Artikel 1. Alle kolenmijnen met ondergrondse werken zijn voorzien van bergplaatsen voor ademhalingstoestellen die hun verschillende zetels kunnen bedienen als zich een ongeval voordoet.
Deze ademhalingstoestellen zijn van het autonome type, waarbij de drager wordt afgesloten van de buitenlucht en hebben een laadvermogen dat voldoende is om een voortdurend verblijf van ten minste twee uren in een voor inademing ongeschikt midden mogelijk te maken. Deze duur mag tot vijfentwintig minuten verminderd worden voor ademhalingstoestellen die alleen voor de aftocht van de redders moeten dienen. Zij zijn van een door de Directeur-Generaal der mijnen aangenomen type.
De ademhalingstoestellen worden voortdurend in goede staat van werking gehouden. In iedere bergplaats worden de nodige maatregelen ten minste vierentwintig uren te kunnen gebruiken.
De verantwoordelijke agent zorgt voor de goede werking van de bergplaats.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
10 JULI 1972. - Koninklijk besluit betreffende het reddingswezen in de kolenmijnen. (NOTA : opeheven voor het Vlaamse Gewest <BVR2011-07-15/41, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 06-09-2013>)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-09-2011 en tekstbijwerking tot 06-09-2011)
Titre
10 JUILLET 1972. - Arrêté royal relatif au sauvetage dans les mines de houille. (NOTE : abrogé pour la Région flamande <AGF2011-07-15/41, art. 31, 002; En vigueur : 06-09-2013>)(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 06-09-2011 et mise à jour au 06-09-2011)
Informations sur le document
Numac: 1972071007
Datum: 1972-07-10
Info du document
Numac: 1972071007
Date: 1972-07-10
Tekst (13)
Texte (13)
Article 1. Toutes les mines de houille comprenant des travaux souterrains sont pourvues de dépôts d'appareils respiratoires pouvant desservir rapidement leurs divers sièges en cas d'accident.
Ces appareils respiratoires sont du système autonome, isolant le porteur de l'atmosphère extérieure et ont une capacité de charge suffisante pour permettre un séjour continu de deux heures au moins dans une atmosphère irrespirable. Cette durée d'utilisation peut être réduite à vingt-cinq minutes pour les appareils respiratoires destinés uniquement au retrait des sauveteurs.
Ils sont d'un type agréé par le directeur général des mines.
Les appareils respiratoires sont maintenus constamment en bon état de fonctionnement. Dans chaque dépôt les mesures nécessaires sont prises pour pouvoir les utiliser tous simultanément et à tout moment pendant vingt-quatre heures au moins.
L'agent responsable veille au bon fonctionnement du dépôt.
Ces appareils respiratoires sont du système autonome, isolant le porteur de l'atmosphère extérieure et ont une capacité de charge suffisante pour permettre un séjour continu de deux heures au moins dans une atmosphère irrespirable. Cette durée d'utilisation peut être réduite à vingt-cinq minutes pour les appareils respiratoires destinés uniquement au retrait des sauveteurs.
Ils sont d'un type agréé par le directeur général des mines.
Les appareils respiratoires sont maintenus constamment en bon état de fonctionnement. Dans chaque dépôt les mesures nécessaires sont prises pour pouvoir les utiliser tous simultanément et à tout moment pendant vingt-quatre heures au moins.
L'agent responsable veille au bon fonctionnement du dépôt.
Art.2. De mijnen richten individueel of gezamenlijk één of meer reddingscentrales op. Een reddingscentrale voldoet aan de volgende vereisten :
1° Zij staat onder de leiding van een directeur, die ten minste één monitor onder zijn bevel heeft, welke bekwaam is hem bij deze taak te helpen en hem desnoods te vervangen. Eén van deze personen woont in de onmiddellijke nabijheid van de centrale.
De direkteur van de centrale organiseert onder meer de hierna in artikel 3 voorgeschreven oefeningen.
2° Zij beschikt over een voldoend aantal reserve-ademhalingstoestellen voor het onderrichten en trainen van de redders en over materieel en benodigdheden waarvan de kwaliteit en de hoeveelheid vastgesteld worden in het "organisatieplan voor het reddingswezen in de mijnen" waarvan in artikel 4 sprake is.
3° Zij is door het openbaar telefoonnet of door een ander even snel middel verbonden met al de zetels en er zijn schikkingen genomen om op ieder ogenblik, zowel overdag als 's nachts, verbinding te kunnen krijgen.
