Artikel 1. <W 1990-07-18/30, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> Voor de toepassing van deze wet dient te worden verstaan onder :
1° de bijzondere wet : de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
2° de financieringswet : de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten;
3° (het Parlement : het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap;) <W 2006-03-27/34, art. 14, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
4° de (regering) : de (regering) van de Duitstalige Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
31 DECEMBER 1983. - Wet tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-07-1990 en tekstbijwerking tot 29-08-2024)
Titre
31 DECEMBRE 1983. - Loi de réformes institutionnelles pour la Communauté germanophone (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 20-07-1990 et mise à jour au 29-08-2024)
Informations sur le document
Numac: 1984023027
Datum: 1983-12-31
Info du document
Numac: 1984023027
Date: 1983-12-31
Table des matières
TITEL I. - Inleidende bepalingen.
TITEL II. - De bevoegdheden.
TITEL III. - De machten.
HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALINGEN.
HOOFDSTUK II. - (Het Parlement)
Afdeling I. - Samenstelling.
Onderafdeling I. - Algemene bepalingen.
Onderafdeling II. - Verkiezing. (Opgeheven)
Afdeling II. - Werking.
Afdeling III. - Bekendmaking en inwerkingtredin...
HOOFDSTUK III. - (De Regering)
Eerste afdeling. - Samenstelling, werking en be...
Afdeling II. - Bekendmaking en inwerkingtreding...
Afdeling III. - De diensten.
Afdeling IV. - Onderwijspersoneel.
TITEL IV. - Samenwerking tussen de gemeenschappen.
TITEL IVbis. - Samenwerking tussen de Staat, de...
TITEL IVter. - Informatie van de Kamers en de ...
TITEL V. - Financiële middelen.
Hoofdstuk I. -[1 Algemene bepalingen]1
Hoofdstuk II. - [1 Eigen niet-fiscale ontvangst...
Hoofdstuk III. - [1 Algemene federale dotatie]1
Hoofdstuk IV. - [1 Toegewezen gedeelten van de ...
Hoofdstuk V. - [1 Federale dotaties]1
Hoofdstuk VI. - [1 Overgangsmechanisme]1
Hoofdstuk VIbis. [1 - Diverse financiële middel...
Hoofdstuk VII. - [1 Leningen]1
Hoofdstuk VIII. - [1 Bepalingen van budgettaire...
Hoofdstuk IX. - [1 Diverse bepalingen]1
TITEL VI. - Voorkoming en regeling van de confl...
HOOFDSTUK I. - Bevoegdheidsconflicten.
HOOFDSTUK II. - Belangenconflicten.
TITEL VII. - Gebruik der talen.
HOOFDSTUK I. - Diensten van de (Regering).
HOOFDSTUK II. - Sancties en toezicht.
HOOFDSTUK III. - Slotbepaling.
TITEL VIII. - Bepalingen ter voorkoming van elk...
TITEL IX. - Vertaling van de wetten, besluiten ...
TITEL X. - Slotbepalingen.
TITEL XI. - Opheffingsbepalingen.
TITEL XII. - Overgangsbepalingen.
Table des matières
TITRE I. - Dispositions préliminaires.
TITRE II. - Des compétences.
TITRE III. - Des pouvoirs.
CHAPITRE I. - Dispositions générales.
CHAPITRE II. - (Le Parlement.)
Section I. - De la composition.
Sous-section I. - Dispositions générales.
Sous-section II. - De l'élection. (Abrogé)
Section II. - Du fonctionnement.
Section III. - De la publication et de l'entrée...
CHAPITRE III. - (Le Gouvernement)
Section première. - De la composition, du fonct...
Section II. - De la publication et de l'entrée ...
Section III. - Des services.
Section IV. - Personnel de l'enseignement.
TITRE IV. - De la coopération entre les communa...
TITRE IVbis. - Coopération entre l'Etat, les Co...
TITRE IVter. - Information des Chambres et des...
TITRE V. - Des moyens financiers.
Chapitre Ier. - [1 Dispositions générales]1
Chapitre II. - [1 Des recettes non fiscales pro...
Chapitre III. - [1 De la dotation fédérale géné...
Chapitre IV. - [1 Des parties attribuées du pro...
Chapitre V. - [1 Des dotations fédérales]1
Chapitre VI. -[1 Du mécanisme de transition]1
Chapitre VIbis. [1 - Des moyens financiers dive...
Chapitre VII. - [1 Des emprunts]1
Chapitre VIII. - [1 Dispositions d'organisation...
Chapitre IX. - [1 Dispositions diverses]1
TITRE VI. - De la prévention et du règlement de...
CHAPITRE I. - Des conflits de compétence.
CHAPITRE II. - Des conflits d'intérêts.
TITRE VII. - Emploi des langues.
CHAPITRE I. - Des services de le (Gouvernement).
CHAPITRE II. - Des sanctions et du contrôle.
CHAPITRE III. - Disposition finale.
TITRE VIII. - Disposition en vue de prévenir to...
TITRE IX. - De la traduction des lois, arrêtés ...
TITRE X. - Dispositions finales.
TITRE XI. - Dispositions abrogatives.
TITRE XII. - Dispositions transitoires.
Tekst (167)
Texte (167)
TITEL I. - Inleidende bepalingen.
TITRE I. - Dispositions préliminaires.
Article 1. <L 1990-07-18/30, art. 1, 003; En vigueur : 01-01-1989> Pour l'application de la présente loi, il y a lieu d'entendre par :
1° la loi spéciale : la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles;
2° la loi de financement : la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions;
3° (le Parlement : le Parlement de la Communauté germanophone;) <L 2006-03-27/34, art. 14, 017; En vigueur : 21-04-2006>
4° le (gouvernement) : le (gouvernement) de la Communauté germanophone. <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
1° la loi spéciale : la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles;
2° la loi de financement : la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions;
3° (le Parlement : le Parlement de la Communauté germanophone;) <L 2006-03-27/34, art. 14, 017; En vigueur : 21-04-2006>
4° le (gouvernement) : le (gouvernement) de la Communauté germanophone. <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
Art.2. De Duitstalige Gemeenschap bezit rechtspersoonlijkheid.
Art.2. La Communauté germanophone a la personnalité juridique.
Art.3. De Duitstalige Gemeenschap is bevoegd voor het grondgebied van de gemeenten Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach, Eupen, Kelmis, Lontzen, Raeren en Sankt-Vith.
Art.3. La Communauté germanophone est compétente pour le territoire des communes d'Amblève, Bullange, Burg-Reuland, Bütgenbach, Eupen, La Calamine, Lontzen, Raeren et Saint-Vith.
TITEL II. - De bevoegdheden.
TITRE II. - Des compétences.
Art.4. § 1. De culturele aangelegenheden bedoeld in artikel (130, § 1, 1°,) van de Grondwet zijn deze vermeld in artikel 4 van de bijzondere wet. <W 2007-03-20/52, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
§ 2. De persoonsgebonden aangelegenheden bedoeld in artikel (130, § 1, 2°,) van de Grondwet zijn deze vermeld in artikel 5, § 1, van de bijzondere wet. <W 2007-03-20/52, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
§ 2. De persoonsgebonden aangelegenheden bedoeld in artikel (130, § 1, 2°,) van de Grondwet zijn deze vermeld in artikel 5, § 1, van de bijzondere wet. <W 2007-03-20/52, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
Art.4. § 1. Les matières culturelles visées à l'article (130, § 1er, 1°,) de la Constitution sont les matières énoncées à l'article 4 de la loi spéciale. <L 2007-03-20/52, art. 2, 019; En vigueur : 23-06-2007>
§ 2. Les matières personnalisables visées à l'article (130, § 1er, 2°,), de la Constitution sont les matières énoncées à l'article 5, § 1er, de la loi spéciale. <L 2007-03-20/52, art. 3, 019; En vigueur : 23-06-2007>
§ 2. Les matières personnalisables visées à l'article (130, § 1er, 2°,), de la Constitution sont les matières énoncées à l'article 5, § 1er, de la loi spéciale. <L 2007-03-20/52, art. 3, 019; En vigueur : 23-06-2007>
Art.5. <W 1990-07-18/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> § 1. De artikelen 5, § 2, 6, § 3bis, 1° en 4°, (6, § 8,) 6bis, [1 6quinquies,]1 8 tot 12, en wat de bepalingen inzake het Hoog Comité van Toezicht betreft, artikel 13, § 4, artikel 13, § 5, alsmede de artikelen [1 14 tot 16, 94, § 1bis en § 1ter, en 99]1 van de bijzondere wet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 106, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <<W 1993-12-30/31, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 1994-01-11>>
§ 2. In afwijking van artikel 12 van de bijzondere wet worden de roerende en onroerende goederen van de Staat, zowel behorende tot het openbaar als tot het privaat domein, die uitsluitend voor het onderwijs in het Duitse taalgebied worden aangewend, zonder vergoeding aan de Duitstalige Gemeenschap overgedragen.
De artikelen (57, §§ 4 tot 7) van de financieringswet zijn van overeenkomstige toepassing op die overdrachten. <W 1993-07-16/31, art. 106, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
§ 2. In afwijking van artikel 12 van de bijzondere wet worden de roerende en onroerende goederen van de Staat, zowel behorende tot het openbaar als tot het privaat domein, die uitsluitend voor het onderwijs in het Duitse taalgebied worden aangewend, zonder vergoeding aan de Duitstalige Gemeenschap overgedragen.
De artikelen (57, §§ 4 tot 7) van de financieringswet zijn van overeenkomstige toepassing op die overdrachten. <W 1993-07-16/31, art. 106, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Modifications
Art.5. <L 1990-07-18/30, art. 2, 003; En vigueur : 01-01-1989> § 1. Les articles 5, § 2, 6, § 3bis, 1° et 4°, (6, § 8,) 6bis, [1 6quinquies,]1 8 à 12, et en ce qui concerne les dispositions relatives au Comité supérieur de contrôle l'article 13, § 4, l'article 13, § 5, ainsi que (les articles [1 14 à 16, 94, § 1erbis et § 1erter, et 99]1) de la loi spéciale sont applicables à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires. <L 1993-07-16/31, art. 106, 005; En vigueur : 30-07-1993> <<L 1993-12-30/31, art. 5, 006; En vigueur : 1994-01-11>>
§ 2. Par dérogation à l'article 12 de la loi spéciale, les biens mobiliers et immobiliers de l'Etat, tant du domaine public que du domaine privé, affectés exclusivement à l'enseignement en Région de langue allemande, sont transférés sans indemnité à la Communauté germanophone.
Sont applicables à ces transferts, moyennant les adaptations nécessaires, les (articles 57, §§ 4 à 7) de la loi de financement. <L 1993-07-16/31, art. 106, 005; En vigueur : 30-07-1993>
§ 2. Par dérogation à l'article 12 de la loi spéciale, les biens mobiliers et immobiliers de l'Etat, tant du domaine public que du domaine privé, affectés exclusivement à l'enseignement en Région de langue allemande, sont transférés sans indemnité à la Communauté germanophone.
Sont applicables à ces transferts, moyennant les adaptations nécessaires, les (articles 57, §§ 4 à 7) de la loi de financement. <L 1993-07-16/31, art. 106, 005; En vigueur : 30-07-1993>
Modifications
TITEL III. - De machten.
TITRE III. - Des pouvoirs.
HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALINGEN.
CHAPITRE I. - Dispositions générales.
Art.6. <W 1990-07-18/30, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> (Het Parlement) regelt de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Duitstalige Gemeenschap behoren. Artikel 19, § 1, eerste lid, en § 2, van de bijzondere wet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. <W 2006-03-27/34, art. 15, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art.6. <L 1990-07-18/30, art. 3, 003; En vigueur : 01-01-1989> Le (Parlement) règle les matières qui relèvent de la compétence de la Communauté germanophone. L'article 19, § 1er, alinéa 1er, et § 2, de la loi spéciale est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires. <L 2006-03-27/34, art. 15, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Art.7. De artikelen 17, 20 en 21 van de bijzondere wet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
Art.7. Les articles 17, 20 et 21 de la loi spéciale sont applicables à la Communauté germanophone.
HOOFDSTUK II. - (Het Parlement)
CHAPITRE II. - (Le Parlement.)
Afdeling I. - Samenstelling.
Section I. - De la composition.
Onderafdeling I. - Algemene bepalingen.
Sous-section I. - Dispositions générales.
Art.8. § 1. (Het Parlement) bestaat uit 25 leden. <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
[1 Het Parlement kan bij decreet het aantal bedoeld in het eerste lid wijzigen en aanvullende samenstellingsregels bepalen.]1
§ 2. (De leden van (het Parlement) worden verkozen door de kiezers van de gemeenten die deel uitmaken van het Duitse taalgebied.) <W 1990-07-06/34, art. 51, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990> <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(§ 3 opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
§ 4. Van rechtswege en met raadgevende stem wonen de vergaderingen bij wanneer zij geen lid van (het Parlement) zijn : <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
1° (de in de kieskring Verviers verkozen leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en leden van (het Waals Parlement) die hun woonplaats hebben in het Duitse taalgebied en die de grondwettelijke eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd;) <W 1993-07-16/31, art. 107, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
2° [2 de senatoren bedoeld in artikel 67, § 1, 6° en 7°, van de Grondwet, voor zover zij aan de in 1° gestelde vereisten voldoen;]2
3° de in het district Eupen verkozen provincieraadsleden, voor zover zij aan de twee in 1° gestelde vereisten voldoen.
(4° het in de Duitstalige kieskring verkozen lid van het Europees Parlement dat zijn woonplaats heeft in het Duitse taalgebied.) <W 1996-12-16/32,art. 2, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997>
[3 Het Parlement kan de bepalingen van het eerste lid bij decreet vervangen, wijzigen, aanvullen of opheffen.]3
[1 Het Parlement kan bij decreet het aantal bedoeld in het eerste lid wijzigen en aanvullende samenstellingsregels bepalen.]1
§ 2. (De leden van (het Parlement) worden verkozen door de kiezers van de gemeenten die deel uitmaken van het Duitse taalgebied.) <W 1990-07-06/34, art. 51, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990> <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(§ 3 opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
§ 4. Van rechtswege en met raadgevende stem wonen de vergaderingen bij wanneer zij geen lid van (het Parlement) zijn : <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
1° (de in de kieskring Verviers verkozen leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en leden van (het Waals Parlement) die hun woonplaats hebben in het Duitse taalgebied en die de grondwettelijke eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd;) <W 1993-07-16/31, art. 107, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
2° [2 de senatoren bedoeld in artikel 67, § 1, 6° en 7°, van de Grondwet, voor zover zij aan de in 1° gestelde vereisten voldoen;]2
3° de in het district Eupen verkozen provincieraadsleden, voor zover zij aan de twee in 1° gestelde vereisten voldoen.
(4° het in de Duitstalige kieskring verkozen lid van het Europees Parlement dat zijn woonplaats heeft in het Duitse taalgebied.) <W 1996-12-16/32,art. 2, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997>
[3 Het Parlement kan de bepalingen van het eerste lid bij decreet vervangen, wijzigen, aanvullen of opheffen.]3
Art.8. § 1. Le (Parlement) comprend 25 membres. <L 2006-03-27/34, art. 17, 017; En vigueur : 21-04-2006>
[1 Le Parlement peut par décret modifier le nombre visé à l'alinéa 1er et fixer des règles complémentaires de composition.]1
§ 2. (Les membres du (Parlement) sont élus par les électeurs des communes faisant partie de la région de langue allemande.) <L 1990-07-06/34, art. 51, 002; En vigueur : 30-07-1990> <L 2006-03-27/34, art. 17, 017; En vigueur : 21-04-2006>
(§ 3. abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
§ 4. Lorsqu'ils ne sont pas membres du (Parlement), assistent de droit aux séances avec voix consultative : <L 2006-03-27/34, art. 17, 017; En vigueur : 21-04-2006>
1° (les membres de la Chambre des Représentants et les membres du (Parlement wallon) élus dans la circonscription électorale de Verviers, qui sont domiciliés dans la région de langue allemande et qui ont prêté le serment constitutionnel uniquement ou en premier lieu en allemand;) <L 1993-07-16/31, art. 107, 005; En vigueur : 30-07-1993> <L 2006-03-27/34, art. 17, 017; En vigueur : 21-04-2006>
2° [2 les sénateurs visés à l'article 67, § 1er, 6° et 7°, de la Constitution, pour autant qu'ils répondent aux conditions prévues au 1°;]2
3° les conseillers provinciaux élus dans le district d'Eupen pour autant qu'ils répondent aux deux conditions prévues au 1°.
(4° le membre du Parlement européen élu dans la circonscription électorale germanophone qui est domicilié dans la Région de langue allemande.) <L 1996-12-16/32, art. 2, 007; En vigueur : 10-01-1997>
[3 Le Parlement peut, par décret, remplacer, modifier, compléter ou abroger les dispositions de l'alinéa premier.]3
[1 Le Parlement peut par décret modifier le nombre visé à l'alinéa 1er et fixer des règles complémentaires de composition.]1
§ 2. (Les membres du (Parlement) sont élus par les électeurs des communes faisant partie de la région de langue allemande.) <L 1990-07-06/34, art. 51, 002; En vigueur : 30-07-1990> <L 2006-03-27/34, art. 17, 017; En vigueur : 21-04-2006>
(§ 3. abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
§ 4. Lorsqu'ils ne sont pas membres du (Parlement), assistent de droit aux séances avec voix consultative : <L 2006-03-27/34, art. 17, 017; En vigueur : 21-04-2006>
1° (les membres de la Chambre des Représentants et les membres du (Parlement wallon) élus dans la circonscription électorale de Verviers, qui sont domiciliés dans la région de langue allemande et qui ont prêté le serment constitutionnel uniquement ou en premier lieu en allemand;) <L 1993-07-16/31, art. 107, 005; En vigueur : 30-07-1993> <L 2006-03-27/34, art. 17, 017; En vigueur : 21-04-2006>
2° [2 les sénateurs visés à l'article 67, § 1er, 6° et 7°, de la Constitution, pour autant qu'ils répondent aux conditions prévues au 1°;]2
3° les conseillers provinciaux élus dans le district d'Eupen pour autant qu'ils répondent aux deux conditions prévues au 1°.
(4° le membre du Parlement européen élu dans la circonscription électorale germanophone qui est domicilié dans la Région de langue allemande.) <L 1996-12-16/32, art. 2, 007; En vigueur : 10-01-1997>
[3 Le Parlement peut, par décret, remplacer, modifier, compléter ou abroger les dispositions de l'alinéa premier.]3
Art.8 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
§ 1. (Het Parlement) bestaat uit 25 leden. <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
[1 Het Parlement kan bij decreet het aantal bedoeld in het eerste lid wijzigen en aanvullende samenstellingsregels bepalen.]1
§ 2. (De leden van (het Parlement) worden verkozen door de kiezers van de gemeenten die deel uitmaken van het Duitse taalgebied.) <W 1990-07-06/34, art. 51, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990> <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(§ 3 opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
§ 4. Van rechtswege en met raadgevende stem wonen de vergaderingen bij wanneer zij geen lid van (het Parlement) zijn : <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
1° (de in de kieskring [5 Luik]5 verkozen leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en [4 van het Waals Parlement]4 die hun woonplaats hebben in het Duitse taalgebied en die de grondwettelijke eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd;) <W 1993-07-16/31, art. 107, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
2° [2 de senatoren bedoeld in artikel 67, § 1, 6° en 7°, van de Grondwet, voor zover zij aan de in 1° gestelde vereisten voldoen;]2
3° [5 ...]5.
(4° het in de Duitstalige kieskring verkozen lid van het Europees Parlement dat zijn woonplaats heeft in het Duitse taalgebied.) <W 1996-12-16/32,art. 2, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997>
[3 Het Parlement kan de bepalingen van het eerste lid bij decreet vervangen, wijzigen, aanvullen of opheffen.]3
§ 1. (Het Parlement) bestaat uit 25 leden. <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
[1 Het Parlement kan bij decreet het aantal bedoeld in het eerste lid wijzigen en aanvullende samenstellingsregels bepalen.]1
§ 2. (De leden van (het Parlement) worden verkozen door de kiezers van de gemeenten die deel uitmaken van het Duitse taalgebied.) <W 1990-07-06/34, art. 51, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990> <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(§ 3 opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
§ 4. Van rechtswege en met raadgevende stem wonen de vergaderingen bij wanneer zij geen lid van (het Parlement) zijn : <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
1° (de in de kieskring [5 Luik]5 verkozen leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en [4 van het Waals Parlement]4 die hun woonplaats hebben in het Duitse taalgebied en die de grondwettelijke eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd;) <W 1993-07-16/31, art. 107, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
2° [2 de senatoren bedoeld in artikel 67, § 1, 6° en 7°, van de Grondwet, voor zover zij aan de in 1° gestelde vereisten voldoen;]2
3° [5 ...]5.
(4° het in de Duitstalige kieskring verkozen lid van het Europees Parlement dat zijn woonplaats heeft in het Duitse taalgebied.) <W 1996-12-16/32,art. 2, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997>
[3 Het Parlement kan de bepalingen van het eerste lid bij decreet vervangen, wijzigen, aanvullen of opheffen.]3
Modifications
Art.8 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
§ 1. Le (Parlement) comprend 25 membres. <L 2006-03-27/34, art. 17, 017; En vigueur : 21-04-2006>
[1 Le Parlement peut par décret modifier le nombre visé à l'alinéa 1er et fixer des règles complémentaires de composition.]1
§ 2. (Les membres du (Parlement) sont élus par les électeurs des communes faisant partie de la région de langue allemande.) <L 1990-07-06/34, art. 51, 002; En vigueur : 30-07-1990> <L 2006-03-27/34, art. 17, 017; En vigueur : 21-04-2006>
(§ 3. abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
§ 4. Lorsqu'ils ne sont pas membres du (Parlement), assistent de droit aux séances avec voix consultative : <L 2006-03-27/34, art. 17, 017; En vigueur : 21-04-2006>
1°[4 les membres de la Chambre des Représentants élus dans la circonscription électorale de [5 Liège]5 et les membres du Parlement wallon élus dans la circonscription électorale de Verviers]4, qui sont domiciliés dans la région de langue allemande et qui ont prêté le serment constitutionnel uniquement ou en premier lieu en allemand;) <L 1993-07-16/31, art. 107, 005; En vigueur : 30-07-1993> <L 2006-03-27/34, art. 17, 017; En vigueur : 21-04-2006>
2° [2 les sénateurs visés à l'article 67, § 1er, 6° et 7°, de la Constitution, pour autant qu'ils répondent aux conditions prévues au 1°;]2
3° [5 ...]5
(4° le membre du Parlement européen élu dans la circonscription électorale germanophone qui est domicilié dans la Région de langue allemande.) <L 1996-12-16/32, art. 2, 007; En vigueur : 10-01-1997>
[3 Le Parlement peut, par décret, remplacer, modifier, compléter ou abroger les dispositions de l'alinéa premier.]3
§ 1. Le (Parlement) comprend 25 membres. <L 2006-03-27/34, art. 17, 017; En vigueur : 21-04-2006>
[1 Le Parlement peut par décret modifier le nombre visé à l'alinéa 1er et fixer des règles complémentaires de composition.]1
§ 2. (Les membres du (Parlement) sont élus par les électeurs des communes faisant partie de la région de langue allemande.) <L 1990-07-06/34, art. 51, 002; En vigueur : 30-07-1990> <L 2006-03-27/34, art. 17, 017; En vigueur : 21-04-2006>
(§ 3. abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
§ 4. Lorsqu'ils ne sont pas membres du (Parlement), assistent de droit aux séances avec voix consultative : <L 2006-03-27/34, art. 17, 017; En vigueur : 21-04-2006>
1°[4 les membres de la Chambre des Représentants élus dans la circonscription électorale de [5 Liège]5 et les membres du Parlement wallon élus dans la circonscription électorale de Verviers]4, qui sont domiciliés dans la région de langue allemande et qui ont prêté le serment constitutionnel uniquement ou en premier lieu en allemand;) <L 1993-07-16/31, art. 107, 005; En vigueur : 30-07-1993> <L 2006-03-27/34, art. 17, 017; En vigueur : 21-04-2006>
2° [2 les sénateurs visés à l'article 67, § 1er, 6° et 7°, de la Constitution, pour autant qu'ils répondent aux conditions prévues au 1°;]2
3° [5 ...]5
(4° le membre du Parlement européen élu dans la circonscription électorale germanophone qui est domicilié dans la Région de langue allemande.) <L 1996-12-16/32, art. 2, 007; En vigueur : 10-01-1997>
[3 Le Parlement peut, par décret, remplacer, modifier, compléter ou abroger les dispositions de l'alinéa premier.]3
Modifications
Art.9. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.9. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.10. <W 1990-07-18/30, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> (Artikel 23) van de bijzondere wet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap, behoudens wat de personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs betreft, die lid van (het Parlement) en van de ((regering)) mogen zijn. <W 1993-07-16/31, art. 108, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 2006-03-27/34, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art.10. <L 1990-07-18/30, art. 4, 003; En vigueur : 01-01-1989> L'(article 23) de la loi spéciale est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires, sauf en ce qui concerne les membres du personnel de l'enseignement communautaire, qui peuvent être membres du (Parlement) et ((du gouvernement)). <L 1993-07-16/31, art. 108, 005; En vigueur : 30-07-1993> <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993> <L 2006-03-27/34, art. 18, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Art. 10bis. <INGEVOEGD bij W 1993-07-16/31, art. 109, 005; Inwerkingtreding : 21-05-1995; zie art. 404> Het mandaat als lid van (het Parlement) van de Duitstalige Gemeenschap is onverenigbaar met volgende ambten of mandaten : <W 2006-03-27/34, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
1° lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers;
2° senator overeenkomstig artikel (67, § 1,) 1°, 2°, 3°, 4°, 6° en 7° van de Grondwet; <W 2007-03-20/52, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
3° federaal minister of staatssecretaris;
4° provinciegouverneur, vice-gouverneur, adjunct van de gouverneur, provinciegriffier;
5° arrondissementscommissaris;
6° titularis van een ambt van de rechterlijke orde;
7° staatsraad, assessor van de afdeling wetgeving of lid van het auditoraat van het coördinatiebureau of van de griffie van de Raad van State;
8° rechter, referendaris of griffier bij het [2 Grondwettelijk Hof]2;
9° militair in actieve dienst, met uitzondering van de reserve-officieren die weder zijn opgeroepen en van de dienstplichtigen;
10° [1 met uitzondering van de personen vermeld in artikel 10, personeelslid dat rechtstreeks onder het gezag van het Parlement of de regering staat; het decreet kan daarover een stelsel van politiek verlof organiseren;]1
11° lid van het Rekenhof.
(12° lid van de Regering,) <W 1996-12-16/32, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997>
(13° lid van de Waalse Regering of lid van de Franse Gemeenschapsregering [4 ;]4) <W 1996-12-16/32, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997>
[4 14° burgemeester.]4
(Het mandaat van lid van (het Parlement) van de Duitstalige Gemeenschap kan worden gecumuleerd met ten hoogste één bezoldigd uitvoerend mandaat. <W 2006-03-27/34, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Als bezoldigde uitvoerende mandaten in de zin van het vorige lid worden beschouwd :
1° het mandaat [5 ...]5 van schepen en van voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn, ongeacht het daaraan verbonden inkomen;
2° elk mandaat in een openbare of particuliere instelling uitgeoefend als vertegenwoordiger van het Rijk, van een gemeenschap, van een gewest, van een provincie of van een gemeente, voor zover dat mandaat meer bevoegdheid verleent dan het loutere lidmaatschap van de algemene vergadering of van de raad van bestuur van die instelling en ongeacht het daaraan verbonden inkomen;
3° elk mandaat in een openbare of particuliere instelling uitgeoefend als vertegenwoordiger van het Rijk, van een gemeenschap, van gewest, van een provincie of van een gemeente, voor zover dat mandaat een maandelijks bruto belastbaar inkomen oplevert van minstens 20 000 frank. Dat bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.) <W 1999-05-25/61, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 31-01-2001>
[3 Het Parlement kan bij decreet de bepalingen in het eerste lid, 12° en 13°, wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.
Het Parlement kan bij decreet bijkomende onverenigbaarheden instellen.]3
1° lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers;
2° senator overeenkomstig artikel (67, § 1,) 1°, 2°, 3°, 4°, 6° en 7° van de Grondwet; <W 2007-03-20/52, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
3° federaal minister of staatssecretaris;
4° provinciegouverneur, vice-gouverneur, adjunct van de gouverneur, provinciegriffier;
5° arrondissementscommissaris;
6° titularis van een ambt van de rechterlijke orde;
7° staatsraad, assessor van de afdeling wetgeving of lid van het auditoraat van het coördinatiebureau of van de griffie van de Raad van State;
8° rechter, referendaris of griffier bij het [2 Grondwettelijk Hof]2;
9° militair in actieve dienst, met uitzondering van de reserve-officieren die weder zijn opgeroepen en van de dienstplichtigen;
10° [1 met uitzondering van de personen vermeld in artikel 10, personeelslid dat rechtstreeks onder het gezag van het Parlement of de regering staat; het decreet kan daarover een stelsel van politiek verlof organiseren;]1
11° lid van het Rekenhof.
(12° lid van de Regering,) <W 1996-12-16/32, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997>
(13° lid van de Waalse Regering of lid van de Franse Gemeenschapsregering [4 ;]4) <W 1996-12-16/32, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997>
[4 14° burgemeester.]4
(Het mandaat van lid van (het Parlement) van de Duitstalige Gemeenschap kan worden gecumuleerd met ten hoogste één bezoldigd uitvoerend mandaat. <W 2006-03-27/34, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Als bezoldigde uitvoerende mandaten in de zin van het vorige lid worden beschouwd :
1° het mandaat [5 ...]5 van schepen en van voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn, ongeacht het daaraan verbonden inkomen;
2° elk mandaat in een openbare of particuliere instelling uitgeoefend als vertegenwoordiger van het Rijk, van een gemeenschap, van een gewest, van een provincie of van een gemeente, voor zover dat mandaat meer bevoegdheid verleent dan het loutere lidmaatschap van de algemene vergadering of van de raad van bestuur van die instelling en ongeacht het daaraan verbonden inkomen;
3° elk mandaat in een openbare of particuliere instelling uitgeoefend als vertegenwoordiger van het Rijk, van een gemeenschap, van gewest, van een provincie of van een gemeente, voor zover dat mandaat een maandelijks bruto belastbaar inkomen oplevert van minstens 20 000 frank. Dat bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.) <W 1999-05-25/61, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 31-01-2001>
[3 Het Parlement kan bij decreet de bepalingen in het eerste lid, 12° en 13°, wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.
Het Parlement kan bij decreet bijkomende onverenigbaarheden instellen.]3
Modifications
Art. 10bis. Le mandat de membre du (Parlement) de la Communauté germanophone est incompatible avec les fonctions ou mandats suivants : <L 2006-03-27/34, art. 19, 017; En vigueur : 21-04-2006>
1° membre de la Chambre des Représentants;
2° sénateur conformément à l'article (67, § 1er,) 1°, 2°, 3°, 4°, 6° et 7°, de la Constitution; <L 2007-03-20/52, art. 4, 019; En vigueur : 23-06-2007>
3° ministre ou secrétaire d'Etat fédéral;
4° gouverneur de province, vice-gouverneur ou gouverneur adjoint, greffier provincial;
5° commissaire d'arrondissement;
6° titulaire de fonctions dans l'ordre judiciaire;
7° conseiller d'Etat, assesseur de la section de législation ou membre de l'auditorat, du bureau de coordination ou du greffe du Conseil d'Etat;
8° juge, référendaire ou greffier à la [2 Cour constitutionnelle]2;
9° militaire en service actif, à l'exception des officiers de réserve rappelés sous les armes et des miliciens;
10° [1 sauf les personnes mentionnées à l'article 10, membre du personnel placé directement sous l'autorité du Parlement ou du gouvernement; le décret peut organiser un régime de congé politique à ce sujet;]1
11° membre de la Cour des Comptes.
(12° membre du Gouvernement,) <L 1996-12-16/32, art. 3, 007; En vigueur : 10-01-1997>
(13° membre du Gouvernement wallon ou membre du Gouvernement de la Communauté française;) <L 1996-12-16/32, art. 3, 007; En vigueur : 10-01-1997>
[4 14° bourgmestre.]4
(Le mandat de membre du (Parlement) de la Communauté germanophone ne peut pas être cumulé avec plus d'un mandat exécutif rémunéré. <L 2006-03-27/34, art. 19, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Sont considérés comme mandats exécutifs rémunérés au sens de l'alinéa précédent :
1° les mandats [5 ...]5 d'échevin et de président d'un conseil de l'aide sociale, quel que soit le revenu y afférent;
2° tout mandat exercé au sein d'un organisme public ou privé, en tant que représentant de l'Etat, d'une communauté, d'une région, d'une province ou d'une commune, pour autant que ce mandat confère davantage de pouvoir que la simple qualité de membre de l'assemblée générale ou du conseil d'administration de cet organisme et quel que soit le revenu y afférent;
3° tout mandat exercé au sein d'un organisme public ou privé, en tant que représentant de l'Etat, d'une communauté, d'une région, d'une province ou d'une commune, pour autant que le revenu mensuel brut imposable y afférent atteigne un montant de 20 000 francs au moins. Ce montant est adapté annuellement à l'évolution de l'indice des prix à la consommation.) <L 1999-05-25/61, art. 2, 010; En vigueur : 31-01-2001>
[3 Le Parlement peut par décret modifier, compléter, remplacer ou abroger les dispositions de l'alinéa 1er, 12° et 13°.
