels et statutaires du Service, qui sont désignés par le Gouvernement flamand, est transmis au fonctionnaire désigné en application de l'article 41bis.]3
  § 5. Lorsqu'une infraction à la présente loi ou à un de ses arrêtés d'exécution [2 ou des règlements et décisions européens en la matière]2 est constatée, les agents de l'autorité visés au § 4 peuvent adresser au contrevenant un avertissement le mettant en demeure de mettre fin à cette infraction.
  L'avertissement est envoyé au contrevenant dans les quinze jours de la constatation de l'infraction, sous forme d'une copie du procès-verbal de constatation des faits.
  L'avertissement mentionne :
  a) les faits imputés et la ou les dispositions légales enfreintes;
  b) le délai dans lequel il doit y être mis fin;
  c) qu'au cas où il n'est pas donné suite à l'avertissement, le procès-verbal sera notifié à l'agent qui est chargé de l'application de la procédure visée à l'article 41bis et que le procureur du Roi pourra être avisé.
  § 6. [3 ...]3
Art. 35_VLAAMS_GEWEST.    Onverminders de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van [3 acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 52 euro tot 100.000 euro]3]1 of met een van die straffen alleen, hij die:
  1° (...) <W 2007-03-19/52, art. 3, A, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
  2° (dierengevechten of schietoefeningen op dieren organiseert, er met zijn dieren of als toeschouwer aan deelneemt, eraan op enigerlei wijze medewerking verleent of over de uitslag ervan weddenschappen inricht aan deze weddenschappen deelneemt); <W 1993-03-26/38, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1993-07-19>
  3° (een dier achterlaat met de bedoeling zich ervan te ontdoen); <W 1995-05-04/40, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  4° pijnlijke ingrepen verricht in overtreding van de bepalingen van artikel 18;
  5° amputaties verricht die verboden zijn door (artikel 17bis); <W 1995-05-04/40, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  6° proeven doet in omstandigheden die strijdig zijn met de artikelen 20, 24 en 30.
  (7° een erkeningsaanvraag indient met het oog op de uitbating van een in artikel 5, § 1, bedoelde inrichting, terwijl voor hem een verbod geldt als bedoeld in § 4 van hetzelfde artikel;
  8° een inrichting als bedoeld in artikel 5, § 1, beheert, of er een direct toezicht uitoefent op de dieren, terwijl voor hem een verbod geldt als bedoeld in § 4 van hetzelfde artikel.) <W 2004-06-23/44, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 13-11-2004>
  (9° seksuele betrekkingen heeft met dieren.) <W 2007-03-19/52, art. 3, B, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
  [2 10° in weerwil van een gerechtelijk verbod tot het houden van dieren, opgelegd op grond van artikel 40, dieren houdt.]2
  (Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van [3 acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 52 euro tot 100.000 euro]3]1 of met een van die straffen alleen, hij die, uitgezonderd bij overmacht, handelingen pleegt die niet door deze wet zijn voorzien en waardoor een dier zonder noodzaak omkomt of zonder noodzaak een verminking, een letsel of pijn ondergaat;) <W 2007-03-19/52, art. 3, C, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
Art. 34 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
   <L 2003-12-22/42, art. 228, 006; En vigueur : 10-01-2004> § 1er. [2 Sans préjudice des pouvoirs des officiers de police judiciaire, les infractions à la présente loi, à ses arrêtés d'exécution et aux règlements et décisions européens en la matière sont recherchées et constatées par :
   - les membres de la police fédérale et locale;
  [3 - les agents de l'Institut chargés de la surveillance visés à l'article 5, § 1er, du Code de l'inspection ; et
   - les agents communaux chargés de la surveillance visés à l'article 5, § 4, du Code de l'inspection, dans les limites du territoire de la commune dont ils relèvent.]3
]2

  [3 Toutefois, seuls les agents de l'Institut chargés de la surveillance qui sont vétérinaires sont compétents pour rechercher et constater les infractions commises dans les laboratoires.]3
  § 2. [3 ...]3
  [3 Les agents visés au § 1er]3 ont, dans l'exercice de leurs fonctions, libre accès à tous moyens de transport, tous terrains, tous établissements ou tous locaux où sont détenus ou utilisés des animaux vivants. La visite de locaux servant d'habitation n'est permise qu'entre 5 heures du matin et 9 heures du soir [3 , par dérogation à l'article les mots 10 du Code de l'inspection,]3 et il ne peut y être procédé qu'avec l'autorisation du juge du tribunal de police. Cette autorisation est aussi requise pour la visite en dehors desdites heures, des locaux qui ne sont pas accessibles au public.
  [3 ...]3
  § 3. [3 ...]3
  § 4. [3 ...]3
  § 5. [3 ...]3
  § 6. [3 ...]3
Art. 35_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    Onverminders de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft [2 met de straf bepaald in artikel 31, § 1, van het Wetboek van inspectie]2, hij die:
  1° (...) <W 2007-03-19/52, art. 3, A, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
  2° (dierengevechten of schietoefeningen op dieren organiseert, er met zijn dieren of als toeschouwer aan deelneemt, eraan op enigerlei wijze medewerking verleent of over de uitslag ervan weddenschappen inricht aan deze weddenschappen deelneemt); <W 1993-03-26/38, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1993-07-19>
  3° (een dier achterlaat met de bedoeling zich ervan te ontdoen); <W 1995-05-04/40, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  4° pijnlijke ingrepen verricht in overtreding van de bepalingen van artikel 18;
  5° amputaties verricht die verboden zijn door (artikel 17bis); <W 1995-05-04/40, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  6° proeven doet in omstandigheden die strijdig zijn met de artikelen 20, 24 en 30.
  (7° een erkeningsaanvraag indient met het oog op de uitbating van een in artikel 5, § 1, bedoelde inrichting, terwijl voor hem een verbod geldt als bedoeld in § 4 van hetzelfde artikel;
  8° een inrichting als bedoeld in artikel 5, § 1, beheert, of er een direct toezicht uitoefent op de dieren, terwijl voor hem een verbod geldt als bedoeld in § 4 van hetzelfde artikel.) <W 2004-06-23/44, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 13-11-2004>
  (9° seksuele betrekkingen heeft met dieren;) <W 2007-03-19/52, art. 3, B, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
  [2 10° zich onttrekt aan of die op welkdanige manier de uitvoering verhindert van de inspectieopdracht waarmee de in artikel 34 bedoelde personeelsleden gemachtigd zijn krachtens deze wet ;
   11° verzuimt de informatie die hem gevraagd wordt krachtens artikel 34ter, § 1, mee te delen ;
   12° de maatregelen die hem zijn opgelegd krachtens artikel 34ter, § 1, niet of niet volgens de instructies uitvoert.]2

  (Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft [2 met de straf bepaald in artikel 31, § 1 van het Wetboek van inspectie]2, hij die, uitgezonderd bij overmacht, handelingen pleegt die niet door deze wet zijn voorzien en waardoor een dier zonder noodzaak omkomt of zonder noodzaak een verminking, een letsel of pijn ondergaat;) <W 2007-03-19/52, art. 3, C, 011; Inwerkingtreding : 23-07-2007>
Art. 34 _REGION_WALLONNE.
  <L 2003-12-22/42, art. 228, 006; En vigueur : 10-01-2004> § 1er. [2 Sans préjudice des pouvoirs des officiers de police judiciaire, les infractions à la présente loi, à ses arrêtés d'exécution et aux règlements et décisions européens en la matière sont recherchées et constatées par :
   - les membres de la police fédérale et locale;
   - [3 ...]3
   - [3 les agents visés aux paragraphes 1er, 2 et 3 de l'article D.140 du Livre Ier du Code de l'Environnement]3 [4 ...]4;
   - [3 ...]3 ]2

  [3 ...]3
  [3 ...]3
  § 2. [3 Par dérogation à l'article D.139 du Livre Ier du Code de l'Environnement, pour l'application de la partie VIII du même Livre aux infractions à la loi, on entend par " agent " l'agent statutaire ou contractuel visé au § 1er.]3
  § 3. [3 ...]3
  § 4. [3 ...]3
  § 5. [3 ...]3
  § 6. Les dispositions du présent article ne s'appliquent pas aux contrôles effectués en application de la loi du 4 février 2000 relative à la création de l'Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire.
Art. 35_WAALS_GEWEST.
Section 2_REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
Art.36. Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met een boete [1 van 52 euro tot 2 000 euro]1, hij die:
  1° de aanvalsdrift van een dier opdrijft door het op te hitsen tegen een ander dier;
  2° aan een dier dtoffen, bepaald door de Koning, toedient of doet toedienen met het doel zijn prestaties (te beïnvloeden of het opsporen van prestatiebeïnvloedende stoffen te verdoezelen); <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  3° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van artikel 4, van hoofdstuk IV of van hoofdstuk VIII, andere dan deze bedoeld bij artikel 35, 6°, of van besluiten genomen in uitvoering van die bepalingen;
  4° de door de bevoegde overheidspersonen voorgeschreven maatregelen bedoeld in artikel 4, § 5, niet nakomt of de getroffen maatregelen tenietdoet;
  5° een dier arbeid laat verrichten, die kennelijk zijn natuurlijke krachten te boven gaat;
  6° in overtreding van hoofdstuk VI wordt bevonden;
  7° (honden als last- en trekdieren gebruikt, onverminderd de afwijkingen die (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) kan verlenen volgens de voorwaarden die de Koning bepaalt;) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  8° een blind gemaakte vogel te koop stelt, verkoopt, koopt of houdt;
  9° (een dier gebruikt voor africhting, enscenering, reclame of gelijkaardige doeleinden in de mate dat dit oneigenlijk gebruik duidelijk leidt tot vermijdbare pijn, lijden of letsel;) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  10° een dier onder dwang voeder of drinken toedient, behalve om medische redenen of voor dierproeven uitgevoerd volgens hoofdstuk VIII of in gespecialiseerde, door de Koning bepaalde kwekerijen en aan de door Hem gestelde voorwaarden;
  11° een dier een stof toedient die het pijn of letsel kan berokkenen behalve om medische redenen of voor dierproeven bepaald in hoofdstuk VIII;
  12° in overtreding van artikel 11, dieren afstaat aan personen van minder dan 16 jaar;
  13° een dier onder rembours verzendt (per post); <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  14° een bedrijf bedoeld in artikel 5, § 1, zonder de erkenning vereist bij dit artikel uitbaat, (...) de bepalingen van de koninklijke besluiten genomen in uitvoering van de artikelen 6 of 7 en de verplichtingen bepaald bij artikel 9, § 1, eerste lid, bij artikel 9, § 21, leden 1 en 2, en bij de artikelen 10 en 12 overtreedt. <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  (15° geverfde dieren houdt of verhandelt;
  16° dieren als prijs, beloning of gift uitlooft of uitreikt bij wedstrijden, verlotingen, weddenschappen of andere gelijkaardige evenementen, behalve de afwijkingen welke door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) kunnen verleend worden; <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  [1 17° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97;
   18° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden.]1

  Deze afwijkingen kunnen slechts worden verleend ter gelegenheid van feesten, jaarmarkten, wedstrijden en andere manifestaties met een professioneel of geassimileerd karakter.) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  
Art. 34bis _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.   [1 Les agents visés à l'article 34 disposent des pouvoirs prévus aux articles 6, 7, 11 à 19 du Code de l'inspection, dans le respect des conditions qu'ils prévoient, pour contrôler le respect de la présente loi, de ses arrêtés d'exécution et des règlements et décisions européens en la matière dont elle incrimine la violation.   Dans le cadre de ces contrôles, l'article 9 du Code de l'inspection est applicable, et pour l'application des articles 11 à 15 du Code de l'inspection, il faut entendre par " pollution " tout élément qui affecte négativement ou qui peut affecter négativement le bien-être des animaux.]1
  
Art. 36_VLAAMS_GEWEST.   [1 Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met [4 een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 52 euro tot 100.000 euro of met een van die straffen alleen]4, hij die:
   1° de aanvalsdrift van een dier opdrijft door het op te hitsen tegen een ander dier;
   2° aan een dier stoffen, bepaald door de Vlaamse Regering, toedient of doet toedienen met het doel zijn prestaties te beïnvloeden of het opsporen van prestatiebeïnvloedende stoffen te verdoezelen;
   3° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van artikel 4, van hoofdstuk IV of van hoofdstuk VIII, andere dan deze bedoeld bij artikel 35, 6°, of van besluiten genomen in uitvoering van die bepalingen;
   4° de door de bevoegde overheidspersonen voorgeschreven maatregelen bedoeld in artikel 4, § 5, niet nakomt of de getroffen maatregelen tenietdoet;
   5° een dier arbeid laat verrichten, die kennelijk zijn natuurlijke krachten te boven gaat;
   6° in overtreding van hoofdstuk VI wordt bevonden;
   7° honden als last- en trekdieren gebruikt, onverminderd de afwijkingen die de Vlaamse Regering kan verlenen volgens de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt;
   8° een blind gemaakte vogel te koop stelt, verkoopt, koopt of houdt;
   9° een dier gebruikt voor africhting, enscenering, reclame of gelijkaardige doeleinden in de mate dat dit oneigenlijk gebruik duidelijk leidt tot vermijdbare pijn, lijden of letsel;
   10° [2 10° handelt in strijd met artikel 9quinquies of artikel 9sexies]2;
   11° een dier een stof toedient die het pijn of letsel kan berokkenen behalve om medische redenen of voor dierproeven bepaald in hoofdstuk VIII;
   12° in overtreding van artikel 11, dieren afstaat aan personen van minder dan 16 jaar;
   13° een dier onder rembours verzendt per post;
   14° een bedrijf bedoeld in artikel 5, § 1, zonder de erkenning vereist bij dit artikel uitbaat of met miskenning van de voorwaarden, vermeld in artikel 5, § 2, eerste en tweede lid, uitbaat, de bepalingen genomen in uitvoering van de artikelen 6 of 7 en de verplichtingen bepaald bij artikel 9, § 1, eerste lid, bij artikel 9, § 2, eerste en tweede lid, en bij de artikelen 10 en 12 overtreedt;
   15° geverfde of anderszins kunstmatig gekleurde dieren houdt of verhandelt;
   16° dieren als prijs, beloning of gift uitlooft of uitreikt bij aankopen, wedstrijden, verlotingen, weddenschappen of andere gelijkaardige evenementen, behalve de afwijkingen welke door de Vlaamse Regering kunnen verleend worden volgens de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt; die afwijkingen kunnen alleen worden verleend ter gelegenheid van feesten, jaarmarkten, wedstrijden en andere manifestaties met een professioneel of geassimileerd karakter;
   17° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97;
   18° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden.]1

  [3 20° in overtreding wordt bevonden van artikel 6ter van deze wet.]3
  
Art. 34bis _REGION_FLAMANDE.
  [1 En application de l'article 23, paragraphe 1, e) et h), du règlement (UE) n° 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données et abrogeant la directive 95/46/CE (règlement général sur la protection des données), le membre du personnel compétent du Service peut décider de ne pas appliquer les obligations et droits énoncés aux articles 12 à 22 dudit règlement au traitement des données à caractère personnel dans le cadre d'une enquête qui concerne une personne physique déterminée, si les conditions énoncées aux alinéas 2 à 10 sont remplies.
   La possibilité de dérogation visée à l'alinéa premier ne s'applique que pendant la période au cours de laquelle l'intéressé fait l'objet d'un contrôle, d'une enquête ou des activités préparatoires y afférentes, dans le cadre des missions décrétales et réglementaires du membre du personnel compétent du Service, à condition qu'il soit ou puisse être nécessaire pour le bon déroulement de l'enquête que les obligations et droits visés aux articles 12 à 22 dudit règlement ne soient pas appliqués. La durée des activités préparatoires ne peut, le cas échéant, dépasser un an à compter de la date de réception d'une demande d'exercice d'un des droits visés aux articles 12 à 22 dudit règlement.
   Les données à caractère personnel visées à l'alinéa 1er ne seront pas conservées plus longtemps que les finalités pour lesquelles elles sont traitées le requièrent.
   La possibilité de dérogation visée à l'alinéa premier ne s'applique pas aux données qui ne sont pas liées à l'objet de l'enquête ou du contrôle justifiant le refus ou la restriction des droits, visés à l'alinéa premier.
   Si, dans le cas visé à l'alinéa premier, l'intéressé soumet une demande sur la base des articles 12 à 22 dudit règlement au cours de la période visée au deuxième alinéa, le fonctionnaire à la protection des données compétent en accuse réception.
   Le fonctionnaire à la protection des données compétent informe l'intéressé par écrit de tout refus ou restriction des droits, visés à l'alinéa premier, dans les meilleurs délais et en tout état de cause dans un délai d'un mois à compter du jour suivant celui de la réception de la demande. Il n'est pas nécessaire de fournir des informations complémentaires sur les motifs détaillés d'un tel refus ou d'une telle restriction lorsque cela porterait atteinte aux missions décrétales et réglementaires du membre du personnel compétent du Service, sans préjudice de l'application de l'alinéa 8. Si nécessaire, le délai précité peut être prolongé de deux mois, compte tenu du nombre de demandes et de leur complexité. Le responsable du traitement informe l'intéressé de cette prolongation et des raisons du report dans un délai d'un mois à compter du jour suivant celui où il a reçu la demande.
   Le fonctionnaire à la protection des données compétent informe également l'intéressé sur la possibilité d'introduire une demande auprès de la commission de contrôle flamande pour le traitement des données à caractère personnel conformément à l'article 10/5 du décret du 18 juillet 2008 relatif à l'échange électronique de données administratives, et de former un recours en justice.
   Le fonctionnaire à la protection des données compétent consigne les motifs factuels ou juridiques sur lesquels la décision est fondée. Il tient ces informations à la disposition de la commission de contrôle flamande précitée.
   Une fois l'enquête terminée, les droits énoncés aux articles 13 à 22 du règlement précité sont, le cas échéant, appliqués à nouveau conformément à l'article 12 du règlement précité.
   Si un dossier contenant des données à caractère personnel visées à l'alinéa premier a été transmis au Ministère public et peut conduire à des activités sous la direction du Ministère public ou d'un juge d'instruction, et qu'il existe une incertitude quant au secret de l'enquête sous la direction du Ministère public ou d'un juge d'instruction, le fonctionnaire à la protection des données compétent ne peut répondre à la demande de l'intéressé conformément aux articles 12 à 22 du règlement précité qu'après que le Ministère public ou, le cas échéant, le juge d'instruction, a confirmé qu'une réponse ne compromet pas ou n'est pas susceptible de compromettre l'enquête.]1

  
Art. 36_VLAAMS_GEWEST. TOEKOMSTIG RECHT.
Section 3_REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
Art. 36_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft [2 met de straf bepaald in artikel 31, § 1 van het Wetboek van inspectie]2, hij die:
  1° de aanvalsdrift van een dier opdrijft door het op te hitsen tegen een ander dier;
  2° aan een dier dtoffen, bepaald door de Koning, toedient of doet toedienen met het doel zijn prestaties (te beïnvloeden of het opsporen van prestatiebeïnvloedende stoffen te verdoezelen); <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  3° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van artikel 4, van hoofdstuk IV of van hoofdstuk VIII, andere dan deze bedoeld bij artikel 35, 6°, of van besluiten genomen in uitvoering van die bepalingen;
  4° de door de bevoegde [2 personeelsleden]2 voorgeschreven maatregelen bedoeld in artikel 4, § 5, niet nakomt of de getroffen maatregelen tenietdoet;
  5° een dier arbeid laat verrichten, die kennelijk zijn natuurlijke krachten te boven gaat;
  6° in overtreding van hoofdstuk VI wordt bevonden;
  7° (honden als last- en trekdieren gebruikt, onverminderd de afwijkingen die (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) kan verlenen volgens de voorwaarden die de Koning bepaalt;) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  8° een blind gemaakte vogel te koop stelt, verkoopt, koopt of houdt;
  9° (een dier gebruikt voor africhting, enscenering, reclame of gelijkaardige doeleinden in de mate dat dit oneigenlijk gebruik duidelijk leidt tot vermijdbare pijn, lijden of letsel;) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  10° een dier onder dwang voeder of drinken toedient, behalve om medische redenen of voor dierproeven uitgevoerd volgens hoofdstuk VIII [3 ...]3;
  11° een dier een stof toedient die het pijn of letsel kan berokkenen behalve om medische redenen of voor dierproeven bepaald in hoofdstuk VIII;
  12° in overtreding van artikel 11, dieren afstaat aan personen van minder dan 16 jaar;
  13° een dier onder rembours verzendt (per post); <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  14°[6 een inrichting als bedoeld bij artikel 5, § 1, uitbaat zonder de bij die bepaling vereiste erkenning of zonder de voorwaarden bepaald in uitvoering van artikel 5, § 2, na te leven, de bepalingen van de besluiten genomen in uitvoering van de artikelen 6 of 7 en de verplichtingen bepaald bij artikel 9, § 1, eerste lid, bij artikel 9, § 2, leden 1 en 2, en bij de artikelen 10 en 12 overtreedt ]6.
  (15° geverfde dieren houdt of verhandelt;
  16° dieren als prijs, beloning of gift uitlooft of uitreikt bij wedstrijden, verlotingen, weddenschappen of andere gelijkaardige evenementen, behalve de afwijkingen welke door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) kunnen verleend worden; <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  [1 17° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97;
   18° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden;]1

  [5 19° in overtreding wordt bevonden van artikel 6ter van deze wet.]5
  [4 20° in overtreding wordt bevonden van artikel 16bis van deze wet.]4
  [7 21° in overtreding wordt bevonden van artikel 11bis van deze wet ;
   22° lijmvallen voor gewervelde dieren gebruikt. ]7

  Deze afwijkingen kunnen slechts worden verleend ter gelegenheid van feesten, jaarmarkten, wedstrijden en andere manifestaties met een professioneel of geassimileerd karakter.) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
Art. 34ter. _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
  [1 § 1er. Les agents visés à l'article 34 peuvent prendre ou ordonner les mesures prévues à l'article 21, § 1er, du Code de l'inspection, dans le respect des conditions de procédure qu'il prévoit. Pour l'application du présent article, l'article 21, § 1er, alinéa 1er, du même Code doit être lu comme suit : " Les agents chargés de la surveillance peuvent à tout moment prendre ou ordonner à toute personne, même verbalement, toute mesure de prévention nécessaire pour éviter, réduire ou remédier à des dangers ou nuisances pour le bien-être des animaux, et l'obliger à fournir des informations.
   Dans l'exercice de leur mission prévue dans la présente loi, ils peuvent prendre ou ordonner les mesures prévues à l'article 21, § § 2 à 4, du Code de l'inspection, dans le respect des conditions qu'ils prévoient.
   Pour autant que les conditions que l'article 22 du Code de l'inspection prévoit soient réunies - en ce compris quant au type de décision pouvant faire l'objet du recours cet article est applicable aux mesures visées par le présent article.
   § 2. Les agents visés à l'article 34 constatent les infractions prévues par la présente loi conformément à l'article 23 du Code de l'inspection.]1

  
Art. 36_WAALS_GEWEST.   [2 Een inbreuk van de tweede categorie in de zin van artikel D.151 van Boek I van het Milieuwetboek begaat]2, hij die:
  1° de aanvalsdrift van een dier opdrijft door het op te hitsen tegen een ander dier;
  2° aan een dier dtoffen, bepaald door de Koning, toedient of doet toedienen met het doel zijn prestaties (te beïnvloeden of het opsporen van prestatiebeïnvloedende stoffen te verdoezelen); <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  3° in overtreding wordt bevonden van de bepalingen van artikel 4, van hoofdstuk IV of van hoofdstuk VIII, andere dan deze bedoeld bij artikel 35, 6°, of van besluiten genomen in uitvoering van die bepalingen;
  4° de door de bevoegde overheidspersonen voorgeschreven maatregelen bedoeld in artikel 4, § 5, niet nakomt of de getroffen maatregelen tenietdoet;
  5° een dier arbeid laat verrichten, die kennelijk zijn natuurlijke krachten te boven gaat;
  6° in overtreding van hoofdstuk VI wordt bevonden;
  7° (honden als last- en trekdieren gebruikt, onverminderd de afwijkingen die (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) kan verlenen volgens de voorwaarden die de Koning bepaalt;) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  8° een blind gemaakte vogel te koop stelt, verkoopt, koopt of houdt;
  9° (een dier gebruikt voor africhting, enscenering, reclame of gelijkaardige doeleinden in de mate dat dit oneigenlijk gebruik duidelijk leidt tot vermijdbare pijn, lijden of letsel;) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  10° een dier onder dwang voeder of drinken toedient, behalve om medische redenen of voor dierproeven uitgevoerd volgens hoofdstuk VIII of in gespecialiseerde, door de Koning bepaalde kwekerijen en aan de door Hem gestelde voorwaarden;
  11° een dier een stof toedient die het pijn of letsel kan berokkenen behalve om medische redenen of voor dierproeven bepaald in hoofdstuk VIII;
  12° in overtreding van artikel 11, dieren afstaat aan personen van minder dan 16 jaar;
  13° een dier onder rembours verzendt (per post); <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  14° een bedrijf bedoeld in artikel 5, § 1, zonder de erkenning vereist bij dit artikel uitbaat, (...) de bepalingen van de koninklijke besluiten genomen in uitvoering van de artikelen 6 of 7 en de verplichtingen bepaald bij artikel 9, § 1, eerste lid, bij artikel 9, § 21, leden 1 en 2, en bij de artikelen 10 en 12 overtreedt. <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  (15° geverfde dieren houdt of verhandelt;
  16° dieren als prijs, beloning of gift uitlooft of uitreikt bij wedstrijden, verlotingen, weddenschappen of andere gelijkaardige evenementen, behalve de afwijkingen welke door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) kunnen verleend worden; <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  17° [3 [4 de artikelen 11ter tot 11 quinquies overtreedt]4]3
  18° [1 [2 ...]2 ]1
  Deze afwijkingen kunnen slechts worden verleend ter gelegenheid van feesten, jaarmarkten, wedstrijden en andere manifestaties met een professioneel of geassimileerd karakter.) <W 1995-05-04/40, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
Art. 34ter _REGION_FLAMANDE.
  [1 § 1er. Sans préjudice de l'application de l'article 34, les infractions à la présente loi, à ses arrêtes d'exécution et aux règlements et décisions européens en la matière, dans des abattoirs, des postes d'inspection frontaliers, des points de sortie, et des établissements soumis à l'obligation d'agrément, sont constatées par des vétérinaires qui sont désignés à cet effet par le Service et ne font pas partie du Service. Le Gouvernement flamand détermine les missions à effectuer par les vétérinaires précités.
   Dans l'alinéa 1er, on entend par postes d'inspection frontaliers et points de sortie : les postes d'inspection frontaliers et points de sortie, visés à l'article 2, d) et i) du Règlement (CE) n° 1/2005 du Conseil du 22 décembre 2004 relatif à la protection des animaux pendant le transport et les opérations annexes et modifiant les directives 64/432/CEE et 93/119/CE et le règlement (CE) n° 1255/97.
   § 2. Le Gouvernement flamand détermine le mode de désignation et de rémunération des vétérinaires, visés au paragraphe 1er.
   Le Gouvernement flamand détermine le tarif et les règles du paiement des rétributions par les abattoirs et les établissements, visés au paragraphe 1er, pour les missions effectuées par les vétérinaires désignés par le Service.
   Les constatations des vétérinaires, visées à l'alinéa 1er, peuvent être utilisées comme base pour l'établissement des procès-verbaux par les personnes visées à l'article 34, § 1er.]1

  
Art. 36bis. <INGEVOEGD bij W 1995-05-04/40, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> Onverminderd de toepassing van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met een boete [1 van 52 euro tot 2.000 euro]1, hij die een straatpaardenkoers en/of een oefenmoment ter voorbereiding van een dergelijke koers organiseert of eraan deelneemt, waarbij de koers geheel of gedeeltelijk gelopen wordt op de openbare weg, waarvan de bestrating bestaat uit asfalt, beton, straatkeien of klinkers of een ander hard materiaal.
  
