De Koning stelt de lijst vast van de giftige afvalstoffen, bepaaldelijk onder verwijzing naar de giftige bestanddelen die zij bevatten, naar de hoeveelheid en de concentratie van deze stoffen en desgevallend ook naar de activiteit waaruit zij ontstaan.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
22 JULI 1974. - Wet op de giftige afval. (NOTA : voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden de bepalingen betreffende een vergunningsstelsel voor de vestiging of de exploitatie van opslagplaatsen en inrichtingen voor de vernietiging, de neutralisering of de wegwerking van giftig afval opgeheven, behalve indien de uitvoering van deze ordonnantie die toepassing noodzakelijk maakt, door ORD1992-07-30/34, art. 77, 6°, 005; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Voor het Vlaamse Gewest wordt de wet opgeheven, met uitzondering evenwel van de artikelen 1 en 7; DVR1994-04-20/31, art. 13; Inwerkingtreding : 07-05-1994; Artikel 1 en 7 opgeheven bij DVR2011-12-23/33, art. 81, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2012 (zie BVR2012-02-17/18, art. 12.3)) (NOTA : Voor het Waalse Gewest wordt de wet opgeheven, met uitzondering evenwel van de artikelen 1 en 7; (DWG1996-06-27/44, art. 64; Inwerkingtreding : 02-08-1996)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-1989 en tekstbijwerking tot 28-02-2012)
Titre
22 JUILLET 1974. - Loi sur les déchets toxiques. (NOTE : Pour la Région de Bruxelles-Capitale les dispositions relatives à un régime de permis pour l'implantation ou l'exploitation de dépôts et d'installations de destruction, de neutralisation et d'élimination de déchets toxiques sont abrogées, sauf si l'exécution et la mise en oeuvre de la présente ordonnance rendent cette application nécessaire, par ORD1992-07-30/34, art. 77, 6°, 005; En vigueur : indéterminée )(NOTE : Abrogé pour la Région flamande, à l'exception des articles 1 et 7, par DCFL1994-04-20/31, art. 13; En vigueur : 07-05-1994; les articles 1 et 7 abrogés par DCFL2011-12-23/33, art. 81, 006; En vigueur : 01-06-2012 (voir AGF2012-02-17/18, art. 12.3)) (NOTE : Abrogé pour la Région wallonne, à l'exception des articles 1 et 7, par DRW1996-06-27/44; art. 64; En vigueur : 02-08-1996)(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 30-12-1989 et mise à jour au 28-02-2012)
Informations sur le document
Numac: 1974072201
Datum: 1974-07-22
Info du document
Numac: 1974072201
Date: 1974-07-22
Table des matières
Tekst (40)
Texte (40)
HOOFDSTUK I. _ Algemene bepalingen.
CHAPITRE Ier. _ Dispositions générales.
Artikel 1. Voor de toepassing van deze wet wordt onder giftige afval verstaan niet gebruikte of onbruikbare produkten en bijprodukten, overschotten en afval die voorkomen van een nijverheids-, handels-, ambachtelijke, landbouw- of wetenschappelijke activiteit en die een vergiftigingsgevaar kunnen inhouden voor de levende wezens of de natuur.
De Koning stelt de lijst vast van de giftige afvalstoffen, bepaaldelijk onder verwijzing naar de giftige bestanddelen die zij bevatten, naar de hoeveelheid en de concentratie van deze stoffen en desgevallend ook naar de activiteit waaruit zij ontstaan.
De Koning stelt de lijst vast van de giftige afvalstoffen, bepaaldelijk onder verwijzing naar de giftige bestanddelen die zij bevatten, naar de hoeveelheid en de concentratie van deze stoffen en desgevallend ook naar de activiteit waaruit zij ontstaan.
Article 1. Pour l'application de la présente loi, il y a lieu d'entendre par "déchets toxiques", des produits et sous-produits non utilisés ou non utilisables, des résidus et déchets résultant d'une activité industrielle, commerciale, artisanale, agricole ou scientifique qui peuvent présenter un danger d'intoxication pour les êtres vivants ou la nature.
Le Roi détermine la liste des déchets toxiques, notamment par référence aux substances toxiques qu'ils contiennent, à la quantité et à la concentration de ces substances et même à l'activité dont ils sont la résultante.
Le Roi détermine la liste des déchets toxiques, notamment par référence aux substances toxiques qu'ils contiennent, à la quantité et à la concentration de ces substances et même à l'activité dont ils sont la résultante.
Art.2. Het achterlaten van giftige afval is verboden. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.2. Est interdit l'abandon de déchets toxiques.
Art.3. De verkoop en het te koop stellen, de verwerving en de afstand, onder bezwarende of kosteloze titel, het voorhanden houden, het opslaan, de transformatie, de vernietiging, de neutralisering en de wegwerking van giftige afval evenals alle andere daarmede gepaard gaande activiteiten zijn, behoudens vergunning of aangifte, verboden. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.3. Sont interdits, sauf autorisation ou déclaration, l'offre en vente et la vente, l'acquisition et la cession à titre onéreux ou à titre gratuit, la détention, le dépôt, la transformation, la destruction, la neutralisation et l'élimination des déchets toxiques ainsi que toutes autres activités apparentées.
Art.4. De Koning regelt het vervoer, de invoer, de uitvoer en de doorvoer van de giftige afval.
Hij kan die verrichtingen aan vergunning onderwerpen. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Hij kan die verrichtingen aan vergunning onderwerpen. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.4. Le Roi règle le transport, l'importation, l'exportation et le transit des déchets toxiques.
Il peut soumettre ces opérations à autorisation.
Il peut soumettre ces opérations à autorisation.
Art.5. De Koning bepaalt de technische en financiële voorwaarden waaronder de centra voor vernietiging, neutralisering of wegwerking van giftige afval worden opgericht of waaronder deze vernietiging, neutralisering of wegwerking bij de voortbrenger mag of moet gebeuren. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.5. Le Roi détermine les conditions techniques et financières dans lesquelles sont créés les centres de destruction, de neutralisation ou d'élimination des déchets toxiques ou les conditions dans lequelles cette destruction, neutralisation ou élimination peut ou doit se faire chez le producteur.
Art.6. De Koning wijst de overheden aan die bevoegd zijn om de in de artikelen 3 en 4 bedoelde vergunningen af te leveren. Hij bepaalt de procedureregels welke bij het aanvragen en het verlenen van die vergunningen moeten worden nageleefd en de algemene voorwaarden waaronder de vergunningen worden toegekend.
De overheid die bevoegd is de vergunning af te leveren kan bijzondere voorwaarden opleggen. Zij kan steeds de verleende vergunning intrekken of schorsen, de opgelegde voorwaarden wijzigen of er nieuwe aan toe te voegen.
De Koning bepaalt de gevallen waarin de in artikel 3 bedoelde vergunning vervangen wordt door een aangifte. Hij wijst de overheden aan die bevoegd zijn om die aangifte te ontvangen en stelt de wijze vast waarop zij gedaan moet worden.
De Koning mag retributies ten bate van het Rijk of van de door Hem erkende controleinstellingen vaststellen ter gehele of gedeeltelijke dekking van de administratie- of controlekosten die voortkomen uit de toepassing van de artikelen 3 tot 6 of van de krachtens die artikelen getroffen voorzieningen.
<NOTA 1 : lid 4 opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1989-12-20/30, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1990>
<NOTA 2 : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
De overheid die bevoegd is de vergunning af te leveren kan bijzondere voorwaarden opleggen. Zij kan steeds de verleende vergunning intrekken of schorsen, de opgelegde voorwaarden wijzigen of er nieuwe aan toe te voegen.
De Koning bepaalt de gevallen waarin de in artikel 3 bedoelde vergunning vervangen wordt door een aangifte. Hij wijst de overheden aan die bevoegd zijn om die aangifte te ontvangen en stelt de wijze vast waarop zij gedaan moet worden.
De Koning mag retributies ten bate van het Rijk of van de door Hem erkende controleinstellingen vaststellen ter gehele of gedeeltelijke dekking van de administratie- of controlekosten die voortkomen uit de toepassing van de artikelen 3 tot 6 of van de krachtens die artikelen getroffen voorzieningen.
