Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
3 MAART 1976. - Decreet tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten. (NOTA : Opgeheven bij <DVR2013-07-12/44, art. 12.2.1, 2°; Inwerkingtreding : 01-01-2015 (BVR2014-05-16/42, art. 13.4.1)>)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-12-1992 en tekstbijwerking tot 23-10-2014)
Titre
3 MARS 1976. - Décret réglant la protection des monuments et des sites urbains et ruraux. <Traduction> (NOTE : Abrogé par DCFL2013-07-12/44, art. 12.2.1, 2°; En vigueur : 01-01-2015 (AGF2014-05-16/42, art. 13.4.1)>)(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 29-12-1992 et mise à jour au 23-10-2014)
Informations sur le document
Numac: 1976030301
Datum: 1976-03-03
Info du document
Numac: 1976030301
Date: 1976-03-03
Table des matières
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
HOOFDSTUK 2. - Koninklijke Commissie voor Monum...
HOOFDSTUK 3. - Rijksdienst voor Monumenten- en ...
HOOFDSTUK 4. - De bescherming van monumenten en...
Afdeling 1. - (De ontwerpen van lijst van de vo...
Afdeling 2. - (...) besluit tot bescherming van...
Afdeling 3. - Register van beschermde monumente...
Afdeling 4. - Beschermde monumenten en stads- e...
HOOFDSTUK 4/1 [1 - Inventaris van het bouwkundi...
HOOFDSTUK 5. - Handhaving.
HOOFDSTUK 6. - Overgangs- en opheffingsbepalingen.
Table des matières
CHAPITRE 1. - Dispositions générales.
CHAPITRE 2. - Commission royale des Monuments e...
CHAPITRE 3. - Service de l'Etat pour la protect...
CHAPITRE 4. - La protection des monuments, des ...
Section 1. - (Les projets de liste des monument...
Section 2. - Arrêté (...) de protection d'un mo...
Section 3. - Registre des monuments, sites urba...
Section 4. - Monuments, sites urbains et sites ...
CHAPITRE 4/1 [1 - Inventaire du patrimoine arch...
CHAPITRE 5. - Maintien.
CHAPITRE 6. - Dispositions transitoires et abro...
Tekst (30)
Texte (30)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
CHAPITRE 1. - Dispositions générales.
Artikel 1. Dit decreet regelt de bescherming, de instandhouding, het onderhoud en het herstel van in het Nederlands taalgebied gelegen monumenten en stads- en dorpsgezichten.
Article 1. Le présent décret règle la protection, la conservation, l'entretien et la restauration des monuments et des sites urbains et ruraux, situés dans la région linguistique néerlandaise.
Art.2. Dit decreet verstaat onder :
1. (het agentschap : de entiteit die door de Vlaamse Regering belast wordt met taken van beleidsuitvoering inzake onroerend erfgoed;)
2. monument : een onroerend goed, werk van de mens of van de natuur of van beide samen, dat van algemeen belang is omwille van zijn artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, (met inbegrip van de cultuurgoederen die er integrerend deel van uitmaken, inzonderheid de bijhorende uitrusting en de decoratieve elementen);
3. (stads- of dorpsgezicht :
- een groepering van één of meer monumenten en/of onroerende goederen met omgevende bestanddelen, zoals onder meer beplantingen, omheiningen waterlopen, bruggen, wegen, straten en pleinen, die vanwege haar artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde van algemeen belang is;
- de directe, er onmiddellijk mee verbonden visuele omgeving van een monument, bepaald in 2° van dit artikel, die door haar beeldbepalend karakter de intrinsieke waarde van het monument tot zijn recht doet komen dan wel door haar fysische eigenschappen de instandhouding en het onderhoud van het monument kan waarborgen;)
4. voor bescherming vatbaar monument, stads- of dorpsgezicht : de onder 2 en 3 bedoelde monumenten en stads- of dorpsgezichten, die werden ingeschreven op de krachtens dit decreet daartoe aangelegde ontwerpen van lijst;
5. beschermde monumenten en stads- of dorpsgezichten : de onder 2 en 3 bedoelde monumenten en stads- of dorpsgezichten, die (met behoud van de toepassing van de bepaling van artikel 16, § 2, tweede lid, overeenkomstig dit decreet) beschermd zijn;
6. eigenaars en vruchtgebruikers : eigenaars en vruchtgebruikers volgens de gegevens van het kadaster.
1. (het agentschap : de entiteit die door de Vlaamse Regering belast wordt met taken van beleidsuitvoering inzake onroerend erfgoed;)
2. monument : een onroerend goed, werk van de mens of van de natuur of van beide samen, dat van algemeen belang is omwille van zijn artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, (met inbegrip van de cultuurgoederen die er integrerend deel van uitmaken, inzonderheid de bijhorende uitrusting en de decoratieve elementen);
3. (stads- of dorpsgezicht :
- een groepering van één of meer monumenten en/of onroerende goederen met omgevende bestanddelen, zoals onder meer beplantingen, omheiningen waterlopen, bruggen, wegen, straten en pleinen, die vanwege haar artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde van algemeen belang is;
- de directe, er onmiddellijk mee verbonden visuele omgeving van een monument, bepaald in 2° van dit artikel, die door haar beeldbepalend karakter de intrinsieke waarde van het monument tot zijn recht doet komen dan wel door haar fysische eigenschappen de instandhouding en het onderhoud van het monument kan waarborgen;)
4. voor bescherming vatbaar monument, stads- of dorpsgezicht : de onder 2 en 3 bedoelde monumenten en stads- of dorpsgezichten, die werden ingeschreven op de krachtens dit decreet daartoe aangelegde ontwerpen van lijst;
5. beschermde monumenten en stads- of dorpsgezichten : de onder 2 en 3 bedoelde monumenten en stads- of dorpsgezichten, die (met behoud van de toepassing van de bepaling van artikel 16, § 2, tweede lid, overeenkomstig dit decreet) beschermd zijn;
6. eigenaars en vruchtgebruikers : eigenaars en vruchtgebruikers volgens de gegevens van het kadaster.
Art.2. Le présent décret entend par :
1. (l'agence : l'entité chargée par le Gouvernement flamand des tâches d'exécution de la politique en matière du patrimoine immobilier;)
2. monument : un objet immobilier, oeuvre de l'homme, de la nature, ou de l'homme et de la nature, et présentant un intérêt général en raison de sa valeur artistique, scientifique, historique, folklorique, archéologique, industrielle ou socio-culturelle, (y compris les biens culturels qui en font partie intégrante, notamment l'équipement complémentaire et les éléments décoratifs).
3. (site urbain ou rural :
- un groupement d'un ou plusieurs monuments et/ou de biens immobiliers, avec leurs éléments environnants, tels que plantations, enceintes,. cours d'eau, ponts, chaussées, rues et places publiques qui, en raison de sa valeur artistique, scientifique, historique, folklorique, archéologique industrielle ou autre valeur socio-culturelle, sont d'intérêt général ;
- les environs visuels directs, attenant d'un monument, tel que visé au point 2 du présent article, qui par leur caractère typique, soit mettent en évidence la valeur intrinsèque du monument, soit peuvent garantir la conservation et l'entretien du monument du fait de leurs qualités physiques;)
4. monument, site urbain ou site rural pouvant être classés : les monuments, sites urbains et sites ruraux visés aux 2 et 3, et repris aux projets de liste établis à cette fin en vertu du présent décret.
5. monuments, sites urbains ou sites ruraux classés : les monuments, sites urbains ou sites ruraux visés aux 2 et 3 et classés (avec maintien de l'application de la disposition de l'article 16, § 2, deuxième alinéa, conformément au présent décret).
6. propriétaires et usufruitiers : les propriétaires ou usufruitiers en vertu des données cadastrales.
1. (l'agence : l'entité chargée par le Gouvernement flamand des tâches d'exécution de la politique en matière du patrimoine immobilier;)
2. monument : un objet immobilier, oeuvre de l'homme, de la nature, ou de l'homme et de la nature, et présentant un intérêt général en raison de sa valeur artistique, scientifique, historique, folklorique, archéologique, industrielle ou socio-culturelle, (y compris les biens culturels qui en font partie intégrante, notamment l'équipement complémentaire et les éléments décoratifs).
3. (site urbain ou rural :
- un groupement d'un ou plusieurs monuments et/ou de biens immobiliers, avec leurs éléments environnants, tels que plantations, enceintes,. cours d'eau, ponts, chaussées, rues et places publiques qui, en raison de sa valeur artistique, scientifique, historique, folklorique, archéologique industrielle ou autre valeur socio-culturelle, sont d'intérêt général ;
- les environs visuels directs, attenant d'un monument, tel que visé au point 2 du présent article, qui par leur caractère typique, soit mettent en évidence la valeur intrinsèque du monument, soit peuvent garantir la conservation et l'entretien du monument du fait de leurs qualités physiques;)
4. monument, site urbain ou site rural pouvant être classés : les monuments, sites urbains et sites ruraux visés aux 2 et 3, et repris aux projets de liste établis à cette fin en vertu du présent décret.
5. monuments, sites urbains ou sites ruraux classés : les monuments, sites urbains ou sites ruraux visés aux 2 et 3 et classés (avec maintien de l'application de la disposition de l'article 16, § 2, deuxième alinéa, conformément au présent décret).
6. propriétaires et usufruitiers : les propriétaires ou usufruitiers en vertu des données cadastrales.
HOOFDSTUK 2. - Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen.
CHAPITRE 2. - Commission royale des Monuments et des Sites.
Art.3. § 1. Er wordt een Vlaamse adviescommissie voor het onroerend, het archeologisch en het varend erfgoed en voor de heraldiek opgericht onder de benaming " Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen ", hierna Koninklijke Commissie te noemen.
De Koninklijke Commissie verstrekt adviezen :
1° in de gevallen en rekening houdend met de termijn, bepaald in dit decreet en in het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, in het decreet van 21 december 1994 houdende vaststelling van het wapen en de vlag van de provincies en gemeenten, in het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, in het decreet van 3 februari 1998 houdende vaststelling van het wapen van privépersonen en instellingen en in het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van varend erfgoed;
2° op verzoek van de Vlaamse Regering of van de strategische adviesraad, opgericht bij het decreet van 10 maart 2006 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed, over een aangelegenheid die valt binnen het toepassingsgebied van voormelde decreten, binnen de door de aanvrager gestelde termijn;
3° uit eigen beweging aan de Vlaamse Regering of aan de strategische adviesraad, vermeld in 2°, over elke aangelegenheid die valt binnen het toepassingsgebied van voormelde decreten of over de coördinatie van de onroerende erfgoedzorg met andere beleidsvelden.
De adviezen aan de strategische adviesraad, vermeld in het tweede lid, 2° of 3°, worden tegelijkertijd bezorgd aan de Vlaamse Regering.
§ 2. De Koninklijke Commissie bestaat uit een centrale commissie en uit vijf provinciale commissies met corresponderende leden, die de centrale commissie bijstaan in haar werkzaamheden.
De centrale commissie bestaat uit vijf afdelingen :
1° een afdeling Monumenten en Stads- en Dorpsgezichten;
2° een afdeling Landschappen;
3° een afdeling Archeologie;
4° een afdeling Varend Erfgoed;
5° een afdeling Heraldiek.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling, de organisatie en de werking van de Koninklijke Commissie, rekening houdend met de onderscheiden afdelingen, vermeld in § 2, tweede lid.
De Vlaamse Regering benoemt de voorzitter, vijf ondervoorzitters, de leden en de corresponderende leden. Ze zorgt voor het secretariaat van de centrale commissie en de vijf afdelingen en voor de nodige werkingsmiddelen.
De Koninklijke Commissie verstrekt adviezen :
1° in de gevallen en rekening houdend met de termijn, bepaald in dit decreet en in het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, in het decreet van 21 december 1994 houdende vaststelling van het wapen en de vlag van de provincies en gemeenten, in het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, in het decreet van 3 februari 1998 houdende vaststelling van het wapen van privépersonen en instellingen en in het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van varend erfgoed;
2° op verzoek van de Vlaamse Regering of van de strategische adviesraad, opgericht bij het decreet van 10 maart 2006 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed, over een aangelegenheid die valt binnen het toepassingsgebied van voormelde decreten, binnen de door de aanvrager gestelde termijn;
3° uit eigen beweging aan de Vlaamse Regering of aan de strategische adviesraad, vermeld in 2°, over elke aangelegenheid die valt binnen het toepassingsgebied van voormelde decreten of over de coördinatie van de onroerende erfgoedzorg met andere beleidsvelden.
De adviezen aan de strategische adviesraad, vermeld in het tweede lid, 2° of 3°, worden tegelijkertijd bezorgd aan de Vlaamse Regering.
§ 2. De Koninklijke Commissie bestaat uit een centrale commissie en uit vijf provinciale commissies met corresponderende leden, die de centrale commissie bijstaan in haar werkzaamheden.
De centrale commissie bestaat uit vijf afdelingen :
1° een afdeling Monumenten en Stads- en Dorpsgezichten;
2° een afdeling Landschappen;
3° een afdeling Archeologie;
4° een afdeling Varend Erfgoed;
5° een afdeling Heraldiek.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling, de organisatie en de werking van de Koninklijke Commissie, rekening houdend met de onderscheiden afdelingen, vermeld in § 2, tweede lid.
De Vlaamse Regering benoemt de voorzitter, vijf ondervoorzitters, de leden en de corresponderende leden. Ze zorgt voor het secretariaat van de centrale commissie en de vijf afdelingen en voor de nodige werkingsmiddelen.
Art.3. § 1er. Une Commission consultative flamande pour le patrimoine immobilier, archéologique et navigant et pour l'héraldique est créée sous la dénomination " Commission royale pour les Monuments et les Sites ", appelée Commission royal ci-après.
La Commission royale émet des avis :
1° dans les cas et compte tenu du délai, fixés au présent décret et au décret du 30 juin 1993 portant protection du patrimoine archéologique, au décret du 21 décembre 1994 portant fixation des armoiries et du drapeau des provinces et communes, au décret du 16 avril 1996 portant la protection des sites ruraux, au décret du 3 février 1998 fixant les armoiries de personnes privées et d'institutions et au décret du 29 mars 2002 portant protection du patrimoine navigant;
2° sur la demande du Gouvernement flamand ou du conseil d'avis stratégique, créé par le décret du (10 mars 2006) portant création d'un " Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening Onroerend Erfgoed " (Conseil d'avis stratégique de l'Aménagement du Territoire - Patrimoine immobilier), relatif à une matière ressortissant du domaine d'application des décrets précités dans le délai fixé par le demandeur;
3° de propre initiative au Gouvernement flamand ou au conseil d'avis stratégique, visée au point 2°, sur toute matière ressortissant du domaine d'application des décrets précités ou sur la coordination entre la protection du patrimoine immobilier et d'autres domaines politiques.
Les avis au conseil d'avis stratégique, visé au deuxième alinéa, 2° ou 3°, sont simultanément transmis au Gouvernement flamand.
§ 2. La Commission royale est composée d'une commission centrale et de cinq commissions provinciales aidant la commission centrale dans ses tâches.
La commission centrale est composée de cinq divisions :
1° une division des Monuments et des Sites urbains et ruraux;
2° une division des Sites;
3° une division de l'Archéologie;
4° une division du Patrimoine navigant;
5° une division de l'Héraldique.
§ 3. Le Gouvernement flamand fixe la composition, l'organisation et le fonctionnement de la Commission royale, compte tenu des divisions distinctes, visée au § 2, deuxième alinéa.
Le Gouvernement flamand nomme le président, les cinq vice-présidents, les membres et les membres correspondant. Il assure le secrétariat de la commission centrale et des cinq divisions ainsi que les moyens de fonctionnement nécessaires.
La Commission royale émet des avis :
1° dans les cas et compte tenu du délai, fixés au présent décret et au décret du 30 juin 1993 portant protection du patrimoine archéologique, au décret du 21 décembre 1994 portant fixation des armoiries et du drapeau des provinces et communes, au décret du 16 avril 1996 portant la protection des sites ruraux, au décret du 3 février 1998 fixant les armoiries de personnes privées et d'institutions et au décret du 29 mars 2002 portant protection du patrimoine navigant;
2° sur la demande du Gouvernement flamand ou du conseil d'avis stratégique, créé par le décret du (10 mars 2006) portant création d'un " Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening Onroerend Erfgoed " (Conseil d'avis stratégique de l'Aménagement du Territoire - Patrimoine immobilier), relatif à une matière ressortissant du domaine d'application des décrets précités dans le délai fixé par le demandeur;
3° de propre initiative au Gouvernement flamand ou au conseil d'avis stratégique, visée au point 2°, sur toute matière ressortissant du domaine d'application des décrets précités ou sur la coordination entre la protection du patrimoine immobilier et d'autres domaines politiques.
Les avis au conseil d'avis stratégique, visé au deuxième alinéa, 2° ou 3°, sont simultanément transmis au Gouvernement flamand.
§ 2. La Commission royale est composée d'une commission centrale et de cinq commissions provinciales aidant la commission centrale dans ses tâches.
La commission centrale est composée de cinq divisions :
1° une division des Monuments et des Sites urbains et ruraux;
2° une division des Sites;
3° une division de l'Archéologie;
4° une division du Patrimoine navigant;
5° une division de l'Héraldique.
§ 3. Le Gouvernement flamand fixe la composition, l'organisation et le fonctionnement de la Commission royale, compte tenu des divisions distinctes, visée au § 2, deuxième alinéa.
Le Gouvernement flamand nomme le président, les cinq vice-présidents, les membres et les membres correspondant. Il assure le secrétariat de la commission centrale et des cinq divisions ainsi que les moyens de fonctionnement nécessaires.
HOOFDSTUK 3. - Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg. (Opgeheven)
CHAPITRE 3. - Service de l'Etat pour la protection des monuments et des sites. (Abrogé)
HOOFDSTUK 4. - De bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten.
CHAPITRE 4. - La protection des monuments, des sites urbains et des sites ruraux.
Afdeling 1. - (De ontwerpen van lijst van de voor bescherming vatbare monumenten en stads- en dorpsgezichten.)
Section 1. - (Les projets de liste des monuments et des sites urbains et ruraux susceptibles d'être protégés.)
Art.5. § 1. De (Vlaamse Regering) stelt de ontwerpen van lijst van voor bescherming vatbare monumenten en stads- en dorpsgezichten vast. Deze ontwerpen van lijst vermelden de erfdienstbaarheden die met het oog op de bescherming, worden opgelegd.