De mijnen mogen de in artikel 1 bedoelde bergplaatsen vervangen door bergplaatsen in de reddingscentrales. In dat geval staat er voortdurend een snel vervoermiddel in de centrale, klaar om te vertrekken en voorzien van ten minste tien ademhalingstoestellen die volkomen in staat zijn om te werken.
1° Zij staat onder de leiding van een directeur, die ten minste één monitor onder zijn bevel heeft, welke bekwaam is hem bij deze taak te helpen en hem desnoods te vervangen. Eén van deze personen woont in de onmiddellijke nabijheid van de centrale.
De direkteur van de centrale organiseert onder meer de hierna in artikel 3 voorgeschreven oefeningen.
2° Zij beschikt over een voldoend aantal reserve-ademhalingstoestellen voor het onderrichten en trainen van de redders en over materieel en benodigdheden waarvan de kwaliteit en de hoeveelheid vastgesteld worden in het "organisatieplan voor het reddingswezen in de mijnen" waarvan in artikel 4 sprake is.
3° Zij is door het openbaar telefoonnet of door een ander even snel middel verbonden met al de zetels en er zijn schikkingen genomen om op ieder ogenblik, zowel overdag als 's nachts, verbinding te kunnen krijgen.
De mijnen mogen de in artikel 1 bedoelde bergplaatsen vervangen door bergplaatsen in de reddingscentrales. In dat geval staat er voortdurend een snel vervoermiddel in de centrale, klaar om te vertrekken en voorzien van ten minste tien ademhalingstoestellen die volkomen in staat zijn om te werken.
Art.2. Les mines établissent, individuellement ou collectivement, une ou des centrales de sauvetage. Une centrale de sauvetage satisfait aux conditions suivantes :
1° Elle est dirigée par un directeur qui a sous ses ordres au moins un moniteur capable de l'aider dans cette tâche et de le remplacer au besoin.
L'une de ces personnes habite le voisinage immédiat de la centrale.
Le directeur de la centrale organise notamment les exercices prévus à l'article 3 ci-dessous.
2° Elle dispose d'un nombre suffisant d'appareils respiratoires de réserve destinés à l'instruction et à l'entrainement des sauveteurs ainsi que du matériel et de l'approvisionnement dont la qualité et la quantité sont fixées dans le "plan d'organisation du sauvetage dans les mines", dont question à l'article 4.
3° Elle est reliée à tous les sièges par le réseau téléphonique urbain ou par tout autre moyen aussi rapide et des dispositions sont prises pour que la communication puisse être obtenue à tout moment tant de jour que de nuit.
Les mines sont autorisées à remplacer les dépôts tels qu'ils sont visés à l'article 1er par des dépôts établis dans les centrales de sauvetage. Dans ce cas, il se trouve en permanence à la centrale un moyen de transport rapide en ordre de marche muni de dix appareils respiratoires au moins en parfait état de fonctionnement.
1° Elle est dirigée par un directeur qui a sous ses ordres au moins un moniteur capable de l'aider dans cette tâche et de le remplacer au besoin.
L'une de ces personnes habite le voisinage immédiat de la centrale.
Le directeur de la centrale organise notamment les exercices prévus à l'article 3 ci-dessous.
2° Elle dispose d'un nombre suffisant d'appareils respiratoires de réserve destinés à l'instruction et à l'entrainement des sauveteurs ainsi que du matériel et de l'approvisionnement dont la qualité et la quantité sont fixées dans le "plan d'organisation du sauvetage dans les mines", dont question à l'article 4.
3° Elle est reliée à tous les sièges par le réseau téléphonique urbain ou par tout autre moyen aussi rapide et des dispositions sont prises pour que la communication puisse être obtenue à tout moment tant de jour que de nuit.
Les mines sont autorisées à remplacer les dépôts tels qu'ils sont visés à l'article 1er par des dépôts établis dans les centrales de sauvetage. Dans ce cas, il se trouve en permanence à la centrale un moyen de transport rapide en ordre de marche muni de dix appareils respiratoires au moins en parfait état de fonctionnement.
Art.3. Het gebruik van de in artikel 1 vermelde ademhalingstoestellen wordt toevertrouwd aan personen die op dat gebied ervaring hebben en de ondergrondse werken zeer goed kennen.
