Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
29 JUNI 1983. - Wet betreffende de leerplicht. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Overheid, met uitzondering van artikel 1, § 1, eerste lid, § 3, § 7, en van artikel 5, § 1 tot en met § 4, bij DVR2014-04-25/L8, art. IX.1, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2014) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-08-1990 en tekstbijwerking tot 27-05-2022)
Titre
29 JUIN 1983. - Loi concernant l'obligation scolaire. (NOTE : Abrogé pour l'Autorité flamande, à l'exception de l'article 1er, § 1er, premier alinéa, § 3, § 7, et de l'article 5, § 1er à 4, par DCFL2014-04-25/L8, art. IX.1, 027; En vigueur : 01-09-2014) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 18-08-1990 et mise à jour au 27-05-2022)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (39)
Texte (39)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
CHAPITRE Ier. - Dispositions générales.
Artikel 1. § 1. Voor de minderjarige is er leerplicht gedurende de periode van [1 dertien jaar]1 die aanvangt met het schooljaar dat begint in het jaar waarin hij de leeftijd van [1 vijf jaar]1 bereikt en eindigt op het einde van het schooljaar in het jaar tijdens hetwelk hij achttien jaar wordt.
  De leerplicht is voltijds totdat de leeftijd van vijftien jaar is bereikt en omvat ten hoogste zeven jaren lager onderwijs en ten minste de eerste twee leerjaren van het secundair onderwijs met volledig leerplan; in geen geval duurt de voltijdse leerplicht voort na zestien jaar.
  De periode van voltijdse leerplicht wordt gevolgd door een periode van deeltijdse leerplicht. Aan de deeltijdse leerplicht wordt voldaan door het voortzetten van het secundair onderwijs met volledig leerplan of door het volgen van onderwijs met beperkt leerplan of van voor de vervulling van de leerplicht erkende vorming.
  Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
  1° onderwijs met beperkt leerplan, het onderwijs dat minder weken per jaar of lestijden per week omvat dan bepaald voor het onderwijs met volledig leerplan;
  2° vorming, al de vormen van opleiding, bedoeld in artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen.
  § 2. Het onderwijs en de vorming die aan de leerplichtige worden verstrekt, moeten bijdragen tot diens opvoeding alsmede tot diens voorbereiding tot de uitoefening van een beroep.
  § 3. De minderjarige die het secundair onderwijs met volledig leerplan met vrucht heeft beëindigd is niet meer onderworpen aan de leerplicht.
  § 4. In afwijking van het bepaalde in § 1, kan de leerplichtige, na advies van het schoolhoofd en van het bevoegde psycho-medisch-sociaal centrum :
  1° het eerste leerjaar van het lager onderwijs volgen vanaf de leeftijd van vijf jaar;
  2° het eerste jaar van de leerplicht in het kleuteronderwijs doorbrengen, in welk geval hij verplicht is geregeld school te lopen;
  3° acht jaar in het lager onderwijs doorbrengen, in welk geval hij gedurende het achtste jaar tot het zesde leerjaar kan toegelaten worden.
  § 5. De personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of de leerplichtige in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, voldoen aan hun verplichtingen inzake leerplicht wanneer zij de leerplichtige het buitengewoon onderwijs, verstrekt overeenkomstig de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon onderwijs, geregeld laten volgen.
  § 6. Aan de leerplicht kan eveneens worden voldaan door het verstrekken van huisonderwijs, mits het beantwoordt aan de door de Koning te bepalen voorwaarden.
  § 7. Voor de minderjarige van vreemde nationaliteit die immigreert samen met de personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of hem in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, gelden de bepalingen van dit artikel vanaf de zestigste dag na die waarop voornoemde personen werden ingeschreven in het vreemdelingen- of in het bevolkingsregister van de gemeente van hun verblijfplaats, al naar het geval.
  
Article 1. § 1er. Le mineur est soumis à l'obligation scolaire pendant une période de [1 treize années]1 commençant avec l'année scolaire qui prend cours dans l'année où il atteint l'âge de [1 cinq ans]1 et se terminant à la fin de l'année scolaire, dans l'année au cours de laquelle il atteint l'âge de dix-huit ans.
  L'obligation scolaire est à temps plein jusqu'à l'âge de quinze ans et comporte au maximum sept années d'enseignement primaire et au moins les deux premières années de l'enseignement secondaire de plein exercice; en aucun cas l'obligation scolaire à temps plein ne se prolonge au-delà de seize ans.
  La période d'obligation scolaire à temps plein est suivie d'une période d'obligation scolaire à temps partiel. Il est satisfait à l'obligation scolaire à temps partiel en poursuivant l'enseignement secondaire de plein exercice ou en suivant un enseignement à horaire réduit ou une formation reconnue comme répondant aux exigences de l'obligation scolaire.
  Pour l'application de la présente loi, il faut entendre par :
  1° enseignement à horaire réduit, l'enseignement qui comprend moins de semaines par an ou de périodes par semaine que le nombre fixé pour l'enseignement à temps plein;
  2° formation, tous les types de formation visés à l'article 4 de la loi spéciale de réformes institutionnelles du 8 août 1980.
  § 2. L'enseignement et la formation dispensés au mineur soumis à l'obligation scolaire doivent contribuer à son éducation ainsi qu'à sa préparation à l'exercice d'une profession.
  § 3. Le mineur qui a terminé avec fruit l'enseignement secondaire de plein exercice n'est plus soumis à l'obligation scolaire.
  § 4. Par dérogation aux dispositions du § 1er, le mineur soumis à l'obligation scolaire peut, après avis du chef d'établissement et du centre psycho médico-social compétent :
  1° fréquenter la première année de l'enseignement primaire dès l'âge de cinq ans;
  2° fréquenter l'enseignement maternel au cours de la première année de la scolarité obligatoire auquel cas il est tenu de fréquenter régulièrement l'école;
  3° fréquenter l'enseignement primaire pendant huit années, auquel cas il peut, au cours de la huitième année, être admis en sixième année.
  § 5. Les personnes investies de la puissance parentale ou qui assument la garde en droit ou en fait du mineur soumis à l'obligation scolaire, satisfont à leurs obligations en matière de scolarité obligatoire lorsqu'elles font suivre au mineur soumis à l'obligation scolaire l'enseignement (spécialisé) dispensé (conformément au décret du 3 mars 2004 organisant l'enseignement spécialisé).
  § 6. Il peut également être satisfait à l'obligation scolaire par la dispensation d'un enseignement à domicile, pour autant que celui-ci réponde aux conditions à fixer par le Roi.
  § 7. Le mineur de nationalité étrangère qui immigre en même temps que les personnes investies de la puissance parentale ou qui assument sa garde en droit ou en fait, est soumis aux dispositions du présent article à partir du soixantième jour après celui où les personnes susvisées ont été, selon le cas, inscrites au registre des étrangers ou au registre de population de la commune de leur résidence.
  
Art. 1 _VLAAMS_GEMEENSCHAP.
   § 1. Voor de (jongere) is er leerplicht gedurende de periode van [7 dertien jaar]7 die aanvangt met het schooljaar dat begint in het jaar waarin hij de leeftijd van [7 vijf jaar]7 bereikt en eindigt op het einde van het schooljaar in het jaar tijdens hetwelk hij achttien jaar wordt.
  De leerplicht is voltijds totdat de leeftijd van vijftien jaar is bereikt en omvat ten hoogste zeven jaren lager onderwijs en ten minste de eerste twee leerjaren van het [2 voltijds secundair onderwijs]2; in geen geval duurt de voltijdse leerplicht voort na zestien jaar.
  [2 De periode van voltijdse leerplicht wordt gevolgd door een periode van deeltijdse leerplicht. Aan de deeltijdse leerplicht wordt voldaan door het voltijds secundair onderwijs voort te zetten of door deeltijds beroepssecundair onderwijs of de leertijd te volgen als vermeld in het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap. Een minderjarige kan toelating krijgen om vanaf het begin van het schooljaar waarin hij deeltijds leerplichtig wordt, deeltijds beroepssecundair onderwijs of de leertijd te volgen. De toelating wordt gegeven door de directie van het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs in kwestie of door Syntra Vlaanderen, naargelang van het geval, op advies van het centrum voor leerlingenbegeleiding waarmee de instelling voor voltijds onderwijs waar de minderjarige de lessen volgt, samenwerkt.]2
  [2 ...]2
  § 2. Het onderwijs en de vorming die aan de leerplichtige worden verstrekt, moeten bijdragen tot diens opvoeding alsmede tot diens voorbereiding tot de uitoefening van een beroep. (NOTA : opgeheven voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)
  (§ 2bis. [2 deeltijds beroepssecundair onderwijs]2 of een voor de vervulling van de leerplicht erkende vorming kan slechts worden gevolgd in combinatie met [2 ...]2 werkplekleren. Deze combinatie omvat minimum 28 uren per week. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder werkplekleren verstaan elke vorm van activiteit, naast de leercomponent, die samen met die leercomponent het voltijds engagement uitmaakt. De Vlaamse Regering bepaalt die vormen van activiteit.)
  § 3. De minderjarige die het [2 voltijds secundair onderwijs]2 met vrucht heeft beëindigd is niet meer onderworpen aan de leerplicht. (NOTA : opgeheven voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)
  § 4. (Nota : opgeheven voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)
  In afwijking van het bepaalde in § 1, kan de leerplichtige, na advies van het schoolhoofd en van het bevoegde psycho-medisch-sociaal centrum :
  1° het eerste leerjaar van het lager onderwijs volgen vanaf de leeftijd van vijf jaar;
  2° het eerste jaar van de leerplicht in het kleuteronderwijs doorbrengen, in welk geval hij verplicht is geregeld school te lopen;
  3° acht jaar in het lager onderwijs doorbrengen, in welk geval hij gedurende het achtste jaar tot het zesde leerjaar kan toegelaten worden.
  § 5. (NOTA : opgeheven voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)
  De personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of de leerplichtige in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, voldoen aan hun verplichtingen inzake leerplicht wanneer zij de leerplichtige het buitengewoon onderwijs, [5 georganiseerd overeenkomstig de bepalingen van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]5, geregeld laten volgen.
  (De meerderjarige leerplichtigen voldoen aan hun verplichtingen inzake leerplicht wanneer zij het buitengewoon onderwijs [5 georganiseerd overeenkomstig de bepalingen van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]5, geregeld volgen.)
