Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op:
1° alle voertuigen met eigen beweegkracht, zoals bepaald in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, prototypes en voertuigen die uitsluitend voor rekreatie gebruikt worden inbegrepen;
2° snelheids- en of hinderniswedstrijden, test- en oefenritten, alsmede het rekreatief gebruik van de hierboven genoemde voertuigen, op terreinen of omlopen die niet volledig op de openbare weg gelegen zijn, hierna << aktiviteiten >> genoemd.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
10 JUNI 1976. - Koninklijk besluit houdende maatregelen tot inrichting van wedstrijden, test- en oefenritten met motorvoertuigen. (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest; BWG 1995-03-09/46, art. 4, Inwerkingtreding : 23-06-1995) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-07-1984 en tekstbijwerking tot 13-06-1995.)
Titre
10 JUIN 1976. - Arrêté royal réglant l'organisation de courses, d'entraînements et d'essais de véhicules automoteurs. (NOTE : abrogé pour la Région wallonne; ARW 1995-03-09/46, art. 4, En vigueur : 23-06-1995) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 04-07-1984 et mise à jour au 13-06-1995.)
Informations sur le document
Numac: 1976061003
Datum: 1976-06-10
Info du document
Numac: 1976061003
Date: 1976-06-10
Table des matières
HOOFDSTUK I. _ Toepassingsgebied.
HOOFDSTUK II. _ Verbodsbepalingen.
HOOFDSTUK III. _ Permanent gebruikte omlopen of...
HOOFDSTUK IV. _ Niet-permanent gebruikte omlope...
HOOFDSTUK V. _ Toezicht
HOOFDSTUK VI. _ Overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK VII. _ Bijzondere bepalingen eigen ...
Hoofdstuk VII. _ Bepalingen eigen aan het Waa...
Table des matières
CHAPITRE Ier. _ Champ d'application.
Chapitre II. _ Dispositions prohibitives.
Chapitre III. _ Circuits ou terrains utilisés d...
Chapitre IV. _ Circuits ou terrains utilisés de...
Chapitre V. _ Contrôle
Chapitre VI. _ Dispositions transitoires et fin...
Chapitre VII. _ Dispositions particulières pr...
Chapitre VII. _ Dispositions particulières à ...
Tekst (49)
Texte (49)
HOOFDSTUK I. _ Toepassingsgebied.
CHAPITRE Ier. _ Champ d'application.
Article 1. Le présent arrêté s'applique:
1° à tous les véhicules automoteurs, tels qu'ils sont définis au règlement général sur la police de la circulation routière, y compris les prototypes et les véhicules à usage exclusivement récréatif;
2° aux courses de vitesse et ou à obstacles, aux essais et aux entraînements, ainsi qu'à l'usage récréatif des véhicules cités ci-dessus sur des terrains ou des circuits qui ne sont pas situés complètement sur la voie publique, ci-après appelés "activités".
1° à tous les véhicules automoteurs, tels qu'ils sont définis au règlement général sur la police de la circulation routière, y compris les prototypes et les véhicules à usage exclusivement récréatif;
2° aux courses de vitesse et ou à obstacles, aux essais et aux entraînements, ainsi qu'à l'usage récréatif des véhicules cités ci-dessus sur des terrains ou des circuits qui ne sont pas situés complètement sur la voie publique, ci-après appelés "activités".
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° niet-permanent gebruikte omlopen of terreinen: die omlopen of terreinen waarop per jaar hoogstens één wedstrijd en de erbijhorende oefenritten plaats vindt met de in artikel 1, 1°, van dit besluit genoemde voertuigen;
2° permanent gebruikte omlopen of terreinen: die omlopen of terreinen die gebruikt worden voor rekreatie en of waarop test- en oefenritten worden georganiseerd en of meer dan één wedstrijd en de erbijhorende oefenritten per jaar met de in artikel 1, 1°, van dit besluit genoemde voertuigen.
1° niet-permanent gebruikte omlopen of terreinen: die omlopen of terreinen waarop per jaar hoogstens één wedstrijd en de erbijhorende oefenritten plaats vindt met de in artikel 1, 1°, van dit besluit genoemde voertuigen;
2° permanent gebruikte omlopen of terreinen: die omlopen of terreinen die gebruikt worden voor rekreatie en of waarop test- en oefenritten worden georganiseerd en of meer dan één wedstrijd en de erbijhorende oefenritten per jaar met de in artikel 1, 1°, van dit besluit genoemde voertuigen.
Art.2. Au sens du présent arrêté il faut entendre par:
1° circuits ou terrains utilisés de façon non permanente: les circuits ou terrains où se disputent, à l'aide des véhicules visés à l'article 1er, 1°, du présent arrêté, au maximum une course par an ainsi que les entraînements qui s'y rapportent;
2° circuits ou terrains utilisés de façon permanente: les circuits ou terrains à usage récréatif et ou sur lesquels sont organisés, à l'aide des véhicules visés à l'article 1er, 1°, du présent arrêté, des essais et des entraînements et ou plus d'une course par an ainsi que les entraînements qui s'y rapportent.
1° circuits ou terrains utilisés de façon non permanente: les circuits ou terrains où se disputent, à l'aide des véhicules visés à l'article 1er, 1°, du présent arrêté, au maximum une course par an ainsi que les entraînements qui s'y rapportent;
2° circuits ou terrains utilisés de façon permanente: les circuits ou terrains à usage récréatif et ou sur lesquels sont organisés, à l'aide des véhicules visés à l'article 1er, 1°, du présent arrêté, des essais et des entraînements et ou plus d'une course par an ainsi que les entraînements qui s'y rapportent.
HOOFDSTUK II. _ Verbodsbepalingen.
Chapitre II. _ Dispositions prohibitives.
Art.3. <KB 1987-07-06/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 1987-09-06>
§ 1. De aktiviteiten zijn verboden : op niet permanent gebruikte omlopen of terreinen die gelegen zijn op minder dan driehonderd vijftig meter van de rand van de hierna genoemde plaatsen :
1° bebouwde kommen, met name een verzameling woningen die zodanig gegroepeerd zijn dat er binnen een afstand van 100 m van een willekeurige woning uit de verzameling, meer dan vijf andere woningen zijn;
2° stilte-behoevende inrichtingen : verplegingsinrichtingen, bejaardentehuizen, wetenschappelijke en onderwijsinrichtingen, kulturele centra, openbare bibliotheken en musea;
3° gebieden die als natuurreservaat, bosreservaat of natuurpark werden gerangschikt, zoals bepaald in de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
4° natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen;
5° stranden, kampeerterreinen, kampeerverblijfparken en weekendverblijfparken;
6° wandelparken.
§ 2. De aktiviteiten, op permanent gebruikt omlopen of terreinen die gelegen zijn op minder dan vijfhonderd meter van de rand van de in § 1 van dit artikel genoemde elementen, zijn verboden.
§ 1. De aktiviteiten zijn verboden : op niet permanent gebruikte omlopen of terreinen die gelegen zijn op minder dan driehonderd vijftig meter van de rand van de hierna genoemde plaatsen :
1° bebouwde kommen, met name een verzameling woningen die zodanig gegroepeerd zijn dat er binnen een afstand van 100 m van een willekeurige woning uit de verzameling, meer dan vijf andere woningen zijn;
2° stilte-behoevende inrichtingen : verplegingsinrichtingen, bejaardentehuizen, wetenschappelijke en onderwijsinrichtingen, kulturele centra, openbare bibliotheken en musea;
3° gebieden die als natuurreservaat, bosreservaat of natuurpark werden gerangschikt, zoals bepaald in de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
4° natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen;
5° stranden, kampeerterreinen, kampeerverblijfparken en weekendverblijfparken;
6° wandelparken.
§ 2. De aktiviteiten, op permanent gebruikt omlopen of terreinen die gelegen zijn op minder dan vijfhonderd meter van de rand van de in § 1 van dit artikel genoemde elementen, zijn verboden.
Art.3. <AR 1987-07-06/38, art. 1, 005; En vigueur : 1987-09-06>
§ 1. Sont interdites les activités se déroulant sur des circuits ou terrains utilisés de façon non permanente situés à moins de trois cent cinquante mètres de la limite des sites ci-après énumérés :
1° les agglomérations, à savoir un ensemble d'habitations disposées de telle manière que, dans un rayon de 100 m autour d'une habitation quelconque de l'ensemble, se trouvent plus de cinq autres habitations;
2° les établissements requérant le silence tels que : les établissements de soins, les maisons de repos, les établissements scientifiques et d'enseignement, les centres culturels, les bibliothèques publiques et les musées;
3° les régions classées comme réserve naturelle, réserve forestière ou parc naturel telles qu'elles sont définies dans la loi du 12 juillet 1973 sur la conservation de la nature;
4° les zones naturelles d'intérêt scientifique ou les réserves naturelles, telles que définies dans l'arrêté royal du 28 décembre 1972 relatif à la présentation et la mise en oeuvre des projets de plans et des plans de secteur;
5° les plages, terrains de camping, parcs résidentiels de camping et parcs résidentiels de week-end;
6° les parcs publics.
§ 2. Sont interdites les activités sur des circuits ou terrains utilisées de façon permanente situés à moins de cinq cents mètres de la limite des sites énumérés au § 1er du présent article.
