Artikel 1. <KB 13-12-1978, art. 1, BS 13-01-1979> § 1. Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse Gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de Minister voorlopig vastgestelde ontwerp-gewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.
De ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen omschrijven de bestemmingsgebieden en geven aanwijzingen omtrent de verkeerswegen, met aanwending van de in hoofdstuk II bepaalde nomenclatuur en van de in de bijlage bij dit besluit opgenomen conventionele tekens.
De hoofdstukken II en III, zijn voor de in een ontwerp-gewestplan of een gewestplan begrepen grond van toepassing vanaf de dag waarop dat plan van kracht wordt.
§ 2. In de ontwerp-gewestplannen en in de gewestplannen kunnen aanvullende stedebouwkundige voorschriften worden opgenomen, ook al strekken zij tot regeling van toestanden die niet eigen zijn aan één of meer gewesten.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
28 DECEMBER 1972. - Koninklijk besluit betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen. (NOTA 1 : Gecodificeerd voor het Waals Gewest, bij BWG1984-05-14/36, art. 1, 11°). (NOTA 2 : Opgeheven voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, bij BSL 1998-07-16/49, art. 12 Inwerkingtreding : 19-08-1998)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-08-2012 en tekstbijwerking tot 13-08-2012)
Titre
28 DECEMBRE 1972. - Arrêté royal relatif à la présentation et à la mise en oeuvre des projets de plans et des plans de secteur. (NOTE 1 : Codifié pour la Région wallonne, par ARW1984-05-14/36, art. 1er, 11°). (NOTE 2 : Abrogé pour la Région de Bruxelles-Capitale, par ARR 1998-07-16/49, art. 12, En vigueur : 19-08-1998)(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 13-08-2012 et mise à jour au 13-08-2012)
Informations sur le document
Numac: 1972122803
Datum: 1972-12-28
Info du document
Numac: 1972122803
Date: 1972-12-28
Table des matières
Tekst (30)
Texte (30)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
CHAPITRE Ier. - Champ d'application.
Article 1. <AR 13-12-1978, art. 1er, MB 13-01-1979> § 1er. Le présent arrêté détermine pour la région flamande, les dispositions générales concernant l'établissement et la mise en exécution des projets de plans de secteur arrêtés provisoirement par le Ministre et de plans de secteur arrêtés par le Roi.
Les projets de plans et les plans de secteur définissent les zones d'affectation et donnent les indications relatives aux voies de communication en se conformant à la nomenclature prévue au chapitre II et en utilisant les symboles graphiques reproduits à l'annexe au présent arrêté.
Les chapitres II et III sont d'application pour la partie du territoire qu'englobe un projet de plan ou un plan de secteur, à partir de la date d'entrée en vigueur de celui-ci.
§ 2. Les projets de plans de secteur et les plans de secteur peuvent prévoir des prescriptions urbanistiques complémentaires, même si elles sont destinées à régler de situations qui ne sont pas propres à un ou plusieurs secteurs.
Les projets de plans et les plans de secteur définissent les zones d'affectation et donnent les indications relatives aux voies de communication en se conformant à la nomenclature prévue au chapitre II et en utilisant les symboles graphiques reproduits à l'annexe au présent arrêté.
Les chapitres II et III sont d'application pour la partie du territoire qu'englobe un projet de plan ou un plan de secteur, à partir de la date d'entrée en vigueur de celui-ci.
§ 2. Les projets de plans de secteur et les plans de secteur peuvent prévoir des prescriptions urbanistiques complémentaires, même si elles sont destinées à régler de situations qui ne sont pas propres à un ou plusieurs secteurs.
HOOFDSTUK II. - Bestemming en gebruik van de grond.
CHAPITRE II. - La destination des zones et les modes d'utilisation du sol.
Art.2. Indeling in gebieden.
De in artikel 1 bedoelde grond wordt ingedeeld in :
1. woongebieden;
2. industriegebieden;
3. dienstverleningsgebieden;
4. landelijke gebieden;
5. recreatiegebieden;
6. gebieden bestemd voor ander grondgebruik.
De woongebieden kunnen worden onderverdeeld in :
1.0. woongebieden;
1.1. woonuitbreidingsgebieden;
1.2. bovendien kan het plan, in overdruk over voornoemde gebieden de volgende nadere aanwijzingen bevatten :
1.2.1. de dichtheid, waarbij kunnen worden onderscheiden :
1.2.1.1. gebieden met grote dichtheid;
1.2.1.2. gebieden met middelgrote dichtheid;
1.2.1.3. gebieden met geringe dichtheid;
1.2.1.4. woonparken;
1.2.2. woongebieden met een landelijk karakter;
1.2.3. de culturele, historische en/of esthetische waarde van het gebied.
2.0. De industriegebieden kunnen de volgende nadere aanwijzingen bevatten ter onderscheiding van :
2.1. gebieden voor vervuilende industrieën;
2.2. gebieden voor milieubelastende industrieën;
2.3. gebieden voor ambachtelijke bedrijven of gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen.
3.0. De dienstverleningsgebieden kunnen worden onderverdeeld in :
3.1. gebieden hoofdzakelijk bestemd voor de vestiging van grootwinkelbedrijven.
4.0. Het landelijk gebied kan worden onderverdeeld in :
4.1. agrarische gebieden;
4.2. bosgebieden;
4.3. groengebieden, waaronder kunnen onderscheiden worden :
4.3.1. natuurgebieden;
4.3.2. natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten;
4.4. parkgebieden;
4.5. bufferzones;
4.6. bovendien kan het plan, in overdruk, over het landelijk gebied de volgende nadere aanwijzingen bevatten :
4.6.1. landschappelijk waardevolle gebieden;
4.6.2. landelijke gebieden met toeristische waarde.
5.0. De recreatiegebieden kunnen worden onderverdeeld in :
5.1. gebieden voor dagrecreatie;
5.2. gebieden voor verblijfrecreatie.
6.0. De gebieden bestemd voor ander grondgebruik, kunnen worden ingedeeld in :
6.1. militaire domeinen;
6.2. gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
6.3. ontginningsgebieden;
6.4. andere gebieden.
De in artikel 1 bedoelde grond wordt ingedeeld in :
1. woongebieden;
2. industriegebieden;
3. dienstverleningsgebieden;
4. landelijke gebieden;
5. recreatiegebieden;
6. gebieden bestemd voor ander grondgebruik.
De woongebieden kunnen worden onderverdeeld in :
1.0. woongebieden;
1.1. woonuitbreidingsgebieden;
1.2. bovendien kan het plan, in overdruk over voornoemde gebieden de volgende nadere aanwijzingen bevatten :
1.2.1. de dichtheid, waarbij kunnen worden onderscheiden :
1.2.1.1. gebieden met grote dichtheid;
1.2.1.2. gebieden met middelgrote dichtheid;
1.2.1.3. gebieden met geringe dichtheid;
1.2.1.4. woonparken;
1.2.2. woongebieden met een landelijk karakter;
1.2.3. de culturele, historische en/of esthetische waarde van het gebied.
