Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
20 JUNI 1977. - Koninklijk besluit ter uitvoering van de wet van 24 november 1975 houdende goedkeuring en uitvoering van het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bijgevoegd reglement en zijn bijlagen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-10-1991 en tekstbijwerking tot 01-12-2014)
Titre
20 JUIN 1977. - Arrêté royal exécutant la loi du 24 novembre 1975 portant approbation et exécution de la Convention sur le règlement international de 1972 pour prévenir les abordages en mer, règlement y annexé et ses annexes. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 30-10-1991 et mise à jour au 01-12-2014)
Informations sur le document
Numac: 1977062002
Datum: 1977-06-20
Info du document
Numac: 1977062002
Date: 1977-06-20
Tekst (11)
Texte (11)
Artikel 1. Artikelen 2 en 3 van de wet van 24 november 1975 houdende goedkeuring en uitvoering van het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bijgevoegd reglement en zijn bijlagen, treden in werking op 15 juli 1977.
Article 1. Les articles 2 et 3 de la loi du 24 novembre 1975 portant approbation et exécution de la Convention sur le règlement international de 1972 pour prévenir les abordages en mer, règlement y annexé et ses annexes, entrent en vigueur le 15 juillet 1977.
Art.2. In werking worden gesteld en van toepassing zijn op ieder schip of vaartuig dat de Belgische vlag voert, onverminderd de toepassing van de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, de resoluties van de (Internationale maritieme Organisatie) betreffende de verkeersscheidingsstelsels [1 en de andere routeringssystemen aangeduid op officieel door de kuststaat erkende, op grote schaal uitgevoerde, zeekaarten of vermeld in de berichten aan zeevarenden bedoeld in Voorschrift 9, 2.2 van hoofdstuk V van het Internationaal Verdrag voor de veiligheid van mensenlevens op zee van 1974 (SOLAS)]1. <KB 18-05-1983, art. 3>
Modifications
Art.2. Sont mises en vigueur et sont applicables, sans préjudice de l'application du règlement international pour prévenir les abordages en mer, à tout navire ou bateau battant pavillon belge, les résolutions de l'(Organisation maritime internationale), relatives aux dispositifs de séparation du trafic et [1 aux autres systèmes de routes indiqués sur les cartes marines à grande échelle reconnues officiellement par l'état côtier ou mentionnés dans les avis aux navigateurs visés au Règlement 9, 2.2 du chapitre V de la Convention internationale de 1974 pour la sauvegarde de la vie humaine en mer (SOLAS)]1. <AR 18-05-1983, art. 3>
Modifications
Art.3. Zeevarenden zijn verplicht de algemene principes na te leven betreffende de regeling van het scheepvaartverkeer zoals die blijkt uit het jaarlijks verschijnend Bericht aan Zeevarenden nr. 1 dat elk jaar wordt bekendgemaakt.
Art.3. Les navigateurs sont tenus d'observer les principes généraux de l'organisation du trafic maritime telle qu'elle résulte de l'Avis aux Navigateurs n° 1 publié chaque année.
Art.4. § 1. De diepwaterroutes zijn in hoofdzaak bestemd voor schepen die, wegens hun diepgang ten opzichte van de beschikbare waterdiepte, slechts zodanige routes kunnen nemen. Bijgevolg moet ieder ander schip met doorgaand verkeer ze zoveel mogelijk vermijden.
§ 2. Wanneer diepwaterroutes worden gevolgd moeten zeevarenden er op bedacht zijn dat de feitelijke waterdiepte kan afwijken van de aangegeven diepte ingevolge meteorologische of andere omstandigheden.
§ 2. Wanneer diepwaterroutes worden gevolgd moeten zeevarenden er op bedacht zijn dat de feitelijke waterdiepte kan afwijken van de aangegeven diepte ingevolge meteorologische of andere omstandigheden.
Art.4. § 1er. Les routes en eau profonde sont destinées principalement aux navires qui, en raison de leur tirant d'eau par rapport à la profondeur d'eau disponible, ne peuvent utiliser que de telles routes. En conséquence, le navire à trafic direct doit, dans toute la mesure possible, les éviter.
§ 2. Les navigateurs qui empruntent une route à eau profonde doivent tenir compte du fait que la profondeur d'eau peut varier par rapport à la profondeur indiquée pour raisons météorologiques et autres.
§ 2. Les navigateurs qui empruntent une route à eau profonde doivent tenir compte du fait que la profondeur d'eau peut varier par rapport à la profondeur indiquée pour raisons météorologiques et autres.
Art.5. § 1. Zeevarenden die in de nabijheid van de Grand Banks van New Foundland komen, moeten zoveel als mogelijk de benoorden de 43e parallel gelegen visgronden vermijden en moeten een koers zetten buiten de gebieden welke gevaarlijk zijn ingevolge de aanwezigheid van ijs of waar gevaarlijk ijs wordt verondersteld aanwezig te zijn.
§ 2. Zeevarenden zijn verplicht, indien ijs is gemeld op of nabij de koerslijn van hun schip, 's nachts veilige vaart te lopen en zo koers te veranderen dat het schip goed vrij van het gevaarlijk gebied loopt.
§ 2. Zeevarenden zijn verplicht, indien ijs is gemeld op of nabij de koerslijn van hun schip, 's nachts veilige vaart te lopen en zo koers te veranderen dat het schip goed vrij van het gevaarlijk gebied loopt.
Art.5. § 1er. les navigateurs qui passent au voisinage des Grands Bancs de Terre-Neuve doivent éviter, autant que possible, les lieux de pêche au nord du 43e parallèle et doivent faire route en dehors des régions où des glaces dangereuses existent ou sont supposées d'exister.
§ 2. Lorsque des glaces sont signalées sur la route que leur navire suivra ou près de celle-ci, les navigateurs sont tenus, pendant la nuit, de naviguer à vitesse de sécurité ou de changer le cap de manière à écarter nettement le bâtiment de la zone dangereuse.
§ 2. Lorsque des glaces sont signalées sur la route que leur navire suivra ou près de celle-ci, les navigateurs sont tenus, pendant la nuit, de naviguer à vitesse de sécurité ou de changer le cap de manière à écarter nettement le bâtiment de la zone dangereuse.
Art.6. <KB 18-05-1983, art. 4> Aan boord van elk schip of vaartuig onder Belgische vlag dient zich te bevinden een exemplaar van de volgende wetgevende of reglementaire teksten :
1° het Verdrag inzake de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bijgevoegd Reglement en zijn Bijlagen;
2° de wet houdende goedkeuring en uitvoering van het in 1° vermeld Verdrag;
3° dit besluit en zijn bijlagen, met inbegrip van de wijzigingen welke daaraan werden gebracht en in werking zijn getreden.
1° het Verdrag inzake de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bijgevoegd Reglement en zijn Bijlagen;
2° de wet houdende goedkeuring en uitvoering van het in 1° vermeld Verdrag;
3° dit besluit en zijn bijlagen, met inbegrip van de wijzigingen welke daaraan werden gebracht en in werking zijn getreden.