§ 1. Sont interdites les activités se déroulant sur des circuits ou terrains utilisés de façon non permanente situés à moins de trois cent cinquante mètres de la limite des sites ci-après énumérés :
1° les agglomérations, à savoir un ensemble d'habitations disposées de telle manière que, dans un rayon de 100 m autour d'une habitation quelconque de l'ensemble, se trouvent plus de cinq autres habitations;
2° les établissements requérant le silence tels que : les établissements de soins, les maisons de repos, les établissements scientifiques et d'enseignement, les centres culturels, les bibliothèques publiques et les musées;
3° les régions classées comme réserve naturelle, réserve forestière ou parc naturel telles qu'elles sont définies dans la loi du 12 juillet 1973 sur la conservation de la nature;
4° les zones naturelles d'intérêt scientifique ou les réserves naturelles, telles que définies dans l'arrêté royal du 28 décembre 1972 relatif à la présentation et la mise en oeuvre des projets de plans et des plans de secteur;
5° les plages, terrains de camping, parcs résidentiels de camping et parcs résidentiels de week-end;
6° les parcs publics.
§ 2. Sont interdites les activités sur des circuits ou terrains utilisées de façon permanente situés à moins de cinq cents mètres de la limite des sites énumérés au § 1er du présent article.
Art.4. <KB 1987-07-06/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 1987-09-06>
§ 1. De afstand bepaald in artikel 3, § 1, is slechts tweehonderd meter indien de motorvoertuigen, naar gelang van het geval voldoen aan :
- ofwel de bepalingen van de reglementering inzake de technische eisen waaraan de motorvoertuigen en hun aanhangwagens moeten voldoen;
- ofwel de bepalingen van de reglementering inzake de technische eisen waaraan de bromfietsen, de motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen.
§ 2. In de verbodsbepalingen van artikel 3, § 2 van dit besluit wordt de aldaar bepaalde afstand beperkt tot driehonderd meter, indien is voldaan aan de voorwaarden genoemd in § 1 van dit artikel.
§ 1. De afstand bepaald in artikel 3, § 1, is slechts tweehonderd meter indien de motorvoertuigen, naar gelang van het geval voldoen aan :
- ofwel de bepalingen van de reglementering inzake de technische eisen waaraan de motorvoertuigen en hun aanhangwagens moeten voldoen;
- ofwel de bepalingen van de reglementering inzake de technische eisen waaraan de bromfietsen, de motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen.
§ 2. In de verbodsbepalingen van artikel 3, § 2 van dit besluit wordt de aldaar bepaalde afstand beperkt tot driehonderd meter, indien is voldaan aan de voorwaarden genoemd in § 1 van dit artikel.
Art.4. <AR 1987-07-06/38, art. 1, 005; En vigueur : 1987-09-06>
§ 1. La distance fixée par l'article 3, § 1er, est ramenée à deux cents mètres lorsque les véhicules à moteur satisfont selon le cas :
- soit aux dispositions de la réglementation relative aux conditions techniques auxquelles doivent répondre les véhicules automobiles et leurs remorques;
- soit aux dispositions de la réglementation relative aux conditions techniques auxquelles doivent répondre les cyclomoteurs et les motocyclettes ainsi que leurs remorques.
§ 2. La distance visée à la disposition prohibitive de l'article 3, § 2 du présent arrêté est ramenée à trois cent mètres s'il est satisfait aux conditions prévues au § 1er du présent article.
§ 1. La distance fixée par l'article 3, § 1er, est ramenée à deux cents mètres lorsque les véhicules à moteur satisfont selon le cas :
- soit aux dispositions de la réglementation relative aux conditions techniques auxquelles doivent répondre les véhicules automobiles et leurs remorques;
- soit aux dispositions de la réglementation relative aux conditions techniques auxquelles doivent répondre les cyclomoteurs et les motocyclettes ainsi que leurs remorques.
§ 2. La distance visée à la disposition prohibitive de l'article 3, § 2 du présent arrêté est ramenée à trois cent mètres s'il est satisfait aux conditions prévues au § 1er du présent article.
Art. 4bis. <INGEVOEGD door KB 1987-07-06/38, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 1987-09-06>
§ 1. De aktiviteiten op niet-permanent gebruikte omlopen of terreinen die gelegen zijn op minder dan vijftig meter van een woning die niet de woning van de uitbater van de omloop op het terrein is, zijn verboden
§ 2. De aktiviteiten op permanent gebruikte omlopen of terreinen, die gelegen zijn op minder dan vijfenzeventig meter van een woning, die niet de woning van de uitbater van de omloop of het terrein is, zijn verboden;
§ 1. De aktiviteiten op niet-permanent gebruikte omlopen of terreinen die gelegen zijn op minder dan vijftig meter van een woning die niet de woning van de uitbater van de omloop op het terrein is, zijn verboden
§ 2. De aktiviteiten op permanent gebruikte omlopen of terreinen, die gelegen zijn op minder dan vijfenzeventig meter van een woning, die niet de woning van de uitbater van de omloop of het terrein is, zijn verboden;
Art. 4bis.
§ 1. Sont interdites les activités sur des terrains ou circuits utilisés de façon non permanente et situés à moins de cinquante mètres d'une habitation qui n'est pas l'habitation de l'exploitant du circuit ou du terrain;
§ 2. Sont interdites les activités sur des terrains ou circuits utilisés de façon permanente et situés à moins de septante cinq mètres d'une habitation qui n'est pas l'habitation de l'exploitant du circuit ou du terrain.
§ 1. Sont interdites les activités sur des terrains ou circuits utilisés de façon non permanente et situés à moins de cinquante mètres d'une habitation qui n'est pas l'habitation de l'exploitant du circuit ou du terrain;
§ 2. Sont interdites les activités sur des terrains ou circuits utilisés de façon permanente et situés à moins de septante cinq mètres d'une habitation qui n'est pas l'habitation de l'exploitant du circuit ou du terrain.
Art. 4ter. <INGEVOEGD door KB 1987-07-06/38, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 1987-09-06>
§ 1. Afwijkingen van de verbodsbepalingen van de artikelen 3 en 4 zijn slechts mogelijk voor omlopen of terreinen die vóór 1 juli 1974 in gebruik waren.
§ 2. Afwijkingen van de verbodsbepalingen van artikel 4bis zijn slechts mogelijk voor omlopen of terreinen waarvoor een vergunning is gegeven overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 juni 1976 houdende maatregelen tot inrichting van wedstrijden, test- en oefenritten met motorvoertuigen.
§ 1. Afwijkingen van de verbodsbepalingen van de artikelen 3 en 4 zijn slechts mogelijk voor omlopen of terreinen die vóór 1 juli 1974 in gebruik waren.
§ 2. Afwijkingen van de verbodsbepalingen van artikel 4bis zijn slechts mogelijk voor omlopen of terreinen waarvoor een vergunning is gegeven overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 juni 1976 houdende maatregelen tot inrichting van wedstrijden, test- en oefenritten met motorvoertuigen.
Art. 4ter.
§ 1. Des dérogations aux dispositions prohibitives des articles 3 et 4 ne peuvent être accordées que pour les terrains ou circuits utilisés avant le 1er juin 1974.
§ 2. Des dérogations aux dispositions prohibitives de l'article 4bis ne peuvent être accordées que pour les terrains ou circuits qui ont fait l'objet d'une autorisation délivrée conformément aux dispositions de l'arrêté royal du 10 juin 1976 réglant l'organisation de courses, d'entraînements et d'essais de véhicules automoteurs.
§ 1. Des dérogations aux dispositions prohibitives des articles 3 et 4 ne peuvent être accordées que pour les terrains ou circuits utilisés avant le 1er juin 1974.
§ 2. Des dérogations aux dispositions prohibitives de l'article 4bis ne peuvent être accordées que pour les terrains ou circuits qui ont fait l'objet d'une autorisation délivrée conformément aux dispositions de l'arrêté royal du 10 juin 1976 réglant l'organisation de courses, d'entraînements et d'essais de véhicules automoteurs.
HOOFDSTUK III. _ Permanent gebruikte omlopen of terreinen
Chapitre III. _ Circuits ou terrains utilisés de façon permanente.
Art.5. De in artikel 1, 2°, van dit besluit genoemde aktiviteiten op permanent gebruikte terreinen of omlopen mogen slechts plaatsvinden na het bekomen van een toelating van de Minister die de Volksgezondheid in zijn bevoegdheid heeft en die hierna << de Minister >> wordt genoemd.
De Minister kan eveneens, in afwijking van de in de artikelen 3, §§ 2 en 4, genoemde verbodsbepalingen, op de vóór 1 juni 1974 bestaande en daartoe uitgeruste en aangelegde permanente omlopen en terreinen, aktiviteiten toelaten onder de door hem bepaalde voorwaarden en beperkingen.
Vooraleer de toelatingen waarvan sprake in dit artikel, te verlenen, wint de Minister het advies in van de in artikel 6 van dit besluit genoemde Consultatieve Commissie.
<NOTA 1 : Dit art. 5,L3 werd voor het Waalse Gewest opgeheven bij BEWG 1984-10-19/30, art. 1, 003>
<NOTA 2 : artikel 5 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
De Minister kan eveneens, in afwijking van de in de artikelen 3, §§ 2 en 4, genoemde verbodsbepalingen, op de vóór 1 juni 1974 bestaande en daartoe uitgeruste en aangelegde permanente omlopen en terreinen, aktiviteiten toelaten onder de door hem bepaalde voorwaarden en beperkingen.
Vooraleer de toelatingen waarvan sprake in dit artikel, te verlenen, wint de Minister het advies in van de in artikel 6 van dit besluit genoemde Consultatieve Commissie.
<NOTA 1 : Dit art. 5,L3 werd voor het Waalse Gewest opgeheven bij BEWG 1984-10-19/30, art. 1, 003>
<NOTA 2 : artikel 5 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Art.5. Les activités visées à l'article 1er, 2°, du présent arrêté ne sont permises sur les terrains ou circuits utilisés de façon permanente que moyennant l'autorisation du Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions et nommé ci-après "le Ministre".