2.0. De industriegebieden kunnen de volgende nadere aanwijzingen bevatten ter onderscheiding van :
2.1. gebieden voor vervuilende industrieën;
2.2. gebieden voor milieubelastende industrieën;
2.3. gebieden voor ambachtelijke bedrijven of gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen.
3.0. De dienstverleningsgebieden kunnen worden onderverdeeld in :
3.1. gebieden hoofdzakelijk bestemd voor de vestiging van grootwinkelbedrijven.
4.0. Het landelijk gebied kan worden onderverdeeld in :
4.1. agrarische gebieden;
4.2. bosgebieden;
4.3. groengebieden, waaronder kunnen onderscheiden worden :
4.3.1. natuurgebieden;
4.3.2. natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten;
4.4. parkgebieden;
4.5. bufferzones;
4.6. bovendien kan het plan, in overdruk, over het landelijk gebied de volgende nadere aanwijzingen bevatten :
4.6.1. landschappelijk waardevolle gebieden;
4.6.2. landelijke gebieden met toeristische waarde.
5.0. De recreatiegebieden kunnen worden onderverdeeld in :
5.1. gebieden voor dagrecreatie;
5.2. gebieden voor verblijfrecreatie.
6.0. De gebieden bestemd voor ander grondgebruik, kunnen worden ingedeeld in :
6.1. militaire domeinen;
6.2. gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
6.3. ontginningsgebieden;
6.4. andere gebieden.
Art.2. Division de territoire en zones.
Le territoire visé à l'article 1er comporte :
1. des zones d'habitat;
2. des zones industrielles;
3. des zones de services;
4. des zones rurales;
5. des zones de loisirs;
6. des zones destinées à d'autres occupations de territoire.
Les zones d'habitat peuvent être divisées en :
1.0. zones d'habitat;
1.1. zones d'extension de l'habitat;
1.2. en outre, le plan peut comporter en surimpression aux zones précitées des indications supplémentaires visant :
1.2.1. les densités, il peut être distingué :
1.2.1.1. des zones à forte densité;
1.2.1.2. des zones à moyenne densité;
1.2.1.3. des zones à faible densité;
1.2.1.4. des parcs résidentiels;
1.2.2. des zones d'habitat à caractère rural;
1.2.3. l'intérêt culturel, historique et/ou esthétique de la zone.
2.0. Les zones industrielles peuvent recevoir des indications supplémentaires en vue de distinguer :
2.1. des zones d'industries polluantes;
2.2. des zones d'industries de nature à perturber le milieu de vie;
2.3. des zones artisanales ou zones de moyennes et petites entreprises.
3.0. Les zones de services peuvent être divisées en :
3.1. zones destinées principalement à l'implantation d'entreprises commerciales de grande dimension.
4.0. La zone rurale peut être divisée en :
4.1. zones agricoles;
4.2. zones forestières;
4.3. zones d'espaces verts parmi lesquelles il peut être distingué :
4.3.1. des zones naturelles;
4.3.2. des zones naturelles d'intérêt scientifique ou réserves naturelles;
4.4. des zones de parcs;
4.5. des zones d'isolement;
4.6. en outre, le plan peut comporter en surimpression à la zone rurale des indications supplémentaires visant :
4.6.1. les zones d'intérêt paysager;
4.6.2. les zones rurales d'intérêt touristique.
5.0. Les zones de loisirs peuvent être divisées en :
5.1. zones de récréation;
5.2. zones de récréation avec séjour.
6.0. Les zones destinées à d'autres occupations du territoire peuvent être divisées en :
6.1. domaines militaires;
6.2. zones d'équipement communautaire et de services publics;
6.3. zones d'extraction;
6.4. autres zones.
Le territoire visé à l'article 1er comporte :
1. des zones d'habitat;
2. des zones industrielles;
3. des zones de services;
4. des zones rurales;
5. des zones de loisirs;
6. des zones destinées à d'autres occupations de territoire.
Les zones d'habitat peuvent être divisées en :
1.0. zones d'habitat;
1.1. zones d'extension de l'habitat;
1.2. en outre, le plan peut comporter en surimpression aux zones précitées des indications supplémentaires visant :
1.2.1. les densités, il peut être distingué :
1.2.1.1. des zones à forte densité;
1.2.1.2. des zones à moyenne densité;
1.2.1.3. des zones à faible densité;
1.2.1.4. des parcs résidentiels;
1.2.2. des zones d'habitat à caractère rural;
1.2.3. l'intérêt culturel, historique et/ou esthétique de la zone.
2.0. Les zones industrielles peuvent recevoir des indications supplémentaires en vue de distinguer :
2.1. des zones d'industries polluantes;
2.2. des zones d'industries de nature à perturber le milieu de vie;
2.3. des zones artisanales ou zones de moyennes et petites entreprises.
3.0. Les zones de services peuvent être divisées en :
3.1. zones destinées principalement à l'implantation d'entreprises commerciales de grande dimension.
4.0. La zone rurale peut être divisée en :
4.1. zones agricoles;
4.2. zones forestières;
4.3. zones d'espaces verts parmi lesquelles il peut être distingué :
4.3.1. des zones naturelles;
4.3.2. des zones naturelles d'intérêt scientifique ou réserves naturelles;
4.4. des zones de parcs;
4.5. des zones d'isolement;
4.6. en outre, le plan peut comporter en surimpression à la zone rurale des indications supplémentaires visant :
4.6.1. les zones d'intérêt paysager;
4.6.2. les zones rurales d'intérêt touristique.
5.0. Les zones de loisirs peuvent être divisées en :
5.1. zones de récréation;
5.2. zones de récréation avec séjour.
6.0. Les zones destinées à d'autres occupations du territoire peuvent être divisées en :
6.1. domaines militaires;
6.2. zones d'équipement communautaire et de services publics;
6.3. zones d'extraction;
6.4. autres zones.
Art.3. 7.0. Het plan kan, in overdruk over voormelde gebieden, nadere aanwijzingen bevatten voor :
7.1. uitbreidingen van ontginningsgebieden;
7.2. waterwinningsgebieden;
7.3. reservatie- en erfdienstbaarheidsgebieden;
7.4. renovatiegebieden;
7.5. overstromingsgebieden;
7.6. andere gebieden.
7.1. uitbreidingen van ontginningsgebieden;
7.2. waterwinningsgebieden;
7.3. reservatie- en erfdienstbaarheidsgebieden;
7.4. renovatiegebieden;
7.5. overstromingsgebieden;
7.6. andere gebieden.
Art.3. 7.0. Le plan peut comporter en surimpression aux zones précitées des indications supplémentaire visant :
7.1. les extensions de zones d'extraction;
7.2. les zones de captage;
7.3. les zones à réservation et de servitude;
7.4. les zones à rénover;
7.5. les zones inondables;
7.6. autres zones.