Art.6. <AR 18-05-1983, art. 4> A bord de tout navire ou bateau battant pavillon belge doit se trouver un exemplaire des textes légaux ou réglementaires suivants :
1° la Convention sur le Règlement international de 1972 pour prévenir les abordages en mer, Règlement y annexé et ses Annexes;
2° la loi portant approbation et exécution de la Convention visée au 1°;
3° Le présent arrêté et ses annexes, y compris les amendements qui y ont été apportés et sont entrés en vigueur.
1° la Convention sur le Règlement international de 1972 pour prévenir les abordages en mer, Règlement y annexé et ses Annexes;
2° la loi portant approbation et exécution de la Convention visée au 1°;
3° Le présent arrêté et ses annexes, y compris les amendements qui y ont été apportés et sont entrés en vigueur.
Art.7. <KB 18-05-1983, art. 5> Onze Minister van Verkeerswezen en Posterijen, Telegrafie en Telefonie is belast met de uitvoering van dit besluit. [1 ...]1
Modifications
Art.7. <AR 18-05-1983, art. 5.> Notre Ministre des Communications et des Postes, Télégraphes et Téléphones est chargé de l'exécution du présent arrêté. [1 ...]1
Modifications
Bijlagen.
Annexes.
Art. N3. <KB 1987-06-04/39, art. 1> Bijlage C. - I.A.L.A. Betonningsstysteem (zone "A").
Art. N3. <AR 1987-06-04/39, art. 1> Annexe C. - Système de balisage A.I.S.M. (région "A").
1. Algemeen.
1.1. Toepassingsveld.
Het systeem is van toepassing op alle vaste en drijvende markeringen
(uitgezonderd vuurtorens, sectorlichten, geleidelichten,
lichtschepenen en grote navigatieboeien) ter aanduiding van :
1.1.1. De laterale begrenzing van vaarwaters.
1.1.2. Natuurlijke gevaren en andere obstructies, zoals wrakken.
1.1.3. Andere gebieden of zaken van belang voor de scheepvaart.
1.1.4. Nieuwe gevaren.
1.2. Markeringskenmerken.
Het betonningssysteem voorziet in vijf soorten markeringen die
in iedere samenstelling toegepast kunnen worden :
1.2.1. Laterale markeringen, die worden gebruikt in samenhang met een
vastgestelde betonningsrichting. Zij worden in het algemeen aangewend
in duidelijk begrensde vaarwaters. De markeringen geven de bakboord-
en stuurboordzijde aan van de route die gevolgd moet worden.
1.2.2. Kardinale markeringen, die worden gebruikt in samenhang met het
scheepskompas en aangeven waar zich bevaarbaar water bevindt.
1.2.3. Losliggend gevaar markeringen, die afzonderlijke gevaren van
geringe omvang aangeven, waaromheen zich bevaarbaar water bevindt.
1.2.4. Veilig vaarwater markeringen, die aangeven dat rondom een positie
veilig genavigeerd kan worden o.a. midvaarwaterboeien.
1.2.5. Bijzondere markeringen, die niet in de eerste plaats bestemd zijn
voor navigatie en een gebied of zaak aanduiden die in de nautische
publikaties wordt genoemd.
1.3. Markeringsmethoden.
De betekenis van de markering is afhankelijk van een of meer van de
volgende kenmerken :
1.3.1. 's nachts : kleur en karakter van het licht.
1.3.2. overdag : kleur, vorm en topteken.
2. Laterale markeringen.
2.1. Definitie van vastgestelde betonningsrichting.
De betonningsrichting wordt aan de hand van een van de twee volgende
richtlijnen vastgesteld :
2.1.1. De gebruikelijke aanlooprichting vanuit zee naar een haven in een
rivier, riviermonding of ander vaarwater.
2.1.2. In andere gebieden wordt de betonningsrichting in detail vastgelegd
door de verantwoordelijke autoriteit in overleg met de nabuurlanden.
In princiep dient de betonningsrichting om de continenten te lopen in
de richting van de wijzers van het uurwerk.
In ieder geval dient de overeengekomen betonningsrichting bekend
gesteld te worden in daartoe bestemde nautische publikaties.
2.2. Beschrijving van de laterale betonning.
2.2.1. Bakboordzijde.
- Kleur : rood.
- Vorm van de boei : stomp of spar.
- Topteken (indien aanwezig) : enkele rode cilinder.
- licht (indien aanwezig) :
° kleur : rood;
° karakter : naar keuze.
2.2.2. Stuurboordzijde.
- kleur : groen (a).
- Vorm van de boei : spits of spar.
- topteken (indien aanwezig) : enkele groene kegel (a) met
de punt naar boven.
- Licht (indien aanwezig).
° kleur : groen;
° karakter : naar keuze.
2.2.3. Indien bakboords- of stuurboordsmerken niet voldoen aan de
stompe of spitse identificatievorm, dienen deze, waar dit
uitvoerbaar is, voorzien te zijn van het desbetreffend
topteken.
2.2.4. Cijfers of lettertekens.
Indien de merken, gelegen aan de zijkanten van een vaarwater
of route, worden genummerd of van een letter voorzien, dient
dit in de vastgestelde betonningsrichting te gebeuren.
3. Kardinale markeringen.
3.1. Definities van kardinale kwadranten en merken.
3.1.1. De vier kwadranten (Noord, Oost, Zuid en West) worden begrensd
door de ware peilingslijnen NW-NE, NE-SE, SE-SW en SW-NW, die
vanuit het gevaar getrokken kunnen worden.
3.1.2. Het kardinale merk wordt genoemd naar het kwadrant waarin dit
geplaatst.
3.1.3. De benaming van het kardinale merk duidt de zijde aan waarlangs
het gepasseerd moer worden.
3.2. Gebruik van kardinale merken.
Een kardinaal merk kan gebruikt worden :
3.2.1. Om aan te geven dat het diepste water in dat gebied zich bevindt
aan de genoemde zijde van het merk.
3.2.2. Om de veilige zijde waarlangs een gevaar gepasseerd moet worden,
aan te geven.
3.2.3. Om de aandacht te vestigen op een bijzonderheid in het vaarwater
zoals een bocht, een samenvloeiing, een splitsing of de begrenzing
van een ondiepte.
3.3. Beschrijving van de kardinale betonning.
3.3.1. Noord kardinaal merk.
- Topteken (b) : twee boven elkaar geplaatste zwarte kegels waarvan
de punten naar boven wijzen.
- Kleur : bovenste helft zwart, onderste helft geel.
- Vorm : torenboei of spar.
- Licht (indien aanwezig) :
° kleur : wit;
° karakter : snel flikkerlicht (c) of flikkerlicht (d).
3.3.2. Oost kardinaal merk.
- Topteken (b) : twee boven elkaar geplaatste zwarte kegels
met bases naar elkaar toe gericht.