<NOTA 1 : lid 4 opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1989-12-20/30, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1990>
<NOTA 2 : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.6. Le Roi désigne les autorités habilitées à délivrer les autorisations visées aux articles 3 et 4. Il détermine les modalités de procédure à respecter pour la demande et pour la délivrance de ces autorisations ainsi que les conditions générales d'octroi de celles-ci.
L'autorité habilitée à délivrer l'autorisation peut imposer des conditions spéciales. Elle peut toujours retirer ou suspendre l'autorisation accordée, modifier les conditions imposées ou en ajouter de nouvelles.
Le Roi détermine les cas dans lesquels l'autorisation visée à l'article 3 est remplacée par une déclaration. Il désigne les autorités habilitées à recevoir cette déclaration et fixe les modalités suivant lesquelles elle doit être faite.
Le Roi peut établir des redevances à percevoir au profit de l'Etat, ou d'organismes de contrôle qu'Il agrée, pour couvrir en tout ou en partie les frais d'administration ou de contrôle résultant de l'application des articles 3 à 6 ou des dispositions prises en vertu de ces articles.
L'autorité habilitée à délivrer l'autorisation peut imposer des conditions spéciales. Elle peut toujours retirer ou suspendre l'autorisation accordée, modifier les conditions imposées ou en ajouter de nouvelles.
Le Roi détermine les cas dans lesquels l'autorisation visée à l'article 3 est remplacée par une déclaration. Il désigne les autorités habilitées à recevoir cette déclaration et fixe les modalités suivant lesquelles elle doit être faite.
Le Roi peut établir des redevances à percevoir au profit de l'Etat, ou d'organismes de contrôle qu'Il agrée, pour couvrir en tout ou en partie les frais d'administration ou de contrôle résultant de l'application des articles 3 à 6 ou des dispositions prises en vertu de ces articles.
Art. 6bis. In afwijking van de bepalingen van artikel 6 van deze wet wordt de in artikel 3 van deze wet bedoelde vergunning, met uitsluiting van degene die betrekking heeft op de verkoop en het te koop stellen, de verwerving en de afstand onder bezwarende of kosteloze titel en het voorhanden houden van giftige afval verleend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en zijn uitvoeringsbesluiten. De inbreuken met betrekking tot deze vergunning worden opgespoord, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van voornoemd decreet van (28 juni 1985). <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art. 6bis. Par dérogation aux dispositions de l'article 6 de la présente loi, l'autorisation visée à l'article 3 de la présente loi, à l'exécution de celle relative à la vente et à la mise en vente, l'acquisition et la cession à titre onéreux et à titre gratuit et à la détention de déchets toxiques est délivrée conformément aux dispositions du décret du 28 juin 1985 relatif à l'autorisation anti-pollution et ses arrêtés d'exécution. Les infractions ayant trait à cette autorisation sont dépistées, poursuivies et punies conformément aux dispositions du décret précité du (28 juin 1985).
Art.7. Wanneer een nijverheids-, handels-, landbouw-, ambachtelijke of wetenschappelijke activiteit tot gevolg heeft dat giftige afval wordt voortgebracht, is de persoon die deze activiteit uitoefent ertoe gehouden op zijn kosten de vernietiging, de neutralisering of de wegwerking ervan te verzekeren.
Die persoon blijft aansprakelijk voor de kosten van vernietiging, neutralisering of wegwerking van die giftige afval, ongeacht de aansprakelijkheid van degenen die hij met die verrichtingen heeft belast.
Daarenboven is deze persoon aansprakelijk voor alle schade, van welke aard ook, die zou kunnen veroorzaakt worden door de giftige afval, inzonderheid tijdens de hele duur van het vervoer, bij de vernietiging, neutralisering of wegwerking ervan, zelfs indien deze persoon niet zelf tot bedoelde verrichtingen overgaat.
Die persoon blijft aansprakelijk voor de kosten van vernietiging, neutralisering of wegwerking van die giftige afval, ongeacht de aansprakelijkheid van degenen die hij met die verrichtingen heeft belast.
Daarenboven is deze persoon aansprakelijk voor alle schade, van welke aard ook, die zou kunnen veroorzaakt worden door de giftige afval, inzonderheid tijdens de hele duur van het vervoer, bij de vernietiging, neutralisering of wegwerking ervan, zelfs indien deze persoon niet zelf tot bedoelde verrichtingen overgaat.
Art.7. Lorsqu'une activité industrielle, commerciale, agricole, artisanale ou scientifique a pour conséquence de produire des déchets toxiques, la personne qui exerce cette activité est tenue d'assurer à ses frais, la destruction, la neutralisation ou l'élimination de ces déchets toxiques.
Cette personne reste responsable des frais de destruction, neutralisation ou élimination de ces déchets toxiques indépendamment de la responsabilité de ceux qu'elle a chargés de ces opérations.
En outre, cette personne est responsable de tous dommages quels qu'ils soient qui pourraient être causés par les déchets toxiques, notamment pendant toute la durée de leur transport, lors de leur destruction, neutralisation ou élimination, même si elle n'effectue pas elle-même ces opérations.
Cette personne reste responsable des frais de destruction, neutralisation ou élimination de ces déchets toxiques indépendamment de la responsabilité de ceux qu'elle a chargés de ces opérations.
En outre, cette personne est responsable de tous dommages quels qu'ils soient qui pourraient être causés par les déchets toxiques, notamment pendant toute la durée de leur transport, lors de leur destruction, neutralisation ou élimination, même si elle n'effectue pas elle-même ces opérations.
Art.8. Wanneer de vernietiging, de neutralisering of de wegwerking van de giftige afval in België geschiedt, moet zij plaats hebben hetzij bij de voortbrenger, hetzij in een door de Koning erkend centrum. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.8. Lorsque la destruction, la neutralisation ou l'élimination des déchets toxiques s'opère en Belgique, elle doit se faire soit chez le producteur, soit dan un centre agréé par le Roi.
Art.9. De Staat is gemachtigd deel te nemen aan de oprichting van een publiekrechtelijke maatschappij met rechtspersoonlijkheid, genaamd "Waarborgfonds voor de vernietiging van de giftige afval" waarvan de statuten door de wet zullen worden vastgelegd.
Art.9. L'Etat est autorisé à participer à la création d'une société de droit public ayant la personnalité civile, dénommée " Fonds de garantie pour la destruction des déchets toxiques " dont les statuts seront fixés par la loi.
Art.10. Het commercieel en industrieel doel van het Waarborgfonds is de oprichting, de reorganisatie of de uitbreiding te bevorderen of het beheer op zich te nemen van ondernemingen voor de vernietiging, de neutralisering of de wegwerking van de giftige afval, waarvan de maatschappelijke zetel en de exploitatievestiging in België gelegen zijn.
Om dat doel te bereiken, kan het Waarborgfonds:
1° deel uitmaken van verenigingen of groepen voor onderzoek of studie, die gevormd zijn met het oog op de oprichting of de reorganisatie van dergelijke ondernemingen;
2° een gedeelte van het kapitaal inbrengen bij de oprichting van een vennootschap of deelnemen aan een kapitaalsverhoging;
3° een participatie in het kapitaal op een andere wijze verkrijgen;
4° inschrijven op in aandelen converteerbare obligaties.
5° de verrichtingen uitvoeren welke op de voormelde opdrachten betrekking hebben of welke aan de bescherming van haar patrimoniale belangen beantwoorden;
6° met eigen middelen ondernemingen voor vernietiging of neutralisering van de giftige afval oprichten;
7° met vergunning van de Koning en overeenkomstig de wetten op de onteigeningen voor rekening van de Staat, de onteigening ten algemene nutte te vorderen van de onroerende goederen die onontbeerlijk zijn voor de verwezenlijking van de bij deze wet bepaalde doeleinden.
Deze onteigeningen kunnen geschieden door toedoen van de Comités voor aankoop van onroerende goederen voor rekening van de Staat, waarvan de ambtenaren bevoegd zullen zijn om in naam van het Waarborgfonds akten te verlijden, alsook rechtsvervolgingen en onteigeningsprocedures in te stellen.