§ 2. De ontwerpen van lijst worden :
1° (met een aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs ter advies voorgelegd aan [1 het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed]1 en aan de gemeenten en provincies in kwestie. De adviezen worden binnen zestig dagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte op de post of van het ontvangstbewijs, uitgebracht. Zo niet worden ze geacht gunstig te zijn;)
2° bij de betrokken gemeentebesturen neergelegd voor het openen van een openbaar onderzoek en het opstellen van een proces-verbaal waarin de opmerkingen en bezwaren worden opgenomen. Bij voor bescherming vatbare stads- of dorpsgezichten wordt een bericht omtrent het openbaar onderzoek aangeplakt zoals aangeduid op het plan bij het ontwerp van lijst. Het openbaar onderzoek gaat in uiterlijk veertien dagen te rekenen vanaf de datum van de (neerlegging) en duurt dertig dagen. Tijdens het openbaar onderzoek ligt het ontwerp van lijst en het dossier dat een inhoudelijke beschrijving en evaluatie bevat, ter inzage bij de betrokken gemeente(n). Bij het verstrijken van de termijn wordt het openbaar onderzoek door de gemeente(n) afgesloten. Binnen vijftien dagen na het afsluiten zenden zij hun proces-verbaal over aan (het agentschap).
Bij ontstentenis van een binnen de voorgeschreven termijn geopend openbaar onderzoek kan de gouverneur van de betrokken provincie dit onderzoek organiseren. In dit geval gaat de termijn van het openbaar onderzoek in uiterlijk vijftien dagen te rekenen vanaf de datum van afgifte ter post van het bericht dienaangaande (...) en duurt dertig dagen;
3° bij ter post aangetekende brief betekend aan de eigenaars, erfpachthouders, opstalhouders en vruchtgebruikers zoals bekend bij de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen op de datum van het ontwerp van lijst. Zij kunnen hun opmerkingen en bezwaren indienen bij (het agentschap) binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de betekening. Gedurende deze termijn ligt het dossier ter inzage op (het agentschap);
4° bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
§ 3. De personen die overeenkomstig § 2, 3°, in kennis werden gesteld van het ontwerp van lijst, geven bij ter post aangetekende brief kennis aan de huurders of de bewoners van het ontwerp van lijst dat hun betekend werd, binnen tien dagen te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de betekening op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het herstel en de schadeloosstelling zoals bepaald in artikel 15 van dit decreet. In de betekening aan de in § 2, 3° bedoelde personen wordt deze verplichting vermeld.
§ 4. De personen die overeenkomstig § 2, 3°, in kennis werden gesteld van het ontwerp van lijst, geven bij ter post aangetekende brief kennis van de eventuele gewijzigde eigendomstoestand aan (het agentschap), binnen tien dagen te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de betekening, op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het herstel en de schadeloosstelling zoals bepaald in artikel 15 van dit decreet. In de betekening aan de in § 2, 3°, bedoelde personen wordt deze verplichting vermeld. De nieuwe eigenaars, erfpachthouders, opstalhouders en vruchtgebruikers worden op hun beurt betekend overeenkomstig § 2.
§ 5. (...)
§ 6. Bij overdracht van een zakelijk recht van een op een ontwerp van lijst opgenomen monument of van een in een stads- of dorpsgezicht gelegen onroerend goed, moet de instrumenterende ambtenaar verplicht (...) in de overdrachtsakte vermelden dat bedoeld onroerend goed opgenomen is op een ontwerp van lijst en deze overdracht meedelen aan (het agentschap). (...)
(In voorkomend geval vermeldt de instrumenterende ambtenaar in de overdrachtsakte dat een in artikel 14, § 1, eerste lid, bedoeld proces-verbaal werd opgemaakt en/of dat op het onroerend goed, ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing, een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren of dat de rechterlijke beslissing werd uitgevoerd.)
§ 7. Vanaf de betekening van het ontwerp van lijst zijn op de in het besluit vermelde onroerende goederen gedurende een termijn van maximaal twaalf maanden al de uitwerkselen van de bescherming voorlopig van toepassing. De termijn gaat in te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de in § 2, 1°, vermelde voorlegging. Voor de personen bedoeld in § 2, 3°, zijn al de uitwerkselen van de bescherming voorlopig van toepassing vanaf hun betekening tot de datum waarop de eerder vermelde termijn afloopt. De rechtsgevolgen gelden voor elke andere natuurlijke of rechtspersoon vanaf de publikatie in het Belgisch Staatsblad tot de datum waarop de eerder vermelde termijn afloopt. Die termijn kan, bij gemotiveerde beslissing van de regering, eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd.
§ 8. De (Vlaamse Regering) kan, de Koninklijke Commissie gehoord, monumenten en stads- en dorpsgezichten van de ontwerpen van lijst schrappen.
[2 Wanneer de schrapping kadert in het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, wordt de Koninklijke Commissie niet gehoord]2
§ 2. De ontwerpen van lijst worden :
1° (met een aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs ter advies voorgelegd aan [1 het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed]1 en aan de gemeenten en provincies in kwestie. De adviezen worden binnen zestig dagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte op de post of van het ontvangstbewijs, uitgebracht. Zo niet worden ze geacht gunstig te zijn;)
2° bij de betrokken gemeentebesturen neergelegd voor het openen van een openbaar onderzoek en het opstellen van een proces-verbaal waarin de opmerkingen en bezwaren worden opgenomen. Bij voor bescherming vatbare stads- of dorpsgezichten wordt een bericht omtrent het openbaar onderzoek aangeplakt zoals aangeduid op het plan bij het ontwerp van lijst. Het openbaar onderzoek gaat in uiterlijk veertien dagen te rekenen vanaf de datum van de (neerlegging) en duurt dertig dagen. Tijdens het openbaar onderzoek ligt het ontwerp van lijst en het dossier dat een inhoudelijke beschrijving en evaluatie bevat, ter inzage bij de betrokken gemeente(n). Bij het verstrijken van de termijn wordt het openbaar onderzoek door de gemeente(n) afgesloten. Binnen vijftien dagen na het afsluiten zenden zij hun proces-verbaal over aan (het agentschap).
Bij ontstentenis van een binnen de voorgeschreven termijn geopend openbaar onderzoek kan de gouverneur van de betrokken provincie dit onderzoek organiseren. In dit geval gaat de termijn van het openbaar onderzoek in uiterlijk vijftien dagen te rekenen vanaf de datum van afgifte ter post van het bericht dienaangaande (...) en duurt dertig dagen;
3° bij ter post aangetekende brief betekend aan de eigenaars, erfpachthouders, opstalhouders en vruchtgebruikers zoals bekend bij de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen op de datum van het ontwerp van lijst. Zij kunnen hun opmerkingen en bezwaren indienen bij (het agentschap) binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de betekening. Gedurende deze termijn ligt het dossier ter inzage op (het agentschap);
4° bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
§ 3. De personen die overeenkomstig § 2, 3°, in kennis werden gesteld van het ontwerp van lijst, geven bij ter post aangetekende brief kennis aan de huurders of de bewoners van het ontwerp van lijst dat hun betekend werd, binnen tien dagen te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de betekening op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het herstel en de schadeloosstelling zoals bepaald in artikel 15 van dit decreet. In de betekening aan de in § 2, 3° bedoelde personen wordt deze verplichting vermeld.
§ 4. De personen die overeenkomstig § 2, 3°, in kennis werden gesteld van het ontwerp van lijst, geven bij ter post aangetekende brief kennis van de eventuele gewijzigde eigendomstoestand aan (het agentschap), binnen tien dagen te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de betekening, op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het herstel en de schadeloosstelling zoals bepaald in artikel 15 van dit decreet. In de betekening aan de in § 2, 3°, bedoelde personen wordt deze verplichting vermeld. De nieuwe eigenaars, erfpachthouders, opstalhouders en vruchtgebruikers worden op hun beurt betekend overeenkomstig § 2.
§ 5. (...)
§ 6. Bij overdracht van een zakelijk recht van een op een ontwerp van lijst opgenomen monument of van een in een stads- of dorpsgezicht gelegen onroerend goed, moet de instrumenterende ambtenaar verplicht (...) in de overdrachtsakte vermelden dat bedoeld onroerend goed opgenomen is op een ontwerp van lijst en deze overdracht meedelen aan (het agentschap). (...)
(In voorkomend geval vermeldt de instrumenterende ambtenaar in de overdrachtsakte dat een in artikel 14, § 1, eerste lid, bedoeld proces-verbaal werd opgemaakt en/of dat op het onroerend goed, ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing, een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren of dat de rechterlijke beslissing werd uitgevoerd.)
§ 7. Vanaf de betekening van het ontwerp van lijst zijn op de in het besluit vermelde onroerende goederen gedurende een termijn van maximaal twaalf maanden al de uitwerkselen van de bescherming voorlopig van toepassing. De termijn gaat in te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de in § 2, 1°, vermelde voorlegging. Voor de personen bedoeld in § 2, 3°, zijn al de uitwerkselen van de bescherming voorlopig van toepassing vanaf hun betekening tot de datum waarop de eerder vermelde termijn afloopt. De rechtsgevolgen gelden voor elke andere natuurlijke of rechtspersoon vanaf de publikatie in het Belgisch Staatsblad tot de datum waarop de eerder vermelde termijn afloopt. Die termijn kan, bij gemotiveerde beslissing van de regering, eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd.
§ 8. De (Vlaamse Regering) kan, de Koninklijke Commissie gehoord, monumenten en stads- en dorpsgezichten van de ontwerpen van lijst schrappen.
[2 Wanneer de schrapping kadert in het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, wordt de Koninklijke Commissie niet gehoord]2
Art.5. § 1er. Le (Gouvernement flamand) fixe les projets de liste des monuments et de sites urbains et ruraux susceptibles d'être protégés. Ces projets de liste mentionnent les servitudes qui sont imposées en vue de la protection.
§ 2. Les projets de liste sont :
1° (présenté pour avis par lettre recommandée ou contre récépissé [1 au Département de l'Aménagement du Territoire, de la Politique du Logement et du Patrimoine immobilier]1 et aux provinces et communes en question. Les avis sont émis dans les soixante jours, à compter à partir de la date de dépôt à la poste ou de la date du récépissé. Si tel n'est pas le cas, les avis sont réputés être favorables;)
2° déposés auprès des administrations communales concernées en vue d'ouvrir une enquête publique et d'établir un procès-verbal reprenant les remarques et objections. En cas de sites urbains et ruraux susceptibles d'être protégés, un avis relatif à l'enquête publique sera affiché tel qu'indiqué sur le plan annexé au projet de liste. L'enquête publique est ouverte au plus tard quinze jours à partir de la date du (dépôt), et durera trente jours. Pendant l'enquête publique, le projet de liste et le dossier contenant une description du contenu et une évaluation peuvent être consultés à la (aux) commune(s) concernée(s). Passé ce délai, l'enquête publique est clôturée par la (les) commune(s). Dans les quinze jours après la fin de l'enquête, elle(s) envoie(nt) leur procès-verbal au (l'agence).
A défaut d'une enquêté publique ouverte dans les délais prescrits, le gouverneur de la province concernée peut organiser cette enquête publique. Dans ce cas, l'enquête publique prend cours au plus tard quinze jours à partir de la date du dépôt à la poste de l'avis concerné (...), et durera trente jours.
3° notifiés par lettre recommandée aux propriétaires, usufruitiers, emphytéotes et superficiaires, tels qu'ils sont connus à l'Administration de la T.V.A., de l'Enregistrement et des Domaines à la date du projet de liste. Ils peuvent introduire leurs remarques et objections auprès (l'agence) dans un délai de trente jours à partir de la date du dépôt à la poste de la notification. Pendant ce délai, le dossier peut être consulté au (l'agence).
4° publiés par extrait au Moniteur belge.
§ 3. Dans les dix jours à partir de la date du dépôt à la poste de la notification, les personnes informées du projet de liste conformément au § 2, 3°, communiquent ce projet de liste aux locataires ou aux occupants par lettre recommandée à la poste, sous peine de responsabilité solidaire pour la réparation et l'indemnisation telles que déterminées à l'article 15 du présent décret.
§ 4. Les personnes informées du projet de liste conformément au § 2, 3°, communiquent les situations de propriété éventuellement modifiées au (l'agence) par lettre recommandée à la poste dans les dix jours à partir de la date du dépôt à la poste de la notification, sous peine de responsabilité solidaire pour la réparation et l'indemnisation telles que déterminées à l'article 15 du présent décret. Cette obligation est mentionnée dans la notification aux personnes visées au § 2, 3°. Les nouveaux propriétaires, usufruitiers, emphytéotes et superficiaires recevront à leur tour la notification conformément au § 2.
§ 5. (...)
§ 6. Lors d'une cession d'un droit réel sur un monument repris dans un projet de liste, ou sur un bien immobilier situé dans un site urbain ou rural, le fonctionnaire instrumentant doit préalablement (...) mentionner dans l'acte de cession que le bien immobilier en question est repris dans un projet de liste et communiquer ce transfert au (l'agence). (...)
(Le cas échéant, le fonctionnaire instrumentant mentionne dans l'acte de transfert qu'un procès-verbal, visé à l'article 14, § 1er,premier alinéa, a été dressé et/ou que le bien immobilier est grevé par l'obligation, suite à une décision judiciaire, d'exécuter des mesures de réparation ou que la décision judiciaire a été exécutée.)
§ 7. A partir de la notification du projet de liste, tous les effets de la protection sont provisoirement d'application aux biens immobiliers mentionnés dans l'arrêté pour un délai de douze mois au maximum. Ce délai court à partir de la date du dépôt à la poste du projet de liste visé au § 2, 1°. Tous les effets de la protection sont provisoirement d'application aux personnes visées au § 2, 3°, à partir de leur notification jusqu'à la date de l'échéance du délai précité. Les effets juridiques s'appliquent à toute autre personne physique ou morale à partir de la publication au Moniteur belge jusqu'à la date de l'échéance du délai précité. Ce délai peut, par décision motivée du gouvernement, être prolongé une Seule fois pour une période de six mois.
§ 8. Le (Gouvernement flamand) peut, ayant entendu la Commission royale, rayer des monuments et des sites urbains et ruraux des projets de liste.
[2 Lorsque la suppression cadre dans le décret du 25 avril 2014 relatif aux projets complexes, la Commission royale n'est pas entendue.]2
§ 2. Les projets de liste sont :
1° (présenté pour avis par lettre recommandée ou contre récépissé [1 au Département de l'Aménagement du Territoire, de la Politique du Logement et du Patrimoine immobilier]1 et aux provinces et communes en question. Les avis sont émis dans les soixante jours, à compter à partir de la date de dépôt à la poste ou de la date du récépissé. Si tel n'est pas le cas, les avis sont réputés être favorables;)
2° déposés auprès des administrations communales concernées en vue d'ouvrir une enquête publique et d'établir un procès-verbal reprenant les remarques et objections. En cas de sites urbains et ruraux susceptibles d'être protégés, un avis relatif à l'enquête publique sera affiché tel qu'indiqué sur le plan annexé au projet de liste. L'enquête publique est ouverte au plus tard quinze jours à partir de la date du (dépôt), et durera trente jours. Pendant l'enquête publique, le projet de liste et le dossier contenant une description du contenu et une évaluation peuvent être consultés à la (aux) commune(s) concernée(s). Passé ce délai, l'enquête publique est clôturée par la (les) commune(s). Dans les quinze jours après la fin de l'enquête, elle(s) envoie(nt) leur procès-verbal au (l'agence).
A défaut d'une enquêté publique ouverte dans les délais prescrits, le gouverneur de la province concernée peut organiser cette enquête publique. Dans ce cas, l'enquête publique prend cours au plus tard quinze jours à partir de la date du dépôt à la poste de l'avis concerné (...), et durera trente jours.
3° notifiés par lettre recommandée aux propriétaires, usufruitiers, emphytéotes et superficiaires, tels qu'ils sont connus à l'Administration de la T.V.A., de l'Enregistrement et des Domaines à la date du projet de liste. Ils peuvent introduire leurs remarques et objections auprès (l'agence) dans un délai de trente jours à partir de la date du dépôt à la poste de la notification. Pendant ce délai, le dossier peut être consulté au (l'agence).
4° publiés par extrait au Moniteur belge.
§ 3. Dans les dix jours à partir de la date du dépôt à la poste de la notification, les personnes informées du projet de liste conformément au § 2, 3°, communiquent ce projet de liste aux locataires ou aux occupants par lettre recommandée à la poste, sous peine de responsabilité solidaire pour la réparation et l'indemnisation telles que déterminées à l'article 15 du présent décret.
§ 4. Les personnes informées du projet de liste conformément au § 2, 3°, communiquent les situations de propriété éventuellement modifiées au (l'agence) par lettre recommandée à la poste dans les dix jours à partir de la date du dépôt à la poste de la notification, sous peine de responsabilité solidaire pour la réparation et l'indemnisation telles que déterminées à l'article 15 du présent décret. Cette obligation est mentionnée dans la notification aux personnes visées au § 2, 3°. Les nouveaux propriétaires, usufruitiers, emphytéotes et superficiaires recevront à leur tour la notification conformément au § 2.
§ 5. (...)
§ 6. Lors d'une cession d'un droit réel sur un monument repris dans un projet de liste, ou sur un bien immobilier situé dans un site urbain ou rural, le fonctionnaire instrumentant doit préalablement (...) mentionner dans l'acte de cession que le bien immobilier en question est repris dans un projet de liste et communiquer ce transfert au (l'agence). (...)
(Le cas échéant, le fonctionnaire instrumentant mentionne dans l'acte de transfert qu'un procès-verbal, visé à l'article 14, § 1er,premier alinéa, a été dressé et/ou que le bien immobilier est grevé par l'obligation, suite à une décision judiciaire, d'exécuter des mesures de réparation ou que la décision judiciaire a été exécutée.)
§ 7. A partir de la notification du projet de liste, tous les effets de la protection sont provisoirement d'application aux biens immobiliers mentionnés dans l'arrêté pour un délai de douze mois au maximum. Ce délai court à partir de la date du dépôt à la poste du projet de liste visé au § 2, 1°. Tous les effets de la protection sont provisoirement d'application aux personnes visées au § 2, 3°, à partir de leur notification jusqu'à la date de l'échéance du délai précité. Les effets juridiques s'appliquent à toute autre personne physique ou morale à partir de la publication au Moniteur belge jusqu'à la date de l'échéance du délai précité. Ce délai peut, par décision motivée du gouvernement, être prolongé une Seule fois pour une période de six mois.
§ 8. Le (Gouvernement flamand) peut, ayant entendu la Commission royale, rayer des monuments et des sites urbains et ruraux des projets de liste.
[2 Lorsque la suppression cadre dans le décret du 25 avril 2014 relatif aux projets complexes, la Commission royale n'est pas entendue.]2
Art.6. De door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren hebben voor het onderzoek naar de waarden tot bescherming toegang tot de monumenten, stads- en dorpsgezichten, die op een ontwerp van lijst voorkomen, met uitzondering van de woningen en beroeps- en bedrijfslokalen. Het proces-verbaal van beschrijving dat wordt opgemaakt, heeft bewijskracht tot het tegendeel bewezen is.