7.1. les extensions de zones d'extraction;
7.2. les zones de captage;
7.3. les zones à réservation et de servitude;
7.4. les zones à rénover;
7.5. les zones inondables;
7.6. autres zones.
Art.4. Het plan geeft ook de hoofdverkeersvoorzieningen aan, namelijk :
8.0. de landwegen;
8.1. de autosnelwegen :
8.1.1. de bestaande autosnelwegen;
8.1.2. de aan te leggen autosnelwegen;
8.2. de snelverkeerswegen :
8.2.1. de bestaande snelverkeerswegen;
8.2.2. de aan te leggen snelverkeerswegen;
8.3. de hoofdverkeerswegen :
8.3.1. de bestaande hoofdverkeerswegen;
8.3.2. de aan te leggen hoofdverkeerswegen.
9.0. De spoorwegen;
9.1. de bestaande lijnen;
9.2. de aan te leggen lijnen.
10.0. De luchtvaartterreinen;
10.1. de bestaande luchtvaartterreinen;
10.2. de aan te leggen luchtvaartterreinen.
11.0. De waterwegen;
11.1. de bestaande waterwegen;
11.2. de aan te leggen waterwegen.
12.0. De transportleidingen;
12.1. de bestaande afzonderlijke leidingen;
12.2. de aan te leggen afzonderlijke leidingen;
12.3. de bestaande leidingstraten;
12.4. de aan te leggen leidingstraten.
13.0. De hoogspanningsleidingen;
13.1. de bestaande hoogspanningsleidingen;
13.2. de aan te leggen hoogspanningsleidingen.
8.0. de landwegen;
8.1. de autosnelwegen :
8.1.1. de bestaande autosnelwegen;
8.1.2. de aan te leggen autosnelwegen;
8.2. de snelverkeerswegen :
8.2.1. de bestaande snelverkeerswegen;
8.2.2. de aan te leggen snelverkeerswegen;
8.3. de hoofdverkeerswegen :
8.3.1. de bestaande hoofdverkeerswegen;
8.3.2. de aan te leggen hoofdverkeerswegen.
9.0. De spoorwegen;
9.1. de bestaande lijnen;
9.2. de aan te leggen lijnen.
10.0. De luchtvaartterreinen;
10.1. de bestaande luchtvaartterreinen;
10.2. de aan te leggen luchtvaartterreinen.
11.0. De waterwegen;
11.1. de bestaande waterwegen;
11.2. de aan te leggen waterwegen.
12.0. De transportleidingen;
12.1. de bestaande afzonderlijke leidingen;
12.2. de aan te leggen afzonderlijke leidingen;
12.3. de bestaande leidingstraten;
12.4. de aan te leggen leidingstraten.
13.0. De hoogspanningsleidingen;
13.1. de bestaande hoogspanningsleidingen;
13.2. de aan te leggen hoogspanningsleidingen.
Art.4. Le plan comporte également l'indication du réseau des principales voies de communication, à savoir :
8.0. les routes;
8.1. les autoroutes :
8.1.1. les autoroutes existantes;
8.1.2. les autoroutes à créer;
8.2. les routes express :
8.2.1. les routes express existantes;
8.2.2. les routes express à créer;
8.3. les routes de grande circulation :
8.3.1. les routes de grandes circulation existantes;
8.3.2. les routes de grande circulation à créer.
9.0. les chemins de fer;
9.1. les lignes existantes;
9.2. les lignes à créer.
10.0. les champs d'aviation;
10.1. les champs d'aviation existants;
10.2. les champs d'aviation à créer.
11.0. Les voies navigables;
11.1. les voies navigables existantes;
11.2. les voies navigables à créer.
12.0. Les canalisations principales;
12.1. les canalisations isolées existantes;
12.2. les canalisations isolées à créer;
12.3. les boulevards de canalisation existants;
12.4. les boulevards de canalisation à créer.
13.0. Les lignes électriques à haute tension;
13.1. les lignes électriques à haute tension existantes;
13.2. les lignes électriques à haute tension à créer.
8.0. les routes;
8.1. les autoroutes :
8.1.1. les autoroutes existantes;
8.1.2. les autoroutes à créer;
8.2. les routes express :
8.2.1. les routes express existantes;
8.2.2. les routes express à créer;
8.3. les routes de grande circulation :
8.3.1. les routes de grandes circulation existantes;
8.3.2. les routes de grande circulation à créer.
9.0. les chemins de fer;
9.1. les lignes existantes;
9.2. les lignes à créer.
10.0. les champs d'aviation;
10.1. les champs d'aviation existants;
10.2. les champs d'aviation à créer.
11.0. Les voies navigables;
11.1. les voies navigables existantes;
11.2. les voies navigables à créer.
12.0. Les canalisations principales;
12.1. les canalisations isolées existantes;
12.2. les canalisations isolées à créer;
12.3. les boulevards de canalisation existants;
12.4. les boulevards de canalisation à créer.
13.0. Les lignes électriques à haute tension;
13.1. les lignes électriques à haute tension existantes;
13.2. les lignes électriques à haute tension à créer.
Art.5. 1. De woongebieden :
1.0. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
1.1. De woonuitbreidingsgebieden zijn uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist, en zolang, volgens het geval, ofwel die overheid geen besluit tot vastlegging van de uitgaven voor de voorzieningen heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor.
1.0. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
1.1. De woonuitbreidingsgebieden zijn uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist, en zolang, volgens het geval, ofwel die overheid geen besluit tot vastlegging van de uitgaven voor de voorzieningen heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor.
Art.5. 1. Les zones d'habitat :
1.0. Les zones d'habitat sont les zones destinées à la résidence ainsi qu'aux activités de commerce, de service, l'artisanat et de petite industrie, pour autant qu'elles ne doivent pas être isolées dans une zone prévue à cet effet pour des raisons de bon aménagement aux espaces verts, aux établissements socioculturels, aux équipements de service public, aux équipements touristiques, aux exploitations agricoles.
Ces installations, établissements équipements ne peuvent toutefois être autorisées que pour autant qu'ils soient compatibles avec le voisinage immédiat.
1.1. Les zones d'extension de l'habitat sont réservées exclusivement à la construction groupée d'habitations tant que l'autorité compétente ne s'est pas prononcée sur l'aménagement de la zone et que, selon le cas, soit ladite autorité n'a pas pris de décision d'engagement des dépenses relatives aux équipements, soit que ces derniers n'ont pas fait l'objet d'un engagement accompagné de garantie de la part du promoteur.
1.0. Les zones d'habitat sont les zones destinées à la résidence ainsi qu'aux activités de commerce, de service, l'artisanat et de petite industrie, pour autant qu'elles ne doivent pas être isolées dans une zone prévue à cet effet pour des raisons de bon aménagement aux espaces verts, aux établissements socioculturels, aux équipements de service public, aux équipements touristiques, aux exploitations agricoles.
Ces installations, établissements équipements ne peuvent toutefois être autorisées que pour autant qu'ils soient compatibles avec le voisinage immédiat.
