Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
23 MAART 1970. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen een tegemoetkoming verleent in het loon en de sociale lasten, die door de beschermde werkplaatsen worden gedragen. (NOTA 1 : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij MB 1970-03-23/02, art. 14, Inwerkingtreding : 01-01-1997) - (NOTA 2 : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG 1997-01-23/36, art. 27, Inwerkingtreding : 01-01-1997) (NOTA 3 : opgeheven voor de Franse Gemeenschap van Brussel bij BESL 1997-03-13/46, art. 12, Inwerkingtreding : 01-01-1997) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-09-1981 en tekstbijwerking tot 20-12-2024)
Titre
23 MARS 1970. - Arrêté ministériel fixant les conditions d'octroi par le Fonds national de reclassement social des handicapés, d'une intervention dans la rémunération et les charges sociales supportées par les ateliers protégés. (NOTE 1 : abrogé pour la Communauté flamande par AGF 1996-12-19/45, art. 14, En vigueur : 01-01-1997) (NOTE 1 : abrogé pour la Région wallonne par ARW 1997-01-23/36, art. 27, En vigueur : 01-01-1997)(NOTE 2 : abrogé pour la Communauté française de Bruxelles par ARR 1997-03-13/46, art. 12, En vigueur : 01-01-1997) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 17-09-1981 et mise à jour au 20-12-2024)
Informations sur le document
Numac: 1970032302
Datum: 1970-03-23
Info du document
Numac: 1970032302
Date: 1970-03-23
Table des matières
Tekst (49)
Texte (49)
Artikel 1. De tegemoetkoming van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen in het loon dat wordt betaald en in de sociale lasten die worden gedragen door de krachtens artikel 48 of 144 van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen erkende beschermde werkplaatsen, wordt verleend volgens de in dit besluit bepaalde voorwaarden.
Article 1. L'intervention du Fonds national de reclassement social des handicapés dans la rémunération payée et dans les charges sociales supportées par les ateliers protégés agréés en vertu de l'article 48 ou 144 de l'arrêté royal du 5 juillet 1963 concernant le reclassement social des handicapés, est octroyée suivant les conditions fixées au présent arrêté.
HOOFDSTUK I. - TEGEMOETKOMING BETREFFENDE DE MINDER-VALIDE WERKNEMERS.
CHAPITRE Ier. - INTERVENTION RELATIVE AUX TRAVAILLEURS HANDICAPES.
Art.2. De tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten wordt verleend voor elke tewerkgestelde minder-valide werknemer voor wie in het omscholings- en sociale reclasseringsproces, vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van voornoemd koninklijk besluit van 5 juli 1963, wordt besloten dat een voorlopige of definitieve plaatsing in een beschermde werkplaats noodzakelijk is.
Evenwel mag de tegemoetkoming ook worden verleend voor de tewerkgestelde minder-valide werknemers wier omscholings- en sociale reclasseringsproces nog niet is vastgesteld, voor zover zij bij het Rijksfonds een aanvraag om inschrijving hebben ingediend en omtrent deze aanvraag geen afwijzende beslissing werd genomen.
Evenwel mag de tegemoetkoming ook worden verleend voor de tewerkgestelde minder-valide werknemers wier omscholings- en sociale reclasseringsproces nog niet is vastgesteld, voor zover zij bij het Rijksfonds een aanvraag om inschrijving hebben ingediend en omtrent deze aanvraag geen afwijzende beslissing werd genomen.
Art.2. L'intervention dans la rémunération et les charges sociales est octroyée pour chaque travailleur handicapé occupé dont le processus de réadaptation et de reclassement social, arrêté conformément à l'article 34 de l'arrêté royal du 5 juillet 1963 précité, conclut à la nécessité d'un placement provisoire ou définitif en atelier protégé.
Toutefois, l'intervention peut également être octroyée pour les travailleurs handicapés occupés dont le processus de réadaptation et de reclassement social n'a pas encore été arrêté, pour autant qu'ils aient introduit auprès du Fonds national une demande d'enregistrement et que celle-ci n'ait pas fait l'objet d'une décision de refus d'admission.
Toutefois, l'intervention peut également être octroyée pour les travailleurs handicapés occupés dont le processus de réadaptation et de reclassement social n'a pas encore été arrêté, pour autant qu'ils aient introduit auprès du Fonds national une demande d'enregistrement et que celle-ci n'ait pas fait l'objet d'une décision de refus d'admission.
Art.3. Het bedrag van de tegemoetkoming varieert in functie van het bedrag van het loon en van de aard van de handicap van elke werknemer, alsmede in functie van het aantal jaren sedert hetwelk de beschermde werkplaats is erkend.
Art.3. Le montant de l'intervention varie en fonction du montant de la rémunération et de la nature du handicap de chaque travailleur, ainsi qu'en fonction du nombre d'années depuis lequel l'atelier protégé est agréé.
Art. 3 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De tegemoetkoming vermeld in artikel 2 stemt overeen met een forfaitaire toelage per uur en per rendementscategorie. De rendementscategorie stemt telkens overeen met het rendement van de werknemer, bepaald overeenkomstig artikel 5. In de forfaitaire toelage zijn de kosten voor het bedrijfsgeneeskundig onderzoek inbegrepen.
Art. 3 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE. L'intervention visée à l'article 2 correspond à un subside forfaitaire par heure et par catégorie de rendement. La catégorie de rendement correspond au rendement de chacun des travailleurs, fixé conformément à l'article 5. Le coût de l'examen médical d'entreprise est compris dans le subside forfaitaire.
Art.4. § 1. Het basisbedrag van de tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten is vastgesteld op 65 pct. van het bedrag van het loon dat aan elk minder-valide werknemer wordt betaald.
Het percentage voorzien bij het eerste lid wordt gebracht :
1° op 70 pct. gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is;
2° op 67,5 pct. gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven.
§ 2. Voor het vaststellen van het basisbedrag van de tegemoetkoming bedoeld in § 1, wordt echter geen rekening gehouden met het gedeelte van het uurloon dat (68,52)F overschrijdt.
Dit bedrag van (68,52)F wordt gekoppeld aan de spilindex 114,20 en wordt aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan zelfstandigen, aan het indexcijfer der consumptieprijzen worden gekoppeld.
Daarenboven wordt dit bedrag van (68,52)F op 1 april van elk jaar, en dit voor de eerste maal op 1 april 1976, geherwaardeerd naargelang van de algemene evolutie van de lonen : de toe te passen herwaarderingscoëfficiënt is gelijk aan deze die van toepassing is op de bedragen van het minimumuurloon vastgesteld in de reglementering tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden van toekenning van het loon aan de minder-validen die in de beschutte werkplaatsen zijn tewerkgesteld.
Het percentage voorzien bij het eerste lid wordt gebracht :
1° op 70 pct. gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is;
2° op 67,5 pct. gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven.
§ 2. Voor het vaststellen van het basisbedrag van de tegemoetkoming bedoeld in § 1, wordt echter geen rekening gehouden met het gedeelte van het uurloon dat (68,52)F overschrijdt.
Dit bedrag van (68,52)F wordt gekoppeld aan de spilindex 114,20 en wordt aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan zelfstandigen, aan het indexcijfer der consumptieprijzen worden gekoppeld.
Daarenboven wordt dit bedrag van (68,52)F op 1 april van elk jaar, en dit voor de eerste maal op 1 april 1976, geherwaardeerd naargelang van de algemene evolutie van de lonen : de toe te passen herwaarderingscoëfficiënt is gelijk aan deze die van toepassing is op de bedragen van het minimumuurloon vastgesteld in de reglementering tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden van toekenning van het loon aan de minder-validen die in de beschutte werkplaatsen zijn tewerkgesteld.
Art.4. § 1er. Le montant de base de l'intervention dans la rémunération et les charges sociales est fixé à 65 p.c. du montant de la rémunération payée à chaque travailleur handicapé.
Le pourcentage prévu à l'alinéa 1er est porté :
1° à 70 p.c. pendant une période de deux ans prenant cours au début du mois à partir duquel l'atelier protégé est agréé pour la première fois;
2° à 67,5 p.c. pendant une période d'un an consécutive à la période de deux ans visée au 1°.
§ 2. Pour la fixation du montant de base de l'intervention, visé au § 1er, il n'est toutefois pas tenu compte de la partie de la rémunération horaire qui excède (68,52)F.
Ce montant de (68,52)F est lié à l'indice-pivot 114,20 et s'adapte conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du Trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants.
En outre, ce montant de (68,52)F est réévalué le 1er avril de chaque année, et pour la première fois le 1er avril 1976, en fonction de l'évolution générale des rémunérations; le coefficient de réévaluation à appliquer est le même que celui qui est applicable aux taux de rémunération horaire minimale fixés par la réglementation fixant les taux et modalités d'octroi de rémunération des handicapés occupés dans les ateliers protégés.
Le pourcentage prévu à l'alinéa 1er est porté :
1° à 70 p.c. pendant une période de deux ans prenant cours au début du mois à partir duquel l'atelier protégé est agréé pour la première fois;
2° à 67,5 p.c. pendant une période d'un an consécutive à la période de deux ans visée au 1°.
§ 2. Pour la fixation du montant de base de l'intervention, visé au § 1er, il n'est toutefois pas tenu compte de la partie de la rémunération horaire qui excède (68,52)F.
Ce montant de (68,52)F est lié à l'indice-pivot 114,20 et s'adapte conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du Trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants.
En outre, ce montant de (68,52)F est réévalué le 1er avril de chaque année, et pour la première fois le 1er avril 1976, en fonction de l'évolution générale des rémunérations; le coefficient de réévaluation à appliquer est le même que celui qui est applicable aux taux de rémunération horaire minimale fixés par la réglementation fixant les taux et modalités d'octroi de rémunération des handicapés occupés dans les ateliers protégés.
Art. 4 _FRANSE_GEMEENSCHAP.
§ 1. Het basisbedrag van de tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten is vastgesteld op (70 pct.) van het bedrag van het loon dat aan elk minder-valide werknemer wordt betaald. ; verlengd voor 6 maand vanaf 01-01-1996 bij BESL 1996-02-29/42, art. 2>
Het percentage voorzien bij het eerste lid wordt gebracht :
1° op (75 pct.) gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is; ; verlengd voor 6 maand vanaf 01-01-1996 bij BESL 1996-02-29/42, art. 2>
2° op (72,5 pct.) gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven. ; verlengd voor 6 maand vanaf 01-01-1996 bij BESL 1996-02-29/42, art. 2>
§ 2. Voor het vaststellen van het basisbedrag van de tegemoetkoming bedoeld in § 1, wordt echter geen rekening gehouden met het gedeelte van het uurloon dat (68,52)F overschrijdt.
Dit bedrag van (68,52)F wordt gekoppeld aan de spilindex 114,20 en wordt aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan zelfstandigen, aan het indexcijfer der consumptieprijzen worden gekoppeld.
Daarenboven wordt dit bedrag van (68,52)F op 1 april van elk jaar, en dit voor de eerste maal op 1 april 1976, geherwaardeerd naargelang van de algemene evolutie van de lonen : de toe te passen herwaarderingscoëfficiënt is gelijk aan deze die van toepassing is op de bedragen van het minimumuurloon vastgesteld in de reglementering tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden van toekenning van het loon aan de minder-validen die in de beschutte werkplaatsen zijn tewerkgesteld.
Het percentage voorzien bij het eerste lid wordt gebracht :
1° op (75 pct.) gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is;
2° op (72,5 pct.) gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven.
§ 2. Voor het vaststellen van het basisbedrag van de tegemoetkoming bedoeld in § 1, wordt echter geen rekening gehouden met het gedeelte van het uurloon dat (68,52)F overschrijdt.
Dit bedrag van (68,52)F wordt gekoppeld aan de spilindex 114,20 en wordt aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan zelfstandigen, aan het indexcijfer der consumptieprijzen worden gekoppeld.
Daarenboven wordt dit bedrag van (68,52)F op 1 april van elk jaar, en dit voor de eerste maal op 1 april 1976, geherwaardeerd naargelang van de algemene evolutie van de lonen : de toe te passen herwaarderingscoëfficiënt is gelijk aan deze die van toepassing is op de bedragen van het minimumuurloon vastgesteld in de reglementering tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden van toekenning van het loon aan de minder-validen die in de beschutte werkplaatsen zijn tewerkgesteld.
Art. 4 _COMMUNAUTE_FRANCAISE.
§ 1er. Le montant de base de l'intervention dans la rémunération et les charges sociales est fixé à (70 p.c.) du montant de la rémunération payée à chaque travailleur handicapé. ; prorogé de 6 mois à partir du 01-01-1996 par ARR 1996-02-29/42, art. 2>
Le pourcentage prévu à l'alinéa 1er est porté :
1° à (75 p.c.) pendant une période de deux ans prenant cours au début du mois à partir duquel l'atelier protégé est agréé pour la première fois; prorogé de 6 mois à partir du 01-01-1996 par ARR 1996-02-29/42, art. 2>
2° à (72,5 p.c.) pendant une période d'un an consécutive à la période de deux ans visée au 1°. prorogé de 6 mois à partir du 01-01-1996 par ARR 1996-02-29/42, art. 2>
§ 2. Pour la fixation du montant de base de l'intervention, visé au § 1er, il n'est toutefois pas tenu compte de la partie de la rémunération horaire qui excède (68,52)F.