  § 6. [6 ...]6
  § 7. Voor de minderjarige van vreemde nationaliteit die immigreert samen met de personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of hem in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, (of voor meerderjarige leerplichtigen van vreemde nationaliteit) gelden de bepalingen van dit artikel vanaf de zestigste dag na die waarop voornoemde personen werden ingeschreven in het vreemdelingen- (, het wacht-) of in het bevolkingsregister van de gemeente van hun verblijfplaats, al naar het geval.
  
Art. 1 _COMMUNAUTE_FLAMANDE.
   § 1er. Le (jeune) est soumis à l'obligation scolaire pendant une période de [7 treize années]7 commençant avec l'année scolaire qui prend cours dans l'année où il atteint l'âge de [7 cinq ans]7 et se terminant à la fin de l'année scolaire, dans l'année au cours de laquelle il atteint l'âge de dix-huit ans.
  L'obligation scolaire est à temps plein jusqu'à l'âge de quinze ans et comporte au maximum sept années d'enseignement primaire et au moins les deux premières années de [2 l'enseignement secondaire à temps plein]2; en aucun cas l'obligation scolaire à temps plein ne se prolonge au-delà de seize ans.
  [2 La période d'obligation scolaire à temps plein est suivie d'une période d'obligation scolaire à temps partiel. Il est satisfait à l'obligation scolaire à temps partiel en poursuivant l'enseignement secondaire à temps plein ou en suivant l'enseignement secondaire professionnel à temps partiel ou un apprentissage tels que vises dans le décret du 10 juillet 2008 relatif au système d'apprentissage et de travail en Communauté flamande. Un mineur d'âge peut être autorisé à suivre, à partir du début de l'année scolaire pendant laquelle il atteint l'âge de la scolarité obligatoire à temps partiel, l'enseignement secondaire professionnel à temps partiel ou l'apprentissage. L'autorisation est donnée par la direction du centre d'enseignement secondaire professionnel à temps partiel ou par Syntra Vlaanderen, selon le cas, sur avis du centre d'encadrement des élèves avec lequel l'établissement d'enseignement à temps plein où le mineur suit les cours coopère.]2
  [2 ...]2
  § 2. L'enseignement et la formation dispensés au mineur soumis à l'obligation scolaire doivent contribuer à son éducation ainsi qu'à sa préparation à l'exercice d'une profession. (NOTE : abrogé en ce qui concerne l'enseignement fondamental; DCFL 1997-02-25/38, art. 182, En vigueur : 01-09-1997)
  (§ 2bis. [2 l'enseignement secondaire professionnel à temps partiel]2 ou une formation agréée pour l'accomplissement de la scolarité obligatoire ne peuvent être suivis qu'en combinaison avec l'apprentissage [2 ...]2 sur le lieu du travail. Cette combinaison comporte au moins 28 heures par semaine. Pour l'application de la présente disposition, on entend par apprentissage sur le lieu du travail, toute forme d'activité outre la composante d'apprentissage, constituant avec cette composante d'apprentissage l'engagement à temps plein. Le Gouvernement flamand détermine ces formes d'activité.)
  § 3. Le mineur qui a terminé avec fruit [2 l'enseignement secondaire à temps plein]2 n'est plus soumis à l'obligation scolaire. (NOTE : abrogé en ce qui concerne l'enseignement fondamental; DCFL 1997-02-25/38, art. 182, En vigueur : 01-09-1997)
  § 4. (NOTE : § abrogé en ce qui concerne l'enseignement fondamental; DCFL 1997-02-25/38, art. 182, En vigueur : 01-09-1997)
  Par dérogation aux dispositions du § 1er, le mineur soumis à l'obligation scolaire peut, après avis du chef d'établissement et du centre psycho médico-social compétent :
  1° fréquenter la première année de l'enseignement primaire dès l'âge de cinq ans;
  2° fréquenter l'enseignement maternel au cours de la première année de la scolarité obligatoire auquel cas il est tenu de fréquenter régulièrement l'école;
  3° fréquenter l'enseignement primaire pendant huit années, auquel cas il peut, au cours de la huitième année, être admis en sixième année.
  § 5. (NOTE : § 5 abrogé en ce qui concerne l'enseignement fondamental; DCFL 1997-02-25/38, art. 182, En vigueur : 01-09-1997)
  Les personnes investies de la puissance parentale ou qui assument la garde en droit ou en fait du mineur soumis à l'obligation scolaire, satisfont à leurs obligations en matière de scolarité obligatoire lorsqu'elles font suivre au mineur soumis à l'obligation scolaire l'enseignement spécial [5 organisé conformément aux dispositions de la codification relative à l'enseignement secondaire]5.
  (Les majeurs soumis à l'obligation scolaire satisfont à leurs obligations en la matière s'ils suivent régulièrement l'enseignement spécial [5 organisé conformément aux dispositions de la codification relative à l'enseignement secondaire]5.) )
  § 6. [6 ...]6
  § 7. Le mineur de nationalité étrangère qui immigre en même temps que les personnes investies de la puissance parentale ou qui assument sa garde en droit ou en fait, (ou le majeur de nationalité étrangère soumis à l'obligation scolaire,) est soumis aux dispositions du présent article à partir du soixantième jour après celui où les personnes susvisées ont été, selon le cas, inscrites au registre des étrangers (, au registre d'attente) ou au registre de population de la commune de leur résidence.
Art. 1 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.  § 1. Voor de minderjarige is er leerplicht gedurende de periode van [1 dertien jaar]1 die aanvangt met het schooljaar dat begint in het jaar waarin hij de leeftijd van [1 vijf jaar]1 bereikt en eindigt op het einde van het schooljaar in het jaar tijdens hetwelk hij achttien jaar wordt.  (De leerplicht is voltijds tot op het einde van het schooljaar, dat tijdens het kalenderjaar eindigt, tijdens hetwelk de minderjarige de leeftijd van vijftien jaar bereikt. Ze omvat ten minste de eerste twee leerjaren van het secundair onderwijs met volledig leerplan; in geen geval duurt ze voort na het einde van het schooljaar, dat tijdens het kalenderjaar eindigt, tijdens hetwelk de minderjarige de leeftijd van zestien jaar bereikt.)   De periode van voltijdse leerplicht wordt gevolgd door een periode van deeltijdse leerplicht. Aan de deeltijdse leerplicht wordt voldaan door het voortzetten van het secundair onderwijs met volledig leerplan of door het volgen van onderwijs met beperkt leerplan of van voor de vervulling van de leerplicht erkende vorming.  Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :  1° onderwijs met beperkt leerplan, het onderwijs dat minder weken per jaar of lestijden per week omvat dan bepaald voor het onderwijs met volledig leerplan;  2° vorming, al de vormen van opleiding, bedoeld in artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen.  § 2. Het onderwijs en de vorming die aan de leerplichtige worden verstrekt, moeten bijdragen tot diens opvoeding alsmede tot diens voorbereiding tot de uitoefening van een beroep.  § 3. De minderjarige die het secundair onderwijs met volledig leerplan met vrucht heeft beëindigd is niet meer onderworpen aan de leerplicht.  § 4. [2 ...]2  § 5. De personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of de leerplichtige in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, voldoen aan hun verplichtingen inzake leerplicht wanneer zij de leerplichtige het buitengewoon onderwijs, verstrekt overeenkomstig de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon onderwijs, geregeld laten volgen.  § 6. (...)   § 7. Voor de minderjarige van vreemde nationaliteit die immigreert samen met de personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of hem in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, gelden de bepalingen van dit artikel vanaf de zestigste dag na die waarop voornoemde personen werden ingeschreven in het vreemdelingen- of in het bevolkingsregister van de gemeente van hun verblijfplaats, al naar het geval.  

