De leerplicht is voltijds totdat de leeftijd van vijftien jaar is bereikt en omvat ten hoogste zeven jaren lager onderwijs en ten minste de eerste twee leerjaren van het secundair onderwijs met volledig leerplan; in geen geval duurt de voltijdse leerplicht voort na zestien jaar.
De periode van voltijdse leerplicht wordt gevolgd door een periode van deeltijdse leerplicht. Aan de deeltijdse leerplicht wordt voldaan door het voortzetten van het secundair onderwijs met volledig leerplan of door het volgen van onderwijs met beperkt leerplan of van voor de vervulling van de leerplicht erkende vorming.
Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° onderwijs met beperkt leerplan, het onderwijs dat minder weken per jaar of lestijden per week omvat dan bepaald voor het onderwijs met volledig leerplan;
2° vorming, al de vormen van opleiding, bedoeld in artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen.
§ 2. Het onderwijs en de vorming die aan de leerplichtige worden verstrekt, moeten bijdragen tot diens opvoeding alsmede tot diens voorbereiding tot de uitoefening van een beroep.
§ 3. De minderjarige die het secundair onderwijs met volledig leerplan met vrucht heeft beëindigd is niet meer onderworpen aan de leerplicht.
§ 4. In afwijking van het bepaalde in § 1, kan de leerplichtige, na advies van het schoolhoofd en van het bevoegde psycho-medisch-sociaal centrum :
1° het eerste leerjaar van het lager onderwijs volgen vanaf de leeftijd van vijf jaar;
2° het eerste jaar van de leerplicht in het kleuteronderwijs doorbrengen, in welk geval hij verplicht is geregeld school te lopen;
3° acht jaar in het lager onderwijs doorbrengen, in welk geval hij gedurende het achtste jaar tot het zesde leerjaar kan toegelaten worden.
§ 5. De personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of de leerplichtige in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, voldoen aan hun verplichtingen inzake leerplicht wanneer zij de leerplichtige het buitengewoon onderwijs, verstrekt overeenkomstig de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon onderwijs, geregeld laten volgen.
§ 6. Aan de leerplicht kan eveneens worden voldaan door het verstrekken van huisonderwijs, mits het beantwoordt aan de door de Koning te bepalen voorwaarden.
§ 7. Voor de minderjarige van vreemde nationaliteit die immigreert samen met de personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of hem in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, gelden de bepalingen van dit artikel vanaf de zestigste dag na die waarop voornoemde personen werden ingeschreven in het vreemdelingen- of in het bevolkingsregister van de gemeente van hun verblijfplaats, al naar het geval.