Ce montant de (68,52)F est lié à l'indice-pivot 114,20 et s'adapte conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du Trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants.
En outre, ce montant de (68,52)F est réévalué le 1er avril de chaque année, et pour la première fois le 1er avril 1976, en fonction de l'évolution générale des rémunérations; le coefficient de réévaluation à appliquer est le même que celui qui est applicable aux taux de rémunération horaire minimale fixés par la réglementation fixant les taux et modalités d'octroi de rémunération des handicapés occupés dans les ateliers protégés.
Le pourcentage prévu à l'alinéa 1er est porté :
1° à (75 p.c.) pendant une période de deux ans prenant cours au début du mois à partir duquel l'atelier protégé est agréé pour la première fois;
2° à (72,5 p.c.) pendant une période d'un an consécutive à la période de deux ans visée au 1°.
§ 2. Pour la fixation du montant de base de l'intervention, visé au § 1er, il n'est toutefois pas tenu compte de la partie de la rémunération horaire qui excède (68,52)F.
Ce montant de (68,52)F est lié à l'indice-pivot 114,20 et s'adapte conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du Trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants.
En outre, ce montant de (68,52)F est réévalué le 1er avril de chaque année, et pour la première fois le 1er avril 1976, en fonction de l'évolution générale des rémunérations; le coefficient de réévaluation à appliquer est le même que celui qui est applicable aux taux de rémunération horaire minimale fixés par la réglementation fixant les taux et modalités d'octroi de rémunération des handicapés occupés dans les ateliers protégés.
Art. 4 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
[1 § 1. [6 - De forfaitaire subsidie vermeld in artikel 3 wordt als volgt vastgelegd:
voor prestatiecategorie A: 3,0512 euro;
voor prestatiecategorie B: 4,6785 euro;
voor prestatiecategorie C: 7,5945 euro;
voor prestatiecategorie D: 10,4686 euro;
voor prestatiecategorie E: 14,5638 euro.]6
§ 2. De bedragen vermeld in § 1 volgen de indexering van de lonen en wedden in de beschermde werkplaatsen met toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de beschermde werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, betreffend de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 juni 2003. De spilindex is gebaseerd op het prijsindexcijfer [7 (basis 2013 = 100)]7 dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen van het land. De bedragen vermeld in § 1 worden gekoppeld aan de [6 spilindex 125,60 van kracht op 1 november 2023]6.]1
§ 3. Bij ziekte wordt de in § 1 vermelde toelage slechts voor de periode toegekend waar 100 % van het loon verder betaald wordt.
§ 4. Andere toelagen op de loonkosten van de gehandicapte werknemers worden naar rata van het rendement afgetrokken.
[1 § 1. [6 - De forfaitaire subsidie vermeld in artikel 3 wordt als volgt vastgelegd:
voor prestatiecategorie A: 3,0512 euro;
voor prestatiecategorie B: 4,6785 euro;
voor prestatiecategorie C: 7,5945 euro;
voor prestatiecategorie D: 10,4686 euro;
voor prestatiecategorie E: 14,5638 euro.]6
§ 2. De bedragen vermeld in § 1 volgen de indexering van de lonen en wedden in de beschermde werkplaatsen met toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de beschermde werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, betreffend de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 juni 2003. De spilindex is gebaseerd op het prijsindexcijfer [7 (basis 2013 = 100)]7 dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen van het land. De bedragen vermeld in § 1 worden gekoppeld aan de [6 spilindex 125,60 van kracht op 1 november 2023]6.]1
§ 3. Bij ziekte wordt de in § 1 vermelde toelage slechts voor de periode toegekend waar 100 % van het loon verder betaald wordt.
§ 4. Andere toelagen op de loonkosten van de gehandicapte werknemers worden naar rata van het rendement afgetrokken.
Modifications
Art. 4 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
[1 § 1er. [6 Le subside forfaitaire prévu à l'article 3 est fixé comme suit :
Pour la catégorie de rendement A : 3,0512 euros
Pour la catégorie de rendement B : 4,6785 euros
Pour la catégorie de rendement C : 7,5945 euros
Pour la catégorie de rendement D : 10,4686 euros
Pour la catégorie de rendement E : 14,5638 euros.]6
§ 2. Les montants mentionnés au § 1er suivent l'indexation des salaires et traitements dans les ateliers protégés, en application de la convention collective de travail du 30 mai 2002 conclue au sein de la Commission paritaire pour les entreprises de travail adapté et les ateliers sociaux, relative à la liaison des salaires à l'indice des prix à la consommation, rendue obligatoire par l'arrêté royal du 17 juin 2003. L'indice-pivot est basé sur l'indice des prix à la consommation [7 (base 2013 = 100)]7, calculé et nommé pour l'application de l'article 2 de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant application de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays. Les montants mentionnés au § 1er sont rattachés à l'indice-pivot [6 125,60 du 1er novembre 2023.]6]1
§ 3. En cas de maladie, le subside visé au § 1er n'est octroyé que pour la période où le salaire continue d'être payé à 100 %.
§ 4. Les autres subsides sur les coûts salariaux des travailleurs handicapés sont déduits au prorata du rendement.
[1 § 1er. [6 Le subside forfaitaire prévu à l'article 3 est fixé comme suit :
Pour la catégorie de rendement A : 3,0512 euros
Pour la catégorie de rendement B : 4,6785 euros
Pour la catégorie de rendement C : 7,5945 euros
Pour la catégorie de rendement D : 10,4686 euros
Pour la catégorie de rendement E : 14,5638 euros.]6
§ 2. Les montants mentionnés au § 1er suivent l'indexation des salaires et traitements dans les ateliers protégés, en application de la convention collective de travail du 30 mai 2002 conclue au sein de la Commission paritaire pour les entreprises de travail adapté et les ateliers sociaux, relative à la liaison des salaires à l'indice des prix à la consommation, rendue obligatoire par l'arrêté royal du 17 juin 2003. L'indice-pivot est basé sur l'indice des prix à la consommation [7 (base 2013 = 100)]7, calculé et nommé pour l'application de l'article 2 de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant application de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays. Les montants mentionnés au § 1er sont rattachés à l'indice-pivot [6 125,60 du 1er novembre 2023.]6]1
§ 3. En cas de maladie, le subside visé au § 1er n'est octroyé que pour la période où le salaire continue d'être payé à 100 %.
§ 4. Les autres subsides sur les coûts salariaux des travailleurs handicapés sont déduits au prorata du rendement.
Modifications
Art.5. Het bedrag van de tegemoetkoming verleend voor elke minder-valide werknemer wordt bekomen door het basisbedrag vastgesteld overeenkomstig artikel 4, te vermenigvuldigen met een coëfficiënt dat zoals hierna aangeduid varieert volgens de categorie waarin de minder-valide werknemer, gelet op de aard van zijn handicap, door het Rijksfonds geclasseerd is :
Categorie A : coëfficiënt 1 :
medisch gehandicapten waarvan de handicap voortspruit uit aandoeningen van het longstelsel, het hartstelsel, het spijsverteringsstelsel, de waterwegen of uit metabolische of allergische stoornissen;
locomotorisch gehandicapten waarvan de handicap voortspruit uit aandoeningen van de beenderen, de gewrichten of het zenuwstelsel, met uitzondering van deze die voorkomen in categorie B en C;
Categorie B : coëfficiënt 1,23 :
zintuiglijk gehandicapten;
locomotorisch gehandicapten aangetast door letsel van het centraal zenuwstelsel, met uitzondering van deze die voorkomen in categorie C;
Categorie C : coëfficiënt 1,54 :
mentaal gehandicapten (debielen, karakteriëlen en geesteszieken);
gehandicapten die lijden aan epilepsie;
gehandicapten die lijden aan myopathie;
gehandicapten die lijden aan choreoathetose;
gehandicapten die lijden aan spasticiteit van de bovenste ledematen.
Categorie A : coëfficiënt 1 :
medisch gehandicapten waarvan de handicap voortspruit uit aandoeningen van het longstelsel, het hartstelsel, het spijsverteringsstelsel, de waterwegen of uit metabolische of allergische stoornissen;
locomotorisch gehandicapten waarvan de handicap voortspruit uit aandoeningen van de beenderen, de gewrichten of het zenuwstelsel, met uitzondering van deze die voorkomen in categorie B en C;
Categorie B : coëfficiënt 1,23 :
zintuiglijk gehandicapten;
locomotorisch gehandicapten aangetast door letsel van het centraal zenuwstelsel, met uitzondering van deze die voorkomen in categorie C;
Categorie C : coëfficiënt 1,54 :
mentaal gehandicapten (debielen, karakteriëlen en geesteszieken);
gehandicapten die lijden aan epilepsie;
gehandicapten die lijden aan myopathie;
gehandicapten die lijden aan choreoathetose;
gehandicapten die lijden aan spasticiteit van de bovenste ledematen.
Art.5. Le montant de l'intervention octroyée pour chaque travailleur handicapé est déterminé en multipliant le montant de base établi conformément à l'article 4 par un coefficient variant, comme indiqué ci-dessous, d'après la catégorie dans laquelle le travailleur handicapé est classé par le Fonds national eu égard à la nature de son handicap :
Catégorie A : coefficient 1 :
handicapés médicaux dont le handicap est d'origine respiratoire, cardiaque, digestive, urinaire, métabolique ou allergique;
handicapés locomoteurs dont le handicap est d'origine osseuse, articulaire ou neurologique, à l'exception de ceux qui sont classés en catégorie B ou C;
Catégorie B : coefficient 1,23 :
handicapés sensoriels;
handicapés locomoteurs par lésion neurologique centrale, à l'exception de ceux qui sont classés en catégorie C;
Catégorie C : coefficient 1,54 :
handicapés mentaux (débiles, caractériels et malades);
handicapés épileptiques;
handicapés myopathes;
handicapés choréoathétosiques;
handicapés spastiques des membres supérieurs.
Catégorie A : coefficient 1 :
handicapés médicaux dont le handicap est d'origine respiratoire, cardiaque, digestive, urinaire, métabolique ou allergique;
handicapés locomoteurs dont le handicap est d'origine osseuse, articulaire ou neurologique, à l'exception de ceux qui sont classés en catégorie B ou C;
Catégorie B : coefficient 1,23 :
handicapés sensoriels;
handicapés locomoteurs par lésion neurologique centrale, à l'exception de ceux qui sont classés en catégorie C;
Catégorie C : coefficient 1,54 :
handicapés mentaux (débiles, caractériels et malades);
handicapés épileptiques;
handicapés myopathes;
handicapés choréoathétosiques;
handicapés spastiques des membres supérieurs.
Art. 5 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
) § 1. [1 Het rendement van elke mindervalide werknemer wordt berekend door middel van een beoordelingsinstrument dat is goedgekeurd door de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven, hierna "Dienst" genoemd, en wordt door de Dienst gecontroleerd.]1 Naargelang de rendement van de persoon met een handicap keurt de Dienst zijn indeling in één van de vijf categorieën goed die door de letters A, B, C, D of E aangeduid worden. (De rendementscategorie A, B, C, D en E, stemt overeen met een rendement van 20, 35, 50, 70 resp. 90 %.)
Indien men bij de aanwerving van de minder-valide werknemer over geen omstandige beoordeling van zijn bekwaamheden beschikt, dan wordt tijdens drie maanden de categorie C in aanmerking genomen.
Zo nodig kan de rangschikking één keer per jaar aangepast worden.
In uitzonderlijke gevallen kan een evaluatie, op met redenen omklede aanvraag, na afloop van 3 maanden aangepast worden.
§ 2. De subsidiëring door de Dienst gebeurt op grond van de rangschikking van de minder-valide werknemer in één van de vijf categorieën vermeld in § 1.
Indien men bij de aanwerving van de minder-valide werknemer over geen omstandige beoordeling van zijn bekwaamheden beschikt, dan wordt tijdens drie maanden de categorie C in aanmerking genomen.
Zo nodig kan de rangschikking één keer per jaar aangepast worden.
In uitzonderlijke gevallen kan een evaluatie, op met redenen omklede aanvraag, na afloop van 3 maanden aangepast worden.
§ 2. De subsidiëring door de Dienst gebeurt op grond van de rangschikking van de minder-valide werknemer in één van de vijf categorieën vermeld in § 1.
Modifications
Art. 5 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
§ 1er. Le rendement de chaque travailleur handicapé sera calculé au moyen d'un instrument d'évaluation approuvé [1 par l'Office de la Communauté germanophone pour une vie autodéterminée, ci-après dénommé "Office"]1 et sera contrôlé par ce dernier. En fonction du rendement de la personne handicapée, l'Office approuve son classement dans l'une des cinq catégories désignées par les lettres A, B, C, D ou E. (La catégorie de rendement A, B, C, D et E correspond à un rendement qui est respectivement de 20, 35, 50, 70 et 90 %.)
Si l'on ne dispose d'aucune évaluation détaillée du rendement du travailleur handicapé lors de son engagement, l'on retient la catégorie C pendant trois mois.
Le classement peut, s'il échet, être revu une fois l'an.
Dans des cas exceptionnels, une évaluation peut être adaptée sur demande motivée au terme de trois mois.