1.1. Les zones d'extension de l'habitat sont réservées exclusivement à la construction groupée d'habitations tant que l'autorité compétente ne s'est pas prononcée sur l'aménagement de la zone et que, selon le cas, soit ladite autorité n'a pas pris de décision d'engagement des dépenses relatives aux équipements, soit que ces derniers n'ont pas fait l'objet d'un engagement accompagné de garantie de la part du promoteur.
Art.6. 1.2. Aangaande de woongebieden kunnen de volgende nadere aanwijzingen worden gegeven :
1.2.1. de woningdichtheid : Onder woningdichtheid van een op het plan begrensd gebied wordt het aantal woningen per hectare verstaan :
1.2.1.1. de gebieden met grote dichtheid zijn die waar de gemiddelde dichtheid ten minste 25 woningen per hectare bedraagt;
1.2.1.2. De gebieden met middelgrote dichtheid zijn die waar de gemiddelde dichtheid begrepen is tussen 15 en 25 woningen per hectare;
1.2.1.3. de gebieden met geringe dichtheid zijn die waar de gemiddelde dichtheid 15 woningen per hectare niet overschrijdt;
1.2.1.4. de woonparken zijn gebieden waarin de gemiddelde woningdichtheid gering is en de groene ruimten een verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan;
1.2.2. de woongebieden met een landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven;
1.2.3. de gebieden en plaatsen van culturele, historische en/of esthetische waarde. In deze gebieden wordt de wijziging van de bestaande toestand onderworpen aan bijzondere voorwaarden, gegrond op de wenselijkheid van het behoud.
1.2.1. de woningdichtheid : Onder woningdichtheid van een op het plan begrensd gebied wordt het aantal woningen per hectare verstaan :
1.2.1.1. de gebieden met grote dichtheid zijn die waar de gemiddelde dichtheid ten minste 25 woningen per hectare bedraagt;
1.2.1.2. De gebieden met middelgrote dichtheid zijn die waar de gemiddelde dichtheid begrepen is tussen 15 en 25 woningen per hectare;
1.2.1.3. de gebieden met geringe dichtheid zijn die waar de gemiddelde dichtheid 15 woningen per hectare niet overschrijdt;
1.2.1.4. de woonparken zijn gebieden waarin de gemiddelde woningdichtheid gering is en de groene ruimten een verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan;
1.2.2. de woongebieden met een landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven;
1.2.3. de gebieden en plaatsen van culturele, historische en/of esthetische waarde. In deze gebieden wordt de wijziging van de bestaande toestand onderworpen aan bijzondere voorwaarden, gegrond op de wenselijkheid van het behoud.
Art.6. 1.2. Les zones d'habitat peuvent faire l'objet des indications supplémentaires suivantes :
1.2.1. les densités : On entend par densité d'une zone délimitée au plan, le nombre de logements par hectare :
1.2.1.1. les zones à forte densité sont celles dont la densité moyenne est d'au moins 25 logements par hectare;
1.2.1.2. les zones à moyenne densité sont celles dont la densité moyenne se situe entre 15 et 25 logements par hectare;
1.2.1.3. les zones à faible densité sont celles dont la densité moyenne ne dépasse pas 15 logements par hectare;
1.2.1.4. les parcs résidentiels sont les zones dont la densité moyenne est faible et à forte proportion d'espaces verts;
1.2.2. les zones d'habitat à caractère rural sont destinées à recevoir l'habitat en général ainsi que les exploitations agricoles;
1.2.3. les zones et sites d'intérêt culturel, historique et/ou esthétique. Dans ces zones, la modification de la situation existante est subordonnée à des conditions particulières résultant de l'intérêt de la conservation.
1.2.1. les densités : On entend par densité d'une zone délimitée au plan, le nombre de logements par hectare :
1.2.1.1. les zones à forte densité sont celles dont la densité moyenne est d'au moins 25 logements par hectare;
1.2.1.2. les zones à moyenne densité sont celles dont la densité moyenne se situe entre 15 et 25 logements par hectare;
1.2.1.3. les zones à faible densité sont celles dont la densité moyenne ne dépasse pas 15 logements par hectare;
1.2.1.4. les parcs résidentiels sont les zones dont la densité moyenne est faible et à forte proportion d'espaces verts;
1.2.2. les zones d'habitat à caractère rural sont destinées à recevoir l'habitat en général ainsi que les exploitations agricoles;
1.2.3. les zones et sites d'intérêt culturel, historique et/ou esthétique. Dans ces zones, la modification de la situation existante est subordonnée à des conditions particulières résultant de l'intérêt de la conservation.
Art.7. 2. De industriegebieden :
2.0. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk : bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.
2.0. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk : bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.
Art.7. 2. Les zones industrielles :
2.0. Elles sont destinées à l'implantation d'entreprises industrielles ou artisanales. Elles comportent une zone tampon. Si la sécurité et la bonne marche de l'entreprise l'exigent, elles peuvent comporter le logement du personnel de sécurité. En outre sont admises dans ces zones des entreprises de services auxiliaires compléments usuels des autres entreprises industrielles, notamment : agences de banque, stations services, entreprises de transport, restaurants collectifs, dépôts de marchandises destinées à la distribution nationale ou internationale.
2.0. Elles sont destinées à l'implantation d'entreprises industrielles ou artisanales. Elles comportent une zone tampon. Si la sécurité et la bonne marche de l'entreprise l'exigent, elles peuvent comporter le logement du personnel de sécurité. En outre sont admises dans ces zones des entreprises de services auxiliaires compléments usuels des autres entreprises industrielles, notamment : agences de banque, stations services, entreprises de transport, restaurants collectifs, dépôts de marchandises destinées à la distribution nationale ou internationale.
Art.8. 2.1. Voor de industriegebieden kunnen de volgende nadere aanwijzingen worden gegeven :
2.1.1. de gebieden voor vervuilende industrieën. Deze zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven die ter bescherming van het leefmilieu moeten worden afgezonderd;
2.1.2. de gebieden voor milieubelastende industrieën. Deze zijn bestemd voor bedrijven die om economische of sociale redenen moeten worden afgezonderd;
2.1.3. de gebieden voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalprodukten van schadelijke aard.
2.1.1. de gebieden voor vervuilende industrieën. Deze zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven die ter bescherming van het leefmilieu moeten worden afgezonderd;
2.1.2. de gebieden voor milieubelastende industrieën. Deze zijn bestemd voor bedrijven die om economische of sociale redenen moeten worden afgezonderd;
2.1.3. de gebieden voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalprodukten van schadelijke aard.
Art.8. 2.1. Les zones industrielles peuvent faire l'objet des indications supplémentaires suivantes :
2.1.1. les zones d'industries polluantes. Elles sont destinées à l'implantation d'entreprises qui, pour des raisons de protection du milieu de vie, doivent être isolées;
2.1.2. les zones d'industries de nature à perturber le milieu de vie. Elles sont destinées à l'implantation d'entreprises qui pour des raisons économiques ou sociales doivent être isolées;
2.1.3. les zones artisanales ou zones de moyennes et petites entreprises. Elles peuvent comporter des petits dépôts de marchandises, de véhicules usagés, de mitraille, à l'exclusion de déchets de caractère nuisible.