- Kleur : zwart met een brede gele horizontale band.
- Vorm : torenboei of spar.
- Licht (indien aanwezig) :
° kleur : wit;
° karakter : snel flikkerlicht (c) (3) elke 5 seconden of
flikkerlicht (d) (3) elke 10 seconden.
3.3.3. Zuid kardinaal merk.
- Topteken (b) : twee boven elkaar geplaatste zwarte kegels
waarvan de punten naar beneden wijzen.
- Kleur : geel boven zwart.
- Vorm : torenboei of spar.
- Licht (indien aanwezig) :
° kleur : wit;
° karakter : snel flikkerlicht (c) (6) + lange schitter (e)
elke 10 seconden of flikkerlicht (d) (6) + lange schitter
(e) elke 15 seconden.
3.3.4. West kardinaal merk.
- Topteken (b) : twee boven elkaar geplaatste zwarte kegels
met de punten naar elkaar toe gericht.
- Kleur : geel met een brede zwarte horizontale band.
- Vorm : torenboei of spar.
- Licht (indien aanwezig) :
° kleur : wit;
° karakter : snel flikkerlicht (c) (9) elke 10 seconden of
flikkerlicht (d) (9) elke 15 seconden.
4. Losliggende gevaarmarkeringen.
4.1. Definitie van de markeringen van een losliggend gevaar.
Een markering van een losliggend gevaar is een merk dat is
geplaatst op of bevestigd aan een gevaar waaromheen zich
bevaarbaar water bevindt.
4.2. Beschrijving van de betonning van een losliggend gevaar.
- Topteken (f) : twee boven elkaar geplaatste zwarte bollen.
- Kleur : zwart met een of meer brede rode horizontale banden.
- Vorm : Torenboei of spar.
- Licht (indien aanwezig) :
° kleur : wit;
° karakter : groep van twee schitteringen.
5. Veilig vaarwater markeringen.
5.1. Definitie van de markeringen van veilig vaarwater.
De markering van veilig vaarwater duidt aan dat zich rond het
merk bevaarbaar water bevindt. Hieronder begrepen zijn de merken
die een aslijn of het midden van het vaarwater aanduiden. Het
merk kan eveneens dienen als alternatief voor een kardinaal dan
wel een lateraal merk, waarmede een verkennings- of aanlooppositie
wordt aangeduid.
5.2. Beschrijving van de veilig vaarwater betonning.
- Kleur : rode en witte vertikale strepen.
- Vorm : bolton, torenboei met bolvormig topteken of spar.
- Topteken (indien aanwezig) : een rode bol.
- Licht (indien aanwezig) :
° kleur : wit;
° karakter : isofaas, of onderbroken of lang schitterlicht elke
10 seconden, of overeenkomend met morseteken "A".
6. Bijzondere markeringen.
6.1. Definitie van bijzondere markeringen.
Markeringen welke niet in de eerste plaats bestemd zijn voor
de navigatie, maar die een bepaald gebied of bepaalde zaak
aanduiden, waarnaar wordt verwezen in de gebruikelijke nautische
publikaties, o.a. :
6.1.1. Betonning ter markering van meetapparatuur (ODAS).
6.1.2. Betoning ter markering van verkeersscheidingsstelsels, indien
het gebruik van gewone routemarkeringen verwarring kan stichten.
6.1.3. Betonning ter markering van stortplaatsen.
6.1.4. Betonning ter markering van militaire oefengebieden.
6.1.5. Betonning ter markering van kabels en pijpleidingen.
6.1.6. Betonning ter markering van recreatiegebieden.
6.1.7. Betonning ter markering van visserijgebieden.
6.1.8. Betonning ter markering van ankergebieden.
6.1.9. Betonning ter markering van waterbouwkundige werken.
6.2. Beschrijving van de bijzondere betonning.
- Kleur : geel.
- Vorm : naar keuze, maar niet leidend tot verwarring met
markeringen welke inlichtingen geven betreffende de scheepvaart.
- Topteken (indien aanwezig) : enkel geel X-vormig.
- Licht (indien aanwezig) :
° kleur : geel;
° karakter : naar keuze, uitgezonderd die omschreven in 3, 4 en 5.
6.3. Andere bijzondere markeringen.
Bijzondere markeringen andere dan genoemd in 6.1. en omschreven in
6.2. mogen worden uitgelegd door de verantwoordelijke overheid om in
buitengewone omstandigheden te voorzien. Deze markeringen mogen niet
leiden tot verwarring met markeringen welke inlichtingen geven
betreffende de scheepvaart en dienen bekend gesteld te worden in de
gebruikelijke nautische publikaties en zo spoedig mogelijk onder
aandacht van I.A.L.A. te worden gebracht.
7. Nieuwe gevaren.
7.1. Definitie van nieuwe gevaren.
De term "nieuwe gevaren" wordt gebruikt als omschrijving van nieuw
ontdekte gevaren die nog niet in de nautische publikaties zijn
opgenomen. De term omvat, naast natuurlijke gevaren, zoals zandbanken
en rotsen ook door de mens veroorzaakte gevaren, zoals wrakken.
7.2. Het markeren van nieuwe gevaren.
7.2.1. Nieuwe gevaren dienen overeenkomstig deze regels gemarkeerd te
worden. Indien de verantwoordelijke autoriteit meent dat het
nieuwe gevaar bijzonder ernstig is, dan dient ten minste een van
de merken ten spoedigste in dubbele uitvoering toegepast te worden.
7.2.2. Elke voor dit doel gebruikte lichtboei dient met een geschikt
kardinaal of lateraal snelflikkerlicht of flikkerlicht te zijn
uitgerust.
7.2.3. Van elk dubbel uitgevoerd merk dienen beide eenheden identiek aan
elkaar te zijn.
7.2.4. Het tweede merk kan met een racon worden uitgerust, gevende
codeletter "D", als morse-signaal op het radarscherm, met een
lengte van 1 zeemijl.
7.2.5. Het tweede merk mag worden verwijderd als de betrokken overheid
overtuigd is dat de informatie betreffende het nieuw gevaar
voldoende bekendgemaakt is.
(a) Indien om uitzonderlijke redenen, de verantwoordelijke overheid van
mening is dat de groene kleur niet voldoet, mag de zwarte kleur
toegepast worden.
(b) Het uit twee kegels bestaande topteken is overdag het meest belangrijke
kenmerk van de kardinale markering en dient waar dit uitvoerbaar is,
aangebracht te worden en zo groot mogelijk te zijn met een duidelijke
ruimte tussen de kegels.
(c) Snel flikkerlicht, d.i. een licht dat lichtflikkeringen toont met een
frekwentie van 120 tot 100 flikkeringen per minuut.
(d) Flikkerlicht, d.i. een licht dat lichtflikkeringen toont met een
frekwentie van 60 tot 50 flikkeringen per minuut.
(e) Lange schitter, d.i. een licht met een flitsduur van niet minder dan
2 seconden.