Modifications

[10]  <W 2019-03-23/20, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 01-09-2020>   <DDG 2021-06-28/11, art. 109, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2021>   Art. 1_FRANSE_GEMEENSCHAP.  § 1. Voor de minderjarige is er leerplicht gedurende de periode van [10 dertien jaardie aanvangt met het schooljaar dat begint in het jaar waarin hij de leeftijd van [10 vijf jaarbereikt en eindigt op het einde van het schooljaar in het jaar tijdens hetwelk hij achttien jaar wordt.  [13 Tijdens het schooljaar 2022-2023 is de mogelijkheid voor een leerling in het eerste of tweede leerjaar van het lager onderwijs om een aanvullend jaar te volgen afhankelijk van de voorafgaande schriftelijke toestemming van de ouders, zoals bepaald in artikel 1.3.1-1, 45°, van het wetboek voor basis- en secundair onderwijs. De inrichtende macht houdt deze schriftelijke overeenkomst ter beschikking van de éregeringsdiensten.  [12 ...  [11 ...  [11 ...  § 2. [11 ...  § 3. De minderjarige die het secundair onderwijs met volledig leerplan met vrucht heeft beëindigd is niet meer onderworpen aan de leerplicht.  § 4. [11 ...  § 4bis. De minister kan een minderjarige, volgens de modaliteiten die de Regering vastlegt, toelaten om :   1° [11 ...   2° [12 ...   3° [12 ...  [7 4° [11 ...  § 5. [11 ...  § 6. [11 ...  § 7. [11 ...  ----------  <DFG 2008-04-25/33, art. 26, 019; Inwerkingtreding : 22-06-2008>   <DFG 2011-01-13/04, art. 13, 023; Inwerkingtreding : 01-09-2010>   <DFG 2014-04-11/28, art. 7, 026; Inwerkingtreding : 01-05-2014>   <DFG 2015-07-14/05, art. 6, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2015>   <DFG 2018-06-14/26, art. 54, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>   <W 2019-03-23/20, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 01-09-2020>   <DFG 2019-05-03/54, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2020>   <DFG 2019-05-03/54, art. 4, 032; Inwerkingtreding : bij de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke kern bepaald in artikel 20:>   <DFG 2022-03-31/23, art. 9, 034; Inwerkingtreding : 01-04-2022>   Art. 2.De vorming kan voor de vervulling van de deeltijdse leerplicht door de Koning worden erkend op eensluitend advies van een commissie die bij elk onderwijsministerie wordt opgericht en paritair is samengesteld uit vertegenwoordigers van de bevoegde Minister van Onderwijs en van vertegenwoordigers van de betrokken Gemeenschapsexecutieve.  Om voor erkenning in aanmerking te komen, moet de vorming beantwoorden aan het bepaalde in artikel 1, § 2, en ten minste 360 jaaruren omvatten wanneer zij gevolgd wordt vóór het einde van het schooljaar van het jaar waarin de leerplichtige zestien jaar wordt, en ten minste 240 jaaruren, wanneer zij gevolgd wordt tussen 1 juli van het jaar waarin de leerplichtige de leeftijd van zestien jaar bereikt en het einde van het schooljaar van het jaar waarin hij de leeftijd van achttien jaar bereikt.  Art. 2_FRANSE_GEMEENSCHAP.  <Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2020>   Art. 2_VLAAMS_GEMEENSCHAP.  <Opgeheven bij DVR 2008-07-10/70, art. 112, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2008>   Art. 3.§ 1. Behoudens ingeval van huisonderwijs, zij de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of de leerplichtige in rechte ot in feite onder hun bewaring hebben, verplicht ervoor te zorgen dat deze voor de duur van de leerplicht als leerling van een school of vormingsinstelling is ingeschreven en die school of instelling geregeld bezoekt.  De Koning bepaalt de redenen van afwezigheid die als geldig aanvaard kunnen worden.  § 2. De Koning regelt de controle op de inschrijving van de leerplichtigen.  § 3. De hoofden van de scholen of instellingen en de bevoegde rijksinspecties oefenen de controle uit op het geregeld schoolbezoek.  De Koning bepaalt de regelen betreffend die controle.  Art. 3_FRANSE_GEMEENSCHAP.  <Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2020>   Art. 3_VLAAMS_GEMEENSCHAP.   (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)  § 1. Behoudens ingeval van huisonderwijs, zij de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of de leerplichtige in rechte ot in feite onder hun bewaring hebben, verplicht ervoor te zorgen dat deze voor de duur van de leerplicht als leerling van een school of vormingsinstelling is ingeschreven en die school of instelling geregeld bezoekt.  (De schooldirecties en directies van vormingsinstellingen zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan de controle inzake inschrijvingen en inzake het geregeld schoolbezoek.  Het niet naleven van deze verplichting kan, voor elementen waar de schooldirectie of de directie van de vormingsinstelling niet afhankelijk is van derden, aanleiding geven tot sancties.  De bedoelde sanctie kan een gedeeltelijke terugvordering van werkingstoelagen of werkingsmiddelen zijn. Bij een eerste overtreding kan die terugvordering maximum 5 % bedragen van de werkingsmiddelen of werkingstoelagen van het voorgaand schooljaar. Bij een tweede of volgende overtreding kan de terugvordering maximum 10 % bedragen van de werkingsmiddelen of werkingstoelagen van het voorgaand schooljaar.  De Vlaamse regering bepaalt de regels voor de vaststelling van de overtredingen en voor de toepassing van de sancties. Het bedoelde besluit waarborgt het recht op verdediging.) <DVR 1996-07-08/37, art. 69, 006; Inwerkingtreding : 05-09-1996>  § 2. (De Vlaamse regering regelt de controle op de inschrijvingen van de leerplichtigen.) <DVR 1996-07-08/37, art. 70, § 1, 006; Inwerkingtreding : 05-09-1996>  § 3. [1 De Vlaamse Regering regelt de controle op het geregeld schoolbezoek van leerplichtigen en bepaalt de redenen van afwezigheid die als geldig aanvaard kunnen worden.  § 4. [1 ...  (§ 5. De personen die de ouderlijke macht uitoefenen of de leerplichtige in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, zijn in voorkomend geval verplicht ervoor te zorgen dat de leerling aan de in artikel 1, § 2bis, vermelde voorwaarde van werkplekleren voldoet. De Vlaamse Regering regelt de controle op de naleving hiervan.  De schooldirecties en directies van vormingsinstellingen zijn verplicht onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden hun medewerking te verlenen aan de controle op de regelmatige deelname van de deeltijds leerplichtige aan het werkplekleren.) <DFG 2007-06-22/40, art. 9.9, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2008>  ----------  <DVR 2008-07-04/45, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2008>      Art. 3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.  § 1. Behoudens ingeval van huisonderwijs, zij de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of de leerplichtige in rechte ot in feite onder hun bewaring hebben, verplicht ervoor te zorgen dat deze voor de duur van de leerplicht als leerling van een school of vormingsinstelling is ingeschreven en die school of instelling geregeld bezoekt.  (...) <DDG 1998-08-31/42, art. 121, § 1, 3°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-1998>  § 2. [1 Als de leerplichtige minderjarige ingeschreven is in een school of een opleidingsinstelling die buiten het Duitse taalgebied ligt, dienen de personen belast met de opvoeding elk schooljaar, uiterlijk op 1 oktober, een door de school of de opleidingsinstelling uitgereikt inschrijvingsbevestiging in bij de onderwijsinspectie. Als de leerplichtige minderjarige na 1 oktober ingeschreven wordt, wordt de inschrijvingsbevestiging binnen 14 dagen bij de onderwijsinspectie ingediend. Als de inschrijvingsbevestiging niet in het Duits, het Frans of het Nederlands is opgesteld, wordt er een vertaling van een beëdigd vertaler bijgevoegd.   De bevestiging vermeld in het eerste lid hoeft niet te worden ingediend als de leerplichtige minderjarige ingeschreven is in een school of opleidingsinstelling in een territoriale entiteit waarmee een overeenkomst over de uitwisseling van gegevens in het kader van het toezicht op de naleving van de leerplicht bestaat. De Regering stelt de lijst van die territoriale entiteiten op.   Voorliggende paragraaf is van toepassing, onverminderd artikel 93.59 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen en onverminderd de artikelen 8 tot 12 van de gecoördineerde wetten van 20 augustus 1957 op het lager onderwijs.  § 3. (...) <DDG 1998-08-31/42, art. 121, § 1, 3°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-1998>  ----------  <DDG 2019-05-06/10, art. 91, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2019>   Art. 4.Het aan elke gewone kleuter- of lagere school, die onderworpen is aan het stelsel van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957, verboden, zonder geldige reden, na verloop van het laatste lesuur van de dertigste dag van het schooljaar, een leerling te aanvaarden die in een gewone kleuter- of lagere school of in een wijkafdeling met afzonderlijke telling geldig was ingeschreven.  De Minister van Onderwijs beoordeelt de geldigheid van de ingeroepen redenen. Hij kan een aantal regelen voor deze beoordeling bepalen en de toepassing ervan overlaten aan de diensten die hij aanwijst.  Art. 4_FRANSE_GEMEENSCHAP.  <Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2020>   Art. 4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   (NOTA : Opgeheven voor wat het basisonderwijs betreft ; DDG 1999-04-26/67, art. 83, § 1, 3°, 010; Inwerkingtreding : 20-08-1999)  Het aan elke gewone kleuter- of lagere school, die onderworpen is aan het stelsel van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957, verboden, zonder geldige reden, na verloop van het laatste lesuur van de dertigste dag van het schooljaar, een leerling te aanvaarden die in een gewone kleuter- of lagere school of in een wijkafdeling met afzonderlijke telling geldig was ingeschreven.  De Minister van Onderwijs beoordeelt de geldigheid van de ingeroepen redenen. Hij kan een aantal regelen voor deze beoordeling bepalen en de toepassing ervan overlaten aan de diensten die hij aanwijst.     Art. 4_VLAAMS_GEMEENSCHAP.   (Nota : opgeheven voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)  Het aan elke gewone kleuter- of lagere school, die onderworpen is aan het stelsel van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957, verboden, zonder geldige reden, na verloop van het laatste lesuur van de dertigste dag van het schooljaar, een leerling te aanvaarden die in een gewone kleuter- of lagere school of in een wijkafdeling met afzonderlijke telling geldig was ingeschreven.  De Minister van Onderwijs beoordeelt de geldigheid van de ingeroepen redenen. Hij kan een aantal regelen voor deze beoordeling bepalen en de toepassing ervan overlaten aan de diensten die hij aanwijst.     Art. 5.§ 1. De politierechtbank neemt kennis, op vordering van het openbaar ministerie, van de inbreuken op de verplichtingen opgelegd bij of krachtens de artikelen 1, 2 en 3 van deze wet die werden gepleegd door personen die de ouderlijke macht uitoefenen of in rechte of in feite de leerplichtige onder hun bewaring hebben.  Deze inbreuken worden gestraft met een geldboete van 1 tot 25 frank voor elke minderjarige waarvoor een inbreuk wordt vastgesteld.  Bij herhaling kunnen de geldboeten worden verdubbeld of kan een gevangenisstraf van één dag tot één maand worden uitgesproken.  Opdat er herhaling zij, volstaat het dat de vervolgde persoon in de twee vorige jaren reeds tenminste éénmaal werd veroordeeld krachtens een bepaling van deze wet, voor afwezigheden van dezelfde minderjarige.  § 2. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek uitgezonderd hoofdstuk V maar met inbegrip van hoofdstuk VII zijn van toepassing op de bij deze wet bepaalde overtredingen.  § 3. De tenuitvoerlegging van het vonnis ter verwijzing in een geldboete of een gevangenisstraf, kan echter worden uitgesteld over een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum van het vonnis.  Het toekennen van dit uitstel moet mogelijk maken vast te stellen dat de wettelijke verplichting werd nageleefd in die periode. De veroordeling wordt als niet bestaande beschouwd, zo de veroordeelde tijdens die periode de wetgeving op de leerplicht naleeft.  § 4. Het openbaar ministerie kan inbreuken op de verplichtingen van deze wet die werden begaan door de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of in rechte of in feite de leerplichtige onder hun bewaring hebben voorleggen aan de jeugdrechtbank, die maatregelen kan bevelen ten aanzien van de ouders, zoals voorzien in de wet van 8 april 1965 op de jeugdbescherming.  § 5. Dit artikel doet geen afbreuk aan de procedure voorzien in de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon onderwijs.  Art. 5_FRANSE_GEMEENSCHAP.  <Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2020>   Art. 5_VLAAMS_GEMEENSCHAP.   § 1. De politierechtbank neemt kennis, op vordering van het openbaar ministerie, van de inbreuken op de verplichtingen opgelegd bij of krachtens de artikelen 1, 2 en 3 van deze wet die werden gepleegd door personen die de ouderlijke macht uitoefenen of in rechte of in feite de leerplichtige onder hun bewaring hebben.  Deze inbreuken worden gestraft met een geldboete van 1 tot 25 frank voor (elke minderjarige) waarvoor een inbreuk wordt vastgesteld. <DVR 1990-07-31/40, art. 87, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1990>  Bij herhaling kunnen de geldboeten worden verdubbeld of kan een gevangenisstraf van één dag tot één maand worden uitgesproken.  Opdat er herhaling zij, volstaat het dat de vervolgde persoon in de twee vorige jaren reeds tenminste éénmaal werd veroordeeld krachtens een bepaling van deze wet, voor afwezigheden van dezelfde minderjarige.  § 2. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek uitgezonderd hoofdstuk V maar met inbegrip van hoofdstuk VII zijn van toepassing op de bij deze wet bepaalde overtredingen.  § 3. De tenuitvoerlegging van het vonnis ter verwijzing in een geldboete of een gevangenisstraf, kan echter worden uitgesteld over een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum van het vonnis.  Het toekennen van dit uitstel moet mogelijk maken vast te stellen dat de wettelijke verplichting werd nageleefd in die periode. De veroordeling wordt als niet bestaande beschouwd, zo de veroordeelde tijdens die periode de wetgeving op de leerplicht naleeft.  § 4. Het openbaar ministerie kan inbreuken op de verplichtingen van deze wet die werden begaan door de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of in rechte of in feite de leerplichtige onder hun bewaring hebben voorleggen aan de jeugdrechtbank, die maatregelen kan bevelen ten aanzien van de ouders, zoals voorzien in de wet van 8 april 1965 op de jeugdbescherming.  § 5. Dit artikel doet geen afbreuk aan de procedure voorzien in [1 de bepalingen van de codificatie betreffende het secundair onderwijs.  ----------  <BVR 2010-12-17/39, art. 359, 7), 024; Inwerkingtreding : 04-07-2011>      HOOFDSTUK II. - Aanvullende en wijzigingsbepalingen.  Art. 6.Aan de leerlingen die het gewoon of buitengewoon lager onderwijs met vrucht voltooien wordt een bewijs van basisonderwijs uitgereikt.  Hetzelfde bewijs wordt uitgereikt aan leerlingen die het lager onderwijs niet maar het eerste jaar van het secundair onderwijs wel met vrucht hebben beëindigd.  De Koning regelt de vorm en de vereisten tot aflevering van dit bewijs.  Art. 6_FRANSE_GEMEENSCHAP.  <Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2020>   Art. 6_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   (NOTA : Voor de Duitstalige Gemeenschap wordt artikel 6, wat betreft het gewoon basisonderwijs, opgeheven bij DDG 1999-04-26/67, art. 83, § 3, 010; Inwerkingtreding : onbepaald )  Aan de leerlingen die het gewoon of buitengewoon lager onderwijs met vrucht voltooien wordt een bewijs van basisonderwijs uitgereikt.  Hetzelfde bewijs wordt uitgereikt aan leerlingen die het lager onderwijs niet maar het eerste jaar van het secundair onderwijs wel met vrucht hebben beëindigd.  De Koning regelt de vorm en de vereisten tot aflevering van dit bewijs     Art. 6_VLAAMS_GEMEENSCHAP.   (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)  Aan de leerlingen die het gewoon of buitengewoon lager onderwijs met vrucht voltooien wordt een bewijs van basisonderwijs uitgereikt.  Hetzelfde bewijs wordt uitgereikt aan leerlingen die het lager onderwijs niet maar het eerste jaar van het secundair onderwijs wel met vrucht hebben beëindigd.  De Koning regelt de vorm en de vereisten tot aflevering van dit bewijs     Art. 7.De Koning kan de studiebewijzen en hun eventuele gelijkwaardigheid met andere diploma's of getuigschriften bepalen, uitgereikt na :  - de eerste, de tweede en de derde graad en de lagere en hogere cyclus van het secundair beroepsonderwijs;  - bepaalde vormen van onderwijs met beperkt leerplan.  Art. 7_FRANSE_GEMEENSCHAP.   De Koning kan de studiebewijzen en hun eventuele gelijkwaardigheid met andere diploma's of getuigschriften bepalen, uitgereikt na :  - (...) de tweede en de derde graad en de lagere en hogere cyclus van het secundair beroepsonderwijs; <DFG 2007-12-07/82, art. 17, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2008>  - bepaalde vormen van onderwijs met beperkt leerplan.     Art. 7_VLAAMS_GEMEENSCHAP.   (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997) De Koning kan de studiebewijzen en hun eventuele gelijkwaardigheid met andere diploma's of getuigschriften bepalen, uitgereikt na :  - de eerste, de tweede en de derde graad en de lagere en hogere cyclus van het secundair beroepsonderwijs;  - bepaalde vormen van [1 deeltijds beroepssecundair onderwijs.  ----------  <DVR 2008-07-10/70, art. 113, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2008>      Art. 8. <wijzigingsbepaling>  (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)  Art. 9. <wijzigingsbepaling>  (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)  Art. 10. § 1. <wijzigingsbepaling>  § 2. Aan de titel VI : "De overeenkomst voor tewerkstelling van studenten" van de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978, wordt een artikel 130bis toegevoegd, luidend als volgt : "....."  Art. 11. <wijzigingsbepaling>  Art. 12. <wijzigingsbepaling>  Art. 13. <wijzigingsbepaling>  Art. 14. <wijzigingsbepaling>  (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)  HOOFDSTUK III. _ Opheffingsbepalingen.  Art. 15. <opheffingsbepaling.>  (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)  (NOTA : Voor de Franse Gemeenschap worden paragrafen 2 en 3 door de volgende bepalingen vervangen :  " § 2. In het raam van de toepassing van artikel 3, § 2, bepaalt de Regering welke bepalingen uit de artikelen 8, 9 en 12 van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957, opgeheven worden.  § 3. In het raam van de toepassing van artikel 3, § 3, lid 2 , bepaalt de Regering welke bepalingen uit artikel 10 van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957, opgeheven worden. " <DFG 1993-12-27/43, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1994>)  HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding.  Art. 16.Met uitzondering van :  1° de nieuwe bepaling die door artikel 8 is vastgesteld ter vervanging van artikel 12, derde lid, van de wet van 29 mei 1959, en waarvan de datum van inwerkingtreding, door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, wordt bepaald;  2° de adviezen, bedoeld in artikel 1, § 4, die met ingang van het schooljaar 1984-1985 zijn vereist,  treedt deze wet in werking op 1 september 1983. Evenwel :  1° zijn de minderjarigen die geboren zijn vóór 1 januari 1968, of die in het schooljaar 1982-1983 de school reeds verlaten hebben, niet onderworpen aan de bepalingen van deze wet;  2° zijn de minderjarigen die geboren zijn in het jaar 1968 en in het schooljaar 1982-1983 de school nog niet hebben verlaten, onderworpen aan de bepalingen van deze wet, tot ze ten minste twee jaren secundair onderwijs met volledig leerplan hebben beëindigd;  3° zijn aan de minderjarigen die geboren zijn in het jaar 1969 onderworpen aan de bepalingen van deze wet, tot het einde van het schooljaar, dat eindigt in het jaar waarin ze de leeftijd van zeventien jaar bereiken, tenzij de inwerkingtreding van deze bepaling bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit wordt verdaagd tot 1 september 1985.  Art. 16_VLAAMS_GEMEENSCHAP.  (Nota : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)  Met uitzondering van :  1° de nieuwe bepaling die door artikel 8 is vastgesteld ter vervanging van artikel 12, derde lid, van de wet van 29 mei 1959, en waarvan de datum van inwerkingtreding, door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, wordt bepaald;  2° de adviezen, bedoeld in artikel 1, § 4, die met ingang van het schooljaar 1984-1985 zijn vereist,  treedt deze wet in werking op 1 september 1983. Evenwel :  1° zijn de minderjarigen die geboren zijn vóór 1 januari 1968, of die in het schooljaar 1982-1983 de school reeds verlaten hebben, niet onderworpen aan de bepalingen van deze wet;  2° zijn de minderjarigen die geboren zijn in het jaar 1968 en in het schooljaar 1982-1983 de school nog niet hebben verlaten, onderworpen aan de bepalingen van deze wet, tot ze ten minste twee jaren [1 voltijds secundair onderwijshebben beëindigd;  3° zijn aan de minderjarigen die geboren zijn in het jaar 1969 onderworpen aan de bepalingen van deze wet, tot het einde van het schooljaar, dat eindigt in het jaar waarin ze de leeftijd van zeventien jaar bereiken, tenzij de inwerkingtreding van deze bepaling bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit wordt verdaagd tot 1 september 1985.  ---------  <DVR 2008-07-10/70, art. 114, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2008>     
Art. 1 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
  § 1er. Le mineur est soumis à l'obligation scolaire pendant une période de [1 treize années]1 commençant avec l'année scolaire qui prend cours dans l'année où il atteint l'âge de [1 cinq ans]1 et se terminant à la fin de l'année scolaire, dans l'année au cours de laquelle il atteint l'âge de dix-huit ans.
  (L'obligation scolaire est à temps plein jusqu'à la fin de l'année scolaire intervenant pendant l'année civile au cours de laquelle le mineur atteint l'âge de quinze ans. Elle comporte au moins les deux premières années de l'enseignement secondaire de plein exercice. Elle ne peut en aucun cas se prolonger au-delà de l'année scolaire prenant fin durant l'année civile au cours de laquelle le mineur atteint l'âge de seize ans.)
  La période d'obligation scolaire à temps plein est suivie d'une période d'obligation scolaire à temps partiel. Il est satisfait à l'obligation scolaire à temps partiel en poursuivant l'enseignement secondaire de plein exercice ou en suivant un enseignement à horaire réduit ou une formation reconnue comme répondant aux exigences de l'obligation scolaire.
  Pour l'application de la présente loi, il faut entendre par :
  1° enseignement à horaire réduit, l'enseignement qui comprend moins de semaines par an ou de périodes par semaine que le nombre fixé pour l'enseignement à temps plein;
  2° formation, tous les types de formation visés à l'article 4 de la loi spéciale de réformes institutionnelles du 8 août 1980.