De voorzitters van die comités zullen bevoegd zijn om het Fonds in rechte te vertegenwoordigen voor deze procedures.
De Koning kan ten opzichte van derden en onder de door Hem gestelde voorwaarden, de waarborg van de Staat verlenen aan de rente en de aflossing van de door het Waarborgfonds uit te geven obligaties. Ingeval de opbrengst der verrichtingen de terugbetaling van de obligaties alsmede de volledige betaling van genoemde renten niet mogelijk maakt, verschaft de Staat aan het Waarborgfonds de nodige sommen ter aanvulling van het verschil.
Om dat doel te bereiken, kan het Waarborgfonds:
1° deel uitmaken van verenigingen of groepen voor onderzoek of studie, die gevormd zijn met het oog op de oprichting of de reorganisatie van dergelijke ondernemingen;
2° een gedeelte van het kapitaal inbrengen bij de oprichting van een vennootschap of deelnemen aan een kapitaalsverhoging;
3° een participatie in het kapitaal op een andere wijze verkrijgen;
4° inschrijven op in aandelen converteerbare obligaties.
5° de verrichtingen uitvoeren welke op de voormelde opdrachten betrekking hebben of welke aan de bescherming van haar patrimoniale belangen beantwoorden;
6° met eigen middelen ondernemingen voor vernietiging of neutralisering van de giftige afval oprichten;
7° met vergunning van de Koning en overeenkomstig de wetten op de onteigeningen voor rekening van de Staat, de onteigening ten algemene nutte te vorderen van de onroerende goederen die onontbeerlijk zijn voor de verwezenlijking van de bij deze wet bepaalde doeleinden.
Deze onteigeningen kunnen geschieden door toedoen van de Comités voor aankoop van onroerende goederen voor rekening van de Staat, waarvan de ambtenaren bevoegd zullen zijn om in naam van het Waarborgfonds akten te verlijden, alsook rechtsvervolgingen en onteigeningsprocedures in te stellen.
De voorzitters van die comités zullen bevoegd zijn om het Fonds in rechte te vertegenwoordigen voor deze procedures.
De Koning kan ten opzichte van derden en onder de door Hem gestelde voorwaarden, de waarborg van de Staat verlenen aan de rente en de aflossing van de door het Waarborgfonds uit te geven obligaties. Ingeval de opbrengst der verrichtingen de terugbetaling van de obligaties alsmede de volledige betaling van genoemde renten niet mogelijk maakt, verschaft de Staat aan het Waarborgfonds de nodige sommen ter aanvulling van het verschil.
Art.10. L'objet commercial et industriel du Fonds de garantie est de favoriser la création, la réorganisation ou l'extension d'entreprises de destruction, de neutralisation ou d'élimination des déchets toxiques dont le siège social et l'établissement d'exploitation sont en Belgique, ou d'en assurer la gestion.
En vue de la réalisation de cet objet, le Fonds de garantie peut :
1° faire partie d'associations ou de groupes d'études ou de recherches, constitués en vue de la création ou de la réorganisation de pareilles entreprises;
2° apporter une partie du capital de la constitution d'une société ou prendre part à une augmentation de capital;
3° acquérir, d'une autre manière, une participation dans le capital;
4° souscrire des obligations convertibles en actions;
5° accomplir les opérations se rapportant aux interventions précitées ou répondant à la protection de ses intérêts patrimoniaux;
6° créer, avec des moyens propres, des entreprises de destruction ou de neutralisation des déchets toxiques;
7° moyennant l'autorisation du Roi et conformément aux lois régissant les expropriations pour compte de l'Etat, poursuivre l'expropriation pour cause d'utilité publique des immeubles indispensables à la réalisation des objectifs poursuivis par la présente loi.
Ces expropriations peuvent avoir lieu à l'intervention des Comités d'acquisition d'immeubles pour compte de l'Etat, dont les fonctionnaires auront qualité pour passer les actes, exercer les poursuites et diriger les procédures d'expropriation au nom du Fonds de garantie.
Les présidents de ces comités sont compétents pour représenter le Fonds en justice dans ces procédures.
Le Roi est autorisé à accorder la garantie de l'Etat envers les tiers, aux conditions qu'Il détermine, à l'intérêt et à l'amortissement des obligations à émettre par le Fonds de garantie. Dans le cas où le produit des opérations ne permettrait pas le remboursement des obligations, ainsi que le paiement intégral desdits intérêts, l'Etat fournit au Fonds les sommes nécessaires pour parfaire la différence.
En vue de la réalisation de cet objet, le Fonds de garantie peut :
1° faire partie d'associations ou de groupes d'études ou de recherches, constitués en vue de la création ou de la réorganisation de pareilles entreprises;
2° apporter une partie du capital de la constitution d'une société ou prendre part à une augmentation de capital;
3° acquérir, d'une autre manière, une participation dans le capital;
4° souscrire des obligations convertibles en actions;
5° accomplir les opérations se rapportant aux interventions précitées ou répondant à la protection de ses intérêts patrimoniaux;
6° créer, avec des moyens propres, des entreprises de destruction ou de neutralisation des déchets toxiques;
7° moyennant l'autorisation du Roi et conformément aux lois régissant les expropriations pour compte de l'Etat, poursuivre l'expropriation pour cause d'utilité publique des immeubles indispensables à la réalisation des objectifs poursuivis par la présente loi.
Ces expropriations peuvent avoir lieu à l'intervention des Comités d'acquisition d'immeubles pour compte de l'Etat, dont les fonctionnaires auront qualité pour passer les actes, exercer les poursuites et diriger les procédures d'expropriation au nom du Fonds de garantie.
Les présidents de ces comités sont compétents pour représenter le Fonds en justice dans ces procédures.
Le Roi est autorisé à accorder la garantie de l'Etat envers les tiers, aux conditions qu'Il détermine, à l'intérêt et à l'amortissement des obligations à émettre par le Fonds de garantie. Dans le cas où le produit des opérations ne permettrait pas le remboursement des obligations, ainsi que le paiement intégral desdits intérêts, l'Etat fournit au Fonds les sommes nécessaires pour parfaire la différence.
Art.11. Benevens zijn commercieel en industrieel doel heeft het Waarborgfonds eveneens tot taak te voorzien, in geval van faling of onvermogen van de in de artikelen 7, 16 en 18 bedoelde aansprakelijke personen, in de tenuitvoerlegging van de op die personen krachtens diezelfde artikelen rustende verplichtingen. De Raad van beheer van het Fonds kan die verplichtingen doen uitvoeren in al de gevallen waarin die personen de krachtens de genoemde artikelen op hen rustende verplichtingen niet of slechts gedeeltelijk naleven.
Art.11. Outre son objet commercial et industriel, le Fonds de garantie a également pour mission d'assurer, en cas de faillite ou de déconfiture des personnes responsables visées aux articles 7, 16 et 18, l'exécution des obligations qui, en vertu des mêmes articles, incombent à ces personnes. Le Conseil d'administration du Fonds peut faire exécuter ces obligations dans tous les cas où ces personnes n'exécutent pas ou n'exécutent qu'en partie les obligations qui leur incombent en vertu desdits articles.
Art.12. Om de in de artikelen 10 en 11 bepaalde taken uit te voeren beschikt het Waarborgfonds over de bijdragen, de bijdrageopslagen en de achterstallige renten, die door de Koning opgelegd worden aan de personen op wie de bepalingen van de artikelen 3, 4 en 7 van toepassing zijn alsmede over de opbrengst van de terugbetalingen uitgevoerd krachtens artikel 15.
Art.12. Pour remplir les missions prévues aux articles 10 et 11, le Fonds de garantie dispose des cotisations, des majorations des cotisations et des intérêts de retard imposés par le Roi aux personnes auxquelles s'appliquent les dispositions des articles 3, 4 et 7, ainsi que du produit des remboursements effectués en application de l'article 15.
Art.13. Na advies van de raad van beheer van het Waarborgfonds wijst de Koning de personen aan die aan het Fonds bijdrageplichtig zijn; Hij stelt het bedrag van de bijdrage of de berekeningsgrondslagen voor dat bedrag vast en bepaalt de betalingsregelen en -termijnen.
