Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
13 JUNI 1984. - Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.(Opschrift gewijzigd door het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering2024-03-07/22, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2024) (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest bij BVR2017-07-14/07, art. 1,3°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-03-1995 en tekstbijwerking tot 29-03-2024)
Titre
13 JUIN 1984. - Arrêté royal instaurant des conditions d'exercice de l'activité professionnelle de restaurateur ou de traiteur-organisateur de banquets dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat. (Intitulé modifié par Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale2024-03-07/22, art. 5, 004; En vigueur : 01-04-2024)(NOTE : abrogé pour la Région flamande par AGF2017-07-14/07, art. 1,3°, 003; En vigueur : 01-01-2018) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 14-03-1995 et mise à jour au 29-03-2024)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (11)
Texte (11)
Artikel 1. De beroepswerkzaamheid van restaurateur en traiteur-banketaannemer, als hoofd- of bijberoep, mag in een kleine of middelgrote handels- of ambachtsonderneming, slechts worden uitgeoefend, voor zover is voldaan aan de in dit besluit bepaalde eisen.
Article 1. L'activité professionnelle de restaurateur et de traiteur-organisateur de banquets ne peut être exercée à titre principal ou accessoire dans une petite ou moyenne entreprise du commerce ou de l'artisanat, que pour autant qu'il soit satisfait aux conditions fixées par le présent arrêté.
Art.1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    De beroepswerkzaamheid van restaurateur en traiteur-banketaannemer, als hoofd- of bijberoep, mag [1 ...]1, slechts worden uitgeoefend, voor zover is voldaan aan de in dit besluit bepaalde eisen.
  
Art.1 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.    L'activité professionnelle de restaurateur et de traiteur-organisateur de banquets ne peut être exercée à titre principal ou accessoire [1 ...]1, que pour autant qu'il soit satisfait aux conditions fixées par le présent arrêté.
  
Art.2. § 1. De beroepswerkzaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer oefent uit, hij die gewoonlijk en zelfstandig warme of koude maaltijden bereidt, die bestemd zijn onderscheidenlijk om ter plaatse in de inrichting te worden gebruikt, of om, op bestelling, door hem buiten de inrichting te worden opgediend.
  (Onder bereiding moet worden verstaan elke handeling waarbij een gerecht wordt klaargemaakt, samengesteld, geschikt, opgewarmd of ontdooid.) <KB 1995-03-03/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-03-1995>
  § 2. (1° Niet onder de toepassing van dit besluit vallen de volgende lichte maaltijden :
  - soepen;
  - croques en toosten van allerlei aard;
  - kroketten, uitgezonderd aardappelkroketten;
  - vol-au-vents;
  - bloedworsten en witte worsten;
  - satés;
  - belegde broodjes, hamburgers, hot-dogs, pitta's en croissants;
  - deegwaren, pizza's, quiches of andere hartige taarten;
  - koude salades;
  - koude vleesschotels;
  - bereide eieren;
  - nagerechten, inzonderheid pannekoeken, ijs, wafels, gebak, koeken, yoghurts en milkshakes.
  Deze lichte maaltijden mogen alleen met brood worden opgediend.
  2° Onder de toepassing van dit besluit vallen evenmin :
  - slagers-spekslagers, visverkopers, poeliers, wat betreft eigen bereidingen op basis van vlees, vis, wild en gevogelte;
  - consumptiesalons van bakkers, banketbakkers, flensjesverkopers en ijsverkopers;
  - frituren onderworpen aan de reglementering van de ambulante handel;
  - de frituren voor wat betreft de bereiding in frituurvet of -olie van frieten van aardappelen of van gerechten die volledig klaar voor dergelijke bereiding worden ingekocht; de opdiening van sausen, specerijen, het snijden of toevoegen van ui of conserven van uien, komkommers, augurken of conserven van mosselen, of koude gekookte worsten is hier niet te beschouwen als een bereiding; in de bedoelde frituren is dit besluit evenmin van toepassing op stoofvlees, goulash of gehaktballetjes in tomatensaus; al de bedoelde gerechten mogen uitsluitend worden opgediend in een wegwerpverpakking van papier, karton of kunststof ;
  - hotelhouders wat betreft het ontbijt;
  - rusthuizen;
  - uitbaters van automaten;
  - kleinhandelaars in algemene voedingswaren wat de verkoop van bereide gerechten betreft;
  - logiesverstrekkende familiebedrijven en de eigenaars van gastenkamers die uitsluitend maaltijden verschaffen aan hun logerende gasten.
  In de zin van dit besluit moeten worden verstaan onder :
  - logiesverstrekkend bedrijf met een familiaal karakter. : een inrichting waar de ondernemer alleen werkt of met zijn echtgenoot, of bloed- of aanverwanten in de eerste of de tweede graad die helper van de ondernemer of loontrekkende of meewerkende vennoot zijn van het bedrijf; het familiaal karakter blijft behouden als één of twee bijkomende personen worden in dienst genomen gedurende maximaal twee maanden per jaar;
  - gastenkamer : één of meer gemeubileerde kamers die behoren tot de eigenlijke woning van de eigenaar en die voor een toeristisch doel worden verhuurd.) <KB 1995-03-03/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 24-03-1995>
Art.2. § 1. Exerce l'activité professionnelle de restaurateur ou de traiteur-organisateur de banquets, celui qui d'une manière habituelle et indépendante prépare des repas chauds ou froids destinés respectivement à être consommés sur place dans l'établissement ou à être servis par lui, sur commande, à l'extérieur de l'établissement.
  (Par préparation il y a lieu d'entendre tout acte quelconque par lequel un mets est confectionné, composé, dressé, réchauffé ou décongelé.) <AR 1995-03-03/30, art. 1, 002; En vigueur : 24-03-1995>
  § 2. (1° Ne tombent pas sous l'application du présent arrêté, les repas légers suivants :
  - potages;
  - croques et toutes sortes de toasts;
  - croquettes, à l'exception de croquettes de pommes de terre;
  - vol-au-vent;
  - boudins noirs et boudins blancs;
  - brochettes grillées;
  - pains fourrés, hamburgers, hot-dogs, pittas et croissants;
  - pâtes, pizzas, quiches ou autres tartes salées;
  - salades froides;
  - assiettes anglaises;
  - oufs préparés;
  - desserts, notamment des crêpes, des glaces, des gaufres, des gâteaux, des brioches, des yaourts et des milkshakes.
  Ces repas légers ne peuvent être servis qu'avec du pain.