Le Parlement peut par décret déterminer des incompatibilités supplémentaires.]3
1° membre de la Chambre des Représentants;
2° sénateur conformément à l'article (67, § 1er,) 1°, 2°, 3°, 4°, 6° et 7°, de la Constitution; <L 2007-03-20/52, art. 4, 019; En vigueur : 23-06-2007>
3° ministre ou secrétaire d'Etat fédéral;
4° gouverneur de province, vice-gouverneur ou gouverneur adjoint, greffier provincial;
5° commissaire d'arrondissement;
6° titulaire de fonctions dans l'ordre judiciaire;
7° conseiller d'Etat, assesseur de la section de législation ou membre de l'auditorat, du bureau de coordination ou du greffe du Conseil d'Etat;
8° juge, référendaire ou greffier à la [2 Cour constitutionnelle]2;
9° militaire en service actif, à l'exception des officiers de réserve rappelés sous les armes et des miliciens;
10° [1 sauf les personnes mentionnées à l'article 10, membre du personnel placé directement sous l'autorité du Parlement ou du gouvernement; le décret peut organiser un régime de congé politique à ce sujet;]1
11° membre de la Cour des Comptes.
(12° membre du Gouvernement,) <L 1996-12-16/32, art. 3, 007; En vigueur : 10-01-1997>
(13° membre du Gouvernement wallon ou membre du Gouvernement de la Communauté française;) <L 1996-12-16/32, art. 3, 007; En vigueur : 10-01-1997>
[4 14° bourgmestre.]4
(Le mandat de membre du (Parlement) de la Communauté germanophone ne peut pas être cumulé avec plus d'un mandat exécutif rémunéré. <L 2006-03-27/34, art. 19, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Sont considérés comme mandats exécutifs rémunérés au sens de l'alinéa précédent :
1° les mandats [5 ...]5 d'échevin et de président d'un conseil de l'aide sociale, quel que soit le revenu y afférent;
2° tout mandat exercé au sein d'un organisme public ou privé, en tant que représentant de l'Etat, d'une communauté, d'une région, d'une province ou d'une commune, pour autant que ce mandat confère davantage de pouvoir que la simple qualité de membre de l'assemblée générale ou du conseil d'administration de cet organisme et quel que soit le revenu y afférent;
3° tout mandat exercé au sein d'un organisme public ou privé, en tant que représentant de l'Etat, d'une communauté, d'une région, d'une province ou d'une commune, pour autant que le revenu mensuel brut imposable y afférent atteigne un montant de 20 000 francs au moins. Ce montant est adapté annuellement à l'évolution de l'indice des prix à la consommation.) <L 1999-05-25/61, art. 2, 010; En vigueur : 31-01-2001>
[3 Le Parlement peut par décret modifier, compléter, remplacer ou abroger les dispositions de l'alinéa 1er, 12° et 13°.
Le Parlement peut par décret déterminer des incompatibilités supplémentaires.]3
Modifications
Art.10bis _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<INGEVOEGD bij W 1993-07-16/31, art. 109, 005; Inwerkingtreding : 21-05-1995; zie art. 404> Het mandaat als lid van (het Parlement) van de Duitstalige Gemeenschap is onverenigbaar met volgende ambten of mandaten : <W 2006-03-27/34, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
1° lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers;
2° senator overeenkomstig artikel (67, § 1,) 1°, 2°, 3°, 4°, 6° en 7° van de Grondwet; <W 2007-03-20/52, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
3° federaal minister of staatssecretaris;
4° provinciegouverneur, vice-gouverneur, adjunct van de gouverneur, provinciegriffier;
5° arrondissementscommissaris;
6° titularis van een ambt van de rechterlijke orde;
7° staatsraad, assessor van de afdeling wetgeving of lid van het auditoraat van het coördinatiebureau of van de griffie van de Raad van State;
8° rechter, referendaris of griffier bij het [2 Grondwettelijk Hof]2;
9° militair in actieve dienst, met uitzondering van de reserve-officieren die weder zijn opgeroepen en van de dienstplichtigen;
10° [1 met uitzondering van de personen vermeld in artikel 10, personeelslid dat rechtstreeks onder het gezag van het Parlement of de regering staat; het decreet kan daarover een stelsel van politiek verlof organiseren;]1
11° lid van het Rekenhof.
(12° lid van de Regering,) <W 1996-12-16/32, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997>
(13° lid van de Waalse Regering of lid van de Franse Gemeenschapsregering [4 ;]4) <W 1996-12-16/32, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997>
[4 14° burgemeester]4 [6 ;]6
[6 15° leidend ambtenaar, directeur of afgevaardigd directeur van een instelling van openbaar nut vermeld in artikel 87 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap.]6
(Het mandaat van lid van (het Parlement) van de Duitstalige Gemeenschap kan worden gecumuleerd met ten hoogste één bezoldigd uitvoerend mandaat. <W 2006-03-27/34, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Als bezoldigde uitvoerende mandaten in de zin van het vorige lid worden beschouwd :
1° het mandaat [5 ...]5 van schepen en van voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn, ongeacht het daaraan verbonden inkomen;
2° elk mandaat in een openbare of particuliere instelling uitgeoefend als vertegenwoordiger van het Rijk, van een gemeenschap, van een gewest, van een provincie of van een gemeente, voor zover dat mandaat meer bevoegdheid verleent dan het loutere lidmaatschap van de algemene vergadering of van de raad van bestuur van die instelling en ongeacht het daaraan verbonden inkomen;
3° elk mandaat in een openbare of particuliere instelling uitgeoefend als vertegenwoordiger van het Rijk, van een gemeenschap, van gewest, van een provincie of van een gemeente, voor zover dat mandaat een maandelijks bruto belastbaar inkomen oplevert van minstens 20 000 frank. Dat bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.) <W 1999-05-25/61, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 31-01-2001>
[3 Het Parlement kan bij decreet de bepalingen in het eerste lid, 12° en 13°, wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.
Het Parlement kan bij decreet bijkomende onverenigbaarheden instellen.]3
<INGEVOEGD bij W 1993-07-16/31, art. 109, 005; Inwerkingtreding : 21-05-1995; zie art. 404> Het mandaat als lid van (het Parlement) van de Duitstalige Gemeenschap is onverenigbaar met volgende ambten of mandaten : <W 2006-03-27/34, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
1° lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers;
2° senator overeenkomstig artikel (67, § 1,) 1°, 2°, 3°, 4°, 6° en 7° van de Grondwet; <W 2007-03-20/52, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
3° federaal minister of staatssecretaris;
4° provinciegouverneur, vice-gouverneur, adjunct van de gouverneur, provinciegriffier;
5° arrondissementscommissaris;
6° titularis van een ambt van de rechterlijke orde;
7° staatsraad, assessor van de afdeling wetgeving of lid van het auditoraat van het coördinatiebureau of van de griffie van de Raad van State;
8° rechter, referendaris of griffier bij het [2 Grondwettelijk Hof]2;
9° militair in actieve dienst, met uitzondering van de reserve-officieren die weder zijn opgeroepen en van de dienstplichtigen;
10° [1 met uitzondering van de personen vermeld in artikel 10, personeelslid dat rechtstreeks onder het gezag van het Parlement of de regering staat; het decreet kan daarover een stelsel van politiek verlof organiseren;]1
11° lid van het Rekenhof.
(12° lid van de Regering,) <W 1996-12-16/32, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997>
(13° lid van de Waalse Regering of lid van de Franse Gemeenschapsregering [4 ;]4) <W 1996-12-16/32, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997>
[4 14° burgemeester]4 [6 ;]6
[6 15° leidend ambtenaar, directeur of afgevaardigd directeur van een instelling van openbaar nut vermeld in artikel 87 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap.]6
(Het mandaat van lid van (het Parlement) van de Duitstalige Gemeenschap kan worden gecumuleerd met ten hoogste één bezoldigd uitvoerend mandaat. <W 2006-03-27/34, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Als bezoldigde uitvoerende mandaten in de zin van het vorige lid worden beschouwd :
1° het mandaat [5 ...]5 van schepen en van voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn, ongeacht het daaraan verbonden inkomen;
2° elk mandaat in een openbare of particuliere instelling uitgeoefend als vertegenwoordiger van het Rijk, van een gemeenschap, van een gewest, van een provincie of van een gemeente, voor zover dat mandaat meer bevoegdheid verleent dan het loutere lidmaatschap van de algemene vergadering of van de raad van bestuur van die instelling en ongeacht het daaraan verbonden inkomen;
3° elk mandaat in een openbare of particuliere instelling uitgeoefend als vertegenwoordiger van het Rijk, van een gemeenschap, van gewest, van een provincie of van een gemeente, voor zover dat mandaat een maandelijks bruto belastbaar inkomen oplevert van minstens 20 000 frank. Dat bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.) <W 1999-05-25/61, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 31-01-2001>
[3 Het Parlement kan bij decreet de bepalingen in het eerste lid, 12° en 13°, wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.
Het Parlement kan bij decreet bijkomende onverenigbaarheden instellen.]3
Modifications
Art.10bis _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
Le mandat de membre du (Parlement) de la Communauté germanophone est incompatible avec les fonctions ou mandats suivants : <L 2006-03-27/34, art. 19, 017; En vigueur : 21-04-2006>
1° membre de la Chambre des Représentants;
2° sénateur conformément à l'article (67, § 1er,) 1°, 2°, 3°, 4°, 6° et 7°, de la Constitution; <L 2007-03-20/52, art. 4, 019; En vigueur : 23-06-2007>
3° ministre ou secrétaire d'Etat fédéral;
4° gouverneur de province, vice-gouverneur ou gouverneur adjoint, greffier provincial;
5° commissaire d'arrondissement;
6° titulaire de fonctions dans l'ordre judiciaire;
7° conseiller d'Etat, assesseur de la section de législation ou membre de l'auditorat, du bureau de coordination ou du greffe du Conseil d'Etat;
8° juge, référendaire ou greffier à la [2 Cour constitutionnelle]2;
9° militaire en service actif, à l'exception des officiers de réserve rappelés sous les armes et des miliciens;
10° [1 sauf les personnes mentionnées à l'article 10, membre du personnel placé directement sous l'autorité du Parlement ou du gouvernement; le décret peut organiser un régime de congé politique à ce sujet;]1
11° membre de la Cour des Comptes.
(12° membre du Gouvernement,) <L 1996-12-16/32, art. 3, 007; En vigueur : 10-01-1997>
(13° membre du Gouvernement wallon ou membre du Gouvernement de la Communauté française;) <L 1996-12-16/32, art. 3, 007; En vigueur : 10-01-1997>
[4 14° bourgmestre]4 [6 ;]6
[6 15° fonctionnaire dirigeant, directeur ou directeur délégué d'un organisme d'intérêt public défini à l'article 87 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone.]6
(Le mandat de membre du (Parlement) de la Communauté germanophone ne peut pas être cumulé avec plus d'un mandat exécutif rémunéré. <L 2006-03-27/34, art. 19, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Sont considérés comme mandats exécutifs rémunérés au sens de l'alinéa précédent :
1° les mandats [5 ...]5 d'échevin et de président d'un conseil de l'aide sociale, quel que soit le revenu y afférent;
2° tout mandat exercé au sein d'un organisme public ou privé, en tant que représentant de l'Etat, d'une communauté, d'une région, d'une province ou d'une commune, pour autant que ce mandat confère davantage de pouvoir que la simple qualité de membre de l'assemblée générale ou du conseil d'administration de cet organisme et quel que soit le revenu y afférent;
3° tout mandat exercé au sein d'un organisme public ou privé, en tant que représentant de l'Etat, d'une communauté, d'une région, d'une province ou d'une commune, pour autant que le revenu mensuel brut imposable y afférent atteigne un montant de 20 000 francs au moins. Ce montant est adapté annuellement à l'évolution de l'indice des prix à la consommation.) <L 1999-05-25/61, art. 2, 010; En vigueur : 31-01-2001>
[3 Le Parlement peut par décret modifier, compléter, remplacer ou abroger les dispositions de l'alinéa 1er, 12° et 13°.
Le Parlement peut par décret déterminer des incompatibilités supplémentaires.]3
Le mandat de membre du (Parlement) de la Communauté germanophone est incompatible avec les fonctions ou mandats suivants : <L 2006-03-27/34, art. 19, 017; En vigueur : 21-04-2006>
1° membre de la Chambre des Représentants;
2° sénateur conformément à l'article (67, § 1er,) 1°, 2°, 3°, 4°, 6° et 7°, de la Constitution; <L 2007-03-20/52, art. 4, 019; En vigueur : 23-06-2007>
3° ministre ou secrétaire d'Etat fédéral;
4° gouverneur de province, vice-gouverneur ou gouverneur adjoint, greffier provincial;
5° commissaire d'arrondissement;
6° titulaire de fonctions dans l'ordre judiciaire;
7° conseiller d'Etat, assesseur de la section de législation ou membre de l'auditorat, du bureau de coordination ou du greffe du Conseil d'Etat;
8° juge, référendaire ou greffier à la [2 Cour constitutionnelle]2;
9° militaire en service actif, à l'exception des officiers de réserve rappelés sous les armes et des miliciens;
10° [1 sauf les personnes mentionnées à l'article 10, membre du personnel placé directement sous l'autorité du Parlement ou du gouvernement; le décret peut organiser un régime de congé politique à ce sujet;]1
11° membre de la Cour des Comptes.
(12° membre du Gouvernement,) <L 1996-12-16/32, art. 3, 007; En vigueur : 10-01-1997>
(13° membre du Gouvernement wallon ou membre du Gouvernement de la Communauté française;) <L 1996-12-16/32, art. 3, 007; En vigueur : 10-01-1997>
[4 14° bourgmestre]4 [6 ;]6
[6 15° fonctionnaire dirigeant, directeur ou directeur délégué d'un organisme d'intérêt public défini à l'article 87 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone.]6
(Le mandat de membre du (Parlement) de la Communauté germanophone ne peut pas être cumulé avec plus d'un mandat exécutif rémunéré. <L 2006-03-27/34, art. 19, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Sont considérés comme mandats exécutifs rémunérés au sens de l'alinéa précédent :
1° les mandats [5 ...]5 d'échevin et de président d'un conseil de l'aide sociale, quel que soit le revenu y afférent;
2° tout mandat exercé au sein d'un organisme public ou privé, en tant que représentant de l'Etat, d'une communauté, d'une région, d'une province ou d'une commune, pour autant que ce mandat confère davantage de pouvoir que la simple qualité de membre de l'assemblée générale ou du conseil d'administration de cet organisme et quel que soit le revenu y afférent;
3° tout mandat exercé au sein d'un organisme public ou privé, en tant que représentant de l'Etat, d'une communauté, d'une région, d'une province ou d'une commune, pour autant que le revenu mensuel brut imposable y afférent atteigne un montant de 20 000 francs au moins. Ce montant est adapté annuellement à l'évolution de l'indice des prix à la consommation.) <L 1999-05-25/61, art. 2, 010; En vigueur : 31-01-2001>
[3 Le Parlement peut par décret modifier, compléter, remplacer ou abroger les dispositions de l'alinéa 1er, 12° et 13°.
Le Parlement peut par décret déterminer des incompatibilités supplémentaires.]3
Modifications
Art. 10ter. <INGEVOEGD bij W 1996-12-16/32, art. 4, Inwerkingtreding : 10-01-1997> § 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 10bis, 12°, houdt het lid van (het Parlement) dat wordt gekozen tot lid van de Regering onmiddellijk op zitting te hebben en neemt het zijn mandaat weer op wanneer zijn ambt van minister een einde neemt. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Hij wordt vervangen door de eerst in aanmerking komende opvolger van de lijst waarop hij gekozen is. Evenwel kan een lid van een Regering die haar ontslag heeft aangeboden, na algehele vernieuwing van (het Parlement), zijn ambt van lid van de Regering met het ambt van lid van (het Parlement) verenigen tot op het ogenblik waarop een nieuwe Regering is verkozen. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
§ 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 10bis, 13°, houdt het lid van (het Parlement) dat wordt gekozen tot lid van de Franse Gemeenschapsregering of van de Waalse Regering, onmiddellijk op zitting te hebben en neemt het zijn mandaat weer op wanneer zijn ambt van minister een einde neemt. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Hij wordt vervangen door de eerst in aanmerking komende opvolger van de lijst waarop hij gekozen is. Evenwel kan een lid van een Regering die haar ontslag heeft aangeboden, na algehele vernieuwing van (het Parlement), zijn ambt van lid van die Regering verenigen met het ambt van lid van (het Parlement) tot op het ogenblik waarop een nieuwe Regering is verkozen. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
§ 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 10bis, 3°, houdt het lid van (het Parlement) dat door de Koning tot federaal minister of staatssecretaris wordt benoemd en de benoeming aanneemt, op zitting te hebben en neemt het zijn mandaat weer op wanneer de Koning een einde heeft gemaakt aan zijn ambt van minister of staatssecretaris. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Hij wordt vervangen door de eerst in aanmerking komende opvolger van de lijst waarop hij gekozen is. Evenwel kan een minister of een staatssecretaris van een federale Regering die haar ontslag aan de Koning heeft aangeboden, na algehele vernieuwing van (het Parlement), zijn ambt van minister of staatssecretaris met het ambt van lid van (het Parlement) verenigen tot op het ogenblik waarop de Koning een definitieve uitspraak over dat ontslag heeft gedaan. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
§ 4. De opvolger van het lid van de Raad, bedoeld in §§ 1, 2 en 3, geniet het statuut van lid van de Raad.
Wanneer het lid van (het Parlement) zijn mandaat weer opneemt, overeenkomstig de regelen bepaald in §§ 1, 2 en 3, neemt de opvolger opnieuw de plaats in die met de oorspronkelijke volgorde overeenstemt. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
[1 § 5. Het Parlement kan bij decreet de bepalingen van § 1, § 2, § 3, tweede lid, en § 4, wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen. In dat geval voorziet het decreet in de bepalingen voor de vervanging van het lid van het Parlement.]1
Hij wordt vervangen door de eerst in aanmerking komende opvolger van de lijst waarop hij gekozen is. Evenwel kan een lid van een Regering die haar ontslag heeft aangeboden, na algehele vernieuwing van (het Parlement), zijn ambt van lid van de Regering met het ambt van lid van (het Parlement) verenigen tot op het ogenblik waarop een nieuwe Regering is verkozen. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
§ 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 10bis, 13°, houdt het lid van (het Parlement) dat wordt gekozen tot lid van de Franse Gemeenschapsregering of van de Waalse Regering, onmiddellijk op zitting te hebben en neemt het zijn mandaat weer op wanneer zijn ambt van minister een einde neemt. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Hij wordt vervangen door de eerst in aanmerking komende opvolger van de lijst waarop hij gekozen is. Evenwel kan een lid van een Regering die haar ontslag heeft aangeboden, na algehele vernieuwing van (het Parlement), zijn ambt van lid van die Regering verenigen met het ambt van lid van (het Parlement) tot op het ogenblik waarop een nieuwe Regering is verkozen. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
§ 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 10bis, 3°, houdt het lid van (het Parlement) dat door de Koning tot federaal minister of staatssecretaris wordt benoemd en de benoeming aanneemt, op zitting te hebben en neemt het zijn mandaat weer op wanneer de Koning een einde heeft gemaakt aan zijn ambt van minister of staatssecretaris. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Hij wordt vervangen door de eerst in aanmerking komende opvolger van de lijst waarop hij gekozen is. Evenwel kan een minister of een staatssecretaris van een federale Regering die haar ontslag aan de Koning heeft aangeboden, na algehele vernieuwing van (het Parlement), zijn ambt van minister of staatssecretaris met het ambt van lid van (het Parlement) verenigen tot op het ogenblik waarop de Koning een definitieve uitspraak over dat ontslag heeft gedaan. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
§ 4. De opvolger van het lid van de Raad, bedoeld in §§ 1, 2 en 3, geniet het statuut van lid van de Raad.
Wanneer het lid van (het Parlement) zijn mandaat weer opneemt, overeenkomstig de regelen bepaald in §§ 1, 2 en 3, neemt de opvolger opnieuw de plaats in die met de oorspronkelijke volgorde overeenstemt. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
[1 § 5. Het Parlement kan bij decreet de bepalingen van § 1, § 2, § 3, tweede lid, en § 4, wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen. In dat geval voorziet het decreet in de bepalingen voor de vervanging van het lid van het Parlement.]1
Modifications
Art. 10ter. § 1er. Nonobstant l'article 10bis, 12°, le membre du (Parlement) qui a été élu en qualité de membre du Gouvernement cesse immédiatement de siéger et reprend son mandat lorsque ses fonctions de ministre prennent fin. <L 2006-03-27/34, art. 20, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Il est remplacé par le premier suppléant en ordre utile de la liste sur laquelle il a été élu. Cependant, un membre d'un Gouvernement qui a présenté sa démission peut, après un renouvellement intégral du (Parlement), concilier sa fonction de membre du Gouvernement avec le mandat de membre du (Parlement) jusqu'à l'élection d'un nouveau Gouvernement. <L 2006-03-27/34, art. 20, 017; En vigueur : 21-04-2006>
§ 2. Nonobstant l'article 10bis, 13°, le membre du (Parlement) qui a été élu en qualité de membre du Gouvernement de la Communauté française ou du Gouvernement wallon cesse immédiatement de siéger et retrouve son mandat lorsque ses fonctions de ministre prennent fin. <L 2006-03-27/34, art. 20, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Il est remplacé par le premier suppléant en ordre utile de la liste sur laquelle il a été élu. Cependant, un membre d'un Gouvernement qui a présenté sa démission peut, après un renouvellement intégral du (Parlement), concilier sa fonction de membre du Gouvernement concerné avec le mandat de membre du (Parlement) jusqu'à l'élection d'un nouveau Gouvernement. <L 2006-03-27/34, art. 20, 017; En vigueur : 21-04-2006>
§ 3. Nonobstant l'article 10bis, 3°, le membre du (Parlement), qui est nommé ministre ou secrétaire d'Etat fédéral par le Roi et qui accepte cette nomination, cesse de siéger et reprend son mandat lorsqu'il a été mis fin par le Roi à ses fonctions de ministre ou de secrétaire d'Etat.
Il est remplacé par le premier suppléant en ordre utile de la liste sur laquelle il a été élu. Cependant, un ministre ou un secrétaire d'Etat d'un Gouvernement fédéral qui a présenté sa démission au Roi, peut, après un renouvellement intégral du (Parlement), concilier sa fonction de ministre ou de secrétaire d'Etat avec le mandat de membre du (Parlement) jusqu'au moment où le Roi a statué sur cette démission. <L 2006-03-27/34, art. 20, 017; En vigueur : 21-04-2006>
§ 4. Le suppléant du membre du (Parlement), visé aux §§ 1er, 2 et 3, jouit du statut de membre du (Parlement).<L 2006-03-27/34, art. 20, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Si le membre du (Parlement) reprend son mandat au (Parlement), conformément aux règles fixées aux §§ 1er, 2 et 3, le suppléant reprend la place qui correspond à son rang initial. <L 2006-03-27/34, art. 20, 017; En vigueur : 21-04-2006>
[1 § 5. Le Parlement peut par décret modifier, compléter, remplacer ou abroger les dispositions des § 1er, § 2, § 3, alinéa 2, et § 4. Dans ce cas, le décret prévoit des dispositions pour le remplacement du membre du Parlement.]1
Il est remplacé par le premier suppléant en ordre utile de la liste sur laquelle il a été élu. Cependant, un membre d'un Gouvernement qui a présenté sa démission peut, après un renouvellement intégral du (Parlement), concilier sa fonction de membre du Gouvernement avec le mandat de membre du (Parlement) jusqu'à l'élection d'un nouveau Gouvernement. <L 2006-03-27/34, art. 20, 017; En vigueur : 21-04-2006>
§ 2. Nonobstant l'article 10bis, 13°, le membre du (Parlement) qui a été élu en qualité de membre du Gouvernement de la Communauté française ou du Gouvernement wallon cesse immédiatement de siéger et retrouve son mandat lorsque ses fonctions de ministre prennent fin. <L 2006-03-27/34, art. 20, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Il est remplacé par le premier suppléant en ordre utile de la liste sur laquelle il a été élu. Cependant, un membre d'un Gouvernement qui a présenté sa démission peut, après un renouvellement intégral du (Parlement), concilier sa fonction de membre du Gouvernement concerné avec le mandat de membre du (Parlement) jusqu'à l'élection d'un nouveau Gouvernement. <L 2006-03-27/34, art. 20, 017; En vigueur : 21-04-2006>
§ 3. Nonobstant l'article 10bis, 3°, le membre du (Parlement), qui est nommé ministre ou secrétaire d'Etat fédéral par le Roi et qui accepte cette nomination, cesse de siéger et reprend son mandat lorsqu'il a été mis fin par le Roi à ses fonctions de ministre ou de secrétaire d'Etat.
Il est remplacé par le premier suppléant en ordre utile de la liste sur laquelle il a été élu. Cependant, un ministre ou un secrétaire d'Etat d'un Gouvernement fédéral qui a présenté sa démission au Roi, peut, après un renouvellement intégral du (Parlement), concilier sa fonction de ministre ou de secrétaire d'Etat avec le mandat de membre du (Parlement) jusqu'au moment où le Roi a statué sur cette démission. <L 2006-03-27/34, art. 20, 017; En vigueur : 21-04-2006>
§ 4. Le suppléant du membre du (Parlement), visé aux §§ 1er, 2 et 3, jouit du statut de membre du (Parlement).<L 2006-03-27/34, art. 20, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Si le membre du (Parlement) reprend son mandat au (Parlement), conformément aux règles fixées aux §§ 1er, 2 et 3, le suppléant reprend la place qui correspond à son rang initial. <L 2006-03-27/34, art. 20, 017; En vigueur : 21-04-2006>
[1 § 5. Le Parlement peut par décret modifier, compléter, remplacer ou abroger les dispositions des § 1er, § 2, § 3, alinéa 2, et § 4. Dans ce cas, le décret prévoit des dispositions pour le remplacement du membre du Parlement.]1
Modifications
Art.11. [1 Het lid van het Parlement dat zich kandidaat heeft gesteld bij de verkiezing voor de Kamer van volksvertegenwoordigers en dat als effectief lid wordt verkozen, verliest van rechtswege zijn hoedanigheid van lid van het Parlement op de dag van de geldigverklaring van zijn nieuwe effectieve mandaat.
Hij verliest die hoedanigheid eveneens van rechtswege zodra hij zijn nieuwe effectieve mandaat verzaakt tussen de dag van de afkondiging van de verkozenen en de dag waarop zijn nieuwe effectieve mandaat geldig wordt verklaard.
Dit artikel is ook van toepassing op de leden van het Parlement die ophielden zitting te hebben ten gevolge van hun benoeming tot minister van de regering of ten gevolge van hun benoeming tot minister of staatssecretaris van de federale regering of hun verkiezing tot minister of staatssecretaris van een andere gemeenschaps- of gewestregering.]1
Hij verliest die hoedanigheid eveneens van rechtswege zodra hij zijn nieuwe effectieve mandaat verzaakt tussen de dag van de afkondiging van de verkozenen en de dag waarop zijn nieuwe effectieve mandaat geldig wordt verklaard.
Dit artikel is ook van toepassing op de leden van het Parlement die ophielden zitting te hebben ten gevolge van hun benoeming tot minister van de regering of ten gevolge van hun benoeming tot minister of staatssecretaris van de federale regering of hun verkiezing tot minister of staatssecretaris van een andere gemeenschaps- of gewestregering.]1
Art.11. [1 Le membre du Parlement qui s'est porté candidat à l'élection pour la Chambre des représentants et qui est élu en qualité d'effectif, perd de plein droit sa qualité de membre du Parlement au jour de la validation de son nouveau mandat effectif.
Il perd également cette qualité de plein droit dès l'instant où il renonce à son nouveau mandat effectif entre le jour de la proclamation des élus et le jour de la validation de son nouveau mandat effectif.
Le présent article s'applique également aux membres du Parlement qui ont cessé de siéger par suite de leur élection en qualité de membre du gouvernement ou par suite de leur nomination en qualité de ministre ou de secrétaire d'Etat du gouvernement fédéral ou par suite de leur élection en qualité de ministre ou de secrétaire d'Etat d'un autre gouvernement de communauté ou de région.]1
Il perd également cette qualité de plein droit dès l'instant où il renonce à son nouveau mandat effectif entre le jour de la proclamation des élus et le jour de la validation de son nouveau mandat effectif.