Art. 34quater _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
  § 1er. Lorsque les [1 agents visés à l'article 34]1 constatent une infraction à la présente loi, à ses arrêtés d'exécution ou aux règlements ou décisions européens et que cette infraction concerne des animaux vivants, ils peuvent saisir administrativement ces animaux et, si nécessaire, les faire héberger dans un lieu d'accueil approprié.
   Ils peuvent également saisir des animaux lorsque ceux-ci sont détenus en dépit d'une interdiction prononcée en application de l'article 40.
   § 1er/1. Dans les cas visés au § 1er, une copie du procès-verbal visé à l'article [1 23 du Code de l'inspection]1, est envoyée [1 à l'Institut]1.
   § 2. [1 L'Institut]1 fixe la destination de l'animal saisi conformément au paragraphe 1er. Cette destination consiste en la restitution au propriétaire sous ou sans caution, la vente, le don en pleine propriété à une personne physique ou morale, l'abattage ou la mise à mort sans délai.
   § 3. La saisie visée au paragraphe 1er est levée de plein droit par la décision visée au paragraphe 2 ou, en l'absence d'une telle décision, après un délai de deux mois à compter de la date de la saisie.
   § 4. Les [1 agents visés à l'article 34]1 peuvent également saisir administrativement et éventuellement détruire les cadavres, la viande ou les objets qui font l'objet de l'infraction, ou qui ont servi à commettre l'infraction ou qui devaient servir à commettre l'infraction.
   § 5. Les frais liés aux mesures prises sur la base des paragraphes 1er, 2 et 4 sont à la charge du propriétaire.
   Si les frais visés à l'alinéa 1er sont avancés par [1 l'Institut]1 ou le ministère public, ils sont réclamés au propriétaire.
   Si les animaux ou leurs carcasses sont vendus, la somme ainsi perçue est utilisée en premier lieu pour couvrir les frais visés à l'alinéa 1er. Le solde éventuel est remis au propriétaire.
   § 6. Les animaux morts ou mis à mort sur ordre [1 de l'Institut]1 sont évacués suivant les dispositions de l'autorité compétente. Les frais éventuels y afférents à charge du service public fédéral compétent pour le bien-être animal sont réclamés au propriétaire.
   § 7. [1 ...]1
  
Art. 36bis_VLAAMS_GEWEST. &nbsp;&nbsp; Onverminderd de toepassing van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft met [2 een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 52 euro tot 100.000 euro of met een van die straffen alleen]2]1, hij die een straatpaardenkoers en/of een oefenmoment ter voorbereiding van een dergelijke koers organiseert of eraan deelneemt, waarbij de koers geheel of gedeeltelijk gelopen wordt op de openbare weg, waarvan de bestrating bestaat uit asfalt, beton, straatkeien of klinkers of een ander hard materiaal.&nbsp;&nbsp;
Section 4_REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
Art. 36bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    <INGEVOEGD bij W 1995-05-04/40, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> Onverminderd de toepassing van strengere straffen bepaald bij het Strafwetboek, wordt gestraft [2 met de straf bepaald in artikel 31, § 1 van het Wetboek van inspectie]2, hij die een straatpaardenkoers en/of een oefenmoment ter voorbereiding van een dergelijke koers organiseert of eraan deelneemt, waarbij de koers geheel of gedeeltelijk gelopen wordt op de openbare weg, waarvan de bestrating bestaat uit asfalt, beton, straatkeien of klinkers of een ander hard materiaal.  
Art.35. Sans préjudice de l'application éventuelle de peines plus sévères prévues par le Code pénal, est puni d'un emprisonnement d'un mois à trois mois et d'une amende [1 de 52 euros à 2.000 euros]1 ou d'une de ces peines seulement, celui qui:
  1° (...) <L 2007-03-19/52, art. 3, A, 011; En vigueur : 23-07-2007>
  2° (organise des combats d'animaux ou organise des exercices de tir sur animaux, y participe avec ses animaux ou en tant que spectateur, y prête son concours d'une manière quelconque ou organise ou participe aux paris sur leurs résultats) <L 1993-03-26/38, art. 1, 003; En vigueur : 1993-07-19>;
  3° abandonne un animal avec l'intention de s'en défaire;
  4° se livre à des interventions douloureuses en violation des prescriptions de l'article 18;
  5° commet des amputations interdites par l'(article 17bis); <L 1995-05-04/40, art. 24, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  6° se livre à des expériences dans des conditions contraires aux articles 20, 24 et 30.
  (7° introduit une demande d'agrément pour l'exploitation d'un établissement visé à l'article 5, § 1er, alors qu'il fait l'objet d'une interdiction visée au § 4 du même article;
  8° gère un établissement visé à l'article 5, § 1er, et y exerce une surveillance directe sur les animaux alors qu'il fait l'objet d'une interdiction visée au § 4 du même article.) <L 2004-06-23/44, art. 3, 008; En vigueur : 13-11-2004>
  (9° a des relations sexuelles avec des animaux.) <L 2007-03-19/52, art. 3, B, 011; En vigueur : 23-07-2007>
  (Sans préjudice de l'application éventuelle de peines plus sévères prévues dans le Code pénal, est puni d'un emprisonnement d'un mois à six mois et d'une amende [1 de 52 euros à 2.000 euros]1 ou d'une de ces peines seulement, celui qui se livre, sauf pour des raisons de force majeure, à des actes non visés par la présente loi, qui ont pour conséquence de faire périr sans nécessité un animal ou de lui causer sans nécessité des lésions, mutilations, douleurs ou souffrances;) <L 2007-03-19/52, art. 3, C, 011; En vigueur : 23-07-2007>
  
Art. 36bis_WAALS_GEWEST.   <INGEVOEGD bij W 1995-05-04/40, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> [2 Een inbreuk van de derde categorie in de zin van artikel D.151 van Boek I van het Milieuwetboek begaat]2, hij die een straatpaardenkoers en/of een oefenmoment ter voorbereiding van een dergelijke koers organiseert of eraan deelneemt, waarbij de koers geheel of gedeeltelijk gelopen wordt op de openbare weg, waarvan de bestrating bestaat uit asfalt, beton, straatkeien of klinkers of een ander hard materiaal.  
Art. 35 _REGION_FLAMANDE.
   Sans préjudice de l'application éventuelle de peines plus sévères prévues par le Code pénal, est puni d'un emprisonnement [3 de huit jours à cinq ans et d'une amende de 52 euros à 100.000 euros]3]1 ou d'une de ces peines seulement, celui qui:
  1° (...) <L 2007-03-19/52, art. 3, A, 011; En vigueur : 23-07-2007>
  2° (organise des combats d'animaux ou organise des exercices de tir sur animaux, y participe avec ses animaux ou en tant que spectateur, y prête son concours d'une manière quelconque ou organise ou participe aux paris sur leurs résultats) <L 1993-03-26/38, art. 1, 003; En vigueur : 1993-07-19>;
  3° abandonne un animal avec l'intention de s'en défaire;
  4° se livre à des interventions douloureuses en violation des prescriptions de l'article 18;
  5° commet des amputations interdites par l'(article 17bis); <L 1995-05-04/40, art. 24, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  6° se livre à des expériences dans des conditions contraires aux articles 20, 24 et 30.
  (7° introduit une demande d'agrément pour l'exploitation d'un établissement visé à l'article 5, § 1er, alors qu'il fait l'objet d'une interdiction visée au § 4 du même article;
  8° gère un établissement visé à l'article 5, § 1er, et y exerce une surveillance directe sur les animaux alors qu'il fait l'objet d'une interdiction visée au § 4 du même article.) <L 2004-06-23/44, art. 3, 008; En vigueur : 13-11-2004>
  (9° a des relations sexuelles avec des animaux.) <L 2007-03-19/52, art. 3, B, 011; En vigueur : 23-07-2007>
  [2 10° en dépit d'une interdiction judiciaire de garder des animaux, imposée en vertu de l'article 40, détient des animaux.]2
  (Sans préjudice de l'application éventuelle de peines plus sévères prévues dans le Code pénal, est puni d'un emprisonnement [3 de huit jours à cinq ans et d'une amende de 52 euros à 100.000 euros]3]1 ou d'une de ces peines seulement, celui qui se livre, sauf pour des raisons de force majeure, à des actes non visés par la présente loi, qui ont pour conséquence de faire périr sans nécessité un animal ou de lui causer sans nécessité des lésions, mutilations, douleurs ou souffrances;) <L 2007-03-19/52, art. 3, C, 011; En vigueur : 23-07-2007>
Art. 36ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 § 1. Wordt gestraft met de straf bepaald in artikel 32 van het Wetboek van inspectie, diegene die een misdrijf pleegt zoals bepaald in deze wet, waardoor de dood van of ernstige letsels aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan dieren of planten of aanzienlijke schade aan een habitat binnen een Natura 2000-gebied wordt veroorzaakt.
   § 2. Diegene die, binnen een termijn van drie jaar na een veroordeling voor een misdrijf bepaald in deze wet of voor elk andere misdrijf bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van inspectie, een nieuw misdrijf begaat, bepaald in deze wet of elk ander misdrijf bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van inspectie, kan gestraft worden met een gevangenisstraf en een boete gelijk aan het dubbel van het maximum dat bepaald is voor het laatst begane misdrijf, of met een van die straffen alleen, zonder dat deze straf lager mag zijn dan 200 euro of vijftien dagen gevangenisstraf.
   § 3. In het veroordelend vonnis voor een misdrijf bepaald in deze wet :
   1° onverminderd de toepassing van de artikelen 42 tot en met 43bis van het Strafwetboek, kan de verbeurdverklaring van de roerende goederen die een gevaar betekenen voor het dierenwelzijn worden uitgesproken ;
   2° in geval van gevaar voor het dierenwelzijn, kan de rechter diegene die het misdrijf heeft begaan, veroordelen tot het betalen aan het Fonds voor de bescherming van het milieu bedoeld in artikel 2, 9°, van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen van een geldbedrag gelijk aan de kosten gemaakt door de gemeente of het Instituut voor het voorkomen, beperken, beëindigen of verhelpen van het risico van de aantasting of van de aantasting van het dierenwelzijn veroorzaakt door het misdrijf ;
   3° op verzoek van het Instituut of van de burgemeester van de betreffende gemeente, kan de rechter maatregelen opleggen bepaald in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van inspectie, met inbegrip dat de plaats in zo'n staat wordt gebracht dat er geen gevaar of hinder meer is voor het dierenwelzijn. In het kader van deze maatregelen kan hij de bevoegdheden bepaald in artikel 37, tweede lid, van het Wetboek van inspectie aan deze autoriteiten toevertrouwen. Artikel 37, derde lid, van het Wetboek van inspectie is van toepassing ;
   4° de rechter kan bovendien maatregelen opleggen, bepaald in de artikelen 38 tot 41 van het Wetboek van inspectie, met inachtneming van de voorwaarden voorzien in deze bepalingen.
   § 4. De artikelen [2 42 tot 53 en 54 van het Wetboek van inspectie]2 zijn van toepassing op de misdrijven bepaald in deze wet.]1

  [2 § 5. De Regering stelt de lijst vast van misdrijven tegen de huidige wet of haar uitvoeringsbesluiten, die het voorwerp kunnen uitmaken van een bestuurlijke transactie. Misdrijven die een dier kunnen doen omkomen of verminkingen, letsels, pijn of lijden kunnen veroorzaken, kunnen er niet op voorkomen.
   Wanneer de met het toezicht belaste personeelsleden van Leefmilieu Brussel, bedoeld in artikel 5, § 1 van het Wetboek van inspectie, en de met het toezicht belaste personeelsleden van de gemeenten, bedoeld in artikel 5, § 4 van het Wetboek van inspectie, een misdrijf zoals bedoeld in het eerste lid vaststellen, kunnen ze een transactie voorstellen aan de vermoedelijke dader van het misdrijf, overeenkomstig artikel 53/1 van het Wetboek van inspectie.]2

  
Art. 35 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
   Sans préjudice de l'application éventuelle de peines plus sévères prévues par le Code pénal, est puni [2 de la peine prévue à l'article 31, § 1er, du Code de l'inspection]2, celui qui:
  1° (...) <L 2007-03-19/52, art. 3, A, 011; En vigueur : 23-07-2007>
  2° (organise des combats d'animaux ou organise des exercices de tir sur animaux, y participe avec ses animaux ou en tant que spectateur, y prête son concours d'une manière quelconque ou organise ou participe aux paris sur leurs résultats) <L 1993-03-26/38, art. 1, 003; En vigueur : 1993-07-19>;
  3° abandonne un animal avec l'intention de s'en défaire;
  4° se livre à des interventions douloureuses en violation des prescriptions de l'article 18;
  5° commet des amputations interdites par l'(article 17bis); <L 1995-05-04/40, art. 24, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  6° se livre à des expériences dans des conditions contraires aux articles 20, 24 et 30.
  (7° introduit une demande d'agrément pour l'exploitation d'un établissement visé à l'article 5, § 1er, alors qu'il fait l'objet d'une interdiction visée au § 4 du même article;
  8° gère un établissement visé à l'article 5, § 1er, et y exerce une surveillance directe sur les animaux alors qu'il fait l'objet d'une interdiction visée au § 4 du même article.) <L 2004-06-23/44, art. 3, 008; En vigueur : 13-11-2004>
  (9° a des relations sexuelles avec des animaux;) <L 2007-03-19/52, art. 3, B, 011; En vigueur : 23-07-2007>
  [2 10° se soustrait ou fait obstacle d'une quelconque manière à l'exécution de la mission d'inspection dont sont investis les agents visés à l'article 34 en vertu de la présente loi ;
   11° s'abstient de communiquer les informations qui lui ont été demandées en vertu de l'article 34ter, § 1er ;
   12° n'exécute pas ou de façon non conforme aux instructions les mesures qui lui sont imposées en vertu de l'article 34ter, § 1er.]2

  (Sans préjudice de l'application éventuelle de peines plus sévères prévues dans le Code pénal, est puni [2 de la peine prévue à l'article 31, § 1er, du Code de l'inspection]2, celui qui se livre, sauf pour des raisons de force majeure, à des actes non visés par la présente loi, qui ont pour conséquence de faire périr sans nécessité un animal ou de lui causer sans nécessité des lésions, mutilations, douleurs ou souffrances;) <L 2007-03-19/52, art. 3, C, 011; En vigueur : 23-07-2007>
Art.37. Naast de straffen voorzien in de artikelen 35 en 36 kan de rechtbank daarenboven de sluiting bevelen van de inrichting waarin de misdrijven werden gepleegd voor een termijn van één maand tot drie jaar.
Art. 35 _REGION_WALLONNE.
  [2 Commet une infraction de deuxième catégorie au sens de l'article D.151 du Livre Ier du Code de l'Environnement]2 celui qui:
  1° (...) <L 2007-03-19/52, art. 3, A, 011; En vigueur : 23-07-2007>
  2° (organise des combats d'animaux ou organise des exercices de tir sur animaux, y participe avec ses animaux ou en tant que spectateur, y prête son concours d'une manière quelconque ou organise ou participe aux paris sur leurs résultats) <L 1993-03-26/38, art. 1, 003; En vigueur : 1993-07-19>;
  3° abandonne un animal avec l'intention de s'en défaire;
  4° se livre à des interventions douloureuses en violation des prescriptions de l'article 18;
  5° commet des amputations interdites par l'(article 17bis); <L 1995-05-04/40, art. 24, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  6° se livre à des expériences dans des conditions contraires aux articles 20, 24 et 30.
  (7° introduit une demande d'agrément pour l'exploitation d'un établissement visé à l'article 5, § 1er, alors qu'il fait l'objet d'une interdiction visée au § 4 du même article;
  8° gère un établissement visé à l'article 5, § 1er, et y exerce une surveillance directe sur les animaux alors qu'il fait l'objet d'une interdiction visée au § 4 du même article.) <L 2004-06-23/44, art. 3, 008; En vigueur : 13-11-2004>
  (9° a des relations sexuelles avec des animaux.) <L 2007-03-19/52, art. 3, B, 011; En vigueur : 23-07-2007>
  [2 10° enfreint les dispositions du Règlement (CE) n° 1/2005 du Conseil du 22 décembre 2004 relatif à la protection des animaux pendant le transport et les opérations annexes et modifiant les Directives 64/432/CEE et 93/119/CE et le Règlement (CE) n° 1255/97;]2
  [2 11° enfreint les dispositions du Règlement (CE) n° 1099/2009 du Conseil du 24 septembre 2009 sur la protection des animaux au moment de leur mise à mort;]2
  [3 10°(lire 12°) contrevient à l'article 9/1.]3
  ([2 Commet une infraction de deuxième catégorie au sens de l'article D.151 du Livre Ier du Code de l'Environnement]2 celui qui se livre, sauf pour des raisons de force majeure, à des actes non visés par la présente loi, qui ont pour conséquence de faire périr sans nécessité un animal ou de lui causer sans nécessité des lésions, mutilations, douleurs ou souffrances;) <L 2007-03-19/52, art. 3, C, 011; En vigueur : 23-07-2007>
Art. 37_VLAAMS_GEWEST.    Naast de straffen voorzien in de artikelen 35 en 36 kan de rechtbank daarenboven de sluiting bevelen van de inrichting waarin de misdrijven werden gepleegd [1 , definitief of voor een termijn van één maand tot vijf jaar]1.
  
Art.36. Sans préjudice de l'application éventuelle des peines plus sévères par le Code pénal, est puni d'une amende [1 de 52 euros à 2 000 euros]1 celui qui:
  1° excite la férocité d'un animal en le dressant contre un autre animal;
  2° administre ou fait administrer à un animal des substances déterminées par le Roi, qui ont pour but (d'influencer ses prestations, ou qui sont de nature à empêcher le dépistage des produits stimulants); <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  3° enfreint les dispositions de l'article 4, du chapitre IV ou du chapitre VIII, autres que celles visées à l'article 35, 6°, ou des arrêtés pris en exécution de ces dispositions;
  4° ne se conforme pas aux mesures visées à l'article 4, § 5, et prescrites par les agents de l'autorité compétents ou rend inopérantes les mesures prises;
  5° impose à un animal un travail dépassant manifestement ses capacités naturelles;
  6° enfreint les dispositions du chapitre VI;
  7° (se sert de chiens comme bêtes de somme ou de trait, sous réserve des dérogations que (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) peut accorder selon les conditions fixées par le Roi;) <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995> <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  8° met en vente, vend, achète ou détient un oiseau aveuglé;
  9° (utilise un animal à des fins de dressage, d'une mise en scène, de publicité ou à des fins similaires, dans la mesure où il est évident qu'il résulte de cette utilisation impropre des douleurs, des souffrances ou des lésions évitables;) <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  10° nourrit ou abreuve de force un animal, sauf pour des raisons médicales ou pour des expériences réalisées suivant le chapitre VIII ou dans des élevages spécialisés déterminés par le Roi et aux conditions qu'il fixe;
  11° donne à un animal une substance qui peut lui causer des souffrances ou des lésions, sauf pour des raisons médicales ou pour les expériences définies au chapitre VIII;
  12° en infraction à l'article 11, cède des animaux à des personnes de moins de 16 ans;
  13° expédie un animal contre remboursement (par voie postale); <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  14° se livre à une exploitation visée à l'article 5, § 1er, sans l'agréation exigée par cet article, (...) enfreint les dispositions d'arrêtés royaux pris en exécution des articles 6 ou 7 et les obligations définies à l'article 9, § 1er, alinéa 1er, à l'article 9, § 2, alinéas 1er et 2, et aux articles 10 et 12. <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  (15° détient ou commercialise des animaux teints;
  16° propose ou décerne des animaux à titre de prix, de récompense ou de don lors de concours, de loteries, de paris ou dans d'autres circonstances similaires, sauf les dérogations qui pourront être accordées par (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions); <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  [1 17° enfreint les dispositions du Règlement (CE) n° 1/2005 du Conseil du 22 décembre 2004 relatif à la protection des animaux pendant le transport et les opérations annexes et modifiant les Directives 64/432/CEE et 93/119/CE et le Règlement (CE) n° 1255/97;
   18° enfreint les dispositions du Règlement (CE) n° 1099/2009 du Conseil du 24 septembre 2009 sur la protection des animaux au moment de leur mise à mort.]1

  Ces dérogations ne peuvent être accordées qu'à l'occasion de festivités, marchés annuels, concours et autres manifestations ayant un caractère professionnel ou assimilé.) <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  
Art. 37_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 ...]1
  
Art. 36 _REGION_FLAMANDE.
  [1 Sans préjudice de l'application, le cas échéant, de peines plus sévères fixées par le Code pénal, sera puni [4 d'une peine d'emprisonnement de huit jours à cinq ans et d'une amende de 52 euros à 100.000 euros ou d'une seule de ces peines ]4, celui qui :
   1° excite la férocité d'un animal en le dressant contre un autre animal ;
   2° administre ou fait administrer à un animal des substances déterminées par le Gouvernement flamand, qui ont pour but d'influencer ses prestations, ou qui sont de nature à empêcher le dépistage des produits stimulants ;
   3° enfreint les dispositions de l'article 4 du chapitre IV ou du chapitre VIII, autres que celles visées à l'article 35, 6°, ou d'arrêtés pris en exécution de ces dispositions ;
   4° ne se conforme pas aux mesures visées à l'article 4, § 5, et prescrites par les agents de l'autorité compétents ou rend inopérantes les mesures prises ;
   5° impose à un animal un travail dépassant manifestement ses capacités naturelles ;
   6° enfreint les dispositions du chapitre VI ;
   7° se sert de chiens comme bêtes de somme ou de trait, sous réserve des dérogations que le Gouvernement flamand peut accorder selon les conditions fixées par le Gouvernement flamand ;
   8° met en vente, vend, achète ou détient un oiseau aveuglé ;
   9° utilise un animal à des fins de dressage, d'une mise en scène, de publicité ou à des fins similaires, dans la mesure où il est évident qu'il résulte de cette utilisation impropre des douleurs, des souffrances ou des lésions évitables ;
   10° [2 agit à l'encontre de l'article 9quinquies ou de l'article 9sexies ]2 ;
   11° donne à un animal une substance qui peut lui causer des souffrances ou des lésions, sauf pour des raisons médicales ou pour les expériences définies au chapitre VIII ;
   12° en infraction à l'article 11, cède des animaux à des personnes de moins de 16 ans ;
   13° expédie un animal contre remboursement par voie postale ;
   14° se livre à une exploitation visée à l'article 5, § 1er, sans l'agrément requis par cet article, ou contrairement aux conditions visées à l'article 5, § 2, alinéas 1er et 2, enfreint les dispositions prises en exécution des articles 6 ou 7, et les obligations fixées par l'article 9, § 1er, alinéa 1er, par l'article 9, § 2, alinéas 1er et 2, et par les articles 10 et 12 ;
   15° détient ou commercialise des animaux teints ou autrement artificiellement colorés ;
   16° propose ou décerne des animaux à titre de prix, de récompense ou de don lors d'achats, de concours, de loteries, de paris ou dans d'autres circonstances similaires, sauf les dérogations qui pourront être accordées par le Gouvernement flamand selon les conditions fixées par le Gouvernement flamand ; ces dérogations ne peuvent être accordées qu'à l'occasion de festivités, marchés annuels, concours et autres manifestations ayant un caractère professionnel ou assimilé ;
   17° enfreint les dispositions du règlement (CE) n° 1/2005 du Conseil du 22 décembre 2004 relatif à la protection des animaux pendant le transport et les opérations annexes et modifiant les directives 64/432/CEE et 93/119/CE et le règlement (CE) n° 1255/97 ;
   18° enfreint les dispositions du règlement (CE) no 1099/2009 du Conseil du 24 septembre 2009 sur la protection des animaux au moment de leur mise à mort.]1