  2° Ne tombent pas non plus sous l'application du présent arrêté :
  - les bouchers-charcutiers, les poissonniers et les marchands de gibiers et volailles en ce qui concerne les préparations qu'ils effectuent à base de viandes, de poissons ou de gibiers et volailles;
  - les salons de consommation des boulangers, pâtissiers, crêpiers et glaciers;
  - les friteries soumises à la réglementation du commerce ambulant;
  - les friteries en ce qui concerne la préparation dans la graisse ou - l'huile de frites de pommes de terre frites ou de mets achetés totalement prêts à cet usage; le service de sauces, d'épices, d'oignons découpés ou d'oignons, concombres, cornichons ou moules en conserve, ou de saucisses cuites servies froides n'est pas à considérer comme préparation; dans les friteries visées; cet arrêté ne s'applique pas non plus aux carbonades, goulash ou boulettes de hachis à la sauce tomate; tous les mets cités ne peuvent être servis que dans des emballages à jeter en papier, carton ou plastique;
  - les hôteliers en ce qui concerne le petit dejeuner;
  - les maisons de retraite;
  - les exploitants de distributeurs automatiques;
  - les détaillants en alimentation générale pour ce qui conceme la vente des plats préparés;
  - les entreprises d'hebergement à caractère familial et les propriétaires de chambres d'hôtes qui servent exclusivement des repas à leurs hôtes.
  Au sens du présent arrêté, il faut entendre par :
  - entreprise d'hébergement à caractère familial . l'entreprise où le chef d'entreprise travaille seul ou avec son conjoint, ou avec des parents ou des alliés du premier ou deuxième degré ayant la qualité d'aidant du chef d'entreprise, ou de salarié ou d'associé actif de l'entreprise; l'engagement d'une ou deux personnes supplémentaires pendant deux mois par an au maximum n'entraîne pas la perte du caractère familial;
  - chambre d'hôtes : une ou plusieurs chambres meublées faisant partie de l'habitation personnelle et habituelle du propriétaire et destinées à être louées à des fins touristiques.) <AR 1995-03-03/30, art. 2, 002; En vigueur : 24-03-1995>
Art.3. Vallen niet onder de toepassing van dit besluit, de ondernemingen bedoeld bij artikel 1, waarvan het aantal tewerkgestelde personeelsleden vijftig werknemers overschrijdt.
  Het bepaalde in het eerste lid blijft van kracht wanneer het aantal tijdelijk zakt onder dit niveau, voor zover het jaarlijks gemiddelde de vijftig werknemers overschrijdt.
Art.3. Ne tombent pas sous l'application du présent arrêté, les entreprises visées à l'article 1er dont le chiffre du personnel occupé dépasse cinquante travailleurs.
  La disposition de l'alinéa 1er reste d'application en cas de réduction momentanée au-dessous de ce niveau, pour autant que la moyenne annuelle excède cinquante travailleurs.
Art.4. Het getuigschrift bedoeld bij artikel 5, § 1 van de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, mag aan diegene die de beroepswerkzaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer wenst uit te oefenen, slechts worden uitgereikt voor zover onder de bij hetzelfde artikel bepaalde voorwaarden bewezen wordt dat aan al de hierna opgesomde kennisvoorwaarden is voldaan :
  1° de kennis van bedrijfsbeheer bedoeld bij artikel 8 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971 tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen van de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.
  2° de volgende beroepskennis :
  A. Grondstoffen.
  De benaming, de verpakking, de oorsprong of de fabrikatie, de samenstelling, de eigenschappen en de reglementering van de meest gebruikte grond- en hulpgrondstoffen, in zoverre dat deze kennis nodig is om de hierna vermelde grondstoffen te onderscheiden, te waarderen, te bewaren en te gebruiken :
  vleeswaren en afgeleide produkten, gevogelte, wild, vis, week- en schelpdieren, groenten en fruit, specerijen, kruiden en aromaten, meel- en bloemsoorten, vethoudende bestanddelen, melk en kazen, eieren, suiker, koffie, thee, cacao, chocolade, water, bieren, wijnen, spiritualiën (aperitieven, likeuren, natuurlijke brandewijnen).
  B. Beroepsuitrusting.
  De keuken.
  De ligging van de keuken en bijbehorende lokalen (koude keuken, groentebak, koude kamer en het afwasgedeelte). De installatie van de verschillende lokalen.
  De benaming, de beschrijving, de werking, het gebruik, het schoonmaken en het onderhoud van : gereedschappen, materiaal voor handenarbeid, toestellen die dienen voor het bepalen van de maat, het gewicht en de capaciteit; het keukenmeubilair; het gemeenschappelijke materiaal : fornuizen, ovens, braadroosters, frituren, salamanders, verwarmkasten, de hakblok, klop- en verbrijzelmachine, universele machine, schilmachine, keukengereedschap, koelkast en diepvriezers, vaatwasmachine en andere gereedschappen of huishoudapparaten.
  Het restaurant.
  Het zilverwerk : een opsomming van de voornaamste stukken, het onderhoud en de schikking, de voor- en nadelen van de verschillende metalen die gebruikt worden bij hun fabrikatie.
  Het vaatwerk : een opsomming van de voornaamste stukken, het onderhoud en de schikking, de voor- en nadelen van de verschillende grondstoffen die gebruikt worden bij hun fabrikatie.
  Het glaswerk : het gebruik en het onderhoud van de belangrijkste soorten glazen en van de wijn- en waterkaraffen.
  Het linnen : de voornaamste stukken, het economische gebruik en de bescherming van het linnen.
  Het zaalmeubilair : de benaming, het gebruik en het onderhoud van tafels en stoelen, van de konsoles; de buffetten en de roltafels; de zaalinrichting, al naargelang de omstandigheden.
  Allerlei materieel : benaming, gebruik en onderhoud van de registreerkas, de perkolator, de tapkraan, de asbakken, de bloemvazen, enz.
  C. Theorie en technologie.
  Theorie.
  Keuken : elementaire begrippen van de verschillende fysische, chemische en biochemische fenomenen en hun invloed tijdens de vervaardiging, het koken en het bewaren van produkten. Elementaire kennis van de nutritieve behoeften van het menselijk organisme.
  Het keukenpersoneel, de brigade : samenstelling naargelang de restauranttypes en naargelang de taak van iedereen betrokken bij de brigade.
  Restaurant : de brigade : samenstelling naargelang het restauranttype en naar de funktie van elk van de leden.
  Ontvangst van het kliënteel : beleefdheid, vriendelijkheid, dienstvaardigheid, eerbied, welvoeglijkheid, takt en discipline.
  De inlichtingen verschaffen die door het kliënteel gevraagd worden betreffende de verkeersmiddelen, de ontspanningsmogelijkheden en het regionaal toerisme.
  Technologie :
  Keuken : De culinaire woordenschat. De behandeling, het gebruik en de bereiding van de grondstoffen. De algemene kookwijzen : de kooktijd en het kookpunt, de algemene regels van het koken, een overzicht van de verschillende bereidingsstadia van de basissausen en de fonds, van de soepen en van de consommés, een overzicht van de verschillende bereidings- en kook- of braadstadia van vleeswaren, vis en afval. De verschillende gerechten en hun bereiding. De restaurantpatisserie : de verschillende soorten deeg, de bereidingswijze en de beredeneerde en gemotiveerde verklaring van de volledige bereiding van de produkten.