Le présent article s'applique également aux membres du Parlement qui ont cessé de siéger par suite de leur élection en qualité de membre du gouvernement ou par suite de leur nomination en qualité de ministre ou de secrétaire d'Etat du gouvernement fédéral ou par suite de leur élection en qualité de ministre ou de secrétaire d'Etat d'un autre gouvernement de communauté ou de région.]1
Art.12. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.12. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.13. Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen de leden van (het Parlement) de volgende eed af : " Ich schwöre die Verfassung zu befolgen ". <W 2006-03-27/34, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art.13. Avant d'entrer en fonction, les membres du (Parlement) prêtent le serment suivant : " Ich schwöre die Verfassung zu befolgen ". <L 2006-03-27/34, art. 21, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Art.14. <W 1993-07-16/31, art. 110, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> (Artikel 31ter, §§ 1 en 2,) van de bijzondere wet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. <W 2007-03-20/53, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
Art.14. <L 1993-07-16/31, art. 110, 005; En vigueur : 30-07-1993> (L'article 31ter, §§ 1er et 2,) de la loi spéciale est applicable à la Communauté germanophone. <L 2007-03-20/53, art. 2, 020; En vigueur : 23-06-2007>
Art. 14bis. [3 De som van het bedrag van de vergoedingen, wedden of presentiegelden, ontvangen door het lid van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap voor de uitoefening van zijn parlementair mandaat, en het bedrag van de vergoedingen, wedden of presentiegelden door dat lid ontvangen naast zijn mandaat van parlementslid, mag 150 % van het bedrag van de aan de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers toegekende vergoeding niet overschrijden.]3
[3 Voor de berekening van het bedrag van de vergoedingen, wedden of presentiegelden ontvangen ter bezoldiging van de activiteiten die dat lid heeft uitgeoefend naast zijn mandaat van parlementslid, komen in aanmerking de vergoedingen, wedden of presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, openbare functie of openbaar ambt van politieke aard.]3[1 De vergoedingen, wedden of presentiegelden van bijzondere functies, zoals vastgesteld door het reglement van het Parlement, worden eveneens in aanmerking genomen voor de berekening van het bedrag.]1 [2 Onder de in de eerste zin van dit lid bedoelde vergoedingen, wedden of presentiegelden vallen onder meer de vergoedingen rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangen ingevolge de uitoefening van functies in raden van bestuur, de adviesraden en de directiecomités :
a) van de intercommunale en interprovinciale verenigingen;
b) van de rechtspersonen waarop een overheid of verschillende overheden samen rechtstreeks of onrechtstreeks een overheersende invloed uitoefenen :
- door ofwel met deze rechtspersonen een beheerscontract of bestuursovereenkomst af te sluiten;
- door ofwel, rechtstreeks of onrechtstreeks, meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, beheers- of directieorgaan aan te wijzen of door een of meerdere personen aan te wijzen die het toezicht in hun midden moeten uitoefenen;
- door ofwel, rechtstreeks of onrechtstreeks, de meerderheid van het geplaatst kapitaal te bezitten;
- door ofwel, rechtstreeks of onrechtstreeks, te beschikken over de meerderheid van de stemmen verbonden aan de door de rechtspersoon uitgegeven aandelen;
c) van rechtspersonen waarin het parlementslid door een beslissing van een overheid deel uitmaakt van de raad van bestuur, de adviesraad of het directiecomité.]2
Zo het in het eerste lid vastgestelde plafond wordt overschreden, wordt de in artikel 14 vastgestelde vergoeding verminderd, behalve wanneer het mandaat van lid van (het Parlement) van de Duitstalige Gemeenschap wordt gecumuleerd met een mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn. In dat geval wordt de wedde van burgemeester, schepen of voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn verminderd. <W 2006-03-27/34, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Nemen de in het eerste en tweede lid vermelde activiteiten een aanvang of een einde tijdens de duur van het parlementair mandaat, dan brengt (het betrokken parlementslid) de voorzitter van zijn assemblée daarvan op de hoogte. <W 2006-03-27/34, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Het reglement van (het Parlement) stelt nadere regels voor de uitvoering van deze bepalingen. <W 2006-03-27/34, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
[1 Dit artikel is niet van toepassing op de voorzitter van het Parlement.]1
[3 Voor de berekening van het bedrag van de vergoedingen, wedden of presentiegelden ontvangen ter bezoldiging van de activiteiten die dat lid heeft uitgeoefend naast zijn mandaat van parlementslid, komen in aanmerking de vergoedingen, wedden of presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, openbare functie of openbaar ambt van politieke aard.]3[1 De vergoedingen, wedden of presentiegelden van bijzondere functies, zoals vastgesteld door het reglement van het Parlement, worden eveneens in aanmerking genomen voor de berekening van het bedrag.]1 [2 Onder de in de eerste zin van dit lid bedoelde vergoedingen, wedden of presentiegelden vallen onder meer de vergoedingen rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangen ingevolge de uitoefening van functies in raden van bestuur, de adviesraden en de directiecomités :
a) van de intercommunale en interprovinciale verenigingen;
b) van de rechtspersonen waarop een overheid of verschillende overheden samen rechtstreeks of onrechtstreeks een overheersende invloed uitoefenen :
- door ofwel met deze rechtspersonen een beheerscontract of bestuursovereenkomst af te sluiten;
- door ofwel, rechtstreeks of onrechtstreeks, meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, beheers- of directieorgaan aan te wijzen of door een of meerdere personen aan te wijzen die het toezicht in hun midden moeten uitoefenen;
- door ofwel, rechtstreeks of onrechtstreeks, de meerderheid van het geplaatst kapitaal te bezitten;
- door ofwel, rechtstreeks of onrechtstreeks, te beschikken over de meerderheid van de stemmen verbonden aan de door de rechtspersoon uitgegeven aandelen;
c) van rechtspersonen waarin het parlementslid door een beslissing van een overheid deel uitmaakt van de raad van bestuur, de adviesraad of het directiecomité.]2
Zo het in het eerste lid vastgestelde plafond wordt overschreden, wordt de in artikel 14 vastgestelde vergoeding verminderd, behalve wanneer het mandaat van lid van (het Parlement) van de Duitstalige Gemeenschap wordt gecumuleerd met een mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn. In dat geval wordt de wedde van burgemeester, schepen of voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn verminderd. <W 2006-03-27/34, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Nemen de in het eerste en tweede lid vermelde activiteiten een aanvang of een einde tijdens de duur van het parlementair mandaat, dan brengt (het betrokken parlementslid) de voorzitter van zijn assemblée daarvan op de hoogte. <W 2006-03-27/34, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Het reglement van (het Parlement) stelt nadere regels voor de uitvoering van deze bepalingen. <W 2006-03-27/34, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
[1 Dit artikel is niet van toepassing op de voorzitter van het Parlement.]1
Art. 14bis. [3 L'addition du montant des indemnités, traitements ou jetons de présence perçus par un membre du Parlement de la Communauté germanophone dans l'exercice de son mandat parlementaire et le montant des indemnités, traitements ou jetons de présence perçus en rétribution des activités exercées par ce membre en dehors de son mandat de député ne peut excéder 150 % du montant de l'indemnité allouée aux membres de la Chambre des représentants.]3
[3 Sont pris en considération pour le calcul du montant des indemnités, traitements ou jetons de présence perçus en rétribution des activités exercées par ce membre en dehors de son mandat de député, les indemnités, traitements ou jetons de présence qui découlent de l'exercice d'un mandat, d'une fonction ou charge publics d'ordre politique.]3 [1 Les indemnités, traitements ou jetons de présence découlant de l'exercice de fonctions spéciales, telles que déterminées par le règlement du Parlement, sont également pris en considération pour le calcul de ce montant.]1 [2 Relèvent notamment des indemnités, traitements ou jetons de présence visés à la première phrase du présent alinéa les indemnités perçues directement ou indirectement à la suite de l'exercice de fonctions au sein du conseil d'administration, du conseil consultatif ou du comité de direction :
a) des intercommunales et des interprovinciales;
b) des personnes morales sur lesquelles une ou plusieurs autorités publiques jointes exercent directement ou indirectement une influence dominante:
- soit en concluant avec ces personnes morales un contrat de gestion ou un contrat d'administration;
- soit en désignant, directement ou indirectement, plus de la moitié des membres de leur organe d'administration, de gestion ou de direction, ou en désignant une ou plusieurs personnes chargées d'exercer la tutelle en leur sein;
- soit en détenant, directement ou indirectement, la majorité du capital souscrit;
- soit en disposant, directement ou indirectement, de la majorité des voix attachées aux parts émises par la personne morale;
c) des personnes morales dans lesquelles le membre du parlement fait partie du conseil d'administration, conseil consultatif ou comité de direction, à la suite d'une décision d'une autorité publique.]2
Si le plafond fixé à l'alinéa 1er est dépassé, l'indemnité fixée à l'article 14 est réduite, sauf lorsque le mandat de membre du (Parlement) de la Communauté germanophone est cumulé avec un mandat de bourgmestre, d'échevin ou de président d'un conseil de l'aide sociale. Dans ce cas, c'est le traitement de bourgmestre, d'échevin ou de président d'un conseil de l'aide sociale qui est diminué. <L 2006-03-27/34, art. 22, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Lorsque les activités visées aux alinéas 1er et 2 débutent ou prennent fin en cours du mandat parlementaire, le (député) concerné en informe le président de son assemblée. <L 2006-03-27/34, art. 22, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Le (Parlement) organise dans son règlement les modalités d'exécution des présente dispositions. <L 2006-03-27/34, art. 22, 017; En vigueur : 21-04-2006>
[1 Le présent article ne s'applique pas au président du Parlement.]1
[3 Sont pris en considération pour le calcul du montant des indemnités, traitements ou jetons de présence perçus en rétribution des activités exercées par ce membre en dehors de son mandat de député, les indemnités, traitements ou jetons de présence qui découlent de l'exercice d'un mandat, d'une fonction ou charge publics d'ordre politique.]3 [1 Les indemnités, traitements ou jetons de présence découlant de l'exercice de fonctions spéciales, telles que déterminées par le règlement du Parlement, sont également pris en considération pour le calcul de ce montant.]1 [2 Relèvent notamment des indemnités, traitements ou jetons de présence visés à la première phrase du présent alinéa les indemnités perçues directement ou indirectement à la suite de l'exercice de fonctions au sein du conseil d'administration, du conseil consultatif ou du comité de direction :
a) des intercommunales et des interprovinciales;
b) des personnes morales sur lesquelles une ou plusieurs autorités publiques jointes exercent directement ou indirectement une influence dominante:
- soit en concluant avec ces personnes morales un contrat de gestion ou un contrat d'administration;
- soit en désignant, directement ou indirectement, plus de la moitié des membres de leur organe d'administration, de gestion ou de direction, ou en désignant une ou plusieurs personnes chargées d'exercer la tutelle en leur sein;
- soit en détenant, directement ou indirectement, la majorité du capital souscrit;
- soit en disposant, directement ou indirectement, de la majorité des voix attachées aux parts émises par la personne morale;
c) des personnes morales dans lesquelles le membre du parlement fait partie du conseil d'administration, conseil consultatif ou comité de direction, à la suite d'une décision d'une autorité publique.]2
Si le plafond fixé à l'alinéa 1er est dépassé, l'indemnité fixée à l'article 14 est réduite, sauf lorsque le mandat de membre du (Parlement) de la Communauté germanophone est cumulé avec un mandat de bourgmestre, d'échevin ou de président d'un conseil de l'aide sociale. Dans ce cas, c'est le traitement de bourgmestre, d'échevin ou de président d'un conseil de l'aide sociale qui est diminué. <L 2006-03-27/34, art. 22, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Lorsque les activités visées aux alinéas 1er et 2 débutent ou prennent fin en cours du mandat parlementaire, le (député) concerné en informe le président de son assemblée. <L 2006-03-27/34, art. 22, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Le (Parlement) organise dans son règlement les modalités d'exécution des présente dispositions. <L 2006-03-27/34, art. 22, 017; En vigueur : 21-04-2006>
[1 Le présent article ne s'applique pas au président du Parlement.]1
Art.14ter. [1 § 1. Een lid van het Parlement dat ontslag neemt, stelt het Parlement daarvan in kennis door middel van een geschrift, gericht aan de voorzitter.
§ 2. Het ontslag heeft uitwerking op de dag waarop het Parlement de ontslagbrief ontvangt of op een latere datum, indien het lid dit zo aangeeft in de ontslagbrief.
Indien het ontslag op een latere datum uitwerking heeft, kan het tot de dag vóór die datum worden ingetrokken door middel van een geschrift, gericht aan de voorzitter.]1
§ 2. Het ontslag heeft uitwerking op de dag waarop het Parlement de ontslagbrief ontvangt of op een latere datum, indien het lid dit zo aangeeft in de ontslagbrief.
Indien het ontslag op een latere datum uitwerking heeft, kan het tot de dag vóór die datum worden ingetrokken door middel van een geschrift, gericht aan de voorzitter.]1
Art.14ter. [1 § 1er. Un membre du Parlement qui démissionne notifie sa démission au Parlement par un écrit adressé au président.
§ 2. La démission prend effet le jour de la réception de la lettre de démission par le Parlement ou à une date ultérieure si le membre l'indique dans sa lettre de démission.
Si la démission prend effet à une date ultérieure, elle peut être retirée jusqu'au jour précédant cette date par un écrit adressé au président.]1
§ 2. La démission prend effet le jour de la réception de la lettre de démission par le Parlement ou à une date ultérieure si le membre l'indique dans sa lettre de démission.
Si la démission prend effet à une date ultérieure, elle peut être retirée jusqu'au jour précédant cette date par un écrit adressé au président.]1
Modifications
Onderafdeling II. - Verkiezing. (Opgeheven)
Sous-section II. - De l'élection. (Abrogé)
Art.15. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.15. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.16. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.16. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.17. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.17. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.18. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.18. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.19. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.19. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.20. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.20. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.21. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.21. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.22. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.22. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.23. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.23. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.24. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.24. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.25. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.25. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.26. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.26. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.27. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.27. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.28. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.28. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.29. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.29. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.30. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.30. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.31. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.31. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.32. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.32. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.33. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.33. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.34. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.34. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.35. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.35. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.36. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.36. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.37. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.37. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.38. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.38. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.39. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.39. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.40. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.40. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Art.41. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.41. (Abrogé) <L 1990-07-06/34, art. 52, 002; En vigueur : 30-07-1990>
Afdeling II. - Werking.
Section II. - Du fonctionnement.
Art.42. (Het Parlement) komt van rechtswege bijeen ieder jaar, de derde [1 maandag]1 van september, behalve wanneer (het) reeds voordien door de (regering) is bijeengeroepen. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 2006-03-27/34, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(Het) komt eveneens van rechtswege bijeen na iedere vernieuwing van (het Parlement), (de vierde [1 maandag]1 na de dag waarop die vernieuwing heeft plaatsgevonden). <W 1999-05-06/54, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 07-06-1999> <W 2006-03-27/34, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(...) <W 1999-05-06/54, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 07-06-1999>
(Het) moet ieder jaar tenminste veertig dagen in zitting blijven. <W 2006-03-27/34, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(Het) komt eveneens van rechtswege bijeen na iedere vernieuwing van (het Parlement), (de vierde [1 maandag]1 na de dag waarop die vernieuwing heeft plaatsgevonden). <W 1999-05-06/54, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 07-06-1999> <W 2006-03-27/34, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(...) <W 1999-05-06/54, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 07-06-1999>
(Het) moet ieder jaar tenminste veertig dagen in zitting blijven. <W 2006-03-27/34, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Modifications
Art.42. Le (Parlement) se réunit de plein droit chaque année le troisième [1 lundi]1 de septembre, à moins qu'il n'ait été réuni antérieurement par (le gouvernement). <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993> <L 2006-03-27/34, art. 23, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Il se réunit également de plein droit après chaque renouvellement du (Parlement) (le quatrième [1 lundi]1 qui suit le jour de ce renouvellement). <L 1999-05-06/54, art. 2, 009; En vigueur : 07-06-1999> <L 2006-03-27/34, art. 23, 017; En vigueur : 21-04-2006>
(...) <L 1999-05-06/54, art. 3, 009; En vigueur : 07-06-1999>
Il doit rester réuni chaque année au moins quarante jours.
Il se réunit également de plein droit après chaque renouvellement du (Parlement) (le quatrième [1 lundi]1 qui suit le jour de ce renouvellement). <L 1999-05-06/54, art. 2, 009; En vigueur : 07-06-1999> <L 2006-03-27/34, art. 23, 017; En vigueur : 21-04-2006>
(...) <L 1999-05-06/54, art. 3, 009; En vigueur : 07-06-1999>
Il doit rester réuni chaque année au moins quarante jours.
Modifications
Art.43. De vergaderingen van (het Parlement) zijn openbaar. <W 2006-03-27/34, art. 24, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(Het Parlement) vergadert evenwel met gesloten deuren op verzoek van de voorzitter of van [1 twee]1 leden. <W 2006-03-27/34, art. 24, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(Het Parlement) beslist daarna bij volstrekte meerderheid of de vergadering in het openbaar zal worden hervat ter behandeling van hetzelfde onderwerp. <W 2006-03-27/34, art. 24, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(Het Parlement) vergadert evenwel met gesloten deuren op verzoek van de voorzitter of van [1 twee]1 leden. <W 2006-03-27/34, art. 24, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(Het Parlement) beslist daarna bij volstrekte meerderheid of de vergadering in het openbaar zal worden hervat ter behandeling van hetzelfde onderwerp. <W 2006-03-27/34, art. 24, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Modifications
Art.43. Les séances du (Parlement) sont publiques. <L 2006-03-27/34, art. 24, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Néanmoins, le (Parlement) se forme en comité secret, sur la demande de son président ou de [1 deux]1 membres. <L 2006-03-27/34, art. 24, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Le (Parlement) décide ensuite, à la majorité absolue, si la séance doit être reprise en public sur le même sujet. <L 2006-03-27/34, art. 24, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Néanmoins, le (Parlement) se forme en comité secret, sur la demande de son président ou de [1 deux]1 membres. <L 2006-03-27/34, art. 24, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Le (Parlement) décide ensuite, à la majorité absolue, si la séance doit être reprise en public sur le même sujet. <L 2006-03-27/34, art. 24, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Modifications
Art. 43.1. [1 § 1. Bij het begin van de zittingsperiode wordt het Parlement voorgezeten door het oudste lid van het Parlement tot het vast bureau is verkozen, bijgestaan door de twee jongste leden.
Het Parlement verkiest uit zijn leden zijn voorzitter, zijn ondervoorzitters en zijn secretarissen. Zij vormen het vast bureau van het Parlement.
§ 2. Bij de verkiezing van de leden van het bureau wordt, wanneer bij de eerste stemming de volstrekte meerderheid niet is bereikt, overgegaan tot een tweede stemming om de twee kandidaten die het grootste aantal stemmen hebben verkregen, te rangschikken, na eventuele verzaking van kandidaten. In voorkomend geval wordt de deelneming aan de tweede stemming bepaald met inachtneming van de in het tweede lid bepaalde regelen.
Bij staking van stemmen wordt de voorkeur verleend aan de kandidaat die ononderbroken het langst het mandaat als lid van het Parlement of van de Raad van de Duitse Cultuurgemeenschap vervult. Bij gelijke anciënniteit wordt de voorkeur gegeven aan de jongste kandidaat.]1
Het Parlement verkiest uit zijn leden zijn voorzitter, zijn ondervoorzitters en zijn secretarissen. Zij vormen het vast bureau van het Parlement.
§ 2. Bij de verkiezing van de leden van het bureau wordt, wanneer bij de eerste stemming de volstrekte meerderheid niet is bereikt, overgegaan tot een tweede stemming om de twee kandidaten die het grootste aantal stemmen hebben verkregen, te rangschikken, na eventuele verzaking van kandidaten. In voorkomend geval wordt de deelneming aan de tweede stemming bepaald met inachtneming van de in het tweede lid bepaalde regelen.
Bij staking van stemmen wordt de voorkeur verleend aan de kandidaat die ononderbroken het langst het mandaat als lid van het Parlement of van de Raad van de Duitse Cultuurgemeenschap vervult. Bij gelijke anciënniteit wordt de voorkeur gegeven aan de jongste kandidaat.]1
Art. 43.1. [1 § 1er. En début de législature, le doyen des membres du Parlement en assure la présidence jusqu'à l'élection du bureau définitif; il est assisté des deux plus jeunes membres.
Le Parlement choisit en son sein ses président, vice-président et secrétaires. Ils constituent le bureau définitif du Parlement.
§ 2. Si, lors de l'élection des membres du bureau, la majorité absolue n'est pas obtenue au premier scrutin, un second a lieu afin de déterminer l'ordre des deux candidats ayant obtenu le plus de suffrages, et ce, après que des candidats se sont éventuellement retirés. Le cas échéant, la participation au second scrutin est déterminée en tenant compte des règles fixée au deuxième alinéa.
En cas de parité des voix, la préférence est accordée au candidat qui, sans interruption, a rempli depuis le plus longtemps le mandat de membre du Parlement ou du Conseil de la Communauté culturelle allemande. En cas d'ancienneté égale, la préférence est donnée au candidat le plus jeune.]1
Le Parlement choisit en son sein ses président, vice-président et secrétaires. Ils constituent le bureau définitif du Parlement.
§ 2. Si, lors de l'élection des membres du bureau, la majorité absolue n'est pas obtenue au premier scrutin, un second a lieu afin de déterminer l'ordre des deux candidats ayant obtenu le plus de suffrages, et ce, après que des candidats se sont éventuellement retirés. Le cas échéant, la participation au second scrutin est déterminée en tenant compte des règles fixée au deuxième alinéa.
En cas de parité des voix, la préférence est accordée au candidat qui, sans interruption, a rempli depuis le plus longtemps le mandat de membre du Parlement ou du Conseil de la Communauté culturelle allemande. En cas d'ancienneté égale, la préférence est donnée au candidat le plus jeune.]1
Modifications
Art.44. De artikelen (31, §§ 5 en 6,) 32, §§ 2 en 3 [2 ...]2 (, 35, §§ 1 en 2, 36, [1 37]1 en 38 (tot 48bis)) van de bijzondere wet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 111, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 1996-12-16/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997> <W 2002-01-07/39, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <W 2003-07-03/58, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 11-09-2003>
[2 ...]2
[1 In afwijking van artikel 35, § 2, van de bijzondere wet worden de decreten bedoeld in de artikelen [3 8, § 1, tweede lid, en § 4, tweede lid,]3 [3 10bis, vierde en vijfde lid,]3 10ter, § 5, 45, 49, eerste lid, 50, derde lid, van deze wet, alsook in de artikelen 11, § § 1bis, 1ter en 1quater, 20bis, 22, eerste lid, en 45, § 2, derde lid, van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen.]1
[2 ...]2
[1 In afwijking van artikel 35, § 2, van de bijzondere wet worden de decreten bedoeld in de artikelen [3 8, § 1, tweede lid, en § 4, tweede lid,]3 [3 10bis, vierde en vijfde lid,]3 10ter, § 5, 45, 49, eerste lid, 50, derde lid, van deze wet, alsook in de artikelen 11, § § 1bis, 1ter en 1quater, 20bis, 22, eerste lid, en 45, § 2, derde lid, van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen.]1
Art.44. Les articles (31, §§ 5 et 6,) 32, §§ 2 et 3 [2 ...]2 (, 35, §§ 1er et 2, 36, [1 37]1 et 38 à (48 bis)), de la loi spéciale sont applicables à la Communauté germanophone. <L 1993-07-16/31, art. 111, 005; En vigueur : 30-07-1993> <L 1996-12-16/32, art. 5, 007; En vigueur : 10-01-1997> <L 2002-01-07/39, art. 2, 013; En vigueur : 01-01-2002> <L 2003-07-03/58, art. 2, 016; En vigueur : 11-09-2003>
[2 ...]2
[1 Par dérogation à l'article 35, § 2, de la loi spéciale, les décrets visés aux articles [3 8, § 1er, alinéa 2, et § 4, alinéa 2,]3 [3 10bis, alinéas 4 et 5,]3 10ter, § 5, 45, 49, alinéa 1er, 50, alinéa 3, de la présente loi ainsi qu'aux articles 11, § § 1bis, 1ter et 1quater, 20bis, 22, alinéa 1er, et 45, § 2, alinéa 3, de la loi du 6 juillet 1990 réglant les modalités de l'élection du Parlement de la Communauté germanophone, sont adoptés à la majorité des deux tiers des suffrages exprimés.]1
[2 ...]2
[1 Par dérogation à l'article 35, § 2, de la loi spéciale, les décrets visés aux articles [3 8, § 1er, alinéa 2, et § 4, alinéa 2,]3 [3 10bis, alinéas 4 et 5,]3 10ter, § 5, 45, 49, alinéa 1er, 50, alinéa 3, de la présente loi ainsi qu'aux articles 11, § § 1bis, 1ter et 1quater, 20bis, 22, alinéa 1er, et 45, § 2, alinéa 3, de la loi du 6 juillet 1990 réglant les modalités de l'élection du Parlement de la Communauté germanophone, sont adoptés à la majorité des deux tiers des suffrages exprimés.]1
Art.45. [1 Het Parlement kan de bepalingen van de artikelen 42, 43, 44, eerste lid, wat de regels betreft die zijn uiteengezet in de artikelen 32, § § 2 en 3, 33, 37, 41, 46, 47 en 48 van de bijzondere wet, 44, tweede lid, en 51, wat de regels betreft die zijn uiteengezet in de artikelen 68 tot 73 van de bijzondere wet, bij decreet wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.]1
Art.45. [1 Le Parlement peut modifier, compléter, remplacer ou abroger par décret les dispositions des articles 42, 43, 44, alinéa 1er, en ce qui concerne les règles énoncées dans les articles 32, § § 2 et 3, 33, 37, 41, 46, 47 et 48 de la loi spéciale, 44, alinéa 2, et 51, en ce qui concerne les règles énoncées dans les articles 68 à 73 de la loi spéciale.]1
Modifications
Afdeling III. - Bekendmaking en inwerkingtreding van de decreten.
Section III. - De la publication et de l'entrée en vigueur des décrets.
Art.46. De bekrachtiging en de afkondiging van de decreten van (het Parlement) geschieden op de volgende wijze : <W 2006-03-27/34, art. 26, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
" (Das Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft) hat das Folgende angenommen und wir, (Regierung), sanktionnieren es : <W 2006-03-27/34, art. 26, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
DEKRET
" Wir fertigen das vorliegende Dekret aus und ordnen an, dass es durch das Belgische Staatsblatt veröffentlicht wird. "
" (Das Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft) hat das Folgende angenommen und wir, (Regierung), sanktionnieren es : <W 2006-03-27/34, art. 26, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
DEKRET
" Wir fertigen das vorliegende Dekret aus und ordnen an, dass es durch das Belgische Staatsblatt veröffentlicht wird. "
Art.46. La sanction et la promulgation des décrets du (Parlement) se font de la manière suivante : <L 2006-03-27/34, art. 26, 017; En vigueur : 21-04-2006>
" (Das Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft) hat das Folgende angenommen und wir, (Regierung), sanktionnieren es : <L 2006-03-27/34, art. 26, 017; En vigueur : 21-04-2006>
" DEKRET
" Wir fertigen das vorliegende Dekret aus und ordnen an, dass es durch das Belgische Staatsblatt veröffentlicht wird. "
" (Das Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft) hat das Folgende angenommen und wir, (Regierung), sanktionnieren es : <L 2006-03-27/34, art. 26, 017; En vigueur : 21-04-2006>
" DEKRET
" Wir fertigen das vorliegende Dekret aus und ordnen an, dass es durch das Belgische Staatsblatt veröffentlicht wird. "
Art.47. Na hun afkondiging worden de decreten van (het Parlement) in het Belgisch Staatsblad in het Duits, met een vertaling in het Nederlands en in het Frans en in het Memorial (des Parlaments) der deutschsprachigen Gemeinschaft in het Duits bekendgemaakt. <W 2006-03-27/34, art. 27, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art.47. Après leur promulgation, les décrets du (Parlement) sont publiés au Moniteur belge en allemand, avec une traduction en français et en néerlandais, ainsi qu'au Mémorial (des Parlaments) der deutschsprachigen Gemeinschaft en allemand. <L 2006-03-27/34, art. 27, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Art.48. De decreten zijn verbindend de tiende dag na die van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, tenzij zij een andere termijn bepalen.
Art.48. Les décrets sont obligatoires le dixième jour après celui de leur publication au Moniteur belge, à moins qu'ils n'aient fixé un autre délai.
HOOFDSTUK III. - (De Regering)
CHAPITRE III. - (Le Gouvernement)
Eerste afdeling. - Samenstelling, werking en bevoegdheden.
Section première. - De la composition, du fonctionnement et des compétences.
Art.49. (De regering bestaat uit minstens drie leden en hoogstens vijf leden die door (het Parlement) gekozen worden overeenkomstig de regels bepaald in artikel 60 van de bijzondere wet.) [1 Het Parlement kan bij decreet het maximum aantal leden van de regering wijzigen.]1 <W 2002-01-07/39, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <W 2006-03-27/34, art. 29, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
De voordrachten van kandidaturen moeten echter slechts door tenminste drie leden van (het Parlement) worden ondertekend. <W 2006-03-27/34, art. 29, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(Ingeval de leden van de regering afzonderlijk worden gekozen en na aanwijzing van het voorlaatste lid alle leden van hetzelfde geslacht zijn, wordt de stemming voor de aanwijzing van het laatste lid beperkt tot de kandidaten van het andere geslacht.) <W 2003-05-05/44, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 13-06-2004; zie art. 3>
De voordrachten van kandidaturen moeten echter slechts door tenminste drie leden van (het Parlement) worden ondertekend. <W 2006-03-27/34, art. 29, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(Ingeval de leden van de regering afzonderlijk worden gekozen en na aanwijzing van het voorlaatste lid alle leden van hetzelfde geslacht zijn, wordt de stemming voor de aanwijzing van het laatste lid beperkt tot de kandidaten van het andere geslacht.) <W 2003-05-05/44, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 13-06-2004; zie art. 3>
Modifications
Art.49. (Le gouvernement se compose de minimum trois membres et de maximum cinq membres élus par le (Parlement), conformément aux règles fixées à l'article 60 de la loi spéciale.) [1 Le Parlement peut modifier par décret le nombre maximum des membres du gouvernement.]1 <L 2002-01-07/39, art. 3, 013; En vigueur : 01-01-2002> <L 2006-03-27/34, art. 29, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Toutefois, les présentations de candidatures ne doivent être signées que par trois membres au moins du (Parlement). <L 2006-03-27/34, art. 29, 017; En vigueur : 21-04-2006>
(En cas d'élection séparée des membres du gouvernement, si après désignation de l'avant-dernier membre, tous les membres sont de même sexe, le scrutin pour la désignation du dernier membre est limité aux candidats appartenant à l'autre sexe.) <L 2003-05-05/44, art. 2, 015; En vigueur : 13-06-2004; voir art. 3>
Toutefois, les présentations de candidatures ne doivent être signées que par trois membres au moins du (Parlement). <L 2006-03-27/34, art. 29, 017; En vigueur : 21-04-2006>
(En cas d'élection séparée des membres du gouvernement, si après désignation de l'avant-dernier membre, tous les membres sont de même sexe, le scrutin pour la désignation du dernier membre est limité aux candidats appartenant à l'autre sexe.) <L 2003-05-05/44, art. 2, 015; En vigueur : 13-06-2004; voir art. 3>
Modifications
Art.50. (De vereisten en onverenigbaarheden bepaald in de artikelen 10 en 10bis en in artikel 5 van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop (het Parlement) van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, gelden eveneens voor de leden van de Regering.) <W 1996-12-16/32, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997> <W 2006-03-27/34, art. 30, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Niemand kan tegelijk lid zijn van de (regering) en lid van de (federale regering) of lid van een andere (regering). <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
[1 Het Parlement kan bij decreet bijkomende onverenigbaarheden instellen.]1
Niemand kan tegelijk lid zijn van de (regering) en lid van de (federale regering) of lid van een andere (regering). <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
[1 Het Parlement kan bij decreet bijkomende onverenigbaarheden instellen.]1
Modifications
Art.50. (Les conditions et incompatibilités prévues aux articles 10 et 10bis et à l'article 5 de la loi du 6 juillet 1990 réglant les modalités de l'élection du (Parlement) de la Communauté germanophone sont applicables aux membres du Gouvernement.) <L 1996-12-16/32, art. 6, 007; En vigueur : 10-01-1997> <L 2006-03-27/34, art. 30, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Nul ne peut être à la fois membre (du gouvernement) et membre du Gouvernement (fédéral) ou membre d'un autre (gouvernement). <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
[1 Le Parlement peut par décret déterminer des incompatibilités supplémentaires.]1
Nul ne peut être à la fois membre (du gouvernement) et membre du Gouvernement (fédéral) ou membre d'un autre (gouvernement). <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
[1 Le Parlement peut par décret déterminer des incompatibilités supplémentaires.]1
Modifications
Art.51. De artikelen 62, [1 68 tot 73]1, 78, 79, §§ 1 en 3, 81 en 82, van de bijzondere wet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 113, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Modifications
Art.51. Les articles 62, [1 68 à 73]1 78, 79, §§ 1 et 3, 81 et 82, de la loi spéciale sont applicables à la Communauté germanophone.
Modifications
Art.52. § 1. De (regering), in de tot de bevoegdheid van de Gemeenschap behorende aangelegenheden : <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
1° beraadslaagt over ieder ontwerp van decreet of van besluit al naar het geval;
2° stelt de bestemming van de begrotingskredieten voor;
3° ontwerpt en coördineert het beleid van de Gemeenschap.
§ 2. Het beraad in de (regering) komt in de plaats van het bij wet of koninklijk besluit voorgeschreven overleg in de Ministerraad of in het nationaal Ministercomité, telkens als het om een zaak gaat die tot de bevoegdheid van de (regering) behoort. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
§ 3. De bevoegdheden toegewezen aan een Minister bij wet, bij reglementair besluit van de Raad van de Duitse Cultuurgemeenschap of bij koninklijk besluit, worden uitgeoefend door de (regering), telkens als het om een zaak gaat die tot de bevoegdheid van deze laatste behoort. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
1° beraadslaagt over ieder ontwerp van decreet of van besluit al naar het geval;
2° stelt de bestemming van de begrotingskredieten voor;
3° ontwerpt en coördineert het beleid van de Gemeenschap.
§ 2. Het beraad in de (regering) komt in de plaats van het bij wet of koninklijk besluit voorgeschreven overleg in de Ministerraad of in het nationaal Ministercomité, telkens als het om een zaak gaat die tot de bevoegdheid van de (regering) behoort. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
§ 3. De bevoegdheden toegewezen aan een Minister bij wet, bij reglementair besluit van de Raad van de Duitse Cultuurgemeenschap of bij koninklijk besluit, worden uitgeoefend door de (regering), telkens als het om een zaak gaat die tot de bevoegdheid van deze laatste behoort. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Art.52. § 1. Dans les matières qui sont de la compétence de la Communauté, (le gouvernement) : <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
1° délibère de tous projets de décrets ou d'arrêtés, selon le cas;
2° propose l'affectation des crédits budgétaires;
3° élabore et coordonne la politique de la Communauté.
§ 2. La délibération (du gouvernement) remplace la délibération du Conseil des Ministres ou du Comité ministériel national qui est requise par une loi ou par un arrêté royal, chaque fois qu'il s'agit d'une affaire relevant de la compétence (du gouvernement). <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
§ 3. Les compétences attribuées à un Ministre par la loi, par arrêté réglementaire du Conseil de la Communauté culturelle allemande ou par arrêté royal, sont exercées par (le gouvernement), chaque fois qu'il s'agit d'une affaire relevant de la compétence de ce dernier. <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
1° délibère de tous projets de décrets ou d'arrêtés, selon le cas;
2° propose l'affectation des crédits budgétaires;
3° élabore et coordonne la politique de la Communauté.
§ 2. La délibération (du gouvernement) remplace la délibération du Conseil des Ministres ou du Comité ministériel national qui est requise par une loi ou par un arrêté royal, chaque fois qu'il s'agit d'une affaire relevant de la compétence (du gouvernement). <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
§ 3. Les compétences attribuées à un Ministre par la loi, par arrêté réglementaire du Conseil de la Communauté culturelle allemande ou par arrêté royal, sont exercées par (le gouvernement), chaque fois qu'il s'agit d'une affaire relevant de la compétence de ce dernier. <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
Afdeling II. - Bekendmaking en inwerkingtreding van de besluiten.
Section II. - De la publication et de l'entrée en vigueur des arrêtés.
Art.53. De besluiten van de (regering) worden in het Belgisch Staatsblad in het Duits bekendgemaakt, met een vertaling in het Nederlands en in het Frans. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Ze worden eveneens in het Duits bekendgemaakt in het Memorial (des Parlaments) der deutschsprachigen Gemeinschaft. <W 2006-03-27/34, art. 31, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Wanneer zij geen belang hebben voor de algemeenheid van de burgers, mogen de in het eerste lid bedoelde besluiten evenwel bij uittreksel of in de vorm van een gewone vermelding in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt worden; wanneer hun bekendmaking geen openbaar nut heeft, mag deze achterwege worden gelaten.
De besluiten zijn verbindend de tiende dag na die waarop zij in het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt, tenzij zij een andere termijn bepalen.
De besluiten waarvan kennis is gegeven aan de belanghebbenden zijn verbindend vanaf de kennisgeving of vanaf de bekendmaking, als deze voorafgaat.
Ze worden eveneens in het Duits bekendgemaakt in het Memorial (des Parlaments) der deutschsprachigen Gemeinschaft. <W 2006-03-27/34, art. 31, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Wanneer zij geen belang hebben voor de algemeenheid van de burgers, mogen de in het eerste lid bedoelde besluiten evenwel bij uittreksel of in de vorm van een gewone vermelding in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt worden; wanneer hun bekendmaking geen openbaar nut heeft, mag deze achterwege worden gelaten.