2.1.1. les zones d'industries polluantes. Elles sont destinées à l'implantation d'entreprises qui, pour des raisons de protection du milieu de vie, doivent être isolées;
2.1.2. les zones d'industries de nature à perturber le milieu de vie. Elles sont destinées à l'implantation d'entreprises qui pour des raisons économiques ou sociales doivent être isolées;
2.1.3. les zones artisanales ou zones de moyennes et petites entreprises. Elles peuvent comporter des petits dépôts de marchandises, de véhicules usagés, de mitraille, à l'exclusion de déchets de caractère nuisible.
Art.9. 3. De dienstverleningsgebieden :
3.0. Deze zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven of inrichtingen waarvan de functie verder reikt dan de verzorging van de buurt. Voor zover de veiligheid en de goede werking van het bedrijf of de inrichting het vereist, kunnen ze woongelegenheid voor de exploitant, de bewakers of het onderhoudspersoneel omvatten.
3.1. Gebieden hoofdzakelijk bestemd voor de vestiging van grootwinkelbedrijven. In deze gebieden kunnen tevens een of meer kleine of middelgrote ondernemingen worden gevestigd.
3.0. Deze zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven of inrichtingen waarvan de functie verder reikt dan de verzorging van de buurt. Voor zover de veiligheid en de goede werking van het bedrijf of de inrichting het vereist, kunnen ze woongelegenheid voor de exploitant, de bewakers of het onderhoudspersoneel omvatten.
3.1. Gebieden hoofdzakelijk bestemd voor de vestiging van grootwinkelbedrijven. In deze gebieden kunnen tevens een of meer kleine of middelgrote ondernemingen worden gevestigd.
Art.9. 3. Les zones de services :
3.0. Elles sont destinées à l'implantation d'entreprises ou d'établissements dépassant l'intérêt du voisinage. Elles peuvent comporter, si la sécurité et la bonne marche de l'entreprise ou de l'établissement l'exigent, le logement de l'exploitant, des gardes ou du personnel d'entretien.
3.1. Les zones principalement destinées à l'implantation d'entreprises de distribution de grande dimension. Dans ces zones une ou plusieurs petites ou moyennes entreprises peuvent être installées.
3.0. Elles sont destinées à l'implantation d'entreprises ou d'établissements dépassant l'intérêt du voisinage. Elles peuvent comporter, si la sécurité et la bonne marche de l'entreprise ou de l'établissement l'exigent, le logement de l'exploitant, des gardes ou du personnel d'entretien.
3.1. Les zones principalement destinées à l'implantation d'entreprises de distribution de grande dimension. Dans ces zones une ou plusieurs petites ou moyennes entreprises peuvent être installées.
Art.10. 4. Het landelijk gebied :
4.0. Zo de agrarische gebieden, de bosgebieden of de groene ruimten niet op het plan zijn afgelijnd, of onder voorbehoud van de hierna onder nrs. 4.1, 4.2 en 4.3 volgende bijzondere bepalingen betreffende deze zones, worden enkel die handelingen en werken toegestaan, welke noodzakelijk zijn voor het behoud van de huidige bestemming.
4.0. Zo de agrarische gebieden, de bosgebieden of de groene ruimten niet op het plan zijn afgelijnd, of onder voorbehoud van de hierna onder nrs. 4.1, 4.2 en 4.3 volgende bijzondere bepalingen betreffende deze zones, worden enkel die handelingen en werken toegestaan, welke noodzakelijk zijn voor het behoud van de huidige bestemming.
Art.10. 4. La zone rural :
4.0. A défaut de délimitation sur le plan des zones agricoles, forestières ou d'espaces verts, ou sauf les dispositions particulières ci-après relatives à ces zones reprises sous les n°s 4.1, 4.2 et 4.3, sont seuls autorisés les actes et travaux nécessaires au maintien de l'affectation actuelle.
4.0. A défaut de délimitation sur le plan des zones agricoles, forestières ou d'espaces verts, ou sauf les dispositions particulières ci-après relatives à ces zones reprises sous les n°s 4.1, 4.2 et 4.3, sont seuls autorisés les actes et travaux nécessaires au maintien de l'affectation actuelle.
Art.11. 4.1. De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 m en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.
Art.11. 4.1. Les zones agricoles sont destinées à l'agriculture au sens général du terme. Sauf dispositions particulières, les zones agricoles ne peuvent comporter que les constructions indispensables à l'exploitation, le logement des exploitants ainsi que des installations d'accueil pour autant qu'elles fassent partie intégrante d'une exploitation viable, ainsi que les entreprises para-agricoles. Les constructions destinées aux exploitations agricoles non liées au sol, soit à caractère industriel ou soit d'élevage intensif, ne peuvent être établies à moins de 300 m d'une zone d'habitat ou à moins de 100 m d'une zone d'extension de l'habitat sauf s'il s'agit d'une zone d'habitat à caractère rural. Les distances de 300 m et de 100 m ne s'appliquent cependant pas à l'extension d'exploitations existantes. La reconversion en zone forestière est admise conformément aux dispositions de l'article 35 du Code rural relatif à la délimitation des zones agricoles et forestières.
Art.12. 4.2. De bosgebieden zijn de beboste of de te bebossen gebieden, bestemd voor het bosbedrijf. Daarin zijn gebouwen toegelaten, noodzakelijk voor de exploitatie van en het toezicht op de bossen, evenals jagers- en vissershutten, op voorwaarde dat deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk. De overschakeling naar agrarisch gebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.
Art.12. 4.2. Les zones forestières sont les zones boisées ou à boiser destinées à l'exploitation. Elles peuvent comporter des constructions indispensables à l'exploitation et à la surveillance des bois ainsi que les refuges de chasse et de pêche, à la condition que ces derniers ne puissent être utilisés pour servir de résidence, même à titre temporaire. La reconversion en zone agricole est admise conformément aux dispositions de l'article 35 du Code rural relatif à la délimitation des zones agricoles et forestières.
Art.13. 4.3. De groengebieden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van het natuurlijk milieu.
4.3.1. De natuurgebieden omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moerassen, duinen, rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden. In deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk.
4.3.2. De natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten, zijn de gebieden die in hun staat bewaard moeten worden wegens hun wetenschappelijke of pedagogische waarde. In deze gebieden zijn enkel de handelingen en werken toegestaan, welke nodig zijn voor de actieve of passieve bescherming van het gebied.
4.3.1. De natuurgebieden omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moerassen, duinen, rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden. In deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk.
4.3.2. De natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten, zijn de gebieden die in hun staat bewaard moeten worden wegens hun wetenschappelijke of pedagogische waarde. In deze gebieden zijn enkel de handelingen en werken toegestaan, welke nodig zijn voor de actieve of passieve bescherming van het gebied.