De leden van de Koninklijke Commissie hebben eveneens, voor het onderzoek naar de waarden tot bescherming toegang tot de monumenten, stads- en dorpsgezichten, die op een ontwerp van lijst voorkomen, met uitzondering van de woningen en beroeps- en bedrijfslokalen.
De leden van de Koninklijke Commissie hebben eveneens, voor het onderzoek naar de waarden tot bescherming toegang tot de monumenten, stads- en dorpsgezichten, die op een ontwerp van lijst voorkomen, met uitzondering van de woningen en beroeps- en bedrijfslokalen.
Art.6. En vue de l'enquête des valeurs de protection, les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand ont accès aux monuments, sites urbains et ruraux figurant sur le projet de liste, à l'exception des habitations et des locaux professionnels et industriels. Le procès-verbal de la description fait foi jusqu'à preuve du contraire.
En vue de l'enquête des valeurs de protection, les membres de la Commission royal ont accès aux monuments, sites urbains et ruraux figurant sur le projet de liste, à l'exception des habitations et des locaux professionnels et industriels.
En vue de l'enquête des valeurs de protection, les membres de la Commission royal ont accès aux monuments, sites urbains et ruraux figurant sur le projet de liste, à l'exception des habitations et des locaux professionnels et industriels.
Afdeling 2. - (...) besluit tot bescherming van een monument en stads- en dorpsgezicht.
Section 2. - Arrêté (...) de protection d'un monument, d'un site urbain ou d'un site rural.
Art.7. De (Vlaamse Regering), de Koninklijke Commissie gehoord, stelt het besluit tot definitieve bescherming van de op de ontwerp van lijst voorkomende monumenten en stads- en dorpsgezichten vast. Het besluit wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Het besluit vermeldt de algemene en eventueel specifieke voorschriften inzake instandhouding en onderhoud. De inschrijving op de ontwerpen van lijst vervalt van rechtswege indien de besluiten niet zijn genomen binnen de in artikel 5, § 7, bepaalde termijn.
Art.7. Le (Gouvernement flamand) fixe, ayant entendu la Commission royale, l'arrêté de protection définitive des monuments et des sites urbains et ruraux figurant au projet de liste. L'arrêté est publié par extrait au Moniteur belge. L'arrêté mentionne les prescriptions générales, et éventuellement spécifiques en matière de maintien et d'entretien. L'inscription sur les projets de liste échoit de droit si les arrêtés ne sont pas pris dans le délai visé à l'article 5, § 7.
Art.8. § 1. Het besluit houdende bescherming als monument en/of stads- of dorpsgezicht wordt betekend aan de eigenaars, erfpachthouders, opstalhouders en vruchtgebruikers zoals bekend bij de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen op de datum van het besluit.
§ 2. Het besluit tot bescherming van een stads- of dorpsgezicht bevat als bijlage een plan met de nauwkeurige aflijning van het beschermde gebied. Het vermeldt de bijzondere beperkingen die met het oog op de vrijwaring van de wezenlijke kenmerken van het beschermde monument, stads- of dorpsgezicht aan het eigendomsrecht worden gesteld.
§ 3. De personen die conform § 1 van dit artikel, in kennis werden gesteld van het besluit, geven bij ter post aangetekende brief kennis aan de huurders of de bewoners van het besluit dat hun betekend werd, binnen tien dagen te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de betekening op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het herstel en de schadeloosstelling zoals bepaald in artikel 15.
§ 4. De personen, die conform § 1 van dit artikel, in kennis werden gesteld van het besluit, geven bij ter post aangetekende brief kennis van de eventuele gewijzigde eigendomstoestand aan (het agentschap), binnen tien dagen te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de betekening, op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het herstel en de schadeloosstelling zoals bepaald in artikel 15.
§ 2. Het besluit tot bescherming van een stads- of dorpsgezicht bevat als bijlage een plan met de nauwkeurige aflijning van het beschermde gebied. Het vermeldt de bijzondere beperkingen die met het oog op de vrijwaring van de wezenlijke kenmerken van het beschermde monument, stads- of dorpsgezicht aan het eigendomsrecht worden gesteld.
§ 3. De personen die conform § 1 van dit artikel, in kennis werden gesteld van het besluit, geven bij ter post aangetekende brief kennis aan de huurders of de bewoners van het besluit dat hun betekend werd, binnen tien dagen te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de betekening op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het herstel en de schadeloosstelling zoals bepaald in artikel 15.
§ 4. De personen, die conform § 1 van dit artikel, in kennis werden gesteld van het besluit, geven bij ter post aangetekende brief kennis van de eventuele gewijzigde eigendomstoestand aan (het agentschap), binnen tien dagen te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de betekening, op straffe van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het herstel en de schadeloosstelling zoals bepaald in artikel 15.
Art.8. § 1er. L'arrêté de classement comme monument et/ou site urbain ou rural est notifié aux propriétaires, aux emphytéotes, aux superficiaires et aux usufruitiers, tels qu'ils sont connus à l'Administration de la T.V.A., de l'Enregistrement et des Domaines à la date de l'arrêté.
§ 2. L'arrêté de classement comme site urbain ou rural comprend un plan en annexe fixant une délimitation précise de la zone protégée. Il mentionne les limitations particulières auxquelles le droit de propriété doit répondre en vue de la conservation des caractéristiques intrinsèques du monument ou du site urbain ou rural.
§ 3. Les personnes informées du présent arrête conformément au § 1er, communiquent l'arrêté, qui leur a été notifié, par lettre recommandée à la poste aux locataires et occupants dans les dix jours à partir de la date du dépôt de la notification, sous peine de responsabilité solidaire pour la réparation et l'indemnisation telles que déterminées à l'article 15.
§ 4. Les personnes informées du présent arrêté conformément au § 1er, communiquent les situations de propriété éventuellement modifiées au (l'agence) par lettre recommandée à la poste dans les dix jours à partir de la date du dépôt de la notification, sous peine de responsabilité solidaire pour la réparation et l'indemnisation telles que déterminées à l'article 15.
§ 2. L'arrêté de classement comme site urbain ou rural comprend un plan en annexe fixant une délimitation précise de la zone protégée. Il mentionne les limitations particulières auxquelles le droit de propriété doit répondre en vue de la conservation des caractéristiques intrinsèques du monument ou du site urbain ou rural.
§ 3. Les personnes informées du présent arrête conformément au § 1er, communiquent l'arrêté, qui leur a été notifié, par lettre recommandée à la poste aux locataires et occupants dans les dix jours à partir de la date du dépôt de la notification, sous peine de responsabilité solidaire pour la réparation et l'indemnisation telles que déterminées à l'article 15.
§ 4. Les personnes informées du présent arrêté conformément au § 1er, communiquent les situations de propriété éventuellement modifiées au (l'agence) par lettre recommandée à la poste dans les dix jours à partir de la date du dépôt de la notification, sous peine de responsabilité solidaire pour la réparation et l'indemnisation telles que déterminées à l'article 15.
Art.9. Het (...) besluit waarbij het monument of stads- of dorpsgezicht in bescherming wordt genomen, heeft verordenende kracht. Er mag alleen worden van afgeweken in de door dit decreet bepaalde gevallen en vormen.
De (Vlaamse Regering) besluit, de Koninklijke Commissie gehoord, tot het opheffen of wijzigen van het (besluit) tot bescherming van een monument of stads- of dorpsgezicht.
[1 Wanneer de opheffing of wijziging kadert in het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, wordt de Koninklijke Commissie niet gehoord.]1
De (Vlaamse Regering) besluit, de Koninklijke Commissie gehoord, tot het opheffen of wijzigen van het (besluit) tot bescherming van een monument of stads- of dorpsgezicht.
[1 Wanneer de opheffing of wijziging kadert in het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, wordt de Koninklijke Commissie niet gehoord.]1
Art.9. L'arrêté (...) de protection ou monument, du site urbain ou du site rural a des effets réglementaires. Il ne peut y être dérogé que dans les cas et dans les formes, déterminés par le présent décret.
Le (Gouvernement flamand), la Commission royale entendue, abroge ou modifie l'(arrêté) sur la protection d'un monument, d'un site urbain ou d'un site rural.
[1 Lorsque l'abrogation ou la modification cadre dans le décret du 25 avril 2014 relatif aux projets complexes, la Commission royale n'est pas entendue.]1
Le (Gouvernement flamand), la Commission royale entendue, abroge ou modifie l'(arrêté) sur la protection d'un monument, d'un site urbain ou d'un site rural.
[1 Lorsque l'abrogation ou la modification cadre dans le décret du 25 avril 2014 relatif aux projets complexes, la Commission royale n'est pas entendue.]1
Afdeling 3. - Register van beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten.
Section 3. - Registre des monuments, sites urbains et sites ruraux protégés.
Art.10. § 1. (Het Agentschap) houdt voor elke gemeente een register bij van beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten. De Minister stelt de inrichting van het register vast.
§ 2. Afschriften van het register berusten voor kosteloze inzage bij (het agentschap), het provinciebestuur, het gemeentebestuur, (...), elk voor hun ambtsgebied. Eenieder kan zich op zijn kosten uittreksels uit het register doen verstrekken.
§ 3. De bij (...) besluit beschermde monumenten komen in aanmerking voor het aanbrengen van een herkenningsteken.
De (Vlaamse Regering) bepaalt, de Koninklijke Commissie gehoord, het model van dit herkenningsteken.
§ 2. Afschriften van het register berusten voor kosteloze inzage bij (het agentschap), het provinciebestuur, het gemeentebestuur, (...), elk voor hun ambtsgebied. Eenieder kan zich op zijn kosten uittreksels uit het register doen verstrekken.
§ 3. De bij (...) besluit beschermde monumenten komen in aanmerking voor het aanbrengen van een herkenningsteken.
De (Vlaamse Regering) bepaalt, de Koninklijke Commissie gehoord, het model van dit herkenningsteken.
Art.10. § 1. Pour chaque commune, (l'agence) tient à jour un registre des monuments, des sites urbains et des sites ruraux protégés. Le Ministre détermine la façon dont ce registre est tenu.
§ 2. Des copies du registre peuvent être consultées gratuitement au (l'agence), au gouvernement provincial, à l'administration communale, (...), pour le ressort de chacun. Des extraits du registre peuvent y être obtenus moyennant payement.
§ 3. Les monuments protégés par arrêté (...) peuvent recevoir un signe distinctif de classement.
Le (Gouvernement flamand), la Commission royale entendue, en fixe le modèle.
§ 2. Des copies du registre peuvent être consultées gratuitement au (l'agence), au gouvernement provincial, à l'administration communale, (...), pour le ressort de chacun. Des extraits du registre peuvent y être obtenus moyennant payement.
§ 3. Les monuments protégés par arrêté (...) peuvent recevoir un signe distinctif de classement.
Le (Gouvernement flamand), la Commission royale entendue, en fixe le modèle.
Afdeling 4. - Beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten.
Section 4. - Monuments, sites urbains et sites ruraux protégés.
Art.11. § 1. De eigenaars en vruchtgebruikers van een beschermd monument of van een in een beschermd stads- of dorpsgezicht gelegen onroerend goed, zijn ertoe gehouden, door de nodige instandhoudings- en onderhoudswerken, het in goede staat te behouden en het niet te ontsieren, te beschadigen of te vernielen.
§ 2. (...)
§ 3. (...)
§ 4. (Werken kunnen niet worden aangevat zonder voorafgaande machtiging.
[1 Indien voor de werken betreffende beschermde monumenten geen [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4 vereist is, wordt de machtiging verleend door het agentschap.
Werken betreffende niet als monument beschermde constructies binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht waarvoor geen [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4 vereist is, worden gemeld aan het college van burgemeester en schepenen. Deze melding wordt in voorkomend geval geïntegreerd in [4 de melding voor stedenbouwkundige handelingen, vermeld in artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening]4. De werken mogen worden aangevat vanaf de twintigste dag na de datum van de melding, behoudens indien het college van burgemeester en schepenen aan de aanmelder voordien een schrijven betekent waarin geoordeeld wordt dat de aangemelde werken van aard zijn om de wezenlijke eigenschappen van het beschermde geheel te verstoren. In dat geval kunnen de werken slechts worden aangevat nadat het agentschap zijn machtiging heeft verleend. De melding en het eventuele schrijven van het college van burgemeester en schepenen geschieden per beveiligde zending, te weten een aangetekend schrijven, een afgifte tegen ontvangstbewijs of enige andere door de Vlaamse Regering toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.
Indien voor de werken betreffende beschermde monumenten of niet als monument beschermde constructies binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht een [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4 vereist is, wordt de machtiging verleend in de [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4. Het advies van het agentschap aan het vergunningverlenende bestuursorgaan vermeldt in dat geval op bindende wijze of dat bestuursorgaan de machtiging al dan niet mag verlenen.
De Vlaamse Regering wijst de werken aan die onder de toepassing van deze paragraaf vallen. Zij bepaalt de inwerkingtreding van de meldingsprocedure, vermeld in het derde lid. Tot die inwerkingtredingsdatum wordt voor de werken, vermeld in het derde lid, rechtstreeks een machtiging bij het agentschap aangevraagd. De Vlaamse Regering kan nadere formele regelen bepalen voor de toepassing van de meldingsprocedure, vermeld in het derde lid.]1
[1 § 4/1. Indien het agentschap de aanvraag voor een machtiging voor machtigingsplichtige werken waarvoor geen [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4 vereist is, afwijst, dan kan de aanvrager een georganiseerd administratief beroep instellen bij de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering wint over het beroepschrift het advies in van een door haar samengestelde expertencommissie, die bestaat uit één vaste voorzitter-jurist, twee vaste experten op het vlak van het onroerend erfgoed en twee commissieleden die worden aangewezen in functie van de aard van het betrokken onroerend erfgoed en/of de aard van de betrokken werken. De hoedanigheid van commissielid is onverenigbaar met het lidmaatschap van een wetgevende vergadering, een provincieraad, een gemeenteraad, een districtsraad of een raad van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
De Vlaamse Regering neemt op grond van het advies van de expertencommissie een beslissing over het beroepschrift. Zij onderzoekt de zaak in haar volledigheid en besluit tot de toekenning of tot de weigering van de machtiging.
De Vlaamse Regering regelt de inwerkingtreding van de procedure, vermeld in deze paragraaf. Zij neemt alle besluiten die nodig zijn voor de operationalisering ervan.
§ 4/2. Indien de deputatie zich dient uit te spreken over een administratief beroep tegen een beslissing houdende de toekenning of de weigering van een [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4, dan wint zij het advies in van de expertencommissie, vermeld in § 4/1, tweede lid, indien het beroepschrift middelen opwerpt tegen het advies van het agentschap, vermeld in § 4, vierde lid.
De deputatie kan in haar beroepsbeslissing een beslissing nemen over de toekenning of de weigering van de machtiging, in zoverre zij op dat punt het advies van de expertencommissie overneemt.
De proceduretermijnen die [4 door het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning]4 worden bepaald voor de behandeling van beroepsdossiers door de deputatie, worden geschorst vanaf de betekening van de adviesvraag aan de expertencommisie tot en met de betekening van het advies van de expertencommissie aan de deputatie.
De Vlaamse Regering regelt de inwerkingtreding van de procedure, vermeld in deze paragraaf. Zij neemt alle besluiten die nodig zijn voor de operationalisering ervan.
§ 4/3. De Raad voor vergunningsbetwistingen kan bij het behandelen van jurisdictionele beroepen over beslissingen houdende de toekenning of de weigering van een [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4 het niet-bindend advies inwinnen van de expertencommissie, vermeld in § 4/1, tweede lid, in zoverre het verzoekschrift middelen opwerpt inzake de toekenning of de weigering van een machtiging.]1
§ 5. De Vlaamse regering stelt algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud vast.)
§ 6. Bij overdracht van een beschermd monument of van een in een beschermd stads- of dorpsgezicht gelegen onroerend goed moet de instrumenterende ambtenaar verplicht (...) in de overdrachtsakte vermelden dat bedoeld monument of onroerend goed beschermd is. (NOTA van Justel : het DVR 2003-11-21/43, art. 4, beschikt dat de tweede volzin van het onderhavig lid geschrapt is. Het onderhavig lid, zoals door Justel bijgewerkt, bevat geen tweede volzin. Misschien diende de "aan § 6" door DVR 1995-02-22/39, art. 9, 3° toegevoegde volzin in feite aan het eerste lid van § 6 toegevoegd te worden en dient deze volzin nu geschrapt te worden.)
(De instrumenterende ambtenaar deelt deze overdracht mee aan (het agentschap).) (NOTA van Justel : de tweede volzin van het onderhavig lid werd door DVR 1995-02-22/39, art. 9, 3° "aan § 6" toegevoegd en werd ten tijde door Justel als tweede volzin van het tweede lid geplaatst, ofschoon deze volzin slecht met deze context overeenstemt. In plaats van "§ 6" diende misschien "§ 6, lid 1" gelezen te worden, want het DVR 2003-11-21/43, art. 4, beschikt dat de tweede volzin van lid 1 geschrapt wordt, terwijl dit eerste lid, zoals door Justel bijgewerkt, geen tweede lid bevat. In dat geval dient de tweede volzin van onderhavig lid 2 geschrapt te worden.)
(In voorkomend geval vermeldt de instrumenterende ambtenaar in de overdrachtsakte dat een in artikel 14, § 1, eerste lid, bedoeld proces-verbaal werd opgemaakt en/of dat op het onroerend goed, ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing, een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren of dat de rechterlijke beslissing werd uitgevoerd.)
§ 7. (...)
§ 8. (Wanneer werken van instandhouding of herstel nodig zijn om de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde van een beschermd monument te bewaren, verlenen het Vlaamse Gewest, [3 ...]3 en de betrokken gemeente hun bijdrage in de kosten van die werken, onder de voorwaarden en in de verhoudingen die de Vlaamse Executieve vaststelt.
[2 Het Vlaamse Gewest kan via meerjarige subsidiëringsovereenkomsten een bijdrage leveren in de kosten van langdurige en grote werken, onder de voorwaarden, bepaald krachtens het eerste lid. De kredieten die binnen een meerjarige subsidiëringsovereenkomst worden ingezet, worden vastgelegd op jaarbasis.]2
(§ 9. Binnen de kredieten die hiervoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap zijn uitgetrokken, kan voor de onderhoudswerken waarvan de noodzaak bewezen is, een financiële bijdrage worden verleend aan de eigenaar, houder van zakelijke rechten of huurder die opdrachtgever is en de kosten ervan draagt onder de voorwaarden en in de verhoudingen die de Vlaamse regering vaststelt.