  § 2. L'enseignement et la formation dispensés au mineur soumis à l'obligation scolaire doivent contribuer à son éducation ainsi qu'à sa préparation à l'exercice d'une profession.
  § 3. Le mineur qui a terminé avec fruit l'enseignement secondaire de plein exercice n'est plus soumis à l'obligation scolaire.
  § 4. [2 ...]2
  § 5. Les personnes investies de la puissance parentale ou qui assument la garde en droit ou en fait du mineur soumis à l'obligation scolaire, satisfont à leurs obligations en matière de scolarité obligatoire lorsqu'elles font suivre au mineur soumis à l'obligation scolaire l'enseignement spécial dispensé conformément à la loi du 6 juillet 1970 sur l'enseignement spécial.
  § 6. (...) )
  § 7. Le mineur de nationalité étrangère qui immigre en même temps que les personnes investies de la puissance parentale ou qui assument sa garde en droit ou en fait, est soumis aux dispositions du présent article à partir du soixantième jour après celui où les personnes susvisées ont été, selon le cas, inscrites au registre des étrangers ou au registre de population de la commune de leur résidence.
  
Art. 1 _FRANSE_GEMEENSCHAP.
  § 1. Voor de minderjarige is er leerplicht gedurende de periode van [10 dertien jaar]10 die aanvangt met het schooljaar dat begint in het jaar waarin hij de leeftijd van [10 vijf jaar]10 bereikt en eindigt op het einde van het schooljaar in het jaar tijdens hetwelk hij achttien jaar wordt.
  [13 Tijdens het schooljaar 2022-2023 is de mogelijkheid voor een leerling in het eerste of tweede leerjaar van het lager onderwijs om een aanvullend jaar te volgen afhankelijk van de voorafgaande schriftelijke toestemming van de ouders, zoals bepaald in artikel 1.3.1-1, 45°, van het wetboek voor basis- en secundair onderwijs. De inrichtende macht houdt deze schriftelijke overeenkomst ter beschikking van de éregeringsdiensten.]13
  [12 ...]12
  [11 ...]11
  [11 ...]11
  § 2. [11 ...]11
  § 3. De minderjarige die het secundair onderwijs met volledig leerplan met vrucht heeft beëindigd is niet meer onderworpen aan de leerplicht.
  § 4. [11 ...]11
  § 4bis. De minister kan een minderjarige, volgens de modaliteiten die de Regering vastlegt, toelaten om :
   1° [11 ...]11
   2° [12 ...]12
   3° [12 ...]12
  [7 [11 ...]11]7
  § 5. [11 ...]11
  § 6. [11 ...]11
  § 7. [11 ...]11
  
Art. 1 _COMMUNAUTE_FRANCAISE.
  § 1er. Le mineur est soumis à l'obligation scolaire pendant une période de [10 treize années]10 commençant avec l'année scolaire qui prend cours dans l'année où il atteint l'âge de [10 cinq ans]10 et se terminant à la fin de l'année scolaire, dans l'année au cours de laquelle il atteint l'âge de dix-huit ans.
  [13 Durant l'année scolaire 2022-2023, la possibilité de faire suivre une année complémentaire à un élève de 1e ou de 2e année de l'enseignement primaire est conditionnée par l'obtention préalable d'un accord écrit des parents, tels que définis à l'article 1.3.1-1, 45°, du Code de l'enseignement fondamental et de l'enseignement secondaire. Le pouvoir organisateur tient cet accord écrit à la disposition des services du Gouvernement.]13
  [12 ...]12
  [11 ...]11
  [11 ...]11
  § 2. [11 ...]11
  § 3. Le mineur qui a terminé avec fruit l'enseignement secondaire de plein exercice n'est plus soumis à l'obligation scolaire.
  § 4. [11 ...]11
  § 4bis. (Le ministre peut, selon les modalités que fixe le Gouvernement, autoriser un mineur :
  1° [11 ...]11
  2° [12 ...]12) )
  3° [12 ...]12
  [7 [11 ...]11]7
  § 5. [11 ...]11
  § 6. [11 ...]11.
  § 7. [11 ...]11
  
Art. 2. De vorming kan voor de vervulling van de deeltijdse leerplicht door de Koning worden erkend op eensluitend advies van een commissie die bij elk onderwijsministerie wordt opgericht en paritair is samengesteld uit vertegenwoordigers van de bevoegde Minister van Onderwijs en van vertegenwoordigers van de betrokken Gemeenschapsexecutieve.
  Om voor erkenning in aanmerking te komen, moet de vorming beantwoorden aan het bepaalde in artikel 1, § 2, en ten minste 360 jaaruren omvatten wanneer zij gevolgd wordt vóór het einde van het schooljaar van het jaar waarin de leerplichtige zestien jaar wordt, en ten minste 240 jaaruren, wanneer zij gevolgd wordt tussen 1 juli van het jaar waarin de leerplichtige de leeftijd van zestien jaar bereikt en het einde van het schooljaar van het jaar waarin hij de leeftijd van achttien jaar bereikt.
Art.2. La formation peut être reconnue par le Roi comme répondant aux exigences de l'obligation scolaire à temps partiel, sur avis conforme d'une commission instituée auprès de chaque Ministère de l'Education nationale et composée paritairement de représentants du Ministre de l'Education nationale compétent et de représentants de l'Exécutif de la communauté intéressée.
  Pour être reconnue, la formation doit répondre aux dispositions de l'article 1er, § 2, et comporter au moins 360 heures/année lorsqu'elle est suivie avant la fin de l'année scolaire de l'année au cours de laquelle le mineur soumis à l'obligation scolaire aura seize ans, et au moins 240 heures/année, lorsqu'elle est suivie entre le 1er juillet de l'année au cours de laquelle le mineur soumis à l'obligation scolaire atteint l'âge de seize ans et la fin de l'année scolaire de l'année où il atteint l'âge de dix-huit ans.
Art. 3. § 1. Behoudens ingeval van huisonderwijs, zij de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of de leerplichtige in rechte ot in feite onder hun bewaring hebben, verplicht ervoor te zorgen dat deze voor de duur van de leerplicht als leerling van een school of vormingsinstelling is ingeschreven en die school of instelling geregeld bezoekt.
  De Koning bepaalt de redenen van afwezigheid die als geldig aanvaard kunnen worden.
  § 2. De Koning regelt de controle op de inschrijving van de leerplichtigen.
  § 3. De hoofden van de scholen of instellingen en de bevoegde rijksinspecties oefenen de controle uit op het geregeld schoolbezoek.
  De Koning bepaalt de regelen betreffend die controle.
Art.3. § 1er. Sauf le cas d'enseignement à domicile, les personnes investies de la puissance parentale ou qui assument la garde en droit ou en fait du mineur soumis à l'obligation scolaire, sont tenues de veiller à ce que, pendant la durée de l'obligation scolaire, celui-ci soit inscrit comme élève d'une école ou d'un établissement de formation et fréquente régulièrement cette école ou cet établissement.
  Le Roi fixe les motifs d'absence qui peuvent être admis comme valables.
  § 2. Le Roi règle le contrôle de l'inscription des mineurs soumis à l'obligation scolaire.
  § 3. Les chefs d'école ou d'établissement et les inspections compétentes de l'Etat contrôlent la régularité de la fréquentation scolaire.
  Le Roi fixe l'organisation de ces contrôles.
Art. 3 _VLAAMS_GEMEENSCHAP.
  (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)
  § 1. Behoudens ingeval van huisonderwijs, zij de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of de leerplichtige in rechte ot in feite onder hun bewaring hebben, verplicht ervoor te zorgen dat deze voor de duur van de leerplicht als leerling van een school of vormingsinstelling is ingeschreven en die school of instelling geregeld bezoekt.
  (De schooldirecties en directies van vormingsinstellingen zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan de controle inzake inschrijvingen en inzake het geregeld schoolbezoek.
  Het niet naleven van deze verplichting kan, voor elementen waar de schooldirectie of de directie van de vormingsinstelling niet afhankelijk is van derden, aanleiding geven tot sancties.
  De bedoelde sanctie kan een gedeeltelijke terugvordering van werkingstoelagen of werkingsmiddelen zijn. Bij een eerste overtreding kan die terugvordering maximum 5 % bedragen van de werkingsmiddelen of werkingstoelagen van het voorgaand schooljaar. Bij een tweede of volgende overtreding kan de terugvordering maximum 10 % bedragen van de werkingsmiddelen of werkingstoelagen van het voorgaand schooljaar.
  De Vlaamse regering bepaalt de regels voor de vaststelling van de overtredingen en voor de toepassing van de sancties. Het bedoelde besluit waarborgt het recht op verdediging.)
  § 2. (De Vlaamse regering regelt de controle op de inschrijvingen van de leerplichtigen.)
  § 3. [1 De Vlaamse Regering regelt de controle op het geregeld schoolbezoek van leerplichtigen en bepaalt de redenen van afwezigheid die als geldig aanvaard kunnen worden.]1
  § 4. [1 ...]1
  (§ 5. De personen die de ouderlijke macht uitoefenen of de leerplichtige in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, zijn in voorkomend geval verplicht ervoor te zorgen dat de leerling aan de in artikel 1, § 2bis, vermelde voorwaarde van werkplekleren voldoet. De Vlaamse Regering regelt de controle op de naleving hiervan.
  De schooldirecties en directies van vormingsinstellingen zijn verplicht onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden hun medewerking te verlenen aan de controle op de regelmatige deelname van de deeltijds leerplichtige aan het werkplekleren.)
Art. 3 _COMMUNAUTE_FLAMANDE.
  (NOTE : abrogé pour la Communauté flamande en ce qui concerne l'enseignement fondamental; DCFL 1997-02-25/38, art. 182, En vigueur : 01-09-1997)
  § 1er. Sauf le cas d'enseignement à domicile, les personnes investies de la puissance parentale ou qui assument la garde en droit ou en fait du mineur soumis à l'obligation scolaire, sont tenues de veiller à ce que, pendant la durée de l'obligation scolaire, celui-ci soit inscrit comme élève d'une école ou d'un établissement de formation et fréquente régulièrement cette école ou cet établissement.
  (Les directions des écoles et des établissements de formation doivent apporter leur collaboration au contrôle de l'inscription et de la régularité de la fréquentation scolaire.