Le Ministre peut également, par dérogation aux dispositions prohibitives des articles 3, §§ 2 et 4, autoriser des activités dans les conditions et moyennant les restrictions fixées par lui, sur les circuits ou terrains permanents existant avant le 1er juin 1974 et équipés et aménagés à cet effet. Avant d'accorder les autorisations dont question au présent article, le Ministre demande l'avis de la Commission de Consultation, définie à l'article 6 du présent arrêté.
Le Ministre peut également, par dérogation aux dispositions prohibitives des articles 3, §§ 2 et 4, autoriser des activités dans les conditions et moyennant les restrictions fixées par lui, sur les circuits ou terrains permanents existant avant le 1er juin 1974 et équipés et aménagés à cet effet. Avant d'accorder les autorisations dont question au présent article, le Ministre demande l'avis de la Commission de Consultation, définie à l'article 6 du présent arrêté.
Art.6. Er wordt een Consultatieve Commissie opgericht die tot taak heeft de Minister een advies te verstrekken over de aanvragen tot toelating, bedoeld in artikel 5 van dit besluit.
Haar advies zal omvatten:
1° de voorwaarden onder dewelke toelating kan verleend worden, inzonderheid deze voor het uitrusten van het terrein of de omloop en het aanleggen van bufferzones;
2° de beperkingen inzake gebruik van de omloop of het terrein.
Haar advies zal omvatten:
1° de voorwaarden onder dewelke toelating kan verleend worden, inzonderheid deze voor het uitrusten van het terrein of de omloop en het aanleggen van bufferzones;
2° de beperkingen inzake gebruik van de omloop of het terrein.
Art.6. Il est créé une commission de consultation qui a pour mission de fournir un avis au Ministre sur les demandes d'autorisation prévues à l'article 5 du présent arrêté. Son avis comportera:1° les conditions d'octroi de l'autorisation, notamment en matière d'équipement du terrain ou du circuit et l'établissement de zones tampon;2° les restrictions en matière d'utilisation du circuit ou du terrain.
Art.7. Deze Consultatieve Commissie bestaat uit eenentwintig leden, te weten:
1° een voorzitter;
2° een afgevaardigde van de Minister of Staatssecretaris die het Leefmilieu in zijn bevoegdheid heeft;
3° drie leden behorend tot het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin;
4° drie specialisten in de wetenschap betreffende de bestrijding van de geluidshinder;
5° drie vertegenwoordigers van verenigingen die de bescherming van het leefmilieu tot doel hebben;
6° drie vertegenwoordigers van de automobielsportverenigingen;
7° drie vertegenwoordigers van de motorrijwielsportverenigingen;
8° twee leden behorend tot het Ministerie van Openbare Werken, Bestuur van de Stedebouw en van de Ruimtelijke Ordening;
9° één lid behorend tot het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, Nederlandse Culturele Diensten;
10° één lid behorend tot het Ministerie van Nationale Opvoeding en Franse Cultuur, Franse Culturele Diensten.
Naast elk lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd.
De leden en plaatsvervangende leden worden benoemd door de Minister.
De leden en plaatsvervangende leden sub 8°, 9° en 10° worden voorgedragen door de Minister of Staatssecretaris waarvan zij afhangen. Zij wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem.
Bij afwezigheid van de voorzitter worden de vergaderingen van de Commissie voorgezeten door de ambtenaar met de hoogste graad van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, die deel uitmaakt van de Commissie.
Het secretariaat van de Commissie wordt waargenomen door de Dienst Milieuhinder van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin.
De Commissie vergadert op verzoek van de Minister, of op initiatief van de voorzitter en van twee leden van de Commissie.
1° een voorzitter;
2° een afgevaardigde van de Minister of Staatssecretaris die het Leefmilieu in zijn bevoegdheid heeft;
3° drie leden behorend tot het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin;
4° drie specialisten in de wetenschap betreffende de bestrijding van de geluidshinder;
5° drie vertegenwoordigers van verenigingen die de bescherming van het leefmilieu tot doel hebben;
6° drie vertegenwoordigers van de automobielsportverenigingen;
7° drie vertegenwoordigers van de motorrijwielsportverenigingen;
8° twee leden behorend tot het Ministerie van Openbare Werken, Bestuur van de Stedebouw en van de Ruimtelijke Ordening;
9° één lid behorend tot het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, Nederlandse Culturele Diensten;
10° één lid behorend tot het Ministerie van Nationale Opvoeding en Franse Cultuur, Franse Culturele Diensten.
Naast elk lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd.
De leden en plaatsvervangende leden worden benoemd door de Minister.
De leden en plaatsvervangende leden sub 8°, 9° en 10° worden voorgedragen door de Minister of Staatssecretaris waarvan zij afhangen. Zij wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem.
Bij afwezigheid van de voorzitter worden de vergaderingen van de Commissie voorgezeten door de ambtenaar met de hoogste graad van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, die deel uitmaakt van de Commissie.
Het secretariaat van de Commissie wordt waargenomen door de Dienst Milieuhinder van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin.
De Commissie vergadert op verzoek van de Minister, of op initiatief van de voorzitter en van twee leden van de Commissie.
Art.7. La Commission de Consultation est composée de vingt et un membres, soit:
1° un président;
2° un délégué du Ministre ou du Secrétaire d'Etat qui a l'Environnement dans ses attributions;
3° trois membres appartenant au Ministère de la Santé publique et de la Famille;
4° trois spécialistes dans les sciences relatives à la lutte contre le bruit;
5° trois représentants des organisations ayant pour but la protection de l'environnement;
6° trois représentants des organisations d'automobilisme;
7° trois représentants des organisations de motocyclisme;
8° deux membres appartenant au Ministère des Travaux publics, Administration de l'Urbanisme et de l'Aménagement du Territoire;
9° un membre appartenant au Ministère de l'Education nationale et de la Culture néerlandaise, Services pour la Culture néerlandaise;
10° un membre appartenant au Ministère de l'Education nationale et de la Culture française, Services pour la culture française.
Un membre suppléant est désigné pour chaque titulaire. Les membres titulaires et suppléants sont nommés par le Ministre. Les membres titulaires et suppléants visés aux 8°, 9° et 10° sont proposés par le Ministre ou Secrétaire d'Etat dont ils relèvent. Ils assistent aux réunions avec voix consultative. En l'absence du président, les réunions de la Commission sont présidées par le membre fonctionnaire le plus élevé en grade appartenant au Ministère de la Santé publique et de la Famille. Le secrétariat de la Commission est assumé par le Service des Nuisances du Ministère de la Santé publique et de la Famille. La Commission se réunit à la requête du Ministre ou à l'initiative du président ou de deux membres de la Commission.
1° un président;
2° un délégué du Ministre ou du Secrétaire d'Etat qui a l'Environnement dans ses attributions;
3° trois membres appartenant au Ministère de la Santé publique et de la Famille;
4° trois spécialistes dans les sciences relatives à la lutte contre le bruit;
5° trois représentants des organisations ayant pour but la protection de l'environnement;
6° trois représentants des organisations d'automobilisme;
7° trois représentants des organisations de motocyclisme;
8° deux membres appartenant au Ministère des Travaux publics, Administration de l'Urbanisme et de l'Aménagement du Territoire;
9° un membre appartenant au Ministère de l'Education nationale et de la Culture néerlandaise, Services pour la Culture néerlandaise;
10° un membre appartenant au Ministère de l'Education nationale et de la Culture française, Services pour la culture française.
Un membre suppléant est désigné pour chaque titulaire. Les membres titulaires et suppléants sont nommés par le Ministre. Les membres titulaires et suppléants visés aux 8°, 9° et 10° sont proposés par le Ministre ou Secrétaire d'Etat dont ils relèvent. Ils assistent aux réunions avec voix consultative. En l'absence du président, les réunions de la Commission sont présidées par le membre fonctionnaire le plus élevé en grade appartenant au Ministère de la Santé publique et de la Famille. Le secrétariat de la Commission est assumé par le Service des Nuisances du Ministère de la Santé publique et de la Famille. La Commission se réunit à la requête du Ministre ou à l'initiative du président ou de deux membres de la Commission.
Art.8. De leden van de Commissie hebben recht op presentiegeld en op de terugbetaling van hun reiskosten, overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Regent van 15 juli 1946 dat het bedrag van de presentiegelden en de kosten bepaalt, welke uitgekeerd worden aan de leden van de vaste commissies die van het Departement van Volksgezondheid en van het Gezin afhangen, zoals gewijzigd bij het besluit van de Regent van 31 mei 1949 en bij het koninklijk besluit van 5 januari 1960.
Art.8. Les membres de la Commission ont droit à un jeton de présence et au remboursement de leurs frais de parcours conformément aux dispositions de l'Arrêté du Régent du 15 juillet 1946 fixant le montant des jetons de présence et les frais alloués aux membres des commissions permanentes ressortissant au département de la Santé publique et de la Famille, modifié par l'arrêté du Régent du 31 mai 1949 et par l'arrêté royal du 5 janvier 1960.
Art.9. De aanvraag tot toelating, bedoeld in artikel 5 van dit besluit moet door de uitbater van de omloop of het terrein gericht worden tot de Minister tenminste drie maanden vóór de eerste aktiviteit.
In de aanvraag dienen de volgende gegevens vermeld te worden:
1° identiteit van de aanvrager;
2° identiteit van de eigenaar van de omloop of het terrein; als de aanvrager en de eigenaar twee verschillende personen zijn, zal de aanvraag vergezeld zijn van een schriftelijk akkoord van de eigenaar;
3° plan van de omloop of het terrein (schaal 1 2 500), met aanduiding van de geluidswerende voorzieningen (natuurlijke of kunstmatige);
4° plan van de omgeving van de omloop of het terrein (straal van 2 km, schaal 1/25 000), met aanduiding van de in artikel 3 van dit besluit genoemde elementen;
5° aard van de aktiviteiten en frekwentie van het gebruik van de omloop of het terrein;
6° karakteristieken van de gebruikte voertuigen (type, cilinderinhoud, geluidsniveau);
7° de kalender van de aktiviteiten der eerste drie maanden.
