Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
30 JULI 1985. - Besluit van de Vlaamse Executieve houdende erkenning en subsidiëring van de kinderopvangcentra, moedertehuizen en kinderdag- en nachtverblijven.
Titre
30 JUILLET 1985. - Arrêté de l'Exécutif flamand portant agrément et octroi de subventions des centres d'accueil pour enfants, maisons maternelles et pouponnières.
Informations sur le document
Info du document
Tekst (18)
Texte (18)
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
CHAPITRE I. - Dispositions préliminaires.
Artikel 1. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De ondergeschikte openbare besturen, verenigingen van die besturen, de instellingen van openbaar nut en verenigingen zonder winstoogmerk, kunnen voor voorzieningen die zij organiseren voor bijzondere opvang van kinderen en moeders, hierna genoemd "voorzieningen" worden erkend en gesubsidieerd, volgens de bepalingen van dit besluit.
  § 2. Onder voorzieningen wordt verstaan kinderdag- en nachtverblijven, kinderopvangcentra en moedertehuizen.
Article 1. (Voir NOTE sous TITRE) § 1er. Les pouvoirs publics subordonnés, les associations de ces pouvoirs, les organismes d'intérêt public et les associations sans but lucratif peuvent être agréés et subventionnés pour les structures d'accueil d'enfants et de mères qu'ils organisent, dénommées ci-après "structures", conformément aux dispositions du présent arrêté.
  § 2. Par structures il faut entendre les pouponnières, centres d'accueil pour enfants et maisons maternelles.
Art.2. (Zie NOTA onder TITEL) Kunnen worden gesubsidieerd de voorzieningen die door het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn, hierna genoemd "N.W.K." worden erkend.
Art.2. (Voir NOTE sous TITRE) Peuvent bénéficier de subventions, les structures agréées par l'Oeuvre nationale de l'Enfance, dénommée ci-après "O.N.E.".
Art.3. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De erkenning van voorzieningen geschiedt door het N.W.K. volgens normen die door het N.W.K. worden bepaald en door de Gemeenschapsminister die het N.W.K. onder zijn bevoegdheid heeft, hierna genoemd "de Gemeenschapsminister" worden goedgekeurd en gepubliceerd.
  § 2. De subsidiëring van de voorzieningen geschiedt door het N.W.K. binnen de perken van het krediet dat is uitgetrokken op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het N.W.K. en volgens de bepalingen van dit besluit.
Art.3. (Voir NOTE sous TITRE) § 1er. L'O.N.E. agrée les structures selon des normes fixées par l'O.N.E. et approuvées et publiées par le Ministre communautaire ayant l'O.N.E. dans ses attributions, dénommé ci-après le Ministre communautaire.
  § 2. L'O.N.E. accorde des subventions aux structures dans les limites du crédit inscrit au budget de la communauté flamande pour l'O.N.E. et conformément aux dispositions du présent arrêté.
HOOFDSTUK II. - Subsidiëring.
CHAPITRE II. - Subventions.
Art.4. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De personeelsuitgaven en werkingskosten van de voorzieningen worden gesubsidieerd als volgt :
  1° De kinderdag- en nachtverblijven ontvangen per dag en per kind een toelage van 1 385 frank;
  2° De kinderopvangcentra ontvangen per dag en per kind :
  - een toelage van 1 355 frank voor de kinderen van twee tot zes jaar en voor hen die deze leeftijdsgrens in de loop van de eerste verblijfsperiode met maximaal zes maanden overschrijden;
  - een toelage van 1 143 frank voor de kinderen ouder dan zes jaar, evenals voor de kinderen die, ofschoon nog geen zes jaar, uit hoofde van de leerplicht in een tehuis voor kinderen van ouder dan zes jaar worden opgenomen;
  - een toelage van 693 frank voor de kinderen opgenomen in een kinderopvangcentrum voor gehandicapten;
  3° De moedertehuizen ontvangen een toelage van 1 385 frank per dag en per persoon die in het moedertehuis wordt opgenomen;
  4° De moedertehuizen ontvangen per gemiddeld vijf aanstaande moeders of moeders met een kind jonger dan twaalf maanden die er verblijven gedurende de vorige twee kalenderjaren, een personeelssubsidie voor een halftijds tewerkgestelde maatschappelijk assistent(e) op basis van de salarisschaal bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 houdende de subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector.
  Het aantal begeleide moeders per jaar wordt berekend door hun opvangdagen verhoogd met tien procent, te delen door 365.
  Ten minste 75 % van de bedragen, vermeld onder 1°, 2° en 3° moeten besteed worden aan personeelsuitgaven.