Deze personen, die bij geneeskundige controle lichamelijk geschikt bevonden zijn, worden in de mate van het mogelijke onder de verschillende bedrijfsdiensten verdeeld en bij voorkeur gekozen onder diegenen welke snel kunnen ingrijpen. Onder deze geschikt bevonden personen mogen sommigen die meer dan 45 jaar oud zijn op advies van een geneesheer toegelaten worden op voorwaarde dat hun ervaring van nut kan zijn voor de ingreep. Een zeker aantal onder hen moeten elektricien of bankwerker zijn.
Ten minste om de drie maanden worden zij in de reddingscentrale geoefend in het hanteren en het dragen van de toestellen gedurende oefeningen waarvan de omstandigheden in het "organisatieplan voor het reddingswezen in de mijnen" vastgesteld worden. Deze oefeningen worden aangevuld met bijeenkomsten voor het onderrichten van de redders en het controleren van hun vaardigheid om zich van een correcte uitrusting te voorzien.
Ten minste vijfentwintig ten honderd van het gezamenlijk minimum aantal redders moeten bekwaam bevonden zijn om op hoge temperatuur in te grijpen; deze vijfentwintig ten honderd worden verdeeld op initiatief van de personen die het in artikel 4 bedoelde organisatieplan voor het reddingswezen in de mijnen opmaken.
Behoudens uitzonderlijke omstandigheden waarover de directeur van de reddingscentrale oordeelt, mag een redder die in de loop van de jongste twaalf maanden vóór een ingreep niet ten minste drie oefeningen meegemaakt heeft, geen toestemming krijgen om aan een reddingsoperatie deel te nemen.
Deze personen, die bij geneeskundige controle lichamelijk geschikt bevonden zijn, worden in de mate van het mogelijke onder de verschillende bedrijfsdiensten verdeeld en bij voorkeur gekozen onder diegenen welke snel kunnen ingrijpen. Onder deze geschikt bevonden personen mogen sommigen die meer dan 45 jaar oud zijn op advies van een geneesheer toegelaten worden op voorwaarde dat hun ervaring van nut kan zijn voor de ingreep. Een zeker aantal onder hen moeten elektricien of bankwerker zijn.
Ten minste om de drie maanden worden zij in de reddingscentrale geoefend in het hanteren en het dragen van de toestellen gedurende oefeningen waarvan de omstandigheden in het "organisatieplan voor het reddingswezen in de mijnen" vastgesteld worden. Deze oefeningen worden aangevuld met bijeenkomsten voor het onderrichten van de redders en het controleren van hun vaardigheid om zich van een correcte uitrusting te voorzien.
Ten minste vijfentwintig ten honderd van het gezamenlijk minimum aantal redders moeten bekwaam bevonden zijn om op hoge temperatuur in te grijpen; deze vijfentwintig ten honderd worden verdeeld op initiatief van de personen die het in artikel 4 bedoelde organisatieplan voor het reddingswezen in de mijnen opmaken.
Behoudens uitzonderlijke omstandigheden waarover de directeur van de reddingscentrale oordeelt, mag een redder die in de loop van de jongste twaalf maanden vóór een ingreep niet ten minste drie oefeningen meegemaakt heeft, geen toestemming krijgen om aan een reddingsoperatie deel te nemen.
Art.3. L'emploi des appareils respiratoires visés à l'article 1er est confié à des personnes expérimentées dans l'emploi de ces appareils, parfaitement au courant des travaux souterrains.
Ces personnes, reconnues physiquement aptes par contrôle médical, sont autant que possible réparties entre les divers postes de l'exploitation et choisies de préférence parmi celles qui peuvent intervenir rapidement. Parmi ces personnes reconnues aptes, certaines ayant dépassé 45 ans peuvent être admises sur avis médical et pour autant que leur expérience puisse être utile à l'intervention. Un certain nombre d'entre elles doivent avoir la qualification d'électricien ou d'ajusteur.
Elles sont exercées trimestriellement au moins, à la centrale de sauvetage, au maniement eu au port des appareils au cours d'entraînement dont les conditions sont fixées dans le "plan d'organisation du sauvetage dans les mines". Ces exercices sont complétés par des séances d'instruction des sauveteurs et de contrôle de leur aptitude à s'équiper correctement.