De personen die de door hen verschuldigde bijdragen niet binnen de door de Koning gestelde termijn hebben gestort, zijn aan het Fonds een opslag en achterstallige renten verschuldigd, waarvan het bedrag en de regelen van inning eveneens door de Koning worden bepaald.
De personen die de door hen verschuldigde bijdragen niet binnen de door de Koning gestelde termijn hebben gestort, zijn aan het Fonds een opslag en achterstallige renten verschuldigd, waarvan het bedrag en de regelen van inning eveneens door de Koning worden bepaald.
Art.13. Après avis du conseil d'administration du Fonds de garantie, le Roi désigne les personnes qui sont assujetties au Fonds, et fixe le montant de la cotisation ou les bases de son calcul ainsi que les modalités et les délais de paiement.
Les personnes qui n'effectuent pas, dans les délais prescrits par le Roi, le versement des cotisations sont redevables envers le Fonds d'une majoration et d'un intérêt de retard dont le montant et les modalités de perception sont également fixés par le Roi.
Les personnes qui n'effectuent pas, dans les délais prescrits par le Roi, le versement des cotisations sont redevables envers le Fonds d'une majoration et d'un intérêt de retard dont le montant et les modalités de perception sont également fixés par le Roi.
Art.14. De invordering, van de sommen welke die personen aan het Waarborgfonds zijn verschuldigd, mag aan de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen, worden toevertrouwd die de invordering van gezegde sommen ten voordele van het Fonds zal vervolgen overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949.
Art.14. Le recouvrement des sommes dues par ces personnes au Fonds de garantie peut être confié à l'Administration de la T.V.A., de l'enregistrement et des domaines qui poursuivra au profit du Fonds la perception desdites sommes conformément aux dispositions de l'article 3 de la loi domaniale du 22 décembre 1949.
Art.15. Wanneer het Waarborgfonds overeenkomstig de bepalingen van artikel 11 verplichtingen van de ingevolge de artikelen 7, 16 en 18 aansprakelijke personen heeft uitgevoerd, kan het Fonds de kosten welke het in hun plaats heeft gedragen, op die personen verhalen.
Art.15. Lorsque le Fonds de garantie a assuré conformément aux dispositions de l'article 11 l'exécution d'obligations mises à charge des personnes responsables visées aux articles 7, 16 et 18, il peut recouvrer à charge de ces personnes les frais qu'il a supportés en leur lieu et place.
Art.16. De gouverneur van de provincies waar achtergelaten giftige afval wordt aangetroffen, mag deze doen verpakken, in beslag nemen of doen overgaan tot vernietiging, neutralisering of wegwerking ervan.
Hij kan dezelfde maatregelen nemen ten opzichte van de giftige afval die het voorwerp heeft uitgemaakt van één der in de artikelen 2 en 3 bedoelde verrichtingen, zonder vergunning of zonder inachtneming der voorwaarden opgelegd in de vergunning of die vervoerd, ingevoerd, uitgevoerd of doorgevoerd worden zonder inachtneming van de regeling of van de vergunning getroffen ter uitvoering van artikel 4.
De kosten van vernietiging, neutralisering of wegwerking met inbegrip van de eventuele identificatie-, verpakkings- en vervoerkosten, zijn ten laste van de aansprakelijke persoon. Deze persoon is ertoe gehouden de kosten te vergoeden op vertoon van een staat begroot en invorderbaar verklaard door de beslagrechter. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Hij kan dezelfde maatregelen nemen ten opzichte van de giftige afval die het voorwerp heeft uitgemaakt van één der in de artikelen 2 en 3 bedoelde verrichtingen, zonder vergunning of zonder inachtneming der voorwaarden opgelegd in de vergunning of die vervoerd, ingevoerd, uitgevoerd of doorgevoerd worden zonder inachtneming van de regeling of van de vergunning getroffen ter uitvoering van artikel 4.
De kosten van vernietiging, neutralisering of wegwerking met inbegrip van de eventuele identificatie-, verpakkings- en vervoerkosten, zijn ten laste van de aansprakelijke persoon. Deze persoon is ertoe gehouden de kosten te vergoeden op vertoon van een staat begroot en invorderbaar verklaard door de beslagrechter. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.16. Le gouverneur de la province où se trouvent des déchets toxiques abandonnés peut les faire conditionner, les saisir ou faire procéder à leur destruction, à leur neutralisation ou à leur élimination.
Il peut prendre les mêmes mesures à l'égard des déchets toxiques qui ont fait l'objet d'une des opérations visées aux articles 2 et 3, sans autorisation ou sans respecter les conditions fixées par l'autorisation accordée ou qui sont transportés, importés, exportés ou en transit sans respecter la réglementation ou l'autorisation prise en vertu de l'article 4.
Les frais de destruction, de neutralisation ou d'élimination, en ce compris les frais éventuels d'identification, de conditionnement et de transport, sont à charge de la personne responsable. Cette personne est tenue de liquider les frais sur présentation d'un état taxé et déclaré recouvrable par le juge des saisies.
Il peut prendre les mêmes mesures à l'égard des déchets toxiques qui ont fait l'objet d'une des opérations visées aux articles 2 et 3, sans autorisation ou sans respecter les conditions fixées par l'autorisation accordée ou qui sont transportés, importés, exportés ou en transit sans respecter la réglementation ou l'autorisation prise en vertu de l'article 4.
Les frais de destruction, de neutralisation ou d'élimination, en ce compris les frais éventuels d'identification, de conditionnement et de transport, sont à charge de la personne responsable. Cette personne est tenue de liquider les frais sur présentation d'un état taxé et déclaré recouvrable par le juge des saisies.
Art.17. De gouverneur van de provincie kan in de bij artikel 16 bedoelde gevallen overgaan tot opeising van de installaties die nodig zijn om de wegwerking van de giftige afval te verzekeren.
Wanneer deze installaties in een andere provincie gelegen zijn, richt de gouverneur van de provincie waar de giftige afval wordt aangetroffen zich tot zijn ambtgenoot van de provincie waar die installaties gelegen zijn, met het verzoek deze laatste op te eisen. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Wanneer deze installaties in een andere provincie gelegen zijn, richt de gouverneur van de provincie waar de giftige afval wordt aangetroffen zich tot zijn ambtgenoot van de provincie waar die installaties gelegen zijn, met het verzoek deze laatste op te eisen. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.17. Dans les cas visés à l'article 16, le gouverneur de la province peut réquisitionner ou faire réquisitionner les installations indispensables pour assurer l'élimination des déchets toxiques.
Lorsque les installations sont situées dans une autre province, le gouverneur de la province où se trouvent les déchets toxiques adresse à son collègue de la première province une demande l'invitant à réquisitionner ces installations.
Lorsque les installations sont situées dans une autre province, le gouverneur de la province où se trouvent les déchets toxiques adresse à son collègue de la première province une demande l'invitant à réquisitionner ces installations.
Art.18. De gouverneur van de provincie en de burgemeester van de gemeente waar de giftige afval wordt aangetroffen die een ernstige bedreiging vormt, kunnen de overbrenging ervan bevelen naar een door hen of door de Minister tot wiens bevoegdheid de Arbeid behoort aangewezen plaats.
Daartoe kunnen zij de nodige voertuigen evenals de bestuurders ervan opeisen.
Dezelfde overheden kunnen een beroep doen op het leger, op de rijkswacht en op de diensten van de civiele bescherming om de verwijdering en het vervoer van de giftige afval, evenals de veiligheid van die verrichtingen te verzekeren; in dit geval richten zij de vraag daartoe aan de Minister van Landsverdediging en aan de Minister van Binnenlandse Zaken, die onverwijld de nodige maatregelen nemen.
De hoofden van de hulpbiedende eenheden zijn ertoe gehouden zich naar de bevelen van de gouverneur en van de burgemeester te schikken.
De overbrengingskosten zijn ten laste van degenen die in het bezit zijn van de giftige afval. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Daartoe kunnen zij de nodige voertuigen evenals de bestuurders ervan opeisen.