(f) Het uit twee bollen bestaande topteken is overdag het meest belangrijke
kenmerk van de losliggende gevaarmarkeringen en dient, waar dit
uitvoerbaar is, aangebracht te worden en zo groot mogelijk te zijn met
een duidelijke ruimte tussen de bollen.
1.1. Toepassingsveld.
Het systeem is van toepassing op alle vaste en drijvende markeringen
(uitgezonderd vuurtorens, sectorlichten, geleidelichten,
lichtschepenen en grote navigatieboeien) ter aanduiding van :
1.1.1. De laterale begrenzing van vaarwaters.
1.1.2. Natuurlijke gevaren en andere obstructies, zoals wrakken.
1.1.3. Andere gebieden of zaken van belang voor de scheepvaart.
1.1.4. Nieuwe gevaren.
1.2. Markeringskenmerken.
Het betonningssysteem voorziet in vijf soorten markeringen die
in iedere samenstelling toegepast kunnen worden :
1.2.1. Laterale markeringen, die worden gebruikt in samenhang met een
vastgestelde betonningsrichting. Zij worden in het algemeen aangewend
in duidelijk begrensde vaarwaters. De markeringen geven de bakboord-
en stuurboordzijde aan van de route die gevolgd moet worden.
1.2.2. Kardinale markeringen, die worden gebruikt in samenhang met het
scheepskompas en aangeven waar zich bevaarbaar water bevindt.
1.2.3. Losliggend gevaar markeringen, die afzonderlijke gevaren van
geringe omvang aangeven, waaromheen zich bevaarbaar water bevindt.
1.2.4. Veilig vaarwater markeringen, die aangeven dat rondom een positie
veilig genavigeerd kan worden o.a. midvaarwaterboeien.
1.2.5. Bijzondere markeringen, die niet in de eerste plaats bestemd zijn
voor navigatie en een gebied of zaak aanduiden die in de nautische
publikaties wordt genoemd.
1.3. Markeringsmethoden.
De betekenis van de markering is afhankelijk van een of meer van de
volgende kenmerken :
1.3.1. 's nachts : kleur en karakter van het licht.
1.3.2. overdag : kleur, vorm en topteken.
2. Laterale markeringen.
2.1. Definitie van vastgestelde betonningsrichting.
De betonningsrichting wordt aan de hand van een van de twee volgende
richtlijnen vastgesteld :
2.1.1. De gebruikelijke aanlooprichting vanuit zee naar een haven in een
rivier, riviermonding of ander vaarwater.
2.1.2. In andere gebieden wordt de betonningsrichting in detail vastgelegd
door de verantwoordelijke autoriteit in overleg met de nabuurlanden.
In princiep dient de betonningsrichting om de continenten te lopen in
de richting van de wijzers van het uurwerk.
In ieder geval dient de overeengekomen betonningsrichting bekend
gesteld te worden in daartoe bestemde nautische publikaties.
2.2. Beschrijving van de laterale betonning.
2.2.1. Bakboordzijde.
- Kleur : rood.
- Vorm van de boei : stomp of spar.
- Topteken (indien aanwezig) : enkele rode cilinder.
- licht (indien aanwezig) :
° kleur : rood;
° karakter : naar keuze.
2.2.2. Stuurboordzijde.
- kleur : groen (a).
- Vorm van de boei : spits of spar.
- topteken (indien aanwezig) : enkele groene kegel (a) met
de punt naar boven.
- Licht (indien aanwezig).
° kleur : groen;
° karakter : naar keuze.
2.2.3. Indien bakboords- of stuurboordsmerken niet voldoen aan de
stompe of spitse identificatievorm, dienen deze, waar dit
uitvoerbaar is, voorzien te zijn van het desbetreffend
topteken.
2.2.4. Cijfers of lettertekens.
Indien de merken, gelegen aan de zijkanten van een vaarwater
of route, worden genummerd of van een letter voorzien, dient
dit in de vastgestelde betonningsrichting te gebeuren.
3. Kardinale markeringen.
3.1. Definities van kardinale kwadranten en merken.
3.1.1. De vier kwadranten (Noord, Oost, Zuid en West) worden begrensd
door de ware peilingslijnen NW-NE, NE-SE, SE-SW en SW-NW, die
vanuit het gevaar getrokken kunnen worden.
3.1.2. Het kardinale merk wordt genoemd naar het kwadrant waarin dit
geplaatst.
3.1.3. De benaming van het kardinale merk duidt de zijde aan waarlangs
het gepasseerd moer worden.
3.2. Gebruik van kardinale merken.
Een kardinaal merk kan gebruikt worden :
3.2.1. Om aan te geven dat het diepste water in dat gebied zich bevindt
aan de genoemde zijde van het merk.
3.2.2. Om de veilige zijde waarlangs een gevaar gepasseerd moet worden,
aan te geven.
3.2.3. Om de aandacht te vestigen op een bijzonderheid in het vaarwater
zoals een bocht, een samenvloeiing, een splitsing of de begrenzing
van een ondiepte.
3.3. Beschrijving van de kardinale betonning.
3.3.1. Noord kardinaal merk.
- Topteken (b) : twee boven elkaar geplaatste zwarte kegels waarvan
de punten naar boven wijzen.
- Kleur : bovenste helft zwart, onderste helft geel.
- Vorm : torenboei of spar.
- Licht (indien aanwezig) :
° kleur : wit;
° karakter : snel flikkerlicht (c) of flikkerlicht (d).
3.3.2. Oost kardinaal merk.
- Topteken (b) : twee boven elkaar geplaatste zwarte kegels
met bases naar elkaar toe gericht.
- Kleur : zwart met een brede gele horizontale band.
- Vorm : torenboei of spar.
- Licht (indien aanwezig) :
° kleur : wit;
° karakter : snel flikkerlicht (c) (3) elke 5 seconden of
flikkerlicht (d) (3) elke 10 seconden.
3.3.3. Zuid kardinaal merk.
- Topteken (b) : twee boven elkaar geplaatste zwarte kegels
waarvan de punten naar beneden wijzen.
- Kleur : geel boven zwart.
- Vorm : torenboei of spar.
- Licht (indien aanwezig) :
° kleur : wit;
° karakter : snel flikkerlicht (c) (6) + lange schitter (e)
elke 10 seconden of flikkerlicht (d) (6) + lange schitter
(e) elke 15 seconden.
3.3.4. West kardinaal merk.
- Topteken (b) : twee boven elkaar geplaatste zwarte kegels
met de punten naar elkaar toe gericht.
- Kleur : geel met een brede zwarte horizontale band.
- Vorm : torenboei of spar.
- Licht (indien aanwezig) :
° kleur : wit;
° karakter : snel flikkerlicht (c) (9) elke 10 seconden of
flikkerlicht (d) (9) elke 15 seconden.
4. Losliggende gevaarmarkeringen.
4.1. Definitie van de markeringen van een losliggend gevaar.
Een markering van een losliggend gevaar is een merk dat is
geplaatst op of bevestigd aan een gevaar waaromheen zich
bevaarbaar water bevindt.