Au moins vingt-cinq pour cent de l'ensemble minimal des sauveteurs doivent être reconnus capables d'intervenir à haute température; ces vingt-cinq pour cent sont répartis à l'initiative des auteurs du plan d'organisation du sauvetage dans les mines, dont question à l'article 4.
Sauf circonstances exceptionnelles à apprécier par le directeur de la centrale de sauvetage, aucun sauveteur n'ayant participé à un minimum de trois exercices au cours des douze mois qui précèdent une intervention ne peut être autorisé à participer à un sauvetage.
Ces personnes, reconnues physiquement aptes par contrôle médical, sont autant que possible réparties entre les divers postes de l'exploitation et choisies de préférence parmi celles qui peuvent intervenir rapidement. Parmi ces personnes reconnues aptes, certaines ayant dépassé 45 ans peuvent être admises sur avis médical et pour autant que leur expérience puisse être utile à l'intervention. Un certain nombre d'entre elles doivent avoir la qualification d'électricien ou d'ajusteur.
Elles sont exercées trimestriellement au moins, à la centrale de sauvetage, au maniement eu au port des appareils au cours d'entraînement dont les conditions sont fixées dans le "plan d'organisation du sauvetage dans les mines". Ces exercices sont complétés par des séances d'instruction des sauveteurs et de contrôle de leur aptitude à s'équiper correctement.
Au moins vingt-cinq pour cent de l'ensemble minimal des sauveteurs doivent être reconnus capables d'intervenir à haute température; ces vingt-cinq pour cent sont répartis à l'initiative des auteurs du plan d'organisation du sauvetage dans les mines, dont question à l'article 4.
Sauf circonstances exceptionnelles à apprécier par le directeur de la centrale de sauvetage, aucun sauveteur n'ayant participé à un minimum de trois exercices au cours des douze mois qui précèdent une intervention ne peut être autorisé à participer à un sauvetage.
Art.4. Om de drie jaar en voor het eerst op 1 januari 1973 beschikt de Minister tot wiens bevoegdheid de mijnen behoren over een "organisatieplan voor het reddingswezen in de mijnen". Zijn beslissing brengt de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het plan met zich.
a) Het driejarenplan wordt door de directeurs van de reddingscentrales samen klaargemaakt, door de bestuurscomités van deze centrales opgemaakt en vervolgens aan de Hoge Raad voor veiligheid in de mijnen voorgelegd, die het ten minste twee maanden vóór de datum waarop het later plan ten uitvoer gelegd wordt, samen met zijn advies aan de Minister voorlegt.
Indien de bestuurscomités van de centrales het niet eens zijn kunnen worden, maakt de Minister zelf een plan op dat hij aan de betrokkenen en aan de Hoge Raad voorlegt met het verzoek zich binnen een bepaalde termijn uit te spreken.
Indien de Minister vindt dat het plan dat de eerste of de tweede maal voorgelegd wordt onvoldoende is, schrijft hij zelf aanvullende maatregelen voor, na hierover de opmerkingen van de bestuurscomités van de centrales te hebben ingewonnen.
b) In dat driejarenplan komen onder meer de volgende gegevens voor :
het aantal reddingscentrales, het geografisch gebied waarin ieder van hen bevoegd is en de taak van de directeur;
het minimum aantal redders en het aantal ademhalingstoestellen in de centrales en in de mijnen;
de hoeveelheid en de kwaliteit van het materieel en de benodigdheden die voor heel het land voor het reddingswezen nodig zijn en de verdeling ervan onder de verschillende centrales en de mijnzetels;
de duur van de oefeningen en de geschiktheidscriteria voor ingrepen op hoge temperatuur;
alle praktische schikkingen betreffende de organisatie van het reddingswezen, zo op nationaal als op plaatselijk vlak.
a) Het driejarenplan wordt door de directeurs van de reddingscentrales samen klaargemaakt, door de bestuurscomités van deze centrales opgemaakt en vervolgens aan de Hoge Raad voor veiligheid in de mijnen voorgelegd, die het ten minste twee maanden vóór de datum waarop het later plan ten uitvoer gelegd wordt, samen met zijn advies aan de Minister voorlegt.
Indien de bestuurscomités van de centrales het niet eens zijn kunnen worden, maakt de Minister zelf een plan op dat hij aan de betrokkenen en aan de Hoge Raad voorlegt met het verzoek zich binnen een bepaalde termijn uit te spreken.