  Le fait de manquer à cette obligation peut donner lieu à l'application de sanctions à l'encontre des directions des écoles et des établissements de formation, en ce qui concerne les éléments pour lesquels ils ne dépendent pas de tiers.
  Les sanctions susvisées peuvent consister dans la répétition partielle des subventions ou des moyens de fonctionnement. Pour une première infraction, le remboursement s'élèvera tout au plus à 5 % des moyens ou subventions de fonctionnement de l'année scolaire précédente. Pour la deuxième infraction ou toute infraction suivante, le remboursement s'élèvera tout au plus à 10 % des moyens ou subventions de fonctionnement de l'année scolaire précédente.
  Le Gouvernement flamand fixe les modalités de constatation des infractions et d'application des sanctions. L'arrêté dont il est question garantira les droits de la défense.) )
  § 2. (Le Gouvernement flamand règle le contrôle de l'inscription des mineurs soumis à l'obligation scolaire.)
  § 3. [1 Le Gouvernement flamand règle le contrôle de la régularité de la fréquentation scolaire des élèves soumis à l'obligation scolaire et fixe les motifs d'absence qui peuvent être admis comme valables.]1
  § 4. [1 ...]1
  (§ 5. Le cas échéant, les personnes exerçant l'autorité parentale ou assumant de droit ou de fait la garde de l'élève mineur, sont tenues d'assurer que l'élève remplit la condition visée à l'article 1er, § 2bis, en matière d'apprentissage sur le lieu du travail. Le Gouvernement flamand règle le contrôle de l'observation de cette obligation.
  Les directions d'école et directions d'institutions de formation sont tenues d'apporter, aux conditions fixées par le Gouvernement flamand, leur collaboration au contrôle de la participation régulière de l'élève en obligation scolaire à temps partiel à l'apprentissage sur le lieu du travail.)
Art. 3 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  § 1. Behoudens ingeval van huisonderwijs, zij de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of de leerplichtige in rechte ot in feite onder hun bewaring hebben, verplicht ervoor te zorgen dat deze voor de duur van de leerplicht als leerling van een school of vormingsinstelling is ingeschreven en die school of instelling geregeld bezoekt.
  (...)
  § 2. [1 Als de leerplichtige minderjarige ingeschreven is in een school of een opleidingsinstelling die buiten het Duitse taalgebied ligt, dienen de personen belast met de opvoeding elk schooljaar, uiterlijk op 1 oktober, een door de school of de opleidingsinstelling uitgereikt inschrijvingsbevestiging in bij de onderwijsinspectie. Als de leerplichtige minderjarige na 1 oktober ingeschreven wordt, wordt de inschrijvingsbevestiging binnen 14 dagen bij de onderwijsinspectie ingediend. Als de inschrijvingsbevestiging niet in het Duits, het Frans of het Nederlands is opgesteld, wordt er een vertaling van een beëdigd vertaler bijgevoegd.
   De bevestiging vermeld in het eerste lid hoeft niet te worden ingediend als de leerplichtige minderjarige ingeschreven is in een school of opleidingsinstelling in een territoriale entiteit waarmee een overeenkomst over de uitwisseling van gegevens in het kader van het toezicht op de naleving van de leerplicht bestaat. De Regering stelt de lijst van die territoriale entiteiten op.
   Voorliggende paragraaf is van toepassing, onverminderd artikel 93.59 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen en onverminderd de artikelen 8 tot 12 van de gecoördineerde wetten van 20 augustus 1957 op het lager onderwijs.]1

  § 3. (...)
  
Art. 3 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
  § 1er. Sauf le cas d'enseignement à domicile, les personnes investies de la puissance parentale ou qui assument la garde en droit ou en fait du mineur soumis à l'obligation scolaire, sont tenues de veiller à ce que, pendant la durée de l'obligation scolaire, celui-ci soit inscrit comme élève d'une école ou d'un établissement de formation et fréquente régulièrement cette école ou cet établissement.
  (...) )
  § 2. [1 Si le mineur soumis à l'obligation scolaire est inscrit dans une école ou un établissement de formation qui ne se trouve pas dans la région de langue allemande, les personnes chargées de l'éducation remettent à l'inspection scolaire, avant le 1er octobre de chaque année scolaire, une confirmation d'inscription établie par ladite école ou ledit établissement de formation. Si le mineur soumis à l'obligation scolaire est inscrit après le 1er octobre, la confirmation d'inscription doit être remise à l'inspection scolaire dans un délai de quatorze jours. Si la confirmation d'inscription n'est pas rédigée en langue allemande, française ou néerlandaise, elle sera accompagnée d'une traduction effectuée par un traducteur juré.
   La confirmation mentionnée à l'alinéa 1er ne doit pas être remise si le mineur soumis à l'obligation scolaire est inscrit dans une école ou un établissement de formation situé dans une entité territoriale avec laquelle il existe un accord sur l'échange de données concernant le contrôle de l'obligation scolaire. Le Gouvernement établit la liste de ces entités territoriales.
   Le présent paragraphe s'applique sans préjudice de l'article 93.59 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées et des articles 8 à 12 des lois coordonnées du 20 août 1957 sur l'enseignement primaire.]1

  § 3. (...) )
  
Art. 4. Het aan elke gewone kleuter- of lagere school, die onderworpen is aan het stelsel van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957, verboden, zonder geldige reden, na verloop van het laatste lesuur van de dertigste dag van het schooljaar, een leerling te aanvaarden die in een gewone kleuter- of lagere school of in een wijkafdeling met afzonderlijke telling geldig was ingeschreven.
  De Minister van Onderwijs beoordeelt de geldigheid van de ingeroepen redenen. Hij kan een aantal regelen voor deze beoordeling bepalen en de toepassing ervan overlaten aan de diensten die hij aanwijst.
Art.4. Il est interdit à toute école maternelle ou primaire ordinaire, soumise au régime des lois sur l'enseignement primaire, coordonnées le 20 août 1957, d'accepter sans raison valable, après la dernière heure de cours du trentième jour de l'année scolaire, un élève qui était régulièrement inscrit dans une autre école maternelle ou primaire ordinaire ou dans une autre implantation d'une telle école bénéficiant du comptage séparé.
  Le Ministre de l'Education nationale apprécie la validité des raisons invoquées. Il peut fixer un certain nombre de règles qui fondent cette appréciation et en confier l'application aux services qu'il désigne.
Art. 4 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  (NOTA : Opgeheven voor wat het basisonderwijs betreft ; DDG 1999-04-26/67, art. 83, § 1, 3°, 010; Inwerkingtreding : 20-08-1999)
  Het aan elke gewone kleuter- of lagere school, die onderworpen is aan het stelsel van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957, verboden, zonder geldige reden, na verloop van het laatste lesuur van de dertigste dag van het schooljaar, een leerling te aanvaarden die in een gewone kleuter- of lagere school of in een wijkafdeling met afzonderlijke telling geldig was ingeschreven.
  De Minister van Onderwijs beoordeelt de geldigheid van de ingeroepen redenen. Hij kan een aantal regelen voor deze beoordeling bepalen en de toepassing ervan overlaten aan de diensten die hij aanwijst.
Art. 4 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
  (NOTE : Abrogé en ce qui concerne l'enseignement fondamental ; DCG 1999-04-26/67, art. 83, § 1, 3°, 010; En vigueur : 20-08-1999)
  Il est interdit à toute école maternelle ou primaire ordinaire, soumise au régime des lois sur l'enseignement primaire, coordonnées le 20 août 1957, d'accepter sans raison valable, après la dernière heure de cours du trentième jour de l'année scolaire, un élève qui était régulièrement inscrit dans une autre école maternelle ou primaire ordinaire ou dans une autre implantation d'une telle école bénéficiant du comptage séparé.
  Le Ministre de l'Education nationale apprécie la validité des raisons invoquées. Il peut fixer un certain nombre de règles qui fondent cette appréciation et en confier l'application aux services qu'il désigne.
Art. 4 _VLAAMS_GEMEENSCHAP.
  (Nota : opgeheven voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)
  Het aan elke gewone kleuter- of lagere school, die onderworpen is aan het stelsel van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957, verboden, zonder geldige reden, na verloop van het laatste lesuur van de dertigste dag van het schooljaar, een leerling te aanvaarden die in een gewone kleuter- of lagere school of in een wijkafdeling met afzonderlijke telling geldig was ingeschreven.
  De Minister van Onderwijs beoordeelt de geldigheid van de ingeroepen redenen. Hij kan een aantal regelen voor deze beoordeling bepalen en de toepassing ervan overlaten aan de diensten die hij aanwijst.
Art. 4 _COMMUNAUTE_FLAMANDE.
  (NOTE : abrogé en ce qui concerne l'enseignement fondamental; DCFL 1997-02-25/38, art. 182, En vigueur : 01-09-1997)
  Il est interdit à toute école maternelle ou primaire ordinaire, soumise au régime des lois sur l'enseignement primaire, coordonnées le 20 août 1957, d'accepter sans raison valable, après la dernière heure de cours du trentième jour de l'année scolaire, un élève qui était régulièrement inscrit dans une autre école maternelle ou primaire ordinaire ou dans une autre implantation d'une telle école bénéficiant du comptage séparé.
  Le Ministre de l'Education nationale apprécie la validité des raisons invoquées. Il peut fixer un certain nombre de règles qui fondent cette appréciation et en confier l'application aux services qu'il désigne.
Art. 5. § 1. De politierechtbank neemt kennis, op vordering van het openbaar ministerie, van de inbreuken op de verplichtingen opgelegd bij of krachtens de artikelen 1, 2 en 3 van deze wet die werden gepleegd door personen die de ouderlijke macht uitoefenen of in rechte of in feite de leerplichtige onder hun bewaring hebben.
  Deze inbreuken worden gestraft met een geldboete van 1 tot 25 frank voor elke minderjarige waarvoor een inbreuk wordt vastgesteld.
  Bij herhaling kunnen de geldboeten worden verdubbeld of kan een gevangenisstraf van één dag tot één maand worden uitgesproken.
  Opdat er herhaling zij, volstaat het dat de vervolgde persoon in de twee vorige jaren reeds tenminste éénmaal werd veroordeeld krachtens een bepaling van deze wet, voor afwezigheden van dezelfde minderjarige.
