Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
30 JUNI 1981. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding en tot uitvoering van sommige artikelen van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1984 en tekstbijwerking tot 12-01-2002)
Titre
30 JUIN 1981. - Arrêté royal fixant l'entrée en vigueur et pris en exécution de certains articles de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 01-01-1984 et mise à jour au 12-01-2002)
Informations sur le document
Numac: 1981001049
Datum: 1981-06-30
Info du document
Numac: 1981001049
Date: 1981-06-30
Tekst (11)
Texte (11)
Artikel 1. Treden in werking op 1 juli 1981, de bepalingen van de artikelen 26, 35, 36 en 37 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.
Article 1. Entrent en vigueur le 1er juillet 1981 les dispositions des articles 26, 35, 36 et 37 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés.
Art.2. <KB 2000-07-20/42, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-04-1999> § 1. De werkgevers bedoeld bij de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden die onderworpen zijn aan het geheel van de stelsels voor rust- en overlevingspensioenen van de werknemers, de invaliditeitspensioenen, de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering (sector gezondheidszorgen), de arbeidsvoorziening en werkloosheid de kinderbijslag voor werknemers, de beroepsziekten en de arbeidsongevallen, genieten vanaf 1 april 1999 een vermindering van de bijdragen, voor het geheel van bovenvermelde regelingen voor de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden, overeenkomstig volgende principes :
1° voor de voltijdse werknemers met volledige prestaties wordt de bijdragevermindering, zes jaar na de inwerkingtreding van dit artikel, gelijk aan :
- i voor de werknemers met een loon kleiner dan een eerste loongrens of met een loon groter dan een derde loongrens : een forfaitair bedrag van F* per kwartaal;
- ii voor de werknemers met een loon groter dan of gelijk aan de eerste loongrens en kleiner dan of gelijk aan een tweede loongrens : een forfaitair bedrag van 29.706 BEF per kwartaal;
- iii voor de werknemers met een loon groter dan de tweede en kleiner dan of gelijk aan de derde loongrens : een bedrag dat lineair daalt in functie van het loon van de werknemer van 29.706 BEF tot het bedrag F*;
(Het bovengemeld bedrag van 29 706 BEF, kan, bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, verhoogd worden, zonder dat dit evenwel hoger mag zijn dan 37 706 BEF.) <KB 2001-10-29/40, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
2° het omschreven eindstelsel, van toepassing zes jaar na de inwerkingtreding van dit artikel, wordt als volgt bereikt :
- i voor de werknemers met een loon kleiner dan een eerste loongrens of met een loon groter dan een derde loongrens wordt een forfaitaire basisvermindering per kwartaal toegekend, die, vanaf een basisbedrag van 8.170 BEF, jaarlijks evenredig verhoogd wordt om na zes jaar het bedrag F* te bereiken;
- ii voor de werknemers met een loon groter dan de eerste loongrens en kleiner dan of gelijk aan de tweede loongrens wordt de lastenverlaging gelijk aan 29.706 BEF (of aan het bedrag verhoogde overeenkomstig § 1, 1°, tweede lid) per kwartaal; <KB 2001-10-29/40, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
- iii voor de werknemers met een loon groter dan de tweede loongrens en kleiner dan of gelijk aan de derde loongrens, wordt een in functie van het loon forfaitaire bijdragevermindering toegekend, waarbij over (een periode van maximaal zes jaar) geleidelijk zal worden overgegaan naar de in functie van het loon gelineariseerde vermindering zoals omschreven in 1°, iii. <KB 2001-10-29/40, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
De vermindering wordt verrekend bij de storting van de sociale zekerheidsbijdragen;
3° voor voltijdse werknemers met onvolledige prestaties en deeltijdse werknemers wordt voornoemde lastenverlaging proportioneel toegekend, mits een ondergrens inzake arbeidsprestaties wordt overschreden. Via een voor de voltijdse werknemers met onvolledige prestaties en deeltijdse werknemers eenvormige toeslag, kan van een bijdragevermindering, die strikt proportioneel is met de geleverde arbeidsprestaties, afgeweken worden zonder dat daarbij de bijdragevermindering in geval van volledige prestaties overschreden kan worden;
4° (Het bedrag F* wordt jaarlijks vastgelegd bij een in Ministerraad overlegd besluit. Voor het eerste jaar, ingaand op 1 april 1999, wordt het bedrag vastgelegd op 16 025 BEF per kwartaal. Elk jaar, vóór 30 september, evalueren de sociale gesprekspartners in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad de globale evolutie van de lonen, de vormingsinspanningen en de werkgelegenheid. Indien die globale evaluatie niet positief is, wordt het bedrag F* dat van toepassing is vanaf het tweede kwartaal van het daaropvolgende kalenderjaar verminderd voor die sectoren of ondernemingen waarvan de inspanningen inzake vorming en tewerkstelling als onvoldoende beoordeeld worden. De Koning stelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, dit verminderd bedrag F* vast, alsook de criteria en de modaliteiten voor het vaststellen van de onvoldoende inspanning inzake vorming en werkgelegenheid.) <KB 2001-10-29/40, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
(5° De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, bij het vaststellen van het bedrag F* en het verminderd bedrag F* bedoeld in 4°, rekening houden met toepassingsmodaliteiten voorgesteld in het interprofessioneel akkoord dat tweejaarlijks kan afgesloten worden tussen de sociale gesprekspartners. Te dien einde kan Hij, bij in Ministerraad overlegd besluit, voor de geldigheidsduur van dit interprofessioneel akkoord, afwijken van de bepalingen van § 1, 1° tot 4°.) <KB 2001-10-29/40, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
§ 2. De verhoging van de bijdragevermindering voorzien in 1°, 2° en 3° van § 1, waarop een werkgever recht heeft, kan geheel of gedeeltelijk worden ingehouden voor de werkgevers die, zonder rechtvaardiging, hun verplichtingen niet nakomen inzake de betaling van sociale zekerheidsbijdragen, inzake het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces of die worden schuldig bevonden aan het doen of laten verrichten van arbeid door een werknemer waarvoor geen bijdragen werden betaald aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid - Cel mijnwerkers. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Nationale Arbeidsraad, nadere regelen tot uitvoering van deze inhouding.
§ 3. Het bedrag van de door dit artikel toegekende bijdragevermindering is beperkt tot het bedrag van de eventueel verschuldigde werkgeversbijdrage voor de regelingen bedoeld in artikel 2, §§ 3, 1° tot 5°, en 3bis, van voornoemde besluitwet van 10 januari 1945, bij artikel 56, 1° en 2°, van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, en bij artikel 59, 1°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. Wanneer de werkgever in hoofde van dezelfde werknemer verschillende types van bijdragevermindering kan toepassen, kan het totaal van deze verminderingen in geen geval groter zijn dan het bedrag van de patronale bijdragen die eventueel verschuldigd zijn ingevolge de regelingen bedoeld in artikel 2, §§ 3, 1° tot 5°, en 3bis, van voornoemde besluitwet van 10 januari 1945, bij artikel 56, 1° en 2°, van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, en bij artikel 59, 1°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. Zo dit zich zou voordoen, wordt de toegestane bijdragevermindering krachtens dit artikel herleid tot hetgeen verschuldigd is.
1° voor de voltijdse werknemers met volledige prestaties wordt de bijdragevermindering, zes jaar na de inwerkingtreding van dit artikel, gelijk aan :
- i voor de werknemers met een loon kleiner dan een eerste loongrens of met een loon groter dan een derde loongrens : een forfaitair bedrag van F* per kwartaal;
- ii voor de werknemers met een loon groter dan of gelijk aan de eerste loongrens en kleiner dan of gelijk aan een tweede loongrens : een forfaitair bedrag van 29.706 BEF per kwartaal;
- iii voor de werknemers met een loon groter dan de tweede en kleiner dan of gelijk aan de derde loongrens : een bedrag dat lineair daalt in functie van het loon van de werknemer van 29.706 BEF tot het bedrag F*;
(Het bovengemeld bedrag van 29 706 BEF, kan, bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, verhoogd worden, zonder dat dit evenwel hoger mag zijn dan 37 706 BEF.) <KB 2001-10-29/40, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
2° het omschreven eindstelsel, van toepassing zes jaar na de inwerkingtreding van dit artikel, wordt als volgt bereikt :
- i voor de werknemers met een loon kleiner dan een eerste loongrens of met een loon groter dan een derde loongrens wordt een forfaitaire basisvermindering per kwartaal toegekend, die, vanaf een basisbedrag van 8.170 BEF, jaarlijks evenredig verhoogd wordt om na zes jaar het bedrag F* te bereiken;
- ii voor de werknemers met een loon groter dan de eerste loongrens en kleiner dan of gelijk aan de tweede loongrens wordt de lastenverlaging gelijk aan 29.706 BEF (of aan het bedrag verhoogde overeenkomstig § 1, 1°, tweede lid) per kwartaal; <KB 2001-10-29/40, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
- iii voor de werknemers met een loon groter dan de tweede loongrens en kleiner dan of gelijk aan de derde loongrens, wordt een in functie van het loon forfaitaire bijdragevermindering toegekend, waarbij over (een periode van maximaal zes jaar) geleidelijk zal worden overgegaan naar de in functie van het loon gelineariseerde vermindering zoals omschreven in 1°, iii. <KB 2001-10-29/40, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
De vermindering wordt verrekend bij de storting van de sociale zekerheidsbijdragen;
3° voor voltijdse werknemers met onvolledige prestaties en deeltijdse werknemers wordt voornoemde lastenverlaging proportioneel toegekend, mits een ondergrens inzake arbeidsprestaties wordt overschreden. Via een voor de voltijdse werknemers met onvolledige prestaties en deeltijdse werknemers eenvormige toeslag, kan van een bijdragevermindering, die strikt proportioneel is met de geleverde arbeidsprestaties, afgeweken worden zonder dat daarbij de bijdragevermindering in geval van volledige prestaties overschreden kan worden;
4° (Het bedrag F* wordt jaarlijks vastgelegd bij een in Ministerraad overlegd besluit. Voor het eerste jaar, ingaand op 1 april 1999, wordt het bedrag vastgelegd op 16 025 BEF per kwartaal. Elk jaar, vóór 30 september, evalueren de sociale gesprekspartners in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad de globale evolutie van de lonen, de vormingsinspanningen en de werkgelegenheid. Indien die globale evaluatie niet positief is, wordt het bedrag F* dat van toepassing is vanaf het tweede kwartaal van het daaropvolgende kalenderjaar verminderd voor die sectoren of ondernemingen waarvan de inspanningen inzake vorming en tewerkstelling als onvoldoende beoordeeld worden. De Koning stelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, dit verminderd bedrag F* vast, alsook de criteria en de modaliteiten voor het vaststellen van de onvoldoende inspanning inzake vorming en werkgelegenheid.) <KB 2001-10-29/40, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
(5° De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, bij het vaststellen van het bedrag F* en het verminderd bedrag F* bedoeld in 4°, rekening houden met toepassingsmodaliteiten voorgesteld in het interprofessioneel akkoord dat tweejaarlijks kan afgesloten worden tussen de sociale gesprekspartners. Te dien einde kan Hij, bij in Ministerraad overlegd besluit, voor de geldigheidsduur van dit interprofessioneel akkoord, afwijken van de bepalingen van § 1, 1° tot 4°.) <KB 2001-10-29/40, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
§ 2. De verhoging van de bijdragevermindering voorzien in 1°, 2° en 3° van § 1, waarop een werkgever recht heeft, kan geheel of gedeeltelijk worden ingehouden voor de werkgevers die, zonder rechtvaardiging, hun verplichtingen niet nakomen inzake de betaling van sociale zekerheidsbijdragen, inzake het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces of die worden schuldig bevonden aan het doen of laten verrichten van arbeid door een werknemer waarvoor geen bijdragen werden betaald aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid - Cel mijnwerkers. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Nationale Arbeidsraad, nadere regelen tot uitvoering van deze inhouding.
