Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
3 JULI 1969. - Koninklijk besluit betreffende de registratie van geneesmiddelen. (NOTA 1 : Opgeheven MET UITZONDERING VAN ARTIKEL 25, §§ 1, 2, 3, 4, 4bis, 5, 6, 7, 8 en 9, met dien verstande dat § 4, punt a) wordt aangevuld met het volgende lid : " Deze retributie is niet van toepassing ingeval van wijzigingen type IA die wijzigingen zijn in de naam en/of het adres van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen, van de fabrikant van de actieve substantie en van de fabrikant van het afgewerkt product " en dat in § 7, eerste lid de woorden " geregistreerd in België " vervangen worden door de woorden " vergund in België hetzij door de Minister of zijn afgevaardigde hetzij door de Europese Commissie " en in het zevende lid de woorden " de Minister " vervangen worden door de woorden " de Minister of zijn afgevaardigde ", MET UITZONDERING VAN ARTIKEL 26, met dien verstande dat de woorden " Algemene Farmaceutische Inspectie-Administratief Centrum-Vesaliusgebouw-1010 Brussel " vervangen worden door de woorden " Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten-Victor Hortaplein 40, bus 10-1060 Brussel " en MET UITZONDERING VAN ARTIKEL 28BIS, § 3, derde en vierde lid ; zie KB2006-12-14/63, art. 264, 3° ; Inwerkingtreding : 01-01-2007) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-08-1984 en tekstbijwerking tot 04-03-2021)
Titre
3 JUILLET 1969. - Arrêté royal relatif à l'enregistrement des médicaments. (NOTE 1 : Abrogé «A L'EXCEPTION DE L'ARTICLE 25, §§ 1er, 2, 3, 4, 4bis, 5, 6, 7, 8 et 9, étant entendu que le § 4, point a) est complété par l'alinéa suivant : " Cette rétribution ne s'applique pas dans le cas des modifications type IA qui sont des modifications du nom et/ou de domicile du titulaire de l'autorisation de mise sur le marché, du fabricant de la substance active et du fabricant du produit fini " et qu'au § 7, alinéa 1er les mots " enregistré en Belgique " sont remplacés par les mots " enregistré en Belgique soit par le Ministre ou son délégue soit par la Commission européenne " et qu'à l'alinéa 7 les mots " le Ministre " sont remplacés par les mots " le Ministre ou son délégué ", «A L'EXCEPTION DE L'ARTICLE 26, étant entendu que les mots " Inspection générale de la Pharmacie-Centre administratif-Bâtiment Vésale-1010 Bruxelles " sont remplacés par les mots " Agence fédérale des Médicaments et des Produits de santé-Place Victor Horta 40, boîte 10, 1060 Bruxelles " et «A L'EXCEPTION DE L'ARTICLE 28BIS, § 3, alinéas 3 et 4; voir AR2006-12-14/63, art. 264, 3° ; En vigueur : 01-01-2007) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 29-08-1984 et mise à jour au 04-03-2021)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (74)
Texte (75)
TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN.
TITRE Ier. - DISPOSITIONS GENERALES.
HOOFDSTUK I. - Aanvraag tot registratie.
CHAPITRE Ier. - De la demande d'enregistrement.
Artikel 1. <KB 1999-06-23/41, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 03-09-1999> § 1. Geen enkel geneesmiddel mag in de handel worden gebracht zonder, naargelang het geval :
  1) kennisgeving aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, hierna de Minister genoemd, van de vergunning voor het in de handel brengen bedoeld in artikel 3 van de Verordening (EG) Nr. 2309/93 van de Raad van 22 juli 1993 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen voor en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling en van het beoordelingsrapport bedoeld in de artikelen 9, § 2 en 31, § 2 van hogervermelde Verordening.
  2) een voorafgaandelijke registratie verleend door de Minister. Deze laatste neemt zijn beslissing :
  - hetzij na advies van de Geneesmiddelencommissie, ingesteld bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en desgevallend rekening houdend met de beslissing genomen door de Commissie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 14 van de richtlijn 75/319/EEG van de Raad van 20 mei 1975 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake farmaceutische specialiteiten of artikel 22 van de richtlijn 81/851/EEG van de Raad van 28 september 1981 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik.