  [3 20° enfreint les dispositions de l'article 6ter de la présente loi.]3
  
Art.38. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek met inbegrip van hoofdsruk VII en van artikel 85, zijn op de in deze wet bepaalde misdrijven van toepassing.
Art. 36 _REGION_FLAMANDE DROIT FUTUR.
  [1 Sans préjudice de l'application, le cas échéant, de peines plus sévères fixées par le Code pénal, sera puni d'une amende de 52 euros à 2000 euros, celui qui :
   1° excite la férocité d'un animal en le dressant contre un autre animal ;
   2° administre ou fait administrer à un animal des substances déterminées par le Gouvernement flamand, qui ont pour but d'influencer ses prestations, ou qui sont de nature à empêcher le dépistage des produits stimulants ;
   3° enfreint les dispositions de l'article 4 du chapitre IV ou du chapitre VIII, autres que celles visées à l'article 35, 6°, ou d'arrêtés pris en exécution de ces dispositions ;
   4° ne se conforme pas aux mesures visées à l'article 4, § 5, et prescrites par les agents de l'autorité compétents ou rend inopérantes les mesures prises ;
   5° impose à un animal un travail dépassant manifestement ses capacités naturelles ;
   6° enfreint les dispositions du chapitre VI ;
   7° se sert de chiens comme bêtes de somme ou de trait, sous réserve des dérogations que le Gouvernement flamand peut accorder selon les conditions fixées par le Gouvernement flamand ;
   8° met en vente, vend, achète ou détient un oiseau aveuglé ;
   9° utilise un animal à des fins de dressage, d'une mise en scène, de publicité ou à des fins similaires, dans la mesure où il est évident qu'il résulte de cette utilisation impropre des douleurs, des souffrances ou des lésions évitables ;
   10° [2 agit à l'encontre de l'article 9quinquies ou de l'article 9sexies ]2 ;
   11° donne à un animal une substance qui peut lui causer des souffrances ou des lésions, sauf pour des raisons médicales ou pour les expériences définies au chapitre VIII ;
   12° en infraction à l'article 11, cède des animaux à des personnes de moins de 16 ans ;
   13° expédie un animal contre remboursement par voie postale ;
   14° se livre à une exploitation visée à l'article 5, § 1er, sans l'agrément requis par cet article, ou contrairement aux conditions visées à l'article 5, § 2, alinéas 1er et 2, enfreint les dispositions prises en exécution des articles 6 ou 7, et les obligations fixées par l'article 9, § 1er, alinéa 1er, par l'article 9, § 2, alinéas 1er et 2, et par les articles 10 et 12 ;
   15° détient ou commercialise des animaux teints ou autrement artificiellement colorés ;
   16° propose ou décerne des animaux à titre de prix, de récompense ou de don lors d'achats, de concours, de loteries, de paris ou dans d'autres circonstances similaires, sauf les dérogations qui pourront être accordées par le Gouvernement flamand selon les conditions fixées par le Gouvernement flamand ; ces dérogations ne peuvent être accordées qu'à l'occasion de festivités, marchés annuels, concours et autres manifestations ayant un caractère professionnel ou assimilé ;
   17° enfreint les dispositions du règlement (CE) n° 1/2005 du Conseil du 22 décembre 2004 relatif à la protection des animaux pendant le transport et les opérations annexes et modifiant les directives 64/432/CEE et 93/119/CE et le règlement (CE) n° 1255/97 ;
   18° enfreint les dispositions du règlement (CE) no 1099/2009 du Conseil du 24 septembre 2009 sur la protection des animaux au moment de leur mise à mort.]1

  [3 19° agit à l'encontre de l'article 9bis ou de l'article 9ter.]3
  [4 20° enfreint les dispositions de l'article 6ter de la présente loi.]4
Art. 38_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 ...]1
  
Art. 36 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
   Sans préjudice de l'application éventuelle des peines plus sévères par le Code pénal, est puni [2 de la peine prévue à l'article 31, § 1er, du Code de l'inspection]2 celui qui:
  1° excite la férocité d'un animal en le dressant contre un autre animal;
  2° administre ou fait administrer à un animal des substances déterminées par le Roi, qui ont pour but (d'influencer ses prestations, ou qui sont de nature à empêcher le dépistage des produits stimulants); <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  3° enfreint les dispositions de l'article 4, du chapitre IV ou du chapitre VIII, autres que celles visées à l'article 35, 6°, ou des arrêtés pris en exécution de ces dispositions;
  4° ne se conforme pas aux mesures visées à l'article 4, § 5, et prescrites par les [2 agents]2 compétents ou rend inopérantes les mesures prises;
  5° impose à un animal un travail dépassant manifestement ses capacités naturelles;
  6° enfreint les dispositions du chapitre VI;
  7° (se sert de chiens comme bêtes de somme ou de trait, sous réserve des dérogations que (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) peut accorder selon les conditions fixées par le Roi;) <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995> <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  8° met en vente, vend, achète ou détient un oiseau aveuglé;
  9° (utilise un animal à des fins de dressage, d'une mise en scène, de publicité ou à des fins similaires, dans la mesure où il est évident qu'il résulte de cette utilisation impropre des douleurs, des souffrances ou des lésions évitables;) <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  10° nourrit ou abreuve de force un animal, sauf pour des raisons médicales ou pour des expériences réalisées suivant le chapitre VIII [3 ...]3;
  11° donne à un animal une substance qui peut lui causer des souffrances ou des lésions, sauf pour des raisons médicales ou pour les expériences définies au chapitre VIII;
  12° en infraction à l'article 11, cède des animaux à des personnes de moins de 16 ans;
  13° expédie un animal contre remboursement (par voie postale); <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  14° [6 en exécution de l'article 5, § 2, enfreint les dispositions d'arrêtés pris en exécution des articles 6 ou 7 et les obligations définies à l'article 9, § 1er, alinéa 1er, à l'article 9, § 2, alinéas 1er et 2, et aux articles 10 et 12]6.
  (15° détient ou commercialise des animaux teints;
  16° propose ou décerne des animaux à titre de prix, de récompense ou de don lors de concours, de loteries, de paris ou dans d'autres circonstances similaires, sauf les dérogations qui pourront être accordées par (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions); <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  [1 17° enfreint les dispositions du Règlement (CE) n° 1/2005 du Conseil du 22 décembre 2004 relatif à la protection des animaux pendant le transport et les opérations annexes et modifiant les Directives 64/432/CEE et 93/119/CE et le Règlement (CE) n° 1255/97;
   18° enfreint les dispositions du Règlement (CE) n° 1099/2009 du Conseil du 24 septembre 2009 sur la protection des animaux au moment de leur mise à mort;]1

  [5 19° enfreint l'article 6ter de la présente loi;]5
  [4 20° enfreint l'article 16bis de la présente loi.]4
  [7 21° contrevient à l'article 11bis de la présente loi ;
   22° utilise des pièges à colle destinés aux vertébrés. ]7

  Ces dérogations ne peuvent être accordées qu'à l'occasion de festivités, marchés annuels, concours et autres manifestations ayant un caractère professionnel ou assimilé.) <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995>
Art.39. [1 Bij herhaling binnen drie jaar na de vorige veroordeling wegens een bij de artikelen 35, 36, 36bis en 41 bepaalde misdrijf, worden de gevangenisstraffen verdubbeld en de geldboetes verhoogd tot 5.000 euro of, in geval van ernstige mishandeling of verwaarlozing, tot 12.500 euro.
   De rechtbank kan daarenboven in die gevallen de sluiting bevelen van de inrichting waar de misdrijven werden gepleegd, definitief of voor een termijn van twee maanden tot vijf jaar.]1

  
Art. 36 _REGION_WALLONNE.
  [2 Commet une infraction de troisième catégorie au sens de l'article D.151 du Livre Ier du Code de l'Environnement]2 celui qui:
  1° excite la férocité d'un animal en le dressant contre un autre animal;
  2° administre ou fait administrer à un animal des substances déterminées par le Roi, qui ont pour but (d'influencer ses prestations, ou qui sont de nature à empêcher le dépistage des produits stimulants); <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  3° enfreint les dispositions de l'article 4, du chapitre IV ou du chapitre VIII, autres que celles visées à l'article 35, 6°, ou des arrêtés pris en exécution de ces dispositions;
  4° ne se conforme pas aux mesures visées à l'article 4, § 5, et prescrites par les agents de l'autorité compétents ou rend inopérantes les mesures prises;
  5° impose à un animal un travail dépassant manifestement ses capacités naturelles;
  6° enfreint les dispositions du chapitre VI;
  7° (se sert de chiens comme bêtes de somme ou de trait, sous réserve des dérogations que (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) peut accorder selon les conditions fixées par le Roi;) <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995> <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  8° met en vente, vend, achète ou détient un oiseau aveuglé;
  9° (utilise un animal à des fins de dressage, d'une mise en scène, de publicité ou à des fins similaires, dans la mesure où il est évident qu'il résulte de cette utilisation impropre des douleurs, des souffrances ou des lésions évitables;) <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  10° nourrit ou abreuve de force un animal, sauf pour des raisons médicales ou pour des expériences réalisées suivant le chapitre VIII ou dans des élevages spécialisés déterminés par le Roi et aux conditions qu'il fixe;
  11° donne à un animal une substance qui peut lui causer des souffrances ou des lésions, sauf pour des raisons médicales ou pour les expériences définies au chapitre VIII;
  12° en infraction à l'article 11, cède des animaux à des personnes de moins de 16 ans;
  13° expédie un animal contre remboursement (par voie postale); <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  14° se livre à une exploitation visée à l'article 5, § 1er, sans l'agréation exigée par cet article, (...) enfreint les dispositions d'arrêtés royaux pris en exécution des articles 6 ou 7 et les obligations définies à l'article 9, § 1er, alinéa 1er, à l'article 9, § 2, alinéas 1er et 2, et aux articles 10 et 12. <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  (15° détient ou commercialise des animaux teints;
  16° propose ou décerne des animaux à titre de prix, de récompense ou de don lors de concours, de loteries, de paris ou dans d'autres circonstances similaires, sauf les dérogations qui pourront être accordées par (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions); <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  17° [3 [4 contrevient aux articles 11ter à 11quinquies]4]3
  18° [1 [2 ...]2 ]1
  Ces dérogations ne peuvent être accordées qu'à l'occasion de festivités, marchés annuels, concours et autres manifestations ayant un caractère professionnel ou assimilé.) <L 1995-05-04/40, art. 25, 004; En vigueur : 01-09-1995>
Art. 39_VLAAMS_GEWEST.    [1 [3 Diegene die, binnen vijf jaar na een veroordeling voor een misdrijf als vermeld in artikel 35, 36, 36bis en 41, een nieuwe overtreding begaat op die artikelen, kan gestraft worden met een gevangenisstraf en een boete gelijk aan het dubbele van het maximum dat bepaald is voor het misdrijf dat het laatst is gepleegd, of met een van die straffen alleen, zonder dat die straf lager mag zijn dan 200 euro of vijftien dagen gevangenisstraf]3.   De rechtbank kan daarenboven in die gevallen de sluiting bevelen van de inrichting waar de misdrijven werden gepleegd, definitief of voor een termijn van twee maanden tot vijf jaar.]1  
Art. 36bis. Sans préjudice de l'application de peines plus sévères portées par le Code pénal, est puni d'une amende [1 de 52 euros à 2.000 euros]1 celui qui organise une course de chevaux et/ou un entraînement en préparation à une course de ce genre ou qui y participe, si la course a lieu totalement ou partiellement sur la voie publique, dont le revêtement consiste en asphalte, béton, pavés, briques ou un autre matériau dur.
  
Art. 39_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 ...]1
  
Art. 36bis _REGION_FLAMANDE.    Sans préjudice de l'application de peines plus sévères portées par le Code pénal, est puni [2 d'une peine d'emprisonnement de huit jours à cinq ans et d'une amende de 52 euros à 100.000 euros ou d'une seule de ces peines]2]1 celui qui organise une course de chevaux et/ou un entraînement en préparation à une course de ce genre ou qui y participe, si la course a lieu totalement ou partiellement sur la voie publique, dont le revêtement consiste en asphalte, béton, pavés, briques ou un autre matériau dur.  
Art. 36bis _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.    Sans préjudice de l'application de peines plus sévères portées par le Code pénal, est puni [2 de la peine prévue à l'article 31, § 1er, du Code de l'inspection]2 celui qui organise une course de chevaux et/ou un entraînement en préparation à une course de ce genre ou qui y participe, si la course a lieu totalement ou partiellement sur la voie publique, dont le revêtement consiste en asphalte, béton, pavés, briques ou un autre matériau dur.  
Art.40. De rechtbank kan, bijkomend aan de veroordeling wegens overtreding bepaald in deze wet, het recht ontzeggen definitief of voor een termijn van één maand tot drie jaar dieren van één of meer soorten te houden.
Art. 36bis _REGION_WALLONNE.    [2 Commet une infraction de troisième catégorie au sens de l'article D.151 du Livre Ier du Code de l'Environnement]2 celui qui organise une course de chevaux et/ou un entraînement en préparation à une course de ce genre ou qui y participe, si la course a lieu totalement ou partiellement sur la voie publique, dont le revêtement consiste en asphalte, béton, pavés, briques ou un autre matériau dur.  
Art. 40_VLAAMS_GEWEST.    De rechtbank kan, bijkomend aan de veroordeling wegens overtreding bepaald in deze wet, het recht ontzeggen definitief of voor een termijn van één maand tot [1 vijf]1 jaar dieren van één of meer soorten te houden.
  
Art. 36ter _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
  [1 § 1er. Est passible de la peine prévue à l'article 32 du Code de l'inspection, celui qui commet une infraction à la présente loi, causant la mort ou de graves lésions à des personnes, ou une dégradation substantielle de l'air, de la qualité du sol, ou de la qualité de l'eau, de la faune ou de la flore, ou une dégradation importante à un habitat au sein d'un site Natura 2000.
   § 2. Celui qui, dans un délai de trois ans après une condamnation pour une infraction prévue par la présente loi ou pour toute autre infraction visée à l'article 31 du Code de l'inspection, commet une nouvelle infraction prévue par la présente loi ou toute autre infraction visée à l'article 31 du Code de l'inspection, pourra être puni d'une peine d'emprisonnement et d'une amende égales au double du maximum de ce qui est prévu pour la dernière infraction commise, ou de l'une de ces peines seulement, sans que cette peine puisse être inférieure à 200 euros ou à quinze jours d'emprisonnement.
   § 3. Dans un jugement de condamnation pour une infraction prévue par la présente loi :
   1° sans préjudice de l'application des articles 42 à 43bis du Code pénal, la confiscation de biens meubles représentant un danger pour le bien-être des animaux peut être prononcée;
   2° en cas de danger pour le bien-être des animaux, le juge peut condamner celui qui a commis l'infraction à verser au Fonds pour la protection de l'environnement visé à l'article 2, 9°, de l'ordonnance du 12 décembre 1991 créant des fonds budgétaires une somme d'argent équivalente aux frais exposés par la commune ou l'Institut pour prévenir, réduire, mettre un terme ou remédier au risque d'atteinte ou à l'atteinte causée au bien-être animal par l'infraction;
   3° à la demande de l'Institut ou du bourgmestre de la commune concernée, le juge peut ordonner les mesures prévues à l'article 37, alinéa 1er, du Code de l'inspection, en ce compris la remise des lieux dans un état tel qu'il ne présente plus aucun danger ni ne constitue une nuisance pour le bien-être des animaux. Dans le cadre de ces mesures, il peut confier à ces autorités les pouvoirs prévus à l'article 37, alinéa 2, du Code de l'inspection. L'article 37, alinéa 3, du Code de l'inspection est applicable;
   4° le juge peut en outre ordonner les mesures prévues aux articles 38 à 41 du Code de l'inspection, dans le respect des conditions que ces dispositions prévoient.
   § 4. Les articles [2 42 à 53 et 54 du Code de l'inspection]2 s'appliquent aux infractions prévues par la présente loi.]1

  [2 § 5. Le Gouvernement arrête la liste des infractions à la présente loi ou à ses arrêtés d'exécution qui peuvent faire l'objet d'une transaction administrative. Les infractions susceptibles de faire périr un animal ou de lui causer des lésions, mutilations, douleurs ou souffrances, ne peuvent pas y figurer.
   Lorsqu'ils constatent une infraction visée à l'alinéa 1er, les agents de Bruxelles Environnement chargés de la surveillance visés à l'article 5, § 1er, du Code de l'inspection et les agents communaux chargés de la surveillance visés à l'article 5, § 4, du Code de l'inspection peuvent proposer une transaction à l'auteur présumé de l'infraction conformément à l'article 53/1 du Code de l'inspection.]2

  
Art.41. [1 Overtredingen op deze wet of op haar uitvoeringsbesluiten of op de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake die niet in de artikelen 35, 36 en 36bis zijn bepaald, worden gestraft met een geldboete van 52 euro tot 500 euro.]1
  
Art.37. Outre les peines prevues aux articles 35 et 36, le tribunal peut ordonner la fermeture, pour une période d'un mois à trois ans, de l'établissement où les infractions ont été commises.
Art. 41_VLAAMS_GEWEST.    [1 Overtredingen op deze wet of op haar uitvoeringsbesluiten of op de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake die niet in de artikelen 35, 36 en 36bis zijn bepaald, worden gestraft met [2 een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 52 euro tot 100.000 euro of met een van die straffen alleen]2.]1  
Art. 37 _REGION_FLAMANDE.    Outre les peines prevues aux articles 35 et 36, le tribunal peut ordonner la fermeture, [1 , définitivement ou pour une période d'un mois à cinq ans ]1, de l'établissement où les infractions ont été commises.
  
Art. 41_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    [1 Overtredingen op deze wet of op haar uitvoeringsbesluiten of op de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake die niet in de artikelen 35, 36 en 36bis zijn bepaald, worden gestraft [2 met de straf bepaald in artikel 31, § 1, van het Wetboek van inspectie]2.]1  
Art. 37 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
  [1 ...]1
  
Art. 41_WAALS_GEWEST.   [1 Overtredingen op deze wet of op haar uitvoeringsbesluiten of op de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake die niet in de artikelen 35, 36 en 36bis zijn bepaald, [2 vormen een inbreuk van de derde categorie in de zin van artikel D.151 van Boek I van het Milieuwetboek]2 .]1  
Art.38. Les dispositions du livre Ier du Code pénal y compris le chapitre VII et l'article 85 sont applicables aux infractions prévues par la presente loi.
Art. 41bis. <INGEVOEGD bij W 2003-12-22/42, art. 229; Inwerkingtreding : 10-01-2004> Bij overtreding van deze wet of van de besluiten genomen ter uitvoering ervan [1 of van de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake]1 kan de ambtenaar, daartoe aangesteld door de Koning binnen de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, een geldsom bepalen waarvan de vrijwillige betaling door de overtreder, de publieke vordering doet vervallen. Wordt de betaling geweigerd, dan wordt het dossier aan de Procureur des Konings toegezonden.
  Geen administratieve geldboete kan worden opgelegd meer dan drie jaar na de feitelijke overtreding tegen de bepalingen van deze wet.
  De daden van onderzoek of van vervolging verricht binnen de in de vorige alinea gestelde termijn stuiten de loop ervan. Met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren.
  Het bedrag van de te betalen geldsom mag niet lager zijn dan [1 de helft van]1 het minimum noch hoger zijn dan het maximum van de voor de overtreding bepaalde geldboete.
  Bij samenloop van verschillende overtredingen worden de bedragen van de geldsommen samengevoegd, zonder dat het totale bedrag hoger mag zijn dan het dubbele van het maximum van de boete bepaald in artikel 35, 36 en 41.
  Het bedrag van deze geldsommen wordt verhoogd met de opdeciemen die van toepassing zijn op de strafrechtelijke geldboeten.
  Bovendien worden de expertisekosten alsmede de kosten gemaakt in uitvoering van artikel 42, § 2, ten laste gelegd van de overtreder.
  De betalingsmodaliteiten worden door de Koning vastgesteld.
  
Art. 38 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
  [1 ...]1
  
Art. 41bis_VLAAMS_GEWEST.    <INGEVOEGD bij W 2003-12-22/42, art. 229; Inwerkingtreding : 10-01-2004> Bij overtreding van deze wet of van de besluiten genomen ter uitvoering ervan [1 of van de Europese verordeningen en beschikkingen/besluiten ter zake]1 kan de ambtenaar, daartoe aangesteld door [2 de Vlaamse Regering binnen het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid]2, een geldsom bepalen waarvan de vrijwillige betaling door de overtreder, de publieke vordering doet vervallen. Wordt de betaling geweigerd, dan wordt het dossier aan de Procureur des Konings toegezonden.
  Geen administratieve geldboete kan worden opgelegd meer dan drie jaar na de feitelijke overtreding tegen de bepalingen van deze wet.
  De daden van onderzoek of van vervolging verricht binnen de in de vorige alinea gestelde termijn stuiten de loop ervan. Met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren.
  Het bedrag van de te betalen geldsom mag niet lager zijn dan [1 de helft van]1 het minimum noch hoger zijn dan het maximum van de voor de overtreding bepaalde geldboete.
  Bij samenloop van verschillende overtredingen worden de bedragen van de geldsommen samengevoegd, zonder dat het totale bedrag hoger mag zijn dan het dubbele van het maximum van de boete bepaald in artikel 35, 36 en 41.
  Het bedrag van deze geldsommen wordt verhoogd met de opdeciemen die van toepassing zijn op de strafrechtelijke geldboeten.
  Bovendien worden de expertisekosten alsmede de kosten gemaakt in uitvoering van artikel 42, § 2, ten laste gelegd van de overtreder.
  De betalingsmodaliteiten worden door de [2 Vlaamse Regering]2 vastgesteld.
Art.39. [1 En cas de récidive dans les trois ans de la condamnation antérieure pour une des infractions prévues aux articles 35, 36, 36bis et 41, les peines de prison sont doublées et les peines d'amendes sont portées à 5.000 euros ou, en cas de maltraitance ou de négligence grave, à 12.500 euros.
   Le tribunal peut en outre ordonner, dans ces cas, la fermeture, définitive ou pour une période de deux mois à cinq ans, de l'établissement où les infractions ont été commises.]1

  
Art. 41bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 ...]1
  
Art. 39 _REGION_FLAMANDE.   [1 [3 Celui qui, dans les cinq ans après la condamnation pour une des infractions visées aux articles 35, 36, 36bis et 41, commet une nouvelle infraction à ces articles, peut être puni d'un emprisonnement et d'une amende égaux au double du maximum prévu pour la dernière infraction commise, ou d'une seule de ces peines, sans que cette peine puisse être inférieure à 200 euros ou à quinze jours d'emprisonnement]3.   Le tribunal peut en outre ordonner, dans ces cas, la fermeture, définitive ou pour une période de deux mois à cinq ans, de l'établissement où les infractions ont été commises.]1  
Art.42. [1 § 1. Wanneer de in artikel 34 bedoelde overheidspersonen een inbreuk op deze wet, haar uitvoeringsbesluiten of Europese verordeningen of beschikkingen/besluiten vaststellen en deze inbreuk over levende dieren gaat, kunnen zij deze dieren administratief in beslag nemen en indien nodig onderbrengen in een geschikte opvangplaats.
   Zij kunnen tevens dieren in beslag nemen wanneer deze gehouden worden in weerwil van een in toepassing van artikel 40 uitgesproken verbod.
  [2 § 1/1. In de in § 1 bedoelde gevallen wordt een kopie van het in artikel 34, § 3, bedoelde proces verbaal bezorgd aan de Federale Overheidsdienst bevoegd voor dierenwelzijn.]2
   § 2. De Federale Overheidsdienst bevoegd voor Dierenwelzijn bepaalt de bestemming van het dier dat overeenkomstig paragraaf 1 in beslag werd genomen. Deze bestemming bestaat uit het al dan niet tegen waarborgsom teruggeven aan de eigenaar, het verkopen, het in volle eigendom geven aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, het slachten of het zonder verwijl doden.
   § 3. Het in paragraaf 1 bedoelde beslag wordt van rechtswege opgeheven door de in paragraaf 2 bedoelde beslissing of, bij het uitblijven van dergelijke beslissing, na een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van inbeslagname.
   § 4. De in artikel 34 bedoelde overheidspersonen kunnen eveneens de kadavers, het vlees of de voorwerpen die het voorwerp vormen van de inbreuk of die gediend hebben om de inbreuk te plegen of die bestemd waren om de inbreuk te begaan, administratief in beslag nemen en eventueel vernietigen.
   § 5. De kosten verbonden aan de op grond van de paragrafen 1, 2 en 4 genomen maatregelen worden gedragen door de eigenaar.
   Indien de in het eerste lid bedoelde kosten door de Federale Overheidsdienst bevoegd voor Dierenwelzijn of het openbaar ministerie worden voorgeschoten, worden zij verhaald op de eigenaar.
   Indien de dieren of hun karkassen worden verkocht, wordt de aldus ontvangen som bij voorrang gebruikt om de in het eerste lid bedoelde kosten te dekken. Het eventuele saldo wordt aan de eigenaar overgemaakt.
   § 6. Dode dieren of op bevel van de federale overheidsdienst bevoegd voor dierenwelzijn gedode dieren worden verwijderd overeenkomstig de voorschriften van de bevoegde overheid. De eventuele kosten hiervoor ten laste van de federale overheidsdienst bevoegd voor dierenwelzijn worden verhaald op de eigenaar.
   § 7. Dit artikel is niet van toepassing op de controles die zijn verricht met toepassing van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen.]1