4.2. Beschrijving van de betonning van een losliggend gevaar.
- Topteken (f) : twee boven elkaar geplaatste zwarte bollen.
- Kleur : zwart met een of meer brede rode horizontale banden.
- Vorm : Torenboei of spar.
- Licht (indien aanwezig) :
° kleur : wit;
° karakter : groep van twee schitteringen.
5. Veilig vaarwater markeringen.
5.1. Definitie van de markeringen van veilig vaarwater.
De markering van veilig vaarwater duidt aan dat zich rond het
merk bevaarbaar water bevindt. Hieronder begrepen zijn de merken
die een aslijn of het midden van het vaarwater aanduiden. Het
merk kan eveneens dienen als alternatief voor een kardinaal dan
wel een lateraal merk, waarmede een verkennings- of aanlooppositie
wordt aangeduid.
5.2. Beschrijving van de veilig vaarwater betonning.
- Kleur : rode en witte vertikale strepen.
- Vorm : bolton, torenboei met bolvormig topteken of spar.
- Topteken (indien aanwezig) : een rode bol.
- Licht (indien aanwezig) :
° kleur : wit;
° karakter : isofaas, of onderbroken of lang schitterlicht elke
10 seconden, of overeenkomend met morseteken "A".
6. Bijzondere markeringen.
6.1. Definitie van bijzondere markeringen.
Markeringen welke niet in de eerste plaats bestemd zijn voor
de navigatie, maar die een bepaald gebied of bepaalde zaak
aanduiden, waarnaar wordt verwezen in de gebruikelijke nautische
publikaties, o.a. :
6.1.1. Betonning ter markering van meetapparatuur (ODAS).
6.1.2. Betoning ter markering van verkeersscheidingsstelsels, indien
het gebruik van gewone routemarkeringen verwarring kan stichten.
6.1.3. Betonning ter markering van stortplaatsen.
6.1.4. Betonning ter markering van militaire oefengebieden.
6.1.5. Betonning ter markering van kabels en pijpleidingen.
6.1.6. Betonning ter markering van recreatiegebieden.
6.1.7. Betonning ter markering van visserijgebieden.
6.1.8. Betonning ter markering van ankergebieden.
6.1.9. Betonning ter markering van waterbouwkundige werken.
6.2. Beschrijving van de bijzondere betonning.
- Kleur : geel.
- Vorm : naar keuze, maar niet leidend tot verwarring met
markeringen welke inlichtingen geven betreffende de scheepvaart.
- Topteken (indien aanwezig) : enkel geel X-vormig.
- Licht (indien aanwezig) :
° kleur : geel;
° karakter : naar keuze, uitgezonderd die omschreven in 3, 4 en 5.
6.3. Andere bijzondere markeringen.
Bijzondere markeringen andere dan genoemd in 6.1. en omschreven in
6.2. mogen worden uitgelegd door de verantwoordelijke overheid om in
buitengewone omstandigheden te voorzien. Deze markeringen mogen niet
leiden tot verwarring met markeringen welke inlichtingen geven
betreffende de scheepvaart en dienen bekend gesteld te worden in de
gebruikelijke nautische publikaties en zo spoedig mogelijk onder
aandacht van I.A.L.A. te worden gebracht.
7. Nieuwe gevaren.
7.1. Definitie van nieuwe gevaren.
De term "nieuwe gevaren" wordt gebruikt als omschrijving van nieuw
ontdekte gevaren die nog niet in de nautische publikaties zijn
opgenomen. De term omvat, naast natuurlijke gevaren, zoals zandbanken
en rotsen ook door de mens veroorzaakte gevaren, zoals wrakken.
7.2. Het markeren van nieuwe gevaren.
7.2.1. Nieuwe gevaren dienen overeenkomstig deze regels gemarkeerd te
worden. Indien de verantwoordelijke autoriteit meent dat het
nieuwe gevaar bijzonder ernstig is, dan dient ten minste een van
de merken ten spoedigste in dubbele uitvoering toegepast te worden.
7.2.2. Elke voor dit doel gebruikte lichtboei dient met een geschikt
kardinaal of lateraal snelflikkerlicht of flikkerlicht te zijn
uitgerust.
7.2.3. Van elk dubbel uitgevoerd merk dienen beide eenheden identiek aan
elkaar te zijn.
7.2.4. Het tweede merk kan met een racon worden uitgerust, gevende
codeletter "D", als morse-signaal op het radarscherm, met een
lengte van 1 zeemijl.
7.2.5. Het tweede merk mag worden verwijderd als de betrokken overheid
overtuigd is dat de informatie betreffende het nieuw gevaar
voldoende bekendgemaakt is.
(a) Indien om uitzonderlijke redenen, de verantwoordelijke overheid van
mening is dat de groene kleur niet voldoet, mag de zwarte kleur
toegepast worden.
(b) Het uit twee kegels bestaande topteken is overdag het meest belangrijke
kenmerk van de kardinale markering en dient waar dit uitvoerbaar is,
aangebracht te worden en zo groot mogelijk te zijn met een duidelijke
ruimte tussen de kegels.
(c) Snel flikkerlicht, d.i. een licht dat lichtflikkeringen toont met een
frekwentie van 120 tot 100 flikkeringen per minuut.
(d) Flikkerlicht, d.i. een licht dat lichtflikkeringen toont met een
frekwentie van 60 tot 50 flikkeringen per minuut.
(e) Lange schitter, d.i. een licht met een flitsduur van niet minder dan
2 seconden.
(f) Het uit twee bollen bestaande topteken is overdag het meest belangrijke
kenmerk van de losliggende gevaarmarkeringen en dient, waar dit
uitvoerbaar is, aangebracht te worden en zo groot mogelijk te zijn met
een duidelijke ruimte tussen de bollen.
1. Generalites.
1.1. Champ d'application.
Le présent systeme s'applique (a l'exception des phares, feux a
secteurs, feux d'alignements, bateaux-feux et bouees geantes) a
toutes les marques fixes et flottantes servant a indiquer :
1.1.1. Les limites laterales des chenaux navigables.
1.1.2. Les dangers naturels et toutes autres obstructions telles que
les epaves.
1.1.3. Les autres zones ou configurations remarquables importantes
pour le navigateur.
1.1.4. Les dangers nouveaux.
1.2. Categories de marques.
Le systeme de balisage comprend cinq categories de marques
dont toute combinaison peut être employee :
1.2.1. Les marques laterales dont l'emploi est lie a l'existence d'un
sens conventionnel de balisage, generalement utilisees pour des
chenaux bien definis. Ces marques indiquent les cotes babord et
tribord de la route a suivre.
1.2.2. Les marques cardinales dont l'emploi est lie au compas du
navire, indiquant le quadrant dans lequel le navire peut trouver des
eaux saines.
1.2.3. Les marques de danger isole signalant des dangers isoles
d'etendue limitee autour desquels les eaux sont saines.