Dezelfde overheden kunnen een beroep doen op het leger, op de rijkswacht en op de diensten van de civiele bescherming om de verwijdering en het vervoer van de giftige afval, evenals de veiligheid van die verrichtingen te verzekeren; in dit geval richten zij de vraag daartoe aan de Minister van Landsverdediging en aan de Minister van Binnenlandse Zaken, die onverwijld de nodige maatregelen nemen.
De hoofden van de hulpbiedende eenheden zijn ertoe gehouden zich naar de bevelen van de gouverneur en van de burgemeester te schikken.
De overbrengingskosten zijn ten laste van degenen die in het bezit zijn van de giftige afval. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.18. Le gouverneur de la province et le bourgmestre de la commune où se trouvent les déchets toxiques qui risquent de constituer une menace grave peuvent en ordonner le transfert en un endroit désigné par eux ou par le Ministre qui a le Travail dans ses attributions.
A cette fin, le gouverneur et le bourgmestre peuvent requérir les véhicules nécessaires ainsi que les conducteurs de ces véhicules.
Les mêmes autorités peuvent faire appel aux forces armées, à la gendarmerie et aux services de la protection civile pour assurer l'enlèvement et le transport des déchets toxiques ainsi que la sécurité de ces opérations; dans ce cas, ils en adressent la demande au Ministre de la Défense nationale et au Ministre de l'Intérieur qui prennent immédiatement les mesures qui s'imposent.
Les chefs des unités qui prêtent leur assistance sont tenus de se conformer aux ordres du gouverneur et du bourgmestre.
Les frais de transfert sont à charge de ceux qui sont en possession des déchets toxiques.
A cette fin, le gouverneur et le bourgmestre peuvent requérir les véhicules nécessaires ainsi que les conducteurs de ces véhicules.
Les mêmes autorités peuvent faire appel aux forces armées, à la gendarmerie et aux services de la protection civile pour assurer l'enlèvement et le transport des déchets toxiques ainsi que la sécurité de ces opérations; dans ce cas, ils en adressent la demande au Ministre de la Défense nationale et au Ministre de l'Intérieur qui prennent immédiatement les mesures qui s'imposent.
Les chefs des unités qui prêtent leur assistance sont tenus de se conformer aux ordres du gouverneur et du bourgmestre.
Les frais de transfert sont à charge de ceux qui sont en possession des déchets toxiques.
Art.19. De Koning stelt de wijze van betaling van de in de artikelen 17 en 18 omschreven opeisingen vast. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.19. Le Roi fixe les modalités de paiement des réquisitions prévues aux articles 17 et 18.
HOOFDSTUK II. _ Toezicht.
CHAPITRE II. _ Surveillance.
Art.20. § 1. De verrichtingen voor de vernietiging, de neutralisering of de wegwerking van de giftige afval zijn onder het gezag geplaatst van een door de werkgever aangestelde verantwoordelijke persoon.
§ 2. Deze persoon moet zijn erkend door de Minister tot wiens bevoegdheid de Arbeid behoort.
§ 3. Hij heeft als opdracht te waken over de naleving van de reglementen en de voorwaarden van de machtiging, opgelegd krachtens deze wet. Hij geeft opdracht tot en oefent toezicht uit over het uitvoeren van al de maatregelen die nodig worden geacht om de veiligheid van de werknemers, van de werkzaamheden en van het milieu te verzekeren.
§ 4. Deze persoon kan niet worden ontheven van de opdracht die ingevolge dit artikel op hem rust, zolang de erkenning die hem krachtens § 2, is verleend, hem niet is ontnomen.
§ 5. Deze persoon kan alleen om een dringende reden of om economische dan wel technische redenen, die vooraf zijn erkend door het bevoegde paritair comité, worden ontslagen.
Het paritair comité moet zich uitspreken over het al dan niet bestaan van economische of technische redenen binnen twee maanden vanaf de datum van de aanvraag die het van de werkgever kreeg.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt als ontslag beschouwd:
1° elke beëindiging van de overeenkomst door de werkgever, ongeacht of zij geschiedt met of zonder opzeggingsvergoeding, met of zonder een opzegging die ter kennis wordt gebracht in de periode vastgesteld in § 6;
2° elke beëindiging van de overeenkomst door de werknemer wegens feiten die voor deze een reden vormen die de beëindiging zonder opzegging of vóór het verstrijken van de termijn rechtvaardigt.
§ 6. Deze persoon geniet de voordelen van de bepalingen van § 5, vanaf de dag der in § 2 bedoelde erkenning tot bij het verstrijken van een periode die volgt op de intrekking van zijn erkenning en waarvan de duur is vastgesteld op:
- 2 jaar, zo hij minder dan 10 jaar dienst telt;
- 3 jaar, zo hij 10 toch minder dan 20 jaar dienst telt;
- 4 jaar, zo hij 20 of meer jaar dienst in de onderneming telt.
Het voordeel van de bepalingen van deze paragraaf wordt niet meer verleend wanneer de persoon de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, tenzij de onderneming de gewoonte heeft de categorie van werknemers waartoe hij behoort, in dienst te houden.
§ 7. Als de werkgever de voorschriften van de §§ 5 en 6 niet naleeft, is hij ertoe gehouden de ontslagen persoon, onverminderd het recht op hogere vergoedingen betaald op grond van de overeenkomst of van de gebruiken of op enige andere schadevergoeding wegens materiële of morele schade, een vergoeding te betalen die gelijk is aan het lopende loon overeenstemmende met de duur van de periode die is vastgesteld in § 6. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
§ 2. Deze persoon moet zijn erkend door de Minister tot wiens bevoegdheid de Arbeid behoort.
§ 3. Hij heeft als opdracht te waken over de naleving van de reglementen en de voorwaarden van de machtiging, opgelegd krachtens deze wet. Hij geeft opdracht tot en oefent toezicht uit over het uitvoeren van al de maatregelen die nodig worden geacht om de veiligheid van de werknemers, van de werkzaamheden en van het milieu te verzekeren.
§ 4. Deze persoon kan niet worden ontheven van de opdracht die ingevolge dit artikel op hem rust, zolang de erkenning die hem krachtens § 2, is verleend, hem niet is ontnomen.
§ 5. Deze persoon kan alleen om een dringende reden of om economische dan wel technische redenen, die vooraf zijn erkend door het bevoegde paritair comité, worden ontslagen.
Het paritair comité moet zich uitspreken over het al dan niet bestaan van economische of technische redenen binnen twee maanden vanaf de datum van de aanvraag die het van de werkgever kreeg.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt als ontslag beschouwd:
1° elke beëindiging van de overeenkomst door de werkgever, ongeacht of zij geschiedt met of zonder opzeggingsvergoeding, met of zonder een opzegging die ter kennis wordt gebracht in de periode vastgesteld in § 6;
2° elke beëindiging van de overeenkomst door de werknemer wegens feiten die voor deze een reden vormen die de beëindiging zonder opzegging of vóór het verstrijken van de termijn rechtvaardigt.
§ 6. Deze persoon geniet de voordelen van de bepalingen van § 5, vanaf de dag der in § 2 bedoelde erkenning tot bij het verstrijken van een periode die volgt op de intrekking van zijn erkenning en waarvan de duur is vastgesteld op:
- 2 jaar, zo hij minder dan 10 jaar dienst telt;
- 3 jaar, zo hij 10 toch minder dan 20 jaar dienst telt;
- 4 jaar, zo hij 20 of meer jaar dienst in de onderneming telt.
Het voordeel van de bepalingen van deze paragraaf wordt niet meer verleend wanneer de persoon de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, tenzij de onderneming de gewoonte heeft de categorie van werknemers waartoe hij behoort, in dienst te houden.
§ 7. Als de werkgever de voorschriften van de §§ 5 en 6 niet naleeft, is hij ertoe gehouden de ontslagen persoon, onverminderd het recht op hogere vergoedingen betaald op grond van de overeenkomst of van de gebruiken of op enige andere schadevergoeding wegens materiële of morele schade, een vergoeding te betalen die gelijk is aan het lopende loon overeenstemmende met de duur van de periode die is vastgesteld in § 6. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.20. § 1er. Les travaux de destruction, de neutralisation ou d'élimination des déchets toxiques sont placés sous l'autorité d'une personne responsable désignée par l'employeur.