<NOTA : artikel 9 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
In de aanvraag dienen de volgende gegevens vermeld te worden:
1° identiteit van de aanvrager;
2° identiteit van de eigenaar van de omloop of het terrein; als de aanvrager en de eigenaar twee verschillende personen zijn, zal de aanvraag vergezeld zijn van een schriftelijk akkoord van de eigenaar;
3° plan van de omloop of het terrein (schaal 1 2 500), met aanduiding van de geluidswerende voorzieningen (natuurlijke of kunstmatige);
4° plan van de omgeving van de omloop of het terrein (straal van 2 km, schaal 1/25 000), met aanduiding van de in artikel 3 van dit besluit genoemde elementen;
5° aard van de aktiviteiten en frekwentie van het gebruik van de omloop of het terrein;
6° karakteristieken van de gebruikte voertuigen (type, cilinderinhoud, geluidsniveau);
7° de kalender van de aktiviteiten der eerste drie maanden.
<NOTA : artikel 9 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Art.9. La demande d'autorisation prévue à l'article 5 du présent arrêté doit être adressée par l'exploitant du circuit ou du terrain au Ministre, au moins trois mois avant la première activité. La demande doit mentionner les données suivantes:
1° identité du solliciteur;
2° identité du propriétaire du circuit ou du terrain; si le solliciteur et le propriétaire sont deux personnes différentes, la demande sera accompagnée de l'accord écrit du propriétaire;
3° plan du circuit ou du terrain (échelle 1 2 500), avec indication des dispositifs de limitation du bruit (naturels ou artificiels);
4° plan du voisinage du circuit ou du terrain (rayon de 2 km, échelle 1 25 000), avec indication des éléments prévus à l'article 3 du présent arrêté;
5° nature des activités et fréquence d'utilisation du circuit ou du terrain;
6° caractéristiques des véhicules utilisés (type, cylindrée, niveau sonore);
7° calendrier des activités au cours des trois premiers mois.
1° identité du solliciteur;
2° identité du propriétaire du circuit ou du terrain; si le solliciteur et le propriétaire sont deux personnes différentes, la demande sera accompagnée de l'accord écrit du propriétaire;
3° plan du circuit ou du terrain (échelle 1 2 500), avec indication des dispositifs de limitation du bruit (naturels ou artificiels);
4° plan du voisinage du circuit ou du terrain (rayon de 2 km, échelle 1 25 000), avec indication des éléments prévus à l'article 3 du présent arrêté;
5° nature des activités et fréquence d'utilisation du circuit ou du terrain;
6° caractéristiques des véhicules utilisés (type, cylindrée, niveau sonore);
7° calendrier des activités au cours des trois premiers mois.
Art.10. De Consultatieve Commissie brengt advies uit binnen de twee maanden nadat de aanvraag overeenkomstig de bepalingen van artikel 9 van dit besluit werd ingediend.
<NOTA 1 : Dit art. werd voor het Waalse Gewest opgeheven bij BEWG 1984-10-19/30,art. 1, 003>
<NOTA 2 : artikel 10 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
<NOTA 1 : Dit art. werd voor het Waalse Gewest opgeheven bij BEWG 1984-10-19/30,art. 1, 003>
<NOTA 2 : artikel 10 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Art.10. La Commission de Consultation donne son avis dans les deux mois de l'introduction de la demande, conformément à l'article 9 du présent arrêté.
Art.11. De toelating zal de persoon of het privaat of het openbaar organisme aan wie ze werd toegekend vermelden, alsmede de plaats en ligging van het terrein of de omloop, de voorwaarden en beperkingen waaraan het gebruik van het terrein of de omloop onderworpen is en de kalender van de geplande aktiviteiten voor een periode van minstens drie maanden.
Een afschrift van deze toelating zal onverwijld toegestuurd worden aan de Gouverneurs van de provincies en de burgemeesters van de gemeenten op wier grondgebied de omloop of het terrein gelegen is, alsmede aan de Generale Staf van de Rijkswacht.
<NOTA : artikel 11 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Een afschrift van deze toelating zal onverwijld toegestuurd worden aan de Gouverneurs van de provincies en de burgemeesters van de gemeenten op wier grondgebied de omloop of het terrein gelegen is, alsmede aan de Generale Staf van de Rijkswacht.
<NOTA : artikel 11 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Art.11. L'autorisation mentionnera la personne ou l'organisme privé ou public à qui elle a été attribuée, ainsi que l'endroit et la situation géographique du terrain ou du circuit, les conditions et restrictions auxquelles est soumise l'utilisation du terrain ou du circuit et le calendrier des activités projetées pour une période d'au moins trois mois. Une copie de cette autorisation sera envoyée sans délai aux Gouverneurs des provinces et aux bourgmestres des communes sur le territoire desquelles est situé le circuit ou le terrain, ainsi qu'à l'Etat-Major général de la Gendarmerie.
Art.12. De begunstigde zal minstens twee maanden vóór het verstrijken van de periode vermeld in de toelating, de kalender van de aktiviteiten voor een volgende periode van minstens drie maanden ter goedkeuring voorleggen aan de Minister.
Voor deze goedkeuring is het advies van de in artikel 6 van dit besluit genoemde Consultatieve Commissie niet vereist.
Een afschrift van de goedgekeurde kalender zal onverwijld toegestuurd worden aan de Gouverneurs van de provincies en aan de burgemeesters van de gemeenten op wier grondgebied de omloop of het terrein gelegen is, alsmede aan de Generale Staf van de Rijkswacht.
<NOTA : artikel 12 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Voor deze goedkeuring is het advies van de in artikel 6 van dit besluit genoemde Consultatieve Commissie niet vereist.
Een afschrift van de goedgekeurde kalender zal onverwijld toegestuurd worden aan de Gouverneurs van de provincies en aan de burgemeesters van de gemeenten op wier grondgebied de omloop of het terrein gelegen is, alsmede aan de Generale Staf van de Rijkswacht.
<NOTA : artikel 12 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Art.12. Au moins deux mois avant l'expiration de la période prévue dans l'autorisation, le bénéficiaire soumettra à l'approbation du Ministre le calendrier des activités pour une période ultérieure d'au moins trois mois. L'avis de la Commission de Consultation, définie à l'article 6 du présent arrêté n'est pas exigé pour cette autorisation.
Une copie du calendrier approuvé sera envoyée sans délai aux Gouverneurs des provinces et aux bourgmestres des communes sur le territoire desquelles est situé le circuit ou le terrain, ainsi qu'à l'Etat-Major général de la Gendarmerie.
Une copie du calendrier approuvé sera envoyée sans délai aux Gouverneurs des provinces et aux bourgmestres des communes sur le territoire desquelles est situé le circuit ou le terrain, ainsi qu'à l'Etat-Major général de la Gendarmerie.
HOOFDSTUK IV. _ Niet-permanent gebruikte omlopen of terreinen
Chapitre IV. _ Circuits ou terrains utilisés de façon non permanente
Art.13. § 1. Op de niet-permanent gebruikte omlopen of terreinen mogen de wedstrijden en de erbijhorende oefenritten slechts georganiseerd worden na het bekomen van een toelating van de Bestendige Deputatie van de provincie op wier grondgebied de omloop of het terrein gelegen is. Deze toelating zal slechts afgegeven worden na advies van de provinciale gezondheidsinspecteur of inspecteur voor de milieuhinder, waaruit blijkt dat aan de bepalingen van de artikelen 3 en 4 van dit besluit is voldaan.
§ 2. De Bestendige Deputatie kan evenwel, in afwijking van de in de artikelen 3 en 4 van dit besluit genoemde verbodsbepalingen, op de vóór 1 juni 1974 gebruikte omlopen of terreinen, aktiviteiten toelaten onder de door haar bepaalde voorwaarden en beperkingen.
Deze toelating zal slechts afgegeven worden op eensluidend advies van de in hoofdstuk III van dit besluit genoemde Consultatieve Commissie.
<NOTA 1 : Dit art. werd voor het Waalse Gewest opgeheven bij BEWG 1984-10-19/30,art. 1, 003>
<NOTA 2 : artikel 13 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
§ 2. De Bestendige Deputatie kan evenwel, in afwijking van de in de artikelen 3 en 4 van dit besluit genoemde verbodsbepalingen, op de vóór 1 juni 1974 gebruikte omlopen of terreinen, aktiviteiten toelaten onder de door haar bepaalde voorwaarden en beperkingen.
Deze toelating zal slechts afgegeven worden op eensluidend advies van de in hoofdstuk III van dit besluit genoemde Consultatieve Commissie.
<NOTA 1 : Dit art. werd voor het Waalse Gewest opgeheven bij BEWG 1984-10-19/30,art. 1, 003>
<NOTA 2 : artikel 13 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Art.13. § 1er. Les courses et les entraînements qui s'y rapportent ne sont permis sur les circuits ou terrains utilisés de façon non permanente que moyennant l'autorisation de la Députation permanente de la province sur le territoire de laquelle le circuit ou le terrain est situé. Cette autorisation ne sera délivrée qu'après avis de l'inspecteur d'hygiène provincial ou l'inspecteur des nuisances, établissant qu'il est satisfait aux dispositions des articles 3 et 4 du présent arrêté.
§ 2. Toutefois la Députation permanente peut, par dérogation aux dispositions prohibitives prévues aux articles 3 et 4 du présent arrêté autoriser des activités sur les circuits ou terrains utilisés avant le 1er juin 1974, dans les conditions et moyennant les restrictions fixées par elle. Cette autorisation ne sera délivrée qu'après avis conforme de la Commission de Consultation prévue au Chapitre III du présent arrêté.