1.2.4. Des marques d'eaux saines indiquant qu'autour d'une telle marque
les eaux sont saines (par exemple, marque de milieu de chenal).
1.2.5. Des marques n'ayant pas pour but principal d'aider la
navigation, mais indiquant une zone ou une configuration remarquable
mentionnee dans les documents nautiques.
1.3. Methode employee pour caracteriser les marques.
La signification d'une marque est determinee par l'un au moins
des caracteres suivants :
1.3.1. de nuit : couleur et rythme du feu.
1.3.2. de jour : couleur, forme, voyant.
2. Marques laterales.
2.1. Definition du sens conventionnel de balisage.
Le sens conventionnel de balisage peut être defini, la ou c'est
necessaire, de l'une des deux façons suivantes :
2.1.1. C'est le sens general que suit le navire venant de la haute mer
lorsqu'il s'approche d'un port, d'une riviere, d'un estuaire ou
d'une autre voie d'eau.
2.1.2. Dans les zones autres que les precedentes, c'est un sens defini
par convention qu'il convient que les autorités responsables
definissent en detail, apres consultation des pays voisins. Il
convient en principe que ce sens suive les contours des continents
dans le sens des aiguilles d'une montre.
Dans tous les cas, le sens conventionnel doit être indique
dans les documents nautiques appropries.
2.2. Description des marques laterales.
2.2.1. Babord.
- Couleur : rouge.
- Forme (bouees) : cylindrique ou espar.
- Voyant (le cas echeant) : un seul cylindre rouge.
- feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : rouge;
° rythme : quelconque.
2.2.2. Tribord.
- Couleur : verte (a).
- Forme (bouees) : conique ou espar.
- Voyant (le cas echeant) un seul cone vert (a), pointe en haut.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : verte;
° rythme : quelconque.
2.2.3. Lorsque les marques de babord ou de tribord ne sont
pas identifiables, d'apres leur forme cylindrique ou conique,
elles doivent, lorsque cela est possible, être dotees du voyant
approprie.
2.2.4. Numeration ou lettres.
Si des marques de rives de chenal sont numerotees ou portent
des lettres, la succession des chiffres ou des lettres suit le
sens conventionnel de balisage.
3. Marques cardinales.
3.1. Definition des quadrants et marques cardinales.
3.1.1. Les quatre quadrants (Nord, Est, Sud, Ouest) sont limites par
les relevements vrais NO-NE, NE-SE, SE-SO, SO-NO, dont
l'origine est le point a marquer.
3.1.2. Une marque cardinale reçoit le nom du quadrant dans
lequel elle est placee.
3.1.3. Le nom d'une marque cardinale indique qu'il convient de
passer dans le quadrant portant ce nom.
3.2. Utilisation des marques cardinales.
Une marque cardinale peut être utilisee, par exemple :
3.2.1. Pour indiquer que les eaux les plus profondes se trouvent
dans le quadrant portant le nom de la marque.
3.2.2. Pour indiquer de quel cote d'un danger se trouvent les eaux saines.
3.2.3. Pour attirer l'attention sur une configuration particuliere d'un
chenal, comme un coude, une jonction, une bifurcation ou l'extremite
d'un banc.
3.3. Description des marques cardinales.
3.3.1. Marque de quadrant Nord.
-Voyant (b) : deux cones noirs superposes, pointes en haut
- Couleur : noire au-dessus du jaune.
- Forme : charpente ou espar.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : blanche;
° rythme : scintillant rapide (c) ou scintillant (d).
3.3.2. Marque de quadrant Est.
- Voyant (b) : deux cones noirs superposes, opposes par la base.
- Couleur : noire avec une seule large bande horizontale jaune.
- Forme : charpente ou espar.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : blanche;
° rythme : scintillant rapide (c) (3) toutes les 5 secondes ou
scintillant (d) (3) toutes les 10 secondes.
3.3.3. Marque de quadrant Sud.
- Voyant (b) : deux cones noirs superposes, pointes en bas.
- Couleur : jaune au-dessus du noir.
- Forme : charpente ou espar.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : blanche;
° rythme : scintillant rapide (c) (6) + eclat long (e) toutes
les 10 secondes ou scintillant (d) (6) + eclat long (e) toutes
les 15 secondes.
3.3.4. Marque de quadrant Ouest.
- Voyant (b) : deux cones noirs superposes, opposes par la pointe.
- Couleur : jaune avec une seule large bande horizontale noire.
- Forme : charpente ou espar.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : blanche;
° rythme : scintillant rapide (c) (9) toutes les 10 secondes
ou scintillant (d) (9) toutes les 15 secondes.
4. Marques de danger isolees.
4.1. Definition des marques de danger isole.
Une marque de danger isole est une marque erigee sur un
danger isole entoure d'eau saine ou mouillee a l'endroit d'un tel
danger.
4.2. Description des marques de danger isole.
- Voyant (f) : deux spheres noires superposees.
- Couleur : noire avec une ou plusieurs larges bandes horizontales
rouges.
- Forme : charpente ou espar.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : blanche;
° rythme : a deux eclats groupes.
5. Marques d'eaux saines.
6.1. Definition des marques d'eaux saines.
Les marques d'eaux saines servent a indiquer qu'il existe des eaux
saines tout autour de la marque. Ces marques comprennent les
marques definissant les axes des chenaux et les milieux du chenal.
Elles peuvent aussi être utilisees pour indiquer un atterrissage
si celui-ci n'est pas indique par une marque cardinale ou laterale.
5.2. Description des marques d'eaux saines.
- Couleur : bandes verticales rouges et blanches.
- Forme : spherique, charpente avec un voyant spherique ou
espar.
- Voyant (le cas echeant) : une seule sphere rouge.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : blanche;
° rythme : isophase, a oscillations, ou a eclats long
toutes les 10 secondes, ou correspondant au signe morse "A".
6. Marques speciales.
6.1 Definition des marques speciales.
Ces marques n'ont pas pour but principalement d'aider la
navigation mais elles indiquent une zone ou une configuration
remarquable menitonnee dans les documents nautiques
appropries. Ce sont par exemple, des :
6.1.1. Marques des stations d'acquisition de donnees oceaniques (SADO).
6.1.2. Marques indiquant les dispositifs de separation du trafic
la ou le balisage classique du chenal peut preter a confusion.
6.1.3. Marques indiquant les dépôts de materiaux.
6.1.4. Marques indiquant des zones utilisees pour les exercices militaires.
6.1.5. Marques indiquant la presence de cables ou d'oleoducs.
6.1.6. Marques indiquant des zones reservees a la plaisance.
6.1.7. Marques indiquant des zones reservees a la pecherie.
6.1.8. Marques indiquant des zones reservees au mouillage.
6.1.9. Marques indiquant des zones reservees a des travaux
hydrauliques.
6.2. Description des marques speciales.
- Couleur : jaune.
- Forme : au choix mais ne pretant pas a confusion avec les
marques donnant des informations relatives a la navigation.