§ 2. Cette personne doit être agréée par le Ministre qui a le Travail dans ses attributions.
§ 3. Elle aura pour mission de veiller à l'observation des règlements et des conditions d'autorisation pris en vertu de la présente loi. Elle ordonnera et surveillera l'exécution de toutes les mesures qui sont reconnues necessaires pour assurer la sécurité des travailleurs, la sûreté des travaux et de l'environnement.
§ 4. Cette personne ne peut être déchargée de la mission qui lui incombe en vertu du présent article tant que l'agréation qui lui a été accordée en vertu du § 2 ne lui a pas été retirée.
§ 5. Cette personne ne peut être licenciée que pour motif grave ou pour des raisons d'ordre économique ou technique préalablement reconnues par la commission paritaire compétente.
La commission paritaire est tenue de se prononcer au sujet de l'existence ou de l'absence des raisons d'ordre économique ou technique dans les deux mois à compter de la demande qui lui a été faite par l'employeur.
Pour l'application du présent paragraphe est considéré comme licenciement :
1° toute rupture du contrat par l'employeur, qu'elle ait lieu avec ou sans indemnité de congé, sans préavis ou avec préavis signifié pendant la période fixée au § 6;
2° toute rupture du contrat par le travailleur en raison de faits qui, dans le chef de ce travailleur, constituent un motif de rompre le contrat sans préavis ou avant l'expiration du terme.
§ 6. Cette personne bénéficie des dispositions du § 5 à partir du jour de l'agréation visée au § 2 jusqu'à l'expiration d'une période suivant le retrait de son agréation et dont la durée est fixée à :
- 2 ans lorsqu'elle compte moins de 10 années de services;
- 3 ans lorsqu'elle compte de 10 à moins de 20 années de services;
- 4 ans lorsqu'elle compte 20 années de services ou plus dans l'entreprise.
Le bénéfice des dispositions du présent paragraphe n'est plus accordé lorsque la personne atteint l'âge de la retraite, sauf s'il est de pratique constante dans l'entreprise de maintenir en service la catégorie de travailleurs à laquelle elle appartient.
§ 7. Lorsque l'employeur ne respecte pas les dispositions des §§ 5 et 6, il est tenu de payer à la personne licenciée, sans préjudice du droit à des indemnités plus élevées payées en vertu du contrat ou des usages, ou à tous autres dommages et intérêts pour préjudice matériel ou moral, une indemnité égale à la rémunération en cours correspondant à la durée de la période fixée au § 6.
§ 2. Cette personne doit être agréée par le Ministre qui a le Travail dans ses attributions.
§ 3. Elle aura pour mission de veiller à l'observation des règlements et des conditions d'autorisation pris en vertu de la présente loi. Elle ordonnera et surveillera l'exécution de toutes les mesures qui sont reconnues necessaires pour assurer la sécurité des travailleurs, la sûreté des travaux et de l'environnement.
§ 4. Cette personne ne peut être déchargée de la mission qui lui incombe en vertu du présent article tant que l'agréation qui lui a été accordée en vertu du § 2 ne lui a pas été retirée.
§ 5. Cette personne ne peut être licenciée que pour motif grave ou pour des raisons d'ordre économique ou technique préalablement reconnues par la commission paritaire compétente.
La commission paritaire est tenue de se prononcer au sujet de l'existence ou de l'absence des raisons d'ordre économique ou technique dans les deux mois à compter de la demande qui lui a été faite par l'employeur.
Pour l'application du présent paragraphe est considéré comme licenciement :
1° toute rupture du contrat par l'employeur, qu'elle ait lieu avec ou sans indemnité de congé, sans préavis ou avec préavis signifié pendant la période fixée au § 6;
2° toute rupture du contrat par le travailleur en raison de faits qui, dans le chef de ce travailleur, constituent un motif de rompre le contrat sans préavis ou avant l'expiration du terme.
§ 6. Cette personne bénéficie des dispositions du § 5 à partir du jour de l'agréation visée au § 2 jusqu'à l'expiration d'une période suivant le retrait de son agréation et dont la durée est fixée à :
- 2 ans lorsqu'elle compte moins de 10 années de services;
- 3 ans lorsqu'elle compte de 10 à moins de 20 années de services;
- 4 ans lorsqu'elle compte 20 années de services ou plus dans l'entreprise.
Le bénéfice des dispositions du présent paragraphe n'est plus accordé lorsque la personne atteint l'âge de la retraite, sauf s'il est de pratique constante dans l'entreprise de maintenir en service la catégorie de travailleurs à laquelle elle appartient.
§ 7. Lorsque l'employeur ne respecte pas les dispositions des §§ 5 et 6, il est tenu de payer à la personne licenciée, sans préjudice du droit à des indemnités plus élevées payées en vertu du contrat ou des usages, ou à tous autres dommages et intérêts pour préjudice matériel ou moral, une indemnité égale à la rémunération en cours correspondant à la durée de la période fixée au § 6.
Art.21. Onverminderd de aan de officieren van gerechtelijke politie opgedragen plichten, houden de ambtenaren en beambten, die de Koning aanwijst, toezicht op de uitvoering van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.21. Sans préjudice des devoirs incombant aux officiers de police judiciaire, les fonctionnaires et agents désignés par le Roi surveillent l'exécution de la présente loi et de ses arrêtés d'exécution.
Art.22. De in artikel 21 bedoelde ambtenaren en beambten mogen bij de uitoefening van hun opdracht:
1° op elk ogenblik van de dag of van de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnengaan in alle inrichtingen, gedeelten van inrichtingen, lokalen of andere plaatsen waar giftige afval aanwezig is; tot de bewoonde lokalen hebben zij evenwel enkel toegang, wanneer de rechter in de politierechtbank vooraf toestemming heeft verleend;
2° tussen 5 en 21 uur, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnentreden in al de lokalen waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat er giftige afval aanwezig is; in de bewoonde lokalen mogen zij echter alleen met de voorafgaande toestemming van de rechter in de politierechtbank binnentreden;
3° tussen 21 en 5 uur, met de voorafgaande toestemming van de rechter in de politierechtbank, binnentreden in de in 2° bedoelde lokalen, voor zover er redenen voorhanden zijn om te geloven dat er inbreuken gepleegd worden op deze wet of op haar uitvoeringsbesluiten;
4° elk onderzoek, elke controle en enquête instellen alsook alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de wets- en reglementsbepalingen werkelijk worden nageleefd, met name:
a) hetzij alleen, hetzij samen, de houders, depothouders, fabrikanten, gebruikers, ondernemingshoofden, werkgevers, hun aangestelden of lasthebbers ondervragen over alle feiten waarvan de kennis dienstig is voor de uitoefening van het toezicht;
b) zich zonder verplaatsing, alle documenten, stukken of bescheiden, die nuttig zijn voor het vervullen van hun opdracht, doen overleggen of opzoeken; van die documenten kennis en afschrift nemen ofwel er fotografisch of anders afschrift van doen nemen, ze tegen ontvangstbewijs in beslag nemen;
c) de inventaris opmaken van de giftige afval, zonder kosten de nodige monsters nemen voor het bepalen van de samenstelling van alle afval, in voorkomend geval van de houders van die zaken de nodige verpakkingen eisen voor het vervoer en het bewaren van de monsters. De Koning kan de wijze waarop en de voorwaarden waaronder monsters worden genomen alsmede de organisatie en de werking van de voor de analyse ervan erkende laboratoria bepalen. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
1° op elk ogenblik van de dag of van de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnengaan in alle inrichtingen, gedeelten van inrichtingen, lokalen of andere plaatsen waar giftige afval aanwezig is; tot de bewoonde lokalen hebben zij evenwel enkel toegang, wanneer de rechter in de politierechtbank vooraf toestemming heeft verleend;
2° tussen 5 en 21 uur, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnentreden in al de lokalen waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat er giftige afval aanwezig is; in de bewoonde lokalen mogen zij echter alleen met de voorafgaande toestemming van de rechter in de politierechtbank binnentreden;