  - hetzij na advies van de Commissie voor homeopathische geneesmiddelen, ingesteld bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
  De registratieaanvraag wordt aan de Minister gericht door de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van het geneesmiddel. Deze moet in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap gevestigd zijn.
  Zijn in elk geval onderworpen aan de bepalingen van dit besluit :
  - de immunologische geneesmiddelen bestaande uit vaccins, toxinen, serums of allergenen,
  - de niet-ingekapselde radiofarmaceutica alsook de generators, kits en uitgangsstoffen,
  - de homeopathische geneesmiddelen,
  - de uit menselijk bloed of plasma door openbare of privé-instellingen op industriële wijze bereide geneesmiddelen, met uitzondering van volledig bloed, plasma en bloedcellen.
  § 2. Worden niet onderworpen aan de bepalingen van dit besluit :
  1°) de magistrale formules d.w.z. ieder geneesmiddel voor menselijk gebruik in een apotheek bereid volgens een recept voor een bepaalde patiënt;
  2°) de officinale formules d.w.z. ieder geneesmiddel voor menselijk gebruik in een apotheek, overeenkomstig de aanwijzingen van een farmacopee, bereid en voor direkte verstrekking aan de patiënten van deze apotheek bestemd;
  3°) de radiofarmaceutica voor menselijk gebruik bereid op het ogenblik van gebruik door een persoon gemachtigd deze geneesmiddelen in een verzorgingsinstelling te gebruiken. Het gaat uitsluitend om radiofarmaceutica, bereid op basis van geregistreerde generatoren, kits of uitgangsstoffen, in overeenstemming met de voorschriften van de fabrikant;
  4°) (de geneesmiddelen bestemd voor menselijk en diergeneeskundig gebruik bestemd voor proeven in het kader van onderzoek en ontwikkeling;) <KB 2002-06-19/37, art. 1, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002>
  5°) de geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik door de apotheker ex tempore in zijn officina bereid in uitvoering van een diergeneeskundig voorschrift en bestemd voor één dier of voor een klein aantal dieren van een bepaald bedrijf, indien de voorwaarden die door Ons bepaald zijn inzake het voorschrijven van magistrale bereidingen voor diergeneeskundig gebruik vervuld zijn;
  6°) de geïnactiveerde immunologische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, die zijn vervaardigd met behulp van pathogene organismen afkomstig van een dier of van dieren van eenzelfde veehouderij en die worden gebruikt om dat dier of die veehouderij te behandelen op dezelfde plaats;
  7°) de tussenproducten die bestemd zijn voor latere verwerking door een fabrikant met vergunning;
  8°) de homeopathische geneesmiddelen alsook de allergenen die bereid worden door een persoon, in het bezit van een vergunning om homeopathische geneesmiddelen of allergenen met dezelfde farmaceutische vorm te vervaardigen, verleend op basis van artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 juni 1960 betreffende de fabricage, de distributie in het groot en de terhandstelling van geneesmiddelen, op voorwaarde dat de bereiding door een officina-apotheker wordt gevraagd om een medisch voorschrift in zijn bezit en bestemd voor één zieke of één dier, door de voorschrijver behandeld, uit te voeren;
  9°) de mengsels van gassen voor medicinaal gebruik met wisselende samenstelling en bestemd voor het testen van de longfunctie, die bereid worden door een persoon, in het bezit van een vergunning om geneesmiddelen met dezelfde farmaceutische vorm te vervaardigen, verleend op basis van artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 juni 1960 betreffende de fabricage, de distributie in het groot en de terhandstelling van geneesmiddelen, op voorwaarde dat de bereiding door een officina-apotheker wordt gevraagd om een voorschrift in zijn bezit uit te voeren en bestemd is voor gebruik door zijn eigen patiënten onder zijn rechtstreekse en persoonlijke verantwoordelijkheid.