- Voyant (le cas echeant) : un seul voyant en forme de "X", jaune.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : jaune;
° rythme : quelconque, autre que ceux decrits dans les
sections 3, 4 et 5.
6.3. Autres marques speciales.
Des marques speciales autres que celles enumerees au 6.1.
et decrites au 6.2. peuvent être mises en place par l'administration
responsable afin de faire face a des circonstances exceptionnelles.
Ces marques ne devront pas preter a confusion avec les marques
donnant des informations relatives a la navigation et
devront être mentionnees dans les documents nautiques
appropries et portees a la connaissance de l'A.I.S.M. aussitot que
possible.
7. Dangers nouveaux.
7.1. Definition des dangers nouveaux.
L'expression "dangers nouveaux" est utilisee pour designer les
obstructions decouvertes recemment qui ne sont pas encore indiquees
dans les documents nautiques. Les "dangers nouveaux" comprennent
les obstructions naturelles telles que bancs de sable ou
ecueils ou les dangers resultant de l'action humaine tels que les
epaves.
7.2. Signalisation des dangers nouveaux.
7.2.1. Les dangers nouveaux sont balises conformément aux
presentes regles. Si le service responsable estime que le
danger est particulierement grave, au moins une des marques
utilisees est doublee aussitot que possible.
7.2.2. Les feux de toutes les marques employees pour un tel balisage
presentent le rythme scintillant rapide ou scintillant
approprie, lateral ou cardinal.
7.2.3. La marque mise en place en double est en tous points
identique a la marque avec laquelle elle est couplee.
7.2.4. Une marque mise en place en double peut porter une balise
radar, codee suivant la lettre "D" et montrant un signal d'une
longueur de 1 mille marin sur l'ecran radar.
7.2.5. La marque mise en place en double peut être enlevee lorsque
l'autorite responsable estime que l'information de l'existence du
nouveau danger a ete suffisamment diffusee.
(a) Lorsque pour des raisons exceptionnelles, une autorite
estime que la couleur verte n'est pas satisfaisante, la couleur
noire peut être utilisee.
(b) Le voyant constitue de deux cones est le caractere distinctif
le plus important des marques cardinales de jour. Il
convient que ce voyant soit utilise partout ou
l'on peut et qu'il soit aussi grand que possible, chaque
cone etant nettement separe de l'autre.
(c) Scintillant rapide : feu scintillant a la cadence de 120 a 100
scintillements par minute.
(d) Scintillant : feu scintillant a la cadence de 60 a 50
scintillements par minute.
(e) Eclat long : un feu d'une durée de lumiere de 2 secondes
au moins.
(f) Le voyant constitue de deux spheres superposees est la
caracteristique la plus importante de jour de toute marque de
danger isole; il convient que ce voyant soit utilise partout ou
l'on peut et qu'il soit aussi grand que possible, chaque sphere
etant nettement separee de l'autre.
1.1. Champ d'application.
Le présent systeme s'applique (a l'exception des phares, feux a
secteurs, feux d'alignements, bateaux-feux et bouees geantes) a
toutes les marques fixes et flottantes servant a indiquer :
1.1.1. Les limites laterales des chenaux navigables.
1.1.2. Les dangers naturels et toutes autres obstructions telles que
les epaves.
1.1.3. Les autres zones ou configurations remarquables importantes
pour le navigateur.
1.1.4. Les dangers nouveaux.
1.2. Categories de marques.
Le systeme de balisage comprend cinq categories de marques
dont toute combinaison peut être employee :
1.2.1. Les marques laterales dont l'emploi est lie a l'existence d'un
sens conventionnel de balisage, generalement utilisees pour des
chenaux bien definis. Ces marques indiquent les cotes babord et
tribord de la route a suivre.
1.2.2. Les marques cardinales dont l'emploi est lie au compas du
navire, indiquant le quadrant dans lequel le navire peut trouver des
eaux saines.
1.2.3. Les marques de danger isole signalant des dangers isoles
d'etendue limitee autour desquels les eaux sont saines.
1.2.4. Des marques d'eaux saines indiquant qu'autour d'une telle marque
les eaux sont saines (par exemple, marque de milieu de chenal).
1.2.5. Des marques n'ayant pas pour but principal d'aider la
navigation, mais indiquant une zone ou une configuration remarquable
mentionnee dans les documents nautiques.
1.3. Methode employee pour caracteriser les marques.
La signification d'une marque est determinee par l'un au moins
des caracteres suivants :
1.3.1. de nuit : couleur et rythme du feu.
1.3.2. de jour : couleur, forme, voyant.
2. Marques laterales.
2.1. Definition du sens conventionnel de balisage.
Le sens conventionnel de balisage peut être defini, la ou c'est
necessaire, de l'une des deux façons suivantes :
2.1.1. C'est le sens general que suit le navire venant de la haute mer
lorsqu'il s'approche d'un port, d'une riviere, d'un estuaire ou
d'une autre voie d'eau.
2.1.2. Dans les zones autres que les precedentes, c'est un sens defini
par convention qu'il convient que les autorités responsables
definissent en detail, apres consultation des pays voisins. Il
convient en principe que ce sens suive les contours des continents
dans le sens des aiguilles d'une montre.
Dans tous les cas, le sens conventionnel doit être indique
dans les documents nautiques appropries.
2.2. Description des marques laterales.
2.2.1. Babord.
- Couleur : rouge.
- Forme (bouees) : cylindrique ou espar.
- Voyant (le cas echeant) : un seul cylindre rouge.
- feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : rouge;
° rythme : quelconque.
2.2.2. Tribord.
- Couleur : verte (a).
- Forme (bouees) : conique ou espar.
- Voyant (le cas echeant) un seul cone vert (a), pointe en haut.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : verte;
° rythme : quelconque.
2.2.3. Lorsque les marques de babord ou de tribord ne sont
pas identifiables, d'apres leur forme cylindrique ou conique,
elles doivent, lorsque cela est possible, être dotees du voyant
approprie.
2.2.4. Numeration ou lettres.
Si des marques de rives de chenal sont numerotees ou portent
des lettres, la succession des chiffres ou des lettres suit le
sens conventionnel de balisage.
3. Marques cardinales.
3.1. Definition des quadrants et marques cardinales.
3.1.1. Les quatre quadrants (Nord, Est, Sud, Ouest) sont limites par
les relevements vrais NO-NE, NE-SE, SE-SO, SO-NO, dont
l'origine est le point a marquer.
3.1.2. Une marque cardinale reçoit le nom du quadrant dans
lequel elle est placee.
3.1.3. Le nom d'une marque cardinale indique qu'il convient de
passer dans le quadrant portant ce nom.
3.2. Utilisation des marques cardinales.
Une marque cardinale peut être utilisee, par exemple :
3.2.1. Pour indiquer que les eaux les plus profondes se trouvent
dans le quadrant portant le nom de la marque.