  Restaurant : Een definitie van de termen : vaste prijs, eretafel en aan de kaart. Definitie, rechtvaardiging en kennis van de verschillende diensten. Bediening van enkele speciale gerechten (bv. filet américain, oesters, voorgerecht en eenvoudige versnijding). Het gebruik en het klaarmaken van de vingerbols. De wijndienst. De regels van het afruimen. De organisatie van de dienst van de commis. Het verband tussen restaurant en keuken : de bestelbons (het principe, opstelling en gebruik), de speciale gevallen (suite en retour). De beginselen betreffende de tijden die noodzakelijk zijn voor de bereiding van gerechten aan de kaart. De samenwerking tussen het restaurant, de bar, de hall, het terras en de dagkelder.
  D. Hygiëne en beroepsveiligheid.
  Zindelijkheid van het lichaam en de kleding. Zindelijkheid van het gereedschap en van de beroepslokalen. Vernietiging van insekten en van knaagdieren : voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van ontsmettingsmiddelen en insekticiden. Zindelijkheid bij de bereiding en de bediening van culinaire produkten. Voorzorgsmaatregelen tegen de koude, de warmte, de droogte, de vochtigheid en het stof. Veiligheidsmaatregelen tegen het brandgevaar. De zorgen die dienen toegepast te worden aan de ogen gedurende het werk aan de oven en in de keuken.
  Elementaire kennis van besmettelijke ziekten van het alkoholisme en zijn gevaren.
  De wettelijke voorschriften betreffende het gebruik van het materiaal en de inrichting van het restaurant en de keuken.
  E. Elementaire begrippen van het recht met betrekking op het beroep en diversen :
  _ de brouwerijkontrakten;
  _ de beroepsorganisatie, de deontologie en in het bijzonder de beslissingen die door het paritair comité worden genomen;
  _ het sociaal en het fiskaal recht met betrekking tot het beroep;
  _ de burgerlijke aansprakelijkheid t.o.v. het kliënteel;
  _ de toeristische organismen en verenigingen.
Art.4. L'attestation prévue à l'article 5, § 1er de la loi du 15 décembre 1970 sur l'exercice des activités professionnelles dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat, ne peut être délivrée à celui qui désire exercer l'activité professionnelle de restaurateur ou de traiteur-organisateur de banquets que pour autant qu'il soit prouvé, dans les conditions prévues au même article, que sont réunies toutes les connaissances énumérées ci-après :
  1° les connaissances de gestion prévues à l'article 8 de l'arrêté royal du 25 février 1971 fixant les mesures d'exécution de la loi du 15 décembre 1970 sur l'exercice des activités professionnelles dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat.
  2° les connaissances professionnelles suivantes :
  A. Matières premières.
  Dénomination, conditionnement, origine ou fabrication, composition, propriétés et réglementation des matières premières et auxiliaires les plus employées, pour autant que ces connaissances soient nécessaires à différencier, apprécier, conserver et employer les matières premières citées ci-après :
  viandes et produits dérivés, volailles, gibiers, poissons, mollusques et crustacés, légumes et fruits, épices, condiments et aromates, farines et féculents, matières grasses, lait et fromages, oeufs, sucre, café, thé, cacao, chocolat, eaux, bières, vins et spiriteux (apéritifs, liqueurs, eaux-de-vie naturelles).
  B. Equipement professionnel.
  Cuisine.
  Emplacement de la cuisine et des annexes (garde-manger, légumiers, chambre froide et plonge). Installation et agencement des différents locaux.
  Dénomination, description, fonctionnement, emploi, nettoyage et entretien de l'outillage à main, des instruments de mesure, de capacité et de poids; du mobilier de la cuisine; du matériel collectif : fourneaux, fours, grils, friteuses, salamandres, armoires de chauffe, trancheuse, hachoir, machines à battre et à broyer, machine universelle, éplucheuse, batterie de cuisine, réfrigérateur et congélateur, machines à vaisselle et autres ustensiles ou appareils ménagers.
  Restaurant.
  L'argenterie : énumération des principales pièces, entretien et rangement, avantages et inconvénients des diverses matières utilisées pour leur fabrication.
  La vaisselle : énumération des principales pièces, entretien et rangement, avantages et inconvénients des diverses matières utilisées pour leur fabrication.
  La verrerie : usage et entretien des principales sortes de verres et des carafes à eau et à vin.
  Le linge : principales pièces de linge, emploi économique et protection du linge.
  Le mobilier de la salle : dénomination, emploi et entretien des tables et sièges, des consoles, des buffets et des tables roulantes; aménagement de la salle suivant les circonstances.
  Matériel divers : dénomination, emploi et entretien de la caisse enregistreuse, du percolateur, de la pompe à bière, des cendriers, du ménage, des vases à fleurs, etc.
  C. Théorie et technologie.
  Théorie.
  Cuisine : notions élémentaires des différents phénomènes physiques, chimiques et biochimiques et leurs influences au cours de la fabrication, la cuisson et la conservation des produits. Notions élémentaires des besoins nutritifs de l'organisme humain.
  Le personnel de cuisine : composition de la brigade suivant les types de restaurant; la tâche incombant à chacun.
  Restaurant : la brigade : sa composition suivant les types de restaurant et le rôle de chacun des éléments.
  Réception de la clientèle : politesse, amabilité, serviabilité, déférence, bienséance, tact et discipline.
  Fournir les renseignements demandés par la clientèle concernant les moyens de communication, les distractions et le tourisme régional.
  Technologie :
  Cuisine : Le vocabulaire culinaire. Le mise en oeuvre, l'emploi et la préparation des matières premières. Les modes généraux de cuisson : temps et point de cuisson, règles générales de cuisson. Apercu des différents stades de préparation des sauces mères et des fonds; des potages et consommés; apercu des différents stades de la préparation et de la cuisson des viandes, poissons et abats. Les différents plats et leur présentation. La pâtisserie de restaurant : les différentes sortes de pâtes. Les recettes de préparation et l'explication raisonnée et motivée de la fabrication complète des produits.
  Restaurant : Définition des termes : prix fixe, table d'hôte et à la carte. Définition, justification et connaissance des différents services. Service de quelques plats spéciaux (par exemple : filet américain, huîtres, hors-d'oeuvre et découpage simple). L'usage et la préparation du rince-doigts. Le service des vins. Règles de débarrassage. Organisation du service du commis; le commis et sa console. Rapport entre le restaurant et la cuisine : les bons de commande (principe, rédaction et utilisation), les cas particuliers (suite, retour); notions sur les temps nécessaires pour la préparation des plats à la carte. Rapport du restaurant avec le bar, le hall, la terrasse et la cave du jour.
  D. Hygiène et sécurité professionnelles.
  Propreté corporelle et vestimentaire. Propreté de l'outillage et des locaux professionnels. Destruction des insectes et de rongeurs; précautions lors de l'usage des désinfectants et des insecticides. Propreté dans la préparation et le service des produits culinaires. Mesures de précaution contre le froid, la chaleur, la sécheresse, l'humidité et les poussières. Mesures de sécurité contre le danger d'incendie. Soins à appliquer aux yeux pendant le travail au four et dans la cuisine.
  Notions élémentaires des maladies contagieuses, de l'alcoolisme et ses dangers.
  Prescriptions légales concernant l'utilisation du matériel et l'installation de la cuisine et du restaurant.