  
Art. 39 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
  [1 ...]1
  
Art. 42_VLAAMS_GEWEST.    [1 § 1. Wanneer de in artikel 34 bedoelde overheidspersonen een inbreuk op deze wet, haar uitvoeringsbesluiten of Europese verordeningen of beschikkingen/besluiten vaststellen en deze inbreuk over levende dieren gaat, kunnen zij deze dieren administratief in beslag nemen en indien nodig onderbrengen in een geschikte opvangplaats.
   Zij kunnen tevens dieren in beslag nemen wanneer deze gehouden worden in weerwil van een in toepassing van artikel 40 uitgesproken verbod.
[4 Als de dieren die in beslag worden genomen met toepassing van deze paragraaf worden opgevangen in een erkend dierenasiel, bezorgt het erkende dierenasiel aan de Dienst een overzicht van de dieren die zijn opgevangen en de tijdsduur waarin ze zijn opgevangen.
   Er wordt een vergoeding betaald aan het erkende dierenasiel voor de opvang en voor de kosten verbonden aan de opvang.
   De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van de vergoeding en de nadere regels van de procedure, vermeld in het derde en vierde lid.]4

  [2 § 1/1. In de in § 1 bedoelde gevallen wordt een kopie van het in artikel 34, § 3, bedoelde proces verbaal bezorgd aan [3 de Dienst]3.]2
   § 2. [3 De Dienst]3 bepaalt de bestemming van het dier dat overeenkomstig paragraaf 1 in beslag werd genomen. Deze bestemming bestaat uit het al dan niet tegen waarborgsom teruggeven aan de [3 verantwoordelijke van het dier]3, het verkopen, het in volle eigendom geven aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, het slachten of het zonder verwijl doden.
   § 3. Het in paragraaf 1 bedoelde beslag wordt van rechtswege opgeheven door de in paragraaf 2 bedoelde beslissing of, bij het uitblijven van dergelijke beslissing, na een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van inbeslagname.
   § 4. De in artikel 34 bedoelde overheidspersonen kunnen eveneens de kadavers, het vlees of de voorwerpen die het voorwerp vormen van de inbreuk of die gediend hebben om de inbreuk te plegen of die bestemd waren om de inbreuk te begaan, administratief in beslag nemen en eventueel vernietigen.
   § 5. De kosten verbonden aan de op grond van de paragrafen 1, 2 en 4 genomen maatregelen worden gedragen door de [3 verantwoordelijke van het dier]3.
   Indien de in het eerste lid bedoelde kosten door [3 de Dienst]3 of het openbaar ministerie worden voorgeschoten, worden zij verhaald op de [3 verantwoordelijke van het dier]3.
   Indien de dieren of hun karkassen worden verkocht, wordt de aldus ontvangen som bij voorrang gebruikt om de in het eerste lid bedoelde kosten te dekken. Het eventuele saldo wordt aan de [3 verantwoordelijke van het dier]3 overgemaakt.
[4 § 5. De verantwoordelijke van het dier is een vergoeding verschuldigd aan de Dienst voor de kosten verbonden aan de maatregelen die worden genomen met toepassing van paragraaf 1, 2 en 4.
   De Vlaamse Regering stelt de tarieven van de vergoedingen, vermeld in het eerste lid, vast.
   De Vlaamse Regering stelt de nadere regels van de procedure vast.]4

   § 6. Dode dieren of op bevel van [3 de Dienst]3 gedode dieren worden verwijderd overeenkomstig de voorschriften van de bevoegde overheid. De eventuele kosten hiervoor ten laste van [3 de Dienst]3 worden verhaald op de [3 verantwoordelijke van het dier]3.
   § 7. [3 ...]3]1
Art. 42_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [ NOTA: artikel 42 wordt hernummerd tot artikel 34 quater] <ORD 2017-05-11/08, art. 25, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>
Art.40. Le tribunal peut, accessoirement à une condamnation du chef d'une infraction définie par la présente loi, interdire définitivement ou pour une période d'un mois à trois ans la détention d'animaux d'une ou plusieurs espèces.
Art. 42_WAALS_GEWEST.   [1 § 1. Wanneer een overtreding vastgesteld wordt of voorheen vastgesteld is en die overtreding één of meerdere levende dieren betreft, kan de administratieve inbeslagname van het dier of de dieren besloten worden door een beambte bedoeld in artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek of door de burgemeester van de gemeente op het grondgebied waarvan de dieren zich over het algemeen bevinden. De beambte of de burgemeester laat de dieren dan in geschikte opvangplaats onderbrengen.
   De dieren die ondanks een uitgesproken verbod gehouden worden kunnen te allen tijde in beslag genomen worden door een beambte bedoeld in artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek of door de burgemeester van de gemeente op het grondgebied waarvan de dieren zich over het algemeen bevinden.
   § 2. Wanneer een beambte bedoeld in artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek of een burgemeester overeenkomstig § 1 tot een inbeslagname overgaat of laat overgaan, wordt een afschrift van de beslissing tot inbeslagname aan de Waalse Overheidsdienst gezonden. De beambte voegt een afschrift van het proces-verbaal waarbij de overtreding wordt of is vastgesteld, bij zijn zending.
   Wanneer de overtreding die tot de inbeslagname heeft geleid, door een politieofficier is vastgesteld, wordt binnen vijftien dagen na de vaststelling van de feiten een afschrift van het proces-verbaal toegezonden aan de Waalse Overheidsdienst.
   § 3. De Regering of de burgemeester bepaalt de bestemming van het(de) dier(en) dat (die)overeenkomstig paragraaf 1 in beslag werd(en) genomen. De bestemming bestaat uit:
   1° het onder voorwaarden teruggeven aan de eigenaar;
   2° het verkopen;
   3° het in volle eigendom geven aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon;
   4° of het zonder verwijl doden wanneer het nodig is.
   Wanneer de bestemming uit de verkoop van de in beslag genomen dieren bestaat, is het aan de daartoe vereiste gerechtsdeurwaarder om zijn ministerie te lenen met het oog op de verwezenlijking ervan en de gevolgen die eraan verbonden zijn.
   De Regering bepaalt de te volgen procedure om de bestemming van de dieren vast te leggen.
   § 4. Wanneer een inbeslagname overeenkomstig de § § 1 tot 3 wordt verricht, richt de beambte of de burgemeester de verantwoordelijke voor de in beslag genomen dieren:
   1° een afschrift van de akte van beslag;
   2° de nuttige inlichtingen betreffende de plaats waar de dieren worden ondergebracht, en de bestemming van de dieren;
   3° in voorkomend geval, een afschrift van de rechtvaardiging van een dierenarts waaruit blijkt dat het zonder verwijl doden overeenkomstig § 3, eerste lid, 4°, nodig is.
   § 5. Het in paragraaf 1 bedoelde beslag wordt van rechtswege opgeheven door de in paragraaf 3 bedoelde beslissing of, bij het uitblijven van dergelijke beslissing, na een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst door de administratie van het in § 2 bedoelde proces-verbaal en van de beslissing tot inbeslagname.
   Voor de berekening van de in het eerste lid bedoelde termijn, wordt de dag van ontvangst van de in het eerste lid bedoelde documenten niet meegerekend. De vervaldag wordt in de termijn meegerekend. Als de termijn op een zaterdag, zondag of feestdag verstrijkt, wordt de vervaldag tot de volgende werkdag verlengd.
   Bij gebrek aan beslissing binnen de in het eerste lid bedoelde termijn moet de Regering of de burgemeester de verantwoordelijke voor de dieren in kennis stellen van de automatische opheffing van de inbeslagname en de mogelijkheid om het dier in bezit te nemen waar het ondergebracht wordt. De dieren moeten binnen vijftien dagen na de kennisgeving opgehaald moeten worden. Na afloop van die termijn wordt de eigendom van de dieren automatisch overgedragen aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die ze onderbrengt.
   § 6. De kosten verbonden aan de op grond van de § § 1 tot 3 genomen maatregelen worden gedragen door de verantwoordelijke voor de dieren.
   Indien de in het eerste lid bedoelde kosten door het Waalse Gewest of door de gemeente worden voorgeschoten, worden zij verhaald op de verantwoordelijke voor de dieren.
   Indien de dieren worden verkocht, wordt de aldus ontvangen som bij voorrang gebruikt om de in het eerste lid bedoelde kosten te dekken. Het eventuele saldo wordt aan de eigenaar overgemaakt.]1

  
Art. 40 _REGION_FLAMANDE.    Le tribunal peut, accessoirement à une condamnation du chef d'une infraction définie par la présente loi, interdire définitivement ou pour une période d'un mois à [1 cinq ]1 ans la détention d'animaux d'une ou plusieurs espèces.
  
Art. 42bis_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. Als de betrokkene in gebreke blijft bij het betalen van de verschuldigde kosten, verhoogd met de invorderingskosten, vermeld in artikel 42, § 5, worden die bedragen bij dwangbevel ingevorderd. Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door een ambtenaar of ambtenaren die daartoe door de Vlaamse Regering worden aangewezen.
   § 2. Het dwangbevel wordt aan de schuldenaar bij deurwaardersexploot betekend.
   Binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van het dwangbevel kan de schuldenaar verzet doen door het Vlaamse Gewest te laten dagvaarden.
   Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Het Vlaamse Gewest kan de rechter verzoeken om de schorsing van de tenuitvoerlegging op te heffen.
   In het kader van het dwangbevel kan bewarend beslag gelegd worden. Op dit bewarend beslag zijn de bepalingen van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging van toepassing.
   Een beroep tegen een dwangbevel kan alleen worden ingesteld voor geschillen die in verband met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel rijzen. Die geschillen worden voor de beslagrechter gebracht.
   § 3. Op grond van het uitvoerbaar verklaarde dwangbevel en tot zekerheid van voldoening van de kosten, vermeld in artikel 42, § 5, heeft het Vlaamse Gewest een algemeen voorrecht op alle roerende goederen van de schuldenaar en kan ze een wettelijke hypotheek nemen op al de daarvoor vatbare en in het Vlaamse Gewest gelegen of geregistreerde goederen van de schuldenaar.
   Het voorrecht, vermeld in het eerste lid, neemt de rang in onmiddellijk na de voorrechten, vermeld in artikel 19 en 20 van de Hypotheekwet van 16 december 1851, en in artikel 23 van boek II van het Wetboek van Koophandel.
   De rang van de wettelijke hypotheek wordt bepaald door de dagtekening van de inschrijving die genomen wordt krachtens het uitvoerbaar verklaarde en betekende dwangbevel.
   De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de ambtenaar, vermeld in paragraaf 1. De inschrijving heeft plaats, niettegenstaande verzet, betwisting of beroep, op voorlegging van een afschrift van het dwangbevel dat eensluidend wordt verklaard door die ambtenaar en dat melding maakt van de betekening ervan.]1

  
Art.41. [1 Les infractions à la présente loi ou à ses arrêtés d'exécution ou aux décisions et règlements européens en la matière qui ne sont pas reprises aux articles 35, 36, et 36bis sont punies d'une amende de 52 euros à 500 euros.]1
  
Art. 42ter_VLAAMS_GEWEST.   [1 In afwijking van artikel 42bis kan de ambtenaar, vermeld in artikel 42bis, § 1, beslissen af te zien van de invordering van de kosten, vermeld in artikel 42, § 5, als de invorderingskosten groter zijn dan het terug te vorderen bedrag of als niet kan worden vastgesteld wie de overtreder is.]1
  
Art. 41 _REGION_FLAMANDE.    [1 Les infractions à la présente loi ou à ses arrêtés d'exécution ou aux décisions et règlements européens en la matière qui ne sont pas reprises aux articles 35, 36, et 36bis sont punies d'[2 une peine d'emprisonnement de huit jours à cinq ans et d'une amende de 52 euros à 100.000 euros ou d'une seule de ces peines ]2.]1  
Art. 42quater_VLAAMS_GEWEST.   [1 De ambtenaar die belast is met de inning en de invordering, beslist ook over de gemotiveerde verzoeken tot uitstel of spreiding van betaling die de overtreder tot hem richt.]1
  
Art. 41 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.    [1 Les infractions à la présente loi ou à ses arrêtés d'exécution ou aux décisions et règlements européens en la matière qui ne sont pas reprises aux articles 35, 36, et 36bis sont punies [2 de la peine prévue à l'article 31, § 1er, du Code de l'inspection]2.]1  
Art.43. De rechtbank kan in de gevallen van artikel 42, § 1, eerste lid, de verbeurdverklaring bevelen.
  De verbeurdverklaring wordt steeds bevolen in de gevallen van artikel 42, § 1, tweede lid. Dit is eveneens het geval bij dierengevechten of -schietingen, wat de inzetten, het entreegeld en de voorwerpen of installaties betreft die voor die gevechten of die schietoefeningen worden gebruikt.
Art. 41 _REGION_WALLONNE.   [1 Les infractions à la présente loi ou à ses arrêtés d'exécution ou aux décisions et règlements européens en la matière qui ne sont pas reprises aux articles 35, 36, et 36bis [2 constituent une infraction de troisième catégorie au sens de l'article D.151 du Livre Ier du Code de l'Environnement.]2 ]1  
Art. 43_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    De rechtbank kan in de gevallen van [1 artikel 34quater]1, § 1, eerste lid, de verbeurdverklaring bevelen.  De verbeurdverklaring wordt steeds bevolen in de gevallen van [1 artikel 34quater]1, § 1, tweede lid. Dit is eveneens het geval bij dierengevechten of -schietingen, wat de inzetten, het entreegeld en de voorwerpen of installaties betreft die voor die gevechten of die schietoefeningen worden gebruikt.
  
Art. 41bis. En cas d'infraction aux dispositions de la présente loi ou des arrêtés pris en exécution de celle-ci, [1 ou des règlements et décisions européens en la matière]1 le fonctionnaire désigné à cette fin par le Roi au sein du Service Public Fédéral Santé publique, Sécurite de la Chaîne alimentaire et Environnement peut fixer une somme, dont le paiement volontaire par le contrevenant éteint l'action publique. Si le paiement est refusé, le dossier sera transmis au Procureur du Roi.
  Il ne peut pas être infligé d'amende administrative plus de trois ans après le fait constitutif d'une infraction aux dispositions de la présente loi.
  Les actes d'instruction ou de poursuite faits dans le délai déterminé à l'alinéa précédent en interrompent le cours. Ces actes font courir un nouveau délai d'égale durée même à l'égard des personnes qui n'y étaient pas impliquées.
  Le montant de la somme à payer ne peut être inférieur [1 à la moitié du minimum]1 ni excéder le maximum de l'amende fixée pour l'infraction.
  En cas de concours de plusieurs infractions, les montants des sommes sont additionnés, sans que le total puisse excéder le double du maximum de l'amende fixée aux articles 35, 36 et 41.
  Le montant de ces sommes est majoré des décimes additionnels, qui sont d'application aux amendes prévues par le droit pénal.
  En outre les frais d'expertise ainsi que les frais courus en exécution de l'article 42, § 2, sont mis à charge du contrevenant.
  Les modalités de paiement sont déterminées par le Roi.
  
Afdeling 5_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
Art. 41bis_REGION_FLAMANDE.
Art. 43bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Artikel 58 van het Wetboek van inspectie is van toepassing op dit hoofdstuk.]1
  
Art. 41bis _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
  [1 ...]1
  
HOOFDSTUK XI/1. [1 - Begrotingsfonds voor dierenbescherming en dierenwelzijn]1
Art.42.[1 § 1er. Lorsque les agents de l'autorité visés à l'article 34 constatent une infraction à la présente loi, à ses arrêtés d'exécution ou aux règlements ou décisions européens et que cette infraction concerne des animaux vivants, ils peuvent saisir administrativement ces animaux et, si nécessaire, les faire héberger dans un lieu d'accueil approprié.
Art. 43.1_WAALS_GEWEST.   [1 Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting en van de boekhouding van de diensten van de Waalse Regering, wordt binnen de algemene uitgaven- en ontvangstenbegroting van het Gewest een begrotingsfonds voor de dierenbescherming en voor het dierenwelzijn ingesteld, in dit hoofdstuk "het fonds" genoemd.]1
  
Art. 42 _REGION_FLAMANDE.
   [1 § 1er. Lorsque les agents de l'autorité visés à l'article 34 constatent une infraction à la présente loi, à ses arrêtés d'exécution ou aux règlements ou décisions européens et que cette infraction concerne des animaux vivants, ils peuvent saisir administrativement ces animaux et, si nécessaire, les faire héberger dans un lieu d'accueil approprié.
   Ils peuvent également saisir des animaux lorsque ceux-ci sont détenus en dépit d'une interdiction prononcée en application de l'article 40.
[4 Si les animaux saisis en application du présent paragraphe sont accueillis dans un refuge pour animaux agréé, le refuge pour animaux agréé fournit au Service un aperçu des animaux accueillis et de la durée de leur accueil.
   Une indemnité est payée au refuge pour animaux agréé pour l'accueil et les frais y afférents.
   Le Gouvernement flamand fixe le montant de l'indemnité et les modalités de la procédure, visés aux alinéas 3 et 4.]4

  [2 § 1er/1. Dans les cas visés au § 1er, une copie du procès-verbal visé à l'article 34, § 3, est envoyée [3 au Service]3.]2
   § 2. [3 Le Service]3 fixe la destination de l'animal saisi conformément au paragraphe 1er. Cette destination consiste en la restitution au [3 responsable de l'animal]3 sous ou sans caution, la vente, le don en pleine propriété à une personne physique ou morale, l'abattage ou la mise à mort sans délai.
   § 3. La saisie visée au paragraphe 1er est levée de plein droit par la décision visée au paragraphe 2 ou, en l'absence d'une telle décision, après un délai de deux mois à compter de la date de la saisie.
   § 4. Les agents de l'autorité visés à l'article 34 peuvent également saisir administrativement et éventuellement détruire les cadavres, la viande ou les objets qui font l'objet de l'infraction, ou qui ont servi à commettre l'infraction ou qui devaient servir à commettre l'infraction.
   § 5. Les frais liés aux mesures prises sur la base des paragraphes 1er, 2 et 4 sont à la charge du [3 responsable de l'animal]3.
   Si les frais visés à l'alinéa 1er sont avancés par [3 le Service]3 ou le ministère public, ils sont réclamés au [3 responsable de l'animal]3.
   Si les animaux ou leurs carcasses sont vendus, la somme ainsi perçue est utilisée en premier lieu pour couvrir les frais visés à l'alinéa 1er. Le solde éventuel est remis au [3 responsable de l'animal]3.
[4 § 5. Le responsable de l'animal doit payer une indemnité au Service pour les frais liés aux mesures prises en application des paragraphes 1, 2 et 4.
   Le Gouvernement flamand fixe les tarifs des indemnités visées à l'alinéa 1er.
   Le Gouvernement flamand fixe les modalités de la procédure.]4

   § 6. Les animaux morts ou mis à mort sur ordre du service public fédéral compétent pour le bien-être animal sont évacués suivant les dispositions de l'autorité compétente. Les frais éventuels y afférents à charge du [3 Service]3 sont réclamés au [3 responsable de l'animal]3.
   § 7. [3 ...]3]1
Art. 43.2_WAALS_GEWEST.   [1 § 1. Aan het Fonds worden toegewezen :
   1° de sommen die verschuldigd zijn krachtens de belastingen, bijdragen en retributies bepaald bij of krachtens deze wet;
   2° in afwijking van artikel D.170 van Boek I van het Milieuwetboek, de geldsommen bedoeld in artikel D.159 van Boek I van het Milieuwetboek, wanneer zij wetsovertredingen betreffen;
   3° in afwijking van artikel D.170 van Boek I van het Milieuwetboek, de opbrengst van de geldboetes opgelegd door de gewestelijke sanctieambtenaren en geïnd krachtens artikel D.165, lid 3, van Boek I van het Milieuwetboek wanneer zij wetsovertredingen betreffen;
   4° de opbrengst van de verbeurdverklaringen bevolen door de sanctieambtenaar ten gevolge van een wetsovertreding;
   5° de giften en legaten gedaan te voordele van het Waalse Gewest voor de ondersteuning van de dierenbescherming en het dierenwelzijn;
   6° de sommen ingevorderd door de bevoegde overheid ter uitvoering van artikel 41bis en artikel 42;
   7° de inkomsten uit de bijdrage van de Europese unie tot de uitgaven verricht door het fonds.
   § 2. De middelen uit het fonds worden ingezet voor de financiering van de uitgaven voor het beleid inzake dierenbescherming en dierenwelzijn bepaald bij de wet.]1

  
Art. 42 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
  [NOTE: article 42 est renuméroté article 34quater] <ORD 2017-05-11/08, art. 25, 026; En vigueur : 09-06-2017>
Art. 43.3_WAALS_GEWEST.   [1 De uitgaven van het fonds kunnen verband houden met vergoedingen, toelagen of prestaties, meer bepaald de personeels-, werkings-, investerings-, vaststellings-, beteugelings-, beslagname- of andere kosten verbonden met acties of opdrachten waartoe besloten is in het kader van het Fonds en die door derden zijn doorgevoerd.]1  [2 Onverminderd het eerste lid kunnen de uitgaven van het fonds verband houden met de kosten voortvloeiend uit de aanwerving van personeel binnen de administratie, dat belast is met het opsporen, het vaststellen, het vervolgen, het straffen of het opleggen in het kader van een overtreding inzake dierenwelzijn.]2
  
Art. 42 _REGION_WALLONNE.
  [1 § 1er. Lorsqu'une infraction est ou a été précédemment constatée et que cette infraction concerne un ou plusieurs animaux vivants, la saisie administrative du ou des animaux peut être décidée par un agent visé à l'article D.140 du Livre Ier du Code de l'Environnement ou par le bourgmestre de la commune sur le territoire de laquelle se trouvent généralement les animaux. L'agent ou le bourgmestre font alors héberger les animaux dans un lieu d'accueil approprié.
   Les animaux détenus en dépit d'une interdiction prononcée peuvent en tout temps faire l'objet d'une saisie par un agent visé à l'article D.140 du Livre Ier du Code de l'Environnement ou par le bourgmestre de la commune sur le territoire de laquelle se trouvent généralement les animaux.
   § 2. Lorsqu'un agent visé à l'article D.140 du Livre Ier du Code de l'Environnement ou un bourgmestre procède ou fait procéder à une saisie en application du paragraphe 1er, une copie de la décision de saisie est envoyée au Service public de Wallonie. L'agent joint à son envoi une copie du procès-verbal constatant ou ayant constaté l'infraction.
   Lorsque l'infraction ayant mené à la saisie a été constatée par un officier de police, une copie du procès-verbal est adressée dans les quinze jours de la constatation des faits au Service public de Wallonie.
   § 3. Le Gouvernement ou le bourgmestre fixe la destination du ou des animaux saisis conformément au paragraphe 1er. Cette destination consiste en :
   1° la restitution au propriétaire sous conditions;
   2° la vente;
   3° le don en pleine propriété à une personne physique ou morale;
   4° ou la mise à mort sans délai lorsque celle-ci s'avère nécessaire.
   Lorsque la destination consiste dans la mise en vente des animaux saisis, il appartient à l'huissier de justice requis à cet effet de prêter son ministère en vue de la réalisation de celle-ci et des suites qui l'accompagnent.
   Le Gouvernement détermine la procédure à suivre pour fixer la destination des animaux.
   § 4. Lorsqu'une saisie est réalisée conformément aux paragraphes 1er à 3, l'agent ou le bourgmestre adresse au responsable des animaux saisis :
   1° une copie de l'acte de saisie;
   2° les renseignements utiles quant au lieu d'hébergement et à la destination des animaux;
   3° le cas échéant, une copie de la justification vétérinaire démontrant la nécessité de recourir à la mise à mort sans délai conformément au paragraphe 3, alinéa 1er, 4°.
   § 5. La saisie visée au paragraphe 1er est levée de plein droit par la décision visée au paragraphe 3 ou, en l'absence d'une telle décision, après un délai de soixante jours à compter de la date de réception par l'administration du procès-verbal visé au paragraphe 2 et de la décision de saisie.
   Pour le calcul du délai prévu à l'alinéa 1er, le jour de la réception des documents visés à l'alinéa 1er n'est pas inclus. Le jour de l'échéance est compté dans le délai. Toutefois, lorsque ce jour est un samedi, un dimanche ou un jour férié légal, le jour de l'échéance est reporté au jour ouvrable suivant.
   En l'absence de décision dans le délai visé à l'alinéa 1er, il revient au Gouvernement ou au bourgmestre de notifier au responsable des animaux la levée automatique de la saisie et la possibilité de prendre possession de l'animal à l'adresse où il est hébergé. Les animaux doivent avoir été retirés endéans les quinze jours de la notification. Passé ce délai, la propriété des animaux est automatiquement transférée à la personne physique ou morale qui les héberge.
   § 6. Les frais liés aux mesures prises sur la base des paragraphes 1er et 3 sont à la charge du responsable des animaux.
   Si les frais visés à l'alinéa 1er sont avancés par la Région wallonne ou par la commune, ils sont réclamés au responsable des animaux.
   Si les animaux sont vendus, la somme perçue est affectée par priorité au recouvrement des frais visés à l'alinéa 1er. Le solde éventuel est remis au propriétaire.]1

  
HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen.
Art. 42bis_REGION_FLAMANDE.
Art.44. De Koning kan de uitoefening van deze van die machten welke hij inzonderheid aanwijst, aan (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) overdragen. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  Wanneer maatregelen in uitvoering van deze wet te treffen niet uitsluitend betrekking hebben op de bescherming en het welzijn der dieren, worden die maatregelen gezamenlijk door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) en door de ter zake bevoegde Minister voorgedragen en uitgevoerd. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
Art. 42ter _REGION_FLAMANDE.   [1 Par dérogation à l'article 42bis, le fonctionnaire, visé à l'article 42bis, § 1er, peut décider de renoncer au recouvrement des frais, visés à l'article 42, § 5, si les frais de recouvrement sont supérieurs au montant à recouvrer ou s'il ne peut être constaté qui est le contrevenant.]1
  
Art.45. De wet van 2 juli 1975 op de dierenbescherming wordt opgeheven.
Art.43. Le tribunal peut, dans les cas de l'article 42, § 1er, premier alinéa, prononcer la confiscation.
  La confiscation est toujours prononcée dans les cas visés à l'article 42, § 1er, deuxième alinéa. Il en est de même en cas de combats ou de tirs d'animaux, pour les enjeux, le montant des droits d'entrée et les objets ou installations servant auxdits combats ou tirs.
Art. 45bis. <INGEVOEGD bij W 1995-05-04/40, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> (§ 1.) [1 ...]1 <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, binnen het toepassingsgebied van deze wet, alle vereiste maatregelen treffen ter uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de krachtens dit verdrag tot stand gekomen internationale akten, welke maatregelen de opheffing en de wijziging van wetsbepalingen kunnen inhouden.
  (§ 2. Paragraaf 1 van dit artikel is niet van toepassing op de materies die behoren tot de bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.) <KB 2001-02-22/33, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  
Art. 43 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.    Le tribunal peut, dans les cas de l'[1 article 34quater]1, § 1er, premier alinéa, prononcer la confiscation.  La confiscation est toujours prononcée dans les cas visés à l'article 42, § 1er, deuxième alinéa. Il en est de même en cas de combats ou de tirs d'animaux, pour les enjeux, le montant des droits d'entrée et les objets ou installations servant auxdits combats ou tirs.
  