§ 3. Het bedrag van de door dit artikel toegekende bijdragevermindering is beperkt tot het bedrag van de eventueel verschuldigde werkgeversbijdrage voor de regelingen bedoeld in artikel 2, §§ 3, 1° tot 5°, en 3bis, van voornoemde besluitwet van 10 januari 1945, bij artikel 56, 1° en 2°, van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, en bij artikel 59, 1°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. Wanneer de werkgever in hoofde van dezelfde werknemer verschillende types van bijdragevermindering kan toepassen, kan het totaal van deze verminderingen in geen geval groter zijn dan het bedrag van de patronale bijdragen die eventueel verschuldigd zijn ingevolge de regelingen bedoeld in artikel 2, §§ 3, 1° tot 5°, en 3bis, van voornoemde besluitwet van 10 januari 1945, bij artikel 56, 1° en 2°, van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, en bij artikel 59, 1°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. Zo dit zich zou voordoen, wordt de toegestane bijdragevermindering krachtens dit artikel herleid tot hetgeen verschuldigd is.
Art.2. <AR 2000-07-20/42, art. 1, 006; En vigueur : 01-04-1999> § 1er. Les employeurs visés par l'arrêté-loi du 10 janvier 1945 concernant la sécurité sociale des ouvriers mineurs et assimilés qui sont assujettis à l'ensemble des régimes de pension de retraite et de survie des travailleurs salariés, des pensions d'invalidité, de l'assurance obligatoire contre la maladie et l'invalidité (secteur des soins de santé), de l'emploi et du chômage, des allocations familiales pour travailleurs salariés, des maladies professionnelles et des accidents du travail bénéficient à partir du 1er avril 1999, pour les ouvriers mineurs et assimilés, d'une réduction des cotisations relatives à l'ensemble des régimes susmentionnés, correspondant aux principes suivants :
1° pour les travailleurs à temps plein qui effectuent des prestations complètes, la réduction de cotisation correspond, six ans après l'entrée en vigueur du présent article, à :
- i pour les travailleurs avec un salaire inférieur à un premier plafond salarial ou avec un salaire supérieur à un troisième plafond salarial : un montant forfaitaire de F* par trimestre;
- ii pour les travailleurs avec un salaire supérieur ou égal au premier plafond salarial et inférieur ou égal à un deuxième plafond salarial : un montant forfaitaire de 29.706 BEF par trimestre;
- iii pour les travailleurs avec un salaire supérieur au deuxième et inférieur ou égal au troisième plafond salarial : un montant qui diminue de manière linéaire en fonction du salaire du travailleur de 29.706 BEF jusqu'au montant F*;
(Le montant de 29 706 BEF susmentionné peut être majoré par arrêté royal délibéré en Conseil des Ministres, sans qu'il ne puisse toutefois dépasser 37 706 BEF.) <AR 2001-10-29/40, art. 1, 007; En vigueur : 01-04-2000>
2° le régime final défini ci-dessus, qui est d'application six ans après l'entrée en vigueur du présent article, se réalise comme suit :
- i pour les travailleurs dont le salaire est inférieur à un premier plafond salarial ou supérieur à un troisième plafond salarial, une réduction forfaitaire de base est trimestriellement accordée, qui, à partir d'un montant de base de 8.170 BEF, est proportionnellement majorée sur base annuelle afin d'atteindre le montant F* après six ans;
- ii pour les travailleurs dont le salaire est supérieur au premier plafond salarial et inférieur ou égal au deuxième plafond salarial, la réduction globale des charges correspond à 29.706 BEF (ou au montant majoré conformément au § 1er, 1°, alinéa 2) par trimestre; <AR 2001-10-29/40, art. 1, 007; En vigueur : 01-04-2000>
- iii pour les travailleurs dont le salaire est supérieur au deuxième et inférieur ou égal au troisième plafond salarial, une réduction forfaitaire de cotisation est accordée en fonction du salaire, évoluant progressivement, sur une période de (maximum six ans), vers la réduction linéaire en fonction du salaire, telle que définie au point 1°, iii. <AR 2001-10-29/40, art. 1, 007; En vigueur : 01-04-2000>
La réduction est appliquée lors du versement des cotisations de sécurité sociale;
3° pour les travailleurs à temps plein effectuant des prestations incomplètes et les travailleurs à temps partiel, la réduction des charges précitée est accordée proportionnellement, pour autant qu'un seuil minimum en matière de prestations de travail soit dépassé. Tant pour les travailleurs à temps plein effectuant des prestations incomplètes que pour les travailleurs à temps partiel il est possible, moyennant une augmentation uniforme, de déroger à une réduction de cotisations strictement proportionnelle en fonction des prestations de travail fournies, sans pour autant pouvoir dépasser la réduction de cotisations en cas de prestations complètes;
4° (Le montant F* est fixé annuellement par un arrêté délibéré en Conseil des ministres. Pour la première année, qui prend cours le 1 avril 1999, le montant est fixé à 16 025 BEF par trimestre. Chaque année, avant le 30 septembre, les interlocuteurs sociaux évalueront au sein du Conseil central de l'économie et du Conseil national du Travail, l'évolution globale des salaires, et les efforts en matière de formation et d'emploi. Si l'évaluation globale n'est pas positive, le montant F* qui est d'application à partir du deuxième trimestre de l'année civile qui suit est réduit pour les secteurs ou entreprises dont les efforts en matière de formation et d'emploi sont jugés insuffisants. Le Roi fixe, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, ce montant F* réduit, ainsi que les critères et les modalités pour la constatation de l'effort insuffisant en matière de formation et d'emploi.) <AR 2001-10-29/40, art. 1, 007; En vigueur : 01-04-2000>
(5° Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, tenir compte lors de la fixation du montant F* et du montant F* réduit visé au 4°, des modalités d'application proposées par l'accord interprofessionnel qui peut être conclu tous les deux ans entre les interlocuteurs sociaux. A cette fin, Il peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, pour la durée de validité de cet accord interprofessionnel, déroger aux dispositions du § 1er, 1° à 4°.) <AR 2001-10-29/40, art. 1, 007; En vigueur : 01-04-2000>
§ 2. L'augmentation de la réduction prévue au 1°, 2° et 3° du § 1er à laquelle l'employeur a droit, peut être entièrement ou partiellement retenue pour les employeurs qui, sans justification, ne respectent pas leurs obligations en matière de paiement de cotisations de sécurité sociale, concernant l'arrêté royal n° 230 du 21 décembre 1983 relatif au stage et à l'insertion professionnelle des jeunes ou lorsqu'il est constaté qu'ils prestent ou font prester du travail au noir par un travailleur pour lequel aucune cotisation n'a été payée à l'Office national de Sécurité sociale - Cellule ouvriers mineurs. Le Roi détermine les modalités d'application de cette retenue par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, après avoir pris l'avis du Conseil national du Travail.
§ 3. Le montant de la réduction des cotisations accordée en vertu du présent article est limité au montant des cotisations patronales éventuellement dues pour les régimes visés à l'article 2, § 3, 1° à 5°, et § 3bis, de l'arrêté-loi précité du 10 janvier 1945, à l'article 56, 1° et 2°, des lois relatives à la réparation des dommages résultant des maladies professionnelles, coordonnées le 3 juin 1970, et à l'article 59, 1°, de la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail. Lorsque l'employeur peut cumuler dans le chef du même travailleur différents types de réductions de cotisations, le total desdites réductions ne peut en aucun cas être supérieur au montant des cotisations patronales éventuellement dues pour les régimes visés aux articles 2, § 3, 1° à 5°, et § 3bis, de l'arrêté-loi précité du 10 janvier 1945, à l'article 56, 1° et 2°, des lois relatives à la réparation des dommages résultant des maladies professionnelles, coordonnées le 3 juin 1970, et à l'article 59, 1°, de la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail, auquel cas le montant de la réduction des cotisations accordée en vertu du présent article est réduit à due concurrence.
1° pour les travailleurs à temps plein qui effectuent des prestations complètes, la réduction de cotisation correspond, six ans après l'entrée en vigueur du présent article, à :
- i pour les travailleurs avec un salaire inférieur à un premier plafond salarial ou avec un salaire supérieur à un troisième plafond salarial : un montant forfaitaire de F* par trimestre;
- ii pour les travailleurs avec un salaire supérieur ou égal au premier plafond salarial et inférieur ou égal à un deuxième plafond salarial : un montant forfaitaire de 29.706 BEF par trimestre;
- iii pour les travailleurs avec un salaire supérieur au deuxième et inférieur ou égal au troisième plafond salarial : un montant qui diminue de manière linéaire en fonction du salaire du travailleur de 29.706 BEF jusqu'au montant F*;
(Le montant de 29 706 BEF susmentionné peut être majoré par arrêté royal délibéré en Conseil des Ministres, sans qu'il ne puisse toutefois dépasser 37 706 BEF.) <AR 2001-10-29/40, art. 1, 007; En vigueur : 01-04-2000>
2° le régime final défini ci-dessus, qui est d'application six ans après l'entrée en vigueur du présent article, se réalise comme suit :
- i pour les travailleurs dont le salaire est inférieur à un premier plafond salarial ou supérieur à un troisième plafond salarial, une réduction forfaitaire de base est trimestriellement accordée, qui, à partir d'un montant de base de 8.170 BEF, est proportionnellement majorée sur base annuelle afin d'atteindre le montant F* après six ans;
- ii pour les travailleurs dont le salaire est supérieur au premier plafond salarial et inférieur ou égal au deuxième plafond salarial, la réduction globale des charges correspond à 29.706 BEF (ou au montant majoré conformément au § 1er, 1°, alinéa 2) par trimestre; <AR 2001-10-29/40, art. 1, 007; En vigueur : 01-04-2000>
- iii pour les travailleurs dont le salaire est supérieur au deuxième et inférieur ou égal au troisième plafond salarial, une réduction forfaitaire de cotisation est accordée en fonction du salaire, évoluant progressivement, sur une période de (maximum six ans), vers la réduction linéaire en fonction du salaire, telle que définie au point 1°, iii. <AR 2001-10-29/40, art. 1, 007; En vigueur : 01-04-2000>
La réduction est appliquée lors du versement des cotisations de sécurité sociale;
3° pour les travailleurs à temps plein effectuant des prestations incomplètes et les travailleurs à temps partiel, la réduction des charges précitée est accordée proportionnellement, pour autant qu'un seuil minimum en matière de prestations de travail soit dépassé. Tant pour les travailleurs à temps plein effectuant des prestations incomplètes que pour les travailleurs à temps partiel il est possible, moyennant une augmentation uniforme, de déroger à une réduction de cotisations strictement proportionnelle en fonction des prestations de travail fournies, sans pour autant pouvoir dépasser la réduction de cotisations en cas de prestations complètes;
4° (Le montant F* est fixé annuellement par un arrêté délibéré en Conseil des ministres. Pour la première année, qui prend cours le 1 avril 1999, le montant est fixé à 16 025 BEF par trimestre. Chaque année, avant le 30 septembre, les interlocuteurs sociaux évalueront au sein du Conseil central de l'économie et du Conseil national du Travail, l'évolution globale des salaires, et les efforts en matière de formation et d'emploi. Si l'évaluation globale n'est pas positive, le montant F* qui est d'application à partir du deuxième trimestre de l'année civile qui suit est réduit pour les secteurs ou entreprises dont les efforts en matière de formation et d'emploi sont jugés insuffisants. Le Roi fixe, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, ce montant F* réduit, ainsi que les critères et les modalités pour la constatation de l'effort insuffisant en matière de formation et d'emploi.) <AR 2001-10-29/40, art. 1, 007; En vigueur : 01-04-2000>
(5° Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, tenir compte lors de la fixation du montant F* et du montant F* réduit visé au 4°, des modalités d'application proposées par l'accord interprofessionnel qui peut être conclu tous les deux ans entre les interlocuteurs sociaux. A cette fin, Il peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, pour la durée de validité de cet accord interprofessionnel, déroger aux dispositions du § 1er, 1° à 4°.) <AR 2001-10-29/40, art. 1, 007; En vigueur : 01-04-2000>
§ 2. L'augmentation de la réduction prévue au 1°, 2° et 3° du § 1er à laquelle l'employeur a droit, peut être entièrement ou partiellement retenue pour les employeurs qui, sans justification, ne respectent pas leurs obligations en matière de paiement de cotisations de sécurité sociale, concernant l'arrêté royal n° 230 du 21 décembre 1983 relatif au stage et à l'insertion professionnelle des jeunes ou lorsqu'il est constaté qu'ils prestent ou font prester du travail au noir par un travailleur pour lequel aucune cotisation n'a été payée à l'Office national de Sécurité sociale - Cellule ouvriers mineurs. Le Roi détermine les modalités d'application de cette retenue par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, après avoir pris l'avis du Conseil national du Travail.