  E. Notions élémentaires de droit se rapportant à la profession et divers :
  _ les contrats de brasseries;
  _ l'organisation professionnelle, la déontologie et notamment les règles admises en commission paritaire;
  _ le droit fiscal se rapportant à la profession;
  _ la responsabilité civile vis-à-vis de la clientèle;
  _ les organismes et organisations touristiques.
Art.4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    Het getuigschrift bedoeld bij artikel 5, § 1 van de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, mag aan diegene die de beroepswerkzaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer wenst uit te oefenen, slechts worden uitgereikt voor zover onder de bij hetzelfde artikel bepaalde voorwaarden bewezen wordt dat aan al de hierna opgesomde kennisvoorwaarden is voldaan :
  1° [1 ...]1
  2° de volgende beroepskennis :
  A. Grondstoffen.
  De benaming, de verpakking, de oorsprong of de fabrikatie, de samenstelling, de eigenschappen en de reglementering van de meest gebruikte grond- en hulpgrondstoffen, in zoverre dat deze kennis nodig is om de hierna vermelde grondstoffen te onderscheiden, te waarderen, te bewaren en te gebruiken :
  vleeswaren en afgeleide produkten, gevogelte, wild, vis, week- en schelpdieren, groenten en fruit, specerijen, kruiden en aromaten, meel- en bloemsoorten, vethoudende bestanddelen, melk en kazen, eieren, suiker, koffie, thee, cacao, chocolade, water, bieren, wijnen, spiritualiën (aperitieven, likeuren, natuurlijke brandewijnen).
  B. Beroepsuitrusting.
  De keuken.
  De ligging van de keuken en bijbehorende lokalen (koude keuken, groentebak, koude kamer en het afwasgedeelte). De installatie van de verschillende lokalen.
  De benaming, de beschrijving, de werking, het gebruik, het schoonmaken en het onderhoud van : gereedschappen, materiaal voor handenarbeid, toestellen die dienen voor het bepalen van de maat, het gewicht en de capaciteit; het keukenmeubilair; het gemeenschappelijke materiaal : fornuizen, ovens, braadroosters, frituren, salamanders, verwarmkasten, de hakblok, klop- en verbrijzelmachine, universele machine, schilmachine, keukengereedschap, koelkast en diepvriezers, vaatwasmachine en andere gereedschappen of huishoudapparaten.
  Het restaurant.
  Het zilverwerk : een opsomming van de voornaamste stukken, het onderhoud en de schikking, de voor- en nadelen van de verschillende metalen die gebruikt worden bij hun fabrikatie.
  Het vaatwerk : een opsomming van de voornaamste stukken, het onderhoud en de schikking, de voor- en nadelen van de verschillende grondstoffen die gebruikt worden bij hun fabrikatie.
  Het glaswerk : het gebruik en het onderhoud van de belangrijkste soorten glazen en van de wijn- en waterkaraffen.
  Het linnen : de voornaamste stukken, het economische gebruik en de bescherming van het linnen.
  Het zaalmeubilair : de benaming, het gebruik en het onderhoud van tafels en stoelen, van de konsoles; de buffetten en de roltafels; de zaalinrichting, al naargelang de omstandigheden.
  Allerlei materieel : benaming, gebruik en onderhoud van de registreerkas, de perkolator, de tapkraan, de asbakken, de bloemvazen, enz.
  C. Theorie en technologie.
  Theorie.
  Keuken : elementaire begrippen van de verschillende fysische, chemische en biochemische fenomenen en hun invloed tijdens de vervaardiging, het koken en het bewaren van produkten. Elementaire kennis van de nutritieve behoeften van het menselijk organisme.
  Het keukenpersoneel, de brigade : samenstelling naargelang de restauranttypes en naargelang de taak van iedereen betrokken bij de brigade.
  Restaurant : de brigade : samenstelling naargelang het restauranttype en naar de funktie van elk van de leden.
  Ontvangst van het kliënteel : beleefdheid, vriendelijkheid, dienstvaardigheid, eerbied, welvoeglijkheid, takt en discipline.
  De inlichtingen verschaffen die door het kliënteel gevraagd worden betreffende de verkeersmiddelen, de ontspanningsmogelijkheden en het regionaal toerisme.
  Technologie :
  Keuken : De culinaire woordenschat. De behandeling, het gebruik en de bereiding van de grondstoffen. De algemene kookwijzen : de kooktijd en het kookpunt, de algemene regels van het koken, een overzicht van de verschillende bereidingsstadia van de basissausen en de fonds, van de soepen en van de consommés, een overzicht van de verschillende bereidings- en kook- of braadstadia van vleeswaren, vis en afval. De verschillende gerechten en hun bereiding. De restaurantpatisserie : de verschillende soorten deeg, de bereidingswijze en de beredeneerde en gemotiveerde verklaring van de volledige bereiding van de produkten.
  Restaurant : Een definitie van de termen : vaste prijs, eretafel en aan de kaart. Definitie, rechtvaardiging en kennis van de verschillende diensten. Bediening van enkele speciale gerechten (bv. filet américain, oesters, voorgerecht en eenvoudige versnijding). Het gebruik en het klaarmaken van de vingerbols. De wijndienst. De regels van het afruimen. De organisatie van de dienst van de commis. Het verband tussen restaurant en keuken : de bestelbons (het principe, opstelling en gebruik), de speciale gevallen (suite en retour). De beginselen betreffende de tijden die noodzakelijk zijn voor de bereiding van gerechten aan de kaart. De samenwerking tussen het restaurant, de bar, de hall, het terras en de dagkelder.
  D. Hygiëne en beroepsveiligheid.
  Zindelijkheid van het lichaam en de kleding. Zindelijkheid van het gereedschap en van de beroepslokalen. Vernietiging van insekten en van knaagdieren : voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van ontsmettingsmiddelen en insekticiden. Zindelijkheid bij de bereiding en de bediening van culinaire produkten. Voorzorgsmaatregelen tegen de koude, de warmte, de droogte, de vochtigheid en het stof. Veiligheidsmaatregelen tegen het brandgevaar. De zorgen die dienen toegepast te worden aan de ogen gedurende het werk aan de oven en in de keuken.
  Elementaire kennis van besmettelijke ziekten van het alkoholisme en zijn gevaren.
  De wettelijke voorschriften betreffende het gebruik van het materiaal en de inrichting van het restaurant en de keuken.
  E. Elementaire begrippen van het recht met betrekking op het beroep en diversen :
  _ de brouwerijkontrakten;
  _ de beroepsorganisatie, de deontologie en in het bijzonder de beslissingen die door het paritair comité worden genomen;
  _ het sociaal en het fiskaal recht met betrekking tot het beroep;
  _ de burgerlijke aansprakelijkheid t.o.v. het kliënteel;
  _ de toeristische organismen en verenigingen.