Het Vlaamse Gewest kan in de vorm van onderhoudsenveloppes een bijdrage leveren in de kosten voor de uitvoering van meerjarenonderhoudsplannen onder de voorwaarden die de Vlaamse regering vaststelt.
Voor de toepassing van dit decreet worden beschouwd als onderhoudswerken :
1° werkzaamheden die de Vlaamse regering als zodanig beschouwt met het oog op duurzaam behoud, op het voorkomen van verval en de dringende instandhouding van beschermde monumenten;
2° werkzaamheden aan kenmerkende erfgoedelementen die niet als monument zijn beschermd in beschermde stads- en dorpsgezichten;
3° onderhoudsbevorderend gebruik van als monument beschermd erfgoed;
4° werkzaamheden voor de herwaardering van bijzondere erfgoedkenmerken van beschermde stads- en dorpsgezichten, die er de eigenheid van bepalen, met inbegrip van het opstellen van een herwaarderingsplan;
5° werkzaamheden aan kleinere onroerende erfgoedelementen; dat zijn onroerende goederen die kleinere culturele erfgoedelementen vormen, al dan niet gelegen zijn in een beschermd landschap of beschermd stads- of dorpsgezicht, die al dan niet deel uitmaken van een niet als monument beschermd groter onroerend goed en die waardevol zijn vanuit artistiek, landschappelijk, historisch, wetenschappelijk, industrieel-archeologisch, volkskundig of ander sociaal-cultureel oogpunt.)
(§ 10. Met ingang van 1994 stelt de Vlaamse regering de voorwaarden vast voor het toekennen van een Vlaamse Monumentenprijs.)
§ 11. [1 Indien het Vlaamse Gewest respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap vanuit diverse functionele begrotingen bijdragen levert in de kosten voor langdurige en grote renovatiewerken, vermeld in § 8, en/of langdurige en grote onderhoudswerken, vermeld in § 9, dan kan vanuit de functionele begroting inzake onroerend erfgoed een bijzondere renovatie- en/of onderhoudsbijdrage worden toegekend. Die bijdrage wordt toegekend op grond van jaarlijks vastgelegde kredieten en in het kader van een meerjarig samenwerkingsprotocol, gesloten tussen de betrokken diensten van de Vlaamse overheid.]1
§ 2. (...)
§ 3. (...)
§ 4. (Werken kunnen niet worden aangevat zonder voorafgaande machtiging.
[1 Indien voor de werken betreffende beschermde monumenten geen [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4 vereist is, wordt de machtiging verleend door het agentschap.
Werken betreffende niet als monument beschermde constructies binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht waarvoor geen [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4 vereist is, worden gemeld aan het college van burgemeester en schepenen. Deze melding wordt in voorkomend geval geïntegreerd in [4 de melding voor stedenbouwkundige handelingen, vermeld in artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening]4. De werken mogen worden aangevat vanaf de twintigste dag na de datum van de melding, behoudens indien het college van burgemeester en schepenen aan de aanmelder voordien een schrijven betekent waarin geoordeeld wordt dat de aangemelde werken van aard zijn om de wezenlijke eigenschappen van het beschermde geheel te verstoren. In dat geval kunnen de werken slechts worden aangevat nadat het agentschap zijn machtiging heeft verleend. De melding en het eventuele schrijven van het college van burgemeester en schepenen geschieden per beveiligde zending, te weten een aangetekend schrijven, een afgifte tegen ontvangstbewijs of enige andere door de Vlaamse Regering toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.
Indien voor de werken betreffende beschermde monumenten of niet als monument beschermde constructies binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht een [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4 vereist is, wordt de machtiging verleend in de [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4. Het advies van het agentschap aan het vergunningverlenende bestuursorgaan vermeldt in dat geval op bindende wijze of dat bestuursorgaan de machtiging al dan niet mag verlenen.
De Vlaamse Regering wijst de werken aan die onder de toepassing van deze paragraaf vallen. Zij bepaalt de inwerkingtreding van de meldingsprocedure, vermeld in het derde lid. Tot die inwerkingtredingsdatum wordt voor de werken, vermeld in het derde lid, rechtstreeks een machtiging bij het agentschap aangevraagd. De Vlaamse Regering kan nadere formele regelen bepalen voor de toepassing van de meldingsprocedure, vermeld in het derde lid.]1
[1 § 4/1. Indien het agentschap de aanvraag voor een machtiging voor machtigingsplichtige werken waarvoor geen [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4 vereist is, afwijst, dan kan de aanvrager een georganiseerd administratief beroep instellen bij de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering wint over het beroepschrift het advies in van een door haar samengestelde expertencommissie, die bestaat uit één vaste voorzitter-jurist, twee vaste experten op het vlak van het onroerend erfgoed en twee commissieleden die worden aangewezen in functie van de aard van het betrokken onroerend erfgoed en/of de aard van de betrokken werken. De hoedanigheid van commissielid is onverenigbaar met het lidmaatschap van een wetgevende vergadering, een provincieraad, een gemeenteraad, een districtsraad of een raad van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
De Vlaamse Regering neemt op grond van het advies van de expertencommissie een beslissing over het beroepschrift. Zij onderzoekt de zaak in haar volledigheid en besluit tot de toekenning of tot de weigering van de machtiging.
De Vlaamse Regering regelt de inwerkingtreding van de procedure, vermeld in deze paragraaf. Zij neemt alle besluiten die nodig zijn voor de operationalisering ervan.
§ 4/2. Indien de deputatie zich dient uit te spreken over een administratief beroep tegen een beslissing houdende de toekenning of de weigering van een [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4, dan wint zij het advies in van de expertencommissie, vermeld in § 4/1, tweede lid, indien het beroepschrift middelen opwerpt tegen het advies van het agentschap, vermeld in § 4, vierde lid.
De deputatie kan in haar beroepsbeslissing een beslissing nemen over de toekenning of de weigering van de machtiging, in zoverre zij op dat punt het advies van de expertencommissie overneemt.
De proceduretermijnen die [4 door het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning]4 worden bepaald voor de behandeling van beroepsdossiers door de deputatie, worden geschorst vanaf de betekening van de adviesvraag aan de expertencommisie tot en met de betekening van het advies van de expertencommissie aan de deputatie.
De Vlaamse Regering regelt de inwerkingtreding van de procedure, vermeld in deze paragraaf. Zij neemt alle besluiten die nodig zijn voor de operationalisering ervan.
§ 4/3. De Raad voor vergunningsbetwistingen kan bij het behandelen van jurisdictionele beroepen over beslissingen houdende de toekenning of de weigering van een [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4 het niet-bindend advies inwinnen van de expertencommissie, vermeld in § 4/1, tweede lid, in zoverre het verzoekschrift middelen opwerpt inzake de toekenning of de weigering van een machtiging.]1
§ 5. De Vlaamse regering stelt algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud vast.)
§ 6. Bij overdracht van een beschermd monument of van een in een beschermd stads- of dorpsgezicht gelegen onroerend goed moet de instrumenterende ambtenaar verplicht (...) in de overdrachtsakte vermelden dat bedoeld monument of onroerend goed beschermd is. (NOTA van Justel : het DVR 2003-11-21/43, art. 4, beschikt dat de tweede volzin van het onderhavig lid geschrapt is. Het onderhavig lid, zoals door Justel bijgewerkt, bevat geen tweede volzin. Misschien diende de "aan § 6" door DVR 1995-02-22/39, art. 9, 3° toegevoegde volzin in feite aan het eerste lid van § 6 toegevoegd te worden en dient deze volzin nu geschrapt te worden.)
(De instrumenterende ambtenaar deelt deze overdracht mee aan (het agentschap).) (NOTA van Justel : de tweede volzin van het onderhavig lid werd door DVR 1995-02-22/39, art. 9, 3° "aan § 6" toegevoegd en werd ten tijde door Justel als tweede volzin van het tweede lid geplaatst, ofschoon deze volzin slecht met deze context overeenstemt. In plaats van "§ 6" diende misschien "§ 6, lid 1" gelezen te worden, want het DVR 2003-11-21/43, art. 4, beschikt dat de tweede volzin van lid 1 geschrapt wordt, terwijl dit eerste lid, zoals door Justel bijgewerkt, geen tweede lid bevat. In dat geval dient de tweede volzin van onderhavig lid 2 geschrapt te worden.)
(In voorkomend geval vermeldt de instrumenterende ambtenaar in de overdrachtsakte dat een in artikel 14, § 1, eerste lid, bedoeld proces-verbaal werd opgemaakt en/of dat op het onroerend goed, ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing, een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren of dat de rechterlijke beslissing werd uitgevoerd.)
§ 7. (...)
§ 8. (Wanneer werken van instandhouding of herstel nodig zijn om de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde van een beschermd monument te bewaren, verlenen het Vlaamse Gewest, [3 ...]3 en de betrokken gemeente hun bijdrage in de kosten van die werken, onder de voorwaarden en in de verhoudingen die de Vlaamse Executieve vaststelt.
[2 Het Vlaamse Gewest kan via meerjarige subsidiëringsovereenkomsten een bijdrage leveren in de kosten van langdurige en grote werken, onder de voorwaarden, bepaald krachtens het eerste lid. De kredieten die binnen een meerjarige subsidiëringsovereenkomst worden ingezet, worden vastgelegd op jaarbasis.]2
(§ 9. Binnen de kredieten die hiervoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap zijn uitgetrokken, kan voor de onderhoudswerken waarvan de noodzaak bewezen is, een financiële bijdrage worden verleend aan de eigenaar, houder van zakelijke rechten of huurder die opdrachtgever is en de kosten ervan draagt onder de voorwaarden en in de verhoudingen die de Vlaamse regering vaststelt.
Het Vlaamse Gewest kan in de vorm van onderhoudsenveloppes een bijdrage leveren in de kosten voor de uitvoering van meerjarenonderhoudsplannen onder de voorwaarden die de Vlaamse regering vaststelt.
Voor de toepassing van dit decreet worden beschouwd als onderhoudswerken :
1° werkzaamheden die de Vlaamse regering als zodanig beschouwt met het oog op duurzaam behoud, op het voorkomen van verval en de dringende instandhouding van beschermde monumenten;
2° werkzaamheden aan kenmerkende erfgoedelementen die niet als monument zijn beschermd in beschermde stads- en dorpsgezichten;
3° onderhoudsbevorderend gebruik van als monument beschermd erfgoed;
4° werkzaamheden voor de herwaardering van bijzondere erfgoedkenmerken van beschermde stads- en dorpsgezichten, die er de eigenheid van bepalen, met inbegrip van het opstellen van een herwaarderingsplan;
5° werkzaamheden aan kleinere onroerende erfgoedelementen; dat zijn onroerende goederen die kleinere culturele erfgoedelementen vormen, al dan niet gelegen zijn in een beschermd landschap of beschermd stads- of dorpsgezicht, die al dan niet deel uitmaken van een niet als monument beschermd groter onroerend goed en die waardevol zijn vanuit artistiek, landschappelijk, historisch, wetenschappelijk, industrieel-archeologisch, volkskundig of ander sociaal-cultureel oogpunt.)
(§ 10. Met ingang van 1994 stelt de Vlaamse regering de voorwaarden vast voor het toekennen van een Vlaamse Monumentenprijs.)
§ 11. [1 Indien het Vlaamse Gewest respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap vanuit diverse functionele begrotingen bijdragen levert in de kosten voor langdurige en grote renovatiewerken, vermeld in § 8, en/of langdurige en grote onderhoudswerken, vermeld in § 9, dan kan vanuit de functionele begroting inzake onroerend erfgoed een bijzondere renovatie- en/of onderhoudsbijdrage worden toegekend. Die bijdrage wordt toegekend op grond van jaarlijks vastgelegde kredieten en in het kader van een meerjarig samenwerkingsprotocol, gesloten tussen de betrokken diensten van de Vlaamse overheid.]1
Modifications
Art.11. § 1. Les propriétaires et les usufruitiers d'un monument protégé ou d'un bien immobilier situé dans un site urbain ou rural protégé sont tenus de le tenir en bon état par les travaux de conservation ou d'entretien nécessaires et de ne pas le défigurer, l'endommager ou le détruire.
§ 2. (...)
§ 3. (...)
(§ 4. Des travaux ne peuvent pas être entamés sans autorisation préalable.
[1 Lorsque les travaux concernant des monuments protégés ne requièrent pas [4 de permis d'environnement pour actes urbanistiques]4, le permis est délivré par l'agence.
Les travaux aux constructions qui ne sont pas protégées en tant que monument, mais qui sont situés dans un site urbain ou rural protégé et pour lesquels un [4 permis d'environnement pour actes urbanistiques]4 n'est pas requise sont déclarés au Collège des Bourgmestre et Echevins. Dans le cas échéant, cette déclaration sera intégrée à [4 la déclaration pour les actes urbanistiques, visée à l'article 4.2.2 du Code flamand de l'Aménagement du Territoire]4. Les travaux peuvent être démarrés à partir du vingtième jour suivant la date de la déclaration, sauf si le Collège des Bourgmestre et Echevins a signifié préalablement par lettre au requérant qu'il est d'avis que les travaux déclarés sont de nature à perturber les caractéristiques essentielles de l'ensemble protégé. Dans ce cas, les travaux ne pourront être démarrés qu'après y avoir obtenu l'autorisation de l'agence. La déclaration et l'éventuelle lettre du Collège des Bourgmestre et Echevins ont lieu par envoi sécurisé, à savoir par lettre recommandée, dépôt contre récépissé ou tout autre mode de signification autorisé par le Gouvernement flamand permettant de déterminer avec certitude la date de notification.
Lorsque les travaux concernant des monuments protégés ou des constructions qui ne sont pas protégées en tant que monument, mais qui sont situées dans un site urbain ou rural protégé requièrent un [4 permis d'environnement pour actes urbanistiques]4, le permis est inclus dans le [4 permis d'environnement pour actes urbanistiques]4. L'avis de l'agence adressé à l'autorité administrative accordant les permis mentionnera dans ce cas, et de façon contraignante, si cette autorité administrative peut ou non délivrer le permis.
le Gouvernement flamand détermine quels travaux relèvent de l'application de ce paragraphe. Il fixe également la date d'entrée en vigueur de la procédure de déclaration mentionnée dans le troisième alinéa. Jusqu'à cette date d'entrée en vigueur, le permis relatif aux travaux visés au troisième alinéa sera directement demandé à l'agence. Le Gouvernement flamand peut déterminer d'autres règles formelles pour l'application de la procédure de déclaration mentionnée dans le troisième alinéa.]1
[1 § 4/1. Si l'agence rejette la demande d'un permis pour des travaux soumis à une obligation d'obtention d'un permis, mais pour lesquels un [4 permis d'environnement pour les actes urbanistiques]4 n'est pas requise, le requérant est en droit d'introduire un recours administratif organisé auprès du Gouvernement flamand.
Par rapport à cette déclaration d'appel, le Gouvernement flamand demandera l'avis d'une commission d'experts constituée par lui. Cette dernière est composée d'un président-juriste permanent, de deux experts permanents en matière de patrimoine immobilier et de deux commissaires désignés en fonction de la nature du patrimoine immobilier concerné et/ou de la nature des travaux en question. La qualité de commissaire est inconciliable avec la qualité de membre d'une assemblée législative, d'un conseil provincial, d'un conseil communal, d'un conseil de district ou d'un conseil d'un Centre public d'aide sociale.
Le Gouvernement flamand prend sa décision par rapport à la déclaration d'appel en fonction de l'avis de la commission d'experts. Il examine l'affaire dans son intégralité et décide ensuite de l'octroi ou du refus du permis.
Le Gouvernement flamand fixe la date d'entrée en vigueur de la procédure mentionnée dans ce paragraphe. Il prend toutes les décisions nécessaires pour son opérationnalisation.
§ 4/2. Si la députation doit se prononcer sur un recours administratif introduit contre une décision portant sur l'octroi ou le refus d'un [4 permis d'environnement pour les actes urbanistiques]4, elle demandera l'avis de la commission d'experts, mentionnée au § 4/1, deuxième alinéa, si la déclaration d'appel présente des arguments contre l'avis de l'agence, mentionné au § 4, quatrième alinéa.
Dans le cadre de sa décision concernant le recours, la députation peut décider de l'octroi ou du refus du permis, pour autant qu'elle reprenne l'avis de la commission d'experts à ce sujet.
Les délais procéduraux fixés [4 par le décret du 25 avril 2014 relatif au permis d'environnement]4 pour le traitement des dossiers d'appel par la députation sont suspendus à partir de la signification de la demande d'avis à la commission d'experts jusqu'à la signification y compris de l'avis de la commission d'experts à la députation.
Le Gouvernement flamand fixe la date d'entrée en vigueur de la procédure mentionnée dans ce paragraphe. Il prend toutes les décisions nécessaires pour son opérationnalisation.
§ 4/3. Lors du traitement de recours juridictionnels contre les décisions portant sur l'octroi ou le refus d'un [4 permis d'environnement pour les actes urbanistiques]4, le Conseil pour les contestations d'autorisations peut demander l'avis non contraignant de la commission d'experts mentionnée au § 4/1, deuxième alinéa, pour autant que la déclaration d'appel évoque des arguments relatifs à l'octroi ou au refus d'un permis.]1
§ 5. Le Gouvernement flamand fixe les conditions générales en matière de préservation et d'entretien.)
§ 6. En cas de transfert d'un monument classé ou d'un bien immobilier situé dans un site urbain ou rural classé, le fonctionnaire instrumentant est tenu de (...) de mentionner dans l'acte de transfert que le monument ou le bien immobilier visé est classé. (NOTE de Justel : le DCFL 2003-11-21/43, art. 4, stipule que la seconde phrase du présent alinéa est rayée. Le présent alinéa, tel que mis à jour par Justel, ne comporte pas de seconde phrase. Peut-être la phrase ajoutée "au § 6" par DCFL 1995-02-22/39, art. 9, 3° devait-elle en fait être ajoutée au premier alinéa de ce paragraphe 6 et est-ce cette phrase qui doit être maintenant supprimée.)
(Le fonctionnaire instrumentant communique ce transfert au (l'agence).) (NOTE de Justel : la seconde phrase du présent alinéa a été ajoutée "au § 6" par DCFL 1995-02-22/39, art. 9, 3° et a été à l'époque placée par Justel comme seconde phrase du second alinéa, bien qu'elle cadrât mal avec ce contexte. Au lieu de "§ 6", il fallait peut-être lire "§ 6, alinéa 1er", car le DCFL 2003-11-21/43, art. 4, stipule que la seconde phrase de l'alinéa 1er est rayée, alors que ce 1er alinéa, tel que mis à jour par Justel, ne comporte pas de seconde phrase. Dans ce cas, la seconde phrase du présent alinéa 2 doit être supprimée.)