  § 2. Een extra subsidie per dag en per kind of persoon wordt uitbetaald als bewezen kan worden dat de salarissen en andere voordelen, uitbetaald aan het personeel van deze voorzieningen, 100 % bereiken van de salarissen en andere voordelen die gesubsidieerd worden in de bijzondere jeugdbijstand voor personeel met dezelfde functieomschrijving, zoals bedoeld in het voormelde besluit van 15 december 1993.
  Deze extra subsidie bedraagt per dag en per kind of persoon voor de onderscheiden erkenningscategorieën :
  1° kinderdag- en nachtverblijven : 563 frank;
  2° kinderopvangcentra voor kinderen van 2 tot 6 jaar : 545 frank;
  kinderopvangcentra voor kinderen van meer dan 6 jaar : 545 frank;
  kinderopvangcentra voor kinderen opgenomen in een kinderopvangcentrum voor gehandicapten : 316 frank;
  3° moedertehuizen : 457 frank.
  § 3. De moedertehuizen krijgen een supplementaire toelage van 300 frank per opgenomen persoon, als de betrokkene geplaatst werd op last van hetzij de jeugdrechter, hetzij het Comité voor Bijzondere Jeugdbijstand.
  (§ 4. Bijkomend aan de extra subsidie toegekend overeenkomstig de hierboven vermelde § 2 wordt voor het jaar 1994 een bijkomende subsidie per dag en per kind of persoon uitbetaald.
  Deze extra subsidie bedraagt per dag en per kind of persoon voor de onderscheiden erkenningscategorieën :
  1° kinderdag- en nachtverblijven : 421 frank;
  2° kinderopvangcentra voor kinderen van 2 tot 6 jaar : 412 frank;
  kinderopvangcentra voor kinderen meer dan 6 jaar : 348 frank;
  kinderopvangcentra voor kinderen opgenomen in een kinderopvangcentrum voor gehandicapten : 211 frank;
  3° moedertehuizen : 421 frank.)
Art.4. (Voir NOTE sous TITRE) § 1. Les dépenses de personnel et les frais de fonctionnement des structures sont subventionnés comme suit :
  1° Les pouponnières reçoivent par jour et par enfant une subvention de 1 385 F;
  2° Les centres d'accueil pour enfants reçoivent par jour et par enfant :
  - une subvention de 1 355 F pour les enfants de deux à six ans et pour ceux qui franchissent cette limite d'âge de six mois au maximum au cours de la première période de séjour;
  - une subvention de 1 143 F pour les enfants de plus de six ans, ainsi que pour les enfants qui n'ont pas encore atteint l'âge de six ans, mais qui en vertu de la scolarité obligatoire, sont accueillis dans un home pour enfants de plus de six ans;
  - une subvention de 693 F pour les enfants placés dans un centre d'accueil pour enfants handicapés;
  3° Les maisons maternelles reçoivent une subvention de 1 385 F par jour et par personne accueillie dans la maison maternelle;
  4° Les maisons maternelles reçoivent par moyenne de cinq futures mères ou mères d'un enfant de moins de douze mois qui y résidaient pendant les deux années civiles précédentes, une subvention de personnel pour un(e) assistant(e) social(e) employé(e) à mi-temps sur la base de l'échelle de traitement fixée à l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 1993 réglant l'octroi de subventions pour les frais de personnel dans certaines structures du secteur de l'aide sociale. Le nombre de mères accompagnées par an est calculé en divisant leurs jours d'accueil, majorés de dix pour cent, par 365.
  Au moins 75 % des montants, mentionnés au points 1°, 2° et 3° doivent être affectés aux dépenses de personnel.
  § 2. Une subvention supplémentaire par jour et par personne sera payée si la preuve est fournie que les traitements et les autres avantages, payés au personnel de ces structures, atteignent 100 % des traitements et autres avantages subventionnés dans le secteur de l'assistance spéciale à la jeunesse pour le personnel ayant la même monographie d'emploi, visée à l'arrêté précité du 15 décembre 1993.
  Selon la catégorie d'agrément cette subvention supplémentaire s'élève par jour et par enfant ou personne :
  1° pour les pouponnières : à F 563;
  2° pour les centres d'accueil pour enfants de 2 à 6 ans : à F 545;
  pour les centres d'accueil pour enfants de plus de 6 ans : à F 545;
  pour les centres d'accueil pour enfants handicapés : à F 316;
  3° pour les maisons maternelles : à F 457.