  (10°) de geneesmiddelen voor somatische celtherapie bereid in een weefselbank die erkend is op basis van het koninklijk besluit van 15 april 1988 betreffende de weefselbanken en het wegnemen, bewaren, bereiden, invoeren, vervoeren, distribueren en afleveren van weefsels en terhandgesteld overeenkomstig de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 15 april 1988; alsook de geneesmiddelen voor somatische celtherapie bereid in een weefselbank erkend op basis van het koninklijk besluit van 15 april 1988 die door de directeur van deze weefselbank of zijn afgevaardigde ter hand worden gesteld aan de directeur van een andere weefselbank erkend op basis van het koninklijk besluit van 15 april 1988 of zijn afgevaardigde overeenkomstig de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 15 april 1988.) <KB 2004-03-04/30, art. 1, 030; Inwerkingtreding : 10-03-2004>
  § 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1°) farmaceutische specialiteit : elk van tevoren bereid geneesmiddel dat onder een speciale benaming en in een bijzondere verpakking in de handel wordt gebracht.
  De speciale benaming kan een fantasienaam zijn of de algemeen gebruikelijke benaming met vermelding van een merk of de naam van de fabrikant, of de wetenschappelijke benaming met vermelding van een merk of de naam van de fabrikant;
  2°) geprefabriceerd geneesmiddel : elk van tevoren bereid en in een farmaceutische vorm in de handel gebracht geneesmiddel, met uitzondering van de farmaceutische specialiteit;
  3°) farmaceutische vorm : elke vorm waaronder een geneesmiddel wordt toegediend of aangewend;
  4°) benaming van het geneesmiddel : de benaming, die een fantasienaam of een algemene of wetenschappelijke benaming kan zijn, vergezeld van een merk of van de naam van de fabrikant; bij gebruik van een fantasienaam mag geen verwarring ontstaan met de algemene benaming;
  5°) algemene benaming : de door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen algemene internationale benaming of, bij ontstentenis daarvan, de gangbare algemene benaming;
  6°) concentratie van het geneesmiddel : het gehalte aan werkzame bestanddelen, uitgedrukt in hoeveelheid per doserings-, volume- of gewichtseenheid, naar gelang van de presentatie;
  7°) buitenverpakking : de verpakking waarin de primaire verpakking wordt geplaatst;
  8°) primaire verpakking : het recipiënt of enige andere verpakkingsvorm die rechtstreeks met het geneesmiddel in aanraking komt;
  9°) etikettering : de vermeldingen op de buitenverpakking of de primaire verpakking;
  10°) Bureau : Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling bedoeld in hogervermelde Verordening (EG) Nr. 2309/93;
  11°) (voor de geneesmiddelen voor menselijk gebruik :
  a) " bijwerking " : een reactie op een geneesmiddel die schadelijk en onbedoeld is en die optreedt bij doses die normaal bij de mens voor de profylaxe, diagnose of behandeling van een ziekte of voor het herstel, de correctie of de wijziging van een fysiologische functie worden gebruikt;
  b) " ernstige bijwerking " : een bijwerking die tot de dood leidt, levensgevaar oplevert, opneming in een ziekenhuis of een verlenging van een verblijf in een ziekenhuis vereist, blijvende of significante invaliditeit of lichamelijke ongeschiktheid veroorzaakt of een aangeboren afwijking/misvorming is;
  c) " onverwachte bijwerking " : een bijwerking waarvan de aard, de ernst of het gevolg niet verenigbaar is met de samenvatting van de kenmerken van het product;
  12°) voor de geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik :
  a) " bijwerking " : een reactie die schadelijk en onbedoeld is en die optreedt bij doses die normaal bij dieren voor de profylaxe, diagnose of behandeling van een ziekte of voor de wijziging van een fysiologische functie worden gebruikt;
  b) " bijwerking bij de mens " : een reactie die schadelijk en onbedoeld is en die na de blootstelling aan een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik bij een mens optreedt;
  c) " ernstige bijwerking " : een bijwerking die tot de dood leidt, levensgevaar oplevert, een significante handicap of lichamelijke ongeschiktheid veroorzaakt, een aangeboren afwijking/misvorming is of tot blijvende of langdurige verschijnselen bij de behandelde dieren leidt;
  d) " onverwachte bijwerking " : een bijwerking waarvan de aard, de ernst of het gevolg niet verenigbaar is met de samenvatting van de kenmerken van het product;
  13°) voor de geneesmiddelen voor menselijk gebruik :
  a) " periodiek bijgewerkt veiligheidsverslag " : het periodieke verslag met de in artikel 28septies vermelde gegevens;