Art.13. 4.3. Les zones d'espaces verts sont destinées au maintien, à la protection et à la régénération du milieu naturel.
4.3.1. Les zones naturelles comprennent des bois, des forêts, des fagnes, des bruyères, des marais, des dunes, des rochers, des alluvions, des plages et d'autres territoires de même nature. Dans ces zones peuvent être édifiés des refuges de chasse et de pêche, pour autant qu'ils ne puissent servir de résidence, même à titre temporaire.
4.3.2. Les zones naturelles d'intérêt scientifique ou réserves naturelles sont destinées à être maintenues dans leur état en fonction de leur intérêt scientifique ou pédagogique. Dans ces zones ne sont admis que les actes et travaux nécessaires à la protection active ou passive de la zone.
4.3.1. Les zones naturelles comprennent des bois, des forêts, des fagnes, des bruyères, des marais, des dunes, des rochers, des alluvions, des plages et d'autres territoires de même nature. Dans ces zones peuvent être édifiés des refuges de chasse et de pêche, pour autant qu'ils ne puissent servir de résidence, même à titre temporaire.
4.3.2. Les zones naturelles d'intérêt scientifique ou réserves naturelles sont destinées à être maintenues dans leur état en fonction de leur intérêt scientifique ou pédagogique. Dans ces zones ne sont admis que les actes et travaux nécessaires à la protection active ou passive de la zone.
Art.14. 4.4. De parkgebieden moeten in hun staat bewaard worden of zijn bestemd om zodanig ingericht te worden, dat ze, in de al dan niet verstedelijkte gebieden, hun sociale functie kunnen vervullen.
4.5. De bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden.
4.5. De bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden.
Art.14. 4.4. Les zones de parc sont à maintenir dans leur état ou destinées à être aménagées afin qu'elles puissent remplir dans les territoires urbanisés ou non leur rôle social.
4.5. Les zones tampons sont destinées à être maintenues dans leur état ou aménagées en zone verte afin de constituer une transition entre des zones afin de constituer une transition entre des zones dont les destinations sont incompatibles entre elles ou qu'il est nécessaire de séparer pour réaliser un bon aménagement des lieux.
4.5. Les zones tampons sont destinées à être maintenues dans leur état ou aménagées en zone verte afin de constituer une transition entre des zones afin de constituer une transition entre des zones dont les destinations sont incompatibles entre elles ou qu'il est nécessaire de séparer pour réaliser un bon aménagement des lieux.
Art.15. 4.6. Voor landelijke gebieden kunnen volgende nadere aanwijzingen worden gegeven :
4.6.1. De landschappelijke waardevolle gebieden zijn gebieden waarvoor bepaalde beperkingen gelden met het doel het landschap te beschermen of aan landschapsontwikkeling te doen. In deze gebieden mogen alle handelingen en werken worden uitgevoerd die overeenstemmen met de in grondkleur aangegeven bestemming, voor zover zij de schoonheidswaarde van het landschap niet in gevaar brengen.
4.6.2. De landelijke gebieden met toeristische waarde zijn gebieden waarin, met behoud van de landelijke bestemming, recreatieve en toeristische accommodatie toegestaan is, bij uitsluiting van alle verblijfsaccommodatie.
4.6.1. De landschappelijke waardevolle gebieden zijn gebieden waarvoor bepaalde beperkingen gelden met het doel het landschap te beschermen of aan landschapsontwikkeling te doen. In deze gebieden mogen alle handelingen en werken worden uitgevoerd die overeenstemmen met de in grondkleur aangegeven bestemming, voor zover zij de schoonheidswaarde van het landschap niet in gevaar brengen.
4.6.2. De landelijke gebieden met toeristische waarde zijn gebieden waarin, met behoud van de landelijke bestemming, recreatieve en toeristische accommodatie toegestaan is, bij uitsluiting van alle verblijfsaccommodatie.
Art.15. 4.6. La zone rurale peut faire l'objet des indications supplémentaires suivantes :
4.6.1. Les zones d'intérêt paysager sont des zones soumises à certaines restrictions destinées à la sauvegarde ou à la formation du paysage. Dans ces zones peuvent être accomplis tous les actes et travaux correspondant à la destination donnée par la teinte de fond pour autant qu'ils ne mettent pas en péril la valeur esthétique du paysage.
4.6.2. Les zones d'intérêt touristique sont des zones qui, tout en respectant la vocation rurale, peuvent recevoir des équipements récréatifs et touristiques, à l'exclusion de tout équipement de séjour.
4.6.1. Les zones d'intérêt paysager sont des zones soumises à certaines restrictions destinées à la sauvegarde ou à la formation du paysage. Dans ces zones peuvent être accomplis tous les actes et travaux correspondant à la destination donnée par la teinte de fond pour autant qu'ils ne mettent pas en péril la valeur esthétique du paysage.
4.6.2. Les zones d'intérêt touristique sont des zones qui, tout en respectant la vocation rurale, peuvent recevoir des équipements récréatifs et touristiques, à l'exclusion de tout équipement de séjour.
Art.16. 5. De recreatiegebieden :
5.0. De recreatiegebieden zijn bestemd voor het aanbrengen van recreatieve en toeristische accommodatie, al dan niet met inbegrip van de verblijfsaccommodatie. In deze gebieden kunnen de handelingen en werken aan beperkingen worden onderworpen ten einde het recreatief karakter van de gebieden te bewaren.
5.1. De gebieden voor dagrecreatie bevatten enkel de recreatieve en toeristische accommodatie, bij uitsluiting van alle verblijfsaccommodatie.
5.2. De gebieden voor dag- en verblijfsrecreatie zijn bestemd voor de recreatieve en toeristische accommodatie alsmede de verblijfsaccommodatie met inbegrip van de kampeerterreinen, de gegroepeerde chalets, de kampeerverblijfparken en de weekendsverblijfparken.
5.0. De recreatiegebieden zijn bestemd voor het aanbrengen van recreatieve en toeristische accommodatie, al dan niet met inbegrip van de verblijfsaccommodatie. In deze gebieden kunnen de handelingen en werken aan beperkingen worden onderworpen ten einde het recreatief karakter van de gebieden te bewaren.
5.1. De gebieden voor dagrecreatie bevatten enkel de recreatieve en toeristische accommodatie, bij uitsluiting van alle verblijfsaccommodatie.
5.2. De gebieden voor dag- en verblijfsrecreatie zijn bestemd voor de recreatieve en toeristische accommodatie alsmede de verblijfsaccommodatie met inbegrip van de kampeerterreinen, de gegroepeerde chalets, de kampeerverblijfparken en de weekendsverblijfparken.
Art.16. 5. Les zones de loisirs :
5.0. Les zones de loisirs sont destinées à recevoir les équipements récréatifs et touristiques y compris ou non les équipements de séjour. Dans ces zones, les actes et travaux peuvent être soumis à des restrictions afin de respecter le caractère récréatif des zones.