Art. 45bis_VLAAMS_GEWEST.
Section 5_REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
Art. 45ter_VLAAMS_GEWEST.   [1 In afwijking van artikel 15 mag de bedwelming bij runderen die geslacht worden volgens speciale methoden die vereist zijn voor religieuze riten, tijdelijk onmiddellijk na het kelen plaatsvinden, en dit tot op de datum dat de Vlaamse Regering bepaalt dat omkeerbare bedwelming voor deze diersoorten praktisch toepasbaar is.]1
  
Art. 43bis _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
  [1 L'article 58 du Code de l'inspection est applicable au présent chapitre]1
  
Art. 45ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. &nbsp;&nbsp;[1 Het Brussels Instituut voor Milieubeheer heeft de algemene bevoegdheid om deze wet toe te passen voor wat betreft het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.]1
CHAPITRE XI/1. [1 - Le fonds budgétaire de la protection et du bien-être des animaux]1
Art. 45ter_WAALS_GEWEST.   [1 Tot 31 augustus 2019 is artikel 15 niet van toepassing op slachtingen voorgeschreven door de ritus van een eredienst.   De Regering kan voorzien in de controleprocedure en -voorwaarden waarbij aangetoond wordt dat het slachten ondernomen wordt in het kader van de ritus van een eredienst.]1
  
Art. 43.1 _REGION_WALLONNE.  [1 En application de l'article 4, alinéa 2, du décret du 15 décembre 2011 portant organisation du budget et des services de la comptabilité des Services du Gouvernement wallon, il est institué, au sein du budget des recettes et du budget général des dépenses de la Région, un fonds budgétaire de la protection et du bien-être des animaux, dénommé " le fonds " dans le présent chapitre.]1
  
Art. 46. Deze wet treedt in werking de eerste dag van de twaalfde maand volgend op die gedurende welke zij in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, (uitgezonderd de artikelen 3bis en 17bis die in werking treden) op de door de Koning te bepalen datum. <W 1995-05-04/40, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
Art. 43.2 _REGION_WALLONNE.
  [1 § 1er. Sont affectés au fonds :
   1° les sommes dues en vertu des taxes, contributions, et des redevances prévues par ou en vertu de la présente loi;
   2° par dérogation à l'article D.170 du Livre Ier du Code de l'Environnement, les sommes d'argent visées à l'article D.159 du Livre Ier du Code de l'Environnement, lorsqu'elles concernent des infractions à la loi;
   3° par dérogation à l'article D.170 du Livre Ier du Code de l'Environnement, le produit des amendes infligées par les fonctionnaires sanctionnateurs régionaux et perçues en vertu de l'article D.165, alinéa 3 du Livre Ier du Code de l'Environnement, lorsqu'elles concernent une infraction à la loi;
   4° le produit des confiscations ordonnées par le fonctionnaire sanctionnateur suite à une infraction à la loi;
   5° les dons et legs réalisés en faveur de la Région wallonne pour le soutien de la protection et du bien-être animal;
   6° les sommes recouvertes par l'autorité compétente en exécution de l'article 41bis et de l'article 42;
   7° les recettes provenant du concours de l'Union européenne aux dépenses effectuées par le fonds.
   § 2. Les moyens du fonds sont affectés au financement des dépenses relatives à la politique de la protection et du bien-être animal prévues par la loi.]1

  
Art. 10_VLAAMS_GEWEST.    <W 1995-05-04/40, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> De [1 Vlaamse Regering]1 kan voorwaarden opleggen aan de verhandeling van dieren met het doel hen te beschermen en hun welzijn te verzekeren.
  Deze voorwaarden mogen slechts betrekking hebben op de leeftijd van de te koop aangeboden dieren, de identificatie, de informatie aan de koper, de waarborgen aan de koper en de getuigschriften in verband hiermede, de preventieve behandeling tegen ziekten, de verpakking, de aanbieding en de tentoonstelling voor de verhandeling.
  
Art. 43.3 _REGION_WALLONNE.  [1 Les dépenses du fonds peuvent porter sur des indemnités, des subventions ou des prestations, en ce compris les coûts de fonctionnement, d'investissement, de constatation, de répression, de saisie et d'autres frais liés à des actions ou missions dans le cadre du fonds et exécutées par des tiers.]1  [2 Sans préjudice de l'alinéa 1er, les dépenses du fonds peuvent porter sur les frais résultant de l'engagement de personnel au sein de l'administration dont la mission est de rechercher, constater, poursuivre, réprimer dans le cadre d'une infraction en matière de bien-être animal.]2
  
Art. 10bis. Het is verboden een kredietovereenkomst te sluiten in de zin van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet met het oog op de aankoop van een gezelschapsdier.
CHAPITRE XII. - Dispositions finales.
Art. 10bis_VLAAMS_GEWEST.    <INGEVOEGD bij W 2007-05-11/63, art. 3; Inwerkingtreding : 14-10-2007> Het is verboden een kredietovereenkomst te sluiten in de zin van [1 titel 4 van boek VII van het Wetboek van Economisch Recht]1 met het oog op de aankoop van een gezelschapsdier.
  
Art.44. Le Roi peut déléguer au (ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) l'exercice de certains de ses pouvoirs qu'il détermine spécialement. <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  Lorsque des mesures à prendre en exécution de la présente loi ne concernent pas exclusivement la protection et le bien-être des animaux, ces mesures sont proposées et exécutées conjointement par (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) et le Ministre compétent en la matière. <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
Art. 11. Het is verboden dieren af te staan onder kosteloze of bezwarende titel aan personen minder dan 16 jaar zonder de uitdrukkelijke toelating van de personen die over hen het ouderlijke gezag of de voogdij uitoefenen.
Art. 11bis. <INGEVOEGD bij W 1995-05-04/40, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> Het is verboden reclame te maken, daarin begrepen het plaatsen van advertenties, met het oog op het verhandelen van diersoorten die niet voorkomen in de lijst aangelegd in toepassing van artikel 3bis, § 1.
  De verbodsbepaling van het eerste lid betreft eveneens honden en katten, tenzij het gaat om advertenties in vaktijdschriften of wanneer de reclame wordt gemaakt door personen die een erkende instelling bezitten als bedoeld in artikel 5.
Art.45. La loi du 2 juillet 1975 sur la protection des animaux est abrogée.
Art. 11bis_WAALS_GEWEST.   [1 De artikelen 11ter tot 11 quinquies zijn van toepassing op de gepubliceerde advertenties, ongeacht de drager, voor een persoon gevestigd op het grondgebied van het Waalse Gewest.]1
  
Art. 45bis. (§ 1.) [1 ...]1 <AR 2001-02-22/33, art. 20, 005; En vigueur : 01-01-2003>
  Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, prendre, dans le cadre de la présente loi, toutes mesures nécessaires à l'exécution des obligations qui découlent du Traité instituant la Communauté européenne et des actes internationaux pris en vertu de ce traité, ces mesures pouvant comporter l'abrogation et la modification de dispositions législatives.
  (§ 2. Le paragraphe 1er du présent article ne s'applique pas aux matières qui relèvent de la compétence de l'Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire.) <AR 2001-02-22/33, art. 20, 005; En vigueur : indéterminée >
  
Art. 11ter_WAALS_GEWEST.   [1 § 1. Wanneer ze betrekking hebben op een dier waarvan het houden toegelaten is, wordt de reclame met het oog op de verhandeling van dieren alleen toegelaten:
   1° in een gespecialiseerd tijdschrift of een gespecialiseerde website die door de Regering volgens de door haar bepaalde procedure als gespecialiseerd erkend wordt;
   2° in een gesloten groep binnen de sociale netwerken voor zover:
   - ofwel de reclame exclusief betrekking heeft op de kosteloze afstand van een dier;
   - ofwel de reclame exclusief betrekking heeft op de commercialisering van een dier geboren in de fokkerij van een erkende fokker.
   Reclame is verboden op de pagina's of discussiegroepen die rechtstreeks toegankelijk zijn voor het publiek, of op een soortgelijke drager binnen sociale netwerken.
   De volgende gespecialiseerde tijdschriften of websites zijn van de in lid 1, 1°, bedoelde erkenning vrijgesteld:
   1° degene die door of voor de Waalse Overheidsdienst worden uitgegeven;
   2° degene die door een erkende honden- of kattenfokker uitgegeven worden met het oog op het verhandelen van de honden of katten geboren in zijn fokkerij;
   3° degene die de verhandeling van de paardachtigen beogen;
   4° degene betreffende de verhandeling van dieren waarvan het houden toegelaten is, waarvoor geen lijst vastgesteld wordt door de Regering overeenkomstig artikel 3bis, § 1.
   Naast de overeenkomstig het eerste lid toegelaten reclames, worden de reclames met het oog op de verhandeling van dieren voor productiedoeleinden toegelaten in een tijdschrift of een website bestemd voor de landbouwsector.
   De Regering kan de modaliteiten voor het gebruik van de gesloten groepen alsook een stelsel voor de registratie voorafgaand aan het gebruik van die gesloten groepen.
   § 2. In afwijking van § 1 worden de toegelaten dierenasielen toegelaten om advertenties met het oog op de herplaatsing van de dieren bekend te maken buiten een gespecialiseerd tijdschrift of website.
   De Regering kan andere gevallen bepalen waarin de reclame met het oog op de verhandeling van een dier toegelaten is buiten een gespecialiseerd tijdschrift of website.]1

  
Art. 11quater_WAALS_GEWEST.   [1 Wanneer ze betrekking heeft op een dier waarvan het houden toegelaten is, wordt de reclame met het oog op de verhandeling van dieren verboden.
   In afwijking van het eerste lid wordt, voor de dieren waarvan het houden via een erkenning toegekend door de Regering krachtens artikel 3bis, § 1, toegelaten is, de houder van de erkenning toegelaten om advertenties betreffende de verhandeling van de dieren bedoeld in de voorwaarden vermeld in artikel 11bis bekend te maken.]1

  
Art. 45ter _REGION_FLAMANDE.   [1 Par dérogation à l'article 15, l'étourdissement de bovins abattus selon des méthodes spéciales requises pour des rites religieux, peut avoir lieu immédiatement après l'égorgement, jusqu'à la date à laquelle le Gouvernement flamand arrête que l'étourdissement réversible est pratiquement applicable pour ces espèces animales.]1
  
Art. 11quinquies_WAALS_GEWEST.   [1 Elke reclame betreffende de verhandeling van een dier bevat de door de Regering bepaalde informatie en vermeldingen.]1
  
Art. 45ter _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.   [1 L'Institut bruxellois pour la Gestion de l'Environnement dispose de la compétence générale afin de faire appliquer cette loi sur le territoire de la Région de Bruxelles-Capitale.]1
  
Art. 12. <W 1995-05-04/40, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1996> Het is verboden honden en katten te verhandelen op de openbare weg alsmede op markten, beurzen, salons, tentoonstellingen en bij soortgelijke gelegenheden evenals bij de koper thuis, tenzij in dit laatste geval het initiatief van de koper zelf uitgaat.
  De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit het in het eerste lid ingestelde verbod uitbreiden tot andere soorten of categorieën van dieren. Hij kan evenwel ontheffing van dit laatste verbod verlenen voor het verhandelen op markten door personen die een erkende handelszaak voor dieren exploiteren.
  (Om impulsaankopen tegen te gaan en de socialisatie van honden en katten te bevorderen, mogen in de winkelruimte of hun aanhorigheden van de handelszaken voor de verhandeling van dieren geen katten of honden gehouden of tentoongesteld worden. Deze handelszaken kunnen evenwel optreden als tussenpersoon bij het verhandelen van katten en honden.
  De in het vorige lid bedoelde bepaling belet evenwel niet dat de eigenaar of de uitbater van een handelszaak voor dieren tevens een hondenkwekerij of een kattenkwekerij kan uitbaten, mits te voldoen aan de vereiste voorwaarden.
  De Koning kan de nodige bijkomende maatregelen uitvaardigen.) <W 2007-05-11/63, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009, met uitzondering van het laatste lid dat in werking treedt op 04-10-2007>
Art. 45ter _REGION_WALLONNE.  [1 Jusqu'au 31 août 2019, l'article 15 ne s'applique pas aux abattages prescrits par un rite religieux.   Le Gouvernement peut prévoir la procédure et les conditions de contrôles démontrant que l'abattage est entrepris dans le cadre d'un rite religieux.]1
  
Art.12_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    [1 § 1. Het is verboden levende gewervelde dieren in de openbare ruimte en op markten, beurzen, dierententoonstellingen en bij soortgelijke gelegenheden te verhandelen. Ook colportage is verboden.
   § 2. Het is verboden levende dieren op markten, beurzen, dierententoonstellingen en bij soortgelijke gelegenheden tentoon te stellen.
   § 3. Het is verboden om een hond of kat te verhandelen in een handelszaak of in de bijgebouwen ervan.
   § 4. Het is verboden om een levend dier tentoon te stellen in etalages van winkels.]1
Art. 46. La présente loi entre en vigueur le premier jour du douzième mois qui suit celui au cours duquel elle aura été publiée au Moniteur belge, (à l'exception des articles 3bis et 17bis qui entrent) en vigueur à la date fixée par le Roi. <L 1995-05-04/40, art. 30, 004; En vigueur : 01-09-1995>
(NOTE : Entrée en vigueur de l'article 17bis fixée le 01-10-2001 par AR 2001-05-17/37, art. 2)
(NOTE : Entrée en vigueur de l'article 3bis fixée au 01-10-2009 et au 01-01-2019 par ARW 2018-07-24/06, art. 2)
(NOTE : Entrée en vigueur de l'article 2bis, pour la Région bruxelloise, pour ce qui concerne les reptiles, fixée au 01-06-2021 par ARR 2020-11-26/22, art. 8)
Art. 12_VLAAMS_GEWEST.    <W 1995-05-04/40, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1996> Het is verboden honden en katten te verhandelen op de openbare weg alsmede op markten, beurzen, salons, tentoonstellingen en bij soortgelijke gelegenheden evenals bij de koper thuis, tenzij in dit laatste geval het initiatief van de koper zelf uitgaat.
  [1 De Vlaamse Regering kan]1 het in het eerste lid ingestelde verbod uitbreiden tot andere soorten of categorieën van dieren. [1 De Vlaamse Regering]1 kan evenwel ontheffing van dit laatste verbod verlenen voor het verhandelen op markten door personen die een erkende handelszaak voor dieren exploiteren.
  (Om impulsaankopen tegen te gaan en de socialisatie van honden en katten te bevorderen, mogen in de winkelruimte of hun aanhorigheden van de handelszaken voor de verhandeling van dieren geen katten of honden gehouden of tentoongesteld worden. Deze handelszaken kunnen evenwel optreden als tussenpersoon bij het verhandelen van katten en honden.
  De in het vorige lid bedoelde bepaling belet evenwel niet dat de eigenaar of de uitbater van een handelszaak voor dieren tevens een hondenkwekerij of een kattenkwekerij kan uitbaten, mits te voldoen aan de vereiste voorwaarden.
  De [1 Vlaamse Regering]1 kan de nodige bijkomende maatregelen uitvaardigen.) <W 2007-05-11/63, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2009, met uitzondering van het laatste lid dat in werking treedt op 04-10-2007>
  
Art. 10 _REGION_FLAMANDE.
   <L 1995-05-04/40, art. 9, 004; En vigueur : 01-09-1995> Le [1 Gouvernement flamand]1 peut imposer les conditions afférentes à la commercialisation des animaux dans le but de les protéger et d'assurer leur bien-être.
  Ces conditions ne peuvent se rapporter qu'à l'âge des animaux mis en vente, à leur identification, aux informations à l'acheteur, aux garanties pour l'acheteur et aux certificats y afférents, au traitement contre des maladies, au conditionnement, à la présentation et l'exposition en vue de la commercialisation.
  
Art. 12_WAALS_GEWEST.   [1 Art. 12. § 1. Het is verboden :
   1° en hond of een kat te verhandelen op een openbare plaats;
   2° andere dieren dan een hond of en kat te verhandelen op een openbare plaats, met uitzondering van een dierenmarkt, een gemeentelijke markt en een tentoonstelling van dieren en dit, met inachtneming van de voorwaarden betreffende het dierenwelzijn die de Regering kan vastleggen;
   3° een dier bij de koper thuis te verhandelen, tenzij het initiatief van de koper zelf uitgaat.
   Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, kan de Regering de lijst opmaken van de soorten die niet op een gemeentelijke markt mogen worden verhandeld.
   § 2. Een hond of een kat mag niet in de winkelruimte van een handelszaak voor dieren of in zijn aanhorigheden worden gehouden.
   De handelszaak bedoeld in het eerstel lid kan optreden als tussenpersoon bij het verhandelen van honden en katten of een hondenkwekerij of een kattenkwekerij apart uitbaten, mits te voldoen aan de vereiste voorwaarden.]1

  
Art. 10bis. Il est interdit de conclure tout contrat de crédit, au sens de la loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation, qui vise à l'acquisition d'un animal de compagnie.
Art. 12bis. [1 De Koning kan voorwaarden opleggen aan personen en verenigingen die voor adoptie bestemde dieren aanvoeren vanuit het buitenland.
   Deze voorwaarden hebben tot doel het welzijn van de dieren te garanderen en hebben betrekking op de huisvestingsvoorwaarden in het land van oorsprong, de leeftijd, de sterilisatie, de behandeling tegen ziekten, het gedrag, de identificatie, de informatie aan de adoptanten en het vervoer.]1

  
Art. 10bis _REGION_FLAMANDE..
   Il est interdit de conclure tout contrat de crédit, au sens [1 du titre 4 du livre VII du Code de droit économique]1, qui vise à l'acquisition d'un animal de compagnie.
  
Art. 12bis_VLAAMS_GEWEST.    [1 De [2 Vlaamse Regering]2 kan voorwaarden opleggen aan personen en verenigingen die voor adoptie bestemde dieren aanvoeren vanuit het buitenland.
   Deze voorwaarden hebben tot doel het welzijn van de dieren te garanderen en hebben betrekking op de huisvestingsvoorwaarden in het land van oorsprong, de leeftijd, de sterilisatie, de behandeling tegen ziekten, het gedrag, de identificatie, de informatie aan de adoptanten en het vervoer.]1
Art. 11. Il est interdit de céder à titre gratuit ou onéreux des animaux à des personnes âgées de moins de 16 ans, sans autorisation expresse des personnes qui exercent sur eux l'autorité parentale ou la tutelle.
HOOFDSTUK IV. - Vervoer van dieren.
Art. 11bis. Il est interdit de faire de la publicité, en ce compris le placement d'annonces, dans le but de commercialiser des espèces animales qui ne figurent pas sur la liste établie en application de l'article 3bis, § 1er.
Art. 13. § 1. De Koning kan, al naargelang van de soorten of groepen van dieren, hun fysieke toestand, de aard van de vervoermiddelen en de verpakking de aard, de duur en de omstandigheden van het vervoer, voorwaarden stellen met betrekking tot:
  1. de vervoermiddelen of delen ervan en de verpakkingen;
  2. (...) het laden en de berging van dieren in vervoermiddelen en verpakkingen, evenals het lossen van dieren; <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  3. de begeleiding en de verzorging van de dieren tijdens het vervoer.
  (4. het vervoer, daarin begrepen de duur, de afstand en de omstandigheden;
  5. De documenten die moeten worden bijgehouden.) <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  [1 6. [2 de bekwaamheid van bestuurders en verzorgers en van het personeel dat in verzamelcentra, controleposten of bij vervoerders omgaat met dieren, het organiseren van een opleiding voor deze personen en de lesgevers die deze opleiding mogen verstrekken;]2
   7. het organiseren van examens over de vereiste vakbekwaamheid van bestuurders en verzorgers. Hij bepaalt het tarief van de retributie voor deelname aan deze examens. Deze retributie wordt geïnd door en is bestemd voor de onafhankelijke erkende instellingen die deze examens organiseren.]1

  [2 8. het afleveren, schorsen en intrekken van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor bestuurders en verzorgers.]2
  § 2. De Koning kan (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) of zijn gemachtigde machtigen om in bijzondere gevallen ontheffingen of vrijstellingen te verlenen, en om aan die ontheffingen of vrijstellingen verplichtingen of beperkingen te verbinden. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  
Art. 11bis _REGION_WALLONNE.
  [1 Les articles 11ter à 11quinquies s'appliquent aux annonces publiées, quel qu'en soit le support, à destination d'une personne établie sur le territoire de la Région wallonne.]1
  
Art. 13_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    § 1. De [3 Regering]3 kan, al naargelang van de soorten of groepen van dieren, hun fysieke toestand, de aard van de vervoermiddelen en de verpakking de aard, de duur en de omstandigheden van het vervoer, voorwaarden stellen met betrekking tot:
  1. de vervoermiddelen of delen ervan en de verpakkingen;
  2. (...) het laden en de berging van dieren in vervoermiddelen en verpakkingen, evenals het lossen van dieren; <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  3. de begeleiding en de verzorging van de dieren tijdens het vervoer.
  (4. het vervoer, daarin begrepen de duur, de afstand en de omstandigheden;
  5. De documenten die moeten worden bijgehouden.) <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  [1 6. [2 de bekwaamheid van bestuurders en verzorgers en van het personeel dat in verzamelcentra, controleposten of bij vervoerders omgaat met dieren, het organiseren van een opleiding voor deze personen en de lesgevers die deze opleiding mogen verstrekken;]2
   7. het organiseren van examens over de vereiste vakbekwaamheid van bestuurders en verzorgers. Hij bepaalt het tarief van de retributie voor deelname aan deze examens. Deze retributie wordt geïnd door en is bestemd voor de [3 opleidingsinstituten]3 die deze examens organiseren.]1

  [2 8. het afleveren, schorsen en intrekken van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor bestuurders en verzorgers.]2
  § 2. [3 Met betrekking tot hetgeen geregeld is in paragraaf 1, kan de Regering ]3 (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) of zijn gemachtigde machtigen om in bijzondere gevallen ontheffingen of vrijstellingen te verlenen, en om aan die ontheffingen of vrijstellingen verplichtingen of beperkingen te verbinden. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  [3 § 3. De Regering bepaalt het bedrag en de regels voor de betaling van de retributie voor het verlenen van een vergunning voor de vervoerder en van het certificaat van goedkeuring van het wegvervoermiddel als bedoeld bij verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97. ]3
Art. 11ter _REGION_WALLONNE.
  [1 § 1er. Lorsqu'elle concerne un animal dont la détention est autorisée, la publicité ayant pour but de commercialiser un animal est autorisée uniquement :
   1° dans une revue spécialisée ou sur un site Internet spécialisé reconnu comme spécialisé par le Gouvernement selon la procédure qu'il fixe;
   2° dans un groupe fermé au sein des réseaux sociaux pour autant que :
   - soit la publicité vise exclusivement la cession à titre gratuit d'un animal;
   - soit la publicité vise exclusivement la commercialisation d'un animal né au sein de l'élevage d'un éleveur agréé.
   La publicité est interdite sur les pages ou groupes de discussion directement accessibles au public, ou support assimilé, au sein des réseaux sociaux.
   Les revues spécialisées ou les sites Internet spécialisés suivants sont exonérés de la reconnaissance prévue à l'alinéa 1er, 1° :
   1° ceux qui sont édités par ou pour le Service public de Wallonie;
   2° ceux qui sont édités par un éleveur de chiens ou de chats agréé visant à commercialiser des chiens ou des chats nés au sein de son élevage;
   3° ceux qui visent la commercialisation d'équidés;
   4° ceux qui concernent la commercialisation d'animaux autorisés à la détention pour lesquels aucune liste n'est établie par le Gouvernement en application de l'article 3bis, § 1er.
   Outre les publicités autorisées conformément à l'alinéa 1er, les publicités ayant pour but la commercialisation d'animaux destinés à des fins de production sont autorisées dans une revue ou sur un site Internet destiné au secteur agricole.
   Le Gouvernement peut définir les modalités d'utilisation des groupes fermés, ainsi qu'un régime d'enregistrement préalable à l'utilisation de ces groupes fermés.
   § 2. Par dérogation au paragraphe 1er, les refuges agréés sont autorisés à publier des annonces ayant pour but le replacement des animaux en dehors d'une revue ou d'un site Internet spécialisé.
   Le Gouvernement peut déterminer d'autres cas dans lesquels la publicité visant à commercialiser un animal est autorisée en dehors d'une revue ou d'un site Internet spécialisé.]1