  b) " veiligheidsonderzoek na het in de handel brengen " : een farmaco-epidemiologisch onderzoek of een klinische proef die overeenkomstig de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen wordt uitgevoerd teneinde een gevaar voor de veiligheid in verband met een toegelaten geneesmiddel te specificeren of te kwantificeren;
  c) " misbruik van geneesmiddelen " : een aanhoudend of incidenteel opzettelijk overmatig gebruik van geneesmiddelen dat gepaard gaat met schadelijke lichamelijke of psychische effecten;
  14°) voor de geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik :
  a) " periodiek bijgewerkt veiligheidsverslag " : het periodieke verslag met de in artikel 28septies vermelde gegevens;
  b) " veiligheidsonderzoek na het in de handel brengen " : een farmaco-epidemiologisch onderzoek of een klinische proef die overeenkomstig de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen wordt uitgevoerd teneinde een gevaar voor de veiligheid in verband met een toegelaten geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik te specificeren of te onderzoeken;
  c) " gebruik buiten SKP " : het gebruik van een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik dat niet in overeenstemming met de samenvatting van de kenmerken van het product (SKP) is, met inbegrip van een verkeerd gebruik of ernstig misbruik van het geneesmiddel.) <KB 2002-03-12/33, art. 1, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002>
  (15°) bijsluiter : de informatieve bijsluiter voor de gebruiker die bij het geneesmiddel gevoegd wordt.) <KB 2002-03-12/33, art. 1, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002>
  (16° weesgeneesmiddel : een geneesmiddel dat overeenkomstig de voorwaarden en de procedure bepaald in de artikelen 3 en 5 van de Verordening (EG) nr. 141/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999 inzake weesgeneesmiddelen en in artikel 2 van de Verordening (EG) nr. 847/2000 van de Commissie van 27 april 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen inzake de criteria voor de aanwijzing van een geneesmiddel als weesgeneesmiddel en de definities van de begrippen " gelijkwaardig geneesmiddel " en " klinische superioriteit " als zodanig aangewezen wordt.) <KB 2002-06-19/37, art. 1, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002>
  (17°) " wijziging van de voorwaarden van een vergunning voor het in de handel brengen " :
  a) voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik : een wijziging in de inhoud van de in de artikelen 2 en, indien van toepassing, 27, 28 of 28quinquies bedoelde documenten;
  b) voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik : een wijziging in de inhoud van de in de artikelen 2 en, indien van toepassing, 27, 28 of 28quinquies bedoelde documenten;
  18°) " kleine wijziging " van type IA of type IB :
  een in bijlage I van Verordening (EG) Nr. 1084/2003 van de Commissie van 3 juni 2003 betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van een door een bevoegde instantie van een lid-Staat verleende vergunning voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik opgenomen wijziging die aan de daarin vermelde voorwaarden voldoet;
  19°) " ingrijpende wijziging " van type II : een wijziging die niet als een kleine wijziging of als een uitbreiding van de vergunning voor het in de handel brengen, bedoeld in bijlage II van bovenvermelde Verordening (EG) Nr. 1084/2003 van de Commissie van 3 juni 2003 kan beschouwd worden;
  20°) " dringende beperkende veiligheidsmaatregel " :
  elke voorlopige wijziging in de productinformatie betreffende met name één of meer van de volgende punten in de samenvatting van de productkenmerken : de indicaties, de dosering, de contra-indicaties, de waarschuwingen, de soorten waarvoor het geneesmiddel bestemd is, en de wachttijden na toediening, naar aanleiding van nieuwe voor een veilig gebruik van het geneesmiddel relevante informatie.) <KB 2005-02-02/33, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 27-02-2005>
Article 1. <AR 1999-06-23/41, art. 1, 024; En vigueur : 03-09-1999> § 1er. Aucun médicament ne peut être mis sur le marché sans, selon le cas :
  1) la notification au Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions, ci-après dénommé le Ministre, de l'autorisation de mise sur le marché visée à l'article 3 du Règlement (CE) N° 2309/93 du Conseil du 22 juillet 1993 établissant des procédures communautaires pour l'autorisation et la surveillance des médicaments à usage humain et à usage vétérinaire et instituant une Agence européenne pour l'évaluation des médicaments et du rapport d'évaluation visé aux articles 9, § 2 et 31, § 2 du Règlement susmentionné.