De besluiten zijn verbindend de tiende dag na die waarop zij in het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt, tenzij zij een andere termijn bepalen.
De besluiten waarvan kennis is gegeven aan de belanghebbenden zijn verbindend vanaf de kennisgeving of vanaf de bekendmaking, als deze voorafgaat.
Art.53. Les arrêtés (du gouvernement) sont publiés au Moniteur belge en allemand, avec une traduction en français et en néerlandais. <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
Ils sont également publiés en allemand au Mémorial (des Parlements) der deutschsprachigen Gemeinschaft. <L 2006-03-27/34, art. 31, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Néanmoins, lorsqu'ils n'intéressent pas la généralité des citoyens, les arrêtés visés au premier alinéa peuvent n'être publiés que par extrait ou ne faire l'objet que d'une simple mention au Moniteur belge; si leur publicité ne présente aucun caractère d'utilité publique, ils peuvent ne pas être publiés.
Les arrêtés sont obligatoires le dixième jour après celui de leur publication au Moniteur belge à moins qu'ils ne fixent un autre délai.
Les arrêtés notifiés aux intéressés sont obligatoires à partir de leur notification ou de leur publication si elle lui est antérieure.
Ils sont également publiés en allemand au Mémorial (des Parlements) der deutschsprachigen Gemeinschaft. <L 2006-03-27/34, art. 31, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Néanmoins, lorsqu'ils n'intéressent pas la généralité des citoyens, les arrêtés visés au premier alinéa peuvent n'être publiés que par extrait ou ne faire l'objet que d'une simple mention au Moniteur belge; si leur publicité ne présente aucun caractère d'utilité publique, ils peuvent ne pas être publiés.
Les arrêtés sont obligatoires le dixième jour après celui de leur publication au Moniteur belge à moins qu'ils ne fixent un autre délai.
Les arrêtés notifiés aux intéressés sont obligatoires à partir de leur notification ou de leur publication si elle lui est antérieure.
Afdeling III. - De diensten.
Section III. - Des services.
Art.54. <W 1990-07-18/30, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> <NOTA : Volgens art. 27 van de W 1990-07-18/30, treedt dit artikel, wat de verwijzing betreft naar artikel 87, §3, pas in werking op dezelfde datum als het koninklijk besluit bedoeld in artikel 87, §4, van de bijzondere wet.>
De artikelen 87, §§ 1 tot 4, 88, §§ 1 en 2, alsook artikel 89 van de bijzondere wet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
De regels die van toepassing zijn op de betrekkingen tussen de openbare overheden en de syndicale organisaties van de ambtenaren die van deze overheid afhangen, evenals de betrekkingen met de leden van deze syndicale organisaties, behoren tot de bevoegdheid van de (federale overheid) wat betreft de Duitstalige Gemeenschap en de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen, met inbegrip van het onderwijs. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
De artikelen 87, §§ 1 tot 4, 88, §§ 1 en 2, alsook artikel 89 van de bijzondere wet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
De regels die van toepassing zijn op de betrekkingen tussen de openbare overheden en de syndicale organisaties van de ambtenaren die van deze overheid afhangen, evenals de betrekkingen met de leden van deze syndicale organisaties, behoren tot de bevoegdheid van de (federale overheid) wat betreft de Duitstalige Gemeenschap en de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen, met inbegrip van het onderwijs. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Art.54. <L 1990-07-18/30, art. 5, 003; En vigueur : 01-01-1989>
Les articles 87, §§ 1er à 4, 88, §§ 1er et 2, ainsi que l'article 89 de la loi spéciale sont applicables à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.
Les règles relatives aux relations entre les autorités publiques et les organisations syndicales des agents relevant de ces autorités, ainsi qu'aux relations avec les membres de ces organisations syndicales, relèvent, en ce qui concerne la Communauté germanophone et les personnes morales de droit public qui en dépendent, en ce compris l'enseignement, de la compétence de l'(autorité fédérale). <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
Les articles 87, §§ 1er à 4, 88, §§ 1er et 2, ainsi que l'article 89 de la loi spéciale sont applicables à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.
Les règles relatives aux relations entre les autorités publiques et les organisations syndicales des agents relevant de ces autorités, ainsi qu'aux relations avec les membres de ces organisations syndicales, relèvent, en ce qui concerne la Communauté germanophone et les personnes morales de droit public qui en dépendent, en ce compris l'enseignement, de la compétence de l'(autorité fédérale). <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
Afdeling IV. - Onderwijspersoneel.
Section IV. - Personnel de l'enseignement.
Art. 54bis. <INGEVOEGD bij W 1990-07-18/30, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> Met het oog op de uitoefening van de door de Grondwet toegewezen bevoegdheden worden de personeelsleden (van het in artikel 24 van de Grondwet) bedoelde onderwijs, ingericht door het Rijk, van de Fondsen en de Inspectiediensten, bedoeld door de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, overgeheveld naar de Duitstalige Gemeenschap. Artikel 91bis, § 2, van de bijzondere wet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. <W 2007-03-20/52, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
Art. 54bis. En vue de l'exercice des compétences attribuées par la Constitution, les membres du personnel de l'enseignement (visé à l'article 24 de la Constitution), organisé par l'Etat, des Fonds et des Services d'inspection, visés par la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l'enseignement, sont transférés à la Communauté germanophone. L'article 91bis, § 2, de la loi spéciale est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires. <L 2007-03-20/52, art. 5, 019; En vigueur : 23-06-2007>
TITEL IV. - Samenwerking tussen de gemeenschappen.
TITRE IV. - De la coopération entre les communautés.
Art.55. § 1. Voor de uitoefening van de haar toegewezen bevoegdheid, kan de Duitstalige Gemeenschap samenwerkings- of verenigingsakkoorden sluiten met één of meer gemeenschappen.
§ 2. Binnen (het Parlement) wordt een commissie opgericht om de samenwerking met de Vlaamse en de Franse Gemeenschap te bevorderen. Ze is samengesteld volgens de regels van de evenredige vertegenwoordiging van de politieke fracties. Samen met de commissies bedoeld in § 1 van artikel 4 van de wet van 21 juli 1971 betreffende de bevoegdheid en de werking van de cultuurraden voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap en voor de Franse Cultuurgemeenschap vormt zij de verenigde commissies voor de samenwerking.
§ 3. Er wordt een commissie voor samenwerking opgericht bestaande uit acht leden, die voor de ene helft duitssprekend, voor de andere helft franssprekend moeten zijn. De eersten worden benoemd door de (regering) van de Duitstalige Gemeenschap, de anderen worden benoemd door de (regering) van de Franse Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
De beslissingen van de commissie moeten de meerderheid van de stemmen en tenminste twee stemmen van de duitssprekende leden en twee stemmen van de franssprekende leden verkrijgen.
De commissie beschikt op de aanvragen om steun voor culturele werkzaamheden die worden ingediend ten gunste van de taalminderheden gevestigd in de gemeenten die zijn genoemd in artikel 8, 1° en 2°, en in artikel 16 van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken.
De commissie verleent toelagen ten bezware van een krediet dat haar te beschikking wordt gesteld door elk van beide (Gemeenschapsparlementen). Aan de betrokken gemeente wordt kennis gegeven van de beslissing van de commissie. <W 2006-03-27/34, art. 32, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Bij gebrek aan beslissing over een ingediend dossier binnen een termijn van drie maand vanaf het indienen van het dossier, kan dit op verzoek van één van de partijen aanhangig worden gemaakt bij het Overlegcomité bedoeld in artikel 31 van de gewone wet.
§ 2. Binnen (het Parlement) wordt een commissie opgericht om de samenwerking met de Vlaamse en de Franse Gemeenschap te bevorderen. Ze is samengesteld volgens de regels van de evenredige vertegenwoordiging van de politieke fracties. Samen met de commissies bedoeld in § 1 van artikel 4 van de wet van 21 juli 1971 betreffende de bevoegdheid en de werking van de cultuurraden voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap en voor de Franse Cultuurgemeenschap vormt zij de verenigde commissies voor de samenwerking.
§ 3. Er wordt een commissie voor samenwerking opgericht bestaande uit acht leden, die voor de ene helft duitssprekend, voor de andere helft franssprekend moeten zijn. De eersten worden benoemd door de (regering) van de Duitstalige Gemeenschap, de anderen worden benoemd door de (regering) van de Franse Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
De beslissingen van de commissie moeten de meerderheid van de stemmen en tenminste twee stemmen van de duitssprekende leden en twee stemmen van de franssprekende leden verkrijgen.
De commissie beschikt op de aanvragen om steun voor culturele werkzaamheden die worden ingediend ten gunste van de taalminderheden gevestigd in de gemeenten die zijn genoemd in artikel 8, 1° en 2°, en in artikel 16 van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken.
De commissie verleent toelagen ten bezware van een krediet dat haar te beschikking wordt gesteld door elk van beide (Gemeenschapsparlementen). Aan de betrokken gemeente wordt kennis gegeven van de beslissing van de commissie. <W 2006-03-27/34, art. 32, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Bij gebrek aan beslissing over een ingediend dossier binnen een termijn van drie maand vanaf het indienen van het dossier, kan dit op verzoek van één van de partijen aanhangig worden gemaakt bij het Overlegcomité bedoeld in artikel 31 van de gewone wet.
Art.55. § 1. Pour l'exercice des compétences qui lui sont attribuées, la Communauté germanophone peut conclure des accords de coopération ou d'association avec une ou plusieurs communautés.
§ 2. Il est créé au sein du (Parlement) une commission qui a pour but de promouvoir la coopération avec la Communauté française et la Communauté flamande. Elle est composée suivant le système de la représentation proportionnelle des groupes politiques. Elle constitue avec les commissions visées au § 1 de l'article 4 de la loi du 21 juillet 1971 relative à la compétence et au fonctionnement des Conseils culturels pour la Communauté culturelle française et pour la Communauté culturelle néerlandaise, les commissions réunies de coopération. <L 2006-03-27/34, art. 32, 017; En vigueur : 21-04-2006>
§ 3. Il est créé une commission de coopération composée de huit membres qui doivent être pour une moitié d'expression allemande et pour l'autre d'expression française. Les premiers sont nommés par (le gouvernement) de la Communauté germanophone, les seconds sont nommés par (le gouvernement) de la Communauté française. <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
Les décisions de la commission doivent recueillir la majorité des voix et au moins deux voix de membres d'expression allemande et deux voix de membres d'expression française.
La commission statue sur les demandes d'aides aux activités culturelles qui sont introduites en faveur des minorités linguistiques établies dans les communes indiquées à l'article 8, 1° et 2°, et à l'article 16 des lois coordonnées sur l'emploi des langues en matière administrative.
La commission accorde les subventions à charge d'un crédit mis à sa disposition par l'un et l'autre des deux (Parlements de communauté). La commune concernée est informée de la décision de la commission. <L 2006-03-27/34, art. 32, 017; En vigueur : 21-04-2006>
En l'absence de décision à l'égard d'un dossier introduit dans un délai de trois mois à compter de l'introduction du dossier, celui-ci peut être porté, à la demande d'une des parties, devant le Comité de concertation visé à l'article 31 de la loi ordinaire.
§ 2. Il est créé au sein du (Parlement) une commission qui a pour but de promouvoir la coopération avec la Communauté française et la Communauté flamande. Elle est composée suivant le système de la représentation proportionnelle des groupes politiques. Elle constitue avec les commissions visées au § 1 de l'article 4 de la loi du 21 juillet 1971 relative à la compétence et au fonctionnement des Conseils culturels pour la Communauté culturelle française et pour la Communauté culturelle néerlandaise, les commissions réunies de coopération. <L 2006-03-27/34, art. 32, 017; En vigueur : 21-04-2006>
§ 3. Il est créé une commission de coopération composée de huit membres qui doivent être pour une moitié d'expression allemande et pour l'autre d'expression française. Les premiers sont nommés par (le gouvernement) de la Communauté germanophone, les seconds sont nommés par (le gouvernement) de la Communauté française. <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
Les décisions de la commission doivent recueillir la majorité des voix et au moins deux voix de membres d'expression allemande et deux voix de membres d'expression française.
La commission statue sur les demandes d'aides aux activités culturelles qui sont introduites en faveur des minorités linguistiques établies dans les communes indiquées à l'article 8, 1° et 2°, et à l'article 16 des lois coordonnées sur l'emploi des langues en matière administrative.
La commission accorde les subventions à charge d'un crédit mis à sa disposition par l'un et l'autre des deux (Parlements de communauté). La commune concernée est informée de la décision de la commission. <L 2006-03-27/34, art. 32, 017; En vigueur : 21-04-2006>
En l'absence de décision à l'égard d'un dossier introduit dans un délai de trois mois à compter de l'introduction du dossier, celui-ci peut être porté, à la demande d'une des parties, devant le Comité de concertation visé à l'article 31 de la loi ordinaire.
TITEL IVbis. - Samenwerking tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten.
TITRE IVbis. - Coopération entre l'Etat, les Communautés et les Régions.
Art. 55bis. <W 1993-05-05/66, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 18-05-1993> Artikel 92bis, §§ 1, 4bis, 4ter, [2 4sexies, 4septies, 4octies, 4decies, 4undecies,]2 5 en 6, alsook [1 de artikelen 92bis/1 en 92ter]1 van de bijzondere wet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
Art. 55bis. <L 1993-05-05/66, art. 2, 004; En vigueur : 18-05-1993> L'article 92bis, §§ 1er, 4 bis, 4ter, [2 4sexies, 4septies, 4octies, 4decies, 4undecies,]2 5 et 6, de même que [1 les articles 92bis/1 et 92ter]1 de la loi spéciale s'appliquent à la Communauté germanophone moyennant les adaptations nécessaires.
TITEL IVter. - Informatie van de Kamers en de (Gemeenschaps- en Gewestparlementen) over de voorstellen van normatieve rechtshandelingen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
TITRE IVter. - Information des Chambres et des (Parlements de communauté et de région) sur les propositions d'actes normatifs de la Commission des Communautés européennes.
Art. 55ter. <INGEVOEGD bij W 1993-05-05/66, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 18-05-1993> Artikel 92quater van de bijzondere wet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
Art. 55ter. L'article 92quater de la loi spéciale s'applique de la même manière à la Communauté germanophone.
TITEL V. - Financiële middelen.
TITRE V. - Des moyens financiers.
Hoofdstuk I. -[1 Algemene bepalingen]1
Chapitre Ier. - [1 Dispositions générales]1
Art.56. [1 Onverminderd artikel 170, § 2, van de Grondwet, gebeurt de financiering van de begroting van de Duitstalige Gemeenschap door :
1° niet-fiscale ontvangsten;
2° voor de periode van 1989 tot en met 2014, een algemene federale dotatie;
3° toegewezen gedeelten van de opbrengst van belastingen;
4° federale dotaties;
5° voor de periode van 2015 tot en met 2033, een overgangsmechanisme;
6° leningen.]1
1° niet-fiscale ontvangsten;
2° voor de periode van 1989 tot en met 2014, een algemene federale dotatie;
3° toegewezen gedeelten van de opbrengst van belastingen;
4° federale dotaties;
5° voor de periode van 2015 tot en met 2033, een overgangsmechanisme;
6° leningen.]1
Modifications
Art.56. [1 Sans préjudice de l'article 170, § 2, de la Constitution, le financement du budget de la Communauté germanophone est assuré par :
1° des recettes non fiscales;
2° pour la période de 1989 jusqu'à 2014, une dotation fédérale générale;
3° des parties attribuées du produit d'impôts;
4° des dotations fédérales;
5° pour la période de 2015 jusqu'à 2033, un mécanisme de transition;
6° des emprunts.]1
1° des recettes non fiscales;
2° pour la période de 1989 jusqu'à 2014, une dotation fédérale générale;
3° des parties attribuées du produit d'impôts;
4° des dotations fédérales;
5° pour la période de 2015 jusqu'à 2033, un mécanisme de transition;
6° des emprunts.]1
Modifications
Art. 56bis. [1 De artikelen 1ter, derde lid, en 11, van de financieringswet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
Art. 56bis. [1 Les articles 1erter, alinéa 3, et 11, de la loi de financement sont applicables à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.]1
Modifications
Hoofdstuk II. - [1 Eigen niet-fiscale ontvangsten]1
Chapitre II. - [1 Des recettes non fiscales propres]1
Art.57. <W 1990-07-18/30, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> Artikel 2 van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
Art.57. <L 1990-07-18/30, art. 9, 003; En vigueur : 01-01-1989> L'article 2 de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.
Hoofdstuk III. - [1 Algemene federale dotatie]1
Chapitre III. - [1 De la dotation fédérale générale]1
Art.58. <W 1993-07-16/31, art. 115, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> In de Rijksbegroting van 1989 bedraagt het totale bedrag van het in artikel 56, 2°, voorziene krediet 2 637,4 miljoen frank.
Tot en met het begrotingsjaar 1992 wordt dit bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van (de financieringswet). <W 2002-01-07/39, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Voor het jaar 1989 wordt bovendien een eenmalig krediet van 65 miljoen frank toegekend.
Tot en met het begrotingsjaar 1992 wordt dit bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van (de financieringswet). <W 2002-01-07/39, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Voor het jaar 1989 wordt bovendien een eenmalig krediet van 65 miljoen frank toegekend.
Art.58. <L 1993-07-16/31, art. 115, 005; En vigueur : 30-07-1993> Le montant total du crédit prévu à l'article 56, 2°, du budget de l'Etat pour l'année 1989 est de 2 637,4 millions de francs.
Jusqu'à l'année budgétaire 1992 incluse, ce montant est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, selon les modalités fixées à l'article 13, § 2, de (la loi de financement). <L 2002-01-07/39, art. 5, 013; En vigueur : 01-01-2002>
Pour l'année 1989, il est attribué, en outre, un crédit unique de 65 millions de francs.
Jusqu'à l'année budgétaire 1992 incluse, ce montant est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, selon les modalités fixées à l'article 13, § 2, de (la loi de financement). <L 2002-01-07/39, art. 5, 013; En vigueur : 01-01-2002>
Pour l'année 1989, il est attribué, en outre, un crédit unique de 65 millions de francs.
Art. 58bis. <INGEVOEGD bij W 1993-07-16/31, art. 116, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> § 1. Het in het begrotingsjaar 1992 met toepassing van artikel 58 toegekende bedrag wordt in het begrotingsjaar 1993 aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van (de financieringswet). <W 2002-01-07/39, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 2. Het met toepassing van § 1 verkregen bedrag wordt opgesplitst in twee gelijke gedeelten.
§ 3. (Voor de begrotingsjaren 1994 tot en met 1999) wordt het met toepassing van § 2 bekomen eerste gedeelte van 50 % jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van (de financieringswet). <W 2000-12-22/65, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001> <W 2002-01-07/39, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(§ 4. Voor het begrotingsjaar 2000, wordt het met toepassing van § 3 in het voorgaande begrotingsjaar verkregen bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van (de financieringswet). <W 2002-01-07/39, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Het in het eerste lid verkregen bedrag wordt verhoogd met een bedrag van 160 miljoen Belgische frank dat slechts in aanmerking wordt genomen naar verhouding van het aandeel van het met toepassing van het eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag in de totale som van :
1° het met toepassing van het eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 3, eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag.) <W 2000-12-22/65, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001>
(§ 5. Voor het begrotingsjaar 2001, wordt het met toepassing van § 4, eerste lid in het voorgaande begrotingsjaar verkregen bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten.
Het in het eerste lid verkregen bedrag wordt verhoogd met een bedrag van 195,6 miljoen Belgische frank dat, na aanpassing aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van (de financieringswet), slechts in aanmerking wordt genomen naar verhouding van het aandeel van het met toepassing van § 4, eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag in de totale som van : <W 2002-01-07/39, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
1° het met toepassing van § 4, eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 3, eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater in het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag.) <W 2000-12-22/65, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001>
(§ 6. (Vanaf het begrotingsjaar 2002 en tot en met het begrotingsjaar 2006), wordt het met toepassing van § 5 voor het begrotingsjaar 2001 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, (op de wijze bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet).) <W 2000-12-22/65, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001> <W 2002-01-07/39, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 7. [1 Voor de begrotingsjaren 2007 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, wordt het met toepassing van § 6 voor het begrotingsjaar 2006 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3ter, vijfde lid, van de financieringswet.]1
§ 2. Het met toepassing van § 1 verkregen bedrag wordt opgesplitst in twee gelijke gedeelten.
§ 3. (Voor de begrotingsjaren 1994 tot en met 1999) wordt het met toepassing van § 2 bekomen eerste gedeelte van 50 % jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van (de financieringswet). <W 2000-12-22/65, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001> <W 2002-01-07/39, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(§ 4. Voor het begrotingsjaar 2000, wordt het met toepassing van § 3 in het voorgaande begrotingsjaar verkregen bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van (de financieringswet). <W 2002-01-07/39, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Het in het eerste lid verkregen bedrag wordt verhoogd met een bedrag van 160 miljoen Belgische frank dat slechts in aanmerking wordt genomen naar verhouding van het aandeel van het met toepassing van het eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag in de totale som van :
1° het met toepassing van het eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 3, eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag.) <W 2000-12-22/65, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001>
(§ 5. Voor het begrotingsjaar 2001, wordt het met toepassing van § 4, eerste lid in het voorgaande begrotingsjaar verkregen bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten.
Het in het eerste lid verkregen bedrag wordt verhoogd met een bedrag van 195,6 miljoen Belgische frank dat, na aanpassing aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van (de financieringswet), slechts in aanmerking wordt genomen naar verhouding van het aandeel van het met toepassing van § 4, eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag in de totale som van : <W 2002-01-07/39, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
1° het met toepassing van § 4, eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 3, eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater in het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag.) <W 2000-12-22/65, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001>
(§ 6. (Vanaf het begrotingsjaar 2002 en tot en met het begrotingsjaar 2006), wordt het met toepassing van § 5 voor het begrotingsjaar 2001 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, (op de wijze bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet).) <W 2000-12-22/65, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001> <W 2002-01-07/39, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 7. [1 Voor de begrotingsjaren 2007 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, wordt het met toepassing van § 6 voor het begrotingsjaar 2006 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3ter, vijfde lid, van de financieringswet.]1
Modifications
Art. 58bis. § 1. Dans l'année budgétaire 1993, le montant attribué dans l'année budgétaire 1992 en application de l'article 58 est adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, selon les modalités fixées à l'article 13, § 2, de (la loi de financement). <L 2002-01-07/39, art. 6, 013; En vigueur : 01-01-2002>
§ 2. Le montant obtenu en application du § 1er est scindé en deux quotités égales.
§ 3. (Pour les années budgétaires 1994 à 1999 incluse), la première quotité de 50 % obtenue en application du § 2 est annuellement adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, selon les modalités fixées à l'article 13, § 2, de (la loi de financement). <L 2000-12-22/65, art. 2, 012; En vigueur : 29-01-2001>
(§ 4. Pour l'année budgétaire 2000, le montant obtenu dans l'année budgétaire précédente, en application du § 3, est adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, selon les modalités fixées à l'article 13, § 2, de (la loi de financement). <L 2002-01-07/39, art. 4, 013; En vigueur : 01-01-2002>
Le montant, obtenu à l'alinéa 1er, est augmenté d'un montant de 160 millions de francs belges qui n'est pris en considération qu'en proportion de la part du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application de l'alinéa 1er, dans la somme totale :
1° du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application de l'alinéa 1er;
2° du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application de l'article 58ter, § 3, alinéa 1er;
3° du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application de l'article 58quater.
§ 5. Pour l'année budgétaire 2001, le montant obtenu durant l'année budgétaire précédente, en application du § 4, alinéa 1er, est adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, selon les modalités fixées à l'article 13, § 2, de (la loi de financement). <L 2002-01-07/39, art. 6, 013; En vigueur : 01-01-2002>
Le montant, obtenu à l'alinéa 1er, est augmenté d'un montant de 195,6 millions de francs belges qui, après adaptation au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, selon les modalités fixées à l'article 13, § 2, de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des communautés et des régions, n'est pris en considération qu'en proportion de la part du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application du § 4, alinéa 1er, dans la somme totale :
1° du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application du § 4, alinéa 1er;
2° du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application de l'article 58ter, § 3, alinéa 1er;
3° du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application de l'article 58quater.
§ 6. (Dès l'année budgétaire 2002 et jusqu'à l'année budgétaire 2006 incluse), le montant obtenu pour l'année budgétaire 2001, en application du § 5, est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, (selon les modalités fixées à l'article 38, § 3, de la loi de financement).) <L 2000-12-22/65, art. 2, 012; En vigueur : 29-01-2001> <L 2002-01-07/39, art. 6, 013; En vigueur : 01-01-2002>
§ 7. [1 Pour les années budgétaires 2007 à 2014 incluse et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies, le montant obtenu pour l'année budgétaire 2006 en application du § 6 est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée, ainsi qu'à 91 % de la croissance réelle du produit intérieur brut de l'année budgétaire concernée, selon les modalités visées à l'article 38, § 3ter, alinéa 5, de la loi de financement.]1
§ 2. Le montant obtenu en application du § 1er est scindé en deux quotités égales.
§ 3. (Pour les années budgétaires 1994 à 1999 incluse), la première quotité de 50 % obtenue en application du § 2 est annuellement adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, selon les modalités fixées à l'article 13, § 2, de (la loi de financement). <L 2000-12-22/65, art. 2, 012; En vigueur : 29-01-2001>
(§ 4. Pour l'année budgétaire 2000, le montant obtenu dans l'année budgétaire précédente, en application du § 3, est adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, selon les modalités fixées à l'article 13, § 2, de (la loi de financement). <L 2002-01-07/39, art. 4, 013; En vigueur : 01-01-2002>
Le montant, obtenu à l'alinéa 1er, est augmenté d'un montant de 160 millions de francs belges qui n'est pris en considération qu'en proportion de la part du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application de l'alinéa 1er, dans la somme totale :
1° du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application de l'alinéa 1er;
2° du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application de l'article 58ter, § 3, alinéa 1er;
3° du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application de l'article 58quater.
§ 5. Pour l'année budgétaire 2001, le montant obtenu durant l'année budgétaire précédente, en application du § 4, alinéa 1er, est adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, selon les modalités fixées à l'article 13, § 2, de (la loi de financement). <L 2002-01-07/39, art. 6, 013; En vigueur : 01-01-2002>
Le montant, obtenu à l'alinéa 1er, est augmenté d'un montant de 195,6 millions de francs belges qui, après adaptation au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, selon les modalités fixées à l'article 13, § 2, de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des communautés et des régions, n'est pris en considération qu'en proportion de la part du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application du § 4, alinéa 1er, dans la somme totale :
1° du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application du § 4, alinéa 1er;
2° du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application de l'article 58ter, § 3, alinéa 1er;
3° du montant obtenu pour l'année budgétaire 2000, en application de l'article 58quater.
§ 6. (Dès l'année budgétaire 2002 et jusqu'à l'année budgétaire 2006 incluse), le montant obtenu pour l'année budgétaire 2001, en application du § 5, est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, (selon les modalités fixées à l'article 38, § 3, de la loi de financement).) <L 2000-12-22/65, art. 2, 012; En vigueur : 29-01-2001> <L 2002-01-07/39, art. 6, 013; En vigueur : 01-01-2002>
§ 7. [1 Pour les années budgétaires 2007 à 2014 incluse et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies, le montant obtenu pour l'année budgétaire 2006 en application du § 6 est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée, ainsi qu'à 91 % de la croissance réelle du produit intérieur brut de l'année budgétaire concernée, selon les modalités visées à l'article 38, § 3ter, alinéa 5, de la loi de financement.]1
Modifications
Art. 58ter. <INGEVOEGD bij W 1993-07-16/31, art. 117, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> § 1. In het begrotingsjaar 1993 wordt het met toepassing van artikel 58bis, § 2, bekomen tweede gedeelte van 50 % verhoogd met 31 miljoen frank.
§ 2. Vanaf het begrotingsjaar 1994 tot en met 1999 wordt het met toepassing van § 1 in het begrotingsjaar 1993 bekomen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, evenals aan een procentueel gedeelte van de reële groei van het bruto nationaal produkt van het betrokken begrotingsjaar.
Het in het vorige lid in aanmerking te nemen procentueel gedeelte van de reële groei van het bruto nationaal produkt bedraagt :
- in het begrotingsjaar 1994 : 10 %;
- in het begrotingsjaar 1995 : 15 %;
- in het begrotingsjaar 1996 : 20 %;
- in het begrotingsjaar 1997 : 70 %;
- in het begrotingsjaar 1998 : 75 %;
- in het begrotingsjaar 1999 : 97,5 %.
In afwachting van de definitieve vaststelling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal produkt worden de bedragen aangepast in functie van de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer en van de reële groei van het bruto nationaal produkt van het voorgaande jaar.
(§ 3. Voor het begrotingsjaar 2000, wordt het met toepassing van § 2 in het voorgaande begrotingsjaar verkregen bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, evenals aan de reële groei van het bruto nationaal product van het betrokken begrotingsjaar.
Het in het eerste lid verkregen bedrag wordt verhoogd met het verschil tussen het totale bedrag van de verhoging gelijk aan 160 miljoen Belgische frank en het met toepassing van artikel 58bis, § 4, tweede lid bepaalde gedeelte van die verhoging.
In afwachting van de definitieve vaststelling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal product, worden de bedragen aangepast naargelang van de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal product van het voorgande jaar.) <W 2000-12-22/65, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001>
(§ 4. Voor het begrotingsjaar 2001, wordt het met toepassing van § 3, eerste lid in het voorgaande begrotingsjaar verkregen bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, evenals aan de reële groei van het bruto nationaal product van het betrokken begrotingsjaar.
Het verschil wordt bepaald tussen het totale bedrag van de verhoging gelijk aan 195,6 miljoen Belgische frank na aanpassing aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar enerzijds, en het met toepassing van artikel 58bis, § 5, tweede lid bepaalde gedeelte van die verhoging anderzijds. Dit verschil wordt na aanpassing aan de reële groei van het bruto nationaal product van het betrokken begrotingsjaar toegevoegd aan het in het eerste lid verkregen bedrag.
In afwachting van de definitieve vaststelling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal product, worden de bedragen aangepast naargelang van de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal product van het voorgaande jaar.) <W 2000-12-22/65, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001>
(§ 5. ([1 Vanaf het begrotingsjaar 2002 tot en met het begrotingsjaar 2013]1 wordt het met toepassing van § 4 in het begrotingsjaar 2001 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen evenals aan de reële groei van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bepaald in artikel 47, § 2, van de financieringswet.) <W 2002-01-07/39, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(Lid 2 opgeheven) <W 2002-01-07/39, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(§ 6. Indien het rekenkundig gemiddelde van de jaarlijkse reële groei van het bruto nationaal product tijdens de periode 1993 tot en met 2004 lager is dan 2 %, wordt het in § 5 voor het begrotingsjaar 2005 bepaalde bedrag opnieuw bepaald, doch op basis van een uniforme reële groei van 2 % tijdens de begrotingsjaren 1993 tot en met 2005.
Indien het verschil tussen het in het vorig lid en het in § 5 voor het begrotingsjaar 2005 bepaalde bedrag méér dan 0,25 % bedraagt van het voor het begrotingsjaar 2004 op grond van § 5 bepaalde bedrag, dan wordt voor het begrotingsjaar 2005 een bedrag in aanmerking genomen gelijk aan het op grond van § 5 voor het begrotingsjaar 2005 verkregen bedrag vermeerderd met 0,25 % van het voor het begrotingsjaar 2004 op grond van § 5 verkregen bedrag.
Indien het verschil tussen het in het eerste lid en het in § 5 voor het begrotingsjaar 2005 bepaalde bedrag minder dan 0,25 % bedraagt van het voor het begrotingsjaar 2004 op grond van § 5 bepaalde bedrag, dan wordt voor het begrotingsjaar 2005 het in het eerste lid bepaalde bedrag in aanmerking genomen.) <W 2000-12-22/65, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001>
[1 § 7. Voor het begrotingsjaar 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, wordt het voor het vorige begrotingsjaar met toepassing van de §§ 5 en 6 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bepaald in artikel 33, § 2, van de financieringswet.]1
§ 2. Vanaf het begrotingsjaar 1994 tot en met 1999 wordt het met toepassing van § 1 in het begrotingsjaar 1993 bekomen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, evenals aan een procentueel gedeelte van de reële groei van het bruto nationaal produkt van het betrokken begrotingsjaar.
Het in het vorige lid in aanmerking te nemen procentueel gedeelte van de reële groei van het bruto nationaal produkt bedraagt :
- in het begrotingsjaar 1994 : 10 %;
- in het begrotingsjaar 1995 : 15 %;
- in het begrotingsjaar 1996 : 20 %;
- in het begrotingsjaar 1997 : 70 %;
- in het begrotingsjaar 1998 : 75 %;
- in het begrotingsjaar 1999 : 97,5 %.
In afwachting van de definitieve vaststelling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal produkt worden de bedragen aangepast in functie van de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer en van de reële groei van het bruto nationaal produkt van het voorgaande jaar.
(§ 3. Voor het begrotingsjaar 2000, wordt het met toepassing van § 2 in het voorgaande begrotingsjaar verkregen bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, evenals aan de reële groei van het bruto nationaal product van het betrokken begrotingsjaar.