§ 2. Toutefois la Députation permanente peut, par dérogation aux dispositions prohibitives prévues aux articles 3 et 4 du présent arrêté autoriser des activités sur les circuits ou terrains utilisés avant le 1er juin 1974, dans les conditions et moyennant les restrictions fixées par elle. Cette autorisation ne sera délivrée qu'après avis conforme de la Commission de Consultation prévue au Chapitre III du présent arrêté.
Art.14. § 1. De aanvraag tot het bekomen van de toelating wordt door de organisator schriftelijk ingediend bij de Gouverneur van de provincie op wier grondgebied de aktiviteiten worden gepland, ten minste drie maanden vóór de datum van de geplande aktiviteiten.
Volgende gegevens dienen in de aanvraag vermeld te worden:
1° identiteit van de aanvrager;
2° datum, uur, duur en aard van de aktiviteiten;
3° karakteristieken van de gebruikte motorvoertuigen (type, cilinderinhoud, geluidsniveau);
4° plan van het terrein of de omloop en zijn omgeving (straal van 500 m, schaal 1/10 000), met aanduiding van de in artikel 3 van dit besluit genoemde elementen.
§ 2. Indien de aanvrager vermoedt niet aan de verbodsbepalingen van de artikelen 3 en 4 van dit besluit te kunnen voldoen en wenst beroep te doen op de mogelijkheid tot afwijking bedoeld in artikel 13, § 2, van dit besluit, zal de aanvraag ten minste vier maanden vóór de datum van de geplande aktiviteiten worden ingediend en dient zij bovendien de volgende gegevens te bevatten:
1° bewijs dat de omloop of het terrein vóór 1 juni 1974 reeds verscheidene jaren werd gebruikt;
2° motivatie van de aanvraag of afwijking, met beschrijving van de geluidswerende voorzieningen (natuurlijke of kunstmatige) en aanduiding van deze voorzieningen op het plan.
<NOTA 1 : Dit art. werd voor het Waalse Gewest opgeheven bij BEWG 1984-10-19/30,art. 1, 003>
<NOTA 2 : artikel 14 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Volgende gegevens dienen in de aanvraag vermeld te worden:
1° identiteit van de aanvrager;
2° datum, uur, duur en aard van de aktiviteiten;
3° karakteristieken van de gebruikte motorvoertuigen (type, cilinderinhoud, geluidsniveau);
4° plan van het terrein of de omloop en zijn omgeving (straal van 500 m, schaal 1/10 000), met aanduiding van de in artikel 3 van dit besluit genoemde elementen.
§ 2. Indien de aanvrager vermoedt niet aan de verbodsbepalingen van de artikelen 3 en 4 van dit besluit te kunnen voldoen en wenst beroep te doen op de mogelijkheid tot afwijking bedoeld in artikel 13, § 2, van dit besluit, zal de aanvraag ten minste vier maanden vóór de datum van de geplande aktiviteiten worden ingediend en dient zij bovendien de volgende gegevens te bevatten:
1° bewijs dat de omloop of het terrein vóór 1 juni 1974 reeds verscheidene jaren werd gebruikt;
2° motivatie van de aanvraag of afwijking, met beschrijving van de geluidswerende voorzieningen (natuurlijke of kunstmatige) en aanduiding van deze voorzieningen op het plan.
<NOTA 1 : Dit art. werd voor het Waalse Gewest opgeheven bij BEWG 1984-10-19/30,art. 1, 003>
<NOTA 2 : artikel 14 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Art.14. § 1er. L'organisateur formule la demande d'autorisation par écrit et l'adresse au moins trois mois avant la date des activités projetées au Gouverneur de la province sur le territoire de laquelle ces activités se dérouleront. La demande mentionnera:
1° l'identité du solliciteur;
2° la date, l'heure, la durée et la nature des activités;
3° les caractéristiques des véhicules utilisés (type, cylindrée, niveau sonore);
4° le plan du terrain ou du circuit et de son voisinage (rayon de 500 m, échelle 1 10 000) avec indication des éléments prévus à l'article 3 du présent arrêté.
§ 2. Si le solliciteur présume qu'il ne lui est pas possible de satisfaire aux dispositions prohibitives des articles 3 et 4 du présent arrêté et désire faire appel à la possibilité de dérogation mentionnée à l'article 13, § 2, du présent arrêté, la demande sera introduite au moins quatre mois avant la date des activités prévues et devra, en outre, comprendre les données suivantes:
1° la preuve que le circuit ou le terrain avait déjà été utilisé plusieurs années avant le 1er juin 1974;
2° la motivation de la demande de dérogation, avec une description des dispositifs (naturels ou artificiels) de limitation du bruit et l'indication de ces dispositifs sur le plan.
1° l'identité du solliciteur;
2° la date, l'heure, la durée et la nature des activités;
3° les caractéristiques des véhicules utilisés (type, cylindrée, niveau sonore);
4° le plan du terrain ou du circuit et de son voisinage (rayon de 500 m, échelle 1 10 000) avec indication des éléments prévus à l'article 3 du présent arrêté.
§ 2. Si le solliciteur présume qu'il ne lui est pas possible de satisfaire aux dispositions prohibitives des articles 3 et 4 du présent arrêté et désire faire appel à la possibilité de dérogation mentionnée à l'article 13, § 2, du présent arrêté, la demande sera introduite au moins quatre mois avant la date des activités prévues et devra, en outre, comprendre les données suivantes:
1° la preuve que le circuit ou le terrain avait déjà été utilisé plusieurs années avant le 1er juin 1974;
2° la motivation de la demande de dérogation, avec une description des dispositifs (naturels ou artificiels) de limitation du bruit et l'indication de ces dispositifs sur le plan.
Art.15. § 1. De Gouverneur zal binnen de drie werkdagen na de ontvangst het dossier van de aanvraag voor advies toesturen aan de provinciale gezondheidsinspecteur of inspecteur voor de milieuhinder. Deze inspecteur zal binnen de twee weken zijn advies aan de provinciegouverneur toesturen.
De Gouverneur zal binnen de twee maanden na de dag waarop het volledig dossier van de aanvraag werd ingediend, de toelating of de weigering van de Bestendige Deputatie aan de aanvrager betekenen.
§ 2. Indien de provinciale gezondheidsinspecteur of inspecteur voor de milieuhinder vaststelt dat niet is voldaan aan de bepalingen van de artikelen 3 en 4 van dit besluit en indien de aanvraag tot toelating de gegevens bedoeld in artikel 14, § 2, van dit besluit bevat, zal de inspecteur het dossier van de aanvraag toesturen aan de Dienst Milieuhinder van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, en dit binnen de twee weken na ontvangst van het dossier. Binnen dezelfde termijn brengt hij de Gouverneur op de hoogte van deze overzending.
Deze dienst zal het dossier van de aanvraag voor advies voorleggen aan de Consultatieve Commissie. De Consultatieve Commissie brengt advies uit binnen de tien weken nadat de aanvraag overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 werd ingediend.
De Gouverneur zal binnen de drie maanden na de dag waarop het volledig dossier van de aanvraag werd ingediend, de toelating of weigering van de Bestendige Deputatie aan de aanvrager betekenen.
<NOTA 1 : Dit art. werd voor het Waalse Gewest opgeheven bij BEWG 1984-10-19/30,art. 1, 003>
<NOTA 2 : artikel 15 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
De Gouverneur zal binnen de twee maanden na de dag waarop het volledig dossier van de aanvraag werd ingediend, de toelating of de weigering van de Bestendige Deputatie aan de aanvrager betekenen.
§ 2. Indien de provinciale gezondheidsinspecteur of inspecteur voor de milieuhinder vaststelt dat niet is voldaan aan de bepalingen van de artikelen 3 en 4 van dit besluit en indien de aanvraag tot toelating de gegevens bedoeld in artikel 14, § 2, van dit besluit bevat, zal de inspecteur het dossier van de aanvraag toesturen aan de Dienst Milieuhinder van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, en dit binnen de twee weken na ontvangst van het dossier. Binnen dezelfde termijn brengt hij de Gouverneur op de hoogte van deze overzending.
Deze dienst zal het dossier van de aanvraag voor advies voorleggen aan de Consultatieve Commissie. De Consultatieve Commissie brengt advies uit binnen de tien weken nadat de aanvraag overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 werd ingediend.
De Gouverneur zal binnen de drie maanden na de dag waarop het volledig dossier van de aanvraag werd ingediend, de toelating of weigering van de Bestendige Deputatie aan de aanvrager betekenen.
<NOTA 1 : Dit art. werd voor het Waalse Gewest opgeheven bij BEWG 1984-10-19/30,art. 1, 003>
<NOTA 2 : artikel 15 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Art.15. § 1er. Dans les trois jours ouvrables de la réception de la demande, le Gouverneur soumettra le dossier de la demande à l'avis de l'inspecteur d'hygiène provincial ou de l'inspecteur des nuisances. Cet inspecteur communiquera son avis au gouverneur de la province dans les deux semaines. Dans les deux mois de l'introduction du dossier complet de la demande, le Gouverneur signifiera au solliciteur l'autorisation ou le refus de la Députation permanente.
§ 2. Si l'inspecteur d'hygiène provincial ou l'inspecteur des nuisances constate qu'il n'est pas satisfait aux dispositions des articles 3 et 4 du présent arrêté et si la demande d'autorisation contient les données mentionnées à l'article 14, § 2, du présent arrêté, cet inspecteur enverra le dossier de la demande au Service des Nuisances du Ministère de la Santé publique et de la Famille et ceci dans les deux semaines suivant la réception du dossier. Dans le même délai il avertit le Gouverneur de cet envoi. Ce service soumettra le dossier de la demande à l'avis de la Commission de Consultation. Celle-ci donne son avis dans les dix semaines suivant l'introduction de la demande conformément aux dispositions de l'article 14.