3° tussen 21 en 5 uur, met de voorafgaande toestemming van de rechter in de politierechtbank, binnentreden in de in 2° bedoelde lokalen, voor zover er redenen voorhanden zijn om te geloven dat er inbreuken gepleegd worden op deze wet of op haar uitvoeringsbesluiten;
4° elk onderzoek, elke controle en enquête instellen alsook alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de wets- en reglementsbepalingen werkelijk worden nageleefd, met name:
a) hetzij alleen, hetzij samen, de houders, depothouders, fabrikanten, gebruikers, ondernemingshoofden, werkgevers, hun aangestelden of lasthebbers ondervragen over alle feiten waarvan de kennis dienstig is voor de uitoefening van het toezicht;
b) zich zonder verplaatsing, alle documenten, stukken of bescheiden, die nuttig zijn voor het vervullen van hun opdracht, doen overleggen of opzoeken; van die documenten kennis en afschrift nemen ofwel er fotografisch of anders afschrift van doen nemen, ze tegen ontvangstbewijs in beslag nemen;
c) de inventaris opmaken van de giftige afval, zonder kosten de nodige monsters nemen voor het bepalen van de samenstelling van alle afval, in voorkomend geval van de houders van die zaken de nodige verpakkingen eisen voor het vervoer en het bewaren van de monsters. De Koning kan de wijze waarop en de voorwaarden waaronder monsters worden genomen alsmede de organisatie en de werking van de voor de analyse ervan erkende laboratoria bepalen. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.22. Les fonctionnaires et agents visés à l'article 21 peuvent dans l'exercice de leur mission :
1° pénétrer librement, à toute heure du jour et de la nuit, sans avertissement préalable, dans tous les établissements, parties d'établissements, locaux ou autres lieux où se trouvent des déchets toxiques; toutefois, ils ne peuvent pénétrer dans les locaux habités qu'avec l'autorisation préalable du juge au tribunal de police;
2° pénétrer librement, entre 5 et 21 heures, sans avertissement préalable dans tous les locaux où la présence de déchets toxiques peut raisonnablement être présumée; toutefois, dans les locaux habités ils ne peuvent pénétrer qu'avec l'autorisation préalable du juge au tribunal de police;
3° pénétrer entre 21 et 5 heures avec l'autorisation préalable du juge au tribunal de police, dans les locaux visés au 2° pour autant qu'il existe des raisons de croire qu'il s'y commet des infractions à la présente loi ou à ses arrêtés d'exécution;
4° procéder à tous examens, contrôles et enquêtes et recueillir toutes informations qu'ils estiment nécessaires pour s'assurer que les dispositions légales et réglementaires sont effectivement observées, et notamment :
a) interroger, soit seuls, soit ensemble, les détenteurs, dépositaires, fabricants, utilisateurs, chefs d'entreprise, employeurs, leurs préposés ou mandataires sur tous faits dont la connaissance est utile à l'exercice de la surveillance;
b) se faire produire sans déplacement ou rechercher tous documents, pièces ou titres utiles à l'accomplissement de leur mission, prendre connaissance de ces documents ou en faire prendre copie photographique ou autre, les saisir contre récépissé;
c) faire l'inventaire des déchets toxiques, prélever gratuitement les échantillons nécessaires pour la détermination de la composition de tous déchets, exiger, le cas échéant, des détenteurs desdites choses, les emballages nécessaires pour le transport et la conservation des échantillons. Le Roi peut déterminer le mode et les conditions de la prise d'échantillons ainsi que l'organisation et le fonctionnement des laboratoires agréés pour leur analyse.
1° pénétrer librement, à toute heure du jour et de la nuit, sans avertissement préalable, dans tous les établissements, parties d'établissements, locaux ou autres lieux où se trouvent des déchets toxiques; toutefois, ils ne peuvent pénétrer dans les locaux habités qu'avec l'autorisation préalable du juge au tribunal de police;
2° pénétrer librement, entre 5 et 21 heures, sans avertissement préalable dans tous les locaux où la présence de déchets toxiques peut raisonnablement être présumée; toutefois, dans les locaux habités ils ne peuvent pénétrer qu'avec l'autorisation préalable du juge au tribunal de police;
3° pénétrer entre 21 et 5 heures avec l'autorisation préalable du juge au tribunal de police, dans les locaux visés au 2° pour autant qu'il existe des raisons de croire qu'il s'y commet des infractions à la présente loi ou à ses arrêtés d'exécution;
4° procéder à tous examens, contrôles et enquêtes et recueillir toutes informations qu'ils estiment nécessaires pour s'assurer que les dispositions légales et réglementaires sont effectivement observées, et notamment :
a) interroger, soit seuls, soit ensemble, les détenteurs, dépositaires, fabricants, utilisateurs, chefs d'entreprise, employeurs, leurs préposés ou mandataires sur tous faits dont la connaissance est utile à l'exercice de la surveillance;
b) se faire produire sans déplacement ou rechercher tous documents, pièces ou titres utiles à l'accomplissement de leur mission, prendre connaissance de ces documents ou en faire prendre copie photographique ou autre, les saisir contre récépissé;
c) faire l'inventaire des déchets toxiques, prélever gratuitement les échantillons nécessaires pour la détermination de la composition de tous déchets, exiger, le cas échéant, des détenteurs desdites choses, les emballages nécessaires pour le transport et la conservation des échantillons. Le Roi peut déterminer le mode et les conditions de la prise d'échantillons ainsi que l'organisation et le fonctionnement des laboratoires agréés pour leur analyse.
Art.23. De in artikel 21 bedoelde ambtenaren en beambten hebben het recht:
1° waarschuwingen te geven;
2° ten behoeve van de overtreder een termijn te bepalen om het hem mogelijk te maken zich in orde te stellen;
3° in geval van overtreding de giftige afval, alsmede de vervoermiddelen die voor het plegen van de overtreding worden gebruikt, zelfs indien de houder niet de eigenaar is, te verzegelen of in beslag te nemen;
4° in geval van overtreding processen-verbaal op te maken die bewijskracht hebben tot het tegendeel is bewezen.
Op straffe van nietigheid moet een afschrift van het proces-verbaal ter kennis van de overtreder worden gebracht binnen een termijn van veertien dagen na de vaststelling van de overtreding. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/30, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
1° waarschuwingen te geven;
2° ten behoeve van de overtreder een termijn te bepalen om het hem mogelijk te maken zich in orde te stellen;
3° in geval van overtreding de giftige afval, alsmede de vervoermiddelen die voor het plegen van de overtreding worden gebruikt, zelfs indien de houder niet de eigenaar is, te verzegelen of in beslag te nemen;
4° in geval van overtreding processen-verbaal op te maken die bewijskracht hebben tot het tegendeel is bewezen.
Op straffe van nietigheid moet een afschrift van het proces-verbaal ter kennis van de overtreder worden gebracht binnen een termijn van veertien dagen na de vaststelling van de overtreding. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/30, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.23. Les fonctionnaires et agents visés à l'article 21 ont le droit :
1° de donner des avertissements;
2° de fixer au contrevenant un délai destiné à lui permettre de se mettre en règle;
3° en cas d'infraction, de mettre sous scellés ou de saisir, même si le détenteur n'en est pas le propriétaire, les déchets toxiques ainsi que les moyens de transport qui ont servi à commettre l'infraction;
4° en cas d'infraction, de dresser des procès-verbaux qui font foi jusqu'à preuve du contraire.
Une copie du procès-verbal doit, à peine de nullité, être notifiée au contrevenant dans les quatorze jours de la constatation de l'infraction.
1° de donner des avertissements;
2° de fixer au contrevenant un délai destiné à lui permettre de se mettre en règle;
3° en cas d'infraction, de mettre sous scellés ou de saisir, même si le détenteur n'en est pas le propriétaire, les déchets toxiques ainsi que les moyens de transport qui ont servi à commettre l'infraction;
4° en cas d'infraction, de dresser des procès-verbaux qui font foi jusqu'à preuve du contraire.