5.1. Les zones de récréation sont destinées à ne recevoir que des équipements récréatifs et touristiques à l'exclusion de tout équipement de séjour.
5.2. Les zones de récréation et de séjour sont destinées à recevoir les équipements récréatifs et touristiques ainsi que les équipements de séjour y compris les campings, les chalets groupés, les parcs résidentiels de camping et les parcs résidentiels de week-end.
5.0. Les zones de loisirs sont destinées à recevoir les équipements récréatifs et touristiques y compris ou non les équipements de séjour. Dans ces zones, les actes et travaux peuvent être soumis à des restrictions afin de respecter le caractère récréatif des zones.
5.1. Les zones de récréation sont destinées à ne recevoir que des équipements récréatifs et touristiques à l'exclusion de tout équipement de séjour.
5.2. Les zones de récréation et de séjour sont destinées à recevoir les équipements récréatifs et touristiques ainsi que les équipements de séjour y compris les campings, les chalets groupés, les parcs résidentiels de camping et les parcs résidentiels de week-end.
Art.17. 6. De gebieden bestemd voor ander grondgebruik :
6.0. In deze gebieden is woongelegenheid toegestaan voor zover die noodzakelijk is voor de goede werking van de inrichtingen.
6.1. De militaire domeinen.
6.2. De gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
6.3. De ontginningsgebieden. In deze gebieden dient rondom een afzonderingsgordel te worden aangelegd, waarvan de breedte vastgesteld wordt door de bijzondere voorschriften. Na de stopzetting van de ontginningen dient de oorspronkelijke of toekomstige bestemming, die door de grondkleur op het plan is aangegeven, te worden geëerbiedigd. Voorwaarden voor de sanering van de plaats moeten worden opgelegd opdat de aangegeven bestemming kan worden gerealiseerd.
6.4. Eigen gebieden van sommige gewestplannen.
6.0. In deze gebieden is woongelegenheid toegestaan voor zover die noodzakelijk is voor de goede werking van de inrichtingen.
6.1. De militaire domeinen.
6.2. De gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
6.3. De ontginningsgebieden. In deze gebieden dient rondom een afzonderingsgordel te worden aangelegd, waarvan de breedte vastgesteld wordt door de bijzondere voorschriften. Na de stopzetting van de ontginningen dient de oorspronkelijke of toekomstige bestemming, die door de grondkleur op het plan is aangegeven, te worden geëerbiedigd. Voorwaarden voor de sanering van de plaats moeten worden opgelegd opdat de aangegeven bestemming kan worden gerealiseerd.
6.4. Eigen gebieden van sommige gewestplannen.
Art.17. 6. Les zones destinées à d'autres occupations du territoire :
6.0. Ces zones peuvent comporter l'habitat indispensable au fonctionnement des installations.
6.1. les domaines militaires.
6.2. Les zones d'équipement communautaire et d'utilité publique.
6.3. Les zones d'extraction. A l'intérieur de ces zones, il y a lieu d'aménager une zone d'isolement périphérique dont la largeur est déterminée par les prescriptions particulières. Lorsque les extractions sont terminées, la destination primitive ou future correspondant à la teinte de fond inscrite sur le plan doit être respectée. Des conditions d'assainissement du site doivent être imposées pour que la destination indiquée puisse être réalisée.
6.4. Zones propres à certains plans de secteur.
6.0. Ces zones peuvent comporter l'habitat indispensable au fonctionnement des installations.
6.1. les domaines militaires.
6.2. Les zones d'équipement communautaire et d'utilité publique.
6.3. Les zones d'extraction. A l'intérieur de ces zones, il y a lieu d'aménager une zone d'isolement périphérique dont la largeur est déterminée par les prescriptions particulières. Lorsque les extractions sont terminées, la destination primitive ou future correspondant à la teinte de fond inscrite sur le plan doit être respectée. Des conditions d'assainissement du site doivent être imposées pour que la destination indiquée puisse être réalisée.
6.4. Zones propres à certains plans de secteur.
Art.18. 7.1. De uitbreidingen van ontginningsgebieden zijn bestemd om te voorzien in de noodzakelijke grondreserves voor de ontginning. Ze mogen pas aangesneden worden wanneer de in exploitatie zijnde ontginningsgebieden uitgeput zijn. In afwachting van hun exploitatie, zijn deze uitbreidingsgebieden onderworpen aan de voorschriften die gelden voor het in de grondkleur aangegeven gebied, mits de toekomstige bestemming daardoor niet in gevaar wordt gebracht.
7.2. De waterwinningsgebieden zijn die waar ten aanzien van de uitvoering van handelingen en werken beperkingen kunnen worden opgelegd met het doel de waterwinning te beschermen (drinkwater, industriewater, bronwater).
7.3. De reservatie- en erfdienstbaarheidsgebieden zijn die waar perken kunnen worden opgesteld aan de handelingen en werken, ten einde de nodige ruimten te reserveren voor de uitvoering van werken van openbaar nut, of om deze werken te beschermen of instand te houden.
7.4. In de renovatiegebieden mogen werken worden uitgevoerd die de sanering, de vernieuwing of de omschakeling van deze gebieden niet in gevaar brengen, of die bijdragen tot de verwezenlijking van deze oogmerken.
7.5. In de overstromingsgebieden is de uitvoering van alle handelingen en werken ofwel verboden, ofwel aan bijzondere voorwaarden onderworpen, zolang de noodzakelijke maatregelen ter voorkoming van de zich geregeld voordoende overstromingen niet genomen zijn.
7.6. Eigen gebieden van sommige gewestplannen.
7.2. De waterwinningsgebieden zijn die waar ten aanzien van de uitvoering van handelingen en werken beperkingen kunnen worden opgelegd met het doel de waterwinning te beschermen (drinkwater, industriewater, bronwater).
7.3. De reservatie- en erfdienstbaarheidsgebieden zijn die waar perken kunnen worden opgesteld aan de handelingen en werken, ten einde de nodige ruimten te reserveren voor de uitvoering van werken van openbaar nut, of om deze werken te beschermen of instand te houden.
7.4. In de renovatiegebieden mogen werken worden uitgevoerd die de sanering, de vernieuwing of de omschakeling van deze gebieden niet in gevaar brengen, of die bijdragen tot de verwezenlijking van deze oogmerken.
7.5. In de overstromingsgebieden is de uitvoering van alle handelingen en werken ofwel verboden, ofwel aan bijzondere voorwaarden onderworpen, zolang de noodzakelijke maatregelen ter voorkoming van de zich geregeld voordoende overstromingen niet genomen zijn.
7.6. Eigen gebieden van sommige gewestplannen.
Art.18. 7.1. Les extensions de zone d'extraction sont destinées à assurer les réserves de terrains nécessaires à l'extraction. Elles ne peuvent être entamées que lorsque les zones en activité sont épuisées. En attendant leur exploitation, ces zones sont régies par les mesures applicables à la zone correspondant à la teinte de fond, sous réserve de ne pas mettre en cause leur destination future.