(Le cas échéant, le fonctionnaire instrumentant mentionne dans l'acte de transfert qu'un procès-verbal, visé à l'article 14, § 1er, premier alinéa, a été dressé et/ou que le bien immobilier est grevé par l'obligation, suite à une décision judiciaire définitive, d'exécuter des mesures de réparation ou que la décision judiciaire a été exécutée.)
§ 7. (...)
§ 8. (Lorsque des travaux de conservation (ou de restauration) sont nécessaires pour sauvegarder la valeur scientifique, historique, folklorique, socio-culturelle ou en termes d'industrie archéologique d'un monument classé, la Région flamande [3 ...]3 et les communes intéressées interviennent dans les frais des travaux dans les conditions et les proportions que l'Exécutif flamand fixe.
[2 Par le biais d'accords de subvention pluriannuels, la Région flamande peut participer aux coûts de travaux de grande envergure et de longue durée, en respectant toutefois les conditions fixées en vertu du premier alinéa. Les crédits mis à disposition dans le cadre d'un accord de subvention sont fixés sur base annuelle.]2
(§ 9. Dans les limites de crédits prévus au budget de la Communauté flamande, une aide financière en vue de travaux d'entretien dont la nécessité a été prouvée, peut être accordée au propriétaire, au détenteur des droits réels ou au locataire qui est maître d'ouvrage et qui porte les frais aux conditions et dans les proportions fixées par le Gouvernement flamand.
La Région flamande peut fournir une aide sous forme d'enveloppes d'entretien en vue de l'exécution de plans pluriannuels d'entretien aux conditions fixées par le Gouvernement flamand.
Pour l'application du présent décret, on entend par travaux d'entretien :
1° travaux que le Gouvernement flamand considère comme tels en vue d'une préservation durable, d'éviter le délabrement et de la préservation urgente de monuments protégés;
2° travaux à des éléments patrimoniaux caractéristiques dans des sites urbains et ruraux protégés;
3° utilisation stimulant l'entretien du patrimoine protégé comme monument;
4° travaux en vue de la revalorisation des caractéristiques patrimoniaux particuliers de sites urbains et ruraux protégés, qui en déterminent la particularité, y compris l'établissement d'un plan de revalorisation;
5° travaux à des plus petits éléments patrimoniaux immobiliers qui constituent des plus petits éléments patrimoniaux culturels, situés ou non dans un paysage ou site urbain ou rural protégé, faisant partie ou non d'un bien immobilier plus grand non protégé comme monument et qui ont une valeur importante du point de vue artistique, rural, historique, scientifique, industriel-archéologique, folklorique ou autre point de vue socioculturel.)
(§ 10. A partir de 1994, le Gouvernement flamand fixe les conditions en vue de l'attribution d'un Prix flamand des Monuments.)
§ 11. [1 Si, grâce à différents budgets fonctionnels, la Région flamande, respectivement la Communauté flamande, peut participer aux coûts des travaux de grande envergure et de longue durée visés au § 8 et/ou des travaux d'entretien de grande envergure et de longue durée visés au § 9, le budget fonctionnel du patrimoine immobilier permet aussi d'attribuer une subvention particulière de rénovation et/ou d'entretien. Cette subvention est attribuée en fonction des crédits fixés sur base annuelle et elle s'inscrit dans le cadre d'un protocole de coopération pluriannuel conclu entre les services concernés du Gouvernement flamand.]1
§ 2. (...)
§ 3. (...)
(§ 4. Des travaux ne peuvent pas être entamés sans autorisation préalable.
[1 Lorsque les travaux concernant des monuments protégés ne requièrent pas [4 de permis d'environnement pour actes urbanistiques]4, le permis est délivré par l'agence.
Les travaux aux constructions qui ne sont pas protégées en tant que monument, mais qui sont situés dans un site urbain ou rural protégé et pour lesquels un [4 permis d'environnement pour actes urbanistiques]4 n'est pas requise sont déclarés au Collège des Bourgmestre et Echevins. Dans le cas échéant, cette déclaration sera intégrée à [4 la déclaration pour les actes urbanistiques, visée à l'article 4.2.2 du Code flamand de l'Aménagement du Territoire]4. Les travaux peuvent être démarrés à partir du vingtième jour suivant la date de la déclaration, sauf si le Collège des Bourgmestre et Echevins a signifié préalablement par lettre au requérant qu'il est d'avis que les travaux déclarés sont de nature à perturber les caractéristiques essentielles de l'ensemble protégé. Dans ce cas, les travaux ne pourront être démarrés qu'après y avoir obtenu l'autorisation de l'agence. La déclaration et l'éventuelle lettre du Collège des Bourgmestre et Echevins ont lieu par envoi sécurisé, à savoir par lettre recommandée, dépôt contre récépissé ou tout autre mode de signification autorisé par le Gouvernement flamand permettant de déterminer avec certitude la date de notification.
Lorsque les travaux concernant des monuments protégés ou des constructions qui ne sont pas protégées en tant que monument, mais qui sont situées dans un site urbain ou rural protégé requièrent un [4 permis d'environnement pour actes urbanistiques]4, le permis est inclus dans le [4 permis d'environnement pour actes urbanistiques]4. L'avis de l'agence adressé à l'autorité administrative accordant les permis mentionnera dans ce cas, et de façon contraignante, si cette autorité administrative peut ou non délivrer le permis.
le Gouvernement flamand détermine quels travaux relèvent de l'application de ce paragraphe. Il fixe également la date d'entrée en vigueur de la procédure de déclaration mentionnée dans le troisième alinéa. Jusqu'à cette date d'entrée en vigueur, le permis relatif aux travaux visés au troisième alinéa sera directement demandé à l'agence. Le Gouvernement flamand peut déterminer d'autres règles formelles pour l'application de la procédure de déclaration mentionnée dans le troisième alinéa.]1
[1 § 4/1. Si l'agence rejette la demande d'un permis pour des travaux soumis à une obligation d'obtention d'un permis, mais pour lesquels un [4 permis d'environnement pour les actes urbanistiques]4 n'est pas requise, le requérant est en droit d'introduire un recours administratif organisé auprès du Gouvernement flamand.
Par rapport à cette déclaration d'appel, le Gouvernement flamand demandera l'avis d'une commission d'experts constituée par lui. Cette dernière est composée d'un président-juriste permanent, de deux experts permanents en matière de patrimoine immobilier et de deux commissaires désignés en fonction de la nature du patrimoine immobilier concerné et/ou de la nature des travaux en question. La qualité de commissaire est inconciliable avec la qualité de membre d'une assemblée législative, d'un conseil provincial, d'un conseil communal, d'un conseil de district ou d'un conseil d'un Centre public d'aide sociale.
Le Gouvernement flamand prend sa décision par rapport à la déclaration d'appel en fonction de l'avis de la commission d'experts. Il examine l'affaire dans son intégralité et décide ensuite de l'octroi ou du refus du permis.
Le Gouvernement flamand fixe la date d'entrée en vigueur de la procédure mentionnée dans ce paragraphe. Il prend toutes les décisions nécessaires pour son opérationnalisation.
§ 4/2. Si la députation doit se prononcer sur un recours administratif introduit contre une décision portant sur l'octroi ou le refus d'un [4 permis d'environnement pour les actes urbanistiques]4, elle demandera l'avis de la commission d'experts, mentionnée au § 4/1, deuxième alinéa, si la déclaration d'appel présente des arguments contre l'avis de l'agence, mentionné au § 4, quatrième alinéa.
Dans le cadre de sa décision concernant le recours, la députation peut décider de l'octroi ou du refus du permis, pour autant qu'elle reprenne l'avis de la commission d'experts à ce sujet.
Les délais procéduraux fixés [4 par le décret du 25 avril 2014 relatif au permis d'environnement]4 pour le traitement des dossiers d'appel par la députation sont suspendus à partir de la signification de la demande d'avis à la commission d'experts jusqu'à la signification y compris de l'avis de la commission d'experts à la députation.
Le Gouvernement flamand fixe la date d'entrée en vigueur de la procédure mentionnée dans ce paragraphe. Il prend toutes les décisions nécessaires pour son opérationnalisation.
§ 4/3. Lors du traitement de recours juridictionnels contre les décisions portant sur l'octroi ou le refus d'un [4 permis d'environnement pour les actes urbanistiques]4, le Conseil pour les contestations d'autorisations peut demander l'avis non contraignant de la commission d'experts mentionnée au § 4/1, deuxième alinéa, pour autant que la déclaration d'appel évoque des arguments relatifs à l'octroi ou au refus d'un permis.]1
§ 5. Le Gouvernement flamand fixe les conditions générales en matière de préservation et d'entretien.)
§ 6. En cas de transfert d'un monument classé ou d'un bien immobilier situé dans un site urbain ou rural classé, le fonctionnaire instrumentant est tenu de (...) de mentionner dans l'acte de transfert que le monument ou le bien immobilier visé est classé. (NOTE de Justel : le DCFL 2003-11-21/43, art. 4, stipule que la seconde phrase du présent alinéa est rayée. Le présent alinéa, tel que mis à jour par Justel, ne comporte pas de seconde phrase. Peut-être la phrase ajoutée "au § 6" par DCFL 1995-02-22/39, art. 9, 3° devait-elle en fait être ajoutée au premier alinéa de ce paragraphe 6 et est-ce cette phrase qui doit être maintenant supprimée.)
(Le fonctionnaire instrumentant communique ce transfert au (l'agence).) (NOTE de Justel : la seconde phrase du présent alinéa a été ajoutée "au § 6" par DCFL 1995-02-22/39, art. 9, 3° et a été à l'époque placée par Justel comme seconde phrase du second alinéa, bien qu'elle cadrât mal avec ce contexte. Au lieu de "§ 6", il fallait peut-être lire "§ 6, alinéa 1er", car le DCFL 2003-11-21/43, art. 4, stipule que la seconde phrase de l'alinéa 1er est rayée, alors que ce 1er alinéa, tel que mis à jour par Justel, ne comporte pas de seconde phrase. Dans ce cas, la seconde phrase du présent alinéa 2 doit être supprimée.)
(Le cas échéant, le fonctionnaire instrumentant mentionne dans l'acte de transfert qu'un procès-verbal, visé à l'article 14, § 1er, premier alinéa, a été dressé et/ou que le bien immobilier est grevé par l'obligation, suite à une décision judiciaire définitive, d'exécuter des mesures de réparation ou que la décision judiciaire a été exécutée.)
§ 7. (...)
§ 8. (Lorsque des travaux de conservation (ou de restauration) sont nécessaires pour sauvegarder la valeur scientifique, historique, folklorique, socio-culturelle ou en termes d'industrie archéologique d'un monument classé, la Région flamande [3 ...]3 et les communes intéressées interviennent dans les frais des travaux dans les conditions et les proportions que l'Exécutif flamand fixe.
[2 Par le biais d'accords de subvention pluriannuels, la Région flamande peut participer aux coûts de travaux de grande envergure et de longue durée, en respectant toutefois les conditions fixées en vertu du premier alinéa. Les crédits mis à disposition dans le cadre d'un accord de subvention sont fixés sur base annuelle.]2
(§ 9. Dans les limites de crédits prévus au budget de la Communauté flamande, une aide financière en vue de travaux d'entretien dont la nécessité a été prouvée, peut être accordée au propriétaire, au détenteur des droits réels ou au locataire qui est maître d'ouvrage et qui porte les frais aux conditions et dans les proportions fixées par le Gouvernement flamand.
La Région flamande peut fournir une aide sous forme d'enveloppes d'entretien en vue de l'exécution de plans pluriannuels d'entretien aux conditions fixées par le Gouvernement flamand.
Pour l'application du présent décret, on entend par travaux d'entretien :
1° travaux que le Gouvernement flamand considère comme tels en vue d'une préservation durable, d'éviter le délabrement et de la préservation urgente de monuments protégés;
2° travaux à des éléments patrimoniaux caractéristiques dans des sites urbains et ruraux protégés;
3° utilisation stimulant l'entretien du patrimoine protégé comme monument;
4° travaux en vue de la revalorisation des caractéristiques patrimoniaux particuliers de sites urbains et ruraux protégés, qui en déterminent la particularité, y compris l'établissement d'un plan de revalorisation;
5° travaux à des plus petits éléments patrimoniaux immobiliers qui constituent des plus petits éléments patrimoniaux culturels, situés ou non dans un paysage ou site urbain ou rural protégé, faisant partie ou non d'un bien immobilier plus grand non protégé comme monument et qui ont une valeur importante du point de vue artistique, rural, historique, scientifique, industriel-archéologique, folklorique ou autre point de vue socioculturel.)
(§ 10. A partir de 1994, le Gouvernement flamand fixe les conditions en vue de l'attribution d'un Prix flamand des Monuments.)
§ 11. [1 Si, grâce à différents budgets fonctionnels, la Région flamande, respectivement la Communauté flamande, peut participer aux coûts des travaux de grande envergure et de longue durée visés au § 8 et/ou des travaux d'entretien de grande envergure et de longue durée visés au § 9, le budget fonctionnel du patrimoine immobilier permet aussi d'attribuer une subvention particulière de rénovation et/ou d'entretien. Cette subvention est attribuée en fonction des crédits fixés sur base annuelle et elle s'inscrit dans le cadre d'un protocole de coopération pluriannuel conclu entre les services concernés du Gouvernement flamand.]1
Art.12. De nouvelles servitudes d'utilité publique ne peuvent frapper un monument protégé ou un bien immobilier situé dans un site urbain ou rural protégé que par décision du Gouvernement flamand.
HOOFDSTUK 4/1 [1 - Inventaris van het bouwkundig erfgoed]1
CHAPITRE 4/1 [1 - Inventaire du patrimoine architectural]1
Art. 12/1. [1 De Vlaamse Regering stelt een inventaris van het bouwkundig erfgoed vast onder de vorm van een systematische oplijsting per gemeente, waarbij per opgenomen constructie of gezicht een beknopte wetenschappelijke beschrijving wordt gevoegd.
De inventaris wordt beschikbaar gesteld in boekvorm of in een beveiligd gedigitaliseerd bestand.]1
De inventaris wordt beschikbaar gesteld in boekvorm of in een beveiligd gedigitaliseerd bestand.]1
Art. 12/1. [1 Le Gouvernement flamand établit un inventaire du patrimoine architectural sous forme d'un listage systématique par commune, incluant pour chaque construction et pour chaque site une brève description scientifique.
Cet inventaire est mis à la disposition du public sous forme de livre ou d'un fichier numérique sécurisé.]1
Cet inventaire est mis à la disposition du public sous forme de livre ou d'un fichier numérique sécurisé.]1
Art. 12/2. [1 § 1. Een [2 omgevingsvergunning voor het slopen]2 van als bouwkundig erfgoed geïnventariseerde constructies kan slechts worden afgeleverd na een algemene onroerenderfgoedtoets, in zoverre de constructie niet reeds is opgenomen in de databank van het beschermd erfgoed.
De algemene onroerenderfgoedtoets sorteert de gevolgen als omschreven in [2 artikel 4.3.3 en 4.3.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening]2. De toets is onderworpen aan de algemene procedurevoorschriften en termijnregelingen die gelden voor de binnen de [2 omgevingsvergunningsprocedure]2 verplicht in te winnen adviezen.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelen betreffende de algemene onroerenderfgoedtoets.
§ 2. De bepaling van § 1 heeft eerst uitwerking ten aanzien van sloopaanvragen die vanaf de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in § 1, derde lid, betekend worden bij het vergunningverlenend bestuursorgaan, oordelend in eerste administratieve aanleg.]1
De algemene onroerenderfgoedtoets sorteert de gevolgen als omschreven in [2 artikel 4.3.3 en 4.3.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening]2. De toets is onderworpen aan de algemene procedurevoorschriften en termijnregelingen die gelden voor de binnen de [2 omgevingsvergunningsprocedure]2 verplicht in te winnen adviezen.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelen betreffende de algemene onroerenderfgoedtoets.
§ 2. De bepaling van § 1 heeft eerst uitwerking ten aanzien van sloopaanvragen die vanaf de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in § 1, derde lid, betekend worden bij het vergunningverlenend bestuursorgaan, oordelend in eerste administratieve aanleg.]1
Art. 12/2. [1 § 1er. Une [2 permis d'environnement pour la démolition]2 pour la démolition de constructions répertoriées comme faisant partie du patrimoine architectural ne peut être délivrée qu'après avoir procédé à une évaluation générale du patrimoine immobilier, pour autant que les constructions en question ne soient pas déjà enregistrées dans la base de données du patrimoine protégé.
L'évaluation générale du patrimoine immobilier classifie les conséquences décrites dans les [2 article 4.3.3 et 4.3.4 du Code flamand de l'Aménagement du Territoire]2. L'évaluation est soumise aux prescriptions procédurales générales et aux règlements des délais valables pour recueillir les avis obligatoires dans le cadre de la [2 procédure d'autorisation environnementale]2.
Le Gouvernement flamand établit les modalités ultérieures concernant l'évaluation générale du patrimoine immobilier.
§ 2. La disposition du § 1er s'applique d'abord aux demandes de démolition qui ont été signifiées à partir de l'entrée en vigueur de l'arrêté du Gouvernement flamand mentionné au § 1er, troisième alinéa, auprès de l'autorité administrative accordant les permis, jugeant en première instance administrative.]1
L'évaluation générale du patrimoine immobilier classifie les conséquences décrites dans les [2 article 4.3.3 et 4.3.4 du Code flamand de l'Aménagement du Territoire]2. L'évaluation est soumise aux prescriptions procédurales générales et aux règlements des délais valables pour recueillir les avis obligatoires dans le cadre de la [2 procédure d'autorisation environnementale]2.
Le Gouvernement flamand établit les modalités ultérieures concernant l'évaluation générale du patrimoine immobilier.
§ 2. La disposition du § 1er s'applique d'abord aux demandes de démolition qui ont été signifiées à partir de l'entrée en vigueur de l'arrêté du Gouvernement flamand mentionné au § 1er, troisième alinéa, auprès de l'autorité administrative accordant les permis, jugeant en première instance administrative.]1
HOOFDSTUK 5. - Handhaving.
CHAPITRE 5. - Maintien.