§ 3. Le montant de la réduction des cotisations accordée en vertu du présent article est limité au montant des cotisations patronales éventuellement dues pour les régimes visés à l'article 2, § 3, 1° à 5°, et § 3bis, de l'arrêté-loi précité du 10 janvier 1945, à l'article 56, 1° et 2°, des lois relatives à la réparation des dommages résultant des maladies professionnelles, coordonnées le 3 juin 1970, et à l'article 59, 1°, de la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail. Lorsque l'employeur peut cumuler dans le chef du même travailleur différents types de réductions de cotisations, le total desdites réductions ne peut en aucun cas être supérieur au montant des cotisations patronales éventuellement dues pour les régimes visés aux articles 2, § 3, 1° à 5°, et § 3bis, de l'arrêté-loi précité du 10 janvier 1945, à l'article 56, 1° et 2°, des lois relatives à la réparation des dommages résultant des maladies professionnelles, coordonnées le 3 juin 1970, et à l'article 59, 1°, de la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail, auquel cas le montant de la réduction des cotisations accordée en vertu du présent article est réduit à due concurrence.
Art. 2bis. <INGEVOEGD bij KB 2000-07-20/42, art. 2; Inwerkingtreding : 01-04-1999> § 1. Voor de berekening van de forfaitaire vermindering van werkgeversbijdragen waarin voorzien door artikel 2, wordt verstaan onder :
1° de factoren die betrekking hebben op de arbeidsduur :
J = het aantal arbeidsdagen bedoeld in artikel 24 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, met uitsluiting van de vakantiedagen voor handarbeiders en de dagen gedekt door een afdankingsvergoeding;
X = J, plus de vakantiedagen voor handarbeiders, plus de dagen bedoeld in de artikel 50 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten;
H = het aantal voor een deeltijds werknemer aangegeven arbeidsuren overeenkomstig de hierboven gedefinieerde factor J;
((Formule niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 12-01-2002, p. 991. Deze formule geeft Z als gelijk aan breuk H/J gevolgd door zwarte cirkel gevolgd door X); Z wordt tot op het dichtstbijzijnde honderdste afgerond, waarbij 0,005 naar boven wordt afgerond.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
U = het aantal uren dat een voltijds werknemer per week werkt, die hetzelfde werk in dezelfde onderneming of, bij ontstentenis, in dezelfde sector verricht;
D = het aantal dagen per kwartaal dat als referentie geldt voor een voltijds tewerkgestelde werknemer, dat wil zeggen 65;
voltijdse werknemer met volledige prestaties : de voltijds tewerkgestelde werknemer, voor wie J minstens gelijk is aan 64;
voltijdse werknemer met onvolledige prestaties : de voltijds tewerkgestelde werknemer, voor wie J kleiner is dan 64 in het arbeidsstelsel van 5 dagen per week;
deeltijdse werknemer : de werknemer waarvan de wekelijkse arbeidsduur lager ligt dan die van een voltijdse werknemer van dezelfde categorie in dezelfde onderneming.
De werknemers die bij een werkgever deels voltijds en deels deeltijds gedurende een kwartaal zijn tewerkgesteld, moeten voor gans dit kwartaal beschouwd worden als deeltijdse werknemers, voor de berekening van onderhavige vermindering van werkgeversbijdragen;
Mu = de breuk van de prestaties. Mu wordt op de volgende wijze bepaald :
voor de voltijds tewerkgestelde werknemers met onvolledige prestaties :
1° de factoren die betrekking hebben op de arbeidsduur :
J = het aantal arbeidsdagen bedoeld in artikel 24 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, met uitsluiting van de vakantiedagen voor handarbeiders en de dagen gedekt door een afdankingsvergoeding;
X = J, plus de vakantiedagen voor handarbeiders, plus de dagen bedoeld in de artikel 50 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten;
H = het aantal voor een deeltijds werknemer aangegeven arbeidsuren overeenkomstig de hierboven gedefinieerde factor J;
((Formule niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 12-01-2002, p. 991. Deze formule geeft Z als gelijk aan breuk H/J gevolgd door zwarte cirkel gevolgd door X); Z wordt tot op het dichtstbijzijnde honderdste afgerond, waarbij 0,005 naar boven wordt afgerond.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
U = het aantal uren dat een voltijds werknemer per week werkt, die hetzelfde werk in dezelfde onderneming of, bij ontstentenis, in dezelfde sector verricht;
D = het aantal dagen per kwartaal dat als referentie geldt voor een voltijds tewerkgestelde werknemer, dat wil zeggen 65;
voltijdse werknemer met volledige prestaties : de voltijds tewerkgestelde werknemer, voor wie J minstens gelijk is aan 64;
voltijdse werknemer met onvolledige prestaties : de voltijds tewerkgestelde werknemer, voor wie J kleiner is dan 64 in het arbeidsstelsel van 5 dagen per week;
deeltijdse werknemer : de werknemer waarvan de wekelijkse arbeidsduur lager ligt dan die van een voltijdse werknemer van dezelfde categorie in dezelfde onderneming.
De werknemers die bij een werkgever deels voltijds en deels deeltijds gedurende een kwartaal zijn tewerkgesteld, moeten voor gans dit kwartaal beschouwd worden als deeltijdse werknemers, voor de berekening van onderhavige vermindering van werkgeversbijdragen;
Mu = de breuk van de prestaties. Mu wordt op de volgende wijze bepaald :
voor de voltijds tewerkgestelde werknemers met onvolledige prestaties :
Art. 2bis. § 1er. Pour le calcul de la réduction forfaitaire des cotisations patronales prévues à l'article 2, on entend par :
1° les facteurs relatifs à la durée du travail :
J = le nombre de journées de travail visées à l'article 24 de l'arrêté royal du 28 novembre 1969 pris en exécution de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, à l'exclusion des journées de vacances en ce qui concerne les travailleurs manuels et des journées couvertes par une indemnité de rupture;
X = J, plus les jours de vacances en ce qui concerne les travailleurs manuels, plus les journées telles que visées par l'article 50 de la loi du 3 juillet 1978 sur les contrats de travail;
H = le nombre d'heures de travail déclarées pour un travailleur à temps partiel correspondant au facteur J ci-dessus défini;
((formule non reprise pour motif technique; voir M.B. 12-01-2002, p. 991; cette formule donne Z comme égal à la fraction H/J suivie d'un rond noir suivi de X); Z est arrondi au centième le plus proche, 0,005 étant arrondi vers le haut.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
U = le nombre d'heures d'occupation par semaine d'un travailleur à temps plein qui effectue le même travail dans la même entreprise ou à défaut dans le même secteur;
D = le nombre de jours trimestriel pris comme référence pour un travailleur à temps plein, soit 65;
travailleur occupé à temps plein ayant des prestations complètes : le travailleur occupé à plein temps pour qui J est au moins égal à 64;
travailleur occupé à temps plein ayant des prestations incomplètes : le travailleur occupé à plein temps pour qui J est inférieur à 64 dans le régime de travail de 5 jours par semaine;
travailleur occupé à temps partiel : le travailleur dont la durée hebdomadaire de travail est inférieure à celle d'un travailleur à temps plein de la même catégorie dans la même entreprise.
Les travailleurs qui sont occupés durant un trimestre en partie à temps plein et en partie à temps partiel chez un employeur doivent être considérés, pour la totalité de ce trimestre, comme étant des travailleurs à temps partiel pour le calcul de la présente réduction des cotisations patronales;
Mu = la fraction des prestations. Mu est déterminé de la façon suivante :
pour les travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations incomplètes :
1° les facteurs relatifs à la durée du travail :
J = le nombre de journées de travail visées à l'article 24 de l'arrêté royal du 28 novembre 1969 pris en exécution de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, à l'exclusion des journées de vacances en ce qui concerne les travailleurs manuels et des journées couvertes par une indemnité de rupture;
X = J, plus les jours de vacances en ce qui concerne les travailleurs manuels, plus les journées telles que visées par l'article 50 de la loi du 3 juillet 1978 sur les contrats de travail;
H = le nombre d'heures de travail déclarées pour un travailleur à temps partiel correspondant au facteur J ci-dessus défini;
((formule non reprise pour motif technique; voir M.B. 12-01-2002, p. 991; cette formule donne Z comme égal à la fraction H/J suivie d'un rond noir suivi de X); Z est arrondi au centième le plus proche, 0,005 étant arrondi vers le haut.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
U = le nombre d'heures d'occupation par semaine d'un travailleur à temps plein qui effectue le même travail dans la même entreprise ou à défaut dans le même secteur;
D = le nombre de jours trimestriel pris comme référence pour un travailleur à temps plein, soit 65;
travailleur occupé à temps plein ayant des prestations complètes : le travailleur occupé à plein temps pour qui J est au moins égal à 64;
travailleur occupé à temps plein ayant des prestations incomplètes : le travailleur occupé à plein temps pour qui J est inférieur à 64 dans le régime de travail de 5 jours par semaine;
travailleur occupé à temps partiel : le travailleur dont la durée hebdomadaire de travail est inférieure à celle d'un travailleur à temps plein de la même catégorie dans la même entreprise.