§ 2. Le subventionnement par l'Office s'effectue d'après le classement du travailleur handicapé dans l'une des cinq catégories établies au § 1er.
Si l'on ne dispose d'aucune évaluation détaillée du rendement du travailleur handicapé lors de son engagement, l'on retient la catégorie C pendant trois mois.
Le classement peut, s'il échet, être revu une fois l'an.
Dans des cas exceptionnels, une évaluation peut être adaptée sur demande motivée au terme de trois mois.
§ 2. Le subventionnement par l'Office s'effectue d'après le classement du travailleur handicapé dans l'une des cinq catégories établies au § 1er.
Modifications
Art.6. Een bijkomende tegemoetkoming ten belope van 0,50 pct. van het bedrag van de tegemoetkoming verschuldigd in toepassing van de artikelen 4 en 5, wordt aan de beschermde werkplaatsen verleend ten einde het hen mogelijk te maken de lasten te dekken die op hen rusten krachtens de bepalingen van het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming betreffende het geneeskundig toezicht op de werknemers en het gezondheidstoezicht op de werkplaatsen.
Art.6. Un complément d'intervention d'un montant de 0,50 p.c. du montant de l'intervention due en application des articles 4 et 5, est accordé aux ateliers protégés en vue de leur permettre de couvrir les charges qui leur incombent en vertu des dispositions du Règlement général pour la protection du travail relatives à la surveillance médicale des travailleurs et à la surveillance sanitaire des lieux de travail.
Art. 6 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De kosten van de tegemoetkoming van de werkgever in de vervoerkosten van de werknemer overeenkomstig het toepasselijke sociaal abonnement van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 28 juli 1962 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van betaling van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden, worden voor alle medewerkers van de beschutte werkplaatsen, onafhankelijk van het vervoermiddel, vanaf de eerste kilometer tussen woonplaats en werkplek, voor alle gewerkte dagen volledig gesubsidieerd.]1
Modifications
Art. 6 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE. [1 Pour tous les membres du personnel des ateliers protégés, les coûts de l'intervention de l'employeur dans les frais de transport du travailleur correspondant à l'abonnement social applicable de la Société nationale des Chemins de fer belges, comme prévue dans l'arrêté royal du 28 juillet 1962 fixant le montant et les modalités du paiement de l'intervention des employeurs dans la perte subie par la Société nationale des Chemins de fer belges par l'émission d'abonnements pour ouvriers et employés, sont totalement subsidiés à compter du premier kilomètre parcouru entre le domicile et le lieu de travail, indépendamment du moyen de transport, pour tous les jours de travail prestés.]1
Modifications
Art. 6_VLAAMS_GEWEST. (Opgeheven)
Art. 6 _REGION_FLAMANDE. (Abrogé)
Art. 6bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [Van het bedrag van de in uitvoering van de artikelen 4, 5 en 6 verschuldigde tussenkomst wordt 65 % afgetrokken van het bedrag van de vermindering van de patronale bijdragen voor de lage lonen waarvan elke beschutte werkplaats geniet uit hoofde van titel VII van het koninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bevestigd en gewijzigd door de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.]
Art. 6bis _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [Du montant de l'intervention due en application des articles 4, 5 et 6 sont déduits 65 % du montant de réduction des cotisations patronales pour les bas salaires dont bénéficie chaque atelier protégé en vertu du titre VII de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, confirmé et modifié par la loi portant des dispositions sociales du 30 mars 1994.]
Art. 6bis_WAALS_GEWEST. [Van het bedrag van de tegemoetkoming verschuldigd overeenkomstig de artikelen 4, 5 en 6 worden 65 % van het verminderingsbedrag van de werkgeversbijdragen voor lage lonen afgetrokken, waarvoor elke beschermde werkplaats in aanmerking komt krachtens titel II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd en gewijzigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.] BWG 1994-07-18/38, art. 1, Inwerkingtreding : 01-04-1994>
Art. 6bis _REGION_WALLONNE. [Du montant de l'intervention due en application des articles 4, 5 et 6 sont déduits 65 % du montant de réduction des cotisations patronales pour les bas salaires dont bénéficie chaque atelier protégé en vertu du Titre VII de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, confirmé et modifié par la loi portant des dispositions sociales du 30 mars 1994.]
Art. 6ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [Binnen de grenzen van het globaal bedrag van de in toepassing van artikel 6 bis doorgevoerde verminderingen genieten de beschermde werkplaatsen een bijkomende tussenkomst ten belope van 5,8 % van de bruto bezoldigingen die worden uitbetaald aan de gehandicapte werknemers die in de vierde of vijfde functiecategorie zijn ingedeeld in toepassing van artikel 3 van het koninklijk besluit van 23 maart 1970 "tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden van toekenning van het loon aan de minder-validen die in de beschermde werkplaatsen zijn tewerkgesteld]
Art. 6ter _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. [Dans la limite du montant global des déductions opérées en application de l'article 6bis, les ateliers protégés bénéficient d'un supplément d'intervention égal à 5,8 % des rémunérations brutes payées aux travailleurs handicapés qui sont classés en quatrième ou cinquième catégorie de fonctions en application de l'article 3 de l'arrêté royal du 23 mars 1970 fixant les taux et modalités de la rémunération des handicapés occupés dans les ateliers protégés et pour lesquels l'atelier protégé ne peut pas prétendre à la réduction des cotisations patronales pour les bas salaires visée à l'article 6bis.]
Art. 6ter_WAALS_GEWEST. [Binnen de grenzen van het totale bedrag van de overeenkomstig artikel 6bis uitgevoerde aftrekken genieten de beschermde werkplaatsen een bijkomende tegemoetkoming gelijk aan 5,8 % van de brutolonen betaald aan minder-valide werknemers die in de vierde of vijfde zijn ingedeeld, overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 23 maart 1970 tot vaststelling van het en de voorwaarden van toekenning van het loon aan de minder-validen die in de beschermde werkplaatsen zijn tewerkgesteld en voor wie de beschermde werkplaats, voor de in artikel tot 5 bedoelde lage lonen, geen aanspraak kan maken op een vermindering van de werkgeversbijdragen.]
Art. 6ter _REGION_WALLONNE. [Dans la limite du montant global des déductions opérées en application de l'article 6bis, les ateliers protégés bénéficient d'un supplément d'intervention égal à 5,8 % des rémunérations brutes payées aux travailleurs handicapés qui sont classés en quatrième ou cinquième catégorie de fonctions en application de l'article 3 de l'arrêté royal du 23 mars 1970 fixant les taux et modalités d'octroi de rémunération des handicapés occupés dans les ateliers protégés et pour lesquels l'atelier protégé ne peut pas prétendre à la réduction des cotisations patronales pour les bas salaires visée à l'article 6bis."]
Art. 6quater_WAALS_GEWEST. [Alle beschermde werkplaatsen krijgen bij voorbaat een buitengewone subsidie van 50 000 000 frank voor het boekjaar 1997 opdat ze hun verplichtingen inzake het gewaarborgd minimum maandinkomen zouden kunnen nakomen.
Deze subsidie wordt berekend op basis van het verschil tussen de lonen vermeld in de aangifte voor het eerste trimester 1996 en diezelfde lonen na aanpassing ervan, met inachtneming van artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43septies van 2 juli 1996.])
Deze subsidie wordt berekend op basis van het verschil tussen de lonen vermeld in de aangifte voor het eerste trimester 1996 en diezelfde lonen na aanpassing ervan, met inachtneming van artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43septies van 2 juli 1996.]
Art. 6quater _REGION_WALLONNE.
[Une subvention exceptionnelle est accordée anticipativement à l'ensemble des ateliers protégés, pour l'exercice 1997 afin de faire face à leurs obligations en matière de revenu minimum mensuel garanti et ce, jusqu'à concurrence d'un montant de 50 000 000 de francs.
Cette subvention est calculée sur base de la différence entre les salaires résultant de la déclaration trimestrielle du premier trimestre 1996 et ces mêmes salaires réévalués, compte tenu de l'article 3 de la convention collective de travail n° 43septies du 2 juillet 1996.) ";)
[Une subvention exceptionnelle est accordée anticipativement à l'ensemble des ateliers protégés, pour l'exercice 1997 afin de faire face à leurs obligations en matière de revenu minimum mensuel garanti et ce, jusqu'à concurrence d'un montant de 50 000 000 de francs.
Cette subvention est calculée sur base de la différence entre les salaires résultant de la déclaration trimestrielle du premier trimestre 1996 et ces mêmes salaires réévalués, compte tenu de l'article 3 de la convention collective de travail n° 43septies du 2 juillet 1996.) ";
Art. 6quinquies_WAALS_GEWEST. [Aan de beschermde werkplaatsen wordt voor 1996 een bijkomende tegemoetkoming van 35 000 000 frank verleend die overeenstemt met het verschil tussen het totaalbedrag van de overeenkomstig artikel 6bis verrichte aftrekken en de overeenkomstig artikel 6ter verleende bijkomende tegemoetkomingen.
Dat bedrag wordt verdeeld naar verhouding van de door het beheerscomité van de "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées" op 1 december 1996 vastgestelde quota, op grond van de reglementaire beslissing van de raad van beheer van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen van 7 februari 1964 houdende vaststelling van de voorschriften en de voorwaarden van voorlopige erkenning van de beschermde werkplaatsen, gewijzigd bij de reglementaire beslissing van de raad van beheer van het Rijksfonds van 23 maart 1973 en de reglementaire beslissingen van de raad van beheer van het Gemeenschapsfonds voor de sociale integratie van de gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces van 30 juni 1992 en 24 juni 1993.])
Dat bedrag wordt verdeeld naar verhouding van de door het beheerscomité van de "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées" op 1 december 1996 vastgestelde quota, op grond van de reglementaire beslissing van de raad van beheer van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen van 7 februari 1964 houdende vaststelling van de voorschriften en de voorwaarden van voorlopige erkenning van de beschermde werkplaatsen, gewijzigd bij de reglementaire beslissing van de raad van beheer van het Rijksfonds van 23 maart 1973 en de reglementaire beslissingen van de raad van beheer van het Gemeenschapsfonds voor de sociale integratie van de gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces van 30 juni 1992 en 24 juni 1993.]
Art. 6quinquies _REGION_WALLONNE.
[Il est accordé aux ateliers protégés, pour l'année 1996, un supplément d'intervention correspondant à la différence entre le montant global des déductions opérées en application de l'article 6bis et des suppléments d'intervention octroyés en vertu de l'article 6ter et ce, à concurrence d'un montant de 35 000 000 de francs.
Ce montant est réparti proportionnellement au quota déterminé par le Comité de gestion de l'Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées au 1er décembre 1996, sur base de la décision réglementaire du Conseil de gestion du Fonds national de reclassement social des handicapés du 7 février 1964 déterminant les modalités et conditions d'agréation provisoire des ateliers protégés, modifiée par la décision réglementaire du Conseil de gestion du Fonds national du 23 mars 1973 et les décisions réglementaires du Conseil de gestion du Fonds communautaire pour l'intégration sociale et professionnelle des personnes handicapées des 30 juin 1992 et 24 juin 1993.])
[Il est accordé aux ateliers protégés, pour l'année 1996, un supplément d'intervention correspondant à la différence entre le montant global des déductions opérées en application de l'article 6bis et des suppléments d'intervention octroyés en vertu de l'article 6ter et ce, à concurrence d'un montant de 35 000 000 de francs.
Ce montant est réparti proportionnellement au quota déterminé par le Comité de gestion de l'Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées au 1er décembre 1996, sur base de la décision réglementaire du Conseil de gestion du Fonds national de reclassement social des handicapés du 7 février 1964 déterminant les modalités et conditions d'agréation provisoire des ateliers protégés, modifiée par la décision réglementaire du Conseil de gestion du Fonds national du 23 mars 1973 et les décisions réglementaires du Conseil de gestion du Fonds communautaire pour l'intégration sociale et professionnelle des personnes handicapées des 30 juin 1992 et 24 juin 1993.]
Art.7. Het Rijksfonds bepaalt voor elke minder-valide werknemer, hetzij in de beslissing houdende vaststelling van zijn omscholings- en sociale reclasseringsproces, hetzij in een afzonderlijke beslissing, de bij artikel 5 bedoelde categorie waartoe hij, gelet op de aard van zijn voornaamste handicap, behoort.
Het Rijksfonds stelt de beschermde werkplaats ervan in kennis of de minder-valide werknemers voor welke de tegemoetkoming wordt gevraagd al dan niet de bij artikel 2 voorziene voorwaarden vervullen en het duidt haar, in bevestigend geval, de bij artikel 5 bedoelde categorie aan waartoe zij behoren.
Het Rijksfonds stelt de beschermde werkplaats ervan in kennis of de minder-valide werknemers voor welke de tegemoetkoming wordt gevraagd al dan niet de bij artikel 2 voorziene voorwaarden vervullen en het duidt haar, in bevestigend geval, de bij artikel 5 bedoelde categorie aan waartoe zij behoren.
Art.7. Le Fonds national détermine pour chaque travailleur handicapé, soit dans la décision fixant son processus de réadaptation et de reclassement social, soit dans une décision particulière, la catégorie visée à l'article 5, à laquelle il appartient eu égard à la nature de son handicap prépondérant.