Het in het eerste lid verkregen bedrag wordt verhoogd met het verschil tussen het totale bedrag van de verhoging gelijk aan 160 miljoen Belgische frank en het met toepassing van artikel 58bis, § 4, tweede lid bepaalde gedeelte van die verhoging.
In afwachting van de definitieve vaststelling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal product, worden de bedragen aangepast naargelang van de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal product van het voorgande jaar.) <W 2000-12-22/65, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001>
(§ 4. Voor het begrotingsjaar 2001, wordt het met toepassing van § 3, eerste lid in het voorgaande begrotingsjaar verkregen bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, evenals aan de reële groei van het bruto nationaal product van het betrokken begrotingsjaar.
Het verschil wordt bepaald tussen het totale bedrag van de verhoging gelijk aan 195,6 miljoen Belgische frank na aanpassing aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar enerzijds, en het met toepassing van artikel 58bis, § 5, tweede lid bepaalde gedeelte van die verhoging anderzijds. Dit verschil wordt na aanpassing aan de reële groei van het bruto nationaal product van het betrokken begrotingsjaar toegevoegd aan het in het eerste lid verkregen bedrag.
In afwachting van de definitieve vaststelling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal product, worden de bedragen aangepast naargelang van de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal product van het voorgaande jaar.) <W 2000-12-22/65, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001>
(§ 5. ([1 Vanaf het begrotingsjaar 2002 tot en met het begrotingsjaar 2013]1 wordt het met toepassing van § 4 in het begrotingsjaar 2001 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen evenals aan de reële groei van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bepaald in artikel 47, § 2, van de financieringswet.) <W 2002-01-07/39, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(Lid 2 opgeheven) <W 2002-01-07/39, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(§ 6. Indien het rekenkundig gemiddelde van de jaarlijkse reële groei van het bruto nationaal product tijdens de periode 1993 tot en met 2004 lager is dan 2 %, wordt het in § 5 voor het begrotingsjaar 2005 bepaalde bedrag opnieuw bepaald, doch op basis van een uniforme reële groei van 2 % tijdens de begrotingsjaren 1993 tot en met 2005.
Indien het verschil tussen het in het vorig lid en het in § 5 voor het begrotingsjaar 2005 bepaalde bedrag méér dan 0,25 % bedraagt van het voor het begrotingsjaar 2004 op grond van § 5 bepaalde bedrag, dan wordt voor het begrotingsjaar 2005 een bedrag in aanmerking genomen gelijk aan het op grond van § 5 voor het begrotingsjaar 2005 verkregen bedrag vermeerderd met 0,25 % van het voor het begrotingsjaar 2004 op grond van § 5 verkregen bedrag.
Indien het verschil tussen het in het eerste lid en het in § 5 voor het begrotingsjaar 2005 bepaalde bedrag minder dan 0,25 % bedraagt van het voor het begrotingsjaar 2004 op grond van § 5 bepaalde bedrag, dan wordt voor het begrotingsjaar 2005 het in het eerste lid bepaalde bedrag in aanmerking genomen.) <W 2000-12-22/65, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001>
[1 § 7. Voor het begrotingsjaar 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, wordt het voor het vorige begrotingsjaar met toepassing van de §§ 5 en 6 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bepaald in artikel 33, § 2, van de financieringswet.]1
Modifications
Art. 58ter. § 1. Dans l'année budgétaire 1993, la deuxième quotité de 50 % obtenue en application de l'article 58bis, § 2, est augmentée de 31 millions de francs.
§ 2. Dès l'année budgétaire 1994 jusque 1999 incluse, le montant obtenu dans l'année budgétaire 1993 en application du § 1er est annuellement adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, ainsi qu'à un pourcentage de la croissance réelle du produit national brut de l'année budgétaire en question.
Le pourcentage de la croissance réelle du produit national brut à prendre en considération à l'alinéa précédent, s'élève à :
- dans l'année budgétaire 1994 : 10 %;
- dans l'année budgétaire 1995 : 15 %;
- dans l'année budgétaire 1996 : 20 %;
- dans l'année budgétaire 1997 : 70 %;
- dans l'année budgétaire 1998 : 75 %;
- dans l'année budgétaire 1999 : 97,5 %.
En attendant la fixation définitive de l'indice moyen des prix à la consommation et de la croissance réelle du produit national brut, l'adaptation se fait en fonction du taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation et de la croissance réelle du produit national brut de l'année précédente.
(§ 3. Pour l'année budgétaire 2000, le montant obtenu dans l'année budgétaire précédente, en application du § 2, est adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, ainsi qu'à la croissance réelle du produit national brut de l'année budgétaire concernée.
Le montant, obtenu à l'alinéa 1er, est augmenté de la différence entre le montant total de l'augmentation, égale à 160 millions de francs belges, et de la part de cette augmentation, déterminée en application de l'article 58bis, § 4, alinéa 2.
En attendant la fixation définitive de l'indice moyen des prix à la consommation et de la croissance réelle du produit national brut, les montants sont adaptés en fonction du taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation et de la croissance réelle du produit national brut de l'année précédente.) <L 2000-12-22/65, art. 3, 012; En vigueur : 29-01-2001>
(§ 4. Pour l'année budgétaire 2001, le montant obtenu pour l'année budgétaire précédente, en application du § 3, alinéa 1er, est adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, ainsi qu'à la croissance réelle du produit national brut de l'année budgétaire concernée.
La différence est fixée entre le montant total de l'augmentation, égale à 195,6 millions de francs belges, après adaptation au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée, d'une part, et la part de cette augmentation, déterminée en application de l'article 58bis, § 5, alinéa 2, d'autre part. Cette différence est ajoutée, après adaptation à la croissance réelle du produit national brut de l'année budgétaire concernée, au montant obtenu à l'alinéa 1er.
En attendant la fixation définitive de l'indice moyen des prix à la consommation et de la croissance réelle du produit national brut, les montants sont adaptés en fonction du taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation et de la croissance réelle du produit national brut de l'année précédente.) <L 2000-12-22/65, art. 3, 012; En vigueur : 29-01-2001>
§ 5. ([1 A partir de l'année budgétaire 2002 jusqu'à l'année budgétaire 2013 incluse]1, le montant obtenu durant l'année budgétaire 2001 en application du § 4 est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, ainsi qu'à la croissance réelle du revenu national brut de l'année budgétaire concernée, selon les modalités fixées à l'article 47, § 2, de la loi de financement.) <L 2002-01-07/39, art. 7, 013; En vigueur : 01-01-2002>
(Alinéa 2 abrogé) <L 2002-01-07/39, art. 7, 013; En vigueur : 01-01-2002>
(§ 6. Si la moyenne arithmétique de la croissance réelle annuelle du produit national brut durant la période 1993 à 2004 incluse est inférieure à 2 %, le montant, fixé au § 5, pour l'année budgétaire 2005 est à nouveau fixé, mais, sur la base d'une croissance réelle uniforme de 2 % pendant les années budgétaires 1993 à 2005 incluse.
Si la différence entre le montant fixé à l'alinéa précédent et le montant, fixé au § 5, pour l'année budgétaire 2005 s'élève à plus de 0,25 % du montant fixé pour l'année budgétaire 2004, en vertu du § 5, un montant égal au montant obtenu pour l'année budgétaire 2005, en vertu du § 5, majoré de 0,25 % du montant obtenu pour l'année budgétaire 2004, en vertu du § 5, est pris en considération pour l'année budgétaire 2005.
Si la différence entre le montant fixé à l'alinéa 1er et le montant, fixé au § 5, pour l'année budgétaire 2005 s'élève à moins de 0,25 % du montant déterminé pour l'année budgétaire 2004, en vertu du § 5, le montant fixé à l'alinéa 1er est pris en considération pour l'année budgétaire 2005.) <L 2000-12-22/65, art. 3, 012; En vigueur : 29-01-2001>
[1 § 7. Pour l'année budgétaire 2014 et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies, le montant obtenu pour l'année budgétaire précédente en application des §§ 5 et 6 est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée et à la croissance réelle du produit intérieur brut de l'année budgétaire concernée suivant les modalités définies à l'article 33, § 2, de la loi de financement.]1
§ 2. Dès l'année budgétaire 1994 jusque 1999 incluse, le montant obtenu dans l'année budgétaire 1993 en application du § 1er est annuellement adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, ainsi qu'à un pourcentage de la croissance réelle du produit national brut de l'année budgétaire en question.
Le pourcentage de la croissance réelle du produit national brut à prendre en considération à l'alinéa précédent, s'élève à :
- dans l'année budgétaire 1994 : 10 %;
- dans l'année budgétaire 1995 : 15 %;
- dans l'année budgétaire 1996 : 20 %;
- dans l'année budgétaire 1997 : 70 %;
- dans l'année budgétaire 1998 : 75 %;
- dans l'année budgétaire 1999 : 97,5 %.
En attendant la fixation définitive de l'indice moyen des prix à la consommation et de la croissance réelle du produit national brut, l'adaptation se fait en fonction du taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation et de la croissance réelle du produit national brut de l'année précédente.
(§ 3. Pour l'année budgétaire 2000, le montant obtenu dans l'année budgétaire précédente, en application du § 2, est adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, ainsi qu'à la croissance réelle du produit national brut de l'année budgétaire concernée.
Le montant, obtenu à l'alinéa 1er, est augmenté de la différence entre le montant total de l'augmentation, égale à 160 millions de francs belges, et de la part de cette augmentation, déterminée en application de l'article 58bis, § 4, alinéa 2.
En attendant la fixation définitive de l'indice moyen des prix à la consommation et de la croissance réelle du produit national brut, les montants sont adaptés en fonction du taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation et de la croissance réelle du produit national brut de l'année précédente.) <L 2000-12-22/65, art. 3, 012; En vigueur : 29-01-2001>
(§ 4. Pour l'année budgétaire 2001, le montant obtenu pour l'année budgétaire précédente, en application du § 3, alinéa 1er, est adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, ainsi qu'à la croissance réelle du produit national brut de l'année budgétaire concernée.
La différence est fixée entre le montant total de l'augmentation, égale à 195,6 millions de francs belges, après adaptation au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée, d'une part, et la part de cette augmentation, déterminée en application de l'article 58bis, § 5, alinéa 2, d'autre part. Cette différence est ajoutée, après adaptation à la croissance réelle du produit national brut de l'année budgétaire concernée, au montant obtenu à l'alinéa 1er.
En attendant la fixation définitive de l'indice moyen des prix à la consommation et de la croissance réelle du produit national brut, les montants sont adaptés en fonction du taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation et de la croissance réelle du produit national brut de l'année précédente.) <L 2000-12-22/65, art. 3, 012; En vigueur : 29-01-2001>
§ 5. ([1 A partir de l'année budgétaire 2002 jusqu'à l'année budgétaire 2013 incluse]1, le montant obtenu durant l'année budgétaire 2001 en application du § 4 est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, ainsi qu'à la croissance réelle du revenu national brut de l'année budgétaire concernée, selon les modalités fixées à l'article 47, § 2, de la loi de financement.) <L 2002-01-07/39, art. 7, 013; En vigueur : 01-01-2002>
(Alinéa 2 abrogé) <L 2002-01-07/39, art. 7, 013; En vigueur : 01-01-2002>
(§ 6. Si la moyenne arithmétique de la croissance réelle annuelle du produit national brut durant la période 1993 à 2004 incluse est inférieure à 2 %, le montant, fixé au § 5, pour l'année budgétaire 2005 est à nouveau fixé, mais, sur la base d'une croissance réelle uniforme de 2 % pendant les années budgétaires 1993 à 2005 incluse.
Si la différence entre le montant fixé à l'alinéa précédent et le montant, fixé au § 5, pour l'année budgétaire 2005 s'élève à plus de 0,25 % du montant fixé pour l'année budgétaire 2004, en vertu du § 5, un montant égal au montant obtenu pour l'année budgétaire 2005, en vertu du § 5, majoré de 0,25 % du montant obtenu pour l'année budgétaire 2004, en vertu du § 5, est pris en considération pour l'année budgétaire 2005.
Si la différence entre le montant fixé à l'alinéa 1er et le montant, fixé au § 5, pour l'année budgétaire 2005 s'élève à moins de 0,25 % du montant déterminé pour l'année budgétaire 2004, en vertu du § 5, le montant fixé à l'alinéa 1er est pris en considération pour l'année budgétaire 2005.) <L 2000-12-22/65, art. 3, 012; En vigueur : 29-01-2001>
[1 § 7. Pour l'année budgétaire 2014 et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies, le montant obtenu pour l'année budgétaire précédente en application des §§ 5 et 6 est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée et à la croissance réelle du produit intérieur brut de l'année budgétaire concernée suivant les modalités définies à l'article 33, § 2, de la loi de financement.]1
Modifications
Art. 58quater. <INGEVOEGD bij W 1993-07-16/31, art. 118, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> Voor het begrotingsjaar 1993 wordt een bijkomend bedrag vastgesteld van 25,2 miljoen frank.
(Vanaf het begrotingsjaar 1994 en tot en met het begrotingsjaar 2001) wordt dit bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, evenals aan de reële groei van het bruto nationaal produkt, op de wijze bepaald in artikel 58ter, § 3. <W 2002-01-07/39, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
[1 Voor de begrotingsjaren 2002 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, wordt het met toepassing van het tweede lid in het begrotingsjaar 2001 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar evenals aan de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bepaald in artikel 33, § 2, van de financieringswet. ]1
(Vanaf het begrotingsjaar 1994 en tot en met het begrotingsjaar 2001) wordt dit bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, evenals aan de reële groei van het bruto nationaal produkt, op de wijze bepaald in artikel 58ter, § 3. <W 2002-01-07/39, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
[1 Voor de begrotingsjaren 2002 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, wordt het met toepassing van het tweede lid in het begrotingsjaar 2001 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar evenals aan de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bepaald in artikel 33, § 2, van de financieringswet. ]1
Modifications
Art. 58quater. Pour l'année budgétaire 1993, un montant supplémentaire est fixé à 25,2 millions de francs.
(Dès l'année budgétaire 1994 et jusqu'à l'année budgétaire 2001), ce montant supplémentaire est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, ainsi qu'à la croissance réelle du produit national brut de l'année budgétaire en question, selon les modalités fixées à l'article 58ter, § 3. <L 2002-01-07/39, art. 8, 013; En vigueur : 01-01-2002>
[1 Pour les années budgétaires 2002 à 2014 incluse et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies, le montant obtenu dans l'année budgétaire 2001 en application de l'alinéa 2 est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée, ainsi qu'à la croissance réelle du produit intérieur brut de l'année budgétaire concernée, selon les modalités fixées à l'article 33, § 2, de la loi de financement.]1
(Dès l'année budgétaire 1994 et jusqu'à l'année budgétaire 2001), ce montant supplémentaire est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, ainsi qu'à la croissance réelle du produit national brut de l'année budgétaire en question, selon les modalités fixées à l'article 58ter, § 3. <L 2002-01-07/39, art. 8, 013; En vigueur : 01-01-2002>
[1 Pour les années budgétaires 2002 à 2014 incluse et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies, le montant obtenu dans l'année budgétaire 2001 en application de l'alinéa 2 est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée, ainsi qu'à la croissance réelle du produit intérieur brut de l'année budgétaire concernée, selon les modalités fixées à l'article 33, § 2, de la loi de financement.]1
Modifications
Art. 58quinquies. <W 2000-12-22/65, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001> § 1. [1 Voor de begrotingsjaren 2001 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen,]1, wordt een koppeling ingevoerd aan de evolutie van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap.
Het basisbedrag voor de in het eerste lid bedoelde koppeling wordt voor het begrotingsjaar 2000 vastgesteld op 2 451,6 miljoen Belgische frank.
§ 2. (Voor het begrotingsjaar 2001 wordt het in § 1 bedoelde bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van de financieringswet.
[1 Voor de begrotingsjaren 2002 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen,]1 wordt het met toepassing van het eerste lid in het begrotingsjaar 2001 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet.) <W 2002-01-07/39, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 3. Het met toepassing van § 2 verkregen bedrag wordt jaarlijks vermenigvuldigd met een aanpassingsfactor.
Deze aanpassingsfactor wordt verkregen door de verhouding te berekenen tussen :
1° enerzijds, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de vijf voorgaande begrotingsjaren, verminderd met 20 % van de stijging of in voorkomend geval vermeerderd met 20 % van de daling van dat aantal ten opzichte van het rekenkundig gemiddelde bepaald in het 2° hierna;
2° en anderzijds :
a) voor het begrotingsjaar 2001, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de jaren 1995 tot en met 1999;
b) voor het begrotingsjaar 2002, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de jaren 1996 tot en met 1999;
c) voor het begrotingsjaar 2003, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de jaren 1997 tot en met 1999;
d) voor het begrotingsjaar 2004, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de jaren 1998 tot en met 1999;
e) [1 voor de begrotingsjaren 2005 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen]1, het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni 1999.
§ 4. Voor de toepassing van (artikel 58septies), wordt het verschil berekend tussen het met toepassing van § 3 verkregen bedrag en het met toepassing van § 2 verkregen bedrag. <W 2002-01-07/39, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 5. De Koning stelt jaarlijks, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in § 3 bedoelde aanpassingsfactor vast, na overleg met de Regering van de Duitstalige Gemeenschap.
Het basisbedrag voor de in het eerste lid bedoelde koppeling wordt voor het begrotingsjaar 2000 vastgesteld op 2 451,6 miljoen Belgische frank.
§ 2. (Voor het begrotingsjaar 2001 wordt het in § 1 bedoelde bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van de financieringswet.
[1 Voor de begrotingsjaren 2002 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen,]1 wordt het met toepassing van het eerste lid in het begrotingsjaar 2001 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet.) <W 2002-01-07/39, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 3. Het met toepassing van § 2 verkregen bedrag wordt jaarlijks vermenigvuldigd met een aanpassingsfactor.
Deze aanpassingsfactor wordt verkregen door de verhouding te berekenen tussen :
1° enerzijds, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de vijf voorgaande begrotingsjaren, verminderd met 20 % van de stijging of in voorkomend geval vermeerderd met 20 % van de daling van dat aantal ten opzichte van het rekenkundig gemiddelde bepaald in het 2° hierna;
2° en anderzijds :
a) voor het begrotingsjaar 2001, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de jaren 1995 tot en met 1999;
b) voor het begrotingsjaar 2002, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de jaren 1996 tot en met 1999;
c) voor het begrotingsjaar 2003, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de jaren 1997 tot en met 1999;
d) voor het begrotingsjaar 2004, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de jaren 1998 tot en met 1999;
e) [1 voor de begrotingsjaren 2005 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen]1, het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni 1999.
§ 4. Voor de toepassing van (artikel 58septies), wordt het verschil berekend tussen het met toepassing van § 3 verkregen bedrag en het met toepassing van § 2 verkregen bedrag. <W 2002-01-07/39, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 5. De Koning stelt jaarlijks, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in § 3 bedoelde aanpassingsfactor vast, na overleg met de Regering van de Duitstalige Gemeenschap.
Modifications
Art. 58quinquies. <L 2000-12-22/65, art. 4, 012; En vigueur : 29-01-2001> § 1er. [1 Pour les années budgétaires 2001 à 2014 incluse et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies]1, une liaison à l'évolution du nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, est introduite.
Le montant de base pour la liaison, visée à l'alinéa 1er, est fixé à 2 451,6 millions de francs belges pour l'année budgétaire 2000.
§ 2. (Pour l'année budgétaire 2001, le montant visé au § 1er est adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, selon les modalités fixées à l'article 13, § 2, de la loi de financement.
[1 Pour les années budgétaires 2002 à 2014 incluse et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies]1, le montant obtenu durant l'année budgétaire 2001 en application de l'alinéa 1er est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, selon les modalités fixées à l'article 38, § 3, de la loi de financement.) <L 2002-01-07/39, art. 9, 013; En vigueur : 01-01-2002>
§ 3. Le montant obtenu en application du § 2 est multiplié annuellement par un facteur d'adaptation.
Ce facteur d'adaptation s'obtient en déterminant le rapport entre :
1° d'une part, la moyenne arithmétique du nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, au 30 juin des cinq années budgétaires précédentes, diminuée de 20 % de l'augmentation ou, le cas échéant, augmentée de 20 % de la diminution de ce nombre par rapport à la moyenne arithmétique déterminée au 2° ci-après;
2° et, d'autre part :
a) pour l'année budgétaire 2001, la moyenne arithmétique du nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, au 30 juin des années 1995 à 1999 incluse;
b) pour l'année budgétaire 2002, la moyenne arithmétique du nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, au 30 juin des années 1996 à 1999 incluse;
c) pour l'année budgétaire 2003, la moyenne arithmétique du nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, au 30 juin des années 1997 à 1999 incluse;
d) pour l'année budgétaire 2004, la moyenne arithmétique du nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, au 30 juin des années 1998 à 1999 incluse;
e) [1 pour les années budgétaires 2005 à 2014 incluse et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies]1, le nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, à la date du 30 juin 1999.
§ 4. Pour l'application de l'(article 58septies), la différence est calculée entre le montant obtenu en application du § 3 et le montant obtenu en application du § 2. <L 2002-01-07/39, art. 9, 013; En vigueur : 01-01-2002>
§ 5. Le facteur d'adaptation, visé au § 3, est fixé annuellement par le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, après concertation avec le Gouvernement de la Communauté germanophone.
Le montant de base pour la liaison, visée à l'alinéa 1er, est fixé à 2 451,6 millions de francs belges pour l'année budgétaire 2000.
§ 2. (Pour l'année budgétaire 2001, le montant visé au § 1er est adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, selon les modalités fixées à l'article 13, § 2, de la loi de financement.
[1 Pour les années budgétaires 2002 à 2014 incluse et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies]1, le montant obtenu durant l'année budgétaire 2001 en application de l'alinéa 1er est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, selon les modalités fixées à l'article 38, § 3, de la loi de financement.) <L 2002-01-07/39, art. 9, 013; En vigueur : 01-01-2002>
§ 3. Le montant obtenu en application du § 2 est multiplié annuellement par un facteur d'adaptation.
Ce facteur d'adaptation s'obtient en déterminant le rapport entre :
1° d'une part, la moyenne arithmétique du nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, au 30 juin des cinq années budgétaires précédentes, diminuée de 20 % de l'augmentation ou, le cas échéant, augmentée de 20 % de la diminution de ce nombre par rapport à la moyenne arithmétique déterminée au 2° ci-après;
2° et, d'autre part :
a) pour l'année budgétaire 2001, la moyenne arithmétique du nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, au 30 juin des années 1995 à 1999 incluse;
b) pour l'année budgétaire 2002, la moyenne arithmétique du nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, au 30 juin des années 1996 à 1999 incluse;
c) pour l'année budgétaire 2003, la moyenne arithmétique du nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, au 30 juin des années 1997 à 1999 incluse;
d) pour l'année budgétaire 2004, la moyenne arithmétique du nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, au 30 juin des années 1998 à 1999 incluse;
e) [1 pour les années budgétaires 2005 à 2014 incluse et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies]1, le nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, à la date du 30 juin 1999.
§ 4. Pour l'application de l'(article 58septies), la différence est calculée entre le montant obtenu en application du § 3 et le montant obtenu en application du § 2. <L 2002-01-07/39, art. 9, 013; En vigueur : 01-01-2002>
§ 5. Le facteur d'adaptation, visé au § 3, est fixé annuellement par le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, après concertation avec le Gouvernement de la Communauté germanophone.
Modifications
Art. 58sexies. <INGEVOEGD bij W 2002-01-07/39, art. 10; Inwerkingtreding : 01-01-2002> § 1. Vanaf het begrotingsjaar 2002 worden bijkomende middelen toegekend.
§ 2. De volgende bedragen worden bepaald :
1° voor het begrotingsjaar 2002 : een percentage van het bedrag van 198.314.819,82 euro;
2° voor het begrotingsjaar 2003 : een percentage van het bedrag van 148.736.114,86 euro;
3° voor het begrotingsjaar 2004 : een percentage van het bedrag van 148.736.114,86 euro;
4° voor het begrotingsjaar 2005 : een percentage van het bedrag van 371.840.287,16 euro;
5° voor het begrotingsjaar 2006 : een percentage van het bedrag van 123.946.762,39 euro;
6° voor de begrotingsjaren 2007 tot en met 2011 : een percentage van het bedrag van 24.789.352,48 euro.
(Het in het eerste lid bedoelde percentage is gelijk aan de verhouding tussen, enerzijds, het aantal leerlingen in de Duitstalige Gemeenschap dat voor het schooljaar 2001-2002 overeenkomstig dezelfde criteria als deze bedoeld in artikel 39, § 2, van de financieringswet wordt bepaald en, anderzijds, het totaal aantal leerlingen in de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap dat voor hetzelfde schooljaar aan de hand van diezelfde criteria wordt bepaald.) <W 2002-12-24/32, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 3. Voor het begrotingsjaar 2002 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het betrokken begrotingsjaar in § 2 bepaalde bedrag.
Voor elk van de begrotingsjaren 2003 tot en met 2006 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het betrokken begrotingsjaar in § 2 bepaalde bedrag dat wordt verhoogd met de voor het voorgaande begrotingsjaar met toepassing van deze paragraaf verkregen totaal bedrag nadat dit laatste is aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3, van de financieringswet.
Voor elk van de begrotingsjaren 2007 tot en met 2011 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het betrokken begrotingsjaar in § 2 bepaalde bedrag dat wordt verhoogd met de voor het voorgaande begrotingsjaar met toepassing van deze paragraaf verkregen totaal bedrag nadat dit laatste is aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan 91 % van de reële groei van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3ter, laatste lid, van de financieringswet.
[1 Voor de begrotingsjaren 2012 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, is het totaal bedrag gelijk aan het voor het voorgaande begrotingsjaar met toepassing van deze paragraaf verkregen totaal bedrag nadat dit laatste bedrag is aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3ter, vijfde lid, van de financieringswet.]1
§ 4. De in § 1 bedoelde bijkomende middelen worden als volgt bepaald :
1° voor het begrotingsjaar 2002 : het met toepassing van § 3, eerste lid, verkregen bedrag;
2° voor elk van de begrotingsjaren 2003 tot en met 2011 wordt het met toepassing van § 3 verkregen totale bedrag, na aftrek van het in § 2 voor het betrokken begrotingsjaar bepaalde bedrag, jaarlijks vermenigvuldigd met de in artikel 58quinquies, § 3, bedoelde aanpassingsfactor.
Het met toepassing van het vorige lid bekomen bedrag wordt verhoogd met het in § 2 voor het betrokken begrotingsjaar bepaalde bedrag;
3° [1 voor de begrotingsjaren 2012 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen,]1 wordt het met toepassing van § 3 verkregen totale bedrag jaarlijks vermenigvuldigd met de in artikel 58quinquies, § 3, bedoelde aanpassingsfactor.
§ 2. De volgende bedragen worden bepaald :
1° voor het begrotingsjaar 2002 : een percentage van het bedrag van 198.314.819,82 euro;
2° voor het begrotingsjaar 2003 : een percentage van het bedrag van 148.736.114,86 euro;
3° voor het begrotingsjaar 2004 : een percentage van het bedrag van 148.736.114,86 euro;
4° voor het begrotingsjaar 2005 : een percentage van het bedrag van 371.840.287,16 euro;
5° voor het begrotingsjaar 2006 : een percentage van het bedrag van 123.946.762,39 euro;
6° voor de begrotingsjaren 2007 tot en met 2011 : een percentage van het bedrag van 24.789.352,48 euro.
(Het in het eerste lid bedoelde percentage is gelijk aan de verhouding tussen, enerzijds, het aantal leerlingen in de Duitstalige Gemeenschap dat voor het schooljaar 2001-2002 overeenkomstig dezelfde criteria als deze bedoeld in artikel 39, § 2, van de financieringswet wordt bepaald en, anderzijds, het totaal aantal leerlingen in de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap dat voor hetzelfde schooljaar aan de hand van diezelfde criteria wordt bepaald.) <W 2002-12-24/32, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 3. Voor het begrotingsjaar 2002 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het betrokken begrotingsjaar in § 2 bepaalde bedrag.
Voor elk van de begrotingsjaren 2003 tot en met 2006 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het betrokken begrotingsjaar in § 2 bepaalde bedrag dat wordt verhoogd met de voor het voorgaande begrotingsjaar met toepassing van deze paragraaf verkregen totaal bedrag nadat dit laatste is aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3, van de financieringswet.
Voor elk van de begrotingsjaren 2007 tot en met 2011 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het betrokken begrotingsjaar in § 2 bepaalde bedrag dat wordt verhoogd met de voor het voorgaande begrotingsjaar met toepassing van deze paragraaf verkregen totaal bedrag nadat dit laatste is aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan 91 % van de reële groei van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3ter, laatste lid, van de financieringswet.
[1 Voor de begrotingsjaren 2012 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, is het totaal bedrag gelijk aan het voor het voorgaande begrotingsjaar met toepassing van deze paragraaf verkregen totaal bedrag nadat dit laatste bedrag is aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3ter, vijfde lid, van de financieringswet.]1
§ 4. De in § 1 bedoelde bijkomende middelen worden als volgt bepaald :
1° voor het begrotingsjaar 2002 : het met toepassing van § 3, eerste lid, verkregen bedrag;
2° voor elk van de begrotingsjaren 2003 tot en met 2011 wordt het met toepassing van § 3 verkregen totale bedrag, na aftrek van het in § 2 voor het betrokken begrotingsjaar bepaalde bedrag, jaarlijks vermenigvuldigd met de in artikel 58quinquies, § 3, bedoelde aanpassingsfactor.
Het met toepassing van het vorige lid bekomen bedrag wordt verhoogd met het in § 2 voor het betrokken begrotingsjaar bepaalde bedrag;
3° [1 voor de begrotingsjaren 2012 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen,]1 wordt het met toepassing van § 3 verkregen totale bedrag jaarlijks vermenigvuldigd met de in artikel 58quinquies, § 3, bedoelde aanpassingsfactor.
Modifications
Art. 58sexies. § 1er. Dès l'année budgétaire 2002, des moyens supplémentaires sont accordés.
§ 2. Les montants suivants sont fixés :
1° pour l'année budgétaire 2002 : un pourcentage du montant de 198.314.819,82 euros;
2° pour l'année budgétaire 2003 : un pourcentage du montant de 148.736.114,86 euros;
3° pour l'année budgétaire 2004 : un pourcentage du montant de 148.736.114,86 euros;
4° pour l'année budgétaire 2005 : un pourcentage du montant de 371.840.287,16 euros;
5° pour l'année budgétaire 2006 : un pourcentage du montant de 123.946.762,39 euros;
6° pour les années budgétaires 2007 jusque 2011 incluse : un pourcentage du montant de 24.789.352,48 euro.
(Le pourcentage visé à l'alinéa 1er est égal au rapport entre, d'une part, le nombre d'élèves appartenant à la Communauté germanophone fixé pour l'année scolaire 2001-2002 selon les mêmes critères que ceux visés à l'article 39, § 2, de la loi de financement et, d'autre part, le nombre total des élèves appartenant à la Communauté française et à la Communauté flamande fixé pour la même année scolaire selon ces mêmes critères.) <L 2002-12-24/32, art. 2, 014; En vigueur : 01-01-2002>
§ 3. Pour l'année budgétaire 2002, le montant total est égal au montant fixé au § 2 pour l'année budgétaire concernée.
Pour chacune des années budgétaires 2003 à 2006 incluse, le montant total est égal au montant fixé au § 2 pour l'année budgétaire concernée, majoré du montant total obtenu pour l'année budgétaire précédente en application de ce paragraphe, après que ce dernier a été adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée, selon les modalités fixées à l'article 38, § 3, de la loi de financement.
Pour chacune des années budgétaires 2007 à 2011 incluse, le montant total est égal au montant fixé au § 2 pour l'année budgétaire concernée, majoré du montant total obtenu pour l'année budgétaire précédente en application de ce paragraphe, après que ce dernier a été adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, ainsi qu'au taux de 91 % de la croissance réelle du revenu national brut de l'année budgétaire concernée, selon les modalités fixées à l'article 38, § 3ter, dernier alinéa, de la loi de financement.
[1 Pour les années budgétaires 2012 à 2014 incluse et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies, le montant total est égal au montant total obtenu pour l'année budgétaire précédente en application de ce paragraphe, après que ce dernier montant a été adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée ainsi qu'à 91 % de la croissance réelle du produit intérieur brut de l'année budgétaire concernée, selon les modalités fixées à l'article 38, § 3ter, alinéa 5, de la loi de financement.]1
§ 4. Les moyens supplémentaires visés au § 1er sont fixés comme suit :
1° pour l'année budgétaire 2002 : le montant obtenu en application du § 3, alinéa 1er;
2° pour chacune des années budgétaires 2003 à 2011 incluse, le montant total obtenu en application du § 3, après déduction du montant fixé au § 2 pour l'année budgétaire concernée, est multiplié annuellement par le facteur d'adaptation visé à l'article 58quinquies, § 3.
Le montant obtenu en application de l'alinéa précédent est majoré du montant fixé au § 2 pour l'année budgétaire concernée;
3° [1 pour les années budgétaires 2012 à 2014 incluse et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies]1, le montant total obtenu en application du § 3 est multiplié annuellement par le facteur d'adaptation visé à l'article 58quinquies, § 3.