Les travailleurs qui sont occupés durant un trimestre en partie à temps plein et en partie à temps partiel chez un employeur doivent être considérés, pour la totalité de ce trimestre, comme étant des travailleurs à temps partiel pour le calcul de la présente réduction des cotisations patronales;
Mu = la fraction des prestations. Mu est déterminé de la façon suivante :
pour les travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations incomplètes :
X
Mu = ---,
D
Mu = ---,
D
X
Mu = ---,
D
Mu = ---,
D
voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers :
pour les travailleurs occupés à temps partiel :
Z
Mu =
Mu =
Modifications
,
13.U
Z
Mu =
Mu =
Modifications
,
13.U
Mu wordt afgerond tot het tweede cijfer na de komma, 0,005 wordt naar boven afgerond, waarbij Mu steeds kleiner dan of gelijk aan 1 is;
2° de factoren die betrekking hebben op het loon :
W = de uitgekeerde loonmassa die per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven (tegen 100 %), met uitzondering van de vergoedingen die worden betaald aan de werknemers ingevolge een verbreking van de arbeidsovereenkomst;
S = de loonmassa die in aanmerking wordt genomen om het bedrag van de vermindering R(t) te bepalen.
Voor de werkgevers die genieten van één van de verminderingen voorzien in het artikel 9 van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van artikel 7, § 2, 30, § 2, en 33, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, in het koninklijk besluit van 24 november 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de invoering van de arbeidsherverdelende bijdragevermindering in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen of in Hoofdstuk II, Afdeling IV, Onderafdeling 2 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, wordt S forfaitair verminderd met 9.750 frank per kwartaal;
3° de factoren die betrekking hebben op de vermindering van de werkgeversbijdragen :
t = een periode van vier opeenvolgende kwartalen vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 2;
R(t) = de vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van artikel 2, per kwartaal, voor een voltijds tewerkgestelde werknemer met volledige prestaties, voor het jaar t, t vertrekkende van 1;
P(t) = de vermindering van sociale zekerheidsbijdragen van artikel 2, per kwartaal voor een werknemer met onvolledige prestaties voor het jaar t, t vertrekkende van 1;
F(t) = de forfaitaire bijdragevermindering bedoeld in artikel 2 per kwartaal, voor het jaar t, t vertrekkende van 1.
Voor t gaande van 1 tot 6 :
2° de factoren die betrekking hebben op het loon :
W = de uitgekeerde loonmassa die per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven (tegen 100 %), met uitzondering van de vergoedingen die worden betaald aan de werknemers ingevolge een verbreking van de arbeidsovereenkomst;
S = de loonmassa die in aanmerking wordt genomen om het bedrag van de vermindering R(t) te bepalen.
Voor de werkgevers die genieten van één van de verminderingen voorzien in het artikel 9 van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van artikel 7, § 2, 30, § 2, en 33, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, in het koninklijk besluit van 24 november 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de invoering van de arbeidsherverdelende bijdragevermindering in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen of in Hoofdstuk II, Afdeling IV, Onderafdeling 2 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, wordt S forfaitair verminderd met 9.750 frank per kwartaal;
3° de factoren die betrekking hebben op de vermindering van de werkgeversbijdragen :
t = een periode van vier opeenvolgende kwartalen vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 2;
R(t) = de vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van artikel 2, per kwartaal, voor een voltijds tewerkgestelde werknemer met volledige prestaties, voor het jaar t, t vertrekkende van 1;
P(t) = de vermindering van sociale zekerheidsbijdragen van artikel 2, per kwartaal voor een werknemer met onvolledige prestaties voor het jaar t, t vertrekkende van 1;
F(t) = de forfaitaire bijdragevermindering bedoeld in artikel 2 per kwartaal, voor het jaar t, t vertrekkende van 1.
Voor t gaande van 1 tot 6 :
Mu est arrondi à la deuxième décimale après la virgule, 0,005 étant arrondi vers le haut, Mu étant toujours inférieur ou égal à 1;
2° les facteurs relatifs à la rémunération :
W = la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), à l'exception des indemnités payées aux travailleurs en raison de la rupture du contrat de travail;
S = la masse salariale prise en compte pour déterminer le montant de la réduction R(t).
Pour les employeurs bénéficiant d'une des réductions prévues à l'article 9 de l'arrêté royal du 24 février 1997 contenant des conditions plus précises relatives aux accords pour l'emploi en application des articles 7, § 2, 30, § 2, et 33 de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité, à l'arrêté royal du 24 novembre 1997 contenant des conditions plus précises relatives à l'instauration de la réduction de cotisations pour la redistribution du travail en application de l'article 7, § 2, de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité ou au Chapitre II, Section IV, Sous-section 2 de la loi du 26 mars 1999 relative au plan d'action belge pour l'emploi 1998 et portant des dispositions diverses, le facteur S est diminué forfaitairement de 9.750 francs par trimestre;
3° les facteurs relatifs à la réduction des cotisations patronales :
t = une période de quatre trimestres consécutifs à partir de la date d'entrée en vigueur de l'article 2;
R(t) = la réduction des cotisations de sécurité sociale visée à l'article 2, par trimestre, pour un travailleur ayant des prestations complètes, pour l'année t, t partant de 1;
P(t) = la réduction des cotisations de sécurité sociale visée à l'article 2, par trimestre, pour un travailleur ayant des prestations incomplètes, pour l'année t, t partant de 1;
F(t) = la réduction forfaitaire des cotisations de sécurité sociale visée à l'article 2, par trimestre, pour l'année t, t partant de 1.
Pour t allant de 1 à 6 :
2° les facteurs relatifs à la rémunération :
W = la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), à l'exception des indemnités payées aux travailleurs en raison de la rupture du contrat de travail;
S = la masse salariale prise en compte pour déterminer le montant de la réduction R(t).
Pour les employeurs bénéficiant d'une des réductions prévues à l'article 9 de l'arrêté royal du 24 février 1997 contenant des conditions plus précises relatives aux accords pour l'emploi en application des articles 7, § 2, 30, § 2, et 33 de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité, à l'arrêté royal du 24 novembre 1997 contenant des conditions plus précises relatives à l'instauration de la réduction de cotisations pour la redistribution du travail en application de l'article 7, § 2, de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité ou au Chapitre II, Section IV, Sous-section 2 de la loi du 26 mars 1999 relative au plan d'action belge pour l'emploi 1998 et portant des dispositions diverses, le facteur S est diminué forfaitairement de 9.750 francs par trimestre;
3° les facteurs relatifs à la réduction des cotisations patronales :
t = une période de quatre trimestres consécutifs à partir de la date d'entrée en vigueur de l'article 2;
R(t) = la réduction des cotisations de sécurité sociale visée à l'article 2, par trimestre, pour un travailleur ayant des prestations complètes, pour l'année t, t partant de 1;
P(t) = la réduction des cotisations de sécurité sociale visée à l'article 2, par trimestre, pour un travailleur ayant des prestations incomplètes, pour l'année t, t partant de 1;
F(t) = la réduction forfaitaire des cotisations de sécurité sociale visée à l'article 2, par trimestre, pour l'année t, t partant de 1.
Pour t allant de 1 à 6 :
F* - F(t - 1)
F(t) = F(t - 1) +
F(t) = F(t - 1) +
Modifications
,
7 - t
F* - F(t - 1)
F(t) = F(t - 1) +
F(t) = F(t - 1) +
Modifications
,
7 - t
F(t) wordt afgerond naar de dichtstbijzijnde eenheid, 0,5 wordt naar boven afgerond.
Als t hoger ligt dan 6 :
F(t) = F*;
F(t - 1) = de bijdragevermindering voor de sociale zekerheid in het jaar dat voorafgaat aan het jaar t;
F(0) is gelijk aan 8.170 BEF, F(0) overeenkomstig het fictieve bedrag van de driemaandelijkse bijdragevermindering voor de sociale zekerheid in het jaar dat voorafgaat aan het eerste toepassingsjaar van het verminderingssysteem bedoeld door artikel 2;
F* = minimumforfait van de driemaandelijkse vermindering vanaf het zesde toepassingsjaar van het nieuwe systeem van bijdragevermindering waarin voorzien door artikel 2; (NOTA : § 1, 3°, negende lid, wordt aangevuld als volgt : ) (Voor t = 2, F* = 39 000 BEF.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
M* = een forfait dat gebruikt wordt bij de berekening van de vermindering waarin voorzien in artikel 2, met M* = 8.500 BEF.
§ 2. De lastenverlaging geschiedt volgens de loonmassa S en de arbeidsduur in het kwartaal.
1° Loonmassa S.
a. (de lastenverlaging hangt af van de zone waarin de loonmassa S van de werknemer zich situeert. Hiertoe onderscheidt men vijf zones die afgebakend worden door de waarden S0, S1, S2 en S3 :
S0 is gelijk aan 103 479 BEF;
S1 is gelijk aan 131 105 BEF voor t = 1 en aan 134 425 BEF voor t = 2;
S2 is gelijk aan 151 775 BEF voor t = 1. en aan S3 voor t = 2;
S3 is gelijk aan 186 160 BEF voor t = 1, en aan 210 000 BEF voor t = 2.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
b. Om de loonmassa (S) te bepalen, gaat men als volgt tewerk :
1) voor de voltijdse werknemers met volledige prestaties :
S = W;
2) voor de voltijdse werknemers met onvolledige prestaties :
Als t hoger ligt dan 6 :
F(t) = F*;
F(t - 1) = de bijdragevermindering voor de sociale zekerheid in het jaar dat voorafgaat aan het jaar t;
F(0) is gelijk aan 8.170 BEF, F(0) overeenkomstig het fictieve bedrag van de driemaandelijkse bijdragevermindering voor de sociale zekerheid in het jaar dat voorafgaat aan het eerste toepassingsjaar van het verminderingssysteem bedoeld door artikel 2;
F* = minimumforfait van de driemaandelijkse vermindering vanaf het zesde toepassingsjaar van het nieuwe systeem van bijdragevermindering waarin voorzien door artikel 2; (NOTA : § 1, 3°, negende lid, wordt aangevuld als volgt : ) (Voor t = 2, F* = 39 000 BEF.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
M* = een forfait dat gebruikt wordt bij de berekening van de vermindering waarin voorzien in artikel 2, met M* = 8.500 BEF.
§ 2. De lastenverlaging geschiedt volgens de loonmassa S en de arbeidsduur in het kwartaal.
1° Loonmassa S.
a. (de lastenverlaging hangt af van de zone waarin de loonmassa S van de werknemer zich situeert. Hiertoe onderscheidt men vijf zones die afgebakend worden door de waarden S0, S1, S2 en S3 :
S0 is gelijk aan 103 479 BEF;
S1 is gelijk aan 131 105 BEF voor t = 1 en aan 134 425 BEF voor t = 2;
S2 is gelijk aan 151 775 BEF voor t = 1. en aan S3 voor t = 2;
S3 is gelijk aan 186 160 BEF voor t = 1, en aan 210 000 BEF voor t = 2.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
b. Om de loonmassa (S) te bepalen, gaat men als volgt tewerk :
1) voor de voltijdse werknemers met volledige prestaties :
S = W;
2) voor de voltijdse werknemers met onvolledige prestaties :
F(t) est arrondi à l'unité la plus proche, 0,5 étant arrondi vers le haut.
Pour t supérieur à 6 :
F(t) = F*;
F(t - 1) = la réduction des cotisations de sécurité sociale dans l'année qui précède l'année t;
F(0) est égal à 8.170 BEF, F(0) correspondant au montant fictif de la réduction trimestrielle des cotisations de sécurité sociale dans l'année qui précède la première année d'application du système de réduction visé par l'article 2;
F* = forfait minimal de la réduction trimestrielle dès la sixième année d'application du système de réduction des cotisations prévu par l'article 2. (NOTE : le § 1er, 3°, alinéa 9 est complété comme suit : ) (Pour t = 2, F* = 39 000 BEF.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
M* = un forfait utilisé dans le calcul de la réduction prévue par l'article 2, avec M* = 8.500 BEF.