Le Fonds national signifie à l'atelier protégé si les travailleurs handicapés pour lesquels l'intervention est sollicitée remplissent ou non les conditions prévues à l'article 2 et, dans l'affirmative, lui indique la catégorie visée à l'article 5, à laquelle ils appartiennent.
Le Fonds national signifie à l'atelier protégé si les travailleurs handicapés pour lesquels l'intervention est sollicitée remplissent ou non les conditions prévues à l'article 2 et, dans l'affirmative, lui indique la catégorie visée à l'article 5, à laquelle ils appartiennent.
Art. 7 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
[1 Aan alle medewerkers die 10 jaar tot de sector van de beschutte werkplaatsen behoren, wordt een extra vakantiedag voor 15 november toegekend en forfaitair met 47,06 euro gesubsidieerd. Dat bedrag stemt overeen met de spilindex van 104,14 op 1 november 2006 en wordt overeenkomstig de regeling vervat in artikel 4, § 2, aangepast.]1
[2 Als de beschermde werkplaatsen aan alle medewerkers die 20 jaar tot de sector van de beschermde werkplaatsen behoren een extra vakantiedag toekennen, dan subsidieert de Dienst die extra vakantiedag forfaitair met 47,06 euro. Dat bedrag stemt overeen met de spilindex van 104,14 op 1 november 2006 en wordt overeenkomstig de regeling vervat in artikel 4, § 2, aangepast.]2
[3 Onverminderd het eerste en het tweede lid en op voorwaarde dat de beschermde werkplaatsen vanaf 2021 aan alle medewerkers een extra vakantiedag toekennen, subsidieert de Dienst voor zelfbeschikkend leven die extra vakantiedag forfaitair met 47,06 euro. Dat bedrag stemt overeen met de spilindex van 104,14 op 1 november 2006 en wordt overeenkomstig de regeling vervat in artikel 4, § 2, aangepast.]3
[1 Aan alle medewerkers die 10 jaar tot de sector van de beschutte werkplaatsen behoren, wordt een extra vakantiedag voor 15 november toegekend en forfaitair met 47,06 euro gesubsidieerd. Dat bedrag stemt overeen met de spilindex van 104,14 op 1 november 2006 en wordt overeenkomstig de regeling vervat in artikel 4, § 2, aangepast.]1
[2 Als de beschermde werkplaatsen aan alle medewerkers die 20 jaar tot de sector van de beschermde werkplaatsen behoren een extra vakantiedag toekennen, dan subsidieert de Dienst die extra vakantiedag forfaitair met 47,06 euro. Dat bedrag stemt overeen met de spilindex van 104,14 op 1 november 2006 en wordt overeenkomstig de regeling vervat in artikel 4, § 2, aangepast.]2
[3 Onverminderd het eerste en het tweede lid en op voorwaarde dat de beschermde werkplaatsen vanaf 2021 aan alle medewerkers een extra vakantiedag toekennen, subsidieert de Dienst voor zelfbeschikkend leven die extra vakantiedag forfaitair met 47,06 euro. Dat bedrag stemt overeen met de spilindex van 104,14 op 1 november 2006 en wordt overeenkomstig de regeling vervat in artikel 4, § 2, aangepast.]3
Art. 7 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
[1 Un jour de congé supplémentaire se rapportant au 15 novembre est accordé à tous les membres du personnel ayant 10 ans d'ancienneté dans le secteur des ateliers protégés et est subsidié par un forfait de 47,06 euros. Ce montant correspond à l'indice pivot au 1er novembre 2006, à savoir 104,14 et est adapté conformément à la règle prévue à l'article 4, § 2. ]1
[2 A condition que les ateliers protégés octroient un autre jour de congé supplémentaire à tous les collaborateurs ayant vingt ans d'ancienneté dans le secteur des ateliers protégés, ledit jour est subsidié par l'Office sous la forme d'un forfait de 47,06 euros. Ce montant correspond à l'indice pivot au 1er novembre 2006, à savoir 104,14, et est adapté conformément à la règle prévue à l'article 4, § 2.]2
[3 Sans préjudice des alinéas 1er et 2 et à condition que les ateliers protégés octroient, à partir de l'année 2021, un jour de congé supplémentaire à tous les collaborateurs, le centre le subsidie de manière forfaitaire à hauteur de 47,06 euros. Ce montant correspond à l'indice pivot au 1er novembre 2006, à savoir 104,14, et est adapté conformément à la règle prévue à l'article 4, § 2.]3
[1 Un jour de congé supplémentaire se rapportant au 15 novembre est accordé à tous les membres du personnel ayant 10 ans d'ancienneté dans le secteur des ateliers protégés et est subsidié par un forfait de 47,06 euros. Ce montant correspond à l'indice pivot au 1er novembre 2006, à savoir 104,14 et est adapté conformément à la règle prévue à l'article 4, § 2. ]1
[2 A condition que les ateliers protégés octroient un autre jour de congé supplémentaire à tous les collaborateurs ayant vingt ans d'ancienneté dans le secteur des ateliers protégés, ledit jour est subsidié par l'Office sous la forme d'un forfait de 47,06 euros. Ce montant correspond à l'indice pivot au 1er novembre 2006, à savoir 104,14, et est adapté conformément à la règle prévue à l'article 4, § 2.]2
[3 Sans préjudice des alinéas 1er et 2 et à condition que les ateliers protégés octroient, à partir de l'année 2021, un jour de congé supplémentaire à tous les collaborateurs, le centre le subsidie de manière forfaitaire à hauteur de 47,06 euros. Ce montant correspond à l'indice pivot au 1er novembre 2006, à savoir 104,14, et est adapté conformément à la règle prévue à l'article 4, § 2.]3
Art.8. De tegemoetkoming voorzien bij dit hoofdstuk wordt geweigerd ten opzichte van de minder-valide werknemers die een functie uitoefenen waarvan het Rijksfonds oordeelt dat zij, gelet op de bepalingen betreffende de vaststelling van de minimalonen, niet geclasseerd is in een adekwate categorie.
Art.8. L'intervention prévue au présent chapitre est refusée à l'égard des travailleurs handicapés qui exercent une fonction dont le Fonds national juge qu'elle n'est pas classée dans une catégorie adéquate, eu égard aux dispositions relatives à la fixation des minima de rémunération.
Art.9. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de minder-validen die het statuut bezitten van als moeilijk te plaatsen beschouwde uitkeringsgerechtigde werkloze, tewerkgesteld in een beschermde werkplaats door bemiddeling van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening.
Wat hen betreft, maken de voorwaarden van toekenning van een tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten het voorwerp uit van een afzonderlijk besluit.
Wat hen betreft, maken de voorwaarden van toekenning van een tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten het voorwerp uit van een afzonderlijk besluit.
Art.9. Les dispositions du présent chapitre ne sont pas applicables aux handicapés qui ont le statut de chômeur indemnisé, considéré comme difficile à placer, mis au travail en atelier protégé à l'intervention de l'Office national de l'emploi.
En ce qui les concerne, les conditions d'octroi d'une intervention dans la rémunération et les charges sociales font l'objet d'un arrêté distinct.
En ce qui les concerne, les conditions d'octroi d'une intervention dans la rémunération et les charges sociales font l'objet d'un arrêté distinct.
HOOFDSTUK II. _ TEGEMOETKOMING BETREFFENDE HET KADERPERSONEEL.
CHAPITRE II. _ INTERVENTION RELATIVE AU PERSONNEL DE CADRE.
Art.10. <INGEVOEGD bij MB 23-10-1975, art. 1> De tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten wordt verleend voor de volgende leden van het kaderpersoneel
1° de leider, voor zover de beschermde werkplaats ten minste 25 minder-valide werknemers tewerkstelt;
2° de assistenten van de leider, ten belope van één assistent per volle groep van 100 tewerkgestelde minder-valide werknemers;
3° de monitors, ten belope van één monitor per volle groep van 10 tewerkgestelde minder-valide werknemers;
4° de bedienden, ten belope van één bediende per volle groep van 50 tewerkgestelde minder-valide werknemers;
5° de maatschappelijke assistenten of gegradueerde sociale verplegers, ten belope van een maatschappelijke assistent of een gegradueerd sociaal verpleger per volle groep van tewerkgestelde minder-valide werknemers.
1° de leider, voor zover de beschermde werkplaats ten minste 25 minder-valide werknemers tewerkstelt;
2° de assistenten van de leider, ten belope van één assistent per volle groep van 100 tewerkgestelde minder-valide werknemers;
3° de monitors, ten belope van één monitor per volle groep van 10 tewerkgestelde minder-valide werknemers;
4° de bedienden, ten belope van één bediende per volle groep van 50 tewerkgestelde minder-valide werknemers;
5° de maatschappelijke assistenten of gegradueerde sociale verplegers, ten belope van een maatschappelijke assistent of een gegradueerd sociaal verpleger per volle groep van tewerkgestelde minder-valide werknemers.
Art.10. L'intervention dans la rémunération et les charges sociales est octroyée pour les membres du personnel de cadre suivants:
1° le dirigeant, pour autant que l'atelier protégé occupe au moins 25 travailleurs handicapés;
2° les assistants du dirigeant, à raison d'un assistant par groupe entier de 100 travailleurs handicapés occupés;
3° les moniteurs, à raison d'un moniteur par groupe entier de 10 travailleurs handicapés occupés;
4° les employés, à raison d'un employé par groupe entier de 50 travailleurs handicapés occupés;
5° les assistants sociaux ou infirmiers gradués sociaux, à raison d'un assistant social ou infirmier gradué social par groupe entier de 100 travailleurs handicapés occupés.
1° le dirigeant, pour autant que l'atelier protégé occupe au moins 25 travailleurs handicapés;
2° les assistants du dirigeant, à raison d'un assistant par groupe entier de 100 travailleurs handicapés occupés;
3° les moniteurs, à raison d'un moniteur par groupe entier de 10 travailleurs handicapés occupés;
4° les employés, à raison d'un employé par groupe entier de 50 travailleurs handicapés occupés;
5° les assistants sociaux ou infirmiers gradués sociaux, à raison d'un assistant social ou infirmier gradué social par groupe entier de 100 travailleurs handicapés occupés.
Art. 10 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<INGEVOEGD bij MB 23-10-1975, art. 1> De tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten wordt verleend voor de volgende leden van het kaderpersoneel
1° de leider, voor zover de beschermde werkplaats ten minste 25 minder-valide werknemers tewerkstelt;
2° de assistenten van de leider, ten belope van één assistent per volle groep van 100 tewerkgestelde minder-valide werknemers;
3° [2 per volle groep van tien tewerkgestelde minder-valide werknemers wordt één monitor toegekend. Per minstens zes en hoogstens negen tewerkgestelde minder-valide werknemers die bovenop een volle groep komen, wordt een extra monitor toegekend]2;
4° de bedienden, ten belope van één bediende per volle groep van 50 tewerkgestelde minder-valide werknemers;
5° [de sociale assistenten, d.w.z. een sociaal assistent met een halftijdse betrekking aangeworven door de beschermde werkplaatsen die tussen 35 en 99 gehandicapte werknemers tewerkstellen.]
[1 6° de personen die op 1 januari 2007 via een Maribel I-maatregel in een beschutte werkplaats werkzaam waren als productiemedewerker, verkoper of voorarbeider, resp. hun plaatsvervangers.]1
<INGEVOEGD bij MB 23-10-1975, art. 1> De tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten wordt verleend voor de volgende leden van het kaderpersoneel
1° de leider, voor zover de beschermde werkplaats ten minste 25 minder-valide werknemers tewerkstelt;
2° de assistenten van de leider, ten belope van één assistent per volle groep van 100 tewerkgestelde minder-valide werknemers;
3° [2 per volle groep van tien tewerkgestelde minder-valide werknemers wordt één monitor toegekend. Per minstens zes en hoogstens negen tewerkgestelde minder-valide werknemers die bovenop een volle groep komen, wordt een extra monitor toegekend]2;
4° de bedienden, ten belope van één bediende per volle groep van 50 tewerkgestelde minder-valide werknemers;
5° [de sociale assistenten, d.w.z. een sociaal assistent met een halftijdse betrekking aangeworven door de beschermde werkplaatsen die tussen 35 en 99 gehandicapte werknemers tewerkstellen.]
[1 6° de personen die op 1 januari 2007 via een Maribel I-maatregel in een beschutte werkplaats werkzaam waren als productiemedewerker, verkoper of voorarbeider, resp. hun plaatsvervangers.]1
Art. 10 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
L'intervention dans la rémunération et les charges sociales est octroyée pour les membres du personnel de cadre suivants:
1° le dirigeant, pour autant que l'atelier protégé occupe au moins 25 travailleurs handicapés;
2° les assistants du dirigeant, à raison d'un assistant par groupe entier de 100 travailleurs handicapés occupés;
3° [2 les moniteurs, à savoir un moniteur par groupe entier de 10 travailleurs handicapés occupés et un moniteur supplémentaire lorsqu'il y a au moins 6 et au plus 9 travailleurs handicapés occupés en plus d'un groupe entier;]2
4° les employés, à raison d'un employé par groupe entier de 50 travailleurs handicapés occupés;
5° [les assistants sociaux, à savoir un assistant social à mi-temps engagé par des ateliers protégés qui occupent entre 35 et 99 travailleurs handicapés.]