  § 3. Les maisons maternelles reçoivent une subvention supplémentaire de 300 F par personne accueillie, si l'intéressé a été placé par le juge de la jeunesse ou par le Comité d'assistance spéciale à la Jeunesse.
  (§ 4. En sus de la subvention supplémentaire octroyée conformément au § 2 précisé, une subvention supplémentaire est allouée pour l'année 1994, par jour et par enfant ou personne.
  Cette subvention supplémentaire s'élève par jour et par enfant ou par personne pour les catégories d'agrément suivantes, à :
  1° pouponnières : 421 francs;
  2° centres d'accueil pour enfants de 2 à 6 ans : 412 francs;
  centres d'accueil pour enfants de plus de 6 ans : 348 francs;
  centres d'accueil pour enfants admis dans un centre d'accueil pour enfants handicapés : 211 francs;
  3° maisons maternelles : 421 francs.)
Art.5. (Zie NOTA onder TITEL) De in artikel 4 voornoemde toelagen worden slechts verleend :
  a) voor de personen van wie de opneming behoorlijk gerechtvaardigd wordt;
  b) voor zover geen enkele dagelijkse toelage voor dezelfde begunstigde door een andere openbare instantie wordt gestort, daargelaten de tussenkomst van een openbare instantie in de persoonlijke bijdrage of ouderbijdrage voorzien in artikel 8.
  Wanneer een andere openbare instantie een gedeelte van de in artikel 4 bepaalde toelage betaalt, dan wordt het verschil tussen deze tussenkomst en de toelage aan de voorziening door het N.W.K. betoelaagd;
  c) wat de kinderopvangcentra betreft, voor zover de kinderen die worden opgenomen woonachtig zijn in het gebied waar het kinderopvangcentrum werkzaam is.
  De omschrijving van dit gebied vindt plaats in onderling overleg tussen het N.W.K. en het kinderopvangcentrum.
  Elke afwijking inzake de opname van kinderen woonachtig buiten het omschreven gebied moet worden gemotiveerd.
Art.5. (Voir NOTE sous TITRE) Les subventions citées à l'article 4 ne sont accordées :
  a) qu'à des personnes dont l'admission est dûment justifiée;
  b) qu'à condition qu'aucune subvention journalière ne soit versée pour un même bénéficiaire par une autre instance publique, excepté la subvention d'une instance publique dans la participation personnelle ou parentale prévue à l'article 8. Lorsqu'une autre instance publique verse une partie de la subvention prévue à l'article 1er, la différence entre ce montant et la subvention est subventionnée par l'O.N.E.;
  c) en ce qui concerne les centres d'accueil d'enfants, que pour autant que les enfants accueillis soient domiciliés dans la région où le centre d'accueil pour enfants fonctionne.
  La délimitation de cette région se fait de commun accord entre l'O.N.E. et le centre d'accueil pour enfants.
  Toute dérogation en ce qui concerne l'accueil d'enfants habitant en dehors de la région délimitée doit être motivée.
Art.6. (Zie NOTA onder TITEL) In afwijking van of in aanvulling op het in artikel 4, 2° bepaalde kan het N.W.K. een overeenkomst afsluiten met kinderopvangcentra die bij wijze van specifieke projecten pogen :
  - een bijzondere functie te vervullen in het geheel van de residentiële en ambulante crisisopvang van kinderen en/of
  - nieuwe methodieken te ontwikkelen met betrekking tot de wijze van begeleiding van kinderen en ouders en tot de wijze van samenwerken met sociale diensten en/of
  - alternatieve opvangmogelijkheden uit te werken.
  Deze overeenkomst kan maximaal voor een duur van twee jaar gelden. Ze bevat onder meer de bepaling van een globale toelage per jaar.
Art.6. (Voir NOTE sous TITRE) Par dérogation à ou en complément des dispositions de l'article 4, 2°, l'O.N E peut conclure une convention avec des centres d'accueil pour enfants qui à titre de projets spécifiques s'efforcent :
  - de remplir une fonction spéciale dans l'ensemble de l'accueil résidentiel ou ambulant d'enfants en crise et/ou
  - de développer de nouvelles méthodes en ce qui concerne l'encadrement des enfants et des parents ainsi que le moyen de collaborer avec des services sociaux et/ou
  - d'établir des possibilités d'accueil alternatives.
  Cette convention peut être valable pour une durée maximale de deux ans. Elle comporte entre autres la fixation d'une subvention globale par an.
Art.7. (Zie NOTA onder TITEL) (§ 1. De subsidie, bepaald in artikel 4, § 1, is gekoppeld aan het spilindexcijfer van kracht op 1 januari 1994 en evolueert overeenkomstig het bepaalde in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.)