§ 2. La réduction des charges sociales est fonction de la masse salariale S et de la durée du travail du trimestre.
1° Masse salariale S.
a. (La réduction dépend de la zone dans laquelle se situe la masse salariale S du travailleur. On distingue à cet effet cinq zones délimitées par les valeurs S0, S1, S2 et S3 :
S0 est égal à 103 479 BEF;
S1 est égal à 131 105 BEF pour t = 1 et à 134 425 BEF pour t = 2;
S2 est égal à 151 775 BEF pour t = 1, et à S3 pour t = 2;
S3 est égal à 186 160 BEF pour t = 1 et à 210 000 BEF pour t = 2.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
b. Pour déterminer la masse salariale (S), on procède de la manière suivante :
1) pour les travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations complètes :
S = W;
2) pour les travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations incomplètes :
Pour t supérieur à 6 :
F(t) = F*;
F(t - 1) = la réduction des cotisations de sécurité sociale dans l'année qui précède l'année t;
F(0) est égal à 8.170 BEF, F(0) correspondant au montant fictif de la réduction trimestrielle des cotisations de sécurité sociale dans l'année qui précède la première année d'application du système de réduction visé par l'article 2;
F* = forfait minimal de la réduction trimestrielle dès la sixième année d'application du système de réduction des cotisations prévu par l'article 2. (NOTE : le § 1er, 3°, alinéa 9 est complété comme suit : ) (Pour t = 2, F* = 39 000 BEF.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
M* = un forfait utilisé dans le calcul de la réduction prévue par l'article 2, avec M* = 8.500 BEF.
§ 2. La réduction des charges sociales est fonction de la masse salariale S et de la durée du travail du trimestre.
1° Masse salariale S.
a. (La réduction dépend de la zone dans laquelle se situe la masse salariale S du travailleur. On distingue à cet effet cinq zones délimitées par les valeurs S0, S1, S2 et S3 :
S0 est égal à 103 479 BEF;
S1 est égal à 131 105 BEF pour t = 1 et à 134 425 BEF pour t = 2;
S2 est égal à 151 775 BEF pour t = 1, et à S3 pour t = 2;
S3 est égal à 186 160 BEF pour t = 1 et à 210 000 BEF pour t = 2.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
b. Pour déterminer la masse salariale (S), on procède de la manière suivante :
1) pour les travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations complètes :
S = W;
2) pour les travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations incomplètes :
W
S = --- .D,
J
S = --- .D,
J
W
S = --- .D,
J
S = --- .D,
J
S wordt afgerond naar de dichtst bijzijnde eenheid, 0,5 wordt naar boven afgerond;
(W/J wordt tot de dichtstbijzijnde eenheid afgerond, waarbij 0,5 naar boven wordt afgerond.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
3) voor de deeltijdse werknemers :
(W/J wordt tot de dichtstbijzijnde eenheid afgerond, waarbij 0,5 naar boven wordt afgerond.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
3) voor de deeltijdse werknemers :
S est arrondi à l'unité la plus proche, 0,5 étant arrondi vers le haut;
(W/J est arrondi à l'unité la plus proche, 0,5 étant arrondi à l'unité supérieure.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
3) pour les travailleurs occupés à temps partiel :
(W/J est arrondi à l'unité la plus proche, 0,5 étant arrondi à l'unité supérieure.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
3) pour les travailleurs occupés à temps partiel :
W
S = --- .13.U,
H
S = --- .13.U,
H
W
S = --- .13.U,
H
S = --- .13.U,
H
S wordt afgerond naar de dichtstbijzijnde eenheid, 0,5 wordt naar boven afgerond.
(W/H wordt tot de dichtstbijzijnde eenheid afgerond, waarbij 0,5 naar boven wordt afgerond;) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
c. Naar gelang van de zone waarin de op die manier verkregen loonmassa (S) zich bevindt, wordt er in hoofde van de werknemer één van de volgende 5 regelingen van bijdragevermindering toegepast :
1) S is lager dan of gelijk aan S0 :
R(t) = F(t);
2) S is hoger dan S0 en lager dan of gelijk aan S1 :
R(t) = M* + 21.206;
3) (S is groter dan S1 en lager dan of gelijk aan S2 :
R(t) = M* + 21.206 - Alpha (S - S1);
Alpha is gelijk aan 0,5509 voor t = 1 en 0,1895 voor t = 2.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
4) S is groter dan S2 en kleiner dan of gelijk aan S3 :
R(t) = M* + 6.022;
5) S is groter dan S3 :
R(t) = F(t).
2° De arbeidsduur in het kwartaal.
De vermindering van de bijdragen bedoeld in 1° wordt aangepast in functie van de prestaties van de werknemer en de coëfficiënt Bêta; R(t) en P(t) worden naar de dichtstbijzijnde eenheid afgerond, en 0,5 wordt naar boven afgerond :
Bêta is een correctiecoëfficiënt voor de voltijds tewerkgestelde werknemers met onvolledige prestaties en voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers. Bêta is gelijk aan 1,25.
a. Volledige kwartaalprestaties.
De vermindering van de bijdragen is gelijk aan R(t).
b. Onvolledige kwartaalprestaties (voltijds tewerkgestelde werknemers met onvolledige prestaties en deeltijds tewerkgestelde werknemers :
1) voor de werknemers voor wie Mu kleiner is dan 0,33 :
P(t) = 0;
2) voor de werknemers voor wie Mu groter is dan of gelijk aan 0,33 en kleiner dan 1/Bêta :
P(t) = R(t). Bêta . Mu;
3) voor de werknemers voor wie Mu groter dan of gelijk is aan 1/Bêta :
P(t) = R(t).
(W/H wordt tot de dichtstbijzijnde eenheid afgerond, waarbij 0,5 naar boven wordt afgerond;) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
c. Naar gelang van de zone waarin de op die manier verkregen loonmassa (S) zich bevindt, wordt er in hoofde van de werknemer één van de volgende 5 regelingen van bijdragevermindering toegepast :
1) S is lager dan of gelijk aan S0 :
R(t) = F(t);
2) S is hoger dan S0 en lager dan of gelijk aan S1 :
R(t) = M* + 21.206;
3) (S is groter dan S1 en lager dan of gelijk aan S2 :
R(t) = M* + 21.206 - Alpha (S - S1);
Alpha is gelijk aan 0,5509 voor t = 1 en 0,1895 voor t = 2.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
4) S is groter dan S2 en kleiner dan of gelijk aan S3 :
R(t) = M* + 6.022;
5) S is groter dan S3 :
R(t) = F(t).
2° De arbeidsduur in het kwartaal.
De vermindering van de bijdragen bedoeld in 1° wordt aangepast in functie van de prestaties van de werknemer en de coëfficiënt Bêta; R(t) en P(t) worden naar de dichtstbijzijnde eenheid afgerond, en 0,5 wordt naar boven afgerond :
Bêta is een correctiecoëfficiënt voor de voltijds tewerkgestelde werknemers met onvolledige prestaties en voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers. Bêta is gelijk aan 1,25.
a. Volledige kwartaalprestaties.
De vermindering van de bijdragen is gelijk aan R(t).
b. Onvolledige kwartaalprestaties (voltijds tewerkgestelde werknemers met onvolledige prestaties en deeltijds tewerkgestelde werknemers :
1) voor de werknemers voor wie Mu kleiner is dan 0,33 :
P(t) = 0;
2) voor de werknemers voor wie Mu groter is dan of gelijk aan 0,33 en kleiner dan 1/Bêta :
P(t) = R(t). Bêta . Mu;
3) voor de werknemers voor wie Mu groter dan of gelijk is aan 1/Bêta :
P(t) = R(t).
S est arrondi à l'unité la plus proche, 0,5 étant arrondi vers le haut.
(W/H est arrondi à l'unité la plus proche, 0,5 étant arrondi à l'unité supérieure;) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
c. En fonction de la zone dans laquelle se situe la masse salariale (S) ainsi déterminée, il est appliqué dans le chef du travailleur l'un des 5 régimes de réduction de cotisations suivants :
1) S inférieur ou égal à S0 :
R(t) = F(t);
2) S supérieur à S0 et inférieur ou égal à S1 :
R(t) = M* + 21.206;
3) (S supérieur à S1 et inférieur ou égal à S2 :
R(t) = M* + 21.206 - Alpha (S - S1).
Alpha est égal à 0,5509 pour t = 1 et à 0,1895 pour t = 2.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
Alpha est arrondi à la quatrième décimale après la virgule, 0,00005 étant arrondi vers le haut;
4) S supérieur à S2 et inférieur ou égal à S3 :
R(t) = M* + 6.022;
5) S supérieur à S3 :
R(t) = F(t);
2° La durée du travail du trimestre.
La réduction des cotisations visée au 1° est adaptée en fonction des prestations du travailleur et du coefficient Bêta; R(t) et P(t) sont arrondis à l'unité la plus proche, 0,5 étant arrondi vers le haut :
Bêta est un coefficient de correction pour les travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations incomplètes et les travailleurs occupés à temps partiel. Bêta est égal à 1,25.
a. Prestations trimestrielles complètes :
la réduction des cotisations est égale à R(t).
b. Prestations trimestrielles incomplètes (travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations incomplètes et travailleurs occupés à temps partiel) :
1) pour les travailleurs pour qui Mu est inférieur à 0,33 :
P(t) = 0;
2) pour les travailleurs pour qui Mu est supérieur ou égal à 0,33 et inférieur à 1/Bêta :
P(t) = R(t). Bêta . Mu;
3) pour les travailleurs pour qui Mu est supérieur ou égal à 1/Bêta :
P(t) = R(t).
(W/H est arrondi à l'unité la plus proche, 0,5 étant arrondi à l'unité supérieure;) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
c. En fonction de la zone dans laquelle se situe la masse salariale (S) ainsi déterminée, il est appliqué dans le chef du travailleur l'un des 5 régimes de réduction de cotisations suivants :
1) S inférieur ou égal à S0 :
R(t) = F(t);
2) S supérieur à S0 et inférieur ou égal à S1 :
R(t) = M* + 21.206;
3) (S supérieur à S1 et inférieur ou égal à S2 :
R(t) = M* + 21.206 - Alpha (S - S1).
Alpha est égal à 0,5509 pour t = 1 et à 0,1895 pour t = 2.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
Alpha est arrondi à la quatrième décimale après la virgule, 0,00005 étant arrondi vers le haut;
4) S supérieur à S2 et inférieur ou égal à S3 :
R(t) = M* + 6.022;
5) S supérieur à S3 :
R(t) = F(t);
2° La durée du travail du trimestre.
La réduction des cotisations visée au 1° est adaptée en fonction des prestations du travailleur et du coefficient Bêta; R(t) et P(t) sont arrondis à l'unité la plus proche, 0,5 étant arrondi vers le haut :
Bêta est un coefficient de correction pour les travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations incomplètes et les travailleurs occupés à temps partiel. Bêta est égal à 1,25.
a. Prestations trimestrielles complètes :
la réduction des cotisations est égale à R(t).
b. Prestations trimestrielles incomplètes (travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations incomplètes et travailleurs occupés à temps partiel) :
1) pour les travailleurs pour qui Mu est inférieur à 0,33 :
P(t) = 0;
2) pour les travailleurs pour qui Mu est supérieur ou égal à 0,33 et inférieur à 1/Bêta :
P(t) = R(t). Bêta . Mu;
3) pour les travailleurs pour qui Mu est supérieur ou égal à 1/Bêta :
P(t) = R(t).