Une copie du procès-verbal doit, à peine de nullité, être notifiée au contrevenant dans les quatorze jours de la constatation de l'infraction.
Art.24. De gouverneur van de provincie en de burgemeester van de gemeente waar de giftige afval wordt aangetroffen en de in artikel 21 bedoelde ambtenaren en beambten kunnen, in de uitoefening van hun ambt, de bijstand van de gemeentepolitie en van de rijkswacht vorderen. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/30, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.24. Le gouverneur de la province et le bourgmestre de la commune où les déchets toxiques sont découverts et les fonctionnaires et agents visés à l'article 21 peuvent dans l'exercice de leur fonction, requérir l'assistance de la police communale et de la gendarmerie.
HOOFDSTUK III. _ Strafbepalingen.
Chapitre III _ Dispositions pénales.
Art.25. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met een geldboete van 100 frank tot 100 000 frank, of met een van die straffen alleen:
1° degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan overtreding van de bepalingen van de artikelen 2, 3 of 8, of van de bepalingen van de krachtens de artikelen 4, 5 of 6 getroffen besluiten of verleende vergunningen;
2° degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan overtreding van de maatregelen door de gouverneur van de provincie of de burgemeester genomen ter uitvoering van de artikelen 17 of 18;
3° al wie het krachtens deze wet geregelde toezicht verhindert. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/30, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
1° degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan overtreding van de bepalingen van de artikelen 2, 3 of 8, of van de bepalingen van de krachtens de artikelen 4, 5 of 6 getroffen besluiten of verleende vergunningen;
2° degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan overtreding van de maatregelen door de gouverneur van de provincie of de burgemeester genomen ter uitvoering van de artikelen 17 of 18;
3° al wie het krachtens deze wet geregelde toezicht verhindert. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/30, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.25. Sans préjudice des articles 269 à 274 du Code pénal, sont punis d'un emprisonnement de huit jours à un an et d'une amende de 100 à 100 000 francs ou d'une de ces peines seulement :
1° les personnes qui se sont rendues coupables d'infractions aux dispositions des articles 2, 3 ou 8 ou à celles des arrêtés pris ou des autorisations accordées en vertu des articles 4, 5 ou 6;
2° les personnes qui se sont rendues coupables d'infraction aux mesures prises par les gouverneurs de province ou bourgmestres en vertu des articles 17 ou 18;
3° toute personne qui met obstacle à la surveillance organisée en vertu de la présente loi.
1° les personnes qui se sont rendues coupables d'infractions aux dispositions des articles 2, 3 ou 8 ou à celles des arrêtés pris ou des autorisations accordées en vertu des articles 4, 5 ou 6;
2° les personnes qui se sont rendues coupables d'infraction aux mesures prises par les gouverneurs de province ou bourgmestres en vertu des articles 17 ou 18;
3° toute personne qui met obstacle à la surveillance organisée en vertu de la présente loi.
Art.26. Bij herhaling binnen drie jaar na een vorige veroordeling, kan de straf op het dubbel van het maximum worden gebracht.
Bovendien kan de rechtbank de tijdelijke of definitieve sluiting van de onderneming bevelen. Deze maatregel laat de rechten van derden, in het bijzonder van de werknemers van de onderneming, onaangetast. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Bovendien kan de rechtbank de tijdelijke of definitieve sluiting van de onderneming bevelen. Deze maatregel laat de rechten van derden, in het bijzonder van de werknemers van de onderneming, onaangetast. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.26. En cas de récidive dans les trois ans qui suivent une condamnation, la peine peut être portée au double du maximum.
En outre, le tribunal peut ordonner la fermeture temporaire ou définitive de l'entreprise. Cette mesure laisse entiers les droits des tiers, en particulier ceux des travailleurs de l'entreprise.
En outre, le tribunal peut ordonner la fermeture temporaire ou définitive de l'entreprise. Cette mesure laisse entiers les droits des tiers, en particulier ceux des travailleurs de l'entreprise.
Art.27. De kosten van de krachtens artikel 22, 4°, c, verrichte identificatie en analyse zijn ten laste van de veroordeelde. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.27. Les frais d'identification et d'analyse effectués en vertu de l'article 22, 4°, c, sont à charge du condamné.
Art.28. De werkgever is burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de boeten waartoe zijn aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld, evenals van de identificatie- en analysekosten die krachtens artikel 27 te hunnen laste werden gelegd. De werkgever is eveneens burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de gerechtskosten. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.28. L'employeur est civilement responsable des amendes auxquelles ses préposés ou mandataires ont été condamnés ainsi que des frais d'identification et d'analyse mis à leur charge en vertu de l'article 27. L'employeur est également civilement responsable des frais de justice.
Art.29. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, uitgezonderd hoofdstuk V, maar met inbegrip van hoofdstuk VII, en van artikel 85, zijn van toepassing op de bij deze wet bepaalde misdrijven. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.29. Toutes les dispositions du Livre 1er du Code pénal, le chapitre V excepté mais le chapitre VII et l'article 85 compris, sont applicables aux infractions prévues par la présente loi.
Art.30. De giftige afval en de vervoermiddelen, die gediend hebben om de door deze wet gesanctioneerde overtredingen te plegen, kunnen verbeurd verklaard worden, zelfs wanneer ze niet aan de overtreder toebehoren. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/30, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.30. Même lorsqu'ils n'appartiennent pas au contrevenant, les déchets toxiques et les moyens de transport qui ont servi à commettre les infractions réprimées par la présente loi peuvent être confisqués.
HOOFDSTUK IV. _ Slotbepalingen.
Chapitre IV _ Dispositions finales.
Art.31.
Art.32.
Art.33. De wet van 26 december 1876 waarbij de Regering wordt gemachtigd, de invoer, de doorvoer evenals de overlading in een Belgische haven van bepaalde giftige stoffen te verbieden, gewijzigd bij de wet van 20 december 1897, wordt opgeheven. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art.33.
Art.34.
Art. 35. De Koning oefent de Hem krachtens de bepalingen van deze wet toegekende machten uit op voorstel van de Minister tot wiens bevoegdheid de Arbeid behoort.
Wanneer maatregelen te nemen ter uitvoering van deze wet, gebieden betreffen die gereglementeerd zijn of kunnen worden op initiatief van andere Ministers dan die tot wiens bevoegdheid de Arbeid behoort, vermeldt de aanhef van deze maatregelen het akkoord van de betrokken Ministers. Die maatregelen worden desgevallend gezamelijk door de betrokken Ministers voorgesteld en door hen, ieder wat hem betreft, in gemeen overleg uitgevoerd. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Wanneer maatregelen te nemen ter uitvoering van deze wet, gebieden betreffen die gereglementeerd zijn of kunnen worden op initiatief van andere Ministers dan die tot wiens bevoegdheid de Arbeid behoort, vermeldt de aanhef van deze maatregelen het akkoord van de betrokken Ministers. Die maatregelen worden desgevallend gezamelijk door de betrokken Ministers voorgesteld en door hen, ieder wat hem betreft, in gemeen overleg uitgevoerd. <NOTA : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij ORD 1991-03-07/36, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 03-05-1991>
Art. 35. Le Roi exerce les pouvoirs à Lui confiés par la présente loi sur la proposition du Ministre qui a le Travail dans ses attributions.
Lorsque des mesures sont à prendre en exécution de la présente loi concernant les domaines réglementés ou susceptibles d'être réglementés à l'initiative d'autres Ministres que celui qui a le Travail dans ses attributions, ces mesures doivent porter, dans leur préambule, référence à l'accord des Ministres intéressés. Le cas échéant, ces mesures sont proposées conjointement par les Ministres intéressés et exécutées par eux, d'un commun accord chacun en ce qui le concerne.
Lorsque des mesures sont à prendre en exécution de la présente loi concernant les domaines réglementés ou susceptibles d'être réglementés à l'initiative d'autres Ministres que celui qui a le Travail dans ses attributions, ces mesures doivent porter, dans leur préambule, référence à l'accord des Ministres intéressés. Le cas échéant, ces mesures sont proposées conjointement par les Ministres intéressés et exécutées par eux, d'un commun accord chacun en ce qui le concerne.