  
Art. 13_VLAAMS_GEWEST.    § 1. De [3 Vlaamse Regering]3 kan, al naargelang van de soorten of groepen van dieren, hun fysieke toestand, de aard van de vervoermiddelen en de verpakking de aard, de duur en de omstandigheden van het vervoer, voorwaarden stellen met betrekking tot:
  1. de vervoermiddelen of delen ervan en de verpakkingen;
  2. (...) het laden en de berging van dieren in vervoermiddelen en verpakkingen, evenals het lossen van dieren; <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  3. de begeleiding en de verzorging van de dieren tijdens het vervoer.
  (4. het vervoer, daarin begrepen de duur, de afstand en de omstandigheden;
  5. De documenten die moeten worden bijgehouden.) <W 1995-05-04/40, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  [1 6. [2 de bekwaamheid van bestuurders en verzorgers en van het personeel dat in verzamelcentra, controleposten of bij vervoerders omgaat met dieren, het organiseren van een opleiding voor deze personen en de lesgevers die deze opleiding mogen verstrekken;]2
   7. het organiseren van examens over de vereiste vakbekwaamheid van bestuurders en verzorgers. [3 De Vlaamse Regering]3 bepaalt het tarief van de retributie voor deelname aan deze examens. Deze retributie wordt geïnd door en is bestemd voor de onafhankelijke erkende instellingen die deze examens organiseren.]1

  [2 8. het afleveren, schorsen en intrekken van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor bestuurders en verzorgers.]2
  [3 De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor het certificaat van goedkeuring dat vereist is voor lange transporten, vermeld in artikel 18 van de verordening (EG) Nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97. De Vlaamse Regering bepaalt ook het tarief en de regels voor de betaling van een retributie voor het toekennen van het certificaat van goedkeuring.]3
  § 2. [3 De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen om in bijzondere gevallen ontheffingen of vrijstellingen te verlenen van de voorwaarden vastgesteld overeenkomstig paragraaf 1 en aan die ontheffingen of vrijstellingen verplichtingen of beperkingen te verbinden, voor zover die ontheffingen of vrijstellingen niet ingaan tegen de bepalingen van verordening (EG) Nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97.]3
Art. 11quater _REGION_WALLONNE.
  [1 Lorsqu'elle concerne un animal dont la détention est interdite, la publicité ayant pour but de commercialiser un animal est interdite.
   Par dérogation à l'alinéa 1er, pour les animaux dont la détention est autorisée sur agrément délivré par le Gouvernement en vertu de l'article 3bis, § 1er, le détenteur de l'agrément est autorisé à publier des annonces ayant pour but de commercialiser des animaux visés dans les conditions prévues à l'article 11bis.]1

  
HOOFDSTUK V. - Invoer. - Doorvoer.
Art. 11quinquies_REGION_WALLONNE.
Art. 14. § 1. In het raam van de bescherming en het welzijn der dieren kan de Koning de voorwaarden voor de in- en doorvoer van dieren bepalen inzonderheid betreffende de diersoorten, hun aantal, de afleveringsvoorwaarden van de vergunningen en de kontrole aan de grenzen, de maatregelen te treffen op het ogenblik van de aankomst met het oog op de afhaling, verzorging en tijdelijke onderbrenging gelet op de fyzieke toestand van de dieren, evenals de vergoedingen hiervoor verschuldigd door de door hem aangewezen personen.
  § 2. In toepassing van internationale verdragen of in bijzondere gevallen kan de Koning (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) machtigen al naargelang van het geval samen met de Minister van Economische Zaken of de Minister van Financiën, of hun gemachtigden, afwijkingen of ontheffingen te verlenen en aan die afwijkingen of ontheffingen verplichtingen of beperkingen te verbinden. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
Art. 12. <L 1995-05-04/40, art. 11, 004; En vigueur : 01-01-1996> Il est interdit de commercialiser des chiens et des chats sur la voie publique ainsi que sur les marchés, dans les foires, salons, expositions et en des circonstances similaires, de même qu'au domicile de l'acheteur, sauf si, dans ce dernier cas, l'initiative émane de l'acheteur même.
  Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, étendre l'interdiction établie à l'alinéa 1er à d'autres espèces ou catégories d'animaux. Il peut toutefois accorder la levée de cette dernière interdiction pour la commercialisation sur les marchés par des personnes exploitant un établissement commercial agréé pour animaux.
  (Pour contrer les achats impulsifs et favoriser la socialisation des chiens et des chats, aucun chien ou chat ne peut être détenu ou exposé dans l'espace commercial des établissements commerciaux pour animaux ou dans leurs dépendances. Ces établissements commerciaux peuvent néanmoins servir d'intermédiaires dans le commerce de chats et de chiens.
  La disposition visée à l'alinéa précédent n'empêche toutefois pas les propriétaires ou les exploitants d'établissements commerciaux pour animaux d'exploiter aussi un élevage de chiens ou de chats, à condition qu'ils satisfassent aux conditions prévues.
  Le Roi peut prendre les mesures complémentaires nécessaires.) <L 2007-05-11/63, art. 4, 012; En vigueur : 01-01-2009, à l'exception du dernier alinéa qui entre en vigueur le 04-10-2007>
Art. 14_VLAAMS_GEWEST.    § 1. In het raam van de bescherming en het welzijn der dieren kan de [1 Vlaamse Regering]1 de voorwaarden voor de in- en doorvoer van dieren bepalen inzonderheid betreffende de diersoorten, hun aantal, de afleveringsvoorwaarden van de vergunningen en de kontrole aan de grenzen, de maatregelen te treffen op het ogenblik van de aankomst met het oog op de afhaling, verzorging en tijdelijke onderbrenging gelet op de fyzieke toestand van de dieren, evenals de vergoedingen hiervoor verschuldigd door de door [1 de Vlaamse Regering]1 aangewezen personen.
  § 2. [1 De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen om in bijzondere gevallen afwijkingen of ontheffingen van de voorwaarden vastgesteld overeenkomstig paragraaf 1 te verlenen en aan die afwijkingen of ontheffingen verplichtingen of beperkingen te verbinden, voor zover die afwijkingen of ontheffingen niet ingaan tegen de bepalingen van verordening (EG) Nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97.]1
  
Art.12 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
   [1 § 1er. Il est interdit de commercialiser des animaux vertébrés vivants dans l'espace public ainsi que sur les marchés, dans les foires, salons, expositions d'animaux et en des circonstances similaires. Le démarchage est également interdit.
   § 2. Il est interdit d'exposer des animaux vivants dans des marchés, foires, salons, expositions d'animaux et en des circonstances similaires.
   § 3. Il est interdit de commercialiser un chien ou un chat dans un établissement commercial ou dans ses dépendances.
   § 4. Il est interdit d'exposer un animal vivant dans les devantures des magasins.]1
HOOFDSTUK VI. - Doden van dieren.
Art. 12_REGION_FLAMANDE.
Art. 15. Een gewerveld dier mag slechts worden gedood door een persoon die daarvoor de nodige kennis en bekwaamheid heeft en volgens de minst pijnlijke methode. Tenzij in geval van heirkracht en noodzaak mag het enkel ter dood gebracht worden onder verdoving of bedwelming.
  Is het doden van een gewerveld dier zonder verdoving of bedwelming volgens de gebruiken van de jacht of de visvangst of op grond van andere rechtsvoorschriften toegelaten, of gebeurt dit in het kader van de wetgeving ter bestrijding van schadelijke organismen, dan mag het doden enkel verricht worden volgens de meest selectieve, de snelste en de voor het dier minst pijnlijke methode.
Art. 12 _REGION_WALLONNE.
  [1 § 1er. Il est interdit de commercialiser :
   1° un chien ou un chat dans un lieu public;
   2° un animal autre qu'un chien ou un chat dans un lieu public, à l'exception d'un marché d'animaux, d'un marché communal et d'une exposition d'animaux et ce, en respectant les conditions relatives au bien-être animal que peut établir le Gouvernement;
   3° un animal au domicile de l'acheteur, sauf si l'initiative émane de l'acheteur.
   Pour l'application de l'alinéa 1er, 2°, le Gouvernement peut établir la liste des espèces qui ne peuvent pas être commercialisées sur un marché communal.
   § 2. Un chien ou un chat ne peut pas être détenu dans l'espace commercial d'un établissement commercial pour animaux ou dans ses dépendances.
   L'établissement visé à l'alinéa 1er peut servir d'intermédiaire dans le commerce des chiens et des chats ou exploiter séparément un élevage de chiens ou de chats s'il satisfait aux conditions prévues.]1

  
Art. 15_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. Een gewerveld dier mag alleen worden gedood na voorafgaande bedwelming. Het mag alleen gedood worden door een persoon die daarvoor de nodige kennis en bekwaamheid heeft en volgens de voor het dier minst pijnlijke, snelste en meest selectieve methode.
   In afwijking van het eerste lid, mag een gewerveld dier gedood worden zonder voorafgaande bedwelming:
   1° in geval van overmacht;
   2° bij jacht of visvangst;
   3° in het kader van de bestrijding van schadelijke organismen.
   § 2. Als dieren worden geslacht volgens speciale methoden die vereist zijn voor religieuze riten, is de bedwelming omkeerbaar en is de dood van het dier niet het gevolg van de bedwelming.]1

  
Art. 12bis. [1 Le Roi peut imposer des conditions aux personnes et aux associations qui introduisent des animaux en provenance de l'étranger en vue de leur adoption.
   Ces conditions ont pour but d'assurer le bien-être des animaux et se rapportent aux conditions de détention dans le pays d'origine, l'âge, la stérilisation, le traitement contre des maladies, le comportement, l'identification, les informations aux adoptants et le transport.]1

  
Art. 15_WAALS_GEWEST.   [1 Een gewerveld dier mag slechts worden gedood door een persoon die daarvoor de nodige kennis en bekwaamheid heeft en volgens de meest selectieve, de snelste en de minst pijnlijke methode.
   Een gewerveld dier wordt enkel gedood na verdoving of bedwelming, behoudens:
   1° overmacht ;
   2° beoefenen van jacht of visvangst ;
   3° bestrijding van schadelijke organismen.
   Indien het doden van dieren het voorwerp uitmaakt van bijzondere slachtmethodes, voorgeschreven door de ritus van een eredienst, moet het bedwelmingsprocédé omkeerbaar zijn en mag het niet de dood van het dier tot gevolg hebben.]1

  
Art. 12bis _REGION_FLAMANDE.
   [1 Le [2 Gouvernement flamand]2 peut imposer des conditions aux personnes et aux associations qui introduisent des animaux en provenance de l'étranger en vue de leur adoption.
   Ces conditions ont pour but d'assurer le bien-être des animaux et se rapportent aux conditions de détention dans le pays d'origine, l'âge, la stérilisation, le traitement contre des maladies, le comportement, l'identification, les informations aux adoptants et le transport.]1
Art. 16.§ 1. Het slachten mag slechts na bedwelming van het dier of, in geval van heirkracht, volgens de minst pijnlijke methode plaatshebben.
CHAPITRE IV. - Transport d'animaux.
Art. 16_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor:
   1° de methoden voor het bedwelmen en het doden van dieren volgens de omstandigheden en de diersoort;
   2° de bouw, de inrichting en de uitrusting van slachthuizen;
   3° de garantie voor een onafhankelijk optreden van de functionaris voor het dierenwelzijn;
   4° de bekwaamheid van de functionaris voor het dierenwelzijn, het personeel in de slachthuizen en de personen die betrokken zijn bij het doden van dieren, met inbegrip van de inhoud en organisatie van de opleidingen en examens, en de aflevering, intrekking en schorsing van de getuigschriften die in dat kader zijn afgeleverd.
   § 2. De Vlaamse Regering kan inrichtingen erkennen voor het gegroepeerd slachten van dieren voor particulier huishoudelijk verbruik en de voorwaarden bepalen voor het slachten buiten een slachthuis van dieren voor particulier huishoudelijk verbruik.]1

  
Art. 13. § 1. Le Roi peut, selon l'espèce ou le groupe d'animaux, leur état physique, la nature des moyens de transport et du conditionnement, les nature, durée et circonstances du transport, fixer les conditions se rapportant:
  1. aux moyens de transport ou parties de ceux-ci et aux emballages;
  2. (...) au chargement et au placement des animaux dans les moyens de transport et dans les emballages, ainsi qu'au déchargement des animaux; <L 1995-05-04/40, art. 12, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  3. à l'accompagnement et aux soins aux animaux durant leur transport.
  (4. au transport, en ce compris la durée, la distance et les circonstances;
  5. aux documents qui doivent être tenus à jour.) <L 1995-05-04/40, art. 12, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  [1 6. [2 la compétence des chauffeurs et convoyeurs et du personnel qui manipule des animaux dans les centres de rassemblement, des postes de contrôle ou chez des transporteurs, l'organisation d'une formation pour ces personnes et les enseignants qui peuvent dispenser cette formation;]2
   7. à l'organisation d'examens sur l'aptitude professionnelle exigée des conducteurs et des convoyeurs. Il détermine le tarif des redevances pour la participation à ces examens. Ces redevances sont perçues par les organismes indépendants agréés qui organisent ces examens et sont destinées à ceux-ci.]1

  [2 8. la délivrance, la suspension et le retrait du certificat de compétence des conducteurs et convoyeurs.]2
  § 2. Le Roi peut autoriser (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) ou son délégué, à accorder, dans des cas particuliers, des dérogations ou des dispenses et assortir ces dérogations ou dispenses d'obligation ou restriction. <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  
Art. 16_WAALS_GEWEST.   [1 De Regering stelt de voorwaarden en de nadere regels vast voor :
   1° de bekwaamheid van het personeel werkzaam in de slachthuizen en van de personen die deelnemen aan het doden van de dieren, met inbegrip van het invoeren van vormingen en examens, evenals het afleveren, het intrekken en het opschorten van in dat kader afgeleverde getuigschriften;
   2° de kwalificatie van de personen die gemachtigd zijn om het doden van een dier uit te voeren;
   3° de controle van de slachtvoorwaarden ;
   4° de bouw, inrichting en uitrusting van slachthuizen ;
   5° het gebruik van producten of materieel bestemd voor het doden van dieren.]1

  
Art. 13 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
   § 1. Le [3 Gouvernement]3 peut, selon l'espèce ou le groupe d'animaux, leur état physique, la nature des moyens de transport et du conditionnement, les nature, durée et circonstances du transport, fixer les conditions se rapportant:
  1. aux moyens de transport ou parties de ceux-ci et aux emballages;
  2. (...) au chargement et au placement des animaux dans les moyens de transport et dans les emballages, ainsi qu'au déchargement des animaux; <L 1995-05-04/40, art. 12, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  3. à l'accompagnement et aux soins aux animaux durant leur transport.
  (4. au transport, en ce compris la durée, la distance et les circonstances;
  5. aux documents qui doivent être tenus à jour.) <L 1995-05-04/40, art. 12, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  [1 6. [2 la compétence des chauffeurs et convoyeurs et du personnel qui manipule des animaux dans les centres de rassemblement, des postes de contrôle ou chez des transporteurs, l'organisation d'une formation pour ces personnes et les enseignants qui peuvent dispenser cette formation;]2
   7. à l'organisation d'examens sur l'aptitude professionnelle exigée des conducteurs et des convoyeurs. Il détermine le tarif des redevances pour la participation à ces examens. Ces redevances sont perçues par les [3 instituts de formation ]3 qui organisent ces examens et sont destinées à ceux-ci.]1

  [2 8. la délivrance, la suspension et le retrait du certificat de compétence des conducteurs et convoyeurs.]2
  § 2. [3 n ce qui concerne les matières réglées au paragraphe 1er, le Gouvernement peut ]3 autoriser (le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions) ou son délégué, à accorder, dans des cas particuliers, des dérogations ou des dispenses et assortir ces dérogations ou dispenses d'obligation ou restriction. <L 2003-12-22/42, art. 224, 006; En vigueur : 10-01-2004>
  [3 § 3. Le Gouvernement fixe le tarif et les règles pour le paiement de la redevance relative à l'octroi d'une autorisation au transporteur et d'un certificat d'agrément des moyens de transport par route, au sens du règlement (CE) n° 1/2005 du Conseil du 22 décembre 2004 relatif à la protection des animaux pendant le transport et les opérations annexes et modifiant les directives 64/432/CEE et 93/119/CE et le règlement (CE) n° 1255/97. ]3
Art. 16bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Het doden en slachten van schapen, geiten, varkens en gekweekt wild voor particulier huishoudelijk verbruik door de eigenaar ervan of door een persoon onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de eigenaar buiten een slachthuis of een op grond van artikel 16, § 2, tweede lid, erkende inrichting is verboden.]1
  
Art. 13 _REGION_FLAMANDE.
   § 1. Le [3 Gouvernement flamand]3 peut, selon l'espèce ou le groupe d'animaux, leur état physique, la nature des moyens de transport et du conditionnement, les nature, durée et circonstances du transport, fixer les conditions se rapportant:
  1. aux moyens de transport ou parties de ceux-ci et aux emballages;
  2. (...) au chargement et au placement des animaux dans les moyens de transport et dans les emballages, ainsi qu'au déchargement des animaux; <L 1995-05-04/40, art. 12, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  3. à l'accompagnement et aux soins aux animaux durant leur transport.
  (4. au transport, en ce compris la durée, la distance et les circonstances;
  5. aux documents qui doivent être tenus à jour.) <L 1995-05-04/40, art. 12, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  [1 6. [2 la compétence des chauffeurs et convoyeurs et du personnel qui manipule des animaux dans les centres de rassemblement, des postes de contrôle ou chez des transporteurs, l'organisation d'une formation pour ces personnes et les enseignants qui peuvent dispenser cette formation;]2
   7. à l'organisation d'examens sur l'aptitude professionnelle exigée des conducteurs et des convoyeurs. [3 Le Gouvernement flamand]3 détermine le tarif des redevances pour la participation à ces examens. Ces redevances sont perçues par les organismes indépendants agréés qui organisent ces examens et sont destinées à ceux-ci.]1

  [2 8. la délivrance, la suspension et le retrait du certificat de compétence des conducteurs et convoyeurs.]2
  [3 Le Gouvernement flamand arrête les modalités relatives au certificat d'agrément requis pour des voyages de longue durée, visé à l'article 18 du Règlement (CE) n° 1/2005 du Conseil du 22 décembre 2004 relatif à la protection des animaux pendant le transport et les opérations annexes et modifiant les directives 64/432/CEE et 93/119/CE et le règlement (CE) n° 1255/97. Le Gouvernement flamand détermine également le tarif et les règles du paiement d'une rétribution pour l'octroi du certificat d'agrément.]3
  § 2. [3 Le Gouvernement flamand peut arrêter des modalités pour accorder, dans des cas particuliers, des exonérations ou exemptions des conditions fixées conformément au paragraphe 1er, et pour lier des obligations ou limitations à ces exonérations ou exemptions, dans la mesure où ces dernières ne sont pas contraires aux dispositions du Règlement (CE) n° 1/2005 du Conseil du 22 décembre 2004 relatif à la protection des animaux pendant le transport et les opérations annexes et modifiant les directives 64/432/CEE et 93/119/CE et le règlement (CE) n° 1255/97.]3
Art. 16ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
CHAPITRE V. - Importation - Transit.
HOOFDSTUK VII. - Ingrepen op dieren.
Art. 14. § 1. Dans le cadre de la protection et du bien-être des animaux, le Roi peut déterminer les conditions pour l'importation et le transit des animaux, notamment celles relatives à l'espèce des animaux, à leur nombre, aux conditions de délivrance des autorisations, au contrôle aux frontières, aux mesures à prendre au moment de l'arrivée pour la prise de livraison, les soins et l'hébergement temporaire, eu égard à l'état physique des animaux, ainsi que les rétributions dues à cet effet par les personnes qu'il désigne.
Art. 17. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de in hoofdstuk VIII bedoelde dierproeven.
Art. 14 _REGION_FLAMANDE.
   § 1. Dans le cadre de la protection et du bien-être des animaux, le [1 Gouvernement flamand]1 peut déterminer les conditions pour l'importation et le transit des animaux, notamment celles relatives à l'espèce des animaux, à leur nombre, aux conditions de délivrance des autorisations, au contrôle aux frontières, aux mesures à prendre au moment de l'arrivée pour la prise de livraison, les soins et l'hébergement temporaire, eu égard à l'état physique des animaux, ainsi que les rétributions dues à cet effet par les personnes [1 que le Gouvernement flamand]1 désigne.
  § 2. [1 Le Gouvernement flamand peut arrêter des modalités pour accorder, dans des cas particuliers, des dérogations ou exonérations des conditions fixées conformément au paragraphe 1er, et pour lier des obligations ou limitations à ces obligations ou exonérations, dans la mesure où ces dernières ne sont pas contraires aux dispositions du Règlement (CE) n° 1/2005 du Conseil du 22 décembre 2004 relatif à la protection des animaux pendant le transport et les opérations annexes et modifiant les directives 64/432/CEE et 93/119/CE et le règlement (CE) n° 1255/97.]1
  
Art. 17bis. § 1. Het is verboden één of meer ingrepen bij een gewerveld dier te verrichten, waarbij één of meerdere gevoelige delen van het lichaam worden verwijderd of beschadigd.
CHAPITRE VI. - Mise à mort d'animaux.
Art. 17bis_VLAAMS_GEWEST.    <INGEVOEGD bij W 1995-05-04/40, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2001> § 1. Het is verboden één of meer ingrepen bij een gewerveld dier te verrichten, waarbij één of meerdere gevoelige delen van het lichaam worden verwijderd of beschadigd.
  § 2. Het bepaalde in § 1 is niet van toepassing op :
  1° ingrepen waarvoor een diergeneeskundige noodzaak bestaat;
  2° ingrepen die op grond van de wetgeving inzake de dierenziektenbestrijding verplicht zijn;
  3° ingrepen met het oog op het nutsgebruik van het dier of op de beperking van de voortplanting van de diersoort. [1 De Vlaamse Regering stelt]1 de lijst van deze ingrepen vast en bepaalt de gevallen waarin en de wijze waarop die ingrepen mogen worden uitgevoerd.
  
Art. 15. Un vertébré ne peut être mis à mort que par une personne ayant les connaissances et les capacités requises, et suivant la méthode la moins douloureuse. Sauf cas de force majeure ou de nécessité, il ne peut être mis à mort sans anesthésie ou étourdissement.
  Lorsque la mise à mort sans anesthésie ou étourdissement d'un vertébré est tolérée dans le cadre de la pratique de la chasse ou de la pêche ou en vertu d'autres pratiques légales, ou lorsqu'elle rentre dans le cadre de la législation de lutte contre les organismes nuisibles, la mise à mort peut seulement être pratiquée par la méthode la plus sélective, la plus rapide et la moins douloureuse pour l'animal.
Art. 18. § 1. Geen enkele pijnlijke ingreep mag bij een gewerveld dier verricht worden zonder verdoving.
  (De verdoving van een warmbloedig dier moet uitgevoerd worden door een dierenarts, behoudens in de gevallen waarin de verantwoordelijke of de diergeneeskundige helper daartoe gemachtigd is overeenkomstig de artikelen 5, 2°, 6 of 7 van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde.) <W 1991-08-28/37, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>
  § 2. Een verdoving is niet noodzakelijk:
  1. wanneer bij vergelijkbare ingrepen bij mensen geen verdoving plaatsheeft;
  2. wanneer ze in een bijzonder geval, volgens het oordeel van de dierenarts, niet uitvoerbaar is.
  § 3. In afwijking van de bepalingen van § 1 kan de Koning de ingrepen waarvoor verdoving onder bepaalde voorwaarden niet noodzakelijk is, evenals de daarbij te gebruiken methoden, vaststellen.
Art. 15 _REGION_FLAMANDE.
  [1 § 1er. Un vertébré ne peut être mis à mort qu'après étourdissement préalable. Il ne peut être mis à mort que par une personne ayant les connaissances et les capacités requises, et suivant la méthode la moins douloureuse, la plus rapide et la plus sélective.
   Par dérogation à l'alinéa 1er, un vertébré peut être mis à mort sans étourdissement préalable :
   1° en cas de force majeure ;
   2° en cas de chasse ou de pêche ;
   3° dans le cadre de la lutte contre des organismes nuisibles.
   § 2. Si les animaux sont abattus selon des méthodes spéciales requises pour des rites religieux, l'étourdissement est réversible et la mort de l'animal n'est pas provoquée par l'étourdissement.]1

  
Art. 18_VLAAMS_GEWEST.    § 1. Geen enkele pijnlijke ingreep mag bij een gewerveld dier verricht worden zonder verdoving.
  (De verdoving van een warmbloedig dier moet uitgevoerd worden door een dierenarts, behoudens in de gevallen waarin de verantwoordelijke of de diergeneeskundige helper daartoe gemachtigd is overeenkomstig de artikelen 5, 2°, 6 of 7 van de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde.) <W 1991-08-28/37, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1991>
  § 2. Een verdoving is niet noodzakelijk:
  1. wanneer bij vergelijkbare ingrepen bij mensen geen verdoving plaatsheeft;
  2. wanneer ze in een bijzonder geval, volgens het oordeel van de dierenarts, niet uitvoerbaar is.
  § 3. In afwijking van de bepalingen van § 1 kan de [1 Vlaamse Regering]1 de ingrepen waarvoor verdoving onder bepaalde voorwaarden niet noodzakelijk is, evenals de daarbij te gebruiken methoden, vaststellen.
  