Art. 3. Op de algemene staatsinkomsten wordt een som voorafgenomen gelijk aan de tegenwaarde van het verlies aan inkomsten wegens de vermindering van de bijdragen der werkgevers (...) voor de tewerkstelling der in artikel 2 bedoelde werknemers. Dit bedrag wordt gestort aan het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers (...) door tussenkomst van het speciaal fonds opgericht op de Afzonderlijke Sectie van de begroting van het Ministerie van Sociale Voorzorg. <KB 1994-03-15/35, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 31-12-1993>
Art. 3. Sur les recettes générales de l'Etat, il est prélevé une somme égale à la contre-valeur de la perte de recettes provenant de la réduction des cotisations des employeurs et armateurs pour l'occupation des travailleurs visés à l'article 2. Ce montant est versé au Fonds national de retraite des ouvriers mineurs ou à la Caisse de secours et de prévoyance en faveur des marins naviguant sous pavillon belge, par l'intermédiaire d'un fonds spécial créé à la Section particulière du budget du Ministère de la Prévoyance sociale.
Mu wordt afgerond tot het tweede cijfer na de komma, 0,005 wordt naar boven afgerond, waarbij Mu steeds kleiner dan of gelijk aan 1 is;
2° de factoren die betrekking hebben op het loon :
W = de uitgekeerde loonmassa die per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven (tegen 100 %), met uitzondering van de vergoedingen die worden betaald aan de werknemers ingevolge een verbreking van de arbeidsovereenkomst;
S = de loonmassa die in aanmerking wordt genomen om het bedrag van de vermindering R(t) te bepalen.
Voor de werkgevers die genieten van één van de verminderingen voorzien in het artikel 9 van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van artikel 7, § 2, 30, § 2, en 33, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, in het koninklijk besluit van 24 november 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de invoering van de arbeidsherverdelende bijdragevermindering in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen of in Hoofdstuk II, Afdeling IV, Onderafdeling 2 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, wordt S forfaitair verminderd met 9.750 frank per kwartaal;
3° de factoren die betrekking hebben op de vermindering van de werkgeversbijdragen :
t = een periode van vier opeenvolgende kwartalen vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 2;
R(t) = de vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van artikel 2, per kwartaal, voor een voltijds tewerkgestelde werknemer met volledige prestaties, voor het jaar t, t vertrekkende van 1;
P(t) = de vermindering van sociale zekerheidsbijdragen van artikel 2, per kwartaal voor een werknemer met onvolledige prestaties voor het jaar t, t vertrekkende van 1;
F(t) = de forfaitaire bijdragevermindering bedoeld in artikel 2 per kwartaal, voor het jaar t, t vertrekkende van 1.
Voor t gaande van 1 tot 6 : F* - F(t - 1) F(t) = F(t - 1) +
2° de factoren die betrekking hebben op het loon :
W = de uitgekeerde loonmassa die per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven (tegen 100 %), met uitzondering van de vergoedingen die worden betaald aan de werknemers ingevolge een verbreking van de arbeidsovereenkomst;
S = de loonmassa die in aanmerking wordt genomen om het bedrag van de vermindering R(t) te bepalen.
Voor de werkgevers die genieten van één van de verminderingen voorzien in het artikel 9 van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van artikel 7, § 2, 30, § 2, en 33, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, in het koninklijk besluit van 24 november 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de invoering van de arbeidsherverdelende bijdragevermindering in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen of in Hoofdstuk II, Afdeling IV, Onderafdeling 2 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, wordt S forfaitair verminderd met 9.750 frank per kwartaal;
3° de factoren die betrekking hebben op de vermindering van de werkgeversbijdragen :
t = een periode van vier opeenvolgende kwartalen vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 2;
R(t) = de vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van artikel 2, per kwartaal, voor een voltijds tewerkgestelde werknemer met volledige prestaties, voor het jaar t, t vertrekkende van 1;
P(t) = de vermindering van sociale zekerheidsbijdragen van artikel 2, per kwartaal voor een werknemer met onvolledige prestaties voor het jaar t, t vertrekkende van 1;
F(t) = de forfaitaire bijdragevermindering bedoeld in artikel 2 per kwartaal, voor het jaar t, t vertrekkende van 1.
Voor t gaande van 1 tot 6 : F* - F(t - 1) F(t) = F(t - 1) +
Modifications
, 7 - t
Mu est arrondi à la deuxième décimale après la virgule, 0,005 étant arrondi vers le haut, Mu étant toujours inférieur ou égal à 1;
2° les facteurs relatifs à la rémunération :
W = la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), à l'exception des indemnités payées aux travailleurs en raison de la rupture du contrat de travail;
S = la masse salariale prise en compte pour déterminer le montant de la réduction R(t).
Pour les employeurs bénéficiant d'une des réductions prévues à l'article 9 de l'arrêté royal du 24 février 1997 contenant des conditions plus précises relatives aux accords pour l'emploi en application des articles 7, § 2, 30, § 2, et 33 de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité, à l'arrêté royal du 24 novembre 1997 contenant des conditions plus précises relatives à l'instauration de la réduction de cotisations pour la redistribution du travail en application de l'article 7, § 2, de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité ou au Chapitre II, Section IV, Sous-section 2 de la loi du 26 mars 1999 relative au plan d'action belge pour l'emploi 1998 et portant des dispositions diverses, le facteur S est diminué forfaitairement de 9.750 francs par trimestre;
3° les facteurs relatifs à la réduction des cotisations patronales :
t = une période de quatre trimestres consécutifs à partir de la date d'entrée en vigueur de l'article 2;
R(t) = la réduction des cotisations de sécurité sociale visée à l'article 2, par trimestre, pour un travailleur ayant des prestations complètes, pour l'année t, t partant de 1;
P(t) = la réduction des cotisations de sécurité sociale visée à l'article 2, par trimestre, pour un travailleur ayant des prestations incomplètes, pour l'année t, t partant de 1;
F(t) = la réduction forfaitaire des cotisations de sécurité sociale visée à l'article 2, par trimestre, pour l'année t, t partant de 1.
Pour t allant de 1 à 6 : F* - F(t - 1) F(t) = F(t - 1) +
2° les facteurs relatifs à la rémunération :
W = la masse salariale déclarée trimestriellement par travailleur (à 100 %), à l'exception des indemnités payées aux travailleurs en raison de la rupture du contrat de travail;
S = la masse salariale prise en compte pour déterminer le montant de la réduction R(t).
Pour les employeurs bénéficiant d'une des réductions prévues à l'article 9 de l'arrêté royal du 24 février 1997 contenant des conditions plus précises relatives aux accords pour l'emploi en application des articles 7, § 2, 30, § 2, et 33 de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité, à l'arrêté royal du 24 novembre 1997 contenant des conditions plus précises relatives à l'instauration de la réduction de cotisations pour la redistribution du travail en application de l'article 7, § 2, de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité ou au Chapitre II, Section IV, Sous-section 2 de la loi du 26 mars 1999 relative au plan d'action belge pour l'emploi 1998 et portant des dispositions diverses, le facteur S est diminué forfaitairement de 9.750 francs par trimestre;
3° les facteurs relatifs à la réduction des cotisations patronales :
t = une période de quatre trimestres consécutifs à partir de la date d'entrée en vigueur de l'article 2;
R(t) = la réduction des cotisations de sécurité sociale visée à l'article 2, par trimestre, pour un travailleur ayant des prestations complètes, pour l'année t, t partant de 1;
P(t) = la réduction des cotisations de sécurité sociale visée à l'article 2, par trimestre, pour un travailleur ayant des prestations incomplètes, pour l'année t, t partant de 1;
F(t) = la réduction forfaitaire des cotisations de sécurité sociale visée à l'article 2, par trimestre, pour l'année t, t partant de 1.
Pour t allant de 1 à 6 : F* - F(t - 1) F(t) = F(t - 1) +
Modifications
, 7 - t
F(t) wordt afgerond naar de dichtstbijzijnde eenheid, 0,5 wordt naar boven afgerond.
Als t hoger ligt dan 6 :
F(t) = F*;
F(t - 1) = de bijdragevermindering voor de sociale zekerheid in het jaar dat voorafgaat aan het jaar t;
F(0) is gelijk aan 8.170 BEF, F(0) overeenkomstig het fictieve bedrag van de driemaandelijkse bijdragevermindering voor de sociale zekerheid in het jaar dat voorafgaat aan het eerste toepassingsjaar van het verminderingssysteem bedoeld door artikel 2;
F* = minimumforfait van de driemaandelijkse vermindering vanaf het zesde toepassingsjaar van het nieuwe systeem van bijdragevermindering waarin voorzien door artikel 2; (NOTA : § 1, 3°, negende lid, wordt aangevuld als volgt : ) (Voor t = 2, F* = 39 000 BEF.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
M* = een forfait dat gebruikt wordt bij de berekening van de vermindering waarin voorzien in artikel 2, met M* = 8.500 BEF.
§ 2. De lastenverlaging geschiedt volgens de loonmassa S en de arbeidsduur in het kwartaal.
1° Loonmassa S.
a. (de lastenverlaging hangt af van de zone waarin de loonmassa S van de werknemer zich situeert. Hiertoe onderscheidt men vijf zones die afgebakend worden door de waarden S0, S1, S2 en S3 :
S0 is gelijk aan 103 479 BEF;
S1 is gelijk aan 131 105 BEF voor t = 1 en aan 134 425 BEF voor t = 2;
S2 is gelijk aan 151 775 BEF voor t = 1. en aan S3 voor t = 2;
S3 is gelijk aan 186 160 BEF voor t = 1, en aan 210 000 BEF voor t = 2.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
b. Om de loonmassa (S) te bepalen, gaat men als volgt tewerk :
1) voor de voltijdse werknemers met volledige prestaties :
S = W;
2) voor de voltijdse werknemers met onvolledige prestaties : W S = --- .D, J
Als t hoger ligt dan 6 :
F(t) = F*;
F(t - 1) = de bijdragevermindering voor de sociale zekerheid in het jaar dat voorafgaat aan het jaar t;
F(0) is gelijk aan 8.170 BEF, F(0) overeenkomstig het fictieve bedrag van de driemaandelijkse bijdragevermindering voor de sociale zekerheid in het jaar dat voorafgaat aan het eerste toepassingsjaar van het verminderingssysteem bedoeld door artikel 2;
F* = minimumforfait van de driemaandelijkse vermindering vanaf het zesde toepassingsjaar van het nieuwe systeem van bijdragevermindering waarin voorzien door artikel 2; (NOTA : § 1, 3°, negende lid, wordt aangevuld als volgt : ) (Voor t = 2, F* = 39 000 BEF.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
M* = een forfait dat gebruikt wordt bij de berekening van de vermindering waarin voorzien in artikel 2, met M* = 8.500 BEF.
§ 2. De lastenverlaging geschiedt volgens de loonmassa S en de arbeidsduur in het kwartaal.