Indien de Minister vindt dat het plan dat de eerste of de tweede maal voorgelegd wordt onvoldoende is, schrijft hij zelf aanvullende maatregelen voor, na hierover de opmerkingen van de bestuurscomités van de centrales te hebben ingewonnen.
b) In dat driejarenplan komen onder meer de volgende gegevens voor :
het aantal reddingscentrales, het geografisch gebied waarin ieder van hen bevoegd is en de taak van de directeur;
het minimum aantal redders en het aantal ademhalingstoestellen in de centrales en in de mijnen;
de hoeveelheid en de kwaliteit van het materieel en de benodigdheden die voor heel het land voor het reddingswezen nodig zijn en de verdeling ervan onder de verschillende centrales en de mijnzetels;
de duur van de oefeningen en de geschiktheidscriteria voor ingrepen op hoge temperatuur;
alle praktische schikkingen betreffende de organisatie van het reddingswezen, zo op nationaal als op plaatselijk vlak.
Art.4. Tous les trois ans et pour la première fois le 1er janvier 1973, le Ministre ayant les mines dans ses attributions statue sur un "plan d'organisation du sauvetage dans les mines". Sa décision entraîne la mise en application immédiate dudit plan.
a) Le plan triennal est préparé collectivement par les directeurs des centrales de sauvetage, arrêté par les Comités de direction de celles-ci puis soumis au Conseil supérieur de la Sécurité minière qui le présente au Ministre avec son avis, deux mois au moins avant la date de mise en application du plan ultérieur.
Si les Comités de direction des Centrales n'ont pu se mettre d'accord, le Ministre établit lui-même un plan et le soumet aux intéressés et au Conseil supérieur, et les priant de se prononcer dans un délai déterminé.
Si le Ministre estime que la plan présenté, en première ou en deuxième analyse, est insuffisant, il prescrit lui-même des mesures complémentaires, après avoir recueilli à ce sujet les observations des Comités de direction des Centrales.
b) Ce plan triennal comporte notamment les indications suivantes :
le nombre de centrales de sauvetage, l'aire géographique de compétence de chacune d'elles et la mission du directeur de centrale;
le nombre minimal de sauveteurs et le nombre d'appareils respiratoires aux centrales et mines;
la quantité et la qualité du matériel et de l'approvisionnement nécessaires au sauvetage pour l'ensemble du pays et sa répartition entre les diverses centrales et les sièges des mines;
la durée des exercices et les critères d'aptitude pour intervention en haute température;
toutes les dispositions pratiques qui concernent l'organisation du sauvetage tant sur le plan national que sur le plan local.
a) Le plan triennal est préparé collectivement par les directeurs des centrales de sauvetage, arrêté par les Comités de direction de celles-ci puis soumis au Conseil supérieur de la Sécurité minière qui le présente au Ministre avec son avis, deux mois au moins avant la date de mise en application du plan ultérieur.
Si les Comités de direction des Centrales n'ont pu se mettre d'accord, le Ministre établit lui-même un plan et le soumet aux intéressés et au Conseil supérieur, et les priant de se prononcer dans un délai déterminé.
Si le Ministre estime que la plan présenté, en première ou en deuxième analyse, est insuffisant, il prescrit lui-même des mesures complémentaires, après avoir recueilli à ce sujet les observations des Comités de direction des Centrales.
b) Ce plan triennal comporte notamment les indications suivantes :
le nombre de centrales de sauvetage, l'aire géographique de compétence de chacune d'elles et la mission du directeur de centrale;
le nombre minimal de sauveteurs et le nombre d'appareils respiratoires aux centrales et mines;
la quantité et la qualité du matériel et de l'approvisionnement nécessaires au sauvetage pour l'ensemble du pays et sa répartition entre les diverses centrales et les sièges des mines;
la durée des exercices et les critères d'aptitude pour intervention en haute température;
toutes les dispositions pratiques qui concernent l'organisation du sauvetage tant sur le plan national que sur le plan local.
Art.5. De directeurs der reddingscentrales zorgen voor de tenuitvoerlegging van het driejarenplan en voor de coördinatie van de activiteiten van de centrales en van de mijnen op het gebied van het reddingswezen, onder het gezag van één hunner die door toedoen van de exploitanten aan de Directeur-Generaal der mijnen wordt aangewezen.