§ 2. Les montants suivants sont fixés :
1° pour l'année budgétaire 2002 : un pourcentage du montant de 198.314.819,82 euros;
2° pour l'année budgétaire 2003 : un pourcentage du montant de 148.736.114,86 euros;
3° pour l'année budgétaire 2004 : un pourcentage du montant de 148.736.114,86 euros;
4° pour l'année budgétaire 2005 : un pourcentage du montant de 371.840.287,16 euros;
5° pour l'année budgétaire 2006 : un pourcentage du montant de 123.946.762,39 euros;
6° pour les années budgétaires 2007 jusque 2011 incluse : un pourcentage du montant de 24.789.352,48 euro.
(Le pourcentage visé à l'alinéa 1er est égal au rapport entre, d'une part, le nombre d'élèves appartenant à la Communauté germanophone fixé pour l'année scolaire 2001-2002 selon les mêmes critères que ceux visés à l'article 39, § 2, de la loi de financement et, d'autre part, le nombre total des élèves appartenant à la Communauté française et à la Communauté flamande fixé pour la même année scolaire selon ces mêmes critères.) <L 2002-12-24/32, art. 2, 014; En vigueur : 01-01-2002>
§ 3. Pour l'année budgétaire 2002, le montant total est égal au montant fixé au § 2 pour l'année budgétaire concernée.
Pour chacune des années budgétaires 2003 à 2006 incluse, le montant total est égal au montant fixé au § 2 pour l'année budgétaire concernée, majoré du montant total obtenu pour l'année budgétaire précédente en application de ce paragraphe, après que ce dernier a été adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée, selon les modalités fixées à l'article 38, § 3, de la loi de financement.
Pour chacune des années budgétaires 2007 à 2011 incluse, le montant total est égal au montant fixé au § 2 pour l'année budgétaire concernée, majoré du montant total obtenu pour l'année budgétaire précédente en application de ce paragraphe, après que ce dernier a été adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation, ainsi qu'au taux de 91 % de la croissance réelle du revenu national brut de l'année budgétaire concernée, selon les modalités fixées à l'article 38, § 3ter, dernier alinéa, de la loi de financement.
[1 Pour les années budgétaires 2012 à 2014 incluse et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies, le montant total est égal au montant total obtenu pour l'année budgétaire précédente en application de ce paragraphe, après que ce dernier montant a été adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée ainsi qu'à 91 % de la croissance réelle du produit intérieur brut de l'année budgétaire concernée, selon les modalités fixées à l'article 38, § 3ter, alinéa 5, de la loi de financement.]1
§ 4. Les moyens supplémentaires visés au § 1er sont fixés comme suit :
1° pour l'année budgétaire 2002 : le montant obtenu en application du § 3, alinéa 1er;
2° pour chacune des années budgétaires 2003 à 2011 incluse, le montant total obtenu en application du § 3, après déduction du montant fixé au § 2 pour l'année budgétaire concernée, est multiplié annuellement par le facteur d'adaptation visé à l'article 58quinquies, § 3.
Le montant obtenu en application de l'alinéa précédent est majoré du montant fixé au § 2 pour l'année budgétaire concernée;
3° [1 pour les années budgétaires 2012 à 2014 incluse et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies]1, le montant total obtenu en application du § 3 est multiplié annuellement par le facteur d'adaptation visé à l'article 58quinquies, § 3.
Modifications
(Art. 58septies).<INGEVOEGD bij W 2000-12-22/65, art. 5; Inwerkingtreding : 29-01-2001> <W 2002-01-07/39, art. 10, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002> § 1. Voor het begrotingsjaar 1993, is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 2 verkregen eerste gedeelte van 50 %;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 1 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag.
§ 2. Vanaf het begrotingsjaar 1994 tot en met 1999, is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 3 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 2 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° een niet-hernieuwbaar eenmalig bedrag van 84 806 657 Belgische frank voor het begrotingsjaar 1999.
§ 3. Voor het begrotingsjaar 2000, is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 4 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 3 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° een niet-hernieuwbaar eenmalig bedrag van 84 806 658 Belgische frank voor het begrotingsjaar 2000;
5° een vast jaarlijks bedrag van 11,1 miljoen Belgische frank.
§ 4. Voor het begrotingsjaar 2001, is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 5 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 4 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° het met toepassing van artikel 58quinquies, § 4 verkregen bedrag;
5° een niet-hernieuwbaar eenmalig bedrag van 84 806 658 Belgische frank voor het begrotingsjaar 2001;
6° een vast jaarlijks bedrag van 11,1 miljoen Belgische frank.
§ 5. (Vanaf het begrotingsjaar 2002 tot en met het begrotingsjaar 2006 is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 6, verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 5, verkregen bedrag of, in voorkomend geval, voor het begrotingsjaar 2005, het met toepassing van artikel 58ter, § 6, in aanmerking genomen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° het met toepassing van artikel 58quinquies, § 4, verkregen bedrag;
5° het met toepassing van artikel 58sexies verkregen bedrag;
6° een vast jaarlijks bedrag van 275 161,81 euro.) <W 2002-01-07/39, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(§ 6. [1 Vanaf het begrotingsjaar 2007 en tot en met het begrotingsjaar 2013]1 is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 7, verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 5, verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° het met toepassing van artikel 58quinquies, § 4, verkregen bedrag;
5° het met toepassing van artikel 58sexies verkregen bedrag;
6° een vast jaarlijks bedrag van 275 161,81 euro.) <W 2002-01-07/39, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
[1 § 7. Voor het begrotingsjaar 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, is het totale bedrag van de algemene federale dotatie, bedoeld in artikel 56, 2°, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 7, verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 7, verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° het met toepassing van artikel 58quinquies, § 4, verkregen bedrag;
5° het met toepassing van artikel 58sexies verkregen bedrag;
6° een vast jaarlijks bedrag van 275.161,81 euro.]1
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 2 verkregen eerste gedeelte van 50 %;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 1 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag.
§ 2. Vanaf het begrotingsjaar 1994 tot en met 1999, is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 3 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 2 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° een niet-hernieuwbaar eenmalig bedrag van 84 806 657 Belgische frank voor het begrotingsjaar 1999.
§ 3. Voor het begrotingsjaar 2000, is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 4 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 3 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° een niet-hernieuwbaar eenmalig bedrag van 84 806 658 Belgische frank voor het begrotingsjaar 2000;
5° een vast jaarlijks bedrag van 11,1 miljoen Belgische frank.
§ 4. Voor het begrotingsjaar 2001, is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 5 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 4 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° het met toepassing van artikel 58quinquies, § 4 verkregen bedrag;
5° een niet-hernieuwbaar eenmalig bedrag van 84 806 658 Belgische frank voor het begrotingsjaar 2001;
6° een vast jaarlijks bedrag van 11,1 miljoen Belgische frank.
§ 5. (Vanaf het begrotingsjaar 2002 tot en met het begrotingsjaar 2006 is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 6, verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 5, verkregen bedrag of, in voorkomend geval, voor het begrotingsjaar 2005, het met toepassing van artikel 58ter, § 6, in aanmerking genomen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° het met toepassing van artikel 58quinquies, § 4, verkregen bedrag;
5° het met toepassing van artikel 58sexies verkregen bedrag;
6° een vast jaarlijks bedrag van 275 161,81 euro.) <W 2002-01-07/39, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(§ 6. [1 Vanaf het begrotingsjaar 2007 en tot en met het begrotingsjaar 2013]1 is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 7, verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 5, verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° het met toepassing van artikel 58quinquies, § 4, verkregen bedrag;
5° het met toepassing van artikel 58sexies verkregen bedrag;
6° een vast jaarlijks bedrag van 275 161,81 euro.) <W 2002-01-07/39, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
[1 § 7. Voor het begrotingsjaar 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, is het totale bedrag van de algemene federale dotatie, bedoeld in artikel 56, 2°, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 7, verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 7, verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° het met toepassing van artikel 58quinquies, § 4, verkregen bedrag;
5° het met toepassing van artikel 58sexies verkregen bedrag;
6° een vast jaarlijks bedrag van 275.161,81 euro.]1
Modifications
(Art. 58septies). <L 2002-01-07/39, art. 10, 013; En vigueur : 01-01-2002> § 1er. Pour l'année budgétaire 1993, le crédit total prévu au budget de l'Etat, visé à l'article 56, 2, se décompose comme suit :
1° la première quotité de 50 % obtenue en application de l'article 58bis, § 2;
2° le montant obtenu en application de l'article 58ter, § 1er;
3° le montant obtenu en application de l'article 58quater.
§ 2. Des l'année budgétaire 1994 jusqu'en 1999 inclus, le crédit total prévu dans le budget de l'Etat, visé à l'[1 article 56, 2°]1, se décompose comme suit :
1° le montant obtenu en application de l'article 58bis, § 3;
2° le montant obtenu en application de l'article 58ter, § 2;
3° le montant obtenu en application de l'article 58quater;
4° un montant unique non renouvelable de 84 806 657 francs belges pour l'année budgétaire 1999.
§ 3. Pour l'année budgétaire 2000, le crédit total prévu au budget de l'Etat, visé à l'[1 article 56, 2°]1, se décompose comme suit :
1° le montant obtenu en application de l'article 58bis, § 4;
2° le montant obtenu en application de l'article 58ter, § 3;
3° le montant obtenu en application de l'article 58quater;
4° un montant unique non renouvelable de 84 806 658 francs belges pour l'année budgétaire 2000;
5° un montant annuel fixe de 11,1 millions de francs belges.
§ 4. Pour l'année budgétaire 2001, le crédit total prévu au budget de l'Etat, visé à l'[1 article 56, 2°]1, se décompose comme suit :
1° le montant obtenu en application de l'article 58bis, § 5;
2° le montant obtenu en application de l'article 58ter, § 4;
3° le montant obtenu en application de l'article 58quater;
4° le montant obtenu en application de l'article 58quinquies, § 4;
5° un montant unique non renouvelable de 84 806 658 francs belges pour l'année budgétaire 2001;
6° un montant annuel fixe de 11,1 millions de francs belges.
§ 5. (Dès l'année budgétaire 2002 et jusqu'à l'année budgétaire 2006 incluse, le montant total du crédit porté au budget de l'Etat, visé à l'[1 article 56, 2°]1, est constitué comme suit :
1° le montant obtenu en application de l'article 58bis, § 6;
2° le montant obtenu en application de l'article 58ter, § 5, ou, le cas échéant, pour l'année budgétaire 2005, le montant retenu en application de l'article 58ter, § 6;
3° le montant obtenu en application de l'article 58quater;
4° le montant obtenu en application de l'article 58quinquies, § 4;
5° le montant obtenu en application de l'article 58sexies;
6° un montant fixe annuel de 275161,81 euros.) <L 2002-01-07/39, art. 11, 013; En vigueur : 01-01-2002>
(§ 6. [1 A partir de l'année budgétaire 2007 et jusqu'à l'année budgétaire 2013 incluse]1, le montant total du crédit porté au budget de l'Etat, visé à l'[1 article 56, 2°]1, est constitué comme suit :
1° le montant obtenu en application de l'article 58bis, § 7;
2° le montant obtenu en application de l'article 58ter, § 5;
3° le montant obtenu en application de l'article 58quater;
4° le montant obtenu en application de l'article 58quinquies, § 4;
5° le montant obtenu en application de l'article 58sexies;
6° un montant fixe annuel de 275161,81 euros.) <L 2002-01-07/39, art. 11, 013; En vigueur : 01-01-2002>
[1 § 7. Pour l'année budgétaire 2014 et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies, le montant total de la dotation fédérale générale, visée à l'article 56, 2°, est constitué comme suit :
1° le montant obtenu en application de l'article 58bis, § 7;
2° le montant obtenu en application de l'article 58ter, § 7;
3° le montant obtenu en application de l'article 58quater;
4° le montant obtenu en application de l'article 58quinquies, § 4;
5° le montant obtenu en application de l'article 58sexies;
6° un montant annuel fixe de 275.161,81 euros.]1
1° la première quotité de 50 % obtenue en application de l'article 58bis, § 2;
2° le montant obtenu en application de l'article 58ter, § 1er;
3° le montant obtenu en application de l'article 58quater.
§ 2. Des l'année budgétaire 1994 jusqu'en 1999 inclus, le crédit total prévu dans le budget de l'Etat, visé à l'[1 article 56, 2°]1, se décompose comme suit :
1° le montant obtenu en application de l'article 58bis, § 3;
2° le montant obtenu en application de l'article 58ter, § 2;
3° le montant obtenu en application de l'article 58quater;
4° un montant unique non renouvelable de 84 806 657 francs belges pour l'année budgétaire 1999.
§ 3. Pour l'année budgétaire 2000, le crédit total prévu au budget de l'Etat, visé à l'[1 article 56, 2°]1, se décompose comme suit :
1° le montant obtenu en application de l'article 58bis, § 4;
2° le montant obtenu en application de l'article 58ter, § 3;
3° le montant obtenu en application de l'article 58quater;
4° un montant unique non renouvelable de 84 806 658 francs belges pour l'année budgétaire 2000;
5° un montant annuel fixe de 11,1 millions de francs belges.
§ 4. Pour l'année budgétaire 2001, le crédit total prévu au budget de l'Etat, visé à l'[1 article 56, 2°]1, se décompose comme suit :
1° le montant obtenu en application de l'article 58bis, § 5;
2° le montant obtenu en application de l'article 58ter, § 4;
3° le montant obtenu en application de l'article 58quater;
4° le montant obtenu en application de l'article 58quinquies, § 4;
5° un montant unique non renouvelable de 84 806 658 francs belges pour l'année budgétaire 2001;
6° un montant annuel fixe de 11,1 millions de francs belges.
§ 5. (Dès l'année budgétaire 2002 et jusqu'à l'année budgétaire 2006 incluse, le montant total du crédit porté au budget de l'Etat, visé à l'[1 article 56, 2°]1, est constitué comme suit :
1° le montant obtenu en application de l'article 58bis, § 6;
2° le montant obtenu en application de l'article 58ter, § 5, ou, le cas échéant, pour l'année budgétaire 2005, le montant retenu en application de l'article 58ter, § 6;
3° le montant obtenu en application de l'article 58quater;
4° le montant obtenu en application de l'article 58quinquies, § 4;
5° le montant obtenu en application de l'article 58sexies;
6° un montant fixe annuel de 275161,81 euros.) <L 2002-01-07/39, art. 11, 013; En vigueur : 01-01-2002>
(§ 6. [1 A partir de l'année budgétaire 2007 et jusqu'à l'année budgétaire 2013 incluse]1, le montant total du crédit porté au budget de l'Etat, visé à l'[1 article 56, 2°]1, est constitué comme suit :
1° le montant obtenu en application de l'article 58bis, § 7;
2° le montant obtenu en application de l'article 58ter, § 5;
3° le montant obtenu en application de l'article 58quater;
4° le montant obtenu en application de l'article 58quinquies, § 4;
5° le montant obtenu en application de l'article 58sexies;
6° un montant fixe annuel de 275161,81 euros.) <L 2002-01-07/39, art. 11, 013; En vigueur : 01-01-2002>
[1 § 7. Pour l'année budgétaire 2014 et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies, le montant total de la dotation fédérale générale, visée à l'article 56, 2°, est constitué comme suit :
1° le montant obtenu en application de l'article 58bis, § 7;
2° le montant obtenu en application de l'article 58ter, § 7;
3° le montant obtenu en application de l'article 58quater;
4° le montant obtenu en application de l'article 58quinquies, § 4;
5° le montant obtenu en application de l'article 58sexies;
6° un montant annuel fixe de 275.161,81 euros.]1
Modifications
Hoofdstuk IV. - [1 Toegewezen gedeelten van de opbrengst van belastingen]1
Chapitre IV. - [1 Des parties attribuées du produit d'impôts]1
Art. 58octies. [1 Aan de Duitstalige Gemeenschap wordt een dotatie toegekend ter compensatie van het kijk- en luistergeld.
Het basisbedrag van deze dotatie wordt bepaald als het gemiddelde voor de begrotingsjaren 1999 tot en met 2001 van de in de Duitstalige Gemeenschap gelokaliseerde netto-opbrengst van het kijk- en luistergeld, met inachtneming van het lokalisatiecriterium zoals bepaald in artikel 5, § 2, 9°, van de financieringswet. De netto-opbrengst wordt uitgedrukt in prijzen van 2002.
Voor de begrotingsjaren 2003 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, wordt het met toepassing van het tweede lid verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet.
De in het eerste lid bedoelde dotatie wordt gevormd door een gedeelte van de opbrengst van de in artikel 7 van de financieringswet bedoelde federale personenbelasting.]1
Het basisbedrag van deze dotatie wordt bepaald als het gemiddelde voor de begrotingsjaren 1999 tot en met 2001 van de in de Duitstalige Gemeenschap gelokaliseerde netto-opbrengst van het kijk- en luistergeld, met inachtneming van het lokalisatiecriterium zoals bepaald in artikel 5, § 2, 9°, van de financieringswet. De netto-opbrengst wordt uitgedrukt in prijzen van 2002.
Voor de begrotingsjaren 2003 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, wordt het met toepassing van het tweede lid verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet.
De in het eerste lid bedoelde dotatie wordt gevormd door een gedeelte van de opbrengst van de in artikel 7 van de financieringswet bedoelde federale personenbelasting.]1
Modifications
Art. 58octies. [1 Une dotation est accordée à la Communauté germanophone à titre de compensation de la redevance radio et télévision.
Le montant de base de cette dotation est fixé comme la moyenne, pour les années budgétaires 1999 à 2001 incluse, du produit net de la redevance radio et télévision localisée dans la Communauté germanophone, dans le respect du critère de localisation, tel que défini à l'article 5, § 2, 9°, de la loi de financement. Le produit net est exprimé en prix de 2002.
Pour les années budgétaires 2003 à 2014 incluse et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies, le montant obtenu en application de l'alinéa 2 est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation pour l'année budgétaire concernée, selon les modalités fixées à l'article 38, § 3, de la loi de financement.
La dotation visée à l'alinéa 1er est constituée d'une part du produit de l'impôt des personnes physiques fédéral visé à l'article 7 de la loi de financement. ]1
Le montant de base de cette dotation est fixé comme la moyenne, pour les années budgétaires 1999 à 2001 incluse, du produit net de la redevance radio et télévision localisée dans la Communauté germanophone, dans le respect du critère de localisation, tel que défini à l'article 5, § 2, 9°, de la loi de financement. Le produit net est exprimé en prix de 2002.
Pour les années budgétaires 2003 à 2014 incluse et pour l'année budgétaire 2015 mais exclusivement pour ce qui concerne la fixation des montants de base visés aux articles 58nonies et 58decies, le montant obtenu en application de l'alinéa 2 est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation pour l'année budgétaire concernée, selon les modalités fixées à l'article 38, § 3, de la loi de financement.
La dotation visée à l'alinéa 1er est constituée d'une part du produit de l'impôt des personnes physiques fédéral visé à l'article 7 de la loi de financement. ]1
Modifications
Art. 58novies. [1 Er wordt een basisbedrag bepaald dat gelijk is aan 50 % van de som van het met toepassing van artikel 58septies, § 7, voor het begrotingsjaar 2015 verkregen bedrag en het met toepassing van artikel 58octies voor het begrotingsjaar 2015 verkregen bedrag.
Voor het begrotingsjaar 2015 is het toegewezen bedrag gelijk aan de som van de bedragen vermeld in het 1° en 2° en verminderd met het bedrag vermeld in het 3° :
1° het met toepassing van het eerste lid verkregen basisbedrag;
2° een bedrag van 303.702 euro;
3° een bedrag van 2.160.000 euro.
Voor het begrotingsjaar 2016 wordt het met toepassing van het tweede lid verkregen bedrag voor het begrotingsjaar 2015 eerst aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op dezelfde wijze als bepaald in artikel 33, § 2, van de financieringswet en vervolgens verminderd met 2.160.000 euro.
Het voor het vorige begrotingsjaar verkregen bedrag wordt vanaf het begrotingsjaar 2017 jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op dezelfde wijze als bepaald in artikel 33, § 2, van de financieringswet.
De middelen bedoeld in het tweede tot het vierde lid worden gevormd door een gedeelte van de opbrengst van de in artikel 7 van de financieringswet bedoelde federale personenbelasting. ]1
Voor het begrotingsjaar 2015 is het toegewezen bedrag gelijk aan de som van de bedragen vermeld in het 1° en 2° en verminderd met het bedrag vermeld in het 3° :
1° het met toepassing van het eerste lid verkregen basisbedrag;
2° een bedrag van 303.702 euro;
3° een bedrag van 2.160.000 euro.
Voor het begrotingsjaar 2016 wordt het met toepassing van het tweede lid verkregen bedrag voor het begrotingsjaar 2015 eerst aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op dezelfde wijze als bepaald in artikel 33, § 2, van de financieringswet en vervolgens verminderd met 2.160.000 euro.
Het voor het vorige begrotingsjaar verkregen bedrag wordt vanaf het begrotingsjaar 2017 jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op dezelfde wijze als bepaald in artikel 33, § 2, van de financieringswet.
De middelen bedoeld in het tweede tot het vierde lid worden gevormd door een gedeelte van de opbrengst van de in artikel 7 van de financieringswet bedoelde federale personenbelasting. ]1
Modifications
Art. 58novies. [1 Un montant de base est fixé qui est égal à 50 % de la somme du montant obtenu en application de l'article 58septies, § 7, pour l'année budgétaire 2015 et du montant obtenu en application de l'article 58octies pour l'année budgétaire 2015.
Pour l'année budgétaire 2015, le montant attribué est égal à la somme des montants repris aux 1° et 2° et diminué du montant repris au 3° :
1° le montant de base obtenu en application de l'alinéa 1er;
2° un montant de 303.702 euros;
3° un montant de 2.160.000 euros.
Pour l'année budgétaire 2016, le montant obtenu pour l'année budgétaire 2015 en application de l'alinéa 2, est d'abord adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée et à 91 % de la croissance réelle du produit intérieur brut de l'année budgétaire concernée suivant les modalités définies à l'article 33, § 2, de la loi de financement et ensuite diminué de 2.160.000 euros.
A partir de l'année budgétaire 2017, le montant obtenu pour l'année budgétaire précédente est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée et à 91 % de la croissance réelle du produit intérieur brut de l'année budgétaire concernée suivant les modalités définies à l'article 33, § 2, de la loi de financement.
Les moyens visés aux alinéas 2 à 4 sont constitués d'une partie du produit de l'impôt des personnes physiques fédéral visé à l'article 7 de la loi de financement.]1
Pour l'année budgétaire 2015, le montant attribué est égal à la somme des montants repris aux 1° et 2° et diminué du montant repris au 3° :
1° le montant de base obtenu en application de l'alinéa 1er;
2° un montant de 303.702 euros;
3° un montant de 2.160.000 euros.
Pour l'année budgétaire 2016, le montant obtenu pour l'année budgétaire 2015 en application de l'alinéa 2, est d'abord adapté au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée et à 91 % de la croissance réelle du produit intérieur brut de l'année budgétaire concernée suivant les modalités définies à l'article 33, § 2, de la loi de financement et ensuite diminué de 2.160.000 euros.
A partir de l'année budgétaire 2017, le montant obtenu pour l'année budgétaire précédente est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée et à 91 % de la croissance réelle du produit intérieur brut de l'année budgétaire concernée suivant les modalités définies à l'article 33, § 2, de la loi de financement.
Les moyens visés aux alinéas 2 à 4 sont constitués d'une partie du produit de l'impôt des personnes physiques fédéral visé à l'article 7 de la loi de financement.]1
Modifications
Art. 58decies. [1 Er wordt een basisbedrag bepaald dat gelijk is aan het verschil tussen de bedragen vermeld in het 1° en 2° :
1° het bedrag gelijk aan de som van het met toepassing van artikel 58septies, § 7, voor het begrotingsjaar 2015 verkregen bedrag en het met toepassing van artikel 58octies voor het begrotingsjaar 2015 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58nonies, eerste lid bekomen basisbedrag.
Voor het begrotingsjaar 2015 is het toegewezen bedrag gelijk aan het bedrag dat bekomen wordt door de som van de volgende bedragen :
1° het in het eerste lid bedoelde basisbedrag;
2° een bedrag gelijk aan 1.363.361 euro.
Het voor het vorige begrotingsjaar verkregen bedrag wordt vanaf het begrotingsjaar 2016 jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op dezelfde wijze als bepaald in artikel 33, § 2, van de financieringswet en vervolgens vermenigvuldigd met de verhouding van de in het vierde lid, bedoelde aanpassingsfactor voor het betrokken begrotingsjaar tot de in het vierde lid, bedoelde aanpassingsfactor voor het voorgaande begrotingsjaar.
Deze aanpassingsfactor wordt verkregen door de verhouding te berekenen van :
1° enerzijds, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de vijf voorgaande begrotingsjaren, verminderd met 20 % van de stijging, of in voorkomend geval vermeerderd met 20 % van de daling van dat aantal ten opzichte van het aantal inwoners bepaald in de bepaling onder 2°;
2° tot, anderzijds, het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni 1999.
De in het vierde lid bedoelde aanpassingsfactor wordt jaarlijks bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en genomen na overleg met de regering van de Duitstalige Gemeenschap.
De middelen bedoeld in het tweede en het derde lid, worden gevormd door een gedeelte van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde. ]1
1° het bedrag gelijk aan de som van het met toepassing van artikel 58septies, § 7, voor het begrotingsjaar 2015 verkregen bedrag en het met toepassing van artikel 58octies voor het begrotingsjaar 2015 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58nonies, eerste lid bekomen basisbedrag.
Voor het begrotingsjaar 2015 is het toegewezen bedrag gelijk aan het bedrag dat bekomen wordt door de som van de volgende bedragen :
1° het in het eerste lid bedoelde basisbedrag;
2° een bedrag gelijk aan 1.363.361 euro.
Het voor het vorige begrotingsjaar verkregen bedrag wordt vanaf het begrotingsjaar 2016 jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op dezelfde wijze als bepaald in artikel 33, § 2, van de financieringswet en vervolgens vermenigvuldigd met de verhouding van de in het vierde lid, bedoelde aanpassingsfactor voor het betrokken begrotingsjaar tot de in het vierde lid, bedoelde aanpassingsfactor voor het voorgaande begrotingsjaar.
Deze aanpassingsfactor wordt verkregen door de verhouding te berekenen van :
1° enerzijds, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de vijf voorgaande begrotingsjaren, verminderd met 20 % van de stijging, of in voorkomend geval vermeerderd met 20 % van de daling van dat aantal ten opzichte van het aantal inwoners bepaald in de bepaling onder 2°;
2° tot, anderzijds, het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni 1999.
De in het vierde lid bedoelde aanpassingsfactor wordt jaarlijks bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en genomen na overleg met de regering van de Duitstalige Gemeenschap.
De middelen bedoeld in het tweede en het derde lid, worden gevormd door een gedeelte van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde. ]1
Modifications
Art. 58decies. [1 Un montant de base est fixé qui est égal à la différence entre les montants mentionnés aux 1° et 2° :
1° le montant égal à la somme du montant obtenu en application de l'article 58septies, § 7, pour l'année budgétaire 2015 et du montant obtenu en application de l'article 58octies pour l'année budgétaire 2015;
2° le montant de base obtenu en application de l'article 58nonies, alinéa 1er.
Pour l'année budgétaire 2015, le montant attribué est égal au montant obtenu par la somme des montants suivants :
1° le montant de base visé à l'alinéa 1er;
2° un montant égal à 1.363.361 euros.
A partir de l'année budgétaire 2016, le montant obtenu pour l'année budgétaire précédente est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée et à 91 % de la croissance réelle du produit intérieur brut de l'année budgétaire concernée suivant les modalités définies à l'article 33, § 2, de la loi de financement et ensuite multiplié par le rapport entre le facteur d'adaptation visé à l'alinéa 4, pour l'année budgétaire concernée et le facteur d'adaptation visé à l'alinéa 4, pour l'année budgétaire précédente.
Ce facteur d'adaptation s'obtient en déterminant le rapport entre :
1° d'une part, la moyenne arithmétique du nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, au 30 juin des cinq années budgétaires précédentes, diminuée de 20 % de l'augmentation ou, le cas échéant, augmentée de 20 % de la diminution de ce nombre par rapport au nombre d'habitants déterminé au 2°;
2° et, d'autre part, le nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, au 30 juin 1999.
Le facteur d'adaptation, visé à l'alinéa 4, est fixé annuellement, par arrêté royal délibéré en Conseil des Ministres et pris après concertation avec le gouvernement de la Communauté germanophone.
Les moyens visés aux alinéas 2 et 3, sont constitués d'une partie du produit de la taxe sur la valeur ajoutée.]1
1° le montant égal à la somme du montant obtenu en application de l'article 58septies, § 7, pour l'année budgétaire 2015 et du montant obtenu en application de l'article 58octies pour l'année budgétaire 2015;
2° le montant de base obtenu en application de l'article 58nonies, alinéa 1er.
Pour l'année budgétaire 2015, le montant attribué est égal au montant obtenu par la somme des montants suivants :
1° le montant de base visé à l'alinéa 1er;
2° un montant égal à 1.363.361 euros.
A partir de l'année budgétaire 2016, le montant obtenu pour l'année budgétaire précédente est adapté annuellement au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée et à 91 % de la croissance réelle du produit intérieur brut de l'année budgétaire concernée suivant les modalités définies à l'article 33, § 2, de la loi de financement et ensuite multiplié par le rapport entre le facteur d'adaptation visé à l'alinéa 4, pour l'année budgétaire concernée et le facteur d'adaptation visé à l'alinéa 4, pour l'année budgétaire précédente.
Ce facteur d'adaptation s'obtient en déterminant le rapport entre :
1° d'une part, la moyenne arithmétique du nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, au 30 juin des cinq années budgétaires précédentes, diminuée de 20 % de l'augmentation ou, le cas échéant, augmentée de 20 % de la diminution de ce nombre par rapport au nombre d'habitants déterminé au 2°;
2° et, d'autre part, le nombre d'habitants âgés de moins de 18 ans, appartenant à la Communauté germanophone, au 30 juin 1999.
Le facteur d'adaptation, visé à l'alinéa 4, est fixé annuellement, par arrêté royal délibéré en Conseil des Ministres et pris après concertation avec le gouvernement de la Communauté germanophone.
Les moyens visés aux alinéas 2 et 3, sont constitués d'une partie du produit de la taxe sur la valeur ajoutée.]1
Modifications
Art. 58undecies. [1 Vanaf het begrotingsjaar 2015 wordt jaarlijks aan de Duitstalige Gemeenschap een bedrag toegekend dat gelijk is aan 3.038.832 euro.
De in het eerste lid bedoelde middelen worden gevormd door een gedeelte van de opbrengst van de in artikel 7 van de financieringswet bedoelde federale personenbelasting.]1
De in het eerste lid bedoelde middelen worden gevormd door een gedeelte van de opbrengst van de in artikel 7 van de financieringswet bedoelde federale personenbelasting.]1
Art. 58undecies. [1 A partir de l'année budgétaire 2015, un montant égal à 3.038.832 euros est annuellement accordé à la Communauté germanophone.
Les moyens visés à l'alinéa 1er sont constitués d'une partie du produit de l'impôt des personnes physiques fédéral visé à l'article 7 de la loi de financement.]1
Les moyens visés à l'alinéa 1er sont constitués d'une partie du produit de l'impôt des personnes physiques fédéral visé à l'article 7 de la loi de financement.]1
Modifications
Hoofdstuk V. - [1 Federale dotaties]1
Chapitre V. - [1 Des dotations fédérales]1
Art. 58duodecies. [1 Voor de Duitstalige Gemeenschap worden jaarlijks in de algemene federale uitgavenbegroting de in de artikelen 58terdecies tot 58octodecies bedoelde dotaties ingeschreven.]1
Art. 58duodecies. [1 Pour la Communauté germanophone, les dotations visées aux articles 58terdecies à 58octodecies sont inscrites annuellement au budget général des dépenses de l'autorité fédérale.]1
Modifications
Art. 58terdecies. [1 Vanaf het begrotingsjaar 2015 wordt aan de Duitstalige Gemeenschap een dotatie toegekend.
Voor het begrotingsjaar 2015 wordt het bedrag van de in het eerste lid bedoelde middelen bekomen door het met toepassing van artikel 47/5, § 2, eerste en tweede lid, van de financieringswet bekomen bedrag te vermenigvuldigen met het in artikel 47/5, § 2, derde lid, van de financieringswet bekomen percentage.
Voor het begrotingsjaar 2016 en elk van de daaropvolgende begrotingsjaren worden, voor de vaststelling van de middelen, de voor het vorige begrotingsjaar verkregen middelen jaarlijks aangepast aan :
1° de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet;
2° de evolutie van het aantal inwoners van 0 tot en met 18 jaar van de Duitstalige Gemeenschap op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar ten opzichte van dat aantal op 1 januari van het vorige begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/5, § 2, tweede lid, 2°, van de financieringswet, waarbij het aantal inwoners van 0 tot en met 18 jaar van de Duitstalige Gemeenschap wordt vastgesteld op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/5, § 5, 4°, van de financieringswet;
3° 25 % van de reële groei van het bruto binnenlands product per inwoner, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/5, § 4, 3°, van de financieringswet.]1
Voor het begrotingsjaar 2015 wordt het bedrag van de in het eerste lid bedoelde middelen bekomen door het met toepassing van artikel 47/5, § 2, eerste en tweede lid, van de financieringswet bekomen bedrag te vermenigvuldigen met het in artikel 47/5, § 2, derde lid, van de financieringswet bekomen percentage.