[1 6° les personnes occupées par le biais de la mesure Maribel I en tant que collaborateurs de la production, acquisiteurs ou contremaîtres au 1er janvier 2007, respectivement leurs remplaçants.]1
1° le dirigeant, pour autant que l'atelier protégé occupe au moins 25 travailleurs handicapés;
2° les assistants du dirigeant, à raison d'un assistant par groupe entier de 100 travailleurs handicapés occupés;
3° [2 les moniteurs, à savoir un moniteur par groupe entier de 10 travailleurs handicapés occupés et un moniteur supplémentaire lorsqu'il y a au moins 6 et au plus 9 travailleurs handicapés occupés en plus d'un groupe entier;]2
4° les employés, à raison d'un employé par groupe entier de 50 travailleurs handicapés occupés;
5° [les assistants sociaux, à savoir un assistant social à mi-temps engagé par des ateliers protégés qui occupent entre 35 et 99 travailleurs handicapés.]
[1 6° les personnes occupées par le biais de la mesure Maribel I en tant que collaborateurs de la production, acquisiteurs ou contremaîtres au 1er janvier 2007, respectivement leurs remplaçants.]1
Art. 10bis. <INGEVOEGD bij MB 23-10-1975; art 2> § 1. Het aantal tewerkgestelde minder-valide werknemers, in aanmerking te nemen voor de toepassing van de quota bepaald in artikel 10, wordt per kwartaal vastgesteld, rekening houdend met de minder-valide werknemers die gedurende één der maanden van het kwartaal (tenminste 62 arbeidsuren) hebben gepresteerd, betaald aan een loon dat niet lager ligt dan het voorgeschreven minimum.
Voor de berekening van het aantal gepresteerde arbeidsuren worden met werkelijke arbeidsdagen gelijkgesteld de dagen van inaktiviteit die het voorwerp uitmaken van een dergelijke gelijkstelling voor de toekenning der toelagen voor onderhoud van de beschermde werkplaatsen.
§ 2. De beschermde werkplaats die ophoudt één of meerdere der quota bepaald in artikel 10 te bereiken, blijft gedurende twee opeenvolgende kwartalen de tegemoetkoming ontvangen welke haar in functie van dit quotum werd uitgekeerd, voor zover het aantal tewerkgestelde minder-valide werknemers niet meer dan 10 t.h. lager ligt dan het aantal voorzien in het quotum.
Wanneer de bevolking van een beschermde werkplaats een aantal bereikt dat lager is dan 10 minder-valide werknemers, wordt de maatregel voorzien in het eerste lid toegepast gedurende 4 opeenvolgende kwartalen.
Voor de berekening van het aantal gepresteerde arbeidsuren worden met werkelijke arbeidsdagen gelijkgesteld de dagen van inaktiviteit die het voorwerp uitmaken van een dergelijke gelijkstelling voor de toekenning der toelagen voor onderhoud van de beschermde werkplaatsen.
§ 2. De beschermde werkplaats die ophoudt één of meerdere der quota bepaald in artikel 10 te bereiken, blijft gedurende twee opeenvolgende kwartalen de tegemoetkoming ontvangen welke haar in functie van dit quotum werd uitgekeerd, voor zover het aantal tewerkgestelde minder-valide werknemers niet meer dan 10 t.h. lager ligt dan het aantal voorzien in het quotum.
Wanneer de bevolking van een beschermde werkplaats een aantal bereikt dat lager is dan 10 minder-valide werknemers, wordt de maatregel voorzien in het eerste lid toegepast gedurende 4 opeenvolgende kwartalen.
Art. 10bis. Le nombre de travailleurs handicapés occupés à prendre en considération pour l'application des quotas visés à l'article 10 est déterminé par trimestre en tenant compte des travailleurs handicapés qui pendant un des mois du trimestre ont presté (au moins 62 heures) de travail rémunérées à un taux qui n'est pas inférieur au minimum prescrit.
Pour le calcul du nombre d'heures de travail prestées, sont assimilés à des jours de travail effectif, les jours d'inactivité qui font l'objet d'une telle assimilation pour l'octroi des subsides à l'entretien des ateliers protégés.
§ 2. L'atelier protégé qui cesse d'atteindre l'un ou l'autre des quotas visés à l'article 10 continue à percevoir pendant deux trimestres consécutifs l'intervention qui lui était attribuée en fonction de ce quota, pour autant que le nombre de travailleurs handicapés qu'il occupe ne soit pas de plus de 10 p.c. inférieur au montant du quota considéré.
Lorsque la population d'un atelier protégé tombe à un chiffre inférieur à 10 travailleurs handicapés, la mesure prévue à l'alinéa 1er s'applique pendant 4 trimestres consécutifs.
Pour le calcul du nombre d'heures de travail prestées, sont assimilés à des jours de travail effectif, les jours d'inactivité qui font l'objet d'une telle assimilation pour l'octroi des subsides à l'entretien des ateliers protégés.
§ 2. L'atelier protégé qui cesse d'atteindre l'un ou l'autre des quotas visés à l'article 10 continue à percevoir pendant deux trimestres consécutifs l'intervention qui lui était attribuée en fonction de ce quota, pour autant que le nombre de travailleurs handicapés qu'il occupe ne soit pas de plus de 10 p.c. inférieur au montant du quota considéré.
Lorsque la population d'un atelier protégé tombe à un chiffre inférieur à 10 travailleurs handicapés, la mesure prévue à l'alinéa 1er s'applique pendant 4 trimestres consécutifs.
Art. 10bis _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
[1 Het aantal tewerkgestelde minder-valide werknemers, in aanmerking te nemen voor de toepassing van de quota bepaald in artikel 10, wordt per kwartaal vastgesteld, rekening houdend met de minder-valide werknemers die gedurende het kwartaal ten minste 62 arbeidsuren hebben gepresteerd, betaald aan een loon dat niet lager ligt dan het voorgeschreven minimum.]1
Voor de berekening van het aantal gepresteerde arbeidsuren worden met werkelijke arbeidsdagen gelijkgesteld de dagen van inaktiviteit die het voorwerp uitmaken van een dergelijke gelijkstelling voor de toekenning der toelagen voor onderhoud van de beschermde werkplaatsen.
§ 2. De beschermde werkplaats die ophoudt één of meerdere der quota bepaald in artikel 10 te bereiken, blijft gedurende twee opeenvolgende kwartalen de tegemoetkoming ontvangen welke haar in functie van dit quotum werd uitgekeerd, voor zover het aantal tewerkgestelde minder-valide werknemers niet meer dan 10 t.h. lager ligt dan het aantal voorzien in het quotum.
Wanneer de bevolking van een beschermde werkplaats een aantal bereikt dat lager is dan 10 minder-valide werknemers, wordt de maatregel voorzien in het eerste lid toegepast gedurende 4 opeenvolgende kwartalen.
[1 Het aantal tewerkgestelde minder-valide werknemers, in aanmerking te nemen voor de toepassing van de quota bepaald in artikel 10, wordt per kwartaal vastgesteld, rekening houdend met de minder-valide werknemers die gedurende het kwartaal ten minste 62 arbeidsuren hebben gepresteerd, betaald aan een loon dat niet lager ligt dan het voorgeschreven minimum.]1
Voor de berekening van het aantal gepresteerde arbeidsuren worden met werkelijke arbeidsdagen gelijkgesteld de dagen van inaktiviteit die het voorwerp uitmaken van een dergelijke gelijkstelling voor de toekenning der toelagen voor onderhoud van de beschermde werkplaatsen.
§ 2. De beschermde werkplaats die ophoudt één of meerdere der quota bepaald in artikel 10 te bereiken, blijft gedurende twee opeenvolgende kwartalen de tegemoetkoming ontvangen welke haar in functie van dit quotum werd uitgekeerd, voor zover het aantal tewerkgestelde minder-valide werknemers niet meer dan 10 t.h. lager ligt dan het aantal voorzien in het quotum.
Wanneer de bevolking van een beschermde werkplaats een aantal bereikt dat lager is dan 10 minder-valide werknemers, wordt de maatregel voorzien in het eerste lid toegepast gedurende 4 opeenvolgende kwartalen.
Modifications
Art. 10bis _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
[1 Le nombre de travailleurs handicapés occupés à prendre en considération pour l'application des quotas visés à l'article 10 est déterminé par trimestre en tenant compte des travailleurs handicapés qui, pendant le trimestre ont presté au moins 62 heures de travail rémunérées à un taux qui n'est pas inférieur au minimum prescrit.]1
Pour le calcul du nombre d'heures de travail prestées, sont assimilés à des jours de travail effectif, les jours d'inactivité qui font l'objet d'une telle assimilation pour l'octroi des subsides à l'entretien des ateliers protégés.
§ 2. L'atelier protégé qui cesse d'atteindre l'un ou l'autre des quotas visés à l'article 10 continue à percevoir pendant deux trimestres consécutifs l'intervention qui lui était attribuée en fonction de ce quota, pour autant que le nombre de travailleurs handicapés qu'il occupe ne soit pas de plus de 10 p.c. inférieur au montant du quota considéré.
Lorsque la population d'un atelier protégé tombe à un chiffre inférieur à 10 travailleurs handicapés, la mesure prévue à l'alinéa 1er s'applique pendant 4 trimestres consécutifs.
[1 Le nombre de travailleurs handicapés occupés à prendre en considération pour l'application des quotas visés à l'article 10 est déterminé par trimestre en tenant compte des travailleurs handicapés qui, pendant le trimestre ont presté au moins 62 heures de travail rémunérées à un taux qui n'est pas inférieur au minimum prescrit.]1
Pour le calcul du nombre d'heures de travail prestées, sont assimilés à des jours de travail effectif, les jours d'inactivité qui font l'objet d'une telle assimilation pour l'octroi des subsides à l'entretien des ateliers protégés.
§ 2. L'atelier protégé qui cesse d'atteindre l'un ou l'autre des quotas visés à l'article 10 continue à percevoir pendant deux trimestres consécutifs l'intervention qui lui était attribuée en fonction de ce quota, pour autant que le nombre de travailleurs handicapés qu'il occupe ne soit pas de plus de 10 p.c. inférieur au montant du quota considéré.
Lorsque la population d'un atelier protégé tombe à un chiffre inférieur à 10 travailleurs handicapés, la mesure prévue à l'alinéa 1er s'applique pendant 4 trimestres consécutifs.
Modifications
Art.11. . § 1. Het bedrag van de tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten wordt vastgesteld op 50 pct. van het loon dat werkelijk wordt betaald aan de leden van het kaderpersoneel bedoeld bij artikel 10 van onderhavig besluit.
Vanaf 1 januari 1976 wordt het bedrag voorzien bij het eerste lid gebracht :
1° op 100 pct. gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is;
2° op 75 pct. gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven.
§ 2. De tegemoetkoming voorzien bij § 1,eerste lid mag volgende jaarlijkse bedragen niet overschrijden :
1° leider.170 850 F
2° assistenten van de leider.128 138 F
3° monitors.102 510 F
4° bedienden.102 510 F
5° maatschappelijke assistenten of
gegradueerde sociale verplegers.128 138 F
De maximumbedragen van tegemoetkoming bedoeld bij het eerste lid zijn de bedragen toepasselijk vanaf 1 april 1975; ze worden op 1 april van elk jaar, en dit voor de eerste maal op 1 april 1976, geherwaardeerd naargelang van de algemene evolutie van de lonen.
(...).
Vanaf 1 januari 1976 wordt het bedrag voorzien bij het eerste lid gebracht :
1° op 100 pct. gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is;
2° op 75 pct. gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven.
§ 2. De tegemoetkoming voorzien bij § 1,eerste lid mag volgende jaarlijkse bedragen niet overschrijden :
1° leider.170 850 F
2° assistenten van de leider.128 138 F
3° monitors.102 510 F
4° bedienden.102 510 F
5° maatschappelijke assistenten of
gegradueerde sociale verplegers.128 138 F
De maximumbedragen van tegemoetkoming bedoeld bij het eerste lid zijn de bedragen toepasselijk vanaf 1 april 1975; ze worden op 1 april van elk jaar, en dit voor de eerste maal op 1 april 1976, geherwaardeerd naargelang van de algemene evolutie van de lonen.
(...).
Art.11. § 1er. Le montant de l'intervention dans la rémunération et les charges sociales est fixé à 50 p.c. de la rémunération effectivement payée aux membres du personnel de cadre visés à l'article 10 du présent arrêté.
A partir du 1er janvier 1976, le montant prévu à l'alinéa 1er est porté :
1° à 100 p.c. pendant une période de deux ans prenant cours au début du mois à partir duquel l'atelier protégé est agréé pour la première fois;
2° à 75 p.c. pendant une période d'un an consécutive à la période de deux ans visée au 1°.
§ 2. L'intervention prévue au § 1er,alinéa 1er ne peut excéder les montants annuels suivants :
1° dirigeant.170 850 F
2° assistants du dirigeant.128 138 F
3° moniteurs.102 510 F
4° employés.102 510 F
5° assistants sociaux ou infirmiers
gradués sociaux.128 138 F
Les montants maxima d'intervention visés à l'alinéa 1er sont les montants applicables depuis le 1er avril 1975; ils sont réévalués le 1er avril de chaque année, et pour la première fois le 1er avril 1976, en fonction de l'évolution générale des rémunérations.
(...).