Art.13. § 1. Volgende personen worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en een geldboete van 26 tot 10.000 euro of met één van die straffen :
1° éénieder die aan een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd monument of in een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd stads- of dorpsgezicht werken uitvoert of handelingen stelt die strijdig zijn met de bepalingen van het besluit dat overeenkomstig artikel 5, § 1, of artikel 7 van dit decreet is genomen;
2° éénieder die aan een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd monument of in een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd stads- of dorpsgezicht werken uitvoert of handelingen stelt die strijdig zijn met de algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud, die overeenkomstig artikel 11, § 5, door de Vlaamse regering worden vastgesteld;
3° de eigenaar, erfpachthouder, opstalhouder of vruchtgebruiker die verzuimt de overeenkomstig artikelen 5, § 7, en 11, § 1, bepaalde voorschriften na te leven;
4° éénieder, met inbegrip van de gebruiker en de persoon die dieren onder zijn hoede heeft, die een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd monument of een goed, gelegen in een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd stads- of dorpsgezicht, ontsiert, beschadigt of vernielt;
5° éénieder die zonder de in artikel 11, § 4, voorgeschreven machtiging, of in strijd met bij zodanige machtiging gestelde voorwaarden, werken uitvoert of handelingen stelt aan een beschermd monument of aan een in een beschermd stads- of dorpsgezicht gelegen onroerend goed;
6° éénieder die werken of handelingen voortzet in strijd met een bevel tot stillegging of een beschikking in kort geding;
7° de instrumenterende ambtenaar die verzuimt, bij overdracht van een monument dat op een ontwerp van lijst is opgenomen of van een beschermd monument, of bij overdracht van een onroerend goed gelegen in een op een ontwerp van lijst opgenomen stads- of dorpsgezicht of beschermd stads- of dorpsgezicht, in de overdrachtsakte te vermelden dat genoemd monument of onroerend goed in een ontwerp van lijst is opgenomen of beschermd werd, en/of verzuimt in de overdrachtsakte te vermelden dat een in artikel 14, § 1, eerste lid, bedoeld proces-verbaal werd opgemaakt en/of dat op het onroerend goed, ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing, een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren of dat de rechterlijke beslissing werd uitgevoerd;
8° de eigenaar, erfpachthouder, opstalhouder of vruchtgebruiker die nalaat de mededeling aan de huurders of bewoners, pachters of gebruikers te doen overeenkomstig artikelen 5, § 3, en 8, § 3, van dit decreet, of die nalaat (het agentschap) op de hoogte te brengen overeenkomstig artikelen 5, § 4, en 8, § 4, van dit decreet;
9° de betrokkene die nalaat de herstelmaatregelen vermeld in de in § 1, 7°, bedoelde overdrachtsakte uit te voeren.
§ 2. De in § 1 bedoelde straffen bestaan minimaal uit een gevangenisstraf van vijftien dagen en een geldboete van 50 euro of één van deze straffen alleen :
1° indien de misdrijven bedoeld in § 1, gepleegd worden door instrumenterende ambtenaren, vastgoedmakelaars en andere personen die in de uitoefening van hun beroep of activiteit onroerende goederen kopen, verkavelen, te koop of te huur zetten, verkopen of verhuren, bouwen of vaste of verplaatsbare inrichtingen ontwerpen en/of opstellen of door personen die bij die verrichtingen als tussenpersonen optreden, bij de uitoefening van hun beroep;
2° indien een nieuwe overtreding wordt begaan binnen de twee jaar na een vorig vonnis of arrest dat een veroordeling bevat wegens één van de bedoelde misdrijven en kracht van gewijsde heeft verkregen.
§ 3. De rechtspersonen die de in artikel 13, § 1, bedoelde misdrijven begaan, worden gestraft met één of meer van de volgende straffen :
1° geldboete van 26 euro tot 10.000 euro;
2° bijzondere verbeurdverklaring; de bijzondere verbeurdverklaring uitgesproken ten aanzien van publiekrechtelijke rechtspersonen kan enkel betrekking hebben op goederen die vatbaar zijn voor burgerlijk beslag;
3° bekendmaking of verspreiding van de beslissing;
4° sluiting van één of meer inrichtingen, met uitzondering van de inrichtingen waar werkzaamheden worden verricht die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening;
5° verbod een werkzaamheid te verrichten die deel uitmaakt van het maatschappelijk doel, met uitzondering van werkzaamheden die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening;
6° ontbinding, die evenwel niet kan worden uitgesproken tegen publiekrechtelijke rechtspersonen. ".
1° éénieder die aan een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd monument of in een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd stads- of dorpsgezicht werken uitvoert of handelingen stelt die strijdig zijn met de bepalingen van het besluit dat overeenkomstig artikel 5, § 1, of artikel 7 van dit decreet is genomen;
2° éénieder die aan een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd monument of in een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd stads- of dorpsgezicht werken uitvoert of handelingen stelt die strijdig zijn met de algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud, die overeenkomstig artikel 11, § 5, door de Vlaamse regering worden vastgesteld;
3° de eigenaar, erfpachthouder, opstalhouder of vruchtgebruiker die verzuimt de overeenkomstig artikelen 5, § 7, en 11, § 1, bepaalde voorschriften na te leven;
4° éénieder, met inbegrip van de gebruiker en de persoon die dieren onder zijn hoede heeft, die een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd monument of een goed, gelegen in een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd stads- of dorpsgezicht, ontsiert, beschadigt of vernielt;
5° éénieder die zonder de in artikel 11, § 4, voorgeschreven machtiging, of in strijd met bij zodanige machtiging gestelde voorwaarden, werken uitvoert of handelingen stelt aan een beschermd monument of aan een in een beschermd stads- of dorpsgezicht gelegen onroerend goed;
6° éénieder die werken of handelingen voortzet in strijd met een bevel tot stillegging of een beschikking in kort geding;
7° de instrumenterende ambtenaar die verzuimt, bij overdracht van een monument dat op een ontwerp van lijst is opgenomen of van een beschermd monument, of bij overdracht van een onroerend goed gelegen in een op een ontwerp van lijst opgenomen stads- of dorpsgezicht of beschermd stads- of dorpsgezicht, in de overdrachtsakte te vermelden dat genoemd monument of onroerend goed in een ontwerp van lijst is opgenomen of beschermd werd, en/of verzuimt in de overdrachtsakte te vermelden dat een in artikel 14, § 1, eerste lid, bedoeld proces-verbaal werd opgemaakt en/of dat op het onroerend goed, ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing, een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren of dat de rechterlijke beslissing werd uitgevoerd;
8° de eigenaar, erfpachthouder, opstalhouder of vruchtgebruiker die nalaat de mededeling aan de huurders of bewoners, pachters of gebruikers te doen overeenkomstig artikelen 5, § 3, en 8, § 3, van dit decreet, of die nalaat (het agentschap) op de hoogte te brengen overeenkomstig artikelen 5, § 4, en 8, § 4, van dit decreet;
9° de betrokkene die nalaat de herstelmaatregelen vermeld in de in § 1, 7°, bedoelde overdrachtsakte uit te voeren.
§ 2. De in § 1 bedoelde straffen bestaan minimaal uit een gevangenisstraf van vijftien dagen en een geldboete van 50 euro of één van deze straffen alleen :
1° indien de misdrijven bedoeld in § 1, gepleegd worden door instrumenterende ambtenaren, vastgoedmakelaars en andere personen die in de uitoefening van hun beroep of activiteit onroerende goederen kopen, verkavelen, te koop of te huur zetten, verkopen of verhuren, bouwen of vaste of verplaatsbare inrichtingen ontwerpen en/of opstellen of door personen die bij die verrichtingen als tussenpersonen optreden, bij de uitoefening van hun beroep;
2° indien een nieuwe overtreding wordt begaan binnen de twee jaar na een vorig vonnis of arrest dat een veroordeling bevat wegens één van de bedoelde misdrijven en kracht van gewijsde heeft verkregen.
§ 3. De rechtspersonen die de in artikel 13, § 1, bedoelde misdrijven begaan, worden gestraft met één of meer van de volgende straffen :
1° geldboete van 26 euro tot 10.000 euro;
2° bijzondere verbeurdverklaring; de bijzondere verbeurdverklaring uitgesproken ten aanzien van publiekrechtelijke rechtspersonen kan enkel betrekking hebben op goederen die vatbaar zijn voor burgerlijk beslag;
3° bekendmaking of verspreiding van de beslissing;
4° sluiting van één of meer inrichtingen, met uitzondering van de inrichtingen waar werkzaamheden worden verricht die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening;
5° verbod een werkzaamheid te verrichten die deel uitmaakt van het maatschappelijk doel, met uitzondering van werkzaamheden die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening;
6° ontbinding, die evenwel niet kan worden uitgesproken tegen publiekrechtelijke rechtspersonen. ".
Art.13. § 1er. Les personnes suivantes sont sanctionnés d'une peine de prison de huit jours jusqu'à cinq ans et une amende pécuniaire de 26 à 10.000 euros ou séparément d'une de ces sanctions :
1° toute personne exécutant des travaux ou effectuant des actes contraires aux dispositions de l'arrêté pris conformément à l'article 5, § 1er, ou à l'article 7 du présent décret, à un monument susceptible d'être protégé ou définitivement protégé ou dans un site urbain ou rural susceptible d'être protégé ou définitivement protégé;
2° toute personne exécutant des travaux ou effectuant des actes contraires aux prescriptions générales en matière de préservation et d'entretien à un monument susceptible d'être protégé ou définitivement protégé ou dans un site urbain ou rural susceptible d'être protégé ou définitivement protégé et qui sont constatés par le Gouvernement flamand conformément à l'article 11, § 5;
3° le propriétaire, l'emphytéote, le détenteur du droit de superficie ou l'usufruitier omettant de respecter les prescriptions fixées conformément aux articles 5, § 7, et 11, § 1er;
4° toute personne, y compris l'utilisateur et la personne gardant des animaux, qui enlaidit, endommage ou détruit un monument susceptible d'être protégé ou définitivement protégé ou un bien situé dans un site urbain ou rural susceptible d'être protégé ou définitivement protégé;
5° toute personne exécutant des travaux ou effectuant des actes à un monument protégé ou à un bien immobilier situé dans un site urbain ou rural protégé, sans l'autorisation visée à l'article 11, § 4 ou contraires aux conditions fixées par cette autorisation;
6° toute personne qui continue des travaux ou actes contraires à un ordre d'arrêt ou à une disposition en référé;
7° le fonctionnaire instrumentant qui omet, lors d'un transfert d'un monument figurant sur un projet de liste ou d'un monument protégé, ou lors d'un transfert d'un bien immobilier situé dans un site urbain ou rural figurant sur un projet de liste ou dans un site urbain ou rural protégé, de mentionner dans l'acte de transfert que le monument ou bien immobilier a été repris dans un projet de liste ou qu'il a été protégé, et/ou omet de mentionner dans l'acte de transfert qu'un procès-verbal, visé à l'article 14, § 1er, premier alinéa, a été dressé et/ou que le bien immobilier est grevé par l'obligation, suite à une décision judiciaire définitive, d'exécuter des mesures de réparation ou que la décision judiciaire a été exécutée;
8° le propriétaire, l'emphytéote, le détenteur du droit de superficie ou l'usufruitier négligeant de passer la communication aux locataires ou habitants, fermiers ou utilisateurs conformément aux articles 5, § 3 et 8, § 3, du présent décret, ou négligeant d'informer (l'agence) conformément aux articles 5, § 4 et 8, § 4, du présent décret;
9° le concerné qui omet d'exécuter les mesures de réparation mentionnées dans l'acte de transfert visée au § 1er, 7°.
§ 2. Les pénalités visées au § 1er comprennent au moins quinze jours et une amende pécuniaire de 50 euros ou séparément une de ces sanctions :
1° lorsque les infractions visées au § 1er sont commises par des fonctionnaires instrumentants, des agents immobiliers ou d'autres personnes qui dans l'exercice de leur profession ou activité achètent, lotissent, mettent en vente ou en location, vendent ou louent, construisent des biens immobiliers ou conçoivent et/ou installent des aménagements mobiles ou par des personnes agissant comme intermédiaire lors de ces activités dans l'exercice de leur profession;
2° lorsqu'une nouvelle infraction est commise dans les deux ans après un jugement ou arrêt précédent contenant une condamnation pour une des dites infractions et ayant obtenu force de chose jugée;
§ 3. Les personnes morales commettant les infractions visées à l'article 13, § 1er, sont sanctionnées par une ou plusieurs pénalités suivantes :
1° amende pécuniaire de 26 à 10.000 euros;
2° confiscation particulière : la confiscation particulière déclarée vis-à-vis de personnes morales de droit public ne peut avoir trait qu'à des biens susceptible d'une saisie civile;
3° publication ou distribution de décision;
4° fermeture d'une ou plusieurs institutions à l'exception des institutions où l'on effectue des activités appartenant à une mission d'un service public;
5° interdiction d'effectuer une activité faisant partie d'un but social, à l'exception des activités appartenant à une mission d'un service public;
6° dissolution, ne pouvant cependant pas être décidée contre des personnes morales de droit public.
1° toute personne exécutant des travaux ou effectuant des actes contraires aux dispositions de l'arrêté pris conformément à l'article 5, § 1er, ou à l'article 7 du présent décret, à un monument susceptible d'être protégé ou définitivement protégé ou dans un site urbain ou rural susceptible d'être protégé ou définitivement protégé;
2° toute personne exécutant des travaux ou effectuant des actes contraires aux prescriptions générales en matière de préservation et d'entretien à un monument susceptible d'être protégé ou définitivement protégé ou dans un site urbain ou rural susceptible d'être protégé ou définitivement protégé et qui sont constatés par le Gouvernement flamand conformément à l'article 11, § 5;
3° le propriétaire, l'emphytéote, le détenteur du droit de superficie ou l'usufruitier omettant de respecter les prescriptions fixées conformément aux articles 5, § 7, et 11, § 1er;
4° toute personne, y compris l'utilisateur et la personne gardant des animaux, qui enlaidit, endommage ou détruit un monument susceptible d'être protégé ou définitivement protégé ou un bien situé dans un site urbain ou rural susceptible d'être protégé ou définitivement protégé;
5° toute personne exécutant des travaux ou effectuant des actes à un monument protégé ou à un bien immobilier situé dans un site urbain ou rural protégé, sans l'autorisation visée à l'article 11, § 4 ou contraires aux conditions fixées par cette autorisation;
6° toute personne qui continue des travaux ou actes contraires à un ordre d'arrêt ou à une disposition en référé;
7° le fonctionnaire instrumentant qui omet, lors d'un transfert d'un monument figurant sur un projet de liste ou d'un monument protégé, ou lors d'un transfert d'un bien immobilier situé dans un site urbain ou rural figurant sur un projet de liste ou dans un site urbain ou rural protégé, de mentionner dans l'acte de transfert que le monument ou bien immobilier a été repris dans un projet de liste ou qu'il a été protégé, et/ou omet de mentionner dans l'acte de transfert qu'un procès-verbal, visé à l'article 14, § 1er, premier alinéa, a été dressé et/ou que le bien immobilier est grevé par l'obligation, suite à une décision judiciaire définitive, d'exécuter des mesures de réparation ou que la décision judiciaire a été exécutée;
8° le propriétaire, l'emphytéote, le détenteur du droit de superficie ou l'usufruitier négligeant de passer la communication aux locataires ou habitants, fermiers ou utilisateurs conformément aux articles 5, § 3 et 8, § 3, du présent décret, ou négligeant d'informer (l'agence) conformément aux articles 5, § 4 et 8, § 4, du présent décret;
9° le concerné qui omet d'exécuter les mesures de réparation mentionnées dans l'acte de transfert visée au § 1er, 7°.
§ 2. Les pénalités visées au § 1er comprennent au moins quinze jours et une amende pécuniaire de 50 euros ou séparément une de ces sanctions :
1° lorsque les infractions visées au § 1er sont commises par des fonctionnaires instrumentants, des agents immobiliers ou d'autres personnes qui dans l'exercice de leur profession ou activité achètent, lotissent, mettent en vente ou en location, vendent ou louent, construisent des biens immobiliers ou conçoivent et/ou installent des aménagements mobiles ou par des personnes agissant comme intermédiaire lors de ces activités dans l'exercice de leur profession;
2° lorsqu'une nouvelle infraction est commise dans les deux ans après un jugement ou arrêt précédent contenant une condamnation pour une des dites infractions et ayant obtenu force de chose jugée;
§ 3. Les personnes morales commettant les infractions visées à l'article 13, § 1er, sont sanctionnées par une ou plusieurs pénalités suivantes :
1° amende pécuniaire de 26 à 10.000 euros;
2° confiscation particulière : la confiscation particulière déclarée vis-à-vis de personnes morales de droit public ne peut avoir trait qu'à des biens susceptible d'une saisie civile;
3° publication ou distribution de décision;
4° fermeture d'une ou plusieurs institutions à l'exception des institutions où l'on effectue des activités appartenant à une mission d'un service public;
5° interdiction d'effectuer une activité faisant partie d'un but social, à l'exception des activités appartenant à une mission d'un service public;
6° dissolution, ne pouvant cependant pas être décidée contre des personnes morales de droit public.
Art.14. § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de burgemeesters en de agenten en officieren van gerechtelijke politie, zijn de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren bevoegd om de inbreuken op de bepalingen, die bij of krachtens dit decreet zijn opgelegd, op te sporen en vast te stellen. Hun vaststellingen worden vastgelegd bij proces-verbaal dat bewijskracht heeft tot het tegendeel bewezen is.
De overtreder wordt binnen vijftien dagen van het proces-verbaal op de hoogte gebracht via een aangetekende brief met ontvangstbewijs.
Om de in dit decreet omschreven misdrijven op te sporen en vast te stellen in een proces-verbaal, krijgen de ambtenaren die door de Vlaamse regering zijn aangewezen, de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie.
§ 2. De genoemde personen mogen bij de uitoefening van hun ambt op elk ogenblik van de dag of nacht, zonder voorafgaande waarschuwing, vrij binnengaan in alle onroerende goederen die voor bescherming vatbaar en beschermd zijn.
Tot de ruimten die als woning dienen en in beroeps- en bedrijfslokalen, hebben zij enkel toegang tussen acht uur 's morgens en achttien uur 's avonds, met machtiging van de onderzoeksrechter.
§ 3. Indien de verboden werken of handelingen uitgevoerd worden en de overtreder zich ter plaatse bevindt, kunnen de ambtenaren die door de Vlaamse regering zijn aangewezen, mondeling bevelen om werken stil te leggen of handelingen te staken die in overtreding zijn met bepalingen van dit decreet.
Het schriftelijk bevel wordt aan de overtreder ter ondertekening voor ontvangst voorgelegd in twee exemplaren, waarvan één voor de verbalisant. Indien de overtreder weigert te tekenen, wordt het motief voor de weigering en, eventueel de weigering zich te rechtvaardigen, in het proces-verbaal opgenomen.
Zo nodig doen de ambtenaren een beroep op de gewapende macht.
Indien de genoemde ambtenaren ter plaatse niemand aantreffen, dan brengen zij ter plaatse het schriftelijk bevel tot onmiddellijke staking van de werken op een zichtbare plaats aan.
Het bevel om de werken stil te leggen of de handelingen te staken, wordt in het proces-verbaal vermeld.