7.2. Les zones de captage sont celles dans lesquelles des restrictions peuvent être imposées à l'accomplissement des actes et travaux en vue de protéger les captages d'eau (eau potable, industrielle ou thermale).
7.3. Les zones de réservation et de servitude sont celles dans lesquelles des restrictions peuvent être imposées aux actes et travaux dans le but de réserver les espaces nécessaires à la réalisation d'ouvrages d'utilité publique ou d'en assurer la protection ou le maintien.
7.4. Dans les zones à rénover peuvent être exécutés les travaux qui ne mettent pas en péril l'assainissement, le renouvellement ou la reconversion de ces zones ou qui y contribuent.
7.5. Dans les zones inondables l'exécution de tous actes et travaux est soit interdite, soit subordonnée à des conditions spéciales, aussi longtemps que les mesures nécessaires ne sont pas réalisées en vue d'éviter des inondations périodiques.
7.6. Zones propres à certains plans de secteur.
7.2. Les zones de captage sont celles dans lesquelles des restrictions peuvent être imposées à l'accomplissement des actes et travaux en vue de protéger les captages d'eau (eau potable, industrielle ou thermale).
7.3. Les zones de réservation et de servitude sont celles dans lesquelles des restrictions peuvent être imposées aux actes et travaux dans le but de réserver les espaces nécessaires à la réalisation d'ouvrages d'utilité publique ou d'en assurer la protection ou le maintien.
7.4. Dans les zones à rénover peuvent être exécutés les travaux qui ne mettent pas en péril l'assainissement, le renouvellement ou la reconversion de ces zones ou qui y contribuent.
7.5. Dans les zones inondables l'exécution de tous actes et travaux est soit interdite, soit subordonnée à des conditions spéciales, aussi longtemps que les mesures nécessaires ne sont pas réalisées en vue d'éviter des inondations périodiques.
7.6. Zones propres à certains plans de secteur.
HOOFDSTUK III. - Voorschriften betreffende de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen.
CHAPITRE III. - Prescriptions relatives à la mise en oeuvre des projets de plans et des plans de secteur.
Art.19. Onverminderd de andere nadere voorschriften betreffende het grondgebruik, die voortvloeien uit gemeentelijke plannen van aanleg of uit vigerende verkavelingsvergunningen, uit algemene of gemeentelijke bouw-, verkavelings- of wegenordeningen, of uit wettelijke erfdienstbaarheden van openbaar nut, bepalen de bouw- en verkavelingsvergunningen, binnen de door de gewestplannen en ontwerp-gewestplannen gestelde perken, de bestemming, de bebouwingsdichtheid, de plaatsing, de afmetingen en het uiterlijk van de bouwwerken en installaties, alsmede de voorwaarden voor de uitvoering van de andere handelingen en werken, bedoeld in artikel 44 van de organieke wet.
De verkavelingsvergunningen bepalen tevens de perceelsafmetingen en het tracé van de wegen in verband met de aanleg van de verkavelingen.
De vergunning wordt evenwel, ook al is de aanvraag niet in strijd met het gewestplan of ontwerp-gewestplan, slechts afgegeven zo de uitvoering van de handelingen en werken verenigbaar is met de goede plaatselijke ordening.
De verkavelingsvergunningen bepalen tevens de perceelsafmetingen en het tracé van de wegen in verband met de aanleg van de verkavelingen.
De vergunning wordt evenwel, ook al is de aanvraag niet in strijd met het gewestplan of ontwerp-gewestplan, slechts afgegeven zo de uitvoering van de handelingen en werken verenigbaar is met de goede plaatselijke ordening.
Art.19. Sans préjudice des autres dispositions plus précises relatives à l'utilisation du sol découlant de plans communaux d'aménagement ou de permis de lotir en vigueur, de règlements généraux ou communaux sur la bâtisse, les lotissements ou la voirie, ou de servitudes légales d'utilité publique, les permis de lotir et de bâtir déterminent, dans les limites tracées par les plans de secteur ou projets de plan de secteur, la destination, la densité d'occupation, l'implantation, les dimensions et l'aspect des constructions et installations, de même que les conditions d'exécution des autres actes et travaux visés à l'article 44 de la loi organique.
Les permis de lotir déterminent de même les dimensions des parcelles et le tracé de la voirie en rapport avec l'aménagement des lotissements.
Toutefois le permis n'est délivré, même si la demande n'est pas en contradiction avec le plan de secteur ou le projet de plan de secteur, que si la réalisation des actes et travaux est compatible avec le bon aménagement local.
Les permis de lotir déterminent de même les dimensions des parcelles et le tracé de la voirie en rapport avec l'aménagement des lotissements.
Toutefois le permis n'est délivré, même si la demande n'est pas en contradiction avec le plan de secteur ou le projet de plan de secteur, que si la réalisation des actes et travaux est compatible avec le bon aménagement local.
Art. 20. Bouwwerken voor openbare diensten en gemeenschapsvoorzieningen kunnen ook buiten de daarvoor speciaal bestemde gebieden worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de algemene bestemming en met het architectonisch karakter van het betrokken gebied.
Art.20. En dehors des zones qui leur sont plus spécialement réservées, les constructions de service public et celles d'équipement communautaire peuvent être admises dans une mesure compatible avec la destination générale de la zone considérée et son caractère architectural.
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
COMMUNAUTES ET REGIONS
Art.21. (Vlaams Gewest) (...)
Art.21. (Région flamande) (...)
Art.22. (Vlaams Gewest) (...)
Art.22. (Région flamande) (...)
Art.23. (Vlaams Gewest) Onverminderd artikel 21 en artikel 6, zijn de navolgende regelen van toepassing in alle gebieden niet zijnde woongebieden, met uitsluiting van de industriegebieden, de ontginningsgebieden, de natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de overstromingsgebieden.
1° (...)
2° (...)
1° (...)
2° (...)
Art.23. (Région flamande) Sans préjudice de l'article 21 et de l'article 6, les règles ci-après sont d'application dans les zones autres que les zones d'habitat, à l'exclusion des zones industrielles, des zones d'extraction, des zones naturelles d'intérêt scientifique et des zones inondables.
1° (...)
2° (...)
1° (...)
2° (...)
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
CHAPITRE IV. - Dispositions finales.
Art.24. Onze Minister van Openbare Werken en Onze Staatssecretarissen voor Huisvesting en Ruimtelijke Ordening zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
Art.24. Notre Ministre des Travaux publics et Nos Secrétaires d'Etat au Logement et à l'Aménagement du Territoire sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGE.
ANNEXE.
Art. N. Bijlage tot het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen. (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie BS 10-02-1973).
Art. N. Annexe à l'arrêté royal du 28 décembre 1972 relative à la présentation et à la mise en oeuvre des projets de plan et des plans secteurs : (Tableau non repris pour des raisons techniques. Voir MB 10-02-1973).