Voor het begrotingsjaar 2016 en elk van de daaropvolgende begrotingsjaren worden, voor de vaststelling van de middelen, de voor het vorige begrotingsjaar verkregen middelen jaarlijks aangepast aan :
1° de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet;
2° de evolutie van het aantal inwoners van 0 tot en met 18 jaar van de Duitstalige Gemeenschap op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar ten opzichte van dat aantal op 1 januari van het vorige begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/5, § 2, tweede lid, 2°, van de financieringswet, waarbij het aantal inwoners van 0 tot en met 18 jaar van de Duitstalige Gemeenschap wordt vastgesteld op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/5, § 5, 4°, van de financieringswet;
3° 25 % van de reële groei van het bruto binnenlands product per inwoner, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/5, § 4, 3°, van de financieringswet.]1
Art. 58terdecies. [1 A partir de l'année budgétaire 2015, une dotation est accordée à la Communauté germanophone.
Pour l'année budgétaire 2015, le montant des moyens visés à l'alinéa 1er, est obtenu par la multiplication du montant obtenu en application de l'article 47/5, § 2, alinéas 1er et 2, de la loi de financement par le pourcentage obtenu à l'article 47/5, § 2, alinéa 3, de la loi de financement.
Pour l'établissement des moyens pour l'année budgétaire 2016 et pour chacune des années budgétaires subséquentes, les moyens obtenus pour l'année budgétaire précédente sont annuellement adaptés :
1° au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée, suivant les modalités définies à l'article 38, § 3, de la loi de financement;
2° à l'évolution du nombre d'habitants de 0 à 18 ans inclus de la Communauté germanophone au 1er janvier de l'année budgétaire concernée par rapport à ce nombre au 1er janvier de l'année budgétaire précédente suivant les modalités définies à l'article 47/5, § 2, alinéa 2, 2°, de la loi de financement, le nombre d'habitants de 0 à 18 ans inclus de la Communauté germanophone étant fixé suivant les modalités définies à l'article 47/5, § 5, 4°, de la loi spéciale de financement;
3° à 25 % de la croissance réelle du produit intérieur brut par habitant suivant les modalités définies à l'article 47/5, § 4, 3°, de la loi de financement. ]1
Pour l'année budgétaire 2015, le montant des moyens visés à l'alinéa 1er, est obtenu par la multiplication du montant obtenu en application de l'article 47/5, § 2, alinéas 1er et 2, de la loi de financement par le pourcentage obtenu à l'article 47/5, § 2, alinéa 3, de la loi de financement.
Pour l'établissement des moyens pour l'année budgétaire 2016 et pour chacune des années budgétaires subséquentes, les moyens obtenus pour l'année budgétaire précédente sont annuellement adaptés :
1° au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée, suivant les modalités définies à l'article 38, § 3, de la loi de financement;
2° à l'évolution du nombre d'habitants de 0 à 18 ans inclus de la Communauté germanophone au 1er janvier de l'année budgétaire concernée par rapport à ce nombre au 1er janvier de l'année budgétaire précédente suivant les modalités définies à l'article 47/5, § 2, alinéa 2, 2°, de la loi de financement, le nombre d'habitants de 0 à 18 ans inclus de la Communauté germanophone étant fixé suivant les modalités définies à l'article 47/5, § 5, 4°, de la loi spéciale de financement;
3° à 25 % de la croissance réelle du produit intérieur brut par habitant suivant les modalités définies à l'article 47/5, § 4, 3°, de la loi de financement. ]1
Modifications
Art. 58quaterdecies. [1 Wanneer de Koning, met toepassing van artikel 47/6 van de financieringswet, een deel van de welvaartsenveloppe toewijst aan de verhoging van de in artikel 47/5 van dezelfde wet bedoelde dotaties, wijst Hij tevens een deel van die enveloppe toe aan de verhoging van de in artikel 58terdecies bedoelde dotatie indien de participatiegraad van de jongeren in het hoger onderwijs eveneens is toegenomen in het Duitse taalgebied tussen het voorgaande jaar en het laatste jaar waarvoor een deel van de welvaartsenveloppe werd toegewezen aan een verhoging van voormelde dotatie of dotaties, of bij gebrek daaraan het jaar 2015.
De participatiegraad in het Duitse taalgebied wordt bepaald op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/6, tweede lid, van de financieringswet.
De verhoging van de dotatie bedoeld in artikel 58terdecies is gelijk aan het door de Koning met toepassing van artikel 47/6 van de financieringswet bepaald bedrag, vermenigvuldigd met een factor die gelijk is aan het aandeel van de Duitstalige Gemeenschap in de toename van de participatiegraad van het Rijk, waarbij de toename wordt waargenomen tijdens de periode bedoeld in het eerste lid en waarbij het aandeel in de verhoging dat wordt toegewezen aan de Duitstalige Gemeenschap overeenstemt met het aandeel van het Duitse taalgebied in de toename van de participatiegraad van het Rijk.
Het aldus bekomen bedrag wordt nominaal constant gehouden en jaarlijks toegevoegd aan de middelen die krachtens artikel 58terdecies aan de Duitstalige Gemeenschap worden toegewezen.
Artikel 47/6, vijfde lid, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
De participatiegraad in het Duitse taalgebied wordt bepaald op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/6, tweede lid, van de financieringswet.
De verhoging van de dotatie bedoeld in artikel 58terdecies is gelijk aan het door de Koning met toepassing van artikel 47/6 van de financieringswet bepaald bedrag, vermenigvuldigd met een factor die gelijk is aan het aandeel van de Duitstalige Gemeenschap in de toename van de participatiegraad van het Rijk, waarbij de toename wordt waargenomen tijdens de periode bedoeld in het eerste lid en waarbij het aandeel in de verhoging dat wordt toegewezen aan de Duitstalige Gemeenschap overeenstemt met het aandeel van het Duitse taalgebied in de toename van de participatiegraad van het Rijk.
Het aldus bekomen bedrag wordt nominaal constant gehouden en jaarlijks toegevoegd aan de middelen die krachtens artikel 58terdecies aan de Duitstalige Gemeenschap worden toegewezen.
Artikel 47/6, vijfde lid, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
Art. 58quaterdecies. [1 Lorsque le Roi, en application de l'article 47/6 de la loi de financement, affecte une partie de l'enveloppe bien-être à la majoration des dotations visées à l'article 47/5 de la même loi, Il affecte également une partie de cette enveloppe à la majoration de la dotation visée à l'article 58terdecies si le taux de participation des jeunes dans l'enseignement supérieur a également augmenté dans la région de langue allemande entre l'année qui précède et la dernière année pour laquelle une partie de l'enveloppe bien-être a été affectée à une majoration de la ou des dotations précitées, ou à défaut l'année 2015.
Le taux de participation dans la région de langue allemande est défini suivant les modalités définies à l'article 47/6, alinéa 2, de la loi de financement.
La majoration de la dotation visée à l'article 58terdecies est égale au montant déterminé par le Roi en application de l'article 47/6 de la loi de financement, multiplié par un coefficient égal à la part de l'augmentation du taux de participation de la Communauté germanophone dans l'augmentation du taux de participation du Royaume, l'augmentation étant observée sur la période visée à l'alinéa 1er, la part dans la majoration qui est attribuée à la Communauté germanophone correspondant à la part de la région de langue allemande dans l'augmentation du taux de participation du Royaume.
Le montant ainsi obtenu est maintenu nominalement constant et ajouté chaque année aux moyens attribués à la Communauté germanophone en vertu de l'article 58terdecies.
L'article 47/6, alinéa 5, de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.]1
Le taux de participation dans la région de langue allemande est défini suivant les modalités définies à l'article 47/6, alinéa 2, de la loi de financement.
La majoration de la dotation visée à l'article 58terdecies est égale au montant déterminé par le Roi en application de l'article 47/6 de la loi de financement, multiplié par un coefficient égal à la part de l'augmentation du taux de participation de la Communauté germanophone dans l'augmentation du taux de participation du Royaume, l'augmentation étant observée sur la période visée à l'alinéa 1er, la part dans la majoration qui est attribuée à la Communauté germanophone correspondant à la part de la région de langue allemande dans l'augmentation du taux de participation du Royaume.
Le montant ainsi obtenu est maintenu nominalement constant et ajouté chaque année aux moyens attribués à la Communauté germanophone en vertu de l'article 58terdecies.
L'article 47/6, alinéa 5, de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.]1
Modifications
Art. 58quindecies. [1 Vanaf het begrotingsjaar 2015 wordt aan de Duitstalige Gemeenschap een dotatie toegekend.
Voor het begrotingsjaar 2015 wordt het bedrag van de in het eerste lid bedoelde middelen bekomen door het met toepassing van artikel 47/7, § 2, eerste en tweede lid, van de financieringswet bekomen bedrag te vermenigvuldigen met het in artikel 47/7, § 2, derde lid, van de financieringswet bekomen percentage.
Voor het begrotingsjaar 2016 en elk van de daaropvolgende begrotingsjaren worden, voor de vaststelling van de middelen, de voor het vorige begrotingsjaar verkregen middelen jaarlijks aangepast aan :
1° de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet;
2° de evolutie van het aantal inwoners ouder dan 80 jaar in de Duitstalige Gemeenschap op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar ten opzichte van dat aantal op 1 januari van het vorige begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/5, § 2, tweede lid, 2°, van de financieringswet, waarbij het aantal inwoners ouder dan 80 jaar wordt vastgesteld op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/7, § 5, 4°, van de financieringswet;
3° een percentage van de reële groei van het bruto binnenlands product per inwoner van het betrokken begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/5, § 4, 3°, van de financieringswet, waarbij het percentage wordt vastgesteld op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/7, § 4, tweede lid, van de financieringswet.]1
Voor het begrotingsjaar 2015 wordt het bedrag van de in het eerste lid bedoelde middelen bekomen door het met toepassing van artikel 47/7, § 2, eerste en tweede lid, van de financieringswet bekomen bedrag te vermenigvuldigen met het in artikel 47/7, § 2, derde lid, van de financieringswet bekomen percentage.
Voor het begrotingsjaar 2016 en elk van de daaropvolgende begrotingsjaren worden, voor de vaststelling van de middelen, de voor het vorige begrotingsjaar verkregen middelen jaarlijks aangepast aan :
1° de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet;
2° de evolutie van het aantal inwoners ouder dan 80 jaar in de Duitstalige Gemeenschap op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar ten opzichte van dat aantal op 1 januari van het vorige begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/5, § 2, tweede lid, 2°, van de financieringswet, waarbij het aantal inwoners ouder dan 80 jaar wordt vastgesteld op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/7, § 5, 4°, van de financieringswet;
3° een percentage van de reële groei van het bruto binnenlands product per inwoner van het betrokken begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/5, § 4, 3°, van de financieringswet, waarbij het percentage wordt vastgesteld op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/7, § 4, tweede lid, van de financieringswet.]1
Art. 58quindecies. [1 A partir de l'année budgétaire 2015, une dotation est accordée à la Communauté germanophone.
Pour l'année budgétaire 2015, le montant des moyens visés à l'alinéa 1er, est obtenu par la multiplication du montant obtenu en application de l'article 47/7, § 2, alinéas 1er et 2, de la loi de financement par le pourcentage obtenu à l'article 47/7, § 2, alinéa 3, de la loi de financement.
Pour l'établissement des moyens pour l'année budgétaire 2016 et pour chacune des années budgétaires subséquentes, les moyens obtenus pour l'année budgétaire précédente sont annuellement adaptés :
1° au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée, selon les modalités définies à l'article 38, § 3, de la loi de financement;
2° à l'évolution du nombre d'habitants âgés de plus de 80 ans dans la Communauté germanophone au 1er janvier de l'année budgétaire concernée par rapport à ce nombre au 1er janvier de l'année budgétaire précédente, suivant les modalités fixées à l'article 47/5, § 2, alinéa 2, 2°, de la loi de financement, le nombre d'habitants âgés de plus de 80 ans étant fixé suivant les modalités définies à l'article 47/7, § 5, 4°, de la loi de financement;
3° à un pourcentage de la croissance réelle du produit intérieur brut par habitant de l'année budgétaire concernée, suivant les modalités fixées à l'article 47/5, § 4, 3°, de la loi de financement, le pourcentage étant fixé suivant les modalités définies à l'article 47/7, § 4, alinéa 2, de la loi de financement.]1
Pour l'année budgétaire 2015, le montant des moyens visés à l'alinéa 1er, est obtenu par la multiplication du montant obtenu en application de l'article 47/7, § 2, alinéas 1er et 2, de la loi de financement par le pourcentage obtenu à l'article 47/7, § 2, alinéa 3, de la loi de financement.
Pour l'établissement des moyens pour l'année budgétaire 2016 et pour chacune des années budgétaires subséquentes, les moyens obtenus pour l'année budgétaire précédente sont annuellement adaptés :
1° au taux de fluctuation de l'indice moyen des prix à la consommation de l'année budgétaire concernée, selon les modalités définies à l'article 38, § 3, de la loi de financement;
2° à l'évolution du nombre d'habitants âgés de plus de 80 ans dans la Communauté germanophone au 1er janvier de l'année budgétaire concernée par rapport à ce nombre au 1er janvier de l'année budgétaire précédente, suivant les modalités fixées à l'article 47/5, § 2, alinéa 2, 2°, de la loi de financement, le nombre d'habitants âgés de plus de 80 ans étant fixé suivant les modalités définies à l'article 47/7, § 5, 4°, de la loi de financement;
3° à un pourcentage de la croissance réelle du produit intérieur brut par habitant de l'année budgétaire concernée, suivant les modalités fixées à l'article 47/5, § 4, 3°, de la loi de financement, le pourcentage étant fixé suivant les modalités définies à l'article 47/7, § 4, alinéa 2, de la loi de financement.]1
Modifications
Art. 58sexdecies. [1 Vanaf het begrotingsjaar 2015, wordt aan de Duitstalige Gemeenschap een dotatie toegekend waarvan het basisbedrag gelijk is aan 5.695.663 euro.
Voor de vaststelling van de dotatie vanaf het begrotingsjaar 2016, is artikel 47/8, derde en vierde lid, van de financieringswet van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
Voor de toepassing van het tweede lid, is het aantal inwoners van de Duitstalige Gemeenschap gelijk aan het aantal inwoners behorende tot het Duitse taalgebied.]1
Voor de vaststelling van de dotatie vanaf het begrotingsjaar 2016, is artikel 47/8, derde en vierde lid, van de financieringswet van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
Voor de toepassing van het tweede lid, is het aantal inwoners van de Duitstalige Gemeenschap gelijk aan het aantal inwoners behorende tot het Duitse taalgebied.]1
Art. 58sexdecies. [1 A partir de l'année budgétaire 2015, une dotation est accordée à la Communauté germanophone dont le montant de base est égal à 5.695.663 euros.
Pour la fixation de la dotation à partir de l'année budgétaire 2016, l'article 47/8, alinéas 3 et 4, de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.
Pour l'application de l'alinéa 2, le nombre d'habitants de la Communauté germanophone est égal au nombre d'habitants appartenant à la région de langue allemande.]1
Pour la fixation de la dotation à partir de l'année budgétaire 2016, l'article 47/8, alinéas 3 et 4, de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.
Pour l'application de l'alinéa 2, le nombre d'habitants de la Communauté germanophone est égal au nombre d'habitants appartenant à la région de langue allemande.]1
Modifications
Art. 58septiesdecies. [1 Vanaf het begrotingsjaar 2016, wordt aan de Duitstalige Gemeenschap een dotatie toegekend omwille van haar bevoegdheden inzake de financiering van ziekenhuisinfrastructuur en de medisch-technische diensten.
Vanaf het begrotingsjaar 2016, wordt het bedrag van de in het eerste lid bedoelde middelen verkregen door het met toepassing van artikel 47/9, § 3, eerste lid, van de financieringswet verkregen eerste deel voor het betrokken begrotingsjaar te vermenigvuldigen met het in artikel 47/9, § 3, tweede lid, van de financieringswet bekomen percentage voor het betrokken begrotingsjaar.
Artikel 47/9, §§ 4 en 5, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
Vanaf het begrotingsjaar 2016, wordt het bedrag van de in het eerste lid bedoelde middelen verkregen door het met toepassing van artikel 47/9, § 3, eerste lid, van de financieringswet verkregen eerste deel voor het betrokken begrotingsjaar te vermenigvuldigen met het in artikel 47/9, § 3, tweede lid, van de financieringswet bekomen percentage voor het betrokken begrotingsjaar.
Artikel 47/9, §§ 4 en 5, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
Art. 58septiesdecies. [1 A partir de l'année budgétaire 2016, une dotation est accordée à la Communauté germanophone en raison de ses compétences en matière de financement des infrastructures hospitalières et des services médico-techniques.
A partir de l'année budgétaire 2016, le montant des moyens visés à l'alinéa 1er, est obtenu par la multiplication de la première partie obtenue en application de l'article 47/9, § 3, alinéa 1er, de la loi de financement pour l'année budgétaire concernée par le pourcentage obtenu à l'article 47/9, § 3, alinéa 2, de la loi de financement pour l'année budgétaire concernée.
L'article 47/9, §§ 4 et 5, de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone moyennant les adaptations nécessaires.]1
A partir de l'année budgétaire 2016, le montant des moyens visés à l'alinéa 1er, est obtenu par la multiplication de la première partie obtenue en application de l'article 47/9, § 3, alinéa 1er, de la loi de financement pour l'année budgétaire concernée par le pourcentage obtenu à l'article 47/9, § 3, alinéa 2, de la loi de financement pour l'année budgétaire concernée.
L'article 47/9, §§ 4 et 5, de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone moyennant les adaptations nécessaires.]1
Modifications
Art. 58octodecies. [1 Vanaf het begrotingsjaar 2015, wordt aan de Duitstalige Gemeenschap een dotatie toegekend waarvan het basisbedrag gelijk is aan 602.058 euro.
Artikel 47/10, tweede en derde lid, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
Artikel 47/10, tweede en derde lid, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
Art. 58octodecies. [1 A partir de l'année budgétaire 2015, une dotation est accordée à la Communauté germanophone dont le montant de base est égal à 602.058 euros.
L'article 47/10, alinéas 2 et 3, de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone moyennant les adaptations nécessaires.]1
L'article 47/10, alinéas 2 et 3, de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone moyennant les adaptations nécessaires.]1
Modifications
Hoofdstuk VI. - [1 Overgangsmechanisme]1
Chapitre VI. -[1 Du mécanisme de transition]1
Art. 58novodecies. [1 § 1. Bij wijze van overgangsmaatregel wordt, voor het begrotingsjaar 2015, voor de Duitstalige Gemeenschap een overgangsbedrag bepaald als de som van :
1° het bedrag verkregen door het verschil te maken voor het begrotingsjaar 2015 tussen :
a) het met toepassing van artikel 58terdecies, tweede lid, verkregen bedrag en;
b) het bedrag verkregen door het met toepassing van artikel 47/5, § 2, eerste en tweede lid, van de financieringswet bekomen bedrag te vermenigvuldigen met 0,5182 %;
2° het bedrag verkregen door het verschil te maken voor het begrotingsjaar 2015 tussen :
a) het met toepassing van artikel 58quindecies, tweede lid, verkregen bedrag en;
b) het bedrag verkregen door het met toepassing van artikel 47/7, § 2, eerste en tweede lid, van de financieringswet bekomen bedrag te vermenigvuldigen met 0,6637 %;
3° het bedrag verkregen door het verschil te maken tussen :
a) het in artikel 58sexdecies, eerste lid, vastgestelde bedrag en;
b) een bedrag gelijk aan 3.131.339 euro;
4° het bedrag verkregen door het verschil te maken voor het begrotingsjaar 2015 tussen :
a) het in artikel 58octodecies, eerste lid, vastgestelde bedrag en;
b) een bedrag gelijk aan 503.802 euro.
Het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde overgangsbedrag, zal gedurende de jaren 2015 tot en met 2024 in nominale waarde constant blijven en dan, vanaf 2025 tot en met 2034 over tien jaar lineair afnemen tot nul.
§ 2. Evenwel wordt, vanaf het begrotingsjaar 2016, aan het in § 1 bepaalde overgangsbedrag een bedrag toegevoegd dat overeenstemt met het verschil, voor het begrotingsjaar 2016, tussen :
a) het met toepassing van artikel 58septdecies, tweede lid, verkregen bedrag, verminderd met het bedrag van de financieringen die door de federale overheid voor de Duitstalige Gemeenschap overeenkomstig artikel 47/9, § 4, van de financieringswet worden verzekerd en;
b) het in artikel 47/9, § 2, eerste lid, van de financieringswet bepaalde bedrag, verminderd met het bedrag van de financieringen die door de federale overheid voor de drie gemeenschapen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie overeenkomstig artikel 47/9, § 4, van de financieringswet worden verzekerd en vermenigvuldigd met 0,5399 %.
Het overeenkomstig § 2 toegevoegde bedrag zal gedurende de jaren 2016 tot en met 2024 in nominale waarde constant blijven en vanaf 2025 tot en met 2034 over tien jaar lineair afnemen tot nul.
§ 3. Is het overgangsbedrag positief, wordt het met toepassing van § 1 voor het jaar 2015 en van § 2 voor het jaar 2016 en volgende bekomen bedrag gedurende de periode 2015 tot en met 2033 jaarlijks in mindering gebracht van de middelen bedoeld in artikel 58nonies.
Is het overgangsbedrag negatief, wordt de absolute waarde van het met toepassing van § 1 voor het jaar 2015 en van § 2 voor het jaar 2016 en volgende bekomen bedrag gedurende de periode 2015 tot en met 2033 jaarlijks toegevoegd aan de middelen bedoeld in artikel 58nonies.]1
1° het bedrag verkregen door het verschil te maken voor het begrotingsjaar 2015 tussen :
a) het met toepassing van artikel 58terdecies, tweede lid, verkregen bedrag en;
b) het bedrag verkregen door het met toepassing van artikel 47/5, § 2, eerste en tweede lid, van de financieringswet bekomen bedrag te vermenigvuldigen met 0,5182 %;
2° het bedrag verkregen door het verschil te maken voor het begrotingsjaar 2015 tussen :
a) het met toepassing van artikel 58quindecies, tweede lid, verkregen bedrag en;
b) het bedrag verkregen door het met toepassing van artikel 47/7, § 2, eerste en tweede lid, van de financieringswet bekomen bedrag te vermenigvuldigen met 0,6637 %;
3° het bedrag verkregen door het verschil te maken tussen :
a) het in artikel 58sexdecies, eerste lid, vastgestelde bedrag en;
b) een bedrag gelijk aan 3.131.339 euro;
4° het bedrag verkregen door het verschil te maken voor het begrotingsjaar 2015 tussen :
a) het in artikel 58octodecies, eerste lid, vastgestelde bedrag en;
b) een bedrag gelijk aan 503.802 euro.
Het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde overgangsbedrag, zal gedurende de jaren 2015 tot en met 2024 in nominale waarde constant blijven en dan, vanaf 2025 tot en met 2034 over tien jaar lineair afnemen tot nul.
§ 2. Evenwel wordt, vanaf het begrotingsjaar 2016, aan het in § 1 bepaalde overgangsbedrag een bedrag toegevoegd dat overeenstemt met het verschil, voor het begrotingsjaar 2016, tussen :
a) het met toepassing van artikel 58septdecies, tweede lid, verkregen bedrag, verminderd met het bedrag van de financieringen die door de federale overheid voor de Duitstalige Gemeenschap overeenkomstig artikel 47/9, § 4, van de financieringswet worden verzekerd en;
b) het in artikel 47/9, § 2, eerste lid, van de financieringswet bepaalde bedrag, verminderd met het bedrag van de financieringen die door de federale overheid voor de drie gemeenschapen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie overeenkomstig artikel 47/9, § 4, van de financieringswet worden verzekerd en vermenigvuldigd met 0,5399 %.
Het overeenkomstig § 2 toegevoegde bedrag zal gedurende de jaren 2016 tot en met 2024 in nominale waarde constant blijven en vanaf 2025 tot en met 2034 over tien jaar lineair afnemen tot nul.
§ 3. Is het overgangsbedrag positief, wordt het met toepassing van § 1 voor het jaar 2015 en van § 2 voor het jaar 2016 en volgende bekomen bedrag gedurende de periode 2015 tot en met 2033 jaarlijks in mindering gebracht van de middelen bedoeld in artikel 58nonies.
Is het overgangsbedrag negatief, wordt de absolute waarde van het met toepassing van § 1 voor het jaar 2015 en van § 2 voor het jaar 2016 en volgende bekomen bedrag gedurende de periode 2015 tot en met 2033 jaarlijks toegevoegd aan de middelen bedoeld in artikel 58nonies.]1
Art. 58novodecies. [1 § 1er. A titre transitoire, pour l'année budgétaire 2015 pour la Communauté germanophone, un montant de transition est fixé, étant la somme :
1° du montant résultant de la différence pour l'année budgétaire 2015 entre :
a) le montant obtenu en application de l'article 58terdecies, alinéa 2, et;
b) le montant résultant de la multiplication du montant obtenu en application de l'article 47/5, § 2, alinéas 1er et 2, de la loi de financement par 0,5182 %;
2° du montant résultant de la différence pour l'année budgétaire 2015 entre :
a) le montant obtenu en application de l'article 58quindecies, alinéa 2, et
b) le montant résultant de la multiplication du montant obtenu en application de l'article 47/7, § 2, alinéas 1er et 2, de la loi de financement par 0,6637 %;
3° du montant résultant de la différence pour l'année budgétaire 2015 entre :
a) le montant fixé à l'article 58sexdecies, alinéa 1er, et
b) un montant égal à 3.131.339 euros;
4° du montant résultant de la différence pour l'année budgétaire 2015 entre :
a) le montant fixé à l'article 58octodecies, alinéa 1er, et
b) un montant égal à 503.802 euros.
Le montant de transition fixé conformément à l'alinéa 1er, restera nominalement constant durant les années 2015 jusqu'à 2024 incluse, puis, à partir de 2025 jusqu'à 2034 incluse, sera réduit linéairement sur dix ans jusqu'à zéro.
§ 2. Toutefois, à partir de l'année budgétaire 2016, au montant de transition fixé au § 1er est ajouté le montant qui correspond à la différence, pour l'année budgétaire 2016, entre :
a) le montant obtenu en application de l'article 58septdecies, alinéa 2, diminué du montant des financements assurés par l'autorité fédérale pour la Communauté germanophone conformément à l'article 47/9, § 4, de la loi de financement et;
b) le montant fixé par l'article 47/9, § 2, alinéa 1er, de la loi de financement, diminué du montant des financements assurés par l'autorité fédérale pour les trois communautés et la Commission Communautaire Commune conformément à l'article 47/9, § 4, de la loi de financement et multiplié par 0,5399 %.
Le montant ajouté conformément au § 2 restera nominalement constant durant les années 2016 jusqu'à 2024 incluse et, à partir de 2025 jusqu'à 2034 incluse, sera réduit linéairement sur dix ans jusqu'à zéro.
§ 3. Si le montant de transition est positif, le montant obtenu par application du § 1er, pour l'année 2015 et du § 2, pour les années 2016 et suivantes, est durant la période de 2015 jusqu'à 2033 incluse annuellement porté en déduction des moyens visés à l'article 58nonies.
Si le montant de transition est négatif, la valeur absolue du montant obtenu par application du § 1er, pour l'année 2015 et du § 2, pour les années 2016 et suivantes, est durant la période de 2015 jusqu'à 2033 incluse annuellement ajouté aux moyens visés à l'article 58nonies.]1
1° du montant résultant de la différence pour l'année budgétaire 2015 entre :
a) le montant obtenu en application de l'article 58terdecies, alinéa 2, et;
b) le montant résultant de la multiplication du montant obtenu en application de l'article 47/5, § 2, alinéas 1er et 2, de la loi de financement par 0,5182 %;
2° du montant résultant de la différence pour l'année budgétaire 2015 entre :
a) le montant obtenu en application de l'article 58quindecies, alinéa 2, et
b) le montant résultant de la multiplication du montant obtenu en application de l'article 47/7, § 2, alinéas 1er et 2, de la loi de financement par 0,6637 %;
3° du montant résultant de la différence pour l'année budgétaire 2015 entre :
a) le montant fixé à l'article 58sexdecies, alinéa 1er, et
b) un montant égal à 3.131.339 euros;
4° du montant résultant de la différence pour l'année budgétaire 2015 entre :
a) le montant fixé à l'article 58octodecies, alinéa 1er, et
b) un montant égal à 503.802 euros.
Le montant de transition fixé conformément à l'alinéa 1er, restera nominalement constant durant les années 2015 jusqu'à 2024 incluse, puis, à partir de 2025 jusqu'à 2034 incluse, sera réduit linéairement sur dix ans jusqu'à zéro.
§ 2. Toutefois, à partir de l'année budgétaire 2016, au montant de transition fixé au § 1er est ajouté le montant qui correspond à la différence, pour l'année budgétaire 2016, entre :
a) le montant obtenu en application de l'article 58septdecies, alinéa 2, diminué du montant des financements assurés par l'autorité fédérale pour la Communauté germanophone conformément à l'article 47/9, § 4, de la loi de financement et;
b) le montant fixé par l'article 47/9, § 2, alinéa 1er, de la loi de financement, diminué du montant des financements assurés par l'autorité fédérale pour les trois communautés et la Commission Communautaire Commune conformément à l'article 47/9, § 4, de la loi de financement et multiplié par 0,5399 %.
Le montant ajouté conformément au § 2 restera nominalement constant durant les années 2016 jusqu'à 2024 incluse et, à partir de 2025 jusqu'à 2034 incluse, sera réduit linéairement sur dix ans jusqu'à zéro.
§ 3. Si le montant de transition est positif, le montant obtenu par application du § 1er, pour l'année 2015 et du § 2, pour les années 2016 et suivantes, est durant la période de 2015 jusqu'à 2033 incluse annuellement porté en déduction des moyens visés à l'article 58nonies.
Si le montant de transition est négatif, la valeur absolue du montant obtenu par application du § 1er, pour l'année 2015 et du § 2, pour les années 2016 et suivantes, est durant la période de 2015 jusqu'à 2033 incluse annuellement ajouté aux moyens visés à l'article 58nonies.]1
Modifications
Hoofdstuk VIbis. [1 - Diverse financiële middelen]1
Chapitre VIbis. [1 - Des moyens financiers divers]1
Art. 58vicies. [1 § 1. Voor het begrotingsjaar 2015 wordt aan de Duitstalige Gemeenschap een bedrag toegekend dat gelijk is aan 3 000 000 euro.
§ 2. Vanaf het begrotingsjaar 2016 wordt aan de Duitstalige Gemeenschap een bedrag toegekend dat gelijk is aan 7 000 000 euro.
De in het eerste lid bedoelde middelen worden jaarlijks in de algemene federale uitgavenbegroting ingeschreven.]1
§ 2. Vanaf het begrotingsjaar 2016 wordt aan de Duitstalige Gemeenschap een bedrag toegekend dat gelijk is aan 7 000 000 euro.
De in het eerste lid bedoelde middelen worden jaarlijks in de algemene federale uitgavenbegroting ingeschreven.]1
Art. 58vicies. [1 § 1er. Pour l'année budgétaire 2015, un montant égal à 3 000 000 euros est accordé à la Communauté germanophone.
§ 2. A partir de l'année budgétaire 2016, un montant égal à 7 000 000 euros est accordé à la Communauté germanophone.
Les moyens visés à l'alinéa 1er sont inscrits annuellement au budget général des dépenses de l'autorité fédérale.]1
§ 2. A partir de l'année budgétaire 2016, un montant égal à 7 000 000 euros est accordé à la Communauté germanophone.
Les moyens visés à l'alinéa 1er sont inscrits annuellement au budget général des dépenses de l'autorité fédérale.]1
Modifications
Hoofdstuk VII. - [1 Leningen]1
Chapitre VII. - [1 Des emprunts]1
Art.59. [1 Artikel 49 van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
Modifications
Art.59. [1 L'article 49 de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires. ]1
Modifications
Hoofdstuk VIII. - [1 Bepalingen van budgettaire en financiële organisatie]1
Chapitre VIII. - [1 Dispositions d'organisation budgétaire et financière]1
Art.60. [1 De artikelen 50 tot 53 en 54, § 1, eerste, vierde en vijfde lid, en § 2, van de financieringswet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. ]1
Modifications
Art.60. [1 Les articles 50 à 53 et 54, § 1er, alinéas 1er, 4 et 5, et § 2, de la loi de financement sont applicables à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.]1
Modifications
Hoofdstuk IX. - [1 Diverse bepalingen]1
Chapitre IX. - [1 Dispositions diverses]1
Art. 60bis. [1 Een bedrag dat overeenstemt met 0,8428 % van het met toepassing van artikel 62bis, eerste lid, van de financieringswet, verkregen bedrag wordt aan de Duitstalige Gemeenschap toegewezen.
Artikel 62bis, vierde lid, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
Artikel 62bis, vierde lid, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
Modifications
Art. 60bis. [1 Un montant correspondant à 0,8428 % du montant obtenu en application de l'article 62bis, alinéa 1er, de la loi de financement est attribué à la Communauté germanophone.