De betrokkene kan in kort geding de opheffing van de maatregel vorderen tegen het Vlaamse Gewest. De vordering wordt gebracht voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in het ambtsgebied waarvan het werk of de handelingen werden uitgevoerd. Boek II, Titel VI van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de inleiding en de behandeling van de vordering.
§ 4. De ambtenaren die door de Vlaamse regering zijn aangewezen, kunnen overgaan tot het leggen der zegels en de inbeslagname van werk- en voertuigen, om het bevel tot stillegging van de werken of tot staking van de handelingen, of, in voorkomend geval, de beschikking in kort geding onmiddellijk te kunnen toepassen.
§ 5. a) Onverminderd de bepalingen van artikel 13, wordt een administratieve geldboete van 5.000 euro opgelegd aan de persoon die werken of handelingen voortzet in strijd met een bevel tot stillegging.
b) De administratieve geldboete wordt opgelegd door de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren.
De betrokkene wordt van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete in kennis gesteld bij aangetekende brief met bericht van ontvangst.
De Vlaamse regering stelt hieromtrent de nadere regels vast.
c) De ambtenaren daartoe aangewezen door de Vlaamse regering beslissen over de gemotiveerde verzoeken om kwijtschelding, vermindering of uitstel van betaling van de in § 5, a), bedoelde geldboeten.
Het verzoek schorst de bestreden beslissing.
d) De in § 5, c), bedoelde verzoeken worden binnen 15 dagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de in § 5, b), tweede lid, bedoelde aangetekende brief, gericht aan de daartoe door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren.
De in het vorige lid bedoelde ambtenaren kunnen de verzoeker horen indien deze daarom verzoekt in de aangetekende brief waarmee hij zijn gemotiveerd verzoek tot kwijtschelding, vermindering of uitstel heeft ingediend. De verzoeker kan zich laten bijstaan door een advocaat of door een ander persoon naar keuze.
e) De ambtenaren daartoe aangewezen door de Vlaamse regering nemen een beslissing binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van het in § 5, d), bedoelde verzoek.
De beslissing van de bevoegde ambtenaren wordt bij aangetekende brief, met bericht van ontvangst, ter kennis gebracht van de indiener van het verzoekschrift.
Bij een met redenen omkleed aangetekend schrijven, gericht aan de indiener van het verzoek, kan de bevoegde ambtenaar de voormelde termijn eenmalig verlengen met 30 dagen.
f) Indien de beslissing niet is verzonden binnen de in § 5, e), gestelde termijn, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.
g) De administratieve geldboete moet worden betaald binnen 60 dagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing.
h) De vordering tot voldoening van de administratieve geldboete verjaart door verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop zij is ontstaan.
De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden bepaald bij de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.
§ 6. a) Bij gebrek aan voldoening van de administratieve geldboete en toebehoren, wordt door de met de invordering belaste ambtenaar een dwangbevel uitgevaardigd.
Dit dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de daartoe door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaar.
b) De betekening van het dwangbevel gebeurt bij gerechtsdeurwaardersexploot of bij aangetekend schrijven.
c) Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging. Bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging ten aanzien van publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen enkel betrekking hebben op goederen die vatbaar zijn voor burgerlijk beslag.
d) Binnen een termijn van 30 dagen na de betekening van het dwangbevel kan de betrokkene bij gerechtsdeurwaardersexploot een met redenen omkleed verzet doen, houdende dagvaarding van het Vlaamse Gewest, bij de rechtbank van het arrondissement van de plaats waar de goederen gelegen zijn.
Dit verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangbevel.
De overtreder wordt binnen vijftien dagen van het proces-verbaal op de hoogte gebracht via een aangetekende brief met ontvangstbewijs.
Om de in dit decreet omschreven misdrijven op te sporen en vast te stellen in een proces-verbaal, krijgen de ambtenaren die door de Vlaamse regering zijn aangewezen, de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie.
§ 2. De genoemde personen mogen bij de uitoefening van hun ambt op elk ogenblik van de dag of nacht, zonder voorafgaande waarschuwing, vrij binnengaan in alle onroerende goederen die voor bescherming vatbaar en beschermd zijn.
Tot de ruimten die als woning dienen en in beroeps- en bedrijfslokalen, hebben zij enkel toegang tussen acht uur 's morgens en achttien uur 's avonds, met machtiging van de onderzoeksrechter.
§ 3. Indien de verboden werken of handelingen uitgevoerd worden en de overtreder zich ter plaatse bevindt, kunnen de ambtenaren die door de Vlaamse regering zijn aangewezen, mondeling bevelen om werken stil te leggen of handelingen te staken die in overtreding zijn met bepalingen van dit decreet.
Het schriftelijk bevel wordt aan de overtreder ter ondertekening voor ontvangst voorgelegd in twee exemplaren, waarvan één voor de verbalisant. Indien de overtreder weigert te tekenen, wordt het motief voor de weigering en, eventueel de weigering zich te rechtvaardigen, in het proces-verbaal opgenomen.
Zo nodig doen de ambtenaren een beroep op de gewapende macht.
Indien de genoemde ambtenaren ter plaatse niemand aantreffen, dan brengen zij ter plaatse het schriftelijk bevel tot onmiddellijke staking van de werken op een zichtbare plaats aan.
Het bevel om de werken stil te leggen of de handelingen te staken, wordt in het proces-verbaal vermeld.
De betrokkene kan in kort geding de opheffing van de maatregel vorderen tegen het Vlaamse Gewest. De vordering wordt gebracht voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in het ambtsgebied waarvan het werk of de handelingen werden uitgevoerd. Boek II, Titel VI van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de inleiding en de behandeling van de vordering.
§ 4. De ambtenaren die door de Vlaamse regering zijn aangewezen, kunnen overgaan tot het leggen der zegels en de inbeslagname van werk- en voertuigen, om het bevel tot stillegging van de werken of tot staking van de handelingen, of, in voorkomend geval, de beschikking in kort geding onmiddellijk te kunnen toepassen.
§ 5. a) Onverminderd de bepalingen van artikel 13, wordt een administratieve geldboete van 5.000 euro opgelegd aan de persoon die werken of handelingen voortzet in strijd met een bevel tot stillegging.
b) De administratieve geldboete wordt opgelegd door de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren.
De betrokkene wordt van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete in kennis gesteld bij aangetekende brief met bericht van ontvangst.
De Vlaamse regering stelt hieromtrent de nadere regels vast.
c) De ambtenaren daartoe aangewezen door de Vlaamse regering beslissen over de gemotiveerde verzoeken om kwijtschelding, vermindering of uitstel van betaling van de in § 5, a), bedoelde geldboeten.
Het verzoek schorst de bestreden beslissing.
d) De in § 5, c), bedoelde verzoeken worden binnen 15 dagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de in § 5, b), tweede lid, bedoelde aangetekende brief, gericht aan de daartoe door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren.
De in het vorige lid bedoelde ambtenaren kunnen de verzoeker horen indien deze daarom verzoekt in de aangetekende brief waarmee hij zijn gemotiveerd verzoek tot kwijtschelding, vermindering of uitstel heeft ingediend. De verzoeker kan zich laten bijstaan door een advocaat of door een ander persoon naar keuze.
e) De ambtenaren daartoe aangewezen door de Vlaamse regering nemen een beslissing binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van het in § 5, d), bedoelde verzoek.
De beslissing van de bevoegde ambtenaren wordt bij aangetekende brief, met bericht van ontvangst, ter kennis gebracht van de indiener van het verzoekschrift.
Bij een met redenen omkleed aangetekend schrijven, gericht aan de indiener van het verzoek, kan de bevoegde ambtenaar de voormelde termijn eenmalig verlengen met 30 dagen.
f) Indien de beslissing niet is verzonden binnen de in § 5, e), gestelde termijn, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.
g) De administratieve geldboete moet worden betaald binnen 60 dagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing.
h) De vordering tot voldoening van de administratieve geldboete verjaart door verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop zij is ontstaan.
De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden bepaald bij de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.
§ 6. a) Bij gebrek aan voldoening van de administratieve geldboete en toebehoren, wordt door de met de invordering belaste ambtenaar een dwangbevel uitgevaardigd.
Dit dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de daartoe door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaar.
b) De betekening van het dwangbevel gebeurt bij gerechtsdeurwaardersexploot of bij aangetekend schrijven.
c) Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging. Bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging ten aanzien van publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen enkel betrekking hebben op goederen die vatbaar zijn voor burgerlijk beslag.
d) Binnen een termijn van 30 dagen na de betekening van het dwangbevel kan de betrokkene bij gerechtsdeurwaardersexploot een met redenen omkleed verzet doen, houdende dagvaarding van het Vlaamse Gewest, bij de rechtbank van het arrondissement van de plaats waar de goederen gelegen zijn.
Dit verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangbevel.
Art.14. § 1er. Sans préjudice des compétences des bourgmestres et officiers de la police judiciaire, les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand sont compétents de détecter et de constater les infractions aux dispositions imposées en vertu du présent décret. Leurs constatations sont fixées par des procès-verbaux faisant foi jusqu'à preuve du contraire.
Le contrevenant sera informé dans les quinze jours après le procès-verbal par lettre recommandée avec récépissé.
Afin de détecter les infractions décrites au présent décret et de les constater dans un procès-verbal, les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand obtiennent la qualité d'officier de la police judiciaire.
§ 2. Les dites personnes peuvent, lors de l'exercice de leur fonction, à tout moment du jour ou de la nuit, sans avertissement préalable, librement accéder à tous les biens immobiliers susceptibles d'être protégés ou qui sont protégés.
Ils n'ont accès aux espaces servant d'habitation et aux locaux professionnels et industriels qu'entre huit heures du matin et dix-huit heures du soir moyennant autorisation du juge d'instruction.
§ 3. Lorsque les travaux of actes interdits sont exécutés et lorsque le contrevenant se trouve sur les lieux, les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand peuvent oralement donner l'ordre d'arrêter les travaux ou de cesser les actes qui sont contraires aux dispositions du présent décret.
L'ordre écrit est présenté au contrevenant pour signature pour réception en deux exemplaires dont un est destiné au verbalisant. Si le contrevenant refuse de signer, le motif de ce refus et, éventuellement le refus de se justifier, est repris dans le procès-verbal.
Si nécessaire, les fonctionnaires font appel à la force armée.
Lorsque les dits fonctionnaires ne trouvent personnes sur les lieux, ils apposent sur place l'ordre écrit de immédiatement cesser les travaux à un endroit visible.
L'ordre de cesser les travaux ou les actes est repris dans le procès-verbal.
Le concerné peut demander la suspension de la mesure en référé contre la Région flamande. La demande est portée devant le président du tribunal de première instance du ressort dans lequel les travaux ou actes ont été exécutés. Le Livre 11, Titre VI du Code judiciaire s'applique à l'introduction et au traitement de la demande.
§ 4. Les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand peuvent procéder à l'apposition des scellés et à la saisie de matériel et de véhicules afin de pouvoir immédiatement appliquer l'ordre d'arrêter les travaux ou de cesser les actes, ou, le cas échéant, la disposition en référé.
§ 5. a) Sans préjudice des dispositions de l'article 13, une amende pécuniaire administrative de 5.000 euros est imposée à toute personne qui continue les travaux ou actes contraire à l'ordre d'arrêt.
b) L'amende pécuniaire administrative est imposée par les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand.
Le concerné est informé de la décision d'imposition d'une amende pécuniaire administrative par lettre recommandée contre récépissé.
Le Gouvernement flamand fixe les règles détaillées en cette matière.
c) Les fonctionnaires désignés à cet effet par le Gouvernement flamand décident des demandes motivées de remise, de réduction ou de sursis de paiement des amendes pécuniaires visées au § 5, a).
La demande suspend la décision contestée.
d) Les demandes visées au § 5, c), sont adressées aux fonctionnaires désignés à cet effet par le Gouvernement flamand dans les 15 jours, à compter à partir de la délivrance à la poste de la lettre recommandée visée au § 5, b), deuxième alinéa.
Les fonctionnaires visés à l'alinéa précédent peuvent entendre le demandeur lorsque ce dernier le demande dans la lettre recommandée par laquelle il a introduit sa demande motivée de remise, de réduction ou de sursis. Le demandeur peut se faire assister par un avocat ou par une autre personne à son choix.
e) Les fonctionnaires désignés à cet effet par le Gouvernement flamand prennent une décision dans les 30 jours, à compter à partir de la délivrance à la poste de la lettre recommandée visée au § 5, d).
La personne ayant introduit la demande est informée de la décision des fonctionnaires compétents par lettre recommandée contre récépissé.
Le fonctionnaire compétent peut une seule fois prolonger le délai précité par 30 jours par lettre motivée recommandée.
f) Lorsque la décision n'a pas été envoyée dans le délai visé au § 5, e), la demande est réputée être acceptée.
g) L'amende pécuniaire administrative doit être payée dans les 60 jours après la notification de la décision définitive.
h) La demande d'acquittement de l'amende administrative est prescrite après cinq ans, à compter du jour où elle a commencé à exister.
La prescription est interrompue selon le mode et aux conditions fixés à l'article 2244 et suivants du Code civil.
§ 6. a) A défaut d'acquittement de l'amende pécuniaire administrative, le fonctionnaire chargé du recouvrement est autorisé à lancer une contrainte.
Cette contrainte est visée et déclarée exécutoire par le fonctionnaire désigne à cet effet par le Gouvernement flamand.
b) La notification de la contrainte se fait par exploit du huissier de justice ou par lettre recommandée.
c) Les dispositions du tome V du Code judiciaire portant saisie conservatoire et moyens d'exécution s'appliquent à la contrainte. la saisie conservatoire et les moyens d'exécution vis-à-vis de personnes morales de droit public ne peuvent avoir trait qu'à des biens susceptible d'une saisie civile.
d) Dans un délai de 30 jours après la notification de la contrainte, l'intéressé peut introduire une contestation motivée par exploit du huissier de justice, portant assignation de la Région flamande devant le tribunal de l'arrondissement du lieu où les biens sont sis.
Cette contestation suspend l'exécution de la contrainte.
Le contrevenant sera informé dans les quinze jours après le procès-verbal par lettre recommandée avec récépissé.
Afin de détecter les infractions décrites au présent décret et de les constater dans un procès-verbal, les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand obtiennent la qualité d'officier de la police judiciaire.
§ 2. Les dites personnes peuvent, lors de l'exercice de leur fonction, à tout moment du jour ou de la nuit, sans avertissement préalable, librement accéder à tous les biens immobiliers susceptibles d'être protégés ou qui sont protégés.
Ils n'ont accès aux espaces servant d'habitation et aux locaux professionnels et industriels qu'entre huit heures du matin et dix-huit heures du soir moyennant autorisation du juge d'instruction.
§ 3. Lorsque les travaux of actes interdits sont exécutés et lorsque le contrevenant se trouve sur les lieux, les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand peuvent oralement donner l'ordre d'arrêter les travaux ou de cesser les actes qui sont contraires aux dispositions du présent décret.
L'ordre écrit est présenté au contrevenant pour signature pour réception en deux exemplaires dont un est destiné au verbalisant. Si le contrevenant refuse de signer, le motif de ce refus et, éventuellement le refus de se justifier, est repris dans le procès-verbal.
Si nécessaire, les fonctionnaires font appel à la force armée.
Lorsque les dits fonctionnaires ne trouvent personnes sur les lieux, ils apposent sur place l'ordre écrit de immédiatement cesser les travaux à un endroit visible.
L'ordre de cesser les travaux ou les actes est repris dans le procès-verbal.
Le concerné peut demander la suspension de la mesure en référé contre la Région flamande. La demande est portée devant le président du tribunal de première instance du ressort dans lequel les travaux ou actes ont été exécutés. Le Livre 11, Titre VI du Code judiciaire s'applique à l'introduction et au traitement de la demande.
§ 4. Les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand peuvent procéder à l'apposition des scellés et à la saisie de matériel et de véhicules afin de pouvoir immédiatement appliquer l'ordre d'arrêter les travaux ou de cesser les actes, ou, le cas échéant, la disposition en référé.
§ 5. a) Sans préjudice des dispositions de l'article 13, une amende pécuniaire administrative de 5.000 euros est imposée à toute personne qui continue les travaux ou actes contraire à l'ordre d'arrêt.
b) L'amende pécuniaire administrative est imposée par les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand.
Le concerné est informé de la décision d'imposition d'une amende pécuniaire administrative par lettre recommandée contre récépissé.
Le Gouvernement flamand fixe les règles détaillées en cette matière.
c) Les fonctionnaires désignés à cet effet par le Gouvernement flamand décident des demandes motivées de remise, de réduction ou de sursis de paiement des amendes pécuniaires visées au § 5, a).
La demande suspend la décision contestée.
d) Les demandes visées au § 5, c), sont adressées aux fonctionnaires désignés à cet effet par le Gouvernement flamand dans les 15 jours, à compter à partir de la délivrance à la poste de la lettre recommandée visée au § 5, b), deuxième alinéa.
Les fonctionnaires visés à l'alinéa précédent peuvent entendre le demandeur lorsque ce dernier le demande dans la lettre recommandée par laquelle il a introduit sa demande motivée de remise, de réduction ou de sursis. Le demandeur peut se faire assister par un avocat ou par une autre personne à son choix.
e) Les fonctionnaires désignés à cet effet par le Gouvernement flamand prennent une décision dans les 30 jours, à compter à partir de la délivrance à la poste de la lettre recommandée visée au § 5, d).
La personne ayant introduit la demande est informée de la décision des fonctionnaires compétents par lettre recommandée contre récépissé.
Le fonctionnaire compétent peut une seule fois prolonger le délai précité par 30 jours par lettre motivée recommandée.
f) Lorsque la décision n'a pas été envoyée dans le délai visé au § 5, e), la demande est réputée être acceptée.
g) L'amende pécuniaire administrative doit être payée dans les 60 jours après la notification de la décision définitive.
h) La demande d'acquittement de l'amende administrative est prescrite après cinq ans, à compter du jour où elle a commencé à exister.
La prescription est interrompue selon le mode et aux conditions fixés à l'article 2244 et suivants du Code civil.
§ 6. a) A défaut d'acquittement de l'amende pécuniaire administrative, le fonctionnaire chargé du recouvrement est autorisé à lancer une contrainte.
Cette contrainte est visée et déclarée exécutoire par le fonctionnaire désigne à cet effet par le Gouvernement flamand.
b) La notification de la contrainte se fait par exploit du huissier de justice ou par lettre recommandée.
c) Les dispositions du tome V du Code judiciaire portant saisie conservatoire et moyens d'exécution s'appliquent à la contrainte. la saisie conservatoire et les moyens d'exécution vis-à-vis de personnes morales de droit public ne peuvent avoir trait qu'à des biens susceptible d'une saisie civile.
d) Dans un délai de 30 jours après la notification de la contrainte, l'intéressé peut introduire une contestation motivée par exploit du huissier de justice, portant assignation de la Région flamande devant le tribunal de l'arrondissement du lieu où les biens sont sis.