3.2.2. Pour indiquer de quel cote d'un danger se trouvent les eaux saines.
3.2.3. Pour attirer l'attention sur une configuration particuliere d'un
chenal, comme un coude, une jonction, une bifurcation ou l'extremite
d'un banc.
3.3. Description des marques cardinales.
3.3.1. Marque de quadrant Nord.
-Voyant (b) : deux cones noirs superposes, pointes en haut
- Couleur : noire au-dessus du jaune.
- Forme : charpente ou espar.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : blanche;
° rythme : scintillant rapide (c) ou scintillant (d).
3.3.2. Marque de quadrant Est.
- Voyant (b) : deux cones noirs superposes, opposes par la base.
- Couleur : noire avec une seule large bande horizontale jaune.
- Forme : charpente ou espar.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : blanche;
° rythme : scintillant rapide (c) (3) toutes les 5 secondes ou
scintillant (d) (3) toutes les 10 secondes.
3.3.3. Marque de quadrant Sud.
- Voyant (b) : deux cones noirs superposes, pointes en bas.
- Couleur : jaune au-dessus du noir.
- Forme : charpente ou espar.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : blanche;
° rythme : scintillant rapide (c) (6) + eclat long (e) toutes
les 10 secondes ou scintillant (d) (6) + eclat long (e) toutes
les 15 secondes.
3.3.4. Marque de quadrant Ouest.
- Voyant (b) : deux cones noirs superposes, opposes par la pointe.
- Couleur : jaune avec une seule large bande horizontale noire.
- Forme : charpente ou espar.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : blanche;
° rythme : scintillant rapide (c) (9) toutes les 10 secondes
ou scintillant (d) (9) toutes les 15 secondes.
4. Marques de danger isolees.
4.1. Definition des marques de danger isole.
Une marque de danger isole est une marque erigee sur un
danger isole entoure d'eau saine ou mouillee a l'endroit d'un tel
danger.
4.2. Description des marques de danger isole.
- Voyant (f) : deux spheres noires superposees.
- Couleur : noire avec une ou plusieurs larges bandes horizontales
rouges.
- Forme : charpente ou espar.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : blanche;
° rythme : a deux eclats groupes.
5. Marques d'eaux saines.
6.1. Definition des marques d'eaux saines.
Les marques d'eaux saines servent a indiquer qu'il existe des eaux
saines tout autour de la marque. Ces marques comprennent les
marques definissant les axes des chenaux et les milieux du chenal.
Elles peuvent aussi être utilisees pour indiquer un atterrissage
si celui-ci n'est pas indique par une marque cardinale ou laterale.
5.2. Description des marques d'eaux saines.
- Couleur : bandes verticales rouges et blanches.
- Forme : spherique, charpente avec un voyant spherique ou
espar.
- Voyant (le cas echeant) : une seule sphere rouge.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : blanche;
° rythme : isophase, a oscillations, ou a eclats long
toutes les 10 secondes, ou correspondant au signe morse "A".
6. Marques speciales.
6.1 Definition des marques speciales.
Ces marques n'ont pas pour but principalement d'aider la
navigation mais elles indiquent une zone ou une configuration
remarquable menitonnee dans les documents nautiques
appropries. Ce sont par exemple, des :
6.1.1. Marques des stations d'acquisition de donnees oceaniques (SADO).
6.1.2. Marques indiquant les dispositifs de separation du trafic
la ou le balisage classique du chenal peut preter a confusion.
6.1.3. Marques indiquant les dépôts de materiaux.
6.1.4. Marques indiquant des zones utilisees pour les exercices militaires.
6.1.5. Marques indiquant la presence de cables ou d'oleoducs.
6.1.6. Marques indiquant des zones reservees a la plaisance.
6.1.7. Marques indiquant des zones reservees a la pecherie.
6.1.8. Marques indiquant des zones reservees au mouillage.
6.1.9. Marques indiquant des zones reservees a des travaux
hydrauliques.
6.2. Description des marques speciales.
- Couleur : jaune.
- Forme : au choix mais ne pretant pas a confusion avec les
marques donnant des informations relatives a la navigation.
- Voyant (le cas echeant) : un seul voyant en forme de "X", jaune.
- Feu (lorsque la marque en est dotee) :
° couleur : jaune;
° rythme : quelconque, autre que ceux decrits dans les
sections 3, 4 et 5.
6.3. Autres marques speciales.
Des marques speciales autres que celles enumerees au 6.1.
et decrites au 6.2. peuvent être mises en place par l'administration
responsable afin de faire face a des circonstances exceptionnelles.
Ces marques ne devront pas preter a confusion avec les marques
donnant des informations relatives a la navigation et
devront être mentionnees dans les documents nautiques
appropries et portees a la connaissance de l'A.I.S.M. aussitot que
possible.
7. Dangers nouveaux.
7.1. Definition des dangers nouveaux.
L'expression "dangers nouveaux" est utilisee pour designer les
obstructions decouvertes recemment qui ne sont pas encore indiquees
dans les documents nautiques. Les "dangers nouveaux" comprennent
les obstructions naturelles telles que bancs de sable ou
ecueils ou les dangers resultant de l'action humaine tels que les
epaves.
7.2. Signalisation des dangers nouveaux.
7.2.1. Les dangers nouveaux sont balises conformément aux
presentes regles. Si le service responsable estime que le
danger est particulierement grave, au moins une des marques
utilisees est doublee aussitot que possible.
7.2.2. Les feux de toutes les marques employees pour un tel balisage
presentent le rythme scintillant rapide ou scintillant
approprie, lateral ou cardinal.
7.2.3. La marque mise en place en double est en tous points
identique a la marque avec laquelle elle est couplee.
7.2.4. Une marque mise en place en double peut porter une balise
radar, codee suivant la lettre "D" et montrant un signal d'une
longueur de 1 mille marin sur l'ecran radar.
7.2.5. La marque mise en place en double peut être enlevee lorsque
l'autorite responsable estime que l'information de l'existence du
nouveau danger a ete suffisamment diffusee.
(a) Lorsque pour des raisons exceptionnelles, une autorite
estime que la couleur verte n'est pas satisfaisante, la couleur
noire peut être utilisee.
(b) Le voyant constitue de deux cones est le caractere distinctif
le plus important des marques cardinales de jour. Il
convient que ce voyant soit utilise partout ou
l'on peut et qu'il soit aussi grand que possible, chaque
cone etant nettement separe de l'autre.
(c) Scintillant rapide : feu scintillant a la cadence de 120 a 100
scintillements par minute.
(d) Scintillant : feu scintillant a la cadence de 60 a 50
scintillements par minute.
(e) Eclat long : un feu d'une durée de lumiere de 2 secondes
au moins.
(f) Le voyant constitue de deux spheres superposees est la
caracteristique la plus importante de jour de toute marque de
danger isole; il convient que ce voyant soit utilise partout ou
l'on peut et qu'il soit aussi grand que possible, chaque sphere
etant nettement separee de l'autre.