L'article 62bis, alinéa 4, de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.]1
L'article 62bis, alinéa 4, de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.]1
Modifications
Art. 60ter. [1 Vanaf de verkiezingen voor de Gemeenschaps- en de Gewestparlementen in 2014 wordt jaarlijks een bedrag dat overeenstemt met de vergoeding die een senator die wordt aangewezen door het Waals Parlement ontvangt, toegewezen aan de Duitstalige Gemeenschap.]1
Modifications
Art. 60ter. [1 A partir des élections pour les parlements de communauté et de région en 2014, un montant équivalent à l'indemnité qu'un sénateur désigné par le Parlement wallon perçoit, est annuellement attribué à la Communauté germanophone.]1
Modifications
Art. 60quater. [1 De Duitstalige Gemeenschap is voor de begrotingsjaren 2015 en volgende een responsabiliseringsbijdrage verschuldigd voor de pensioenen van haar ambtenaren.
Voor de begrotingsjaren 2015 tot en met 2020 wordt de responsabiliseringsbijdrage als volgt bepaald :
2015 881.347 euro
2016 978.547 euro
20171.075.746 euro
20181.172.946 euro
20191.270.145 euro
20201.367.345 euro.
Artikel 65quinquies, § 1, derde en vierde lid, §§ 2 en 3, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap voor de bepaling van de responsabiliseringsbijdrage vanaf het begrotingsjaar 2021.
De in het tweede lid bedoelde bedragen en de met toepassing van het derde lid vastgelegde bedragen worden in mindering gebracht van de in artikel 58nonies bedoelde middelen.]1
Voor de begrotingsjaren 2015 tot en met 2020 wordt de responsabiliseringsbijdrage als volgt bepaald :
2015 881.347 euro
2016 978.547 euro
20171.075.746 euro
20181.172.946 euro
20191.270.145 euro
20201.367.345 euro.
Artikel 65quinquies, § 1, derde en vierde lid, §§ 2 en 3, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap voor de bepaling van de responsabiliseringsbijdrage vanaf het begrotingsjaar 2021.
De in het tweede lid bedoelde bedragen en de met toepassing van het derde lid vastgelegde bedragen worden in mindering gebracht van de in artikel 58nonies bedoelde middelen.]1
Art. 60quater. [1 Pour les années budgétaires 2015 et suivantes, la Communauté germanophone est redevable d'une contribution de responsabilisation pour la pension de ses fonctionnaires.
Pour les années budgétaires 2015 jusqu'à 2020 incluse, la contribution de responsabilisation est déterminée comme suit :
2015 881.347 euros
2016 978.547 euros
20171.075.746 euros
20181.172.946 euros
20191.270.145 euros
20201.367.345 euros.
L'article 65quinquies, § 1er, alinéa 3 et 4, §§ 2 et 3, de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires, pour la détermination de la contribution de responsabilisation à partir de l'année budgétaire 2021.
Les montants visés à l'alinéa 2 et les montants fixés en application de l'alinéa 3 sont portés en déduction des moyens visés à l'article 58nonies.]1
Pour les années budgétaires 2015 jusqu'à 2020 incluse, la contribution de responsabilisation est déterminée comme suit :
2015 881.347 euros
2016 978.547 euros
20171.075.746 euros
20181.172.946 euros
20191.270.145 euros
20201.367.345 euros.
L'article 65quinquies, § 1er, alinéa 3 et 4, §§ 2 et 3, de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires, pour la détermination de la contribution de responsabilisation à partir de l'année budgétaire 2021.
Les montants visés à l'alinéa 2 et les montants fixés en application de l'alinéa 3 sont portés en déduction des moyens visés à l'article 58nonies.]1
Modifications
Art. 60quinquies. [1 Artikel 61, §§ 1, 3 en 8, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
Art. 60quinquies. [1 L'article 61, §§ 1er, 3 et 8, de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.]1
Modifications
Art. 60sexies. [1 § 1. Artikel 68quinquies, § 1, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
§ 2. De uitgaven die zijn uitgevoerd door de instellingen die ten laatste tot 31 december 2019 belast zijn met het administratief beheer en de uitbetalingen van de gezinsbijslagen overeenkomstig artikel 94, § 1bis, van de bijzondere wet en die ten laste van de Duitstalige Gemeenschap vallen, worden elk jaar verrekend met de in de artikelen 58terdecies en 58sexdecies bedoelde dotaties.
Er wordt rekening gehouden met de schatting van deze uitgaven voor de in artikel 54, § 1, vijfde lid, van de financieringswet voorziene doorstorting van de voorschotten.
§ 3. De vergoeding bedoeld in artikel 94, § 1ter, van de bijzondere wet bedraagt 80 % van de persoonlijke aandelen voor de zorgverstrekkingen bedoeld in artikel 5, § 1, I, eerste lid, 3° tot 5°, van de bijzondere wet. Ze is verschuldigd door de Duitstalige Gemeenschap wanneer de genieters ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van een gemeente van het Duitse taalgebied. Deze vergoeding wordt in mindering gebracht van de in artikel 58quindecies bedoelde dotatie.]1
§ 2. De uitgaven die zijn uitgevoerd door de instellingen die ten laatste tot 31 december 2019 belast zijn met het administratief beheer en de uitbetalingen van de gezinsbijslagen overeenkomstig artikel 94, § 1bis, van de bijzondere wet en die ten laste van de Duitstalige Gemeenschap vallen, worden elk jaar verrekend met de in de artikelen 58terdecies en 58sexdecies bedoelde dotaties.
Er wordt rekening gehouden met de schatting van deze uitgaven voor de in artikel 54, § 1, vijfde lid, van de financieringswet voorziene doorstorting van de voorschotten.
§ 3. De vergoeding bedoeld in artikel 94, § 1ter, van de bijzondere wet bedraagt 80 % van de persoonlijke aandelen voor de zorgverstrekkingen bedoeld in artikel 5, § 1, I, eerste lid, 3° tot 5°, van de bijzondere wet. Ze is verschuldigd door de Duitstalige Gemeenschap wanneer de genieters ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van een gemeente van het Duitse taalgebied. Deze vergoeding wordt in mindering gebracht van de in artikel 58quindecies bedoelde dotatie.]1
Art. 60sexies. [1 § 1er. L'article 68quinquies, § 1er, de la loi de financement est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.
§ 2. Les dépenses effectuées par les institutions chargées au plus tard jusqu'au 31 décembre 2019 de la gestion administrative et du paiement des allocations familiales conformément à l'article 94, § 1erbis, de la loi spéciale qui sont à charge de la Communauté germanophone, sont imputées chaque année sur les dotations visées aux articles 58terdecies et 58sexdecies.
Il est tenu compte de l'estimation de ces dépenses pour le versement des acomptes prévu à l'article 54, § 1er, alinéa 5, de la loi de financement.
§ 3. La rémunération visée à l'article 94, § 1erter, de la loi spéciale s'élève à 80 % des interventions personnelles pour des prestations de soins visées à l'article 5, § 1er, I, alinéa 1er, 3° à 5°, de la loi spéciale. Elle est due par la Communauté germanophone lorsque les bénéficiaires sont inscrits au registre de la population d'une commune de la région de langue allemande. Cette rémunération est portée en déduction de la dotation visée à l'article 58quindecies.]1
§ 2. Les dépenses effectuées par les institutions chargées au plus tard jusqu'au 31 décembre 2019 de la gestion administrative et du paiement des allocations familiales conformément à l'article 94, § 1erbis, de la loi spéciale qui sont à charge de la Communauté germanophone, sont imputées chaque année sur les dotations visées aux articles 58terdecies et 58sexdecies.
Il est tenu compte de l'estimation de ces dépenses pour le versement des acomptes prévu à l'article 54, § 1er, alinéa 5, de la loi de financement.
§ 3. La rémunération visée à l'article 94, § 1erter, de la loi spéciale s'élève à 80 % des interventions personnelles pour des prestations de soins visées à l'article 5, § 1er, I, alinéa 1er, 3° à 5°, de la loi spéciale. Elle est due par la Communauté germanophone lorsque les bénéficiaires sont inscrits au registre de la population d'une commune de la région de langue allemande. Cette rémunération est portée en déduction de la dotation visée à l'article 58quindecies.]1
Modifications
TITEL VI. - Voorkoming en regeling van de conflicten.
TITRE VI. - De la prévention et du règlement des conflits.
HOOFDSTUK I. - Bevoegdheidsconflicten.
CHAPITRE I. - Des conflits de compétence.
Art.61. <Wijzigingsbepaling van art. 69 van KB 12-01-1973>
Art.61.
Art.62. <Wijzigingsbepaling van art. 51bis van KB 12-01-1973>
Art.62.
Art.63. <Wijzigingsbepaling van art. 73,§ 3, van KB 12-01-1973>
Art.63.
Art.64. <Wijzigingsbepaling van art. 50bis van KB 12-01-1973>
Art.64.
Art.65. <Wijzigingsbepaling van art. 52, L 2, van W 28-06-1983>
Art.65.
Art.66. <Wijzigingsbepaling van art. 96, 2° van W 28-06-1983>
Art.66.
HOOFDSTUK II. - Belangenconflicten.
CHAPITRE II. - Des conflits d'intérêts.
Art.67. (Opgeheven) <W 2007-03-20/51, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
Art.67. (Abrogé) <L 2007-03-20/51, art. 3, 018; En vigueur : 23-06-2007>
TITEL VII. - Gebruik der talen.
TITRE VII. - Emploi des langues.
HOOFDSTUK I. - Diensten van de (Regering).
CHAPITRE I. - Des services de le (Gouvernement).
Art.68. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op de gecentraliseerde en de gedecentraliseerde diensten van de (regering), waarvan de werkkring het Duitse taalgebied geheel of gedeeltelijk bestrijkt. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Art.68. Les dispositions du présent titre sont applicables aux services centralises et décentralisés (du gouvernement) dont l'activité s'étend à tout ou partie du territoire de la région de langue allemande. <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
Art.69. § 1. De in artikel 68 genoemde diensten zijn onderworpen aan het taalstelsel dat bij de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken aan de plaatselijke diensten van de gemeenten van het Duits taalgebied is opgelegd.
De voor het publiek bestemde berichten, mededelingen en formulieren worden evenwel in het Duits gesteld. Niettemin wordt een formulier in het Frans afgegeven aan de belanghebbende die het vraagt.
§ 2. In de in artikel 68 genoemde diensten kan niemand tot een betrekking benoemd of bevorderd worden, als hij niet een overeenkomstig artikel 15, § 1, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken vastgestelde kennis heeft van het Duits.
§ 3. De diensten worden derwijze georganiseerd dat zonder enige moeite kan worden voldaan aan de bepalingen van het eerste lid.
De voor het publiek bestemde berichten, mededelingen en formulieren worden evenwel in het Duits gesteld. Niettemin wordt een formulier in het Frans afgegeven aan de belanghebbende die het vraagt.
§ 2. In de in artikel 68 genoemde diensten kan niemand tot een betrekking benoemd of bevorderd worden, als hij niet een overeenkomstig artikel 15, § 1, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken vastgestelde kennis heeft van het Duits.
§ 3. De diensten worden derwijze georganiseerd dat zonder enige moeite kan worden voldaan aan de bepalingen van het eerste lid.
Art.69. § 1. Les services mentionnés à l'article 68 sont soumis au régime linguistique imposé par les lois coordonnées sur l'emploi des langues en matière administrative aux services locaux des communes de la région de langue allemande.
Toutefois les avis, communications et formulaires destinés au public sont rédigés en allemand. Néanmoins à la demande de l'intéressé, il lui est délivré un formulaire en français.
§ 2. Dans les services mentionnés à l'article 68, nul ne peut être nommé ou promu à un emploi s'il n'a une connaissance de l'allemand constatée conformément à l'article 15, § 1er, des lois coordonnées sur l'emploi des langues en matière administrative.
§ 3. Les services sont organisés de manière telle qu'ils puissent respecter, sans la moindre difficulté, les dispositions du § 1er.
Toutefois les avis, communications et formulaires destinés au public sont rédigés en allemand. Néanmoins à la demande de l'intéressé, il lui est délivré un formulaire en français.
§ 2. Dans les services mentionnés à l'article 68, nul ne peut être nommé ou promu à un emploi s'il n'a une connaissance de l'allemand constatée conformément à l'article 15, § 1er, des lois coordonnées sur l'emploi des langues en matière administrative.
§ 3. Les services sont organisés de manière telle qu'ils puissent respecter, sans la moindre difficulté, les dispositions du § 1er.
HOOFDSTUK II. - Sancties en toezicht.
CHAPITRE II. - Des sanctions et du contrôle.
Art.70. De bepalingen van de hoofdstukken VII en VIII van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken zijn mede van toepassing op de in hoofdstuk I bedoelde diensten.
Art.70. Les dispositions des chapitres VII et VIII des lois coordonnées sur l'emploi des langues en matière administrative sont applicables aux services visés au chapitre I.
Art.71. De vaste wervingssecretaris alleen is bevoegd om bewijzen omtrent de bij artikel 69 vereiste taalkennis uit te reiken.
Art.71. Le secrétaire permanent au recrutement est seul compétent pour délivrer des certificats en vue d'attester les connaissances linguistiques exigées par l'article 69.
HOOFDSTUK III. - Slotbepaling.
CHAPITRE III. - Disposition finale.
Art.72. De bepalingen van de hoofdstukken I en II treden in werking op de dag dat de (regering) van de Duitstalige Gemeenschap de diensten en het personeel, bedoeld in artikel 54, heeft overgenomen. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Art.72. Les dispositions des chapitres I et II entrent en vigueur le jour de la reprise par (le gouvernement) de la Communauté germanophone du personnel et des services visés à l'article 54. <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
TITEL VIII. - Bepalingen ter voorkoming van elke discriminatie om ideologische of filosofische redenen.
TITRE VIII. - Disposition en vue de prévenir toute discrimination pour des raisons idéologiques ou philosophiques.
Art.73. In een met redenen omklede motie die door tenminste drie leden van (het Parlement) is ondertekend en die is ingediend na de neerlegging van het verslag en vóór de eindstemming in openbare vergadering, kan worden verklaard dat de bepalingen van een ontwerp of een voorstel van decreet die daarin worden aangegeven en die bij (het Parlement) aanhangig zijn, een discriminatie om ideologische of filosofische redenen inhouden. <W 2006-03-27/34, art. 36, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art.73. Une motion motivée, signée par au moins trois membres du (Parlement) et introduite après le dépôt du rapport et avant le vote final en séance publique, peut déclarer que les dispositions d'un projet ou d'une proposition de décret qu'elle désigne et dont le (Parlement) est saisi, contiennent une discrimination pour des raisons idéologiques ou philosophiques. <L 2006-03-27/34, art. 36, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Art.74. De motie wordt voorgelegd aan een college dat is samengesteld uit de voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van (het Parlement van de Franse Gemeenschap en van het Vlaams Parlement, alsmede uit de voorzitter van het Parlement). <W 2006-03-27/34, art. 37, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Dit college staat beurtelings onder het voorzitterschap van de voorzitter van de Senaat en van de voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Het college spreekt zich uit over de ontvankelijkheid van de motie, rekening houdend met de bepalingen van artikel 73.
De beslissing over de ontvankelijkheid schorst het onderzoek van de betwiste bepalingen.
In dit geval worden het ontwerp of voorstel van decreet alsook de motie naar de Wetgevende Kamers verwezen, die zich over de inhoud van de motie uitspreken.
Dit college staat beurtelings onder het voorzitterschap van de voorzitter van de Senaat en van de voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Het college spreekt zich uit over de ontvankelijkheid van de motie, rekening houdend met de bepalingen van artikel 73.
De beslissing over de ontvankelijkheid schorst het onderzoek van de betwiste bepalingen.
In dit geval worden het ontwerp of voorstel van decreet alsook de motie naar de Wetgevende Kamers verwezen, die zich over de inhoud van de motie uitspreken.
Art.74. La motion est envoyée à un collège composé des présidents de la Chambre des Représentants, du Sénat, du (Parlement de la Communauté française et du Parlement flamand, ainsi que du président du Parlement). <L 2006-03-27/34, art. 37, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Ce collège est alternativement présidé par le président du Sénat et par le président de la Chambre des Représentants.
Le collège statue sur la recevabilité de la motion, eu égard aux dispositions de l'article 73.
La décision de recevabilité suspend l'examen des dispositions incriminées.
Dans ce cas, le projet ou la proposition de décret ainsi que la motion sont déférés aux Chambres législatives qui statuent sur la motion quant au fond.
Ce collège est alternativement présidé par le président du Sénat et par le président de la Chambre des Représentants.
Le collège statue sur la recevabilité de la motion, eu égard aux dispositions de l'article 73.
La décision de recevabilité suspend l'examen des dispositions incriminées.
Dans ce cas, le projet ou la proposition de décret ainsi que la motion sont déférés aux Chambres législatives qui statuent sur la motion quant au fond.
Art.75. Het onderzoek van de door de motie aangegeven bepalingen kan slechts door (het Parlement) worden hervat nadat elke Wetgevende Kamer de motie ongegrond heeft verklaard. <W 2006-03-27/34, art. 38, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art.75. L'examen des dispositions désignées par la motion ne peut être repris par le (Parlement) qu'après que chacune des Chambres législatives a déclaré la motion non fondée. <L 2006-03-27/34, art. 38, 017; En vigueur : 21-04-2006>
TITEL IX. - Vertaling van de wetten, besluiten en verordeningen.
TITRE IX. - De la traduction des lois, arrêtés et règlements.
Art.76. (Opgeheven)
Art.76. (Abrogé) <L 2007-04-21/95, art. 4, 023; En vigueur : 01-01-2009>
Art.77. (Opgeheven)
Art.77. (Abrogé) <L 2007-04-21/95, art. 5, 023; En vigueur : 01-01-2009>
TITEL X. - Slotbepalingen.
TITRE X. - Dispositions finales.
Art.78. <W 1990-07-18/30, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> (Het Parlement) verstrekt een met redenen omkleed advies over elke wijziging van de op het Duits taalgebied toepasselijke wetten en reglementaire besluiten betreffende het gebruik der talen in bestuurszaken, (...), de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel, alsmede de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen. (Het) verstrekt een met redenen omkleed advies over elke wijziging van deze wet en van de desbetreffende reglementaire besluiten. De Ministers leggen daartoe aan (het Parlement) alle desbetreffende voorontwerpen van wetten en ontwerpen van reglementaire besluiten voor. De voorzitter van één der Wetgevende Kamers of een Minister, legt daartoe aan (het Parlement) alle desbetreffende wetsvoorstellen en amendementen op de wetsontwerpen en -voorstellen voor. Het gebrek aan advies binnen zestig dagen vanaf de dag waarop het verzoek bij (het Parlement) aanhangig werd gemaakt, staat gelijk met een gunstig advies. <W 2006-03-27/34, art. 39, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006> <W 2007-03-20/54, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
Art.78. <L 1990-07-18/30, art. 17, 003; En vigueur : 01-01-1989> Le (Parlement) donne un avis motivé sur toute modification des lois et arrêtés réglementaires applicables à la région de langue allemande et relatifs à l'emploi des langues pour les matières administratives, (...), les relations sociales entre les employeurs et leur personnel, ainsi que les actes et documents des entreprises imposés par la loi et les règlements. Il donne un avis motivé sur toute modification de la présente loi et des arrêtés réglementaires y relatifs. A cette fin, les Ministres soumettent au (Parlement) tous les avant-projets de loi et projets d'arrêtés réglementaires y relatifs. Le président d'une des Chambres législatives ou un Ministre soumet, à cet effet, au (Parlement) toutes les propositions de loi et tous les amendements de projets ou propositions de loi y relatifs. L'absence d'un avis dans les soixante jours à compter de la date à laquelle le (Parlement) est saisi de la demande, vaut avis favorable. <L 2006-03-27/34, art. 39, 017; En vigueur : 21-04-2006> <L 2007-03-20/54, art. 2, 021; En vigueur : 23-06-2007>
Art.79. (Opgeheven) <W 2007-03-20/54, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
Art.79. (Abrogé) <L 2007-03-20/54, art. 3, 021; En vigueur : 23-06-2007>
Art.80. <wijzigingsbepaling van artikel 105, tweede lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor Maatschappelijk welzijn>
Art.80.
Art.81. Onder voorbehoud van artikel 52, §§ 2 en 3, blijven de overheden die door de wetten en verordeningen belast zijn met bevoegdheden die onder de Duitstalige Gemeenschap ressorteren, die bevoegdheden uitoefenen volgens de procedures door de bestaande regels bepaald, zolang (het Parlement) of de (regering) van die Gemeenschap die regels niet hebben gewijzigd of opgeheven. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 2006-03-27/34, art. 41, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art.81. Sous réserve de l'article 52, §§ 2 et 3, les autorités chargées d'attributions par les lois et règlements dans les matières relevant de la compétence de la Communauté germanophone continuent d'exercer ces attributions selon les procédures fixées par les règles existantes tant que celles-ci n'auront pas été modifiées ou abrogées par le (Parlement) ou par (le gouvernement) de cette Communauté. <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993> <L 2006-03-27/34, art. 40, 017; En vigueur : 21-04-2006>
Art.82. <INGEVOEGD bij W 1990-07-18/30, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> Artikel 46 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
Art.82. L'article 46 de la loi ordinaire du 9 août 1980 de réformes institutionnelles est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.
Art.83. <INGEVOEGD bij W 1990-07-18/30, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, vastgelegd in overeenstemming met de (regering) van de Duitstalige Gemeenschap, de wetsbepalingen die krachtens (de artikelen 115, § 1, tweede lid, 116, § 1, 120, 121, § 1, tweede lid, 130, 131, 132, 140 en 176) van de Grondwet vastgesteld zijn, geheel of gedeeltelijk coördineren. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 2007-03-20/52, art. 7, 019; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
Ten dien einde, kan Hij :
1. de rangorde, de nummering en in het algemeen de voorstelling van de te coördineren bepalingen wijzigen;
2. de referenties die zouden opgenomen zijn in de te coördineren bepalingen, wijzigen ten einde ze in overeenstemming te brengen met de nieuwe nummering;
3. de redactie van de te coördineren bepalingen wijzigen ten einde hun concordantie te verzekeren en hun terminologie te harmoniseren, zonder dat kan geraakt worden aan de in deze bepalingen ingeschreven principes.
De gecoördineerde bepalingen dragen volgende titel : " Wet betreffende de Duitstalige Gemeenschap van ... gecoördineerd op ...
[1 4. de uitgedrukte formules en principes die tot een basisbedrag of basispercentage hebben geleid, zonder wijziging van het resultaat vervangen door het numeriek uitgedrukte basisbedrag of basispercentage.]1
Ten dien einde, kan Hij :
1. de rangorde, de nummering en in het algemeen de voorstelling van de te coördineren bepalingen wijzigen;
2. de referenties die zouden opgenomen zijn in de te coördineren bepalingen, wijzigen ten einde ze in overeenstemming te brengen met de nieuwe nummering;
3. de redactie van de te coördineren bepalingen wijzigen ten einde hun concordantie te verzekeren en hun terminologie te harmoniseren, zonder dat kan geraakt worden aan de in deze bepalingen ingeschreven principes.
De gecoördineerde bepalingen dragen volgende titel : " Wet betreffende de Duitstalige Gemeenschap van ... gecoördineerd op ...
[1 4. de uitgedrukte formules en principes die tot een basisbedrag of basispercentage hebben geleid, zonder wijziging van het resultaat vervangen door het numeriek uitgedrukte basisbedrag of basispercentage.]1
Modifications
Art.83. Par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, pris de l'accord (du gouvernement) de la Communauté germanophone, le Roi peut coordonner, en tout ou en partie, les dispositions légales prises en vertu (des articles 115, § 1er, alinéa 2, 116, § 1er, 120, 121, § 1er, alinéa 2, 130, 131, 132, 140 et 176) de la Constitution. <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993> <L 2007-03-20/52, art. 7, 019; En vigueur : 23-06-2007>
A cette fin, Il peut :
1. modifier l'ordre, le numérotage et, en général, la présentation des dispositions à coordonner;
2. modifier les références qui seraient contenues dans les dispositions à coordonner en vue de les mettre en concordance avec le numérotage nouveau;
3. modifier la rédaction des dispositions à coordonner en vue d'assurer leur concordance et d'en harmoniser la terminologie sans qu'il puisse être porté atteinte aux principes inscrits dans ces dispositions.
Les dispositions coordonnées porteront l'intitulé suivant : " Loi relative à la Communauté germanophone, coordonnée le ...
[1 4. remplacer les formules et les principes exprimés qui ont mené à un montant de base ou un pourcentage de base, par le montant de base numérique ou le pourcentage de base numérique, sans pour autant modifier le résultat.]1
A cette fin, Il peut :
1. modifier l'ordre, le numérotage et, en général, la présentation des dispositions à coordonner;
2. modifier les références qui seraient contenues dans les dispositions à coordonner en vue de les mettre en concordance avec le numérotage nouveau;
3. modifier la rédaction des dispositions à coordonner en vue d'assurer leur concordance et d'en harmoniser la terminologie sans qu'il puisse être porté atteinte aux principes inscrits dans ces dispositions.
Les dispositions coordonnées porteront l'intitulé suivant : " Loi relative à la Communauté germanophone, coordonnée le ...
[1 4. remplacer les formules et les principes exprimés qui ont mené à un montant de base ou un pourcentage de base, par le montant de base numérique ou le pourcentage de base numérique, sans pour autant modifier le résultat.]1
Modifications
TITEL XI. - Opheffingsbepalingen.
TITRE XI. - Dispositions abrogatives.
Art.84. <INGEVOEGD bij W 1990-07-18/30, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> De artikelen 1 tot 15 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen worden opgeheven behoudens wanneer ze noodzakelijk zijn voor de betaling van de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's.
Art.84. Les articles 1er à 15 de la loi ordinaire du 9 août 1980 de réformes institutionnelles sont abrogés, sauf s'ils sont nécessaires au paiement des ristournes dues par l'Etat au 31 décembre 1988.
TITEL XII. - Overgangsbepalingen.
TITRE XII. - Dispositions transitoires.
Art.85. <INGEVOEGD bij W 1990-07-18/30, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> Artikel 96 van de bijzondere wet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
Art.85. L'article 96 de la loi spéciale est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.
Art.86. <INGEVOEGD bij W 1990-07-18/30, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> § 1. [1 De artikelen 71, 73, §§ 2 tot 4, 75, §§ 1, 1quater en 2, en 77 van de financieringswet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
§ 2. Bij de inwerkingtreding van deze wet neemt de Duitstalige Gemeenschap de verplichtingen over van het Gebouwenfonds voor de rijksscholen en van het Fonds voor provinciale en gemeentelijke schoolgebouwen voorzover ze betrekking hebben op de Duitstalige Gemeenschap.
§ 2. Bij de inwerkingtreding van deze wet neemt de Duitstalige Gemeenschap de verplichtingen over van het Gebouwenfonds voor de rijksscholen en van het Fonds voor provinciale en gemeentelijke schoolgebouwen voorzover ze betrekking hebben op de Duitstalige Gemeenschap.
Modifications
Art.86. § 1. [1 Les articles 71, 73, §§ 2 à 4, 75, §§ 1er, 1erquater et 2, et 77 de la loi de financement sont applicables à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.]1
§ 2. Au moment de l'entrée en vigueur de la présente loi, la Communauté germanophone succède aux obligations du Fonds des bâtiments scolaires de l'Etat et du Fonds des bâtiments scolaires provinciaux et communaux pour autant qu'elles se rapportent à la Communauté germanophone.
§ 2. Au moment de l'entrée en vigueur de la présente loi, la Communauté germanophone succède aux obligations du Fonds des bâtiments scolaires de l'Etat et du Fonds des bâtiments scolaires provinciaux et communaux pour autant qu'elles se rapportent à la Communauté germanophone.
Modifications
Art.87. <INGEVOEGD bij W 1990-07-18/30, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> § 1. De beslissingen die van 1 tot 17 januari 1989 door de (federale overheid) zijn genomen over aangelegenheden die met ingang van 1 januari 1989 door of krachtens de Grondwet aan de Duitstalige Gemeenschap zijn toegewezen, worden geacht te zijn genomen door de overheden van de Duitstalige Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
§ 2. De beslissingen die van 1 januari 1989 tot de dag van de bekendmaking van deze wet door de (federale overheid) zijn genomen over de aangelegenheden die door deze wet aan de Duitstalige Gemeenschap zijn toegewezen, worden geacht genomen te zijn door de overheden van de Duitstalige Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
§ 2. De beslissingen die van 1 januari 1989 tot de dag van de bekendmaking van deze wet door de (federale overheid) zijn genomen over de aangelegenheden die door deze wet aan de Duitstalige Gemeenschap zijn toegewezen, worden geacht genomen te zijn door de overheden van de Duitstalige Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Art.87. § 1. Les décisions qui, du 1er au 17 janvier 1989, ont été prises par les (autorités fédérales) relativement à des matières qui, à partir du 1er janvier 1989 ont été attribuées à la Communauté germanophone par la Constitution ou en vertu de celle-ci, sont réputées avoir été prises par les autorités de la Communauté germanophone. <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
§ 2. Les décisions qui, du 1er janvier 1989 au jour de la publication de la présente loi, ont été prises par les (autorités fédérales) relativement à des matières qui ont été attribuées à la Communauté germanophone par la présente loi, sont réputées avoir été prises par les autorités de la Communauté germanophone. <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
§ 2. Les décisions qui, du 1er janvier 1989 au jour de la publication de la présente loi, ont été prises par les (autorités fédérales) relativement à des matières qui ont été attribuées à la Communauté germanophone par la présente loi, sont réputées avoir été prises par les autorités de la Communauté germanophone. <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
Art.88. <INGEVOEGD bij W 1990-07-18/30, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> § 1. De middelen die in 1989 aan de Duitstalige Gemeenschap krachtens deze wet worden overgedragen, worden verminderd ten belope van het bedrag van de uitgaven die door de nationale overheid met betrekking tot het onderwijs werden verricht, voor rekening van de (regering) van de Duitstalige Gemeenschap, op grond van de wetten waarbij voorlopige kredieten voor het jaar 1989 werden toegekend. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
§ 2. De middelen die in 1989 aan de Duitstalige Gemeenschap krachtens deze wet worden overgedragen, worden verminderd ten belope van het bedrag van de overeenstemmende uitgaven die verricht werden met toepassing van artikel 87, § 2, behalve indien het gaat om uitgaven die krachtens deze wet ten laste blijven van de nationale overheid. De Koning bepaalt deze verminderingen bij een in Ministerraad overlegd besluit na overleg met de (regering). <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
§ 2. De middelen die in 1989 aan de Duitstalige Gemeenschap krachtens deze wet worden overgedragen, worden verminderd ten belope van het bedrag van de overeenstemmende uitgaven die verricht werden met toepassing van artikel 87, § 2, behalve indien het gaat om uitgaven die krachtens deze wet ten laste blijven van de nationale overheid. De Koning bepaalt deze verminderingen bij een in Ministerraad overlegd besluit na overleg met de (regering). <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Art.88. § 1. Les moyens qui sont transférés en 1989 à la Communauté germanophone en vertu de la présente loi, sont diminués à concurrence du montant des dépenses relatives à l'enseignement et effectuées par le pouvoir national pour compte (du gouvernement) de la Communauté germanophone en vertu des lois octroyant les crédits provisoires pour l'année 1989. <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
§ 2. Les moyens transférés en 1989 à la Communauté germanophone en vertu de la présente loi sont diminués à concurrence du montant des dépenses effectuées en application de l'article 87, § 2, sauf s'il s'agit de dépenses qui restent, en vertu de la présente loi, à charge du pouvoir national. Le Roi fixe ces réductions par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, après concertation avec (le gouvernement). <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
§ 2. Les moyens transférés en 1989 à la Communauté germanophone en vertu de la présente loi sont diminués à concurrence du montant des dépenses effectuées en application de l'article 87, § 2, sauf s'il s'agit de dépenses qui restent, en vertu de la présente loi, à charge du pouvoir national. Le Roi fixe ces réductions par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, après concertation avec (le gouvernement). <L 1993-07-16/31, art. 122, 005; En vigueur : 30-07-1993>
Art.89. <INGEVOEGD bij W 2002-01-07/39, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Artikel 88, § 3bis, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
Art.89. L'article 88, § 3bis, alinéa 1er, de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles est applicable à la Communauté germanophone, moyennant les adaptations nécessaires.
Art.90. [1 Voor het begrotingsjaar 2014 wordt een bedrag gelijk aan 453.432 euro vanaf 1 juli 2014 in mindering gebracht van de algemene dotatie bedoeld in artikel 58septies.]1
Art.90. [1 Pour l'année budgétaire 2014, un montant égal à 453.432 euros est déduit de la dotation générale visée à l'article 58septies à partir du 1er juillet 2014.]1
Modifications
Art. 91. [1 Het bureau dat op 19 september 2016 is verkozen, vormt voor de resterende duur van de zittingsperiode 2014-2019 het vast bureau in de zin van artikel 43.1, § 1, tweede lid.]1
Art. 91. [1 Le bureau élu le 19 septembre 2016 constitue, pour la durée restante de la législature 2014-2019, le bureau définitif au sens de l'article 43.1., § 1er, alinéa 2.]1