Art. 15 _REGION_WALLONNE.
  [1 Un vertébré ne peut être mis à mort que par une personne ayant les connaissances et les capacités requises, et suivant la méthode la plus sélective, la plus rapide et la moins douloureuse pour l'animal.
   Un vertébré est mis à mort uniquement après anesthésie ou étourdissement, sauf les cas de :
   1° force majeure ;
   2° pratique de la chasse ou de la pêche ;
   3° lutte contre les organismes nuisibles.
   Lorsque la mise à mort d'animaux fait l'objet de méthodes particulières d'abattage prescrites par des rites religieux, le procédé d'étourdissement doit être réversible et ne peut entraîner la mort de l'animal.]1

  
Art. 19. <W 1995-05-04/40, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> § 1. Vanaf 1 januari 2000 is het verboden om deel te nemen aan tentoonstellingen, keuringen of wedstrijden met dieren waarbij een bij artikel 17bis verboden ingreep is verricht.
  § 2. Het is verboden een dier dat een bij artikel 17bis verboden ingreep heeft ondergaan tot een tentoonstelling, keuring of wedstrijd toe te laten.
  § 3. Het verhandelen van dieren waarbij een bij artikel 17bis verboden ingreep is verricht, is verboden.
  § 4. De bepalingen van de voorafgaande paragrafen zijn niet van toepassing indien bewijzen kunnen worden voorgelegd dat de ingreep is verricht voor het van kracht worden van het in artikel 17bis bedoelde verbod.
Art. 16. § 1. L'abattage ne peut se pratiquer qu'après étourdissement de l'animal ou, en cas de force majeure, suivant la méthode la moins douloureuse.
  (Les dispositions du chapitre VI de la présente loi, à l'exception de l'article 16, § 2, alinéa 2, ne s'appliquent toutefois pas aux abattages prescrits par un rite religieux.) <L 1995-05-04/40, art. 13, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  § 2. Le Roi peut déterminer les méthodes d'étourdissement et d'abattage en fonction des circonstances de l'abattage et de l'espèce animale.
  (Le Roi peut déterminer que certains abattages prescrits par un rite religieux doivent être effectués dans des abattoirs agréés ou dans des établissements agréés (par le Ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions, après avis de l'Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire), par des sacrificateurs habilités à ce faire par les représentants du culte.) <L 1995-05-04/40, art. 13, 004; En vigueur : 01-09-1995> <AR 2001-02-22/33, art. 20, 005; En vigueur : 01-01-2003>
  [1 § 3. Le Roi peut fixer des conditions en ce qui concerne :
   1. la formation du fonctionnaire pour le bien-être animal et du personnel travaillant dans les abattoirs et des personnes participant à la mise à mort des animaux à fourrure, et l'organisation de cette formation;
   2. l'organisation d'examens relatifs à la compétence requise des personnes mentionnées au 1.;
   3. la délivrance, la suspension et le retrait des certificats de compétence provisoires et définitifs aux personnes mentionnées au 1.;
   4. la construction, l'aménagement et l'équipement des abattoirs.]1

  
Art. 19_VLAAMS_GEWEST.    <W 1995-05-04/40, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995> § 1. [1 Het is]1 verboden om deel te nemen aan tentoonstellingen, keuringen of wedstrijden met dieren waarbij een bij artikel 17bis verboden ingreep is verricht.
  § 2. Het is verboden een dier dat een bij artikel 17bis verboden ingreep heeft ondergaan tot een tentoonstelling, keuring of wedstrijd toe te laten.
  [1 § 2bis. Paragraaf 1 en 2 zijn ook van toepassing op dieren die na de inwerkingtreding van het decreet van 23 maart 2018 houdende de wijziging van artikel 3 en artikel 19 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, een ingreep ondergaan hebben als vermeld in artikel 17bis, § 2, 1°.]1
  § 3. Het verhandelen van dieren waarbij een bij artikel 17bis verboden ingreep is verricht, is verboden.
  § 4. De bepalingen van de voorafgaande paragrafen zijn niet van toepassing indien bewijzen kunnen worden voorgelegd dat de ingreep is verricht voor het van kracht worden van het in artikel 17bis bedoelde verbod.
  
Art. 16 _REGION_FLAMANDE.
  [1 § 1er. Le Gouvernement flamand détermine les conditions pour :
   1° les méthodes pour l'étourdissement et la mise à mort d'animaux selon les circonstances et l'espèce animale ;
   2° la construction, l'aménagement et l'équipement des abattoirs ;
   3° la garantie d'une indépendance d'action du responsable du bien-être des animaux ;
   4° la capacité du responsable du bien-être des animaux, du personnel dans les abattoirs et des personnes associées à la mise à mort des animaux, y compris le contenu et l'organisation des formations et des examens, et la délivrance, le retrait et la suspension des certificats délivrés dans ce cadre.
   § 2. Le Gouvernement flamand peut agréer des établissements pour l'abattage groupé d'animaux destinés à la consommation domestique privée et déterminer les conditions pour l'abattage en dehors d'un abattoir d'animaux destinés à la consommation domestique privée.]1

  
HOOFDSTUK VIII. - Dierproeven.
Art. 16_REGION_WALLONNE.
Art. 20. § 1. Elke dierproef die niet beantwoordt aan (de voorwaarden gesteld in dit hoofdstuk) is verboden. <W 1995-05-04/40, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  [1 Proefdieren die in een andere lidstaat rechtmatig zijn gefokt of gehouden, kunnen worden aangeleverd of gebruikt en de producten die zijn ontwikkeld door gebruikmaking van deze dieren kunnen in de handel worden gebracht.]1
  § 2. De koninklijke besluiten die volledig of ten dele betrekking hebben op proefdieren, worden in Ministerraad overlegd.
  § 3. [1 De Koning kan de dierproeven die Hij bepaalt toelaten of verbieden. Hij kan ook de doeleinden omschrijven waarvoor dierproeven uitsluitend mogen worden gebruikt alsook de methoden voor het doden van de dieren.]1
  [1 § 4. De Koning kan bepaalde dierproeven verbieden om dubbel gebruik te vermijden tenzij verder onderzoek vereist is ter bescherming van de volksgezondheid, de veiligheid en het milieu.]1
  
Art. 16bis _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
  [1 La mise à mort et l'abattage d'ovins, caprins, porcins et gibiers d'élevage pour la consommation privée des ménages par le propriétaire ou par une personne sous la responsabilité et la surveillance du propriétaire en dehors d'un abattoir ou d'un établissement sur la base de l'article 16, § 2, alinéa 2, sont interdits.]1
  
Art. 20_VLAAMS_GEWEST.    § 1. Elke dierproef die niet beantwoordt aan (de voorwaarden gesteld in dit hoofdstuk) is verboden. <W 1995-05-04/40, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  [1 Proefdieren die in een andere lidstaat rechtmatig zijn gefokt of gehouden, kunnen worden aangeleverd of gebruikt en de producten die zijn ontwikkeld door gebruikmaking van deze dieren kunnen in de handel worden gebracht.]1
  § 2. [2 ...]2
  § 3. [1 De [2 Vlaamse Regering]2 kan de dierproeven die [2 ze bepaalt]2 toelaten of verbieden. [2 De Vlaamse Regering kan]2 ook de doeleinden omschrijven waarvoor dierproeven uitsluitend mogen worden gebruikt alsook de methoden voor het doden van de dieren.]1
  [1 § 4. De [2 Vlaamse Regering]2 kan bepaalde dierproeven verbieden om dubbel gebruik te vermijden tenzij verder onderzoek vereist is ter bescherming van de volksgezondheid, de veiligheid en het milieu.]1
Art. 16ter _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
  [1 Un abattage sur le lieu d'élevage est néanmoins possible lorsqu'il est recouru à un dispositif mobile répondant aux exigences de respect des normes sanitaires et de bien-être animal.]1
  
Art. 21.[1 § 1. Elke gebruiker is onderworpen aan een voorafgaandelijke erkenning door de voor het Dierenwelzijn bevoegde minister. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden van deze erkenning, alsook de procedure voor het verlenen, het schorsen en het intrekken van de erkenning.
CHAPITRE VII. - Interventions sur les animaux.
Art. 21_VLAAMS_GEWEST.    [1 § 1. Elke gebruiker is onderworpen aan een voorafgaandelijke erkenning door de [2 Vlaamse Regering]2. [2 De Vlaamse Regering bepaalt]2 de voorwaarden van deze erkenning, alsook de procedure voor het verlenen, het schorsen en het intrekken van de erkenning.
   [2 De Vlaamse Regering]2 kan daarenboven bijkomende voorwaarden voorschrijven met betrekking tot de bestemming van dieren eenmaal de dierproeven waarin deze dieren gebruikt werden, zijn beëindigd.
   § 2. Ethische commissies worden opgericht bij de gebruikers. De [2 Vlaamse Regering]2 bepaalt de samenstelling, de werking en de opdrachten van deze ethische commissies.
   Ethische commissies worden goedgekeurd en gecontroleerd door de [2 Dienst]2. De [2 Vlaamse Regering]2 bepaalt de regels met betrekking tot de goedkeuring en de controle van de ethische commissies.
   § 3. De [2 Vlaamse Regering]2 wijst een bevoegde instantie aan die belast wordt met het vergunnen van projecten.
   Geen enkel project mag worden uitgevoerd zonder dat er vooraf een vergunning is voor verleend.
   Een project mag alleen worden uitgevoerd indien de projectevaluatie gunstig is.
   In dit verband legt de [2 Vlaamse Regering]2 voorwaarden en evaluatiecriteria vast waaraan een project moet voldoen alsook de procedures voor het verlenen, het wijzigen, het vernieuwen, het schorsen en het intrekken van de vergunning voor een project. De [2 Vlaamse Regering]2 bepaalt dat deze voorwaarden verplichtingen kunnen inhouden ten aanzien van de verantwoordelijken voor de projecten.
   De [2 Vlaamse Regering]2 legt ook de voorwaarden vast van de beoordeling na afloop van een project en die van de niet-technische samenvatting van een project.
   § 4. De [2 Vlaamse Regering]2 richt een instantie op, die "Dierenwelzijnscel" wordt genoemd en die belast wordt met het dierenwelzijn bij fokkers, leveranciers en gebruikers. Hij bepaalt de samenstelling, de werking en opdrachten ervan.]1
Art. 17. Les dispositions du présent chapitre ne sont pas d'application pour les expériences sur animaux visées au chapitre VIII.
Art. 22. [1 Fokkers en leveranciers zijn onderworpen aan een voorafgaandelijke erkenning door de minister bevoegd voor het dierenwelzijn. Artikel 23 is ook op die inrichtingen van toepassing.
   De minister kan de erkenning schorsen of intrekken.]1

  
Art. 17bis. § 1er. Il est interdit d'effectuer sur un vertébré une ou plusieurs interventions entraînant l'amputation ou la lésion d'une ou plusieurs parties sensibles de son corps.
  § 2. Le § 1er ne s'applique pas aux :
  1° interventions nécessaires d'un point de vue vétérinaire;
  2° interventions obligatoires en vertu de la législation relative à la lutte contre les maladies des animaux;
  3° interventions pour l'exploitation utilitaire de l'animal ou pour limiter la reproduction de l'espèce. Le Roi établit, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, la liste de ces interventions et fixe les cas dans lesquels et les méthodes selon lesquelles ces interventions peuvent être pratiquées.
Art. 22_VLAAMS_GEWEST.    [1 Fokkers en leveranciers zijn onderworpen aan een voorafgaandelijke erkenning door [2 de Vlaamse Regering]2. Artikel 23 is ook op die inrichtingen van toepassing.
   [2 De Vlaamse Regering]2 kan de erkenning schorsen of intrekken.]1
[2 De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden van die erkenning en de procedure voor het verlenen, het schorsen en het intrekken van die erkenning.]2
Art. 17bis _REGION_FLAMANDE.
   § 1er. Il est interdit d'effectuer sur un vertébré une ou plusieurs interventions entraînant l'amputation ou la lésion d'une ou plusieurs parties sensibles de son corps.
  § 2. Le § 1er ne s'applique pas aux :
  1° interventions nécessaires d'un point de vue vétérinaire;
  2° interventions obligatoires en vertu de la législation relative à la lutte contre les maladies des animaux;
  3° interventions pour l'exploitation utilitaire de l'animal ou pour limiter la reproduction de l'espèce. [1 Le Gouvernement flamand établit]1, la liste de ces interventions et fixe les cas dans lesquels et les méthodes selon lesquelles ces interventions peuvent être pratiquées.
  
Art. 23. § 1. (De Koning kan regelen vaststellen betreffende de herkomst van de proefdieren en bijzondere voorwaarden bepalen met betrekking tot het houden van proefdieren van verschillende categorieën. Hij kan bovendien regelen voorschrijven om de herkomst van de dieren vast te stellen en te controleren. Honden en katten moeten echter in een register worden ingeschreven, met de vermelding van hun herkomst.) <W 1995-05-04/40, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 2. [1 De gebruikers die bij het uitvoeren van dierproeven gebruik maken van paarden, honden, katten, varkens, herkauwers of primaten moeten een dierenarts aanwijzen, deskundig op het domein van de proefdiergeneeskunde, die belast wordt met de bescherming van de gezondheid en het welzijn van die dieren.]1
  
Art. 18. § 1. Aucune intervention douloureuse sur un vertébré ne peut être effectuée sans anesthésie.
  (L'anesthésie d'un animal à sang chaud doit être effectuée par un médecin vétérinaire, sauf dans les cas où le responsable ou l'auxiliaire vétérinaire y est autorisé conformément aux articles 5, 2°, 6 ou 7 de la loi sur l'exercice de la médecine vétérinaire.) <L 1991-08-28/37, art. 31, 002; En vigueur : 25-10-1991>
  § 2. L'anesthésie n'est pas requise:
  1. lorsqu'on procède sans anesthésie à des opérations semblables sur des êtres humains;
  2. lorsque dans un cas particulier, de l'avis du médecin vétérinaire, elle n'est pas réalisable.
  § 3. En dérogation aux dispositions du § 1er, le Roi peut déterminer les interventions pour lesquelles, sous certaines conditions, l'anesthésie n'est pas requise, ainsi que les méthodes à utiliser.
Art. 23_VLAAMS_GEWEST.    § 1. (De [2 Vlaamse Regering]2 kan regelen vaststellen betreffende de herkomst van de proefdieren en bijzondere voorwaarden bepalen met betrekking tot het houden van proefdieren van verschillende categorieën. [2 De Vlaamse Regering]2 kan bovendien regelen voorschrijven om de herkomst van de dieren vast te stellen en te controleren. Honden en katten moeten echter in een register worden ingeschreven, met de vermelding van hun herkomst.) <W 1995-05-04/40, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 2. [1 De gebruikers die bij het uitvoeren van dierproeven gebruik maken van paarden, honden, katten, varkens, herkauwers of primaten moeten een dierenarts aanwijzen, deskundig op het domein van de proefdiergeneeskunde, die belast wordt met de bescherming van de gezondheid en het welzijn van die dieren.]1
Art. 18 _REGION_FLAMANDE.
   § 1. Aucune intervention douloureuse sur un vertébré ne peut être effectuée sans anesthésie.
  (L'anesthésie d'un animal à sang chaud doit être effectuée par un médecin vétérinaire, sauf dans les cas où le responsable ou l'auxiliaire vétérinaire y est autorisé conformément aux articles 5, 2°, 6 ou 7 de la loi sur l'exercice de la médecine vétérinaire.) <L 1991-08-28/37, art. 31, 002; En vigueur : 25-10-1991>
  § 2. L'anesthésie n'est pas requise:
  1. lorsqu'on procède sans anesthésie à des opérations semblables sur des êtres humains;
  2. lorsque dans un cas particulier, de l'avis du médecin vétérinaire, elle n'est pas réalisable.
  § 3. En dérogation aux dispositions du § 1er, le [1 Gouvernement flamand]1 peut déterminer les interventions pour lesquelles, sous certaines conditions, l'anesthésie n'est pas requise, ainsi que les méthodes à utiliser.
  
Art. 24. [1 § 1. Dierproeven worden beperkt tot het strikt noodzakelijke.
   § 2. Er mag geen dierproef worden uitgevoerd indien het nagestreefde resultaat kan worden verkregen met behulp van een andere methode of beproevingsstrategie waarbij geen levende dieren worden gebruikt en die in de wetgeving van de Europese Unie is erkend.
   § 3. In geval van verschillende mogelijkheden worden de proeven geselecteerd die aan het grootste aantal van de volgende eisen voldoen :
   1° er wordt een zo gering mogelijk aantal dieren gebruikt;
   2° de betrokken dieren zijn dieren die het minst gevoelig zijn voor pijn, lijden, angst of blijvende schade;
   3° de betrokken proeven berokkenen het minste pijn, lijden, angst of blijvende schade;
   4° de betrokken proeven leveren naar verwachting de meest bevredigende resultaten op.
   § 4. Dierproeven worden als toepasselijk steeds onder algemene of plaatselijke verdoving uitgevoerd en er worden pijnstillers of andere gepaste methoden gebruikt om de pijn, het lijden en de angst tot een minimum beperken.
   Procedures die zware letsels toebrengen die hevige pijn kunnen veroorzaken, worden niet zonder verdoving uitgevoerd.
   Verdoving dient niet te worden toegepast indien geoordeeld wordt dat dit voor het dier meer traumatiserend is dan de procedure zelf of indien de verdoving onverenigbaar is met het doel van de dierproef.
   Er mogen aan dieren geen stoffen worden toegediend waardoor zij niet meer, of slechts in verminderde mate, in staat zijn pijn te tonen bij te lichte verdoving of te geringe pijnstilling. In die gevallen waar de toediening van een dergelijke stof wel noodzakelijk is, wordt voorzien in een wetenschappelijke motivering, vergezeld van nadere gegevens over het verdovings- of pijnstillingsprotocol.
   De dieren die pijn kunnen lijden als de verdoving eenmaal is uitgewerkt, worden preventief en postoperatief behandeld met pijnstillers of andere geschikte pijnbestrijdingsmethoden, voor zover dit verenigbaar is met het doel van de dierproef.
   Zodra het doel van de dierproef is bereikt, worden gepaste maatregelen genomen om het lijden van het dier tot een minimum te beperken.
   § 5. De dood als eindpunt van een dierproef wordt zoveel mogelijk vermeden en vervangen door in een vroege fase aangepaste eindpunten.
   Wanneer de dood als eindpunt onvermijdelijk is, wordt de dierproef zo opgezet dat zo weinig mogelijk dieren sterven en de duur en intensiteit van het lijden voor het dier zo gering mogelijk worden gehouden, en de dood, voor zover mogelijk, pijnloos is.]1

  
Art. 19. <L 1995-05-04/40, art. 15, 004; En vigueur : 01-09-1995> § 1er. A partir du 1er janvier 2000, il est interdit de participer à des expositions, expertises ou concours avec des animaux ayant subi une intervention interdite à l'article 17bis.
  § 2. Il est interdit d'admettre à une exposition, à une expertise ou à un concours un animal ayant subi une intervention interdite à l'article 17bis.
  § 3. Il est interdit de commercialiser des animaux ayant subi une intervention interdite à l'article 17bis.
  § 4. Les dispositions des paragraphes précédents ne sont pas d'application s'il peut être prouvé que l'intervention a été effectuée avant l'entrée en vigueur de l'interdiction visée à l'article 17bis.
Art. 24_VLAAMS_GEWEST.    [1 § 1. Dierproeven worden beperkt tot het strikt noodzakelijke.
   § 2. Er mag geen dierproef worden uitgevoerd indien het nagestreefde resultaat kan worden verkregen met behulp van een andere methode of beproevingsstrategie waarbij geen levende dieren worden gebruikt en die in de wetgeving van de Europese Unie is erkend.
   § 3. In geval van verschillende mogelijkheden worden de proeven geselecteerd die aan het grootste aantal van de volgende eisen voldoen :
   1° er wordt een zo gering mogelijk aantal dieren gebruikt;
   2° de betrokken dieren zijn dieren die het minst gevoelig zijn voor pijn, lijden, angst of blijvende schade;
   3° de betrokken proeven berokkenen het minste pijn, lijden, angst of blijvende schade;
   4° de betrokken proeven leveren naar verwachting de meest bevredigende resultaten op.
   § 4. Dierproeven worden als toepasselijk steeds onder algemene of plaatselijke verdoving uitgevoerd en er worden pijnstillers of andere gepaste methoden gebruikt om de pijn, het lijden en de angst tot een minimum beperken.
   Procedures die zware letsels toebrengen die hevige pijn kunnen veroorzaken, worden niet zonder verdoving uitgevoerd.
   Verdoving dient niet te worden toegepast indien geoordeeld wordt dat dit voor het dier meer traumatiserend is dan de procedure zelf of indien de verdoving onverenigbaar is met het doel van de dierproef.
   Er mogen aan dieren geen stoffen worden toegediend waardoor zij niet meer, of slechts in verminderde mate, in staat zijn pijn te tonen bij te lichte verdoving of te geringe pijnstilling. In die gevallen waar de toediening van een dergelijke stof wel noodzakelijk is, wordt voorzien in een wetenschappelijke motivering, vergezeld van nadere gegevens over het verdovings- of pijnstillingsprotocol.
   De dieren die pijn kunnen lijden als de verdoving eenmaal is uitgewerkt, worden preventief en postoperatief behandeld met pijnstillers of andere geschikte pijnbestrijdingsmethoden, voor zover dit verenigbaar is met het doel van de dierproef.
   Zodra het doel van de dierproef is bereikt, worden gepaste maatregelen genomen om het lijden van het dier tot een minimum te beperken.
   § 5. De dood als eindpunt van een dierproef wordt zoveel mogelijk vermeden en vervangen door in een vroege fase [2 vaststelbare, humane]2 eindpunten.
   Wanneer de dood als eindpunt onvermijdelijk is, wordt de dierproef zo opgezet dat zo weinig mogelijk dieren sterven en de duur en intensiteit van het lijden voor het dier zo gering mogelijk worden gehouden, en de dood, voor zover mogelijk, pijnloos is.]1
Art. 19 _REGION_FLAMANDE.
   <L 1995-05-04/40, art. 15, 004; En vigueur : 01-09-1995> § 1er. [1 Il est]1 interdit de participer à des expositions, expertises ou concours avec des animaux ayant subi une intervention interdite à l'article 17bis.
  § 2. Il est interdit d'admettre à une exposition, à une expertise ou à un concours un animal ayant subi une intervention interdite à l'article 17bis.
  [1 § 2bis. Les paragraphes 1er et 2 s'appliquent également aux animaux ayant subi une intervention, telle que visée à l'article 17bis, § 2, 1°, après l'entrée en vigueur du décret du 23 mars 2018 modifiant les articles 3 et 19 de la loi du 14 août 1986 relative à la protection et au bien-être des animaux.]1
  § 3. Il est interdit de commercialiser des animaux ayant subi une intervention interdite à l'article 17bis.
  § 4. Les dispositions des paragraphes précédents ne sont pas d'application s'il peut être prouvé que l'intervention a été effectuée avant l'entrée en vigueur de l'interdiction visée à l'article 17bis.
  
Art. 24_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
CHAPITRE VIII. - Expériences sur animaux.
Art. 25. [1 De gebruiker, de fokker of de leverancier wijst een persoon aan die verantwoordelijk is voor de naleving van de voorwaarden van de erkenning en voor het verstrekken van de door de Koning vastgestelde en door de minister bevoegd voor het dierenwelzijn vereiste administratieve of statistische inlichtingen.]1
  
Art. 20. § 1. Toute expérience sur animaux qui ne répond pas (aux conditions fixées dans ce chapitre) est interdite. <L 1995-05-04/40, art. 16, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  [1 Les animaux d'expérience élevés ou détenus légitimement dans un autre Etat membre peuvent être fournis ou utilisés et les produits développés par le biais de l'utilisation de ces animaux peuvent être mis sur le marché.]1
  § 2. Les arrêtés royaux se rapportant en tout ou en partie aux animaux d'expérience sont délibéré en Conseil des Ministres.
  § 3. [1 Le Roi peut autoriser ou interdire les expériences sur animaux qu'Il détermine. Il peut aussi décrire les objectifs pour lesquels les expériences sur animaux peuvent uniquement être utilisées, de même que les méthodes de mise à mort des animaux.]1
  [1 § 4. Le Roi peut interdire certaines expériences sur animaux pour éviter un double emploi sauf s'il faut procéder à des essais supplémentaires afin de protéger la santé publique, la sécurité et l'environnement.]1
  
Art. 25_VLAAMS_GEWEST.    [1 De gebruiker, de fokker of de leverancier wijst een persoon aan die verantwoordelijk is voor de naleving van de voorwaarden van de erkenning en voor het verstrekken van de door de [2 Vlaamse Regering]2 vastgestelde [2 ...]2 administratieve of statistische inlichtingen.]1
Art. 20 _REGION_FLAMANDE.
   § 1. Toute expérience sur animaux qui ne répond pas (aux conditions fixées dans ce chapitre) est interdite. <L 1995-05-04/40, art. 16, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  [1 Les animaux d'expérience élevés ou détenus légitimement dans un autre Etat membre peuvent être fournis ou utilisés et les produits développés par le biais de l'utilisation de ces animaux peuvent être mis sur le marché.]1
  § 2. [2 ...]2
  § 3. [1 Le [2 Gouvernement flamand]2 peut autoriser ou interdire les expériences sur animaux qu'il détermine. [2 Le Gouvernement flamand peut]2 aussi décrire les objectifs pour lesquels les expériences sur animaux peuvent uniquement être utilisées, de même que les méthodes de mise à mort des animaux.]1
  [1 § 4. Le [2 Gouvernement flamand]2 peut interdire certaines expériences sur animaux pour éviter un double emploi sauf s'il faut procéder à des essais supplémentaires afin de protéger la santé publique, la sécurité et l'environnement.]1
Art. 26. § 1. De proefleider is verantwoordelijk voor de dierproeven die hij uitvoert. (Hij moet beschikken over een universitair diploma waarbij een fundamentele kennis van de medische of biologische wetenschappen wordt gewaarborgd.) <W 2004-07-09/30, art. 221, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  Hij moet in elk geval de kennis en bekwaamheid bezitten die nodig zijn voor het uitvoeren van de dierproeven.
  (De Koning kan bijkomende regelen vaststellen met betrekking tot de vorming en de opleiding van de proefleider.) <W 1995-05-04/40, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 2. De proefleider is verantwoordelijk voor het treffen van de maatregelen in verband met de nazorg der dieren.
  Wanneer hij gebruik maakt van paarden, honden, katten, varkens, herkauwers of primaten, doet hij hiertoe beroep op een dierenarts.
Art. 21. [1 § 1er. Chaque utilisateur est soumis à l'octroi d'un agrément préalable par le ministre qui a le Bien-être des Animaux dans ses attributions. Le Roi détermine, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, les conditions de cet agrément ainsi que la procédure d'octroi, de suspension et de retrait de l'agrément.
   Il peut en outre prescrire des conditions complémentaires relatives à la destination des animaux une fois terminées les expériences sur animaux dans lesquelles les animaux ont été utilisés.
   § 2. Des commissions d'éthique sont créées chez les utilisateurs. Le Roi détermine la composition, le fonctionnement et les missions de ces commissions d'éthique.
   Les commissions d'éthique sont approuvées et contrôlées par le service chargé du bien-être animal. Le Roi fixe les règles pour l'approbation et le contrôle des commissions d'éthique.
   § 3. Le Roi nomme une autorité compétente qui est chargée d'autoriser les projets.
   Aucun projet ne peut être mené sans qu'une autorisation ne lui soit attribuée au préalable.
   Un projet ne peut être exécuté que si l'évaluation du projet est favorable.
   Dans ce cadre le Roi fixe les conditions et critères d'évaluation auxquels un projet doit répondre ainsi que les procédures d'octroi, de modification, de renouvellement, de suspension et de retrait de l'autorisation d'un projet. Le Roi détermine que ces conditions peuvent impliquer des obligations de la part des responsables des projets.
   Le Roi fixe aussi les conditions de l'appréciation rétrospective d'un projet et celles du résumé non technique d'un projet.
   § 4. Le Roi crée une instance, dénommée "Cellule pour le bien-être des animaux", chargée du bien-être des animaux chez les éleveurs, les fournisseurs et les utilisateurs. Il en détermine la composition, le fonctionnement et les missions.]1

  
Art. 26_VLAAMS_GEWEST.    § 1. De proefleider is verantwoordelijk voor de dierproeven die hij uitvoert. (Hij moet beschikken over een universitair diploma waarbij een fundamentele kennis van de medische of biologische wetenschappen wordt gewaarborgd.) <W 2004-07-09/30, art. 221, 007; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  Hij moet in elk geval de kennis en bekwaamheid bezitten die nodig zijn voor het uitvoeren van de dierproeven.
  (De [1 Vlaamse Regering]1 kan bijkomende regelen vaststellen met betrekking tot de vorming en de opleiding van de proefleider.) <W 1995-05-04/40, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
  § 2. De proefleider is verantwoordelijk voor het treffen van de maatregelen in verband met de nazorg der dieren.
  Wanneer hij gebruik maakt van paarden, honden, katten, varkens, herkauwers of primaten, doet hij hiertoe beroep op een dierenarts.
  