A partir du 1er janvier 1976, le montant prévu à l'alinéa 1er est porté :
1° à 100 p.c. pendant une période de deux ans prenant cours au début du mois à partir duquel l'atelier protégé est agréé pour la première fois;
2° à 75 p.c. pendant une période d'un an consécutive à la période de deux ans visée au 1°.
§ 2. L'intervention prévue au § 1er,alinéa 1er ne peut excéder les montants annuels suivants :
1° dirigeant.170 850 F
2° assistants du dirigeant.128 138 F
3° moniteurs.102 510 F
4° employés.102 510 F
5° assistants sociaux ou infirmiers
gradués sociaux.128 138 F
Les montants maxima d'intervention visés à l'alinéa 1er sont les montants applicables depuis le 1er avril 1975; ils sont réévalués le 1er avril de chaque année, et pour la première fois le 1er avril 1976, en fonction de l'évolution générale des rémunérations.
(...).
Art. 11_VLAAMS_GEWEST. . § 1. Het bedrag van de tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten wordt vastgesteld op 50 pct. van het loon dat werkelijk wordt betaald aan de leden van het kaderpersoneel bedoeld bij artikel 10 van onderhavig besluit.
Vanaf 1 januari 1976 wordt het bedrag voorzien bij het eerste lid gebracht :
1° op 100 pct. gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is;
2° op 75 pct. gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven.
§ 2. De tegemoetkoming voorzien bij § 1,eerste lid mag volgende jaarlijkse bedragen niet overschrijden :
1° leider.170 850 F
2° assistenten van de leider.128 138 F
3° monitors.102 510 F
4° bedienden.102 510 F
5° maatschappelijke assistenten of
gegradueerde sociale verplegers.128 138 F
De maximumbedragen van tegemoetkoming bedoeld bij het eerste lid zijn de bedragen toepasselijk vanaf 1 april 1975; ze worden op 1 april van elk jaar, en dit voor de eerste maal op 1 april 1976, geherwaardeerd naargelang van de algemene evolutie van de lonen.
(...).
Vanaf 1 januari 1976 wordt het bedrag voorzien bij het eerste lid gebracht :
1° op 100 pct. gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is;
2° op 75 pct. gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven.
§ 2. De tegemoetkoming voorzien bij § 1,eerste lid mag volgende jaarlijkse bedragen niet overschrijden :
1° leider.170 850 F
2° assistenten van de leider.128 138 F
3° monitors.102 510 F
4° bedienden.102 510 F
5° maatschappelijke assistenten of
gegradueerde sociale verplegers.128 138 F
De maximumbedragen van tegemoetkoming bedoeld bij het eerste lid zijn de bedragen toepasselijk vanaf 1 april 1975; ze worden op 1 april van elk jaar, en dit voor de eerste maal op 1 april 1976, geherwaardeerd naargelang van de algemene evolutie van de lonen.
(...).
Art. 11 _REGION_FLAMANDE.
§ 1er. Le montant de l'intervention dans la rémunération et les charges sociales est fixé à 50 p.c. de la rémunération effectivement payée aux membres du personnel de cadre visés à l'article 10 du présent arrêté.
A partir du 1er janvier 1976, le montant prévu à l'alinéa 1er est porté :
1° à 100 p.c. pendant une période de deux ans prenant cours au début du mois à partir duquel l'atelier protégé est agréé pour la première fois;
2° à 75 p.c. pendant une période d'un an consécutive à la période de deux ans visée au 1°.
§ 2. L'intervention prévue au § 1er,alinéa 1er ne peut excéder les montants annuels suivants :
1° dirigeant.170 850 F
2° assistants du dirigeant.128 138 F
3° moniteurs.102 510 F
4° employés.102 510 F
5° assistants sociaux ou infirmiers
gradués sociaux.128 138 F
Les montants maxima d'intervention visés à l'alinéa 1er sont les montants applicables depuis le 1er avril 1975; ils sont réévalués le 1er avril de chaque année, et pour la première fois le 1er avril 1976, en fonction de l'évolution générale des rémunérations.
(...).
A partir du 1er janvier 1976, le montant prévu à l'alinéa 1er est porté :
1° à 100 p.c. pendant une période de deux ans prenant cours au début du mois à partir duquel l'atelier protégé est agréé pour la première fois;
2° à 75 p.c. pendant une période d'un an consécutive à la période de deux ans visée au 1°.
§ 2. L'intervention prévue au § 1er,alinéa 1er ne peut excéder les montants annuels suivants :
1° dirigeant.170 850 F
2° assistants du dirigeant.128 138 F
3° moniteurs.102 510 F
4° employés.102 510 F
5° assistants sociaux ou infirmiers
gradués sociaux.128 138 F
Les montants maxima d'intervention visés à l'alinéa 1er sont les montants applicables depuis le 1er avril 1975; ils sont réévalués le 1er avril de chaque année, et pour la première fois le 1er avril 1976, en fonction de l'évolution générale des rémunérations.
(...).
Art. 11 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
§ 1. [1 Onverminderd de in lid 2 vastgelegde overgangsregeling gelden de loonschalen die in bijlage III van het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gesondheid" zijn vastgelegd, als grondslag voor de berekening van de subsidiëring van de lonen en salarissen van het in artikel 10 voorziene kaderpersoneel.
Voor de periode van 1 januari 2008 tot 31 december 2012 geldt voor het in punt 6 van artikel 10 vermelde personeel als berekeningsgrondslag voor de subsidiëring van hun lonen en salarissen de grondslag van de beroepscategorie die op 31 december 2007 contractueel is overeengekomen en die door de Dienst [6 ...]6 is goedgekeurd. Vanaf 1 januari 2013 wordt de in het eerste lid vastgelegde regeling ook toegepast op het personeel dat onder punt 6 van artikel 10 vermeld staat.
Om in aanmerking te komen voor de in lid 1 vermelde berekeningssgrondslag, moeten de betrokken personen met succes hebben deelgenomen aan een bijkomende opleiding die door de Dienst [6 ...]6 is georganiseerd of die door deze dienst is erkend, of moeten zij zich ertoe bereid verklaren, binnen de drie jaar met deze opleiding te beginnen.]1
§ 2. Het kaderpersoneel bedoeld in artikel 10 zal gerangschikt worden overeenkomstig de bijlage IV van het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" en overeenkomstig de in de bijlage V van dit besluit opgenomen beschrijving van de betrokken ambten.
De rangschikking moet door de Dienst voor personen met een handicap aangenomen worden.
§ 3. In toepassing van de in §§ 1 en 2 vermelde bepalingen bedraagt de subsidiëring voor de in § 1 vermelde lonen en wedden :
1° 53 % van 1 januari 2001 tot 31 december 2001, rekening houdend met de in het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" bepaalde regeling inzake dienstanciënniteit ten belope van 60 %;
2° [3 [4 [5 60 % vanaf 1 januari 2017, rekening houdend met de onder 1° vermelde regeling inzake dienstanciënniteit ten belope van 72 % en met de 13e maandwedde, waarin het onder 1° vermeld besluit voorziet, ten belope van 62 % .]5]4]3
[7 3° 62 % vanaf 1 januari 2020, rekening houdend met de onder 1° vermelde regeling inzake dienstanciënniteit ten belope van 73,6 % en met de 13e maandwedde, waarin het onder 1° vermeld besluit voorziet, ten belope van 62 % . Voor de onder 1° vermelde regeling inzake dienstanciënniteit wordt vanaf 1 januari 2021 75,2 % in aanmerking genomen, vanaf 1 januari 2022 76,8 %, vanaf 1 januari 2023 78,4 % en vanaf 1 januari 2024 80 % .]7
Voor de periode van 1 januari 2008 tot 31 december 2012 geldt voor het in punt 6 van artikel 10 vermelde personeel als berekeningsgrondslag voor de subsidiëring van hun lonen en salarissen de grondslag van de beroepscategorie die op 31 december 2007 contractueel is overeengekomen en die door de Dienst [6 ...]6 is goedgekeurd. Vanaf 1 januari 2013 wordt de in het eerste lid vastgelegde regeling ook toegepast op het personeel dat onder punt 6 van artikel 10 vermeld staat.
Om in aanmerking te komen voor de in lid 1 vermelde berekeningssgrondslag, moeten de betrokken personen met succes hebben deelgenomen aan een bijkomende opleiding die door de Dienst [6 ...]6 is georganiseerd of die door deze dienst is erkend, of moeten zij zich ertoe bereid verklaren, binnen de drie jaar met deze opleiding te beginnen.]1
§ 2. Het kaderpersoneel bedoeld in artikel 10 zal gerangschikt worden overeenkomstig de bijlage IV van het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" en overeenkomstig de in de bijlage V van dit besluit opgenomen beschrijving van de betrokken ambten.
De rangschikking moet door de Dienst voor personen met een handicap aangenomen worden.
§ 3. In toepassing van de in §§ 1 en 2 vermelde bepalingen bedraagt de subsidiëring voor de in § 1 vermelde lonen en wedden :
1° 53 % van 1 januari 2001 tot 31 december 2001, rekening houdend met de in het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" bepaalde regeling inzake dienstanciënniteit ten belope van 60 %;
2° [3 [4 [5 60 % vanaf 1 januari 2017, rekening houdend met de onder 1° vermelde regeling inzake dienstanciënniteit ten belope van 72 % en met de 13e maandwedde, waarin het onder 1° vermeld besluit voorziet, ten belope van 62 % .]5]4]3
[7 3° 62 % vanaf 1 januari 2020, rekening houdend met de onder 1° vermelde regeling inzake dienstanciënniteit ten belope van 73,6 % en met de 13e maandwedde, waarin het onder 1° vermeld besluit voorziet, ten belope van 62 % . Voor de onder 1° vermelde regeling inzake dienstanciënniteit wordt vanaf 1 januari 2021 75,2 % in aanmerking genomen, vanaf 1 januari 2022 76,8 %, vanaf 1 januari 2023 78,4 % en vanaf 1 januari 2024 80 % .]7
Modifications
Art. 11 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
§ 1er. [1 Sans préjudice du régime transitoire fixé à l'alinéa 2, les tableaux barémiques fixés à l'annexe III de l'arrêté du Gouvernement du 22 juin 2001 fixant les bases de calcul en ce qui concerne la subsidiation des frais de personnel dans les secteurs des affaires sociales et de la santé servent comme base de calcul pour la subsidiation des rémunérations et traitements pour les membres du personnel de cadre prévu à l'article 10.
Pour le personnel visé à l'article 10 point 6 la catégorie professionnelle fixée par contrat et approuvée par l'Office [6 ...]6 sert de base de calcul pour la subsidiation de leurs rémunérations et traitements pour la période du 1er janvier 2008 au 31 décembre 2012. A partir du 1er janvier 2013 les dispositions du premier alinéa s'appliquent aussi au personnel visé à l'article 10 point 6.
Pour que soit prise en considération la base de calcul visée au premier alinéa, les personnes concernées doivent avoir participé avec succès à une formation complémentaire organisée ou reconnue par l'Office [6 ...]6 ou se déclarer prêtes à en commencer une dans les trois ans.]1
§ 2. Les cadres visés à l'article 10 seront classés conformément à l'annexe IV de l'arrêté du Gouvernement du 22 juin 2001 fixant la subsidiation des frais de personnel dans les secteurs des affaires sociales et de la santé et à la description des fonctions correspondantes reprise à l'annexe V du même arrêté.
La classification doit être approuvée par l'Office pour personnes handicapées.
§ 3. En application des dispositions visées aux §§ 1er et 2, la subsidiation des salaires et traitements visés au § 1er s'élève à :
1° 53 % du 1 janvier 2001 au 31 décembre 2001, en tenant compte à 60 % de la réglementation relative à l'ancienneté de service prévue dans l'arrêté du 22 juin 2001 fixant les bases de calcul en ce qui concerne la subsidiation des frais de personnel dans les secteurs des affaires sociales et de la santé;
2° [3 [4 [5 60 % à partir du 1er janvier 2017, en tenant compte à 72 % de la règlementation relative à l'ancienneté de service visée au point 1° et à 62 % du treizième mois prévu dans l'arrêté visé au point 1°. ]5 ]4 ]3
[7 3° 62 % à partir du 1er janvier 2020, en tenant compte à 73,6 % de la règlementation relative à l'ancienneté de service visée au point 1° et à 62 % du treizième mois prévu dans l'arrêté visé au point 1°. A partir du 1er janvier 2021, il sera tenu compte à 75,2 % de la réglementation relative à l'ancienneté de service visée au point 1°, à partir du 1er janvier 2022 à 76,8 %, à partir du 1er janvier 2023 à 78,4 % et à partir du 1er janvier 2024 à 80 %.]7
Pour le personnel visé à l'article 10 point 6 la catégorie professionnelle fixée par contrat et approuvée par l'Office [6 ...]6 sert de base de calcul pour la subsidiation de leurs rémunérations et traitements pour la période du 1er janvier 2008 au 31 décembre 2012. A partir du 1er janvier 2013 les dispositions du premier alinéa s'appliquent aussi au personnel visé à l'article 10 point 6.