  
Art.4 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
   L'attestation prévue à l'article 5, § 1er de la loi du 15 décembre 1970 sur l'exercice des activités professionnelles dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat, ne peut être délivrée à celui qui désire exercer l'activité professionnelle de restaurateur ou de traiteur-organisateur de banquets que pour autant qu'il soit prouvé, dans les conditions prévues au même article, que sont réunies toutes les connaissances énumérées ci-après :
  1° [1 ...]1
  2° les connaissances professionnelles suivantes :
  A. Matières premières.
  Dénomination, conditionnement, origine ou fabrication, composition, propriétés et réglementation des matières premières et auxiliaires les plus employées, pour autant que ces connaissances soient nécessaires à différencier, apprécier, conserver et employer les matières premières citées ci-après :
  viandes et produits dérivés, volailles, gibiers, poissons, mollusques et crustacés, légumes et fruits, épices, condiments et aromates, farines et féculents, matières grasses, lait et fromages, oeufs, sucre, café, thé, cacao, chocolat, eaux, bières, vins et spiriteux (apéritifs, liqueurs, eaux-de-vie naturelles).
  B. Equipement professionnel.
  Cuisine.
  Emplacement de la cuisine et des annexes (garde-manger, légumiers, chambre froide et plonge). Installation et agencement des différents locaux.
  Dénomination, description, fonctionnement, emploi, nettoyage et entretien de l'outillage à main, des instruments de mesure, de capacité et de poids; du mobilier de la cuisine; du matériel collectif : fourneaux, fours, grils, friteuses, salamandres, armoires de chauffe, trancheuse, hachoir, machines à battre et à broyer, machine universelle, éplucheuse, batterie de cuisine, réfrigérateur et congélateur, machines à vaisselle et autres ustensiles ou appareils ménagers.
  Restaurant.
  L'argenterie : énumération des principales pièces, entretien et rangement, avantages et inconvénients des diverses matières utilisées pour leur fabrication.
  La vaisselle : énumération des principales pièces, entretien et rangement, avantages et inconvénients des diverses matières utilisées pour leur fabrication.
  La verrerie : usage et entretien des principales sortes de verres et des carafes à eau et à vin.
  Le linge : principales pièces de linge, emploi économique et protection du linge.
  Le mobilier de la salle : dénomination, emploi et entretien des tables et sièges, des consoles, des buffets et des tables roulantes; aménagement de la salle suivant les circonstances.
  Matériel divers : dénomination, emploi et entretien de la caisse enregistreuse, du percolateur, de la pompe à bière, des cendriers, du ménage, des vases à fleurs, etc.
  C. Théorie et technologie.
  Théorie.
  Cuisine : notions élémentaires des différents phénomènes physiques, chimiques et biochimiques et leurs influences au cours de la fabrication, la cuisson et la conservation des produits. Notions élémentaires des besoins nutritifs de l'organisme humain.
  Le personnel de cuisine : composition de la brigade suivant les types de restaurant; la tâche incombant à chacun.
  Restaurant : la brigade : sa composition suivant les types de restaurant et le rôle de chacun des éléments.
  Réception de la clientèle : politesse, amabilité, serviabilité, déférence, bienséance, tact et discipline.
  Fournir les renseignements demandés par la clientèle concernant les moyens de communication, les distractions et le tourisme régional.
  Technologie :
  Cuisine : Le vocabulaire culinaire. Le mise en oeuvre, l'emploi et la préparation des matières premières. Les modes généraux de cuisson : temps et point de cuisson, règles générales de cuisson. Apercu des différents stades de préparation des sauces mères et des fonds; des potages et consommés; apercu des différents stades de la préparation et de la cuisson des viandes, poissons et abats. Les différents plats et leur présentation. La pâtisserie de restaurant : les différentes sortes de pâtes. Les recettes de préparation et l'explication raisonnée et motivée de la fabrication complète des produits.
  Restaurant : Définition des termes : prix fixe, table d'hôte et à la carte. Définition, justification et connaissance des différents services. Service de quelques plats spéciaux (par exemple : filet américain, huîtres, hors-d'oeuvre et découpage simple). L'usage et la préparation du rince-doigts. Le service des vins. Règles de débarrassage. Organisation du service du commis; le commis et sa console. Rapport entre le restaurant et la cuisine : les bons de commande (principe, rédaction et utilisation), les cas particuliers (suite, retour); notions sur les temps nécessaires pour la préparation des plats à la carte. Rapport du restaurant avec le bar, le hall, la terrasse et la cave du jour.
  D. Hygiène et sécurité professionnelles.
  Propreté corporelle et vestimentaire. Propreté de l'outillage et des locaux professionnels. Destruction des insectes et de rongeurs; précautions lors de l'usage des désinfectants et des insecticides. Propreté dans la préparation et le service des produits culinaires. Mesures de précaution contre le froid, la chaleur, la sécheresse, l'humidité et les poussières. Mesures de sécurité contre le danger d'incendie. Soins à appliquer aux yeux pendant le travail au four et dans la cuisine.
  Notions élémentaires des maladies contagieuses, de l'alcoolisme et ses dangers.
  Prescriptions légales concernant l'utilisation du matériel et l'installation de la cuisine et du restaurant.
  E. Notions élémentaires de droit se rapportant à la profession et divers :
  _ les contrats de brasseries;
  _ l'organisation professionnelle, la déontologie et notamment les règles admises en commission paritaire;
  _ le droit fiscal se rapportant à la profession;
  _ la responsabilité civile vis-à-vis de la clientèle;
  _ les organismes et organisations touristiques.
  
Art.5. § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 8, § 1 van de reeds vermelde wet van 15 december 1970, worden geacht het bewijs van de kennis van bedrijfsbeheer te leveren, de houders van één der akten opgesomd in artikel 6, a van dezelfde wet of in artikel 32 van het reeds vermelde koninklijk besluit van 25 februari 1971.
  § 2. Onverminderd dezelfde bepalingen, worden geacht het bewijs van de beroepskennis te leveren, de houders van één van de volgende akten :
  1° een diploma, een brevet of een getuigschrift van de beëindiging van de studies, afgeleverd door een school of een technische leergang, een school of een beroepsleergang, van het lager secundair niveau, afgeleverd door een afdeling met betrekking tot het hotelbedrijf of restaurantbedrijf;
  2° een getuigschrift gelijkwaardig aan deze vermeld onder 1° en afgeleverd door een (examen commisie van de Staat of een Gemeenschap) <KB 1995-03-03/30, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 24-03-1995>
  3° (een getuigschrift van leertijd of een diploma van opleiding tot ondernemingshoofd, die overeenstemmen met het beroep van restaurateur en werden uitgereikt volgens het bepaalde in de regelingen betreffende de voortdurende vorming van de Middenstand) <KB 1995-03-03/30, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 24-03-1995>
  4° een getuigschrift van vorming tot ondernemingshoofd overeenstemmend met het beroep van traiteur-banketaannemer dat geviseerd werd door de Minister die de voortdurende vorming van de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft;
  5° (een getuigschrift waaruit blijkt dat een examen met goed gevolg is afgelegd over de beroepskennis opgesomd in artikel 4, 2° van dit besluit voor een centrale examencommissie waarvan de leden zijn benoemd door de Minister bevoegd voor de Middenstand) <KB 1995-03-03/30, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 24-03-1995>
  Deze akten zullen evenwel slechts inaanmerking kunnen genomen worden voor zover de houder ervan een praktische leertijd van twee jaren heeft doorgemaakt in een afdeling van een technische of beroepsschool of een technische of beroepsleergang met betrekking tot het hotelbedrijf of restaurantbedrijf; het leerjaar kan slechts in aanmerking worden genomen voor zover het minstens tweehonderd uren werkelijke praktijk omvat.