1° Loonmassa S.
a. (de lastenverlaging hangt af van de zone waarin de loonmassa S van de werknemer zich situeert. Hiertoe onderscheidt men vijf zones die afgebakend worden door de waarden S0, S1, S2 en S3 :
S0 is gelijk aan 103 479 BEF;
S1 is gelijk aan 131 105 BEF voor t = 1 en aan 134 425 BEF voor t = 2;
S2 is gelijk aan 151 775 BEF voor t = 1. en aan S3 voor t = 2;
S3 is gelijk aan 186 160 BEF voor t = 1, en aan 210 000 BEF voor t = 2.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
b. Om de loonmassa (S) te bepalen, gaat men als volgt tewerk :
1) voor de voltijdse werknemers met volledige prestaties :
S = W;
2) voor de voltijdse werknemers met onvolledige prestaties : W S = --- .D, J
F(t) est arrondi à l'unité la plus proche, 0,5 étant arrondi vers le haut.
Pour t supérieur à 6 :
F(t) = F*;
F(t - 1) = la réduction des cotisations de sécurité sociale dans l'année qui précède l'année t;
F(0) est égal à 8.170 BEF, F(0) correspondant au montant fictif de la réduction trimestrielle des cotisations de sécurité sociale dans l'année qui précède la première année d'application du système de réduction visé par l'article 2;
F* = forfait minimal de la réduction trimestrielle dès la sixième année d'application du système de réduction des cotisations prévu par l'article 2. (NOTE : le § 1er, 3°, alinéa 9 est complété comme suit : ) (Pour t = 2, F* = 39 000 BEF.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
M* = un forfait utilisé dans le calcul de la réduction prévue par l'article 2, avec M* = 8.500 BEF.
§ 2. La réduction des charges sociales est fonction de la masse salariale S et de la durée du travail du trimestre.
1° Masse salariale S.
a. (La réduction dépend de la zone dans laquelle se situe la masse salariale S du travailleur. On distingue à cet effet cinq zones délimitées par les valeurs S0, S1, S2 et S3 :
S0 est égal à 103 479 BEF;
S1 est égal à 131 105 BEF pour t = 1 et à 134 425 BEF pour t = 2;
S2 est égal à 151 775 BEF pour t = 1, et à S3 pour t = 2;
S3 est égal à 186 160 BEF pour t = 1 et à 210 000 BEF pour t = 2.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
b. Pour déterminer la masse salariale (S), on procède de la manière suivante :
1) pour les travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations complètes :
S = W;
2) pour les travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations incomplètes : W S = --- .D, J
Pour t supérieur à 6 :
F(t) = F*;
F(t - 1) = la réduction des cotisations de sécurité sociale dans l'année qui précède l'année t;
F(0) est égal à 8.170 BEF, F(0) correspondant au montant fictif de la réduction trimestrielle des cotisations de sécurité sociale dans l'année qui précède la première année d'application du système de réduction visé par l'article 2;
F* = forfait minimal de la réduction trimestrielle dès la sixième année d'application du système de réduction des cotisations prévu par l'article 2. (NOTE : le § 1er, 3°, alinéa 9 est complété comme suit : ) (Pour t = 2, F* = 39 000 BEF.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
M* = un forfait utilisé dans le calcul de la réduction prévue par l'article 2, avec M* = 8.500 BEF.
§ 2. La réduction des charges sociales est fonction de la masse salariale S et de la durée du travail du trimestre.
1° Masse salariale S.
a. (La réduction dépend de la zone dans laquelle se situe la masse salariale S du travailleur. On distingue à cet effet cinq zones délimitées par les valeurs S0, S1, S2 et S3 :
S0 est égal à 103 479 BEF;
S1 est égal à 131 105 BEF pour t = 1 et à 134 425 BEF pour t = 2;
S2 est égal à 151 775 BEF pour t = 1, et à S3 pour t = 2;
S3 est égal à 186 160 BEF pour t = 1 et à 210 000 BEF pour t = 2.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
b. Pour déterminer la masse salariale (S), on procède de la manière suivante :
1) pour les travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations complètes :
S = W;
2) pour les travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations incomplètes : W S = --- .D, J
Art. 6. § 1. De berekening van het verlies aan inkomsten wordt voor elk verlopen kwartaal opgesteld door de bij artikel 4 (bedoelde instelling) die ze in de loop van de vijfde maand volgend op het einde van het kwartaal (mededeelt) aan de Ministers tot wier bevoegdheid de Financiën en de Sociale Voorzorg behoren. <KB 1994-03-15/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 31-12-1993>
Vóór het einde van deze vijfde maand zal de regularisering van het aan (het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers) verschuldigd bedrag uitgevoerd worden door tussenkomst van het speciaal fonds opgericht op de Afzonderlijke Sectie van de begroting van het Ministerie van Sociale Voorzorg. <KB 1994-03-15/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 31-12-1993>
Voor het geval dat het totaal van de gestorte voorschotten hoger is dan het werkelijk verschuldigd bedrag, zal de eerstvolgende provisie verminderd worden met dit verschil.
(De regularisering met betrekking tot het 3e kwartaal 1982 zal evenwel worden geregeld vóór het einde van de maand mei 1983, samen met die betreffende het 4e kwartaal 1982.) <KB 18-2-1983, art. 3>
§ 2. (opgeheven) <KB 1994-03-15/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 31-12-1993>
Vóór het einde van deze vijfde maand zal de regularisering van het aan (het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers) verschuldigd bedrag uitgevoerd worden door tussenkomst van het speciaal fonds opgericht op de Afzonderlijke Sectie van de begroting van het Ministerie van Sociale Voorzorg. <KB 1994-03-15/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 31-12-1993>
Voor het geval dat het totaal van de gestorte voorschotten hoger is dan het werkelijk verschuldigd bedrag, zal de eerstvolgende provisie verminderd worden met dit verschil.
(De regularisering met betrekking tot het 3e kwartaal 1982 zal evenwel worden geregeld vóór het einde van de maand mei 1983, samen met die betreffende het 4e kwartaal 1982.) <KB 18-2-1983, art. 3>
§ 2. (opgeheven) <KB 1994-03-15/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 31-12-1993>
Art. 6. § 1er. Le calcul de la perte de recettes est établi pour chaque trimestre écoulé par (l'organisme visé à l'article 4 qui le communique) aux ministres ayant les finances et la prévoyance sociale dans leurs attributions dans le courant du cinquième mois suivant la fin du trimestre.
Avant la fin de ce cinquième mois, la régularisation des montants dus (au Fonds national de retraite des ouvriers mineurs) est effectuée par l'intermédiaire du fonds spécial créé à la Section particulière du budget du Ministère de la Prévoyance sociale. <AR 1994-03-15/35, art. 4, 004; En vigueur : 31-12-1993>
Au cas ou le total des provisions versées est supérieur au montant réellement dû, la différence est déduite du montant de la première provision suivante.
(Toutefois, la régularisation relative au 3ème trimestre 1982 sera règlée avant la fin du mois de mai 1983 en même temps que celle relative au 4ème trimestre 1982.) <AR 18-2-1983, art. 3>
§ 2. (abrogé) <AR 1994-03-15/35, art. 4, 004; En vigueur : 31-12-1993>
Avant la fin de ce cinquième mois, la régularisation des montants dus (au Fonds national de retraite des ouvriers mineurs) est effectuée par l'intermédiaire du fonds spécial créé à la Section particulière du budget du Ministère de la Prévoyance sociale. <AR 1994-03-15/35, art. 4, 004; En vigueur : 31-12-1993>
Au cas ou le total des provisions versées est supérieur au montant réellement dû, la différence est déduite du montant de la première provision suivante.
(Toutefois, la régularisation relative au 3ème trimestre 1982 sera règlée avant la fin du mois de mai 1983 en même temps que celle relative au 4ème trimestre 1982.) <AR 18-2-1983, art. 3>
§ 2. (abrogé) <AR 1994-03-15/35, art. 4, 004; En vigueur : 31-12-1993>
S wordt afgerond naar de dichtstbijzijnde eenheid, 0,5 wordt naar boven afgerond.
(W/H wordt tot de dichtstbijzijnde eenheid afgerond, waarbij 0,5 naar boven wordt afgerond;) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
c. Naar gelang van de zone waarin de op die manier verkregen loonmassa (S) zich bevindt, wordt er in hoofde van de werknemer één van de volgende 5 regelingen van bijdragevermindering toegepast :
1) S is lager dan of gelijk aan S0 :
R(t) = F(t);
2) S is hoger dan S0 en lager dan of gelijk aan S1 :
R(t) = M* + 21.206;
3) (S is groter dan S1 en lager dan of gelijk aan S2 :
R(t) = M* + 21.206 - Alpha (S - S1);
Alpha is gelijk aan 0,5509 voor t = 1 en 0,1895 voor t = 2.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
4) S is groter dan S2 en kleiner dan of gelijk aan S3 :
R(t) = M* + 6.022;
5) S is groter dan S3 :
R(t) = F(t).
2° De arbeidsduur in het kwartaal.
De vermindering van de bijdragen bedoeld in 1° wordt aangepast in functie van de prestaties van de werknemer en de coëfficiënt Bêta; R(t) en P(t) worden naar de dichtstbijzijnde eenheid afgerond, en 0,5 wordt naar boven afgerond :
Bêta is een correctiecoëfficiënt voor de voltijds tewerkgestelde werknemers met onvolledige prestaties en voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers. Bêta is gelijk aan 1,25.
a. Volledige kwartaalprestaties.
De vermindering van de bijdragen is gelijk aan R(t).
b. Onvolledige kwartaalprestaties (voltijds tewerkgestelde werknemers met onvolledige prestaties en deeltijds tewerkgestelde werknemers :
1) voor de werknemers voor wie Mu kleiner is dan 0,33 :
P(t) = 0;
2) voor de werknemers voor wie Mu groter is dan of gelijk aan 0,33 en kleiner dan 1/Bêta :
P(t) = R(t). Bêta . Mu;
3) voor de werknemers voor wie Mu groter dan of gelijk is aan 1/Bêta :
P(t) = R(t).
(W/H wordt tot de dichtstbijzijnde eenheid afgerond, waarbij 0,5 naar boven wordt afgerond;) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
c. Naar gelang van de zone waarin de op die manier verkregen loonmassa (S) zich bevindt, wordt er in hoofde van de werknemer één van de volgende 5 regelingen van bijdragevermindering toegepast :
1) S is lager dan of gelijk aan S0 :
R(t) = F(t);
2) S is hoger dan S0 en lager dan of gelijk aan S1 :
R(t) = M* + 21.206;
3) (S is groter dan S1 en lager dan of gelijk aan S2 :
R(t) = M* + 21.206 - Alpha (S - S1);
Alpha is gelijk aan 0,5509 voor t = 1 en 0,1895 voor t = 2.) <KB 2001-10-29/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
4) S is groter dan S2 en kleiner dan of gelijk aan S3 :
R(t) = M* + 6.022;
5) S is groter dan S3 :
R(t) = F(t).
2° De arbeidsduur in het kwartaal.
De vermindering van de bijdragen bedoeld in 1° wordt aangepast in functie van de prestaties van de werknemer en de coëfficiënt Bêta; R(t) en P(t) worden naar de dichtstbijzijnde eenheid afgerond, en 0,5 wordt naar boven afgerond :
Bêta is een correctiecoëfficiënt voor de voltijds tewerkgestelde werknemers met onvolledige prestaties en voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers. Bêta is gelijk aan 1,25.
a. Volledige kwartaalprestaties.