Pour que soit prise en considération la base de calcul visée au premier alinéa, les personnes concernées doivent avoir participé avec succès à une formation complémentaire organisée ou reconnue par l'Office [6 ...]6 ou se déclarer prêtes à en commencer une dans les trois ans.]1
§ 2. Les cadres visés à l'article 10 seront classés conformément à l'annexe IV de l'arrêté du Gouvernement du 22 juin 2001 fixant la subsidiation des frais de personnel dans les secteurs des affaires sociales et de la santé et à la description des fonctions correspondantes reprise à l'annexe V du même arrêté.
La classification doit être approuvée par l'Office pour personnes handicapées.
§ 3. En application des dispositions visées aux §§ 1er et 2, la subsidiation des salaires et traitements visés au § 1er s'élève à :
1° 53 % du 1 janvier 2001 au 31 décembre 2001, en tenant compte à 60 % de la réglementation relative à l'ancienneté de service prévue dans l'arrêté du 22 juin 2001 fixant les bases de calcul en ce qui concerne la subsidiation des frais de personnel dans les secteurs des affaires sociales et de la santé;
2° [3 [4 [5 60 % à partir du 1er janvier 2017, en tenant compte à 72 % de la règlementation relative à l'ancienneté de service visée au point 1° et à 62 % du treizième mois prévu dans l'arrêté visé au point 1°. ]5 ]4 ]3
[7 3° 62 % à partir du 1er janvier 2020, en tenant compte à 73,6 % de la règlementation relative à l'ancienneté de service visée au point 1° et à 62 % du treizième mois prévu dans l'arrêté visé au point 1°. A partir du 1er janvier 2021, il sera tenu compte à 75,2 % de la réglementation relative à l'ancienneté de service visée au point 1°, à partir du 1er janvier 2022 à 76,8 %, à partir du 1er janvier 2023 à 78,4 % et à partir du 1er janvier 2024 à 80 %.]7
Modifications
Art. 11 _FRANSE_GEMEENSCHAP.
. § 1. Het bedrag van de tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten wordt vastgesteld op 50 pct. van het loon dat werkelijk wordt betaald aan de leden van het kaderpersoneel bedoeld bij artikel 10 van onderhavig besluit.
Vanaf 1 januari 1976 wordt het bedrag voorzien bij het eerste lid gebracht :
1° op 100 pct. gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is;
2° op 75 pct. gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven.
§ 2. De tegemoetkoming voorzien bij § 1,eerste lid mag volgende jaarlijkse bedragen niet overschrijden :
1° leider.170 850 F
2° assistenten van de leider.128 138 F
3° monitors.102 510 F
4° bedienden.102 510 F
5° maatschappelijke assistenten of
gegradueerde sociale verplegers.128 138 F
De maximumbedragen van tegemoetkoming bedoeld bij het eerste lid zijn de bedragen toepasselijk vanaf 1 april 1975; ze worden op 1 april van elk jaar, en dit voor de eerste maal op 1 april 1976, geherwaardeerd naargelang van de algemene evolutie van de lonen.
(De herwaarderingscoëfficiënt is gelijk aan het percentage van de verhoging, voor het voorlaatste kalenderjaar, van de gemiddelde dagverdiensten van de handarbeiders in de nijverheid van de particuliere sector, zoals het wordt bekomen door het opmaken van het rekenkundig gemiddelde van de driemaandelijkse indexcijfers van de bij overeenkomst bepaalde lonen van de werklieden, zoals die door het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid vastgesteld zijn.)
Vanaf 1 januari 1976 wordt het bedrag voorzien bij het eerste lid gebracht :
1° op 100 pct. gedurende een periode van twee jaar die volgt op het begin van de maand vanaf dewelke de beschutte werkplaats voor de eerste maal erkend is;
2° op 75 pct. gedurende een periode van één jaar die volgt op de periode van twee jaar bedoeld bij het 1° hierboven.
§ 2. De tegemoetkoming voorzien bij § 1,eerste lid mag volgende jaarlijkse bedragen niet overschrijden :
1° leider.170 850 F
2° assistenten van de leider.128 138 F
3° monitors.102 510 F
4° bedienden.102 510 F
5° maatschappelijke assistenten of
gegradueerde sociale verplegers.128 138 F
De maximumbedragen van tegemoetkoming bedoeld bij het eerste lid zijn de bedragen toepasselijk vanaf 1 april 1975; ze worden op 1 april van elk jaar, en dit voor de eerste maal op 1 april 1976, geherwaardeerd naargelang van de algemene evolutie van de lonen.
(De herwaarderingscoëfficiënt is gelijk aan het percentage van de verhoging, voor het voorlaatste kalenderjaar, van de gemiddelde dagverdiensten van de handarbeiders in de nijverheid van de particuliere sector, zoals het wordt bekomen door het opmaken van het rekenkundig gemiddelde van de driemaandelijkse indexcijfers van de bij overeenkomst bepaalde lonen van de werklieden, zoals die door het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid vastgesteld zijn.)
Art. 11 _COMMUNAUTE_FRANCAISE.
§ 1er. Le montant de l'intervention dans la rémunération et les charges sociales est fixé à 50 p.c. de la rémunération effectivement payée aux membres du personnel de cadre visés à l'article 10 du présent arrêté.
A partir du 1er janvier 1976, le montant prévu à l'alinéa 1er est porté :
1° à 100 p.c. pendant une période de deux ans prenant cours au début du mois à partir duquel l'atelier protégé est agréé pour la première fois;
2° à 75 p.c. pendant une période d'un an consécutive à la période de deux ans visée au 1°.
§ 2. L'intervention prévue au § 1er,alinéa 1er ne peut excéder les montants annuels suivants :
1° dirigeant.170 850 F
2° assistants du dirigeant.128 138 F
3° moniteurs.102 510 F
4° employés.102 510 F
5° assistants sociaux ou infirmiers
gradués sociaux.128 138 F
Les montants maxima d'intervention visés à l'alinéa 1er sont les montants applicables depuis le 1er avril 1975; ils sont réévalués le 1er avril de chaque année, et pour la première fois le 1er avril 1976, en fonction de l'évolution générale des rémunérations.
[Le coefficient de réévaluation est égal au pourcentage de l'augmentation pour la pénultième année civile, des gains journaliers moyens des travailleurs manuels de l'industrie du secteur privé, tel qu'il résulte de la moyenne arithmétique des indices trimestriels des salaires conventionnels pour ouvriers, tels qu'établis par le Ministère de l'Emploi et du Travail.]
A partir du 1er janvier 1976, le montant prévu à l'alinéa 1er est porté :
1° à 100 p.c. pendant une période de deux ans prenant cours au début du mois à partir duquel l'atelier protégé est agréé pour la première fois;
2° à 75 p.c. pendant une période d'un an consécutive à la période de deux ans visée au 1°.
§ 2. L'intervention prévue au § 1er,alinéa 1er ne peut excéder les montants annuels suivants :
1° dirigeant.170 850 F
2° assistants du dirigeant.128 138 F
3° moniteurs.102 510 F
4° employés.102 510 F
5° assistants sociaux ou infirmiers
gradués sociaux.128 138 F
Les montants maxima d'intervention visés à l'alinéa 1er sont les montants applicables depuis le 1er avril 1975; ils sont réévalués le 1er avril de chaque année, et pour la première fois le 1er avril 1976, en fonction de l'évolution générale des rémunérations.
[Le coefficient de réévaluation est égal au pourcentage de l'augmentation pour la pénultième année civile, des gains journaliers moyens des travailleurs manuels de l'industrie du secteur privé, tel qu'il résulte de la moyenne arithmétique des indices trimestriels des salaires conventionnels pour ouvriers, tels qu'établis par le Ministère de l'Emploi et du Travail.]
Art.12. In geval van cumul in hoofde van eenzelfde persoon van de tegemoetkoming voorzien bij hoofdstuk I en van deze voorzien bij dit hoofdstuk, wordt laatstgenoemde tot de helft herleid.
Art.12. En cas de cumul, dans le chef d'une même personne, de l'intervention prévue au chapitre 1er et de celle prévue au présent chapitre, cette dernière est réduite de moitié.
Art. 12_VLAAMS_GEWEST. (opgeheven. )
Art. 12bis. <INGEVOEGD bij MB 27-2-1974, art. 1 en 2> Bij afwijking van artikel 1, wordt de bij dit hoofdstuk bedoelde tegemoetkoming verleend aan de rechtspersoon van publiek recht voor zijn personeelsleden onder statutair verband die hij kosteloos en full-time ter beschikking stelt van de beschermde werkplaats.
Art. 12bis. Par dérogation à l'article 1er, l'intervention prévue au présent chapitre est octroyée à la personne morale de droit public pour les membres de son personnel sous statut qu'elle met gracieusement et à temps plein à la disposition de l'atelier protégé.
Art.13. De tegemoetkoming voorzien bij dit hoofdstuk kan geweigerd worden ten opzichte van de leden van het kaderpersoneel waarvan het Rijksfonds oordeelt dat zij niet passen in de functies die zij uitoefenen.
Art.13. L'intervention prévue au présent chapitre peut être refusée à l'égard des membres du personnel de cadre dont le Fonds national juge qu'ils ne conviennent pas dans les fonctions qu'ils exercent.
HOOFDSTUK III. _ BEPALINGEN GEMEENSCHAPPELIJK AAN DE TEGEMOETKOMINGEN BEDOELD BIJ DE HOOFDSTUKKEN I EN II.
CHAPITRE III. _ DISPOSITIONS COMMUNES AUX INTERVENTIONS VISEES AUX CHAPITRES I ET II.
Art.14. De tegemoetkomingen worden slechts verleend op voorwaarde dat de beschermde werkplaats :
1° voldoet aan alle wettelijke en reglementaire verplichtingen waaraan zij onderworpen is, en inzonderheid :
a) de werknemer aanwerft krachtens een arbeidsovereenkomst voor werklieden, een arbeidsovereenkomst voor bedienden of een arbeidsovereenkomst voor huisarbeiders;
b) de werknemer een loon betaalt dat niet lager is dan de voorziene minima;
c) de sociale lasten betaalt die door haar gedragen moeten worden;
2° voor elke tewerkgestelde minder-valide werknemer, een individuele steekkaart opmaakt en bijhoudt waarop de bedragen van het aan de betrokkene betaalde loon worden vermeld, alsmede alle nuttige opmerkingen in verband met zijn rendement en zijn sociale gedragingen in het beroepsmilieu;
3° aan het Rijksfonds alle bewijsstukken overlegt die het vergt, inzonderheid een driemaandelijks verslag betreffende het aan elke minder-valide werknemer en aan elk lid van het kaderpersoneel toegekend loon;
4° aan de afgevaardigden van het Rijksfonds de toelating verleent de arbeidsplaatsen te bezoeken en alle onderzoekingen in te stellen die ze noodzakelijk achten om het rendement en het loon van de minder-valide werknemers en de leden van het kaderpersoneel na te gaan.
1° voldoet aan alle wettelijke en reglementaire verplichtingen waaraan zij onderworpen is, en inzonderheid :
a) de werknemer aanwerft krachtens een arbeidsovereenkomst voor werklieden, een arbeidsovereenkomst voor bedienden of een arbeidsovereenkomst voor huisarbeiders;
b) de werknemer een loon betaalt dat niet lager is dan de voorziene minima;
c) de sociale lasten betaalt die door haar gedragen moeten worden;
2° voor elke tewerkgestelde minder-valide werknemer, een individuele steekkaart opmaakt en bijhoudt waarop de bedragen van het aan de betrokkene betaalde loon worden vermeld, alsmede alle nuttige opmerkingen in verband met zijn rendement en zijn sociale gedragingen in het beroepsmilieu;
3° aan het Rijksfonds alle bewijsstukken overlegt die het vergt, inzonderheid een driemaandelijks verslag betreffende het aan elke minder-valide werknemer en aan elk lid van het kaderpersoneel toegekend loon;
4° aan de afgevaardigden van het Rijksfonds de toelating verleent de arbeidsplaatsen te bezoeken en alle onderzoekingen in te stellen die ze noodzakelijk achten om het rendement en het loon van de minder-valide werknemers en de leden van het kaderpersoneel na te gaan.
Art.14. Les interventions ne sont octroyées qu'à condition que l'atelier protégé:
1° satisfasse à toutes les obligations légales et réglementaires auxquelles il est assujetti, et notamment:
a) engage le travailleur dans les liens d'un contrat de travail à domicile;
b) paie au travailleur une rémunération qui ne soit pas inférieur aux minima prévues;
c) paie les charges sociales qui lui incombent;
2° établisse et tienne à jour, pour chaque travailleur handicapé occupé, une fiche individuelle sur laquelle sont consignés les montants de la rémunération payée à l'intéressé ainsi que toutes observations utiles à son rendement social dans le milieu professionnel;
3° transmette au Fonds national tous les documents justificatifs qu'il réclame et notamment un rapport trimestriel sur la rémunération octroyée à chaque membre du personnel du cadre.
4° permette aux délégués du Fonds national de visiter les lieux de travail et de procéder à toutes les enquêtes qu'ils estiment nécessaires pour vérifier le rendement et la rémunération des travailleurs handicapés et des membres du personnel de cadre.