Het College van de directeurs der centrales geeft ieder jaar rekenschap over zijn activiteiten aan de Hoge Raad voor Veiligheid in de mijnen.
Het College van de directeurs der centrales geeft ieder jaar rekenschap over zijn activiteiten aan de Hoge Raad voor Veiligheid in de mijnen.
Art.5. Les directeurs de centrales de sauvetage veillent à la mise en oeuvre du plan triennal et à la coordination des activités des centrales et des mines au point de vue sauvetage, sous l'autorité de l'un d'eux désigné au Directeur général des mines à la diligence des exploitants.
Le Collège des directeurs des centrales rend annuellement compte de ses activités au Conseil supérieur de la Sécurité minière.
Le Collège des directeurs des centrales rend annuellement compte de ses activités au Conseil supérieur de la Sécurité minière.
Art.6. De voor de ondergrondse werken verantwoordelijke agenten, krachtens artikel 1 van het koninklijk besluit van 15 juli 1919 aangesteld, kiezen de redders van hun zetels en vergewissen zich ervan dat zij stipt aan de trainingsoefeningen deelnemen.
Art.6. Les agents responsables des travaux du fond désignés en vertu de l'article premier de l'arrêté royal du 15 juillet 1919 choisissent les sauveteurs de leurs sièges et s'assurent de leur assiduité aux exercices d'entraînement.
Art.7. <Wijzigingsbepaling>
Art.7.
Art.8. <Wijzigingsbepaling>
Art.8.
Art.9. <Wijzigingsbepaling>
Art.9.
Art.10. De mijningenieur kan voor een termijn van ten hoogste drie jaar afwijkingen van de bepalingen van dit besluit verlenen, die altijd kunnen ingetrokken, maar na onderzoek ook kunnen hernieuwd worden.
De Mijningenieur stelt het bekomen van de afwijking afhankelijk van voorwaarden die hij bepaalt.
Worden de opgelegde voorwaarden niet nageleefd, dan is de afwijking van rechtswege geschorst.
De beslissingen van de Mijningenieur worden met redenen omkleed.
De Mijningenieur stelt het bekomen van de afwijking afhankelijk van voorwaarden die hij bepaalt.
Worden de opgelegde voorwaarden niet nageleefd, dan is de afwijking van rechtswege geschorst.
De beslissingen van de Mijningenieur worden met redenen omkleed.
Art.10. Des dérogations aux dispositions du présent arrêté, pour une durée de trois ans au maximum, toujours révocables, mais aussi renouvelables après examen, peuvent être accordées par l'Ingénieur des mines.
Celui-ci subordonne le bénéfice de la dérogation à l'observation de conditions qu'il détermine.
La non-observation des conditions imposées entraine de plein droit la suspension de la dérogation.
Les décisions prises par l'Ingénieur des mines sont motivées.
Celui-ci subordonne le bénéfice de la dérogation à l'observation de conditions qu'il détermine.
La non-observation des conditions imposées entraine de plein droit la suspension de la dérogation.
Les décisions prises par l'Ingénieur des mines sont motivées.
Art.11. De belanghebbenden kunnen bij de Minister tot wiens bevoegdheid de mijnen behoren in beroep gaan tegen de beslissingen van de Mijningenieur. De Minister beslist na het advies van de Inspecteur-Generaal der mijnen te hebben ingewonnen.
De beslissingen van de Minister worden met redenen omkleed.
De beslissingen van de Minister worden met redenen omkleed.
Art.11. Un recours contre les décisions de l'ingénieur des mines est ouvert aux intéressés auprès du Ministre ayant les mines dans ses attributions. Celui-ci statue après avoir pris l'avis de l'Inspecteur général des mines.
Les décisions du Ministre sont motivées.
Les décisions du Ministre sont motivées.
Art.12. Overtredingen van de bepalingen van dit besluit en van de voorwaarden van de afwijkingen bij toepassing van artikel 10 toegestaan, worden vervolgd en bestraft overeenkomstig de artikelen 130 en 131 van de gecoördineerde mijnwetten.
Art.12. Sont poursuivies et punies conformément aux articles 130 et 131 des lois minières coordonnées les infractions aux dispositions du présent arrêté et aux conditions d'autorisation de dérogations accordées en application de l'article 10.
Art. 13. Onze Minister van Economische Zaken wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 13. Notre Ministre des Affaires économiques est chargé de l'exécution du présent arrêté.