  § 2. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek uitgezonderd hoofdstuk V maar met inbegrip van hoofdstuk VII zijn van toepassing op de bij deze wet bepaalde overtredingen.
  § 3. De tenuitvoerlegging van het vonnis ter verwijzing in een geldboete of een gevangenisstraf, kan echter worden uitgesteld over een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum van het vonnis.
  Het toekennen van dit uitstel moet mogelijk maken vast te stellen dat de wettelijke verplichting werd nageleefd in die periode. De veroordeling wordt als niet bestaande beschouwd, zo de veroordeelde tijdens die periode de wetgeving op de leerplicht naleeft.
  § 4. Het openbaar ministerie kan inbreuken op de verplichtingen van deze wet die werden begaan door de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of in rechte of in feite de leerplichtige onder hun bewaring hebben voorleggen aan de jeugdrechtbank, die maatregelen kan bevelen ten aanzien van de ouders, zoals voorzien in de wet van 8 april 1965 op de jeugdbescherming.
  § 5. Dit artikel doet geen afbreuk aan de procedure voorzien in de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon onderwijs.
Art.5. § 1er. Le tribunal de police connaît, sur réquisition du ministère public, des infractions aux obligations imposées par les articles 1er, 2 et 3 de la présente loi ou en vertu de ceux-ci, commises par les personnes investies de la puissance parentale ou qui assument la garde en droit ou en fait du mineur soumis à l'obligation scolaire.
  Ces infractions sont punissables d'une amende de 1 à 25 francs pour chaque mineur dans le chef duquel l'infraction est constatée.
  En cas de récidive, les amendes peuvent être doublées ou une peine d'emprisonnement d'un jour à un mois peut être prononcée.
  Pour qu'il y ait récidive, il suffit que la personne poursuivie ait déjà été condamnée une fois au moins au cours des deux années précédentes, en vertu d'une disposition de la présente loi, pour les absences du même mineur.
  § 2. Les dispositions du livre premier du Code pénal, excepté le chapitre V mais en ce compris le chapitre VII, sont d'application pour les infractions réprimées par la présente loi.
  § 3. L'exécution du jugement qu'il s'agisse d'une amende ou d'une peine d'emprisonnement, peut toutefois être différée pour un terme de six mois à compter à partir de la date du jugement.
  L'octroi de ce délai doit permettre de constater que l'obligation légale est respectée au cours de cette période. La condamnation sera réputée nulle et non avenue lorsque, au cours de ce délai, le condamné respecte la législation sur l'obligation scolaire.
  § 4. En cas d'infractions aux obligations imposées par la présente loi, commises par les personnes investies de la puissance parentale ou qui assument la garde en droit ou en fait du mineur soumis à l'obligation scolaire, le Ministre public peut saisir le tribunal de la jeunesse qui peut ordonner des mesures à l'égard des parents, prévues par la loi du 8 avril 1965, relative à la protection de la jeunesse.
  § 5. Le présent article ne porte pas préjudice à la procédure prévue par la loi du 6 juillet 1970 sur l'enseignement spécial.
Art. 5 _VLAAMS_GEMEENSCHAP.
  § 1. De politierechtbank neemt kennis, op vordering van het openbaar ministerie, van de inbreuken op de verplichtingen opgelegd bij of krachtens de artikelen 1, 2 en 3 van deze wet die werden gepleegd door personen die de ouderlijke macht uitoefenen of in rechte of in feite de leerplichtige onder hun bewaring hebben.
  Deze inbreuken worden gestraft met een geldboete van 1 tot 25 frank voor (elke minderjarige) waarvoor een inbreuk wordt vastgesteld.
  Bij herhaling kunnen de geldboeten worden verdubbeld of kan een gevangenisstraf van één dag tot één maand worden uitgesproken.
  Opdat er herhaling zij, volstaat het dat de vervolgde persoon in de twee vorige jaren reeds tenminste éénmaal werd veroordeeld krachtens een bepaling van deze wet, voor afwezigheden van dezelfde minderjarige.
  § 2. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek uitgezonderd hoofdstuk V maar met inbegrip van hoofdstuk VII zijn van toepassing op de bij deze wet bepaalde overtredingen.
  § 3. De tenuitvoerlegging van het vonnis ter verwijzing in een geldboete of een gevangenisstraf, kan echter worden uitgesteld over een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum van het vonnis.
  Het toekennen van dit uitstel moet mogelijk maken vast te stellen dat de wettelijke verplichting werd nageleefd in die periode. De veroordeling wordt als niet bestaande beschouwd, zo de veroordeelde tijdens die periode de wetgeving op de leerplicht naleeft.
  § 4. Het openbaar ministerie kan inbreuken op de verplichtingen van deze wet die werden begaan door de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of in rechte of in feite de leerplichtige onder hun bewaring hebben voorleggen aan de jeugdrechtbank, die maatregelen kan bevelen ten aanzien van de ouders, zoals voorzien in de wet van 8 april 1965 op de jeugdbescherming.
  § 5. Dit artikel doet geen afbreuk aan de procedure voorzien in [1 de bepalingen van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]1.
Art. 5 _COMMUNAUTE_FLAMANDE.
  § 1er. Le tribunal de police connaît, sur réquisition du ministère public, des infractions aux obligations imposées par les articles 1er, 2 et 3 de la présente loi ou en vertu de ceux-ci, commises par les personnes investies de la puissance parentale ou qui assument la garde en droit ou en fait du mineur soumis à l'obligation scolaire.
  Ces infractions sont punissables d'une amende de 1 à 25 francs pour (chaque personne soumise à l'obligation scolaire) dans le chef duquel l'infraction est constatée.
  En cas de récidive, les amendes peuvent être doublées ou une peine d'emprisonnement d'un jour à un mois peut être prononcée.
  Pour qu'il y ait récidive, il suffit que la personne poursuivie ait déjà été condamnée une fois au moins au cours des deux années précédentes, en vertu d'une disposition de la présente loi, pour les absences du même mineur
  § 2. Les dispositions du livre premier du Code pénal, excepté le chapitre V mais en ce compris le chapitre VII, sont d'application pour les infractions réprimées par la présente loi.
  § 3. L'exécution du jugement qu'il s'agisse d'une amende ou d'une peine d'emprisonnement, peut toutefois être différée pour un terme de six mois à compter à partir de la date du jugement.
  L'octroi de ce délai doit permettre de constater que l'obligation légale est respectée au cours de cette période. La condamnation sera réputée nulle et non avenue lorsque, au cours de ce délai, le condamné respecte la législation sur l'obligation scolaire.
  § 4. En cas d'infractions aux obligations imposées par la présente loi, commises par les personnes investies de la puissance parentale ou qui assument la garde en droit ou en fait du mineur soumis à l'obligation scolaire, le Ministre public peut saisir le tribunal de la jeunesse qui peut ordonner de s mesures à l'égard des parents, prévues par la loi du 8 avril 1965, relative à la protection de la jeunesse.
  § 5. Le présent article ne porte pas préjudice à la procédure prévue par [1 les dispositions de la codification relative à l'enseignement secondaire]1.
  
HOOFDSTUK II. - Aanvullende en wijzigingsbepalingen.
CHAPITRE II. - Disposition modificatives et complémentaires.
Art. 6. Aan de leerlingen die het gewoon of buitengewoon lager onderwijs met vrucht voltooien wordt een bewijs van basisonderwijs uitgereikt.
  Hetzelfde bewijs wordt uitgereikt aan leerlingen die het lager onderwijs niet maar het eerste jaar van het secundair onderwijs wel met vrucht hebben beëindigd.
  De Koning regelt de vorm en de vereisten tot aflevering van dit bewijs.
Art.6. Un certificat d'études de base est délivré aux élèves qui ont achevé avec fruit l'enseignement primaire, ordinaire, ou spécial.
  Le même certificat est délivré aux élèves qui sans avoir terminé avec fruit l'enseignement primaire, ont suivi avec fruit la première année de l'enseignement secondaire.
  Le Roi peut déterminer la forme et les règles de délivrance de ce certificat.
Art. 6 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  (NOTA : Voor de Duitstalige Gemeenschap wordt artikel 6, wat betreft het gewoon basisonderwijs, opgeheven bij DDG 1999-04-26/67, art. 83, § 3, 010; Inwerkingtreding : onbepaald )
  Aan de leerlingen die het gewoon of buitengewoon lager onderwijs met vrucht voltooien wordt een bewijs van basisonderwijs uitgereikt.
  Hetzelfde bewijs wordt uitgereikt aan leerlingen die het lager onderwijs niet maar het eerste jaar van het secundair onderwijs wel met vrucht hebben beëindigd.
  De Koning regelt de vorm en de vereisten tot aflevering van dit bewijs
Art. 6 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
  (NOTE : Pour la Communauté germanophone, l'article 6 est abrogé, en ce qui concerne l'enseignement fondamental ordinaire, par DCG 1999-04-26/67, art. 83, § 3, 010; En vigueur : indéterminée )
  Un certificat d'études de base est délivré aux élèves qui ont achevé avec fruit l'enseignement primaire, ordinaire, ou spécial.
  Le même certificat est délivré aux élèves qui sans avoir terminé avec fruit l'enseignement primaire, ont suivi avec fruit la première année de l'enseignement secondaire.
  Le Roi peut déterminer la forme et les règles de délivrance de ce certificat.
Art. 6 _VLAAMS_GEMEENSCHAP.
  (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)
  Aan de leerlingen die het gewoon of buitengewoon lager onderwijs met vrucht voltooien wordt een bewijs van basisonderwijs uitgereikt.
  Hetzelfde bewijs wordt uitgereikt aan leerlingen die het lager onderwijs niet maar het eerste jaar van het secundair onderwijs wel met vrucht hebben beëindigd.
  De Koning regelt de vorm en de vereisten tot aflevering van dit bewijs
Art. 6 _COMMUNAUTE_FLAMANDE.
  (NOTE : abrogé pour la Communauté flamande en ce qui concerne l'enseignement fondamental; DCFL 1997-02-25/38, art. 182, En vigueur : 01-09-1997)
  Un certificat d'études de base est délivré aux élèves qui ont achevé avec fruit l'enseignement primaire, ordinaire, ou spécial.