Dans les trois mois de l'introduction du dossier complet de la demande, le Gouverneur signifiera au solliciteur l'autorisation ou le refus de la Députation Permanente.
§ 2. Si l'inspecteur d'hygiène provincial ou l'inspecteur des nuisances constate qu'il n'est pas satisfait aux dispositions des articles 3 et 4 du présent arrêté et si la demande d'autorisation contient les données mentionnées à l'article 14, § 2, du présent arrêté, cet inspecteur enverra le dossier de la demande au Service des Nuisances du Ministère de la Santé publique et de la Famille et ceci dans les deux semaines suivant la réception du dossier. Dans le même délai il avertit le Gouverneur de cet envoi. Ce service soumettra le dossier de la demande à l'avis de la Commission de Consultation. Celle-ci donne son avis dans les dix semaines suivant l'introduction de la demande conformément aux dispositions de l'article 14.
Dans les trois mois de l'introduction du dossier complet de la demande, le Gouverneur signifiera au solliciteur l'autorisation ou le refus de la Députation Permanente.
Art.16. Een afschrift van de toelating of weigering zal onverwijld toegezonden worden aan de burgemeesters van de gemeenten op wier grondgebied de aktiviteiten gepland zijn, alsmede aan de provinciale gezondheidsinspecteur of inspecteur voor de milieuhinder en aan de plaatselijke kommandant van de Rijkswacht.
<NOTA 1 : Dit art. werd voor het Waalse Gewest opgeheven bij BEWG 1984-10-19/30,art. 1, 003>
<NOTA 2 : artikel 16 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
<NOTA 1 : Dit art. werd voor het Waalse Gewest opgeheven bij BEWG 1984-10-19/30,art. 1, 003>
<NOTA 2 : artikel 16 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Art.16. Une copie de cette autorisation ou de ce refus sera transmise sans délai aux bourgmestres des communes sur le territoire desquelles les activités sont projetées, ainsi qu'à l'inspecteur d'hygiène provincial ou à l'inspecteur des nuisances et au commandant local de la gendarmerie.
Art.17. De toelating zal de persoon of het privaat of het openbaar organisme aan wie ze werd toegekend vermelden, alsmede de datum, uur, duur, aard van de aktiviteit; karakteristieken van de gebruikte voertuigen en de plaats en ligging van de omloop of het terrein.
<NOTA : artikel 17 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
<NOTA : artikel 17 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Art.17. L'autorisation mentionnera la personne ou l'organisme privé ou public à qui elle a été attribuée, ainsi que la date, l'heure, la durée et la nature des activités, les caractéristiques des véhicules utilisés et l'endroit et la situation géographique du terrain ou du circuit.
Art.18. Indien de in de toelating vermelde aktiviteit op de voorgestelde datum niet kan plaatsvinden, kan de Bestendige Deputatie de in de toelating vermelde datum wijzigen, zonder voorafgaandelijk het advies in te winnen van de provinciale gezondheidsinspecteur of inspecteur voor de milieuhinder of Consultatieve Commissie.
De aanvraag tot wijziging van de datum moet door de organisator schriftelijk ingediend worden bij de provinciegouverneur, ten laatste twee weken na de eerst voorziene datum.
<NOTA 1 : Dit art. werd voor het Waalse Gewest opgeheven bij BEWG 1984-10-19/30,art. 1, 003>
<NOTA 2 : artikel 18 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
De aanvraag tot wijziging van de datum moet door de organisator schriftelijk ingediend worden bij de provinciegouverneur, ten laatste twee weken na de eerst voorziene datum.
<NOTA 1 : Dit art. werd voor het Waalse Gewest opgeheven bij BEWG 1984-10-19/30,art. 1, 003>
<NOTA 2 : artikel 18 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Art.18. Si l'activité mentionnée dans l'autorisation ne peut pas se dérouler à la date fixée, la Députation Permanente peut modifier la date figurant dans l'autorisation sans demander l'avis préalable de l'inspecteur d'hygiène provincial ou de l'inspecteur des nuisances ou de la Commission de Consultation. La demande écrite de modification de la date est adressée par l'organisateur au Gouverneur de la province au plus tard deux semaines après la date primitivement fixée.
HOOFDSTUK V. _ Toezicht
Chapitre V. _ Contrôle
Art.19. De organisatoren van aktiviteiten, zoals genoemd in artikel 1 van dit besluit, met voertuigen die aan de in artikel 4 van dit besluit genoemde voorwaarden voldoen zullen het niveau van het door elk van deze voertuigen voortgebrachte geluid bepalen of laten bepalen. De resultaten van deze geluidsmetingen zullen in een register ingeschreven worden, en ter beschikking gehouden worden van de met het toezicht belaste ambtenaren, zoals genoemd in artikel 20 van dit besluit.
<NOTA : artikel 19 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
<NOTA : artikel 19 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Art.19. Les organisateurs d'activités, telles que prévues à l'article 1er du présent arrêté, utilisant des véhicules qui satisfont aux conditions mentionnées à l'article 4 du présent arrêté, détermineront ou feront déterminer le niveau sonore de chacun de ces véhicules. Les résultats de ces mesures soniques seront inscrits dans un registre, tenu à la disposition des fonctionnaires chargés du contrôle prévu à l'article 20 du présent arrêté.
Art.20. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie , wordt overtreding van dit besluit vastgesteld door de ambtenaren van de Gezondheidsinspectie en van de Dienst Milieuhinder van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin.
Artikel 20. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, zijn de ingenieurs die van de Algemene Directie Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu afhangen, alsmede de door de administrateur-generaal van het Ministerie van het Waalse Gewest of bij zijn ontstentenis door de directeur-generaal van de Algemene Directie Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu aangewezen technische ambtenaren van deze algemene Directie bevoegd om toezicht uit te oefenen op de toepassing van dit besluit overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder.
Hetzelfde geldt voor de technische ambtenaren van de provincies, agglomeraties, federaties van gemeenten en gemeenten die daartoe zijn aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid het Leefmilieu behoort. (BWG 1984-03-21/32,art. 1, 002)>
Hetzelfde geldt voor de technische ambtenaren van de provincies, agglomeraties, federaties van gemeenten en gemeenten die daartoe zijn aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid het Leefmilieu behoort. (BWG 1984-03-21/32,art. 1, 002)>
Art.20. Sans préjudice des pouvoirs des officiers de la police judiciaire , toute infraction aux dispositions du présent arrêté est constatée par les fonctionnaires de l'Inspection de l'Hygiène et du Service des Nuisances du Ministère de la Santé publique et de la Famille.
-
Il en est de même des fonctionnaires et agents techniques des provinces, agglomérations, fédérations de communes et communes, désignés à cette fin par le Ministre qui a l'environnement dans ses attributions.
HOOFDSTUK VI. _ Overgangs- en slotbepalingen
Chapitre VI. _ Dispositions transitoires et finales
Art.21. § 1. De erkenning van omlopen en terreinen, verleend in toepassing van het koninklijk besluit van 27 maart 1974 houdende maatregelen tot inrichting van wedstrijden, test- en oefenritten met motorvoertuigen, zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 16 april 1974, blijven geldig voor de in het erkenningsbesluit vastgestelde periode, mits naleving van de bepalingen van artikel 12 van dit besluit.
§ 2. De aanvragen tot toelating en tot erkenning, gedaan in toepassing van de in § 1 van dit artikel genoemde besluiten, blijven ontvankelijk. Zij zullen overeenkomstig de bepalingen van de in § 1 van dit artikel genoemde besluiten behandeld worden, evenwel met inachtneming van de in de artikelen 3 en 4 van dit besluit bepaalde afstanden.
§ 3. Zolang de leden van de in artikel 6 van dit besluit bedoelde Consultatieve Commissie niet werden benoemd, worden de adviezen, bedoeld in de artikelen 6 en 13, § 2, van dit besluit verstrekt door de Consultatieve Commissie, opgericht bij de in § 1 van dit artikel genoemde besluiten.
§ 2. De aanvragen tot toelating en tot erkenning, gedaan in toepassing van de in § 1 van dit artikel genoemde besluiten, blijven ontvankelijk. Zij zullen overeenkomstig de bepalingen van de in § 1 van dit artikel genoemde besluiten behandeld worden, evenwel met inachtneming van de in de artikelen 3 en 4 van dit besluit bepaalde afstanden.
§ 3. Zolang de leden van de in artikel 6 van dit besluit bedoelde Consultatieve Commissie niet werden benoemd, worden de adviezen, bedoeld in de artikelen 6 en 13, § 2, van dit besluit verstrekt door de Consultatieve Commissie, opgericht bij de in § 1 van dit artikel genoemde besluiten.
Art.21. § 1er. Les agréations de circuits ou de terrains, accordées en application de l'arrêté royal du 27 mars 1974 réglant l'organisation de courses, entraînements et d'essais de véhicules automobiles, modifié par l'arrêté royal du 16 avril 1974, restent valables pour la période fixée dans l'arrêté d'agréation à condition que les dispositions de l'article 12 du présent arrêté soient observées.
§ 2. Les demandes d'autorisation ou d'agréation, introduites en application des arrêtés précisés au § 1er du présent article, restent recevables. Elles seront instruites selon les dispositions des arrêtés précisés au § 1er du présent article, en tenant compte, toutefois, des distances définies aux articles 3 et 4 du présent arrêté.
§ 3. En attendant que les membres de la Commission de Consultation, définie à l'article 6 du présent arrêté, soient nommés, la Commission de Consultation, créée par les arrêtés précisés au § 1er du présent article, émettra les avis prévus aux article 6 et 13, § 2, du présent arrêté.