Cette contestation suspend l'exécution de la contrainte.
Art.15. § 1. Onverminderd de straf en de eventuele schadeloosstelling, beveelt de rechtbank, op vordering van de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren, de plaats in de oorspronkelijke toestand te herstellen.
De rechtbank bepaalt, na overweging van de voorgestelde termijn in de herstelvordering, voor de uitvoering van de herstelmaatregelen een termijn van maximaal drie jaar. Na het verstrijken van die termijn, kan de rechtbank, op vordering van de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren, een dwangsom per dag vertraging in de tenuitvoerlegging van de herstelmaatregel bepalen.
De herstelvordering wordt door de ambtenaren aangewezen door de Vlaamse regering, in naam van het Vlaamse Gewest, bij het parket ingeleid door een gewone brief. De vordering vermeldt minstens de geldende voorschriften en een omschrijving van de toestand die aan het misdrijf voorafging en de termijn binnen dewelke het herstel in de oorspronkelijke staat dient te gebeuren.
De door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren brengen het proces-verbaal met herstelvordering eveneens ter kennis van de stedenbouwkundig inspecteur.
§ 2. De overtreder brengt de Vlaamse regering onmiddellijk op de hoogte via een aangetekende brief of bij afgifte tegen ontvangstbewijs, indien hij de opgelegde herstelmaatregel vrijwillig heeft uitgevoerd. Daarop maakt de ambtenaar die door de Vlaamse regering is aangewezen onmiddellijk na controle ter plaatse een proces-verbaal van vaststelling op.
De ambtenaar die door de Vlaamse regering is aangewezen, zendt een afschrift van het proces-verbaal van vaststelling aan de overtreder. Behoudens bewijs van het tegendeel, geldt enkel het proces-verbaal van vaststelling als bewijs van het herstel en van de datum van het herstel.
§ 3. Als de plaats niet binnen de termijn die door de rechtbank werd gesteld in de vorige staat wordt hersteld, beveelt het vonnis of arrest dat de Vlaamse regering of de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren ambtshalve voor de uitvoering ervan moeten zorgen.
De overheid of de particulier die het vonnis of arrest uitvoert, is gerechtigd om de materialen en voorwerpen, afkomstig van de herstelling van de plaats of van de staking van het strijdig gebruik, die door de Vlaamse regering als niet-historisch worden aangeduid, te verkopen en te verwijderen.
De overtreder die in gebreke blijft, is verplicht alle uitvoeringskosten, verminderd met de opbrengst van de verkoop der materialen en voorwerpen, te vergoeden op vertoon van een staat, opgesteld door de overheid of begroot en uitvoerbaar verklaard door de beslagrechter in de burgerlijke rechtbank.
§ 4. De dagvaarding voor de correctionele rechtbank of het exploot tot inleiding van het geding is pas ontvankelijk na overschrijving op het hypotheekkantoor, bevoegd voor de plaats waar de onroerende goederen gelegen zijn.
Iedere in de zaak gewezen beslissing is tegenstelbaar aan derden-verkrijgers, van wie de titel van eigendomsverkrijging niet was overgeschreven vóór de in het eerste lid bedoelde overschrijving.
De dagvaarding of het exploot vermeldt de kadastrale omschrijving van het onroerend goed dat het voorwerp is van het misdrijf, en identificeert de eigenaar ervan, in de vorm en onder de sanctie, voorgeschreven door de wetgeving inzake de hypotheken.
Iedere in de zaak gewezen eindbeslissing wordt op de kant van de overschrijving van de in het eerste lid bedoelde dagvaarding of exploot ingeschreven, conform artikel 84 van de Hypotheekwet.
Hetzelfde geldt voor het proces-verbaal waarbij wordt vastgesteld dat het vonnis is uitgevoerd.
Als openbare besturen of derden wegens het in gebreke blijven van de veroordeelde gedwongen zijn om het vonnis uit te voeren, wordt de schuldvordering die daar voor hun rekening uit voortvloeit, gewaarborgd door een wettelijke hypotheek, die ingeschreven, vernieuwd, verminderd of geheel of gedeeltelijk doorgehaald wordt overeenkomstig de bepalingen in hoofdstukken IV en V van de Hypotheekwet.
Die waarborg dekt ook de schuldvordering ten gevolge van de kosten van de hypothecaire formaliteiten, die door hen zijn voorgeschoten en die ten laste komen van de veroordeelde.
De rechtbank bepaalt, na overweging van de voorgestelde termijn in de herstelvordering, voor de uitvoering van de herstelmaatregelen een termijn van maximaal drie jaar. Na het verstrijken van die termijn, kan de rechtbank, op vordering van de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren, een dwangsom per dag vertraging in de tenuitvoerlegging van de herstelmaatregel bepalen.
De herstelvordering wordt door de ambtenaren aangewezen door de Vlaamse regering, in naam van het Vlaamse Gewest, bij het parket ingeleid door een gewone brief. De vordering vermeldt minstens de geldende voorschriften en een omschrijving van de toestand die aan het misdrijf voorafging en de termijn binnen dewelke het herstel in de oorspronkelijke staat dient te gebeuren.
De door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren brengen het proces-verbaal met herstelvordering eveneens ter kennis van de stedenbouwkundig inspecteur.
§ 2. De overtreder brengt de Vlaamse regering onmiddellijk op de hoogte via een aangetekende brief of bij afgifte tegen ontvangstbewijs, indien hij de opgelegde herstelmaatregel vrijwillig heeft uitgevoerd. Daarop maakt de ambtenaar die door de Vlaamse regering is aangewezen onmiddellijk na controle ter plaatse een proces-verbaal van vaststelling op.
De ambtenaar die door de Vlaamse regering is aangewezen, zendt een afschrift van het proces-verbaal van vaststelling aan de overtreder. Behoudens bewijs van het tegendeel, geldt enkel het proces-verbaal van vaststelling als bewijs van het herstel en van de datum van het herstel.
§ 3. Als de plaats niet binnen de termijn die door de rechtbank werd gesteld in de vorige staat wordt hersteld, beveelt het vonnis of arrest dat de Vlaamse regering of de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren ambtshalve voor de uitvoering ervan moeten zorgen.
De overheid of de particulier die het vonnis of arrest uitvoert, is gerechtigd om de materialen en voorwerpen, afkomstig van de herstelling van de plaats of van de staking van het strijdig gebruik, die door de Vlaamse regering als niet-historisch worden aangeduid, te verkopen en te verwijderen.
De overtreder die in gebreke blijft, is verplicht alle uitvoeringskosten, verminderd met de opbrengst van de verkoop der materialen en voorwerpen, te vergoeden op vertoon van een staat, opgesteld door de overheid of begroot en uitvoerbaar verklaard door de beslagrechter in de burgerlijke rechtbank.
§ 4. De dagvaarding voor de correctionele rechtbank of het exploot tot inleiding van het geding is pas ontvankelijk na overschrijving op het hypotheekkantoor, bevoegd voor de plaats waar de onroerende goederen gelegen zijn.
Iedere in de zaak gewezen beslissing is tegenstelbaar aan derden-verkrijgers, van wie de titel van eigendomsverkrijging niet was overgeschreven vóór de in het eerste lid bedoelde overschrijving.
De dagvaarding of het exploot vermeldt de kadastrale omschrijving van het onroerend goed dat het voorwerp is van het misdrijf, en identificeert de eigenaar ervan, in de vorm en onder de sanctie, voorgeschreven door de wetgeving inzake de hypotheken.
Iedere in de zaak gewezen eindbeslissing wordt op de kant van de overschrijving van de in het eerste lid bedoelde dagvaarding of exploot ingeschreven, conform artikel 84 van de Hypotheekwet.
Hetzelfde geldt voor het proces-verbaal waarbij wordt vastgesteld dat het vonnis is uitgevoerd.
Als openbare besturen of derden wegens het in gebreke blijven van de veroordeelde gedwongen zijn om het vonnis uit te voeren, wordt de schuldvordering die daar voor hun rekening uit voortvloeit, gewaarborgd door een wettelijke hypotheek, die ingeschreven, vernieuwd, verminderd of geheel of gedeeltelijk doorgehaald wordt overeenkomstig de bepalingen in hoofdstukken IV en V van de Hypotheekwet.
Die waarborg dekt ook de schuldvordering ten gevolge van de kosten van de hypothecaire formaliteiten, die door hen zijn voorgeschoten en die ten laste komen van de veroordeelde.
Art.15. § 1er. Sans préjudice de la pénalité et du dédommagement éventuel, le tribunal ordonne, sur demande des fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand, de réparer les lieux dans leur état original.
Le tribunal fixe, après pondération du délai proposé dans la demande de réparation, un délai d'au maximum 3 ans pour l'exécution des mesures de réparation. Après l'échéance de ce délai, le tribunal, sur demande des fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand, peut fixer une contrainte par jour de retard dans l'exécution de la mesure de réparation.
La demande de réparation doit être introduite auprès du parquet pat lettre ordinaire par les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand au nom de la Région flamande. La demande mentionne au moins les prescriptions en vigueur et une description de l'état précédant la infraction et le délai pendant lequel la réparation en état original doit se faire.
Les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand notifient également l'inspecteur urbanistique du procès-verbal de la demande de réparation.
§ 2. Le contrevenant informe immédiatement le Gouvernement flamand, par lettre recommandée ou par délivrance contre récépissé, lorsqu'il a volontairement exécuté la mesure de réparation imposée. Suite à cela, le fonctionnaire désigné par le Gouvernement flamand dresse immédiatement un procès-verbal de constatation immédiatement après le contrôle sur place.
Le fonctionnaire désigné par le Gouvernement flamand envoie une copie du procès-verbal de constatation au contrevenant. Sauf preuve du contraire, seul le procès-verbal de constatation vaut comme preuve de réparation et date de la réparation.
§ 3. Lorsque les lieux ne sont pas réparés dans leur état original dans le délai fixé par le tribunal, le jugement ou l'arrêt ordonne que le Gouvernement flamand ou les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand doivent d'office en assurer l'exécution.
L'autorité ou le particulier qui exécute le jugement ou l'arrêt, a le droit de vendre ou d'évacuer les matériaux et objets provenant des lieux ou de la cessation de l'utilisation contraire qui ont été désignés par le Gouvernement flamand comme étant non historiques.
Le contrevenant restant en défaut, est obligé d'indemniser tous les frais d'exécution, diminués du bénéfice de la vente des matériaux et objets, sur la présentation d'un état, établi par l'autorite ou porté en budget et déclaré exécutoire par le juge ayant décidé de la saisie au tribunal civil.
§ 4. La citation devant le tribunal correctionnel ou l'exploit d'introduction du référé n'est recevable qu'après transcription au bureau des hypothèques compétent pour le lieu ou les biens immobiliers sont sis.
Toute décision intervenue dans la cause est opposable aux tiers acquéreurs dont le titre d'obtention de propriété n'était pas transcrit avant la transcription visée au premier alinéa.
La citation ou l'exploit mentionne la description cadastrale du bien immobilier faisant l'objet de l'infraction et identifie son propriétaire, sous la forme et sanction prescrites par la législation en matière d'hypothèques.
Toute décision finale intervenue dans la cause est inscrite en marge de la transcription de l'assignation ou exploit visé au premier alinéa, conformément à l'article 84 de la Loi sur les Hypothèques.
Le même principe s'applique au procès-verbal dans lequel est constaté que le jugement a été exécute.
Lorsque des administrations publiques ou des tiers sont forcés, parce que le condamné reste en défaut, à exécuter le jugement, la créance qui en résulte pour leur compte est alors assurée par une hypothèque légale, qui est inscrite, renouvelée, diminuée ou entièrement ou partiellement rayée conformément aux dispositions des chapitres IV et V de la loi sur les Hypothèques.
Cette garantie couvre également la créance suite aux frais dus aux formalités hypothécaires qu'ils ont avancées et qui sont à charge du condamné.
Le tribunal fixe, après pondération du délai proposé dans la demande de réparation, un délai d'au maximum 3 ans pour l'exécution des mesures de réparation. Après l'échéance de ce délai, le tribunal, sur demande des fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand, peut fixer une contrainte par jour de retard dans l'exécution de la mesure de réparation.
La demande de réparation doit être introduite auprès du parquet pat lettre ordinaire par les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand au nom de la Région flamande. La demande mentionne au moins les prescriptions en vigueur et une description de l'état précédant la infraction et le délai pendant lequel la réparation en état original doit se faire.
Les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand notifient également l'inspecteur urbanistique du procès-verbal de la demande de réparation.
§ 2. Le contrevenant informe immédiatement le Gouvernement flamand, par lettre recommandée ou par délivrance contre récépissé, lorsqu'il a volontairement exécuté la mesure de réparation imposée. Suite à cela, le fonctionnaire désigné par le Gouvernement flamand dresse immédiatement un procès-verbal de constatation immédiatement après le contrôle sur place.
Le fonctionnaire désigné par le Gouvernement flamand envoie une copie du procès-verbal de constatation au contrevenant. Sauf preuve du contraire, seul le procès-verbal de constatation vaut comme preuve de réparation et date de la réparation.
§ 3. Lorsque les lieux ne sont pas réparés dans leur état original dans le délai fixé par le tribunal, le jugement ou l'arrêt ordonne que le Gouvernement flamand ou les fonctionnaires désignés par le Gouvernement flamand doivent d'office en assurer l'exécution.
L'autorité ou le particulier qui exécute le jugement ou l'arrêt, a le droit de vendre ou d'évacuer les matériaux et objets provenant des lieux ou de la cessation de l'utilisation contraire qui ont été désignés par le Gouvernement flamand comme étant non historiques.
Le contrevenant restant en défaut, est obligé d'indemniser tous les frais d'exécution, diminués du bénéfice de la vente des matériaux et objets, sur la présentation d'un état, établi par l'autorite ou porté en budget et déclaré exécutoire par le juge ayant décidé de la saisie au tribunal civil.
§ 4. La citation devant le tribunal correctionnel ou l'exploit d'introduction du référé n'est recevable qu'après transcription au bureau des hypothèques compétent pour le lieu ou les biens immobiliers sont sis.
Toute décision intervenue dans la cause est opposable aux tiers acquéreurs dont le titre d'obtention de propriété n'était pas transcrit avant la transcription visée au premier alinéa.
La citation ou l'exploit mentionne la description cadastrale du bien immobilier faisant l'objet de l'infraction et identifie son propriétaire, sous la forme et sanction prescrites par la législation en matière d'hypothèques.
Toute décision finale intervenue dans la cause est inscrite en marge de la transcription de l'assignation ou exploit visé au premier alinéa, conformément à l'article 84 de la Loi sur les Hypothèques.
Le même principe s'applique au procès-verbal dans lequel est constaté que le jugement a été exécute.
Lorsque des administrations publiques ou des tiers sont forcés, parce que le condamné reste en défaut, à exécuter le jugement, la créance qui en résulte pour leur compte est alors assurée par une hypothèque légale, qui est inscrite, renouvelée, diminuée ou entièrement ou partiellement rayée conformément aux dispositions des chapitres IV et V de la loi sur les Hypothèques.
Cette garantie couvre également la créance suite aux frais dus aux formalités hypothécaires qu'ils ont avancées et qui sont à charge du condamné.
HOOFDSTUK 6. - Overgangs- en opheffingsbepalingen.
CHAPITRE 6. - Dispositions transitoires et abrogatives.
Art.16. § 1. De wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, gewijzigd bij decreet van 13 juli 1972, wordt voor de in het Nederlandse taalgebied gelegen monumenten en stads- en dorpsgezichten, opgeheven, met uitzondering van de artikelen 2, eerste lid, 4, eerste lid, 5 tot 11, en 16 tot 20.
§ 2. De onder het stelsel van de wet van 7 augustus 1931, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 1972, begonnen procedures tot erkenning als beschermd monument, worden voortgezet overeenkomstig bedoelde wet.
De rangschikkingsbesluiten genomen bij toepassing van de wet van 7 augustus 1931, gewijzigd bij decreet van 13 juli 1972, behouden hun rechtskracht tot zij overeenkomstig dit decreet worden gewijzigd of opgeheven. Ten aanzien van deze erkenningsbesluiten gelden al de gevolgen die dit decreet verbindt aan de (...) besluiten tot bescherming.
De bepalingen van dit decreet treden in werking op de door de Koning te bepalen datum en uiterlijk op 1 januari 1976.
§ 2. De onder het stelsel van de wet van 7 augustus 1931, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 1972, begonnen procedures tot erkenning als beschermd monument, worden voortgezet overeenkomstig bedoelde wet.
De rangschikkingsbesluiten genomen bij toepassing van de wet van 7 augustus 1931, gewijzigd bij decreet van 13 juli 1972, behouden hun rechtskracht tot zij overeenkomstig dit decreet worden gewijzigd of opgeheven. Ten aanzien van deze erkenningsbesluiten gelden al de gevolgen die dit decreet verbindt aan de (...) besluiten tot bescherming.
De bepalingen van dit decreet treden in werking op de door de Koning te bepalen datum en uiterlijk op 1 januari 1976.
Art.16. § 1. La loi du 7 août 1931 sur la conservation des monuments et des sites, modifiée par le décret du 13 juillet 1972, est abrogée pour les monuments et sites urbains et ruraux situés dans la région linguistique néerlandaise, à l'exception des articles 2, premier alinéa, 4, premier alinéa, 5 à 11, et 16 à 20.
§ 2. Les procédures de classement comme monument entamées sous le régime de la loi du 7 août 1931, modifiée par le décret du 13 juillet 1972, sont poursuivies conformément à cette loi.
Les arrêtés de classement pris en application de la loi du 7 août 1931, modifiée par le décret du 13 juillet 1972, gardent force de loi jusqu'à ce qu'ils soient modifiés ou abrogés conformément au présent décret. Ces arrêtés de classement ont tous les effets que le présent décret confie aux arrêtes royaux de protection.
Les dispositions du présent décret entrent en vigueur à une date à déterminer par le Roi et au 1er janvier 1976 au plus tard.
§ 2. Les procédures de classement comme monument entamées sous le régime de la loi du 7 août 1931, modifiée par le décret du 13 juillet 1972, sont poursuivies conformément à cette loi.
Les arrêtés de classement pris en application de la loi du 7 août 1931, modifiée par le décret du 13 juillet 1972, gardent force de loi jusqu'à ce qu'ils soient modifiés ou abrogés conformément au présent décret. Ces arrêtés de classement ont tous les effets que le présent décret confie aux arrêtes royaux de protection.
Les dispositions du présent décret entrent en vigueur à une date à déterminer par le Roi et au 1er janvier 1976 au plus tard.