  § 2. Het N.W.K. kan elk kwartaal aan de voorzieningen een voorschot verlenen ten belope van maximum 70 % van het bedrag van de toelagen verschuldigd voor het voorafgaande kwartaal. Dit voorschot wordt teruggevorderd wanneer de voorziening haar activiteiten staakt.
Art.7. (Voir NOTE sous TITRE) (§ 1. La subvention, fixée à l'article 4, § 1er, est liée à l'indice-pivot en vigueur au 1er janvier 1994 et évolue conformément aux dispositions de la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public.)
  § 2. L'O.N.E. peut octroyer chaque trimestre aux structures une avance à concurrence de 70 % du montant des subvenions dues pour le trimestre précédent. Cette avance sera récupérée au cas où la structure suspend ses activités.
HOOFDSTUK III. - Ouderbijdrage.
CHAPITRE III. - Participation parentale.
Art.8. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De voorzieningen waarvan sprake in artikel 4, 1° en 2° zijn gehouden van de ouders of de personen die het kind wettelijk ten laste hebben, voor elke dag dat het aanwezig is, een bijdrage te vragen die berekend wordt volgens de bepalingen vervat in bijlage van dit besluit.
  § 2. De voorzieningen waarvan sprake in artikel 4, 3° zijn gehouden een bijdrage te vragen overeenkomstig de bepalingen vervat in § 4 van de bijlage van dit besluit.
  § 3. Wanneer de ouders of personen die het kind wettelijk ten laste hebben in de onmogelijkheid verkeren de minimale ouderbijdrage van 100 frank geheel of gedeeltelijk te betalen wordt het verschil door het N.W.K. bijgepast, voor zover het een voorziening betreft zoals bepaald in artikel 4, 2°. Die onmogelijkheid moet blijken uit een maatschappelijk onderzoek ingesteld door een sociaal verpleegkundige of maatschappelijk assistent van de voorziening. Het beloop van de bijdrage wordt voorgesteld in het onderzoeksverslag, opgemaakt volgens een door het N.W.K. voorgeschreven model.
Art.8. (Voir NOTE sous TITRE) § 1er. Les structures visées à l'article 4, 1° et 2°, sont tenues de réclamer aux parents ou aux personnes qui ont légalement la charge de l'enfant une participation par journée de présence de celui-ci, calculée selon les modalités figurant en annexe au présent arrêté.
  § 2. Les structures visées à l'article 4, 3°, sont tenues de demander une participation suivant les modalités figurant au § 4 de l'annexe du présent arrêté.
  § 3. Lorsque les parents ou les personnes qui ont légalement la charge de l'enfant, se trouvent dans l'impossibilité de payer en tout ou en partie la participation parentale minimale de 100 francs, l'O.N.E. suppléera la différence pour autant qu'il s'agit d'une structure telle que définie à l'article 4, 2°. Cette impossibilité doit ressortir d'une enquête sociale faite par une infirmière sociale ou une assistante sociale de la structure. Le montant de l'intervention est proposé dans le rapport d'enquête, établi selon un modèle prescrit par l'O.N.E.
HOOFDSTUK IV. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
CHAPITRE IV. - Dispositions transitoires, abrogatoires et finales.
Art.9. (Zie NOTA onder TITEL) In afwachting van de goedkeuring en publicatie van de erkenningsnormen bedoeld in artikel 3, § 1 blijven de erkenningsnormen van kracht die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit door het N.W.K. zijn uitgevaardigd.
Art.9. (Voir NOTE sous TITRE) En attendant l'approbation et la publication des normes d'agrément visées à l'article 3, § 1er, les normes d'agrément prescrites par l'O.N E. à la date de l'entrée en vigueur du présent arrêté, restent d'application.
Art.10. (Zie NOTA onder TITEL) Het besluit van de Vlaamse Executieve van 13 juli 1983 tot vaststelling van de Gemeenschapsbijdrage in de werkingskosten van de door het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn erkende kinderopvangcentra, moedertehuizen en kinderdag- en nachtverblijven en van de toelagen voor vakantiecentra en dagkuren wordt opgeheven. De artikelen 5 en 6 van dit besluit zijn niet meer van toepassing vanaf 1 januari 1984.
Art.10. (Voir NOTE sous TITRE) L'arrêté de l'Exécutif flamand du 13 juillet 1983 fixant les taux d'intervention de la communauté dans les frais de fonctionnement des centres d'accueil pour enfants, maisons maternelles et pouponnières ainsi que les subsides pour les centres de vacances et les cures de jour est abrogé. Les articles 5 et 6 de cet arrêté ne sont plus applicables à partir de 1er janvier 1984.