§ 2. Les demandes d'autorisation ou d'agréation, introduites en application des arrêtés précisés au § 1er du présent article, restent recevables. Elles seront instruites selon les dispositions des arrêtés précisés au § 1er du présent article, en tenant compte, toutefois, des distances définies aux articles 3 et 4 du présent arrêté.
§ 3. En attendant que les membres de la Commission de Consultation, définie à l'article 6 du présent arrêté, soient nommés, la Commission de Consultation, créée par les arrêtés précisés au § 1er du présent article, émettra les avis prévus aux article 6 et 13, § 2, du présent arrêté.
Art.22. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 21 van dit besluit, worden opgeheven de bovengenoemde koninklijke besluiten van 27 maart 1974 en van 16 april 1974, alsmede het ministerieel besluit van 25 april 1974 betreffende de Consultatieve Commissie opgericht bij het bovengenoemd koninklijk besluit van 27 maart 1974.
Art.22. Sous réserve des dispositions de l'article 21 du présent arrêté, sont abrogés les arrêtés royaux susmentionnés du 27 mars 1974 et du 16 avril 1974, ainsi que l'arrêté ministériel du 25 avril 1974 concernant la Commission de Consultation créée par l'arrêté royal susmentionné du 27 mars 1974.
Art.23. Onze Minister van Volksgezondheid en van het Gezin is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.23. Notre Ministre de la Santé publique et de la Famille est chargé de l'exécution du présent arrêté.
HOOFDSTUK VII. _ Bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest.
Chapitre VII. _ Dispositions particulières propres à la Région Flamande.
Art.24.
Er wordt een Consultatieve Commissie opgericht die tot taak heeft de Gemeenschapsminister bevoegd inzake Leefmilieu een advies te verstrekken over de aanvragen tot toelating , bedoeld in artikel 5 van dit besluit.
Haar advies zal omvatten:
1° de voorwaarden onder dewelke de toelating kan verleend worden , inzonderheid deze voor het uitrusten van het terrein of de omloop en het aanleggen van bufferzones;
2° van beperkingen inzake gebruik van de omloop of het terrein.
<NOTA : artikel 24 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Er wordt een Consultatieve Commissie opgericht die tot taak heeft de Gemeenschapsminister bevoegd inzake Leefmilieu een advies te verstrekken over de aanvragen tot toelating , bedoeld in artikel 5 van dit besluit.
Haar advies zal omvatten:
1° de voorwaarden onder dewelke de toelating kan verleend worden , inzonderheid deze voor het uitrusten van het terrein of de omloop en het aanleggen van bufferzones;
2° van beperkingen inzake gebruik van de omloop of het terrein.
<NOTA : artikel 24 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Art.24.
Il est crée une commission de consultation qui a pour mission de fournir au Ministre communautaire compétent pour L'Environnement, un avis sur les demandes d'autorisation visées à l'article 5 du présent arrêté. Son avis comportera:
1° les conditions d'octroi de l'autorisation , notamment en matière d'équipement du terrain ou du circuit et l'établissement de zones tampon;
2° les restrictions en matière d'utilisation du circuit ou du terrain.
Il est crée une commission de consultation qui a pour mission de fournir au Ministre communautaire compétent pour L'Environnement, un avis sur les demandes d'autorisation visées à l'article 5 du présent arrêté. Son avis comportera:
1° les conditions d'octroi de l'autorisation , notamment en matière d'équipement du terrain ou du circuit et l'établissement de zones tampon;
2° les restrictions en matière d'utilisation du circuit ou du terrain.
Art.25. <
Voor het Waalse Gewest, zie art. 24F. en v.>
Deze Consultatieve Commissie bestaat uit dertien leden , te weten:
1° een voorzitter;
2° een afgevaardigde van de Gemeenschapsminister die het Leefmilieu in zijn bevoegdheid heeft;
3° drie ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
4° twee specialisten in de wetenschap betreffende de bestrijding van de geluidshinder;
5° twee vertegenwoordigers van Vlaamse verenigingen die de bescherming van het Leefmilieu tot doel hebben;
6° twee vertegenwoordigers van Vlaamse automobielsportverenigingen;
7° twee vertegenwoordigers van Vlaamse motorrijwielsportverenigingen.
Naast elk lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd.
De leden en plaatsvervangende leden worden benoemd door de Vlaamse Executieve , op de voordracht van de Gemeenschapsminister bevoegd inzake Leefmilieu.
Bij afwezigheid van de voorzitter worden de vergaderingen van de Commissie voorgezeten door de ambtenaar met de hoogste graad van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap , die deel uitmaakt van de Commissie.
Het secretariaat van de Commissie wordt waargenomen door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
De commissie vergadert op verzoek van de Gemeenschapsminister , of op initiatief van de voorzitter en van twee leden van de commissie.
<NOTA : artikel 25 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Voor het Waalse Gewest, zie art. 24F. en v.>
Deze Consultatieve Commissie bestaat uit dertien leden , te weten:
1° een voorzitter;
2° een afgevaardigde van de Gemeenschapsminister die het Leefmilieu in zijn bevoegdheid heeft;
3° drie ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
4° twee specialisten in de wetenschap betreffende de bestrijding van de geluidshinder;
5° twee vertegenwoordigers van Vlaamse verenigingen die de bescherming van het Leefmilieu tot doel hebben;
6° twee vertegenwoordigers van Vlaamse automobielsportverenigingen;
7° twee vertegenwoordigers van Vlaamse motorrijwielsportverenigingen.
Naast elk lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd.
De leden en plaatsvervangende leden worden benoemd door de Vlaamse Executieve , op de voordracht van de Gemeenschapsminister bevoegd inzake Leefmilieu.
Bij afwezigheid van de voorzitter worden de vergaderingen van de Commissie voorgezeten door de ambtenaar met de hoogste graad van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap , die deel uitmaakt van de Commissie.
Het secretariaat van de Commissie wordt waargenomen door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
De commissie vergadert op verzoek van de Gemeenschapsminister , of op initiatief van de voorzitter en van twee leden van de commissie.
<NOTA : artikel 25 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Art.25. <
Pour la Région Wallonne voir art. 24F. et s.>
La Commission de Consultation est composée de treize membres , à savoir:
1° un président;
2° un délégué du Ministre communautaire qui a l'Environnement dans ses attributions;
3° trois fonctionnaires du Ministère de la Communauté flamande;
4° deux spécialistes dans les sciences relatives à la lutte contre le bruit;
5° deux représentants d'associations flamandes ayant pour but la protection de l'environnement;
6° deux représentants d'associations flamandes d'automobilisme;
7° deux représentants d'associations flamandes de motocyclisme. Un membre suppléant est nommé pour chaque titulaire. Les membres titulaires et suppléants sont nommés par l'Exécutif flamand , sur la proposition du Ministre communautaire compétent pour l'Environnement. En l'absence du président, les réunions de la Commission sont présidées par le fonctionnaire le plus élevé en grade du Ministère de la Communauté flamande , appartenant à la Commission. Le Secrétariat de la Commission est assumé par le Ministère de la Communauté flamande. La Commission se réunit à la requête du Ministre communautaire ou à l'initiative du président et de deux membres de la Commission.
Pour la Région Wallonne voir art. 24F. et s.>
La Commission de Consultation est composée de treize membres , à savoir:
1° un président;
2° un délégué du Ministre communautaire qui a l'Environnement dans ses attributions;
3° trois fonctionnaires du Ministère de la Communauté flamande;
4° deux spécialistes dans les sciences relatives à la lutte contre le bruit;
5° deux représentants d'associations flamandes ayant pour but la protection de l'environnement;
6° deux représentants d'associations flamandes d'automobilisme;
7° deux représentants d'associations flamandes de motocyclisme. Un membre suppléant est nommé pour chaque titulaire. Les membres titulaires et suppléants sont nommés par l'Exécutif flamand , sur la proposition du Ministre communautaire compétent pour l'Environnement. En l'absence du président, les réunions de la Commission sont présidées par le fonctionnaire le plus élevé en grade du Ministère de la Communauté flamande , appartenant à la Commission. Le Secrétariat de la Commission est assumé par le Ministère de la Communauté flamande. La Commission se réunit à la requête du Ministre communautaire ou à l'initiative du président et de deux membres de la Commission.
Art.26.
De leden van de Commissie hebben recht op presentiegeld en op terugbetaling van hun reiskosten.
<NOTA : artikel 26 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
De leden van de Commissie hebben recht op presentiegeld en op terugbetaling van hun reiskosten.
<NOTA : artikel 26 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
Art.26.
Les membres de la Commission ont droit à un jeton de présence et au remboursement de leur frais de parcours.
Les membres de la Commission ont droit à un jeton de présence et au remboursement de leur frais de parcours.
Hoofdstuk VII. _ Bepalingen eigen aan het Waalse Gewest.
Chapitre VII. _ Dispositions particulières à la Région Wallonne.
Art. 24F. De artikelen 5, derde lid, 6, 7, 8, 10, 12, tweede lid, 13, 14, 15, 16, 18 en 20, houden op te gelden voor het Waalse Gewest.
Art. 24F. Les articles 5, alinéa 3, 6, 7, 8, 10, 12, alinéa 2, 13, 14, 15, 16, 18 et 20 cessent d'être applicables à la Région Wallonne.
Art. 25F. De aan de Minister van Volksgezondheid door artikel 5 toegekende bevoegdheden worden door de Minister van het Waalse Gewest, tot wiens bevoegdheid het leefmilieu behoort, hierna genoemd de Minister, uitgeoefend.
Art. 25F. Les compétences attribuées au Ministre de la Santé publique par l'article 5 sont exercées par le Ministre de la Région Wallonne qui à l'environnement dans ses attributions, ci-après dénommé le Ministre.