Art. 21 _REGION_FLAMANDE.
   [1 § 1er. Chaque utilisateur est soumis à l'octroi d'un agrément préalable [2 par le Gouvernement flamand]2. [2 Le Gouvernement flamand détermine]2 les conditions de cet agrément ainsi que la procédure d'octroi, de suspension et de retrait de l'agrément.
   [2 Le Gouvernement flamand]2 peut en outre prescrire des conditions complémentaires relatives à la destination des animaux une fois terminées les expériences sur animaux dans lesquelles les animaux ont été utilisés.
   § 2. Des commissions d'éthique sont créées chez les utilisateurs. Le [2 Gouvernement flamand]2 détermine la composition, le fonctionnement et les missions de ces commissions d'éthique.
   Les commissions d'éthique sont approuvées et contrôlées [2 par le Service]2. Le [2 Gouvernement flamand]2 fixe les règles pour l'approbation et le contrôle des commissions d'éthique.
   § 3. Le [2 Gouvernement flamand]2 nomme une autorité compétente qui est chargée d'autoriser les projets.
   Aucun projet ne peut être mené sans qu'une autorisation ne lui soit attribuée au préalable.
   Un projet ne peut être exécuté que si l'évaluation du projet est favorable.
   Dans ce cadre le [2 Gouvernement flamand]2 fixe les conditions et critères d'évaluation auxquels un projet doit répondre ainsi que les procédures d'octroi, de modification, de renouvellement, de suspension et de retrait de l'autorisation d'un projet. Le [2 Gouvernement flamand]2 détermine que ces conditions peuvent impliquer des obligations de la part des responsables des projets.
   Le [2 Gouvernement flamand]2 fixe aussi les conditions de l'appréciation rétrospective d'un projet et celles du résumé non technique d'un projet.
   § 4. Le [2 Gouvernement flamand]2 crée une instance, dénommée "Cellule pour le bien-être des animaux", chargée du bien-être des animaux chez les éleveurs, les fournisseurs et les utilisateurs. Il en détermine la composition, le fonctionnement et les missions.]1
Art. 27. [1 De Koning bepaalt de aard en de vorm van de documenten die de gebruiker, de fokker, de leverancier of de proefleider bijhoudt, evenals de wijze waarop ze opgemaakt worden.]1
  
Art. 22. [1 Les éleveurs et les fournisseurs sont soumis à l'octroi d'un agrément préalable par le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions. L'article 23 est aussi d'application pour ces exploitations.
   Le ministre peut suspendre ou retirer l'agrément.]1

  
Art. 27_VLAAMS_GEWEST.    [1 De [2 Vlaamse Regering]2 bepaalt de aard en de vorm van de documenten die de gebruiker, de fokker, de leverancier of de proefleider bijhoudt, evenals de wijze waarop ze opgemaakt worden.]1
Art. 22 _REGION_FLAMANDE.
   [1 Les éleveurs et les fournisseurs sont soumis à l'octroi d'un agrément préalable par [2 le Gouvernement flamand]2. L'article 23 est aussi d'application pour ces exploitations.
   [2 Le Gouvernement flamand]2 peut suspendre ou retirer l'agrément.]1
[2 Le Gouvernement flamand arrête les conditions de cet agrément et la procédure d'octroi, de suspension et de retrait de cet agrément.]2
Art. 28. De Koning richt een comité van deskundigen op dat tot taak heeft de deontologische problemen in verband met dierproeven te bestuderen. Hij bepaalt de samenstelling en de werking ervan. De middens van het wetenschappelijk en medisch onderzoek moeten erin vertegenwoordigd zijn. De leden van het comité zijn door het beroepsgeheim gebonden.
Art. 23. § 1. (Le Roi peut fixer des règles concernant l'origine des animaux d'expérience et fixer des conditions spéciales relatives à la détention d'animaux d'expérience de diverses catégories. Il peut en outre prescrire des règles visant à déterminer et à contrôler l'origine des animaux. Les chiens et les chats doivent toutefois être inscrits dans un registre avec mention de leur provenance.) <L 1995-05-04/40, art. 18, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  § 2. [1 Les utilisateurs qui pratiquent des expériences sur des chevaux, des chiens, des chats, des porcs, des ruminants ou des primates, doivent désigner un vétérinaire compétent en médecine des animaux de laboratoire qui est chargé de la protection de la santé et du bien-être de ces animaux.]1
  
Art. 28_VLAAMS_GEWEST.   [1 De Vlaamse Regering richt een Proefdierencommissie op die tot taak heeft advies te verlenen over de aanschaf, de fok, de huisvesting, de verzorging en het gebruik van proefdieren en te zorgen voor de verspreiding van de beste praktijken. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling en de werking ervan. De Proefdierencommissie is onder meer samengesteld uit vertegenwoordigers van de wetenschappelijke en medische wereld. De leden van de Proefdierencommissie zijn verplicht tot geheimhouding.]1
  
Art. 23 _REGION_FLAMANDE.
   § 1. (Le [2 Gouvernement flamand]2 peut fixer des règles concernant l'origine des animaux d'expérience et fixer des conditions spéciales relatives à la détention d'animaux d'expérience de diverses catégories. [2 Le Gouvernement flamand]2 peut en outre prescrire des règles visant à déterminer et à contrôler l'origine des animaux. Les chiens et les chats doivent toutefois être inscrits dans un registre avec mention de leur provenance.) <L 1995-05-04/40, art. 18, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  § 2. [1 Les utilisateurs qui pratiquent des expériences sur des chevaux, des chiens, des chats, des porcs, des ruminants ou des primates, doivent désigner un vétérinaire compétent en médecine des animaux de laboratoire qui est chargé de la protection de la santé et du bien-être de ces animaux.]1
Art. 29. [1 De Koning kan regels vaststellen in verband met de opleiding en kwalificatie van het personeel van gebruikers, fokkers en leveranciers.]1
  
Art. 24. [1 § 1er. Les expériences sur animaux sont limitées au strict nécessaire.
   § 2. Aucune expérience sur animaux ne peut être effectuée si le résultat recherché peut être atteint par une autre méthode ou stratégie d'expérimentation qui n'implique pas l'utilisation d'animaux vivants et qui est reconnue dans la législation de l'Union européenne.
   § 3. En cas de différentes possibilités, le choix entre les expériences est guidé par le souci de sélectionner celles qui satisfont le mieux aux exigences suivantes :
   1° utiliser le moins d'animaux possible;
   2° utiliser les animaux les moins susceptibles de ressentir de la douleur, de la souffrance, de l'angoisse ou de subir des dommages durables;
   3° causer le moins possible de douleur, de souffrance, d'angoisse ou de dommages durables;
   4° être le plus susceptible de fournir des résultats satisfaisants.
   § 4. Les expériences sur animaux sont toujours, sauf si cela n'est pas approprié, menées sous anesthésie générale ou locale et en recourant à des analgésiques ou à une autre méthode appropriée, afin que la douleur, la souffrance et l'angoisse soient limitées au minimum.
   Les procédures entraînant des lésions graves susceptibles de causer une douleur intense ne sont pas menées sans anesthésie.
   Il est possible de ne pas recourir à l'anesthésie si celle-ci est jugée plus traumatisante pour l'animal que la procédure elle-même ou si l'anesthésie est incompatible avec la finalité de l'expérience sur animaux.
   Aucune substance qui empêche ou limite la capacité des animaux d'exprimer la douleur ne peut être administrée aux animaux sans un niveau adéquat d'anesthésie ou d'analgésie. Dans les cas où l'administration d'une telle substance est malgré tout nécessaire, des éléments scientifiques sont fournis, accompagnés de précisions sur le protocole anesthésique ou analgésique.
   Les animaux susceptibles d'éprouver de la douleur lorsque l'anesthésie a cessé de produire son effet reçoivent un traitement analgésique préventif et postopératoire ou sont traités au moyen d'autres méthodes appropriées pour soulager la douleur, pour autant que cela soit compatible avec la finalité de l'expérience sur animaux.
   Dès que l'objectif de l'expérience sur animaux a été atteint, des mesures appropriées sont prises afin de limiter au minimum la souffrance de l'animal.
   § 5. Dans la mesure du possible, la mort en tant que point limite d'une expérience sur animaux est évitée et remplacée par des points limites précoces adaptés.
   Lorsque la mort ne peut être évitée en tant que point limite, l'expérience sur animaux est conçue de façon à entraîner la mort du plus petit nombre d'animaux possible et à réduire le plus possible la durée et l'intensité de la souffrance de l'animal et, autant que possible, à lui assurer une mort sans douleur.]1

  
Art. 29_VLAAMS_GEWEST.    [1 De [2 Vlaamse Regering]2 kan regels vaststellen in verband met de opleiding en kwalificatie van het personeel van gebruikers, fokkers en leveranciers.]1
Art. 24 _REGION_FLAMANDE.
   [1 § 1er. Les expériences sur animaux sont limitées au strict nécessaire.
   § 2. Aucune expérience sur animaux ne peut être effectuée si le résultat recherché peut être atteint par une autre méthode ou stratégie d'expérimentation qui n'implique pas l'utilisation d'animaux vivants et qui est reconnue dans la législation de l'Union européenne.
   § 3. En cas de différentes possibilités, le choix entre les expériences est guidé par le souci de sélectionner celles qui satisfont le mieux aux exigences suivantes :
   1° utiliser le moins d'animaux possible;
   2° utiliser les animaux les moins susceptibles de ressentir de la douleur, de la souffrance, de l'angoisse ou de subir des dommages durables;
   3° causer le moins possible de douleur, de souffrance, d'angoisse ou de dommages durables;
   4° être le plus susceptible de fournir des résultats satisfaisants.
   § 4. Les expériences sur animaux sont toujours, sauf si cela n'est pas approprié, menées sous anesthésie générale ou locale et en recourant à des analgésiques ou à une autre méthode appropriée, afin que la douleur, la souffrance et l'angoisse soient limitées au minimum.
   Les procédures entraînant des lésions graves susceptibles de causer une douleur intense ne sont pas menées sans anesthésie.
   Il est possible de ne pas recourir à l'anesthésie si celle-ci est jugée plus traumatisante pour l'animal que la procédure elle-même ou si l'anesthésie est incompatible avec la finalité de l'expérience sur animaux.
   Aucune substance qui empêche ou limite la capacité des animaux d'exprimer la douleur ne peut être administrée aux animaux sans un niveau adéquat d'anesthésie ou d'analgésie. Dans les cas où l'administration d'une telle substance est malgré tout nécessaire, des éléments scientifiques sont fournis, accompagnés de précisions sur le protocole anesthésique ou analgésique.
   Les animaux susceptibles d'éprouver de la douleur lorsque l'anesthésie a cessé de produire son effet reçoivent un traitement analgésique préventif et postopératoire ou sont traités au moyen d'autres méthodes appropriées pour soulager la douleur, pour autant que cela soit compatible avec la finalité de l'expérience sur animaux.
   Dès que l'objectif de l'expérience sur animaux a été atteint, des mesures appropriées sont prises afin de limiter au minimum la souffrance de l'animal.
   § 5. Dans la mesure du possible, la mort en tant que point limite d'une expérience sur animaux est évitée et remplacée par des points limites précoces [2 identifiables, humains]2.
   Lorsque la mort ne peut être évitée en tant que point limite, l'expérience sur animaux est conçue de façon à entraîner la mort du plus petit nombre d'animaux possible et à réduire le plus possible la durée et l'intensité de la souffrance de l'animal et, autant que possible, à lui assurer une mort sans douleur.]1
Art. 30. § 1er. [1 Dierproeven van didactische aard zijn slechts toegestaan in het hoger onderwijs en voor zover ze onmisbaar zijn voor de vorming van de studenten en niet door andere evenwaardige didactische methoden kunnen worden vervangen.]1
  § 2. De Koning kan de voorwaarden bepalen voor het ondernemen van dierproeven met het oog op de opleiding van gespecialiseerd personeel in de laboratoria.
  
Art. 24 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
   [1 § 1er. Les expériences sur animaux sont limitées au strict nécessaire.
   § 2. Aucune expérience sur animaux ne peut être effectuée si le résultat recherché peut être atteint par une autre méthode ou stratégie d'expérimentation qui n'implique pas l'utilisation d'animaux vivants et qui est reconnue dans la législation de l'Union européenne.
   § 3. En cas de différentes possibilités, le choix entre les expériences est guidé par le souci de sélectionner celles qui satisfont le mieux aux exigences suivantes :
   1° utiliser le moins d'animaux possible;
   2° utiliser les animaux les moins susceptibles de ressentir de la douleur, de la souffrance, de l'angoisse ou de subir des dommages durables;
   3° causer le moins possible de douleur, de souffrance, d'angoisse ou de dommages durables;
   4° être le plus susceptible de fournir des résultats satisfaisants.
   § 4. Les expériences sur animaux sont toujours, sauf si cela n'est pas approprié, menées sous anesthésie générale ou locale et en recourant à des analgésiques ou à une autre méthode appropriée, afin que la douleur, la souffrance et l'angoisse soient limitées au minimum.
   Les procédures entraînant des lésions graves susceptibles de causer une douleur intense ne sont pas menées sans anesthésie.
   Il est possible de ne pas recourir à l'anesthésie si celle-ci est jugée plus traumatisante pour l'animal que la procédure elle-même ou si l'anesthésie est incompatible avec la finalité de l'expérience sur animaux.
   Aucune substance qui empêche ou limite la capacité des animaux d'exprimer la douleur ne peut être administrée aux animaux sans un niveau adéquat d'anesthésie ou d'analgésie. Dans les cas où l'administration d'une telle substance est malgré tout nécessaire, des éléments scientifiques sont fournis, accompagnés de précisions sur le protocole anesthésique ou analgésique.
   Les animaux susceptibles d'éprouver de la douleur lorsque l'anesthésie a cessé de produire son effet reçoivent un traitement analgésique préventif et postopératoire ou sont traités au moyen d'autres méthodes appropriées pour soulager la douleur, pour autant que cela soit compatible avec la finalité de l'expérience sur animaux.
   Dès que l'objectif de l'expérience sur animaux a été atteint, des mesures appropriées sont prises afin de limiter au minimum la souffrance de l'animal.
   § 5. [2 Dans la mesure du possible, la mort doit être évitée en tant que point limite dans une expérience animale et remplacée par des points limites précoces humains. Lorsque la mort ne peut être évitée en tant que point limite, l'expérience animale est conçue de façon :
   a) à entraîner la mort du plus petit nombre d'animaux possible ; et
   b) à réduire le plus possible la durée et l'intensité de la souffrance de l'animal et, autant que faire se peut, à lui assurer une mort sans douleur.]2
]1
Art. 30_VLAAMS_GEWEST.    § 1er. [1 Dierproeven van didactische aard zijn slechts toegestaan in het hoger onderwijs en voor zover ze onmisbaar zijn voor de vorming van de studenten en niet door andere evenwaardige didactische methoden kunnen worden vervangen.]1
  § 2. De [2 Vlaamse Regering]2 kan de voorwaarden bepalen voor het ondernemen van dierproeven met het oog op de opleiding van gespecialiseerd personeel in de laboratoria.
Art. 25. [1 L'utilisateur, l'éleveur ou le fournisseur désigne une personne responsable du respect des conditions d'agrément et de la transmission des renseignements administratifs ou statistiques fixés par le Roi et requis par le ministre qui a le bien-être des animaux dans ses attributions.]1
  
Art. 30/1. [1 Teneinde te waken over de overeenstemming met de eisen van deze wet, bepaalt de Koning de nadere regels van de regelmatige inspecties bij alle fokkers, leveranciers en gebruikers, inclusief in hun inrichtingen.]1
  
Art. 25 _REGION_FLAMANDE.
   [1 L'utilisateur, l'éleveur ou le fournisseur désigne une personne responsable du respect des conditions d'agrément et de la transmission des renseignements administratifs ou statistiques fixés par le [2 Gouvernement flamand]2 [2 ...]2.]1
Art. 30/1_VLAAMS_GEWEST.    [1 Teneinde te waken over de overeenstemming met de eisen van deze wet, bepaalt de [2 Vlaamse Regering]2 de nadere regels van de regelmatige inspecties bij alle fokkers, leveranciers en gebruikers, inclusief in hun inrichtingen.]1
Art. 26. § 1. Le maître d'expérience est responsable des expériences sur animaux qu'il réalise. (Il doit être titulaire d'un diplôme universitaire garantissant une connaissance fondamentale des sciences médicales ou biologiques.) <L 2004-07-09/30, art. 221, 007; En vigueur : 25-07-2004>
  Il doit dans chaque cas posséder les connaissances et qualifications indispensables à la conduite des expériences sur animaux.
  (Le Roi peut fixer des règles supplémentaires concernant la formation et la qualification du maître d'expérience.) <L 1995-05-04/40, art. 20, 004; En vigueur : 01-09-1995>
  § 2. Le maître d'expérience est responsable de l'application des mesures relatives aux soins post-expérimentaux aux animaux.
  Lorsqu'il utilise des chevaux, des chiens, des chats, des porcs, des ruminants ou des primates, il fait, à cet effet, appel à un médecin vétérinaire.
HOOFDSTUK IX. - De Raad voor dierenwelzijn.
Art. 26_REGION_FLAMANDE.
HOOFDSTUK IX. (Waalse Gewest)
Art. 27.[1 Le Roi définit la nature et la forme des documents que tiennent à jour l'utilisateur, l'éleveur, le fournisseur ou le maître d'expérience, ainsi que la manière de les rédiger.]1
HOOFDSTUK IX. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
Art. 27_REGION_FLAMANDE.
Art. 31. Bij (de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) wordt een Raad voor dierenwelzijn opgericht. De Koning bepaalt de samenstelling van die Raad en zijn werking. Onder meer de afgevaardigden van de nationale of regionale verenigingen voor dierenbescherming, van het wetenschappelijk en medisch onderzoek en van de kwekers maken er deel van uit. <W 2003-12-22/42, art. 227, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
Art. 28. Le Roi désigne un comité d'experts qui a pour mission d'étudier les problèmes déontologiques en rapport avec les expériences sur les animaux. Il détermine sa composition et son fonctionnement. Les milieux de la recherche scientifique et médicale doivent y être représentés. Les membres du comité sont tenus par le secret professionnel.
Art. 31_VLAAMS_GEWEST.   [1 Er wordt een Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn opgericht. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van die Raad en zijn werking. Onder meer de vertegenwoordigers van de verenigingen voor dierenbescherming, van het wetenschappelijk onderzoek, van de dierenartsen en van de kwekers maken er deel van uit.]1
  
Art. 28 _REGION_FLAMANDE.
  [1 Le Gouvernement flamand crée une Commission des Animaux d'expérience qui a pour mission de donner avis sur l'achat, l'élevage, l'hébergement, les soins et l'utilisation d'animaux d'expérience, et d'assurer la distribution des meilleures pratiques. Le Gouvernement flamand détermine la composition et le fonctionnement de cette commission. La Commission des Animaux d'expérience se compose entre autres de représentants du monde scientifique et médical. Les membres de la Commission des Animaux d'expérience sont tenus au secret.]1
  
Art. 31_WAALS_GEWEST.   [1 Er wordt een Waalse Raad voor dierenwelzijn opgericht.
   De Regering bepaalt de samenstelling en de werking van de Raad alsook de aanwijzingsregels van zijn leden. De vertegenwoordigers van de verenigingen voor dierenbescherming, van het wetenschappelijk en medisch onderzoek en van de kwekers maken er onder meer deel van uit.
   De Waalse Overheidsdienst neemt het secretariaat van de Raad waar.]1

  
Art. 29. [1 Le Roi peut fixer des règles concernant la formation et la qualification du personnel des utilisateurs, des éleveurs et des fournisseurs]1
  
Art. 31_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Er wordt een Brusselse Raad voor dierenwelzijn opgericht. De Regering bepaalt de samenstelling, de procedure voor de aanduiding van de leden en de werking van de Raad. Onder meer de afgevaardigden van de verenigingen voor dierenbescherming, van het wetenschappelijk en medisch onderzoek en van de kwekers maken er deel van uit.]1
  
Art. 29 _REGION_FLAMANDE.
   [1 Le [2 Gouvernement flamand]2 peut fixer des règles concernant la formation et la qualification du personnel des utilisateurs, des éleveurs et des fournisseurs]1
Art. 32. De Raad heeft tot taak aangelegenheden in verband met de bescherming en het welzijn van dieren te bestuderen. Hij geeft advies over de zaken waarvan het onderzoek hem wordt opgedragen door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn) en kan aan deze voorstellen doen. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
Art. 30. § 1. [1 Les expériences sur animaux réalisées dans un but didactique ne sont autorisées que dans l'enseignement supérieur et pour autant qu'elles soient indispensables à la formation des étudiants et ne puissent être remplacées par d'autres méthodes didactiques équivalentes.]1
  § 2. Le Roi peut définir les conditions de réalisation des expériences sur animaux en vue de la formation d'un personnel spécialisé dans les laboratoires.
  
Art. 32_VLAAMS_GEWEST.    De [1 Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn]1 heeft tot taak aangelegenheden in verband met de bescherming en het welzijn van dieren te bestuderen. Hij geeft advies over de zaken waarvan het onderzoek hem wordt opgedragen door [1 de Vlaamse Regering]1 en kan aan deze voorstellen doen.
  
Art. 30 _REGION_FLAMANDE.
   § 1. [1 Les expériences sur animaux réalisées dans un but didactique ne sont autorisées que dans l'enseignement supérieur et pour autant qu'elles soient indispensables à la formation des étudiants et ne puissent être remplacées par d'autres méthodes didactiques équivalentes.]1
  § 2. Le [2 Gouvernement flamand]2 peut définir les conditions de réalisation des expériences sur animaux en vue de la formation d'un personnel spécialisé dans les laboratoires.
HOOFDSTUK X. - Verenigingen voor dierenbescherming.
Art. 30/1. [1 Afin de veiller à la conformité avec les exigences de la présente loi, le Roi fixe les modalités des inspections régulières de tous les éleveurs, fournisseurs et utilisateurs y compris de leurs établissements.]1
Art. 33. § 1. De Koning kan de voorwaarden bepalen volgens welke (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn), nationale en regionale verenigingen kan erkennen als representatief voor de bescherming en het welzijn der dieren. Hij kan bepalen dat om erkend te worden een vereniging de rechtspersoonlijkheid moet bezitten. <W 2003-12-22/42, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  § 2. (De Koning kan voorwaarden bepalen voor de opleiding van de aangestelden van de erkende verenigingen.
  Hij kan de wijze regelen waarop de erkende verenigingen en hun aangestelden alsmede de personen die door de minister tot wiens bevoegdheid de landbouw aangewezen zijn op voordracht van de Raad van dierenwelzijn, met de door Hem aangewezen overheidspersonen samenwerken.) <W 1995-05-04/40, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1995>
Art. 30/1 _REGION_FLAMANDE.
   [1 Afin de veiller à la conformité avec les exigences de la présente loi, le [2 Gouvernement flamand]2 fixe les modalités des inspections régulières de tous les éleveurs, fournisseurs et utilisateurs y compris de leurs établissements.]1
Art. 33_VLAAMS_GEWEST.
CHAPITRE IX. - Le Conseil du bien-être des animaux.
Art. 33_WAALS_GEWEST.
CHAPITRE IX. (Région Wallonne)