1° satisfasse à toutes les obligations légales et réglementaires auxquelles il est assujetti, et notamment:
a) engage le travailleur dans les liens d'un contrat de travail à domicile;
b) paie au travailleur une rémunération qui ne soit pas inférieur aux minima prévues;
c) paie les charges sociales qui lui incombent;
2° établisse et tienne à jour, pour chaque travailleur handicapé occupé, une fiche individuelle sur laquelle sont consignés les montants de la rémunération payée à l'intéressé ainsi que toutes observations utiles à son rendement social dans le milieu professionnel;
3° transmette au Fonds national tous les documents justificatifs qu'il réclame et notamment un rapport trimestriel sur la rémunération octroyée à chaque membre du personnel du cadre.
4° permette aux délégués du Fonds national de visiter les lieux de travail et de procéder à toutes les enquêtes qu'ils estiment nécessaires pour vérifier le rendement et la rémunération des travailleurs handicapés et des membres du personnel de cadre.
Art. 14bis. <INGEVOEGD bij MB 27-2-1974, art. 1 en 2> De bij artikel 12bis bedoelde tegemoetkoming wordt slechts verleend voor zover de rechtspersoon van publiek recht, wat hem betreft, de bij artikel 14, 3° en 4°, vastgestelde voorwaarden naleeft.
Art. 14bis. L'intervention prévue à l'article 12bis n'est octroyée que pour autant que la personne morale de droit publique respecte en ce qui concerne les conditions fixées à l'article 14, 3° et 4°.
Art.15. Het bedrag van de verleende tegemoetkomingen wordt vastgesteld en uitbetaald bij het verstrijken van elk kalenderkwartaal, op basis van de overgelegde driemaandelijkse verklaringen.
Art.15. Le montant des interventions octroyées est établi et liquidé à l'expiration de chaque trimestre civil, sur base des déclarations trimestrielles produites.
Art.16. § 1. Het Rijksfonds kan aan de beschermde werkplaats een driemaandelijks voorschot toekennen aan te rekenen op de tegemoetkomingen die haar bij het verstrijken van het kwartaal verleend zullen worden.
§ 2.Het bedrag van het driemaandelijks voorschot mag niet meer bedragen dan 100 pct. van het bedrag van de tegemoetkomingen dat aan de beschermde werkplaats uitgekeerd werd voor het kwartaal dat het voorlaatste kwartaal voorafgaat.
Wanneer voor het kwartaal dat het voorlaatste kwartaal voorafgaat geen tegemoetkoming aan de beschermde werkplaats werd toegekend, mag het bedrag van het driemaandelijks voorschot niet meer bedragen dan 14 000 F per tewerkgestelde minder-valide werknemer.
Wanneer de toegekende tegemoetkoming voor het kwartaal dat het voorlaatste kwartaal voorafgaat slechts gedeeltelijk was omwille van het feit dat de erkenning van de werkplaats een aanvang heeft genomen in de loop van dat kwartaal, wordt toepassing gemaakt van deze van de beperkingen voorzien bij de leden 1 en 2, die het gunstigst voor de werkplaats uitvalt.
§ 3. Het driemaandelijks voorschot wordt maandelijks voor één derde vereffend, behalve in geval van herziening van het bedrag in de loop van het kwartaal.
§ 2.Het bedrag van het driemaandelijks voorschot mag niet meer bedragen dan 100 pct. van het bedrag van de tegemoetkomingen dat aan de beschermde werkplaats uitgekeerd werd voor het kwartaal dat het voorlaatste kwartaal voorafgaat.
Wanneer voor het kwartaal dat het voorlaatste kwartaal voorafgaat geen tegemoetkoming aan de beschermde werkplaats werd toegekend, mag het bedrag van het driemaandelijks voorschot niet meer bedragen dan 14 000 F per tewerkgestelde minder-valide werknemer.
Wanneer de toegekende tegemoetkoming voor het kwartaal dat het voorlaatste kwartaal voorafgaat slechts gedeeltelijk was omwille van het feit dat de erkenning van de werkplaats een aanvang heeft genomen in de loop van dat kwartaal, wordt toepassing gemaakt van deze van de beperkingen voorzien bij de leden 1 en 2, die het gunstigst voor de werkplaats uitvalt.
§ 3. Het driemaandelijks voorschot wordt maandelijks voor één derde vereffend, behalve in geval van herziening van het bedrag in de loop van het kwartaal.
Art.16. § 1er. Le Fonds national peut consentir à l'atelier protégé une avance trimestrielle à valoir sur les interventions qui lui seront attribuées à l'expiration du trimestre.
§ 2. Le montant de l'avance trimestrielle consentie ne peut dépasser 100 p.c. du montant des interventions qui ont été liquidées à l'atelier protégé pour l'antépénultième trimestre.
Lorsqu'aucune intervention n'a été octroyée à l'atelier protégé pour l'antépénultième trimestre, le montant de l'avance trimestrielle ne peut excéder un montant de 14 000 F par travailleur handicapé occupé.
Lorsque l'intervention octroyée pour l'antépénultième trimestre n'a été que partielle en raison du fait que l'agréation de l'atelier a débuté dans le cours de ce trimestre, il est fait application de celle des limitations prévues aux alinéas 1er et 2, qui est la plus favorable à l'atelier.
§ 3. L'avance trimestrielle est liquidée mensuellement par tiers, sauf révision de son montant en cours de trimestre.
§ 2. Le montant de l'avance trimestrielle consentie ne peut dépasser 100 p.c. du montant des interventions qui ont été liquidées à l'atelier protégé pour l'antépénultième trimestre.
Lorsqu'aucune intervention n'a été octroyée à l'atelier protégé pour l'antépénultième trimestre, le montant de l'avance trimestrielle ne peut excéder un montant de 14 000 F par travailleur handicapé occupé.
Lorsque l'intervention octroyée pour l'antépénultième trimestre n'a été que partielle en raison du fait que l'agréation de l'atelier a débuté dans le cours de ce trimestre, il est fait application de celle des limitations prévues aux alinéas 1er et 2, qui est la plus favorable à l'atelier.
§ 3. L'avance trimestrielle est liquidée mensuellement par tiers, sauf révision de son montant en cours de trimestre.
Art. 16 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
§ 1. Het Rijksfonds kan aan de beschermde werkplaats een driemaandelijks voorschot toekennen aan te rekenen op de tegemoetkomingen die haar bij het verstrijken van het kwartaal verleend zullen worden.
§ 2. [Het bedrag van het driemaandelijks voorschot mag niet meer bedragen dan 100 % van het bedrag van de tegemoetkomingen dat aan een beschermde werkplaats uitgekeerd werd voor het vorige kwartaal.
Het driemaandelijks voorschot kan op grond van het voorlaatste kwartaal worden berekend, indien het met de werkelijke kosten van de beschermde werkplaatsen eerder overeenstemt.
Wanneer voor het kwartaal dat het voorlaatste kwartaal voorafgaat geen tegemoetkoming aan een beschermde werkplaats werd toegekend, mag het bedrag van het driemaandelijks voorschot niet meer bedragen dan 14.000 F per tewerkgestelde minder-valide werknemer.
In afwijking van § 3 en mits toestemming van de [2 minister die bevoegd is voor Sociale Aangelegenheden]2 [1 ...]1 kan ten hoogste twee keer per jaar de beschermde werkplaatsen een maandelijks voorschot voortijdig uitbetaald worden om hen in staat te stellen bijzondere uitgaven te dekken m.b.t. loonkosten.
Het maandelijks voorschot dat in afwijking van § 3 voortijdig wordt uitbetaald, wordt verrekend na het verstrijken van het kwartaal waarop dit voorschot betrekking heeft.])
§ 3. Het driemaandelijks voorschot wordt maandelijks voor één derde vereffend, behalve in geval van herziening van het bedrag in de loop van het kwartaal.
§ 1. Het Rijksfonds kan aan de beschermde werkplaats een driemaandelijks voorschot toekennen aan te rekenen op de tegemoetkomingen die haar bij het verstrijken van het kwartaal verleend zullen worden.
§ 2. [Het bedrag van het driemaandelijks voorschot mag niet meer bedragen dan 100 % van het bedrag van de tegemoetkomingen dat aan een beschermde werkplaats uitgekeerd werd voor het vorige kwartaal.
Het driemaandelijks voorschot kan op grond van het voorlaatste kwartaal worden berekend, indien het met de werkelijke kosten van de beschermde werkplaatsen eerder overeenstemt.
Wanneer voor het kwartaal dat het voorlaatste kwartaal voorafgaat geen tegemoetkoming aan een beschermde werkplaats werd toegekend, mag het bedrag van het driemaandelijks voorschot niet meer bedragen dan 14.000 F per tewerkgestelde minder-valide werknemer.
In afwijking van § 3 en mits toestemming van de [2 minister die bevoegd is voor Sociale Aangelegenheden]2 [1 ...]1 kan ten hoogste twee keer per jaar de beschermde werkplaatsen een maandelijks voorschot voortijdig uitbetaald worden om hen in staat te stellen bijzondere uitgaven te dekken m.b.t. loonkosten.
Het maandelijks voorschot dat in afwijking van § 3 voortijdig wordt uitbetaald, wordt verrekend na het verstrijken van het kwartaal waarop dit voorschot betrekking heeft.]
§ 3. Het driemaandelijks voorschot wordt maandelijks voor één derde vereffend, behalve in geval van herziening van het bedrag in de loop van het kwartaal.
Art. 16 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
§ 1er. Le Fonds national peut consentir à l'atelier protégé une avance trimestrielle à valoir sur les interventions qui lui seront attribuées à l'expiration du trimestre.
§ 2. [Le montant de l'avance trimestrielle consentie ne peut excéder 100 % du montant des interventions qui ont été liquidées à un atelier protégé pour le trimestre précédent.
L'avance trimestrielle peut être calculée sur la base de l'avant-dernier trimestre si cela correspond davantage aux coûts réels encourus par les ateliers protégés.
Lorsqu'aucune intervention n'a été octroyée à un atelier protégé pour l'antépénultième trimestre, le montant de l'avance trimestrielle ne peut excéder un montant de 14.000 F par travailleur handicapé occupé.
Moyennant l'autorisation [1 du Ministre compétent en matière d'Affaires sociales]1 et par dérogation au § 3, une avance mensuelle peut être liquidée anticipativement aux ateliers protégés, et ce au maximum deux fois par an, afin de leur permettre de couvrir des dépenses exceptionnelles en matière de coûts salariaux.
L'avance mensuelle liquidée anticipativement par dérogation au § 3 est déduite à l'expiration du trimestre auquel elle se rapporte. ])
§ 3. L'avance trimestrielle est liquidée mensuellement par tiers, sauf révision de son montant en cours de trimestre.
§ 1er. Le Fonds national peut consentir à l'atelier protégé une avance trimestrielle à valoir sur les interventions qui lui seront attribuées à l'expiration du trimestre.
§ 2. [Le montant de l'avance trimestrielle consentie ne peut excéder 100 % du montant des interventions qui ont été liquidées à un atelier protégé pour le trimestre précédent.
L'avance trimestrielle peut être calculée sur la base de l'avant-dernier trimestre si cela correspond davantage aux coûts réels encourus par les ateliers protégés.
Lorsqu'aucune intervention n'a été octroyée à un atelier protégé pour l'antépénultième trimestre, le montant de l'avance trimestrielle ne peut excéder un montant de 14.000 F par travailleur handicapé occupé.
Moyennant l'autorisation [1 du Ministre compétent en matière d'Affaires sociales]1 et par dérogation au § 3, une avance mensuelle peut être liquidée anticipativement aux ateliers protégés, et ce au maximum deux fois par an, afin de leur permettre de couvrir des dépenses exceptionnelles en matière de coûts salariaux.
L'avance mensuelle liquidée anticipativement par dérogation au § 3 est déduite à l'expiration du trimestre auquel elle se rapporte. ]
§ 3. L'avance trimestrielle est liquidée mensuellement par tiers, sauf révision de son montant en cours de trimestre.
HOOFDSTUK IV. _ OVERGANGSBEPALINGEN.
CHAPITRE III. - DISPOSITIONS TRANSITOIRES.
Art.17.
Art.17. (al. 1 abrogé) .(al. 2 abrogé) .
Art.18.
Art.18. (abrogé) .
Art. 18bis _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 - Als het aantal monitors zoals bepaald overeenkomstig artikel 10, 3°, en artikel 10bis, § 1, dat voor subsidiëring in aanmerking wordt genomen in de periode van 1 januari 2024 tot 31 december 2025, lager is dan het aantal monitors voor het eerste kwartaal van 2019, wordt het aantal monitors vastgelegd op het aantal dat voor het eerste kwartaal van 2019 voor subsidiëring in aanmerking werd genomen.]1
Modifications
Art. 18bis _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE. [1 Si, pendant la période du 1er janvier 2024 au 31 décembre 2025, le nombre de moniteurs pris en compte pour le subventionnement, déterminé conformément à l'article 10, 3°, et à l'article 10bis, § 1er, est inférieur au nombre de moniteurs pour le premier trimestre de 2019, le nombre de moniteurs est fixé au nombre pris en compte dans le cadre du subventionnement pour le premier trimestre de 2019.]1
Modifications
HOOFDSTUK V. _ EINDBEPALINGEN.
CHAPITRE IV. _ DISPOSITIONS FINALES.
Art.19.
Art.19.
Art. 20. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van het kalenderkwartaal dat volgt op zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 20. Le présent arrêté entre en vigueur le premier jour du trimestre civil qui suit la date de sa publication au Moniteur belge.