Art. 26F. Vooraleer de in artikel 5 bedoelde toelating te verlenen, wint de Minister het advies in van het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeenten op het grondgebied waarvan de omloop of het terrein gelegen is. Hij voegt bij zijn adviesaanvraag een afschrift van de in toepassing van artikel 9 voorgelegde stukken.
Art. 26F. Avant d'accorder l'autorisation prévue à l'article 5, le Ministre demande l'avis du collège des bourgmestre et échevins des communes sur les territoires desquelles est situé le circuit ou le terrain. Il joint à sa demande d'avis une copie des documents produits en application de l'application de l'article 9.
Art. 27F. Binnen vijf werkdagen na de ontvangst van de adviesaanvraag stelt het College van Burgemeester en Schepenen een onderzoek de "commodo et incommodo" in waarbij het voorwerp van de aanvraag kenbaar wordt gemaakt bij wege van aanplakking, gedurende vijftien dagen, in de omgeving van de omloop of het terrein, evenals op de gewone aanplakkingsplaatsen.
Art. 27F. Dans les cinq jours de la réception de la demande d'avis, le collège des bourgmestre et échevins ouvre une enquête de commodo et incommodo en faisant connaître l'objet de la demande, par voie d'affichage, pendant quinze jours, aux abords du circuit ou du terrain, ainsi qu'aux endroits ordinaires d'affichage.
Art. 28F. Gedurende het onderzoek kunnen de adviesaanvraag en de erbij gevoegde stukken door alle betrokkenen ingezien worden.
Art. 28F. Pendant la durée de l'enquête, la demande d'avis et les documents y annexés peuvent être consultés par tous les intéressés.
Art. 29F. Binnen dezelfde termijn neemt een lid van het College van Burgemeester en Schepenen of een daartoe gemachtigd ambtenaar de schriftelijke opmerkingen in ontvangst. Na het verstrijken van deze termijn houdt hij een vergadering waarin degenen, die het wensen, gehoord worden en waarna een proces-verbaal tot sluiting van het onderzoek wordt opgemaakt.
De Minister wordt van de sluitingsvergadering op de hoogte gebracht, waarop hij zich door een ambtenaar kan laten vertegenwoordigen.
De aanvragers kunnen van de tijdens het onderzoek gemaakte schriftelijke en mondelinge opmerkingen kennis nemen.
De Minister wordt van de sluitingsvergadering op de hoogte gebracht, waarop hij zich door een ambtenaar kan laten vertegenwoordigen.
De aanvragers kunnen van de tijdens het onderzoek gemaakte schriftelijke en mondelinge opmerkingen kennis nemen.
Art. 29F. Pendant le même délai, un membre du collège des bourgmestre et échevins ou un fonctionnaire délégué à cet effet recueille les observations écrites. A l'expiration de ce délai, il tient une séance où sont entendus tous ceux qui le désirent et à l'issue de laquelle il est dressé un procès-verbal qui clôture l'enquête. Le Ministre est averti de la séance de clôture, à laquelle il peut se faire représenter par un fonctionnaire. Les demandeurs peuvent prendre connaissance des observations écrites et verbales formulées au cours de l'enquête.
Art. 30F. Het College van Burgemeester en Schepenen brengt zijn advies uit binnen dertig werkdagen na de ontvangst van de adviesaanvraag.
Art. 30F. Le collège des bourgmestre et échevins donne son avis dans les trente jours de la réception de la demande d'avis.
Art. 31F. Het College voegt bij zijn advies een afschrift van het proces-verbaal tot sluiting van het onderzoek.
Art. 31F. Le collège joint à son avis une copie du procès-verbal clôturant l'enquête.
Art. 32F. Op de niet-permanent gebruikte terreinen mogen de wedstrijden en de erbijhorende oefenritten slechts georganiseerd worden na het bekomen van de toelating van het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeenten op het grondgebied waarvan de omloop of het terrein gelegen is. Deze toelating wordt slechts afgegeven nadat de daartoe aangewezen technische ambtenaar van het Waalse Gewest, heeft geconstateerd dat aan de bepalingen van de artikelen 3 en 4 is voldaan. (Echter mag het college van burgemeester en schepenen, in afwijking van in de artikelen 3, § 1 en 4, § 1, bepaalde verbodsbepalingen, activiteiten toelaten op de voor 1 juni 1984 gebruikte omlopen en terreinen onder de door hem vastgestelde voorwaarden en beperkingen.)
Art. 32F. Les courses et les entraînements qui s'y rapportent ne sont permis sur les terrains utilisés de façon non permanente que moyennant l'autorisation du collège des bourgmestre et échevins des communes sur le territoire desquelles le circuit ou le terrain est situé. Cette autorisation n'est donnée qu'après que le fonctionnaire technique de la Région Wallonne, désigné à cet effet, a constaté qu'il est satisfait aux articles 3 et 4. (Toutefois, le collège des bourgmestres et échevins peut par dérogation aux dispositions prohibitives prévues aux articles 3, § 1er et 4, § 1er, autoriser sur les circuits ou terrains utilisés avant le 1er juin 1974, dans les conditions et moyennant les restrictions fixées par lui.)
Art. 33F. De aanvraag tot toelating wordt ten minste drie maanden vóór de datum van de geplande activiteiten door de organisator schriftelijk ingediend bij de Burgemeesters van de gemeenten op het grondgebied waarvan de activiteiten plaats zullen hebben.
In aanvraag wordt vermeld :
1° identiteit van de aanvrager;
2° datum, uur, duur en aard van de activiteiten;
3° karakteristieken van de gebruikte voertuigen (type, cilinderinhoud, geluidsniveau);
4° plan van het terrein of de omloop en zijn omgeving (straal van 500 m, schaal 1/10 000), met aanduiding van de ligging ervan wat betreft de voorwaarden inzake afstand opgelegd bij artikel 3.
In aanvraag wordt vermeld :
1° identiteit van de aanvrager;
2° datum, uur, duur en aard van de activiteiten;
3° karakteristieken van de gebruikte voertuigen (type, cilinderinhoud, geluidsniveau);
4° plan van het terrein of de omloop en zijn omgeving (straal van 500 m, schaal 1/10 000), met aanduiding van de ligging ervan wat betreft de voorwaarden inzake afstand opgelegd bij artikel 3.
Art. 33F. L'organisateur formule la demande d'autorisation par écrit et l'adresse au moins trois mois avant la date des activités projetées aux bourgmestres des communes sur le territoire desquelles ces activités se dérouleront. La demande mentionne :
1° l'identité du demandeur;
2° la date, l'heure, la durée et la nature des activités;
3° les caractéristiques des véhicules utilisés (type, cylindrée, niveau sonore);
4° le plan du terrain ou du circuit et de son voisinage (rayon de 500 m, échelle 1/10 000), avec indication de sa situation par rapport aux conditions de distance imposées par l'article 3.
1° l'identité du demandeur;
2° la date, l'heure, la durée et la nature des activités;
3° les caractéristiques des véhicules utilisés (type, cylindrée, niveau sonore);
4° le plan du terrain ou du circuit et de son voisinage (rayon de 500 m, échelle 1/10 000), avec indication de sa situation par rapport aux conditions de distance imposées par l'article 3.
Art. 34F. Binnen de drie werkdagen na de ontvangst van de aanvraag bezorgt de Burgemeester het dossier voor advies aan de technische ambtenaar van het Waalse Gewest. Die ambtenaar deelt binnen twee weken zijn advies aan de Burgemeester mede.
Binnen dertig dagen na indiening van het volledig dossier van de aanvraag geeft de Burgemeester aan de aanvrager kennis van de toelating of de weigering van het college van Burgemeester en Schepenen.
Een afschrift van de toelating wordt onverwijld en tenminste acht werkdagen vóór de wedstrijd toegezonden aan de gouverneur van de provincie en aan de commandant van de Rijkswacht.
Binnen dertig dagen na indiening van het volledig dossier van de aanvraag geeft de Burgemeester aan de aanvrager kennis van de toelating of de weigering van het college van Burgemeester en Schepenen.
Een afschrift van de toelating wordt onverwijld en tenminste acht werkdagen vóór de wedstrijd toegezonden aan de gouverneur van de provincie en aan de commandant van de Rijkswacht.
Art. 34F. Dans les trois jours ouvrables de la réception de la demande, le bourgmestre soumet le dossier à l'avis du fonctionnaire technique de la Région Wallonne. Ce fonctionnaire communique son avis au bourgmestre dans les deux semaines. Dans les trente jours de l'introduction du dossier complet de la demande, le bourgmestre notifie au demandeur l'autorisation ou le refus du collège des bourgmestre et échevins. Une copie de l'autorisation est transmise sans délai, et au moins huit jours avant l'épreuve, au gouverneur de la province et au commandant de la gendarmerie.
Art. 35F. Indien de in de toelating vermelde activiteit op de gestelde datum niet kan plaatsvinden, kan het College van Burgemeester en Schepenen op schriftelijke aanvraag, die door de organisator tenminste twee weken na de oorspronkelijk vastgestelde datum bij de Burgemeester wordt ingediend, de in de toelating vermelde datum wijzigen, zonder de technische ambtenaar om een nieuw advies te verzoeken.
Art. 35F. Si l'activité mentionnée dans l'autorisation ne peut pas se dérouler à la date prévue, le collège des bourgmestre et échevins peut, sur la demande écrite qui est adressée par l'organisateur au bourgmestre au plus tard deux semaines après la date initialement fixée, modifier la date figurant dans l'autorisation sans avoir à solliciter un nouvel avis du fonctionnaire technique.
Art. 36F. (Opgeheven)
Art. 36F. (Abrogé)