  De praktische leertijd kan eveneens doorgemaakt worden bij één of meerdere patroons die de beroepswerkzaamheid van restaurateur of traiteur-banketaannemer uitoefenen of in een openbare dienst of een handelsonderneming welke die werkzaamheid voor eigen noden uitvoert.
  Het bewijs van de leertijd dient te worden geleverd door middel van een getuigschrift afgeleverd door de afdeling van de technische of de beroepsschool, door de afdeling van de technische- of beroepsleergang met betrekking tot het hotelbedrijf of restaurantbedrijf of door het hoofd van de onderneming waar de leertijd is doorgemaakt.
  De handtekening van het ondernemingshoofd moet gelegaliseerd worden door de burgemeester van de gemeente waar de leertijd werd verricht.
  Indien dat getuigschrift niet kan worden voorgelegd, mag het bewijs dat de leertijd werkelijk werd doorgemaakt door enig ander bewijsmiddel worden geleverd.
  In geen geval mag de praktische leertijd worden opgelegd aan personen die ouder zijn dan (dertig) jaar op de dag van de beslissing van de Kamer voor ambachten en neringen of van de Vestigingsraad. <KB 1995-03-03/30, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 24-03-1995>
  § 3. Worden eveneens geacht het bewijs van kennis van bedrijfsbeheer te leveren, zij die blijk geven van een handelspraktijk, beoefend naar de modaliteiten en onder de voorwaarden bepaald bij artikel 6, b of c van de wet van 15 december 1970 en bij de artikelen 34, 35 of 36 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971.
  § 4. Worden eveneens geacht het bewijs van de beroepskennis te leveren zij die bewijzen gedurende ten minste vijf jaar :
  a) hetzij als ondernemingshoofd te hebben uitgeoefend de werkzaamheid gereglementeerd onder één van de vormen zoals voorzien in artikel 2, § 1, van dit besluit of, zonder door een arbeidsovereenkomst te zijn gebonden het dagelijks beheer te hebben waargenomen van een onderneming of een inrichting waar die werkzaamheid werd uitgeoefend;
  b) hetzij aan de uitoefening van deze werkzaamheid onder één van de twee vormen zoals voorzien in artikel 2, § 1, te hebben deelgenomen als bediende in een leidende functie, als helper van een ondernemingshoofd of als werkman die gedurende ten minste twee jaar behoorde tot de categorie van oberkelner of van hulpjongen zoals die voor het bepalen van de lonen vastgesteld is in de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 januari 1981, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf en algemeen verbindend is verklaard bij koninklijk besluit van 17 augustus 1981;
  c) hetzij aan de werkzaamheid, onder één van de twee vormen zoals voorzien in artikel 2, § 1, te hebben deelgenomen in leidende functies met een technisch karakter, wanneer deze uitgeoefend wordt in een handelsonderneming of een openbare dienst die ze voor eigen noden uitvoert en die beschikt over een dienst voor het klaarmaken van maaltijden.
  Om in aanmerking te kunnen worden genomen moet de werkzaamheid uitgeoefend zijn in de loop van de tien jaren die de aanvraag om getuigschrift voorafgaan.
  Indien de werkzaamheid ononderbroken werd uitgeoefend, mag zij een aanvang hebben genomen vóór de tien jaren, op voorwaarde dat zij tot een einde komt in de loop van die periode.
  De ondernemingshoofden kunnen op de toepassing van deze bepaling slechts aanspraak maken voor zover zij tijdens de hele duur van de periode bedoeld in het eerste lid in het handelsregister waren ingeschreven.
  Wanneer zij, overeenkomstig de bij het koninklijk besluit van 20 juli 1964 gecoördineerde wetten op het handelsregister werden ingeschreven, dient de inschrijving één van de rubrieken te vermelden die met de vereiste werkzaamheid overeenstemt.
  In geen geval mag een werkzaamheid in aanmerking genomen worden die vóór de leeftijd van achttien jaar verricht is.
  Het bewijs van deze werkzaamheid moet geleverd worden door middel van de stukken bedoeld bij de artikelen 34, § 2, 35, § 2, of 36, § 2 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971, voor zover deze stukken de aard van de bewuste werkzaamheid en in de gevallen bedoeld onder littera's b en c hierboven, de vereiste funkties of categorieën nauwkeurig aanduiden.
  Wordt die nauwkeurige aanduiding niet gegeven, dan kan het aanvullend bewijs van de overeenstemming van de werkzaamheid en, in voorkomend geval, van de vereiste funktie of categorie geleverd worden door enig ander bewijsmiddel.
  Betreft het getuigenissen en attesten, dan komen slechts in aanmerking die welke uitgaan, hetzij van een openbaar organisme of een organisme van openbaar nut dat het bevestigde feit op een vóór de aanvraag gelegen tijdstip en bij de uitvoering van zijn eigen taak heeft vastgesteld, hetzij van een werkgever van de aanvrager.
Art.5. § 1er. Sans préjudice des dispositions de l'article 8, § 1er de la loi du 15 décembre 1970 précitée, sont considérés comme apportant la preuve des connaissances de gestion, les porteurs d'un des titres énumérés à l'article 6, a de la même loi ou à l'article 32 de l'arrêté royal du 25 février 1971 précité.
  § 2. Sans préjudice des mêmes dispositions, sont considérés comme apportant la preuve des connaissances professionnelles, les porteurs d'un des titres suivants :
  1° un diplôme, un brevet ou un certificat de fin d'études d'une école ou d'un cours technique, d'une école ou d'un cours professionnel du niveau secondaire inférieur délivré dans une section se rapportant à l'hôtellerie ou à la restauration;
  2° un certificat équivalent repris au 1° et délivré par un jury d'Etat (ou de Communauté); <AR 1995-03-03/30, art. 3, 002; En vigueur : 24-03-1995>
  3° (un certificat d'apprentissage ou un diplôme de formation de chef d'entreprise, correspondant à la profession de restaurateur et délivrés conformément aux réglementations relatives à la formation permanente dans les Classes moyennes) <AR 1995-03-03/30, art. 3, 002; En vigueur : 24-03-1995>
  4° un diplôme de formation de chef d'entreprise correspondant à la profession de traiteur-organisateur de banquets et visé par le Ministre ayant le formation permanente des Classes moyennes dans ses attributions;
  5° (un certificat attestant la réussite d'une épreuve portant sur les connaissances professionnelles énumérées à l'article 4, 2° du présent arrêté devant un jury central dont les membres sont nommés par le Ministre qui a les Classes moyennes dans ses attributions.) <AR 1995-03-03/30, art. 3, 002; En vigueur : 24-03-1995>
  Ces titres ne seront toutefois pris en considération que pour autant que leur porteur ait effectué un apprentissage pratique de deux ans dans une section d'école technique ou professionnelle ou d'un cours technique ou professionnel se rapportant à l'hôtellerie ou à la restauration; l'année d'apprentissage ne sera prise en considération que si elle comporte un minimum de deux cents heures de pratique effective.