De vermindering van de bijdragen is gelijk aan R(t).
b. Onvolledige kwartaalprestaties (voltijds tewerkgestelde werknemers met onvolledige prestaties en deeltijds tewerkgestelde werknemers :
1) voor de werknemers voor wie Mu kleiner is dan 0,33 :
P(t) = 0;
2) voor de werknemers voor wie Mu groter is dan of gelijk aan 0,33 en kleiner dan 1/Bêta :
P(t) = R(t). Bêta . Mu;
3) voor de werknemers voor wie Mu groter dan of gelijk is aan 1/Bêta :
P(t) = R(t).
S est arrondi à l'unité la plus proche, 0,5 étant arrondi vers le haut.
(W/H est arrondi à l'unité la plus proche, 0,5 étant arrondi à l'unité supérieure;) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
c. En fonction de la zone dans laquelle se situe la masse salariale (S) ainsi déterminée, il est appliqué dans le chef du travailleur l'un des 5 régimes de réduction de cotisations suivants :
1) S inférieur ou égal à S0 :
R(t) = F(t);
2) S supérieur à S0 et inférieur ou égal à S1 :
R(t) = M* + 21.206;
3) (S supérieur à S1 et inférieur ou égal à S2 :
R(t) = M* + 21.206 - Alpha (S - S1).
Alpha est égal à 0,5509 pour t = 1 et à 0,1895 pour t = 2.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
Alpha est arrondi à la quatrième décimale après la virgule, 0,00005 étant arrondi vers le haut;
4) S supérieur à S2 et inférieur ou égal à S3 :
R(t) = M* + 6.022;
5) S supérieur à S3 :
R(t) = F(t);
2° La durée du travail du trimestre.
La réduction des cotisations visée au 1° est adaptée en fonction des prestations du travailleur et du coefficient Bêta; R(t) et P(t) sont arrondis à l'unité la plus proche, 0,5 étant arrondi vers le haut :
Bêta est un coefficient de correction pour les travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations incomplètes et les travailleurs occupés à temps partiel. Bêta est égal à 1,25.
a. Prestations trimestrielles complètes :
la réduction des cotisations est égale à R(t).
b. Prestations trimestrielles incomplètes (travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations incomplètes et travailleurs occupés à temps partiel) :
1) pour les travailleurs pour qui Mu est inférieur à 0,33 :
P(t) = 0;
2) pour les travailleurs pour qui Mu est supérieur ou égal à 0,33 et inférieur à 1/Bêta :
P(t) = R(t). Bêta . Mu;
3) pour les travailleurs pour qui Mu est supérieur ou égal à 1/Bêta :
P(t) = R(t).
(W/H est arrondi à l'unité la plus proche, 0,5 étant arrondi à l'unité supérieure;) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
c. En fonction de la zone dans laquelle se situe la masse salariale (S) ainsi déterminée, il est appliqué dans le chef du travailleur l'un des 5 régimes de réduction de cotisations suivants :
1) S inférieur ou égal à S0 :
R(t) = F(t);
2) S supérieur à S0 et inférieur ou égal à S1 :
R(t) = M* + 21.206;
3) (S supérieur à S1 et inférieur ou égal à S2 :
R(t) = M* + 21.206 - Alpha (S - S1).
Alpha est égal à 0,5509 pour t = 1 et à 0,1895 pour t = 2.) <AR 2001-10-29/40, art. 2, 007; En vigueur : 01-04-2000>
Alpha est arrondi à la quatrième décimale après la virgule, 0,00005 étant arrondi vers le haut;
4) S supérieur à S2 et inférieur ou égal à S3 :
R(t) = M* + 6.022;
5) S supérieur à S3 :
R(t) = F(t);
2° La durée du travail du trimestre.
La réduction des cotisations visée au 1° est adaptée en fonction des prestations du travailleur et du coefficient Bêta; R(t) et P(t) sont arrondis à l'unité la plus proche, 0,5 étant arrondi vers le haut :
Bêta est un coefficient de correction pour les travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations incomplètes et les travailleurs occupés à temps partiel. Bêta est égal à 1,25.
a. Prestations trimestrielles complètes :
la réduction des cotisations est égale à R(t).
b. Prestations trimestrielles incomplètes (travailleurs occupés à temps plein ayant des prestations incomplètes et travailleurs occupés à temps partiel) :
1) pour les travailleurs pour qui Mu est inférieur à 0,33 :
P(t) = 0;
2) pour les travailleurs pour qui Mu est supérieur ou égal à 0,33 et inférieur à 1/Bêta :
P(t) = R(t). Bêta . Mu;
3) pour les travailleurs pour qui Mu est supérieur ou égal à 1/Bêta :
P(t) = R(t).
Art. 7. Worden onttrokken aan de toepassing van de vermindering van de bijdragen bedoeld in artikel 35, § 1, van de wet van 29 juni 1981:
1. de werkgevers die een activiteit uitoefenen zonder industriële of commerciële finaliteit;
2. de werkgevers die onder de bevoegdheid vallen van de volgende paritaire comités:
_ paritair comité voor de petroleumnijverheid en -handel;
_ paritair comité voor de gezondheidsdiensten;
_ paritair comité voor het verzekeringswezen;
_ paritair comité voor de makelarij en de verzekeringsagentschappen;
_ paritair comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie;
_ paritair comité voor de wisselagenten;
_ paritair comité voor de banken;
_ paritair comité voor het gas- en electriciteitsbedrijf.
1. de werkgevers die een activiteit uitoefenen zonder industriële of commerciële finaliteit;
2. de werkgevers die onder de bevoegdheid vallen van de volgende paritaire comités:
_ paritair comité voor de petroleumnijverheid en -handel;
_ paritair comité voor de gezondheidsdiensten;
_ paritair comité voor het verzekeringswezen;
_ paritair comité voor de makelarij en de verzekeringsagentschappen;
_ paritair comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie;
_ paritair comité voor de wisselagenten;
_ paritair comité voor de banken;
_ paritair comité voor het gas- en electriciteitsbedrijf.
Art. 7. Sont exclus de l'application de la réduction des cotisations visée à l'article 35, § 1er de la loi précitée du 29 juin 1981:
1. les employeurs exerçant une activité sans finalité industrielle ou commerciale;
2. les employeurs relevant de la compétence des commissions paritaires suivantes:
_ commission paritaire de l'industrie et du commerce du pétrole;
_ commission paritaire des services de santé;
_ commission paritaire des entreprises d'assurances;
_ commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d'assurances
_ commission paritaire pour les sociétés de prêts hypothécaires, d'épargne et de capitalisation;
_ commission paritaire pour les agents de change;
_ commission paritaire pour les banques;
_ commission paritaire de l'industrie du gaz et de l'électricité.
1. les employeurs exerçant une activité sans finalité industrielle ou commerciale;
2. les employeurs relevant de la compétence des commissions paritaires suivantes:
_ commission paritaire de l'industrie et du commerce du pétrole;
_ commission paritaire des services de santé;
_ commission paritaire des entreprises d'assurances;
_ commission paritaire pour les entreprises de courtage et agences d'assurances
_ commission paritaire pour les sociétés de prêts hypothécaires, d'épargne et de capitalisation;
_ commission paritaire pour les agents de change;
_ commission paritaire pour les banques;
_ commission paritaire de l'industrie du gaz et de l'électricité.
Art.4. Aan het speciaal fonds bedoeld bij de artikelen 36 en 37 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers wordt een maandelijks voorschot gestort berekend naar rata van een twaalfde van het vermoedelijk verlies aan inkomsten wegens de vermindering van de werkgeversbijdragen.
(tweede lid opgeheven) <KB 1994-03-15/35, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 31-12-1993>
Het maandelijks voorschot wordt vanaf de maand augustus 1981, vóór de vijfde van iedere maand gestort.
(tweede lid opgeheven) <KB 1994-03-15/35, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 31-12-1993>
Het maandelijks voorschot wordt vanaf de maand augustus 1981, vóór de vijfde van iedere maand gestort.
Art.4. Il est versé au fonds spécial prévu aux articles 36 et 37 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés une provision mensuelle qui est calculée à raison d'un douzième du montant présumé de la perte de recettes provenant de la réduction des cotisations patronales.
Le Ministre qui a la Prévoyance sociale dans ses attributions répartit la provision mensuelle entre l'Office national de sécurité sociale, le Fonds national de retraite des ouvriers mineurs et la Caisse de secours et de prévoy
La provision mensuelle est versée avant le cinq de chaque mois à partir du mois d'août 1981.
Le Ministre qui a la Prévoyance sociale dans ses attributions répartit la provision mensuelle entre l'Office national de sécurité sociale, le Fonds national de retraite des ouvriers mineurs et la Caisse de secours et de prévoy
La provision mensuelle est versée avant le cinq de chaque mois à partir du mois d'août 1981.
Art.5. In 1981 wordt het in artikel 4 bedoeld bedrag van het maandelijks voorschot vastgesteld op 2,5 miljard frank geraamd op basis van een jaarlijks verlies aan inkomsten van 30 miljard frank.
Vanaf 1982 wordt bij een besluit gezamenlijk genomen door de Ministers tot wier bevoegdheid de Financïen, en de Sociale Voorzorg behoren, het bedrag van het maandelijks voorschot aangepast op basis van de gegevens van de laatste periode van twaalf maanden.
(Vanaf 1983 wordt het bedrag van het maandelijks voorschot bedoeld bij artikel 4 op 1250 miljoen F vastgesteld.
Bedoeld bedrag kan bij een gezamelijk genomen besluit door de Ministers tot wier bevoegdheid de Financïen en de Sociale Voorzorg behoren, worden aangepast.) <KB 18-2-1983, art. 2>
Vanaf 1982 wordt bij een besluit gezamenlijk genomen door de Ministers tot wier bevoegdheid de Financïen, en de Sociale Voorzorg behoren, het bedrag van het maandelijks voorschot aangepast op basis van de gegevens van de laatste periode van twaalf maanden.
(Vanaf 1983 wordt het bedrag van het maandelijks voorschot bedoeld bij artikel 4 op 1250 miljoen F vastgesteld.
Bedoeld bedrag kan bij een gezamelijk genomen besluit door de Ministers tot wier bevoegdheid de Financïen en de Sociale Voorzorg behoren, worden aangepast.) <KB 18-2-1983, art. 2>
Art.5. En 1981, le montant de la provision mensuelle visée à l'article 4 est fixé à 2,5 milliards de francs sur base d'une perte de recettes annuelles évaluée à 30 milliards de francs.
A partir de 1982, le montant de la provision mensuelle est adapté, par arrêté conjoint des Ministres qui ont les finances et la prévoyance sociale dans leurs attributions, sur base des données de la dernière période de douze mois.
(A partir de 1983 le montant de la provision mensuelle visé à l'article 4, est fixé à 1 250 millions de francs.
Le montant visé peut être adapté par un arrêté pris en commun par les Ministres qui ont les Finances et la Prévoyance sociale dans leur compétence.) <AR 18-2-1983, art. 2>
A partir de 1982, le montant de la provision mensuelle est adapté, par arrêté conjoint des Ministres qui ont les finances et la prévoyance sociale dans leurs attributions, sur base des données de la dernière période de douze mois.
(A partir de 1983 le montant de la provision mensuelle visé à l'article 4, est fixé à 1 250 millions de francs.
Le montant visé peut être adapté par un arrêté pris en commun par les Ministres qui ont les Finances et la Prévoyance sociale dans leur compétence.) <AR 18-2-1983, art. 2>