  Le même certificat est délivré aux élèves qui sans avoir terminé avec fruit l'enseignement primaire, ont suivi avec fruit la première année de l'enseignement secondaire.
  Le Roi peut déterminer la forme et les règles de délivrance de ce certificat.
Art. 7. De Koning kan de studiebewijzen en hun eventuele gelijkwaardigheid met andere diploma's of getuigschriften bepalen, uitgereikt na :
  - de eerste, de tweede en de derde graad en de lagere en hogere cyclus van het secundair beroepsonderwijs;
  - bepaalde vormen van onderwijs met beperkt leerplan.
Art.7. Le Roi détermine les certificats d'études et leur éventuelle équivalence avec d'autres diplômes ou certificats, délivrés après :
  _ les premier, deuxième et troisième degrés et les cycles inférieur et supérieur de l'enseignement secondaire professionnel;
  _ certaines formes d'enseignement à horaire réduit.
Art. 7 _FRANSE_GEMEENSCHAP.
  De Koning kan de studiebewijzen en hun eventuele gelijkwaardigheid met andere diploma's of getuigschriften bepalen, uitgereikt na :
  - (...) de tweede en de derde graad en de lagere en hogere cyclus van het secundair beroepsonderwijs;
  - bepaalde vormen van onderwijs met beperkt leerplan.
Art. 7 _COMMUNAUTE_FRANCAISE.
  Le Roi détermine les certificats d'études et leur éventuelle équivalence avec d'autres diplômes ou certificats, délivrés après :
  _ les (...) deuxième et troisième degrés et les cycles inférieur et supérieur de l'enseignement secondaire professionnel;
  _ certaines formes d'enseignement à horaire réduit.
Art. 7 _VLAAMS_GEMEENSCHAP.
  (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997) De Koning kan de studiebewijzen en hun eventuele gelijkwaardigheid met andere diploma's of getuigschriften bepalen, uitgereikt na :
  - de eerste, de tweede en de derde graad en de lagere en hogere cyclus van het secundair beroepsonderwijs;
  - bepaalde vormen van [1 deeltijds beroepssecundair onderwijs]1.
Art. 7 _COMMUNAUTE_FLAMANDE.   (NOTE : abrogé pour la Communauté flamande en ce qui concerne l'enseignement fondamental; DCFL 1997-02-25/38, art. 182, En vigueur : 01-09-1997) Le Roi détermine les certificats d'études et leur éventuelle équivalence avec d'autres diplômes ou certificats, délivrés après :  _ les premier, deuxième et troisième degrés et les cycles inférieur et supérieur de l'enseignement secondaire professionnel;  _ certaines formes d'[1 enseignement secondaire professionnel à temps partiel]1.  
Art.8.
  (NOTE : abrogé pour la Communauté flamande en ce qui concerne l'enseignement fondamental; DCFL 1997-02-25/38, art. 182, En vigueur : 01-09-1997)
Art.9.
  (NOTE : abrogé pour la Communauté flamande en ce qui concerne l'enseignement fondamental; DCFL 1997-02-25/38, art. 182, En vigueur : 01-09-1997)
Art. 10. § 1. <wijzigingsbepaling>
  § 2. Aan de titel VI : "De overeenkomst voor tewerkstelling van studenten" van de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978, wordt een artikel 130bis toegevoegd, luidend als volgt : "....."
Art.10. § 1.
  § 2. Le titre VI : "Le contrat d'occupation d'étudiants" de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail est complété par un article 130bis libellé comme suit : "....."
Art. 11. <wijzigingsbepaling>
Art.11.
Art. 12. <wijzigingsbepaling>
Art.12.
Art. 13. <wijzigingsbepaling>
Art.13.
Art.14.
  (NOTE : abrogé pour la Communauté flamande en ce qui concerne l'enseignement fondamental; DCFL 1997-02-25/38, art. 182, En vigueur : 01-09-1997)
HOOFDSTUK III. _ Opheffingsbepalingen.
CHAPITRE III. - Dispositions abrogatoires.
Art.15.
  (NOTE : abrogé pour la Communauté flamande en ce qui concerne l'enseignement fondamental; DCFL 1997-02-25/38, art. 182, En vigueur : 01-09-1997)
  (NOTE : Pour la Communauté française, les paragraphes 2 et 3, sont remplacés par les dispositions suivantes :
  " § 2. Dans le cadre de l'application de l'article 3, § 2, le Gouvernement détermine lesquelles des dispositions des articles 8, 9 et 12 des lois sur l'enseignement primaire, coordonnées le 20 août 1957, sont abrogées.
  § 3. Dans le cadre de l'application de l'article 3, § 3, alinéa 2, le Gouvernement détermine lesquelles des dispositions de l'article 10 des lois sur l'enseignement primaire, coordonnées le 20 août 1957, sont abrogées. " (DCFR 1993-12-27/43, art. 6, 004; En vigueur : 01-01-1994))
HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding.
CHAPITRE IV. - Entrée en vigueur.
Art. 16. Met uitzondering van :
  1° de nieuwe bepaling die door artikel 8 is vastgesteld ter vervanging van artikel 12, derde lid, van de wet van 29 mei 1959, en waarvan de datum van inwerkingtreding, door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, wordt bepaald;
  2° de adviezen, bedoeld in artikel 1, § 4, die met ingang van het schooljaar 1984-1985 zijn vereist,
  treedt deze wet in werking op 1 september 1983. Evenwel :
  1° zijn de minderjarigen die geboren zijn vóór 1 januari 1968, of die in het schooljaar 1982-1983 de school reeds verlaten hebben, niet onderworpen aan de bepalingen van deze wet;
  2° zijn de minderjarigen die geboren zijn in het jaar 1968 en in het schooljaar 1982-1983 de school nog niet hebben verlaten, onderworpen aan de bepalingen van deze wet, tot ze ten minste twee jaren secundair onderwijs met volledig leerplan hebben beëindigd;
  3° zijn aan de minderjarigen die geboren zijn in het jaar 1969 onderworpen aan de bepalingen van deze wet, tot het einde van het schooljaar, dat eindigt in het jaar waarin ze de leeftijd van zeventien jaar bereiken, tenzij de inwerkingtreding van deze bepaling bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit wordt verdaagd tot 1 september 1985.
Art.16. A l'exception :
  1° de la nouvelle disposition fixée par l'article 8 en remplacement de l'article 12, troisième alinéa, de la loi du 29 mai 1959 et dont la date d'entrée en vigueur sera déterminée par arrêté royal délibéré en Conseil des Ministres;
  2° des avis visés à l'article 1er, § 4, qui sont requis à partir de l'année scolaire 1984-1985,
  la présente loi entre en vigueur le 1er septembre 1983. Cependant :
  1° les mineurs qui sont nés avant le 1er janvier 1968 ou qui ont déjà quitté l'école en 1982-1983, ne sont pas soumis aux dispositions de la présente loi;
  2° les mineurs qui sont nés en 1968 et qui n'ont pas encore quitte l'école en 1982-1983 sont soumis aux dispositions de la présente loi jusqu'au moment où ils auront terminé au moins deux années d'enseignement secondaire de plein exercice;
  3° les mineurs qui sont nés en 1969 sont soumis aux dispositions de la présente loi, jusqu'à la fin de l'année scolaire qui se termine au cours de l'année pendant laquelle ils atteignent l'âge de dix-sept ans, à moins que l'entrée en vigueur de cette disposition soit remise au 1er septembre 1985 par un arrêté royal, délibéré en Conseil des Ministres.
Art. 16 _VLAAMS_GEMEENSCHAP.
  (Nota : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)
  Met uitzondering van :
  1° de nieuwe bepaling die door artikel 8 is vastgesteld ter vervanging van artikel 12, derde lid, van de wet van 29 mei 1959, en waarvan de datum van inwerkingtreding, door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, wordt bepaald;
  2° de adviezen, bedoeld in artikel 1, § 4, die met ingang van het schooljaar 1984-1985 zijn vereist,
  treedt deze wet in werking op 1 september 1983. Evenwel :
  1° zijn de minderjarigen die geboren zijn vóór 1 januari 1968, of die in het schooljaar 1982-1983 de school reeds verlaten hebben, niet onderworpen aan de bepalingen van deze wet;
  2° zijn de minderjarigen die geboren zijn in het jaar 1968 en in het schooljaar 1982-1983 de school nog niet hebben verlaten, onderworpen aan de bepalingen van deze wet, tot ze ten minste twee jaren [1 voltijds secundair onderwijs]1 hebben beëindigd;
  3° zijn aan de minderjarigen die geboren zijn in het jaar 1969 onderworpen aan de bepalingen van deze wet, tot het einde van het schooljaar, dat eindigt in het jaar waarin ze de leeftijd van zeventien jaar bereiken, tenzij de inwerkingtreding van deze bepaling bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit wordt verdaagd tot 1 september 1985.
  
Art. 16 _COMMUNAUTE_FLAMANDE.
  (NOTE : abrogé pour la Communauté flamande en ce qui concerne l'enseignement fondamental; DCFL 1997-02-25/38, art. 182, En vigueur : 01-09-1997)
  A l'exception :
  1° de la nouvelle disposition fixée par l'article 8 en remplacement de l'article 12, troisième alinéa, de la loi du 29 mai 1959 et dont la date d'entrée en vigueur sera déterminée par arrêté royal délibéré en Conseil des Ministres;
  2° des avis visés à l'article 1er, § 4, qui sont requis à partir de l'année scolaire 1984-1985,
  la présente loi entre en vigueur le 1er septembre 1983. Cependant :
  1° les mineurs qui sont nés avant le 1er janvier 1968 ou qui ont déjà quitté l'école en 1982-1983, ne sont pas soumis aux dispositions de la présente loi;
  2° les mineurs qui sont nés en 1968 et qui n'ont pas encore quitte l'école en 1982-1983 sont soumis aux dispositions de la présente loi jusqu'au moment où ils auront terminé au moins deux années d'[1 enseignement secondaire à temps plein]1;
  3° les mineurs qui sont nés en 1969 sont soumis aux dispositions de la présente loi, jusqu'à la fin de l'année scolaire qui se termine au cours de l'année pendant laquelle ils atteignent l'âge de dix-sept ans, à moins que l'entrée en vigueur de cette disposition soit remise au 1er septembre 1985 par un arrêté royal, délibéré en Conseil des Ministres.