Art.11. (Zie NOTA onder TITEL) Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1985.
Art.11. (Voir NOTE sous TITRE) Le présent arrêté produit ses effets à partir du 1er janvier 1985.
Art.12. (Zie NOTA onder TITEL) De Gemeenschapsminister bevoegd voor Gezin en Welzijnszorg en de Gemeenschapsminister bevoegd voor Gezondheidsbeleid zijn met de uitvoering van dit besluit belast.
Art.12. (Voir NOTE sous TITRE) Le Ministre communautaire qui a la Famille et le Bien-Etre social dans ses attributions et le Ministre communautaire qui a la Politique de Santé dans ses attributions sont chargés de l'exécution du présent arrêté.
Bijlage.
Annexe.
Art. N. (Zie NOTA onder TITEL) Bijdrageschaal in kinderopvangcentra, kinderdag- en nachtverblijven en tehuizen voor jonge moeders.
  1. De dagelijkse ouderbijdrage wordt bepaald op basis van het samengevoegd netto maandelijks inkomen van de ouders of van de personen die het kind wettelijk ten laste hebben of in voorkomend geval van de persoon opgenomen in een tehuis voor moeders.
  Onder netto maandelijks inkomen wordt verstaan :
  - het bedrag van het jongste loonbriefje afgeleverd door de werkgever of van het vervangingsinkomen;
  - bij ontstentenis daarvan het bedrag van het meest recente aanslagbiljet voor de rechtstreekse personenbelasting, gedeeld door twaalf.
  2. De dagelijkse ourderbijdrage beloopt 1/300e van het maandinkomen, met dien verstande dat ze in geen geval lager mag zijn dan 100 frank of hoger dan 400 frank. Voor de ouders die geen bewijs willen leveren van hun inkomen is de financiële bijdrage vastgesteld op 400 frank per dag en per kind.
  3. Bij gelijktijdige opneming van meer dan één kind uit eenzelfde gezin wordt de totale ouderbijdrage berekend volgens de formule :
  x n - a n
  waarbij a = 10 %, n = aantal opgenomen kinderen, x = dagelijkse ouderbijdrage voor één kind.
  4. Voor de personen, moeders en kinderen opgenomen in tehuizen voor moeders gelden dezelfde belastingen, zoals vervat in de bovenstaande §§ 1 tot en met 3, met dien verstande dat het begrip "ouderbijdrage" ten opzichte van meerderjarige en ontvoogde minderjarige moeders en hun kind(eren) dient verstaan te worden als een "persoonlijke bijdrage", bepaald op basis van het samengevoegd netto maandelijks inkomen van de moeder en haar echtgenoot of de persoon met wie zij een gezin vormt.
Art. N. (Voir NOTE sous TITRE) Barème de l'intervention dans les centres d'accueil pour enfants, pouponnières et maisons maternelles.
  1. La participation journalière des parents est déterminée sur base des revenus mensuels nets cumulés des parents ou des personnes qui ont légalement la charge de l'enfant ou, le cas échéant, de la personne accueillie dans une maison maternelle.
  Par revenu mensuel net il faut entendre :
  - le montant de la plus récente fiche de salaire délivrée par l'employeur ou des revenus de remplacement;
  - à défaut de ceux-ci, le montant du plus récent avertissement-extrait de rôle relatif à l'impôt direct des personnes physiques, divisé par douze.
  2. La participation journalière des parents s'élève à 1/300e du revenu du mois, étant entendu qu'elle ne peut en aucun cas être inférieure à 100 francs, ni supérieure à 400 francs. Pour les parents qui ne veulent pas fournir de preuve de leurs revenus la participation financière est fixée à 400 francs par jour et par enfant.
  3. Lorsque plusieurs enfants d'une même famille sont placés simultanément, la participation totale des parents est calculée selon la formule :
  x n - a n
  où a = 10 %, n = nombre d'enfants placés, x = la participation journalière des parents pour un enfant.
  4. Pour les personnes, mères et enfants, accueillies dans les maisons maternelles, les mêmes conditions que celles déterminées dans les §§ 1er jusqu'à 3 y compris, sont valables pour autant que la notion "participation des parents" à l'égard des mères majeures et des mères mineures et émancipées et leur(s) enfant(s) soit comprise comme une "participation personnelle" déterminée sur base du revenu mensuel net cumulé de la mère et de son époux ou la personne avec laquelle elle forme une famille.