  L'apprentissage pratique pourra également être accompli auprès d'un ou plusieurs patrons exerçant l'activité professionnelle de restaurateur ou de traiteur-organisateur de banquets ou dans un service public ou une entreprise commerciale qui exerce cette activité pour ses besoins propres.
  La preuve de l'apprentissage sera fournie par un certificat délivré par la section d'école technique ou professionnelle, par la section du cours technique ou professionnel ou par le chef de l'entreprise où il a été effectué.
  La signature du chef d'entreprise sera légalisée par le bourgmestre de la commune où l'apprentissage a été suivi.
  A défaut de pouvoir produire ce certificat, la preuve de la réalité de l'apprentissage pourra être apportée par tout autre moyen de droit.
  En aucun cas, l'apprentissage pratique ne pourra être imposé aux personnes âgées de plus de (trente) ans au jour de la décision de la Chambre des métiers et négoces ou du Conseil d'Etablissement. <AR 1995-03-03/30, art. 3, 002; En vigueur : 24-03-1995>
  § 3. Sont aussi considérés comme apportant la preuve des connaissances de gestion ceux qui prouvent une pratique commerciale exercée selon les modalités et dans les conditions fixées à l'article 6, b ou c de la loi du 15 décembre 1970 et aux articles 34, 35 ou 36 de l'arrêté royal du 25 février 1971.
  § 4. Sont aussi considérés comme apportant la preuve des connaissances professionnelles, ceux qui prouvent avoir, pendant cinq ans au moins :
  a) soit pratiqué l'activité réglementée en qualité de chef d'entreprise, sous l'une des deux formes prévues à l'article 2, § 1er, du présent arrêté ou assuré, sans être engagés dans les liens d'un contrat de louage de travail, la gestion journalière d'une entreprise ou d'un établissement où s'exercait cet activité;
  b) soit participé à l'exercice de cette activité sous l'une des deux formes prévues à l'article 2, § 1er, en qualité d'employé dans une fonction dirigeante, d'aidant d'un chef d'entreprise ou d'ouvrier ayant appartenu pendant deux ans au moins à la catégorie de maître d'hôtel ou de commis telle qu'elle est fixée, pour déterminer les salaires, dans la convention collective de travail du 8 janvier 1981 conclue au sein de la Commission paritaire de l'industrie hôtelière et rendue obligatoire par l'arrêté royal du 17 août 1981;
  c) soit participé à l'activité considérée, sous l'une des deux formes prévues à l'article 2, § 1er, dans des fonctions dirigeantes à caractère technique lorsque celle-ci est exercée dans une entreprise commerciale ou un service public qui la pratique pour ses besoins propres et qui disposes d'un service de préparation de repas.
  Pour pouvoir être prise en considération, l'activité doit avoir été exercée au cours des dix années précédant la demande d'attestation.
  Si l'activité a été exercée de manière continue, elle peut avoir débuté avant les dix années, pourvu qu'elle se termine au cours de cette période.
  Les chefs d'entreprise ne peuvent prétendre à l'application de cette disposition que pour autant qu'ils aient été immatriculés au registre du commerce durant toute la période prévue à l'alinéa 1er.
  Lorsqu'ils ont été immatriculés conformément aux lois relatives au registre du commerce coordonnées par l'arrêté royal du 20 juillet 1964, l'immatriculation doit mentionner une des rubriques correspondant à l'activité requise.
  Une activité ne peut en aucun cas être prise en considération lorsqu'elle a été exercée avant l'âge de dix-huit ans.
  La preuve de cette activité sera faite au moyen des documents prévus aux articles 34, § 2, 35, § 2, ou 36, § 2 de l'arrêté royal du 25 février 1971, pour autant que ceux-ci précisent la nature de l'activité en question et, dans les cas prévus aux littéras b en c ci-dessus, les fonctions ou les catégories requises.
  A défaut de cette précision, la preuve complémentaire de la conformité de l'activité et, le cas échéant, de la fonction ou de la catégorie requise, pourra être apportée par tout autre moyen.
  Toutefois, s'il s'agit de témoignages et d'attestations, seront seuls pris en considération ceux qui émanent, soit d'un organisme public ou d'un organisme d'intérêt public, ayant constaté le fait attesté antérieurement à la demande, dans l'exercice de sa mission propre, soit d'un employeur du demandeur.
Art.5_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. De beroepsbekwaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer wordt bewezen met:
   1° een akte met betrekking tot de activiteiten bedoeld in artikel 2, het hotelbedrijf of het restaurantbedrijf, uitgereikt door:
   a) het voltijds secundair onderwijs;
   b) het onderwijs voor sociale promotie, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met het voltijds secundair onderwijs;
   c) het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met het voltijds secundair onderwijs;
   d) het deeltijds beroepsonderwijs;
   e) de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name de leertijd, de opleiding tot ondernemingshoofd en het ondernemerschapstraject;
   f) het hoger onderwijs;
   2° of een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding met betrekking tot de activiteiten bedoeld in artikel 2, uitgereikt door een andere Lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, in overeenstemming met de artikelen 16 tot 19 van de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;
   3° of het getuigschrift over de beroepsbekwaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer van de centrale examencommissie van een gewest;
   4° of enig andere akte waarvan de Minister bevoegd voor Economie, na onderzoek van de leerinhoud, vaststelt dat de bevestigde opleiding overeenstemt met het programma van beroepsbekwaamheden bedoeld in artikel 4;
   5° met een daadwerkelijk gepresteerde praktijkervaring in de betrokken activiteit in volgende hoedanigheden of combinaties:
   a) arbeider die gedurende ten minste twee jaar behoorde tot de categorie van oberkelner of van keukenhulp in de zin van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, bediende in een leidende of technische functie of zelfstandige helper in de zin van de regelingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandigen;
   b) zelfstandig ondernemingshoofd;
   c) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst.
   § 2. De praktijkervaring duurt drie jaar, indien ze als hoofdberoep of voltijds werd verworven. Indien ze als bijberoep of deeltijds werd verworven, duurt ze een gelijkwaardige periode of vijf jaar.
   Een praktijkervaring wordt in de volgende gevallen niet in aanmerking genomen:
   1° wanneer ze in strijd met titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap werd verkregen;
   2° wanneer ze werd verkregen voor de achttiende verjaardag;
   3° wanneer ze buiten de periode van 15 jaar valt, die de aanvraag om inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen, voorafgaat.
   § 3. Een loontrekkende praktijkervaring wordt bewezen met volgende documenten of registraties:
   1° elk document of registratie, gedaan in het kader van de regelingen inzake de sociale zekerheid, en uitgereikt of meegedeeld door een openbare dienst, of een instelling die werd belast met een openbare dienst, waarmee worden bevestigd:
   a) de identiteit van de werkgever en van de werknemer;
   b) de begin- en de einddatum van de praktijkervaring;
   c) eventueel de aard van de praktijkervaring;
   d) het arbeidsstelsel.
   2° alsook, wanneer het in 1° bedoelde document of de registratie onvoldoende gegevens bevat over de aard van de activiteit, een getuigschrift van de werkgever dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, uitgevoerd in de in 1°, b), bedoelde periode, en de bevoegdheden, vermeldt.
   Een praktijkervaring van zelfstandig ondernemingshoofd wordt bewezen met volgende documenten of registraties :
   1° de inschrijving als onderneming in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
   2° alsook een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum van de activiteit en de uitoefening in hoofd- of bijberoep bevestigt.
   Een praktijkervaring van bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst, wordt bewezen met volgende documenten of registraties:
   1° de benoeming, zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad ;
   2° alsook een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum van de activiteit en de uitoefening in hoofd- of bijberoep bevestigt.
   Een praktijkervaring van zelfstandig helper wordt bewezen met volgende documenten of registraties:
   1° een getuigschrift van het zelfstandig ondernemingshoofd, dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, de bevoegdheden en de begin- en einddatum ervan bevestigt;
   2° alsook een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en de einddatum van de activiteit en de uitoefening in hoofd- of bijberoep bevestigt.]1

  
Art.5 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [1 § 1er. La compétence professionnelle de restaurateur ou de traiteur-organisateur de banquets est prouvée par :
   1° un titre relatif aux activités visées à l'article 2, à l'hôtellerie ou à la restauration, délivré par :
   a) l'enseignement secondaire de plein exercice ;
   b) l'enseignement de promotion sociale, dont le niveau est au moins équivalent à l'enseignement secondaire de plein exercice ;
   c) l'enseignement pour adultes, dont le niveau est au moins équivalent à l'enseignement secondaire de plein exercice ;
   d) l'enseignement en alternance ;
   e) la formation des Classes moyennes et des petites et moyennes entreprises, notamment l'apprentissage, la formation de chef d'entreprise et le parcours d'entrepreneuriat ;
   f) l'enseignement supérieur ;
   2° ou une attestation d'exercice d'activités et de formation reçue relative aux activités visées à l'article 2, délivrée par un autre Etat Membre de l'Union européenne ou de l'Espace économique européen, conformément aux articles 16 à 19 de la directive 2005/36/CE du Parlement européen et du Conseil du 7 septembre 2005 relative à la reconnaissance des qualifications professionnelles ;
   3° ou l'attestation relative à la compétence professionnelle de restaurateur ou de traiteur-organisateur du jury central d'une région ;
   4° ou par tout autre titre, après vérification, par le Ministre qui a l'Economie dans ses attributions, de la conformité du programme d'études avec le programme des capacités professionnelles visé à l'article 4 ;
   5° une pratique professionnelle effectivement prestée dans l'activité concernée, dans les qualités suivantes ou la combinaison de celles-ci :
   a) ouvrier ayant appartenu pendant deux ans au moins à la catégorie de maître d'hôtel ou de commis au sens de la convention collective de travail applicable, employé ayant une fonction dirigeante ou à caractère technique, ou aidant indépendant au sens de la réglementation relative au statut social des travailleurs indépendants ;
   b) chef d'entreprise indépendant ;
   c) dirigeant d'entreprise sans contrat de travail.
   § 2. La durée de la pratique professionnelle est de trois ans, si elle a été acquise à titre principal ou à temps plein. Si elle a été acquise à titre complémentaire ou à temps partiel, elle est d'une durée équivalente ou de cinq ans.
   Une pratique professionnelle ne peut être prise en considération dans les circonstances suivantes :
   1° lorsqu'elle a été acquise en violation du titre II de la loi-programme du 10 février 1998 pour la promotion de l'entreprise indépendante ;
   2° lorsqu'elle a été acquise avant le dix-huitième anniversaire ;
   3° lorsqu'elle ne se situe pas endéans les 15 années précédant la demande d'inscription dans la Banque-Carrefour des Entreprises.
   § 3. Une pratique professionnelle salariée est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
   1° tout document ou enregistrement établi suivant la réglementation relative à la sécurité sociale, et délivré ou communiqué par un service public, ou un établissement chargé d'un service public, confirmant :
   a) l'identité de l'employeur et du travailleur salarié;
   b) les dates de début et de fin de la pratique professionnelle;
   c) éventuellement la nature de la pratique professionnelle;
   d) le régime de travail.
   2° ainsi qu'une attestation patronale qui mentionne d'une manière précise les tâches effectuées durant la période mentionnée sous 1°, b), et les compétences si le document ou enregistrement visé en 1°, ne contient pas suffisamment d'informations concernant la nature de l'activité.
   Une pratique professionnelle de chef d'entreprise indépendant est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
   1° l'inscription en tant qu'entreprise dans la Banque-Carrefour des Entreprises ;
   2° et une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre accessoire.
   Une pratique professionnelle de dirigeant d'entreprise sans contrat de travail, est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
   1° la nomination, telle qu'elle est publiée dans les annexes au Moniteur belge ;
   2° et une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre accessoire.
   Une pratique professionnelle d'aidant indépendant est prouvée par les documents ou enregistrements suivants :
   1° une attestation du chef d'entreprise indépendant qui confirme d'une manière précise les tâches effectuées, les compétences, et les dates de début et de fin de l'activité ;
   2° et une preuve d'affiliation auprès d'une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, confirmant les dates de début et de fin de l'activité et l'exercice de celle-ci à titre principal ou à titre accessoire.]1

  
Art.6. Zijn vrijgesteld van ieder getuigschrift, de natuurlijke personen of de rechtspersonen die bij de bekendmaking van dit besluit waren ingeschreven overeenkomstig de bij het koninklijk besluit van 20 juli 1964 gecoördineerde wetten op het handelsregister.
  De inschrijving dient als handelsbedrijvigheid één van de volgende rubrieken te vermelden : "spijshuis", "restauratiehouder", "frituur", "hotel en logementshuis", opgenomen onder § 10, 3° van de bijlage van het koninklijk besluit van 31 augustus 1964 tot vaststelling van de lijst van de in het handelsregister te vermelden handelsbedrijvigheden, gewijzigd bij koninklijk besluit van 20 augustus 1981.
Art.6. Sont dispensées de toute attestation, les personnes physiques ou morales qui, lors de la publication du présent arrêté, étaient immatriculées conformément aux lois relatives au registre du commerce, coordonnées par l'arrêté royal du 20 juillet 1964.
  L'immatriculation doit mentionner comme activité commerciale une des rubriques suivantes : "restaurant", "traiteur", "friterie", "hôtel et maison de logement", figurant au § 10, 3° de l'annexe à l'arrêté royal du 31 août 1964 fixant la nomenclature des activités commerciales à mentionner au registre du commerce, modifié par l'arrêté royal du 20 août 1981.
Art.7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art.7. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
Art. 8. Onze Minister van Middenstand en Onze Staatssecretaris voor Middenstand zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 8. Notre Ministre des Classes moyennes et Notre Secrétaire d'Etat au Classes moyennes sont chargés de l'exécution du présent arrêté.