  2) un enregistrement préalable délivré par le Ministre. Ce dernier prend sa décision :
  - soit après avis de la Commission des médicaments instituée auprès du Ministère des Affaires sociales, de la Santé publique et de l'Environnement et, s'il échet, compte tenu de la décision prise par la Commission des Communautés européennes conformément à l'article 14 de la directive 75/319/CEE du Conseil du 20 mai 1975 concernant le rapprochement des dispositions législatives, réglementaires et administratives relatives aux spécialités pharmaceutiques ou l'article 22 de la directive 81/851/CEE du Conseil du 28 septembre 1981 concernant le rapprochement des législations des Etats membres relatives aux médicaments vétérinaires.
  - soit après avis de la Commission des médicaments homéopathiques, instituée auprès du Ministère des Affaires sociales, de la Santé publique et de l'Environnement.
  La demande d'enregistrement est adressée au Ministre par le responsable de la mise sur le marché du médicament. Celui-ci doit être établi dans un Etat membre de la Communauté Européenne.
  Sont en tout état de cause soumis aux dispositions du présent arrêté :
  - les médicaments immunologiques consistant en vaccins, toxines, sérums ou allergènes,
  - les médicaments radiopharmaceutiques sous forme non scellée ainsi que les générateurs, trousses et précurseurs,
  - les médicaments homéopathiques,
  - les médicaments dérivés du sang ou du plasma humains préparés industriellement par des établissements publics ou privés, à l'exclusion du sang total, du plasma et des cellules sanguines.
  § 2. Ne sont pas soumis aux dispositions du présent arrêté :
  1°) les formules magistrales c'est-à-dire tout médicament à usage humain préparé en pharmacie selon une prescription destinée à un patient déterminé;
  2°) les formules officinales c'est-à-dire tout médicament à usage humain préparé en pharmacie selon les indications d'une pharmacopée et destiné à être délivré directement aux patients approvisionnés par cette pharmacie;
  3°) les médicaments radiopharmaceutiques à usage humain préparés au moment de l'emploi par une personne autorisée à utiliser ces médicaments dans un établissement de soins. Il s'agit exclusivement de médicaments radiopharmaceutiques préparés conformément aux instructions du fabricant à partir de générateurs, de trousses ou de produits radiopharmaceutiques précurseurs enregistrés;
  4°) (les médicaments à usage humain et à usage vétérinaire destinés aux essais de recherche et de développement;) <AR 2002-06-19/37, art. 1, 028; En vigueur : 19-07-2002>
  5°) les médicaments à usage vétérinaire préparés extemporanément par le pharmacien dans son officine pour exécuter une prescription vétérinaire et destinés à un animal ou à un petit nombre d'animaux d'une exploitation donnée, lorsque les conditions arrêtées par Nous en matière de prescription de préparations magistrales à usage vétérinaire sont remplies;
  6°) les médicaments immunologiques inactivés à usage vétérinaire fabriqués à partir d'organismes pathogènes obtenus à partir d'un animal ou d'animaux d'un même élevage et utilisés pour le traitement de cet animal ou de cet élevage, dans la même localité;
  7°) les produits intermédiaires destinés à une transformation ultérieure par un fabricant autorisé;
  8°) les médicaments homéopathiques ainsi que les allergènes, préparés par une personne titulaire d'une autorisation de fabriquer des médicaments homéopathiques ou des allergènes ayant la même forme pharmaceutique, délivrée sur base de l'article 2 de l'arrêté royal du 6 juin 1960 relatif à la fabrication, à la distribution en gros des médicaments et à leur dispensation à condition que la préparation soit demandée par un pharmacien d'officine en vue d'exécuter une prescription médicale en sa possession et soit destinée à un patient ou à un animal particulier traité par le prescripteur;
  9°) les mélanges de gaz à usage médicinal de composition variable et destinés au test de fonction pulmonaire, préparés par une personne possédant l'autorisation de fabriquer des médicaments, délivrée sur base de l'article 2 de l'arrêté royal du 6 juin 1960 relatif à la fabrication, à la distribution en gros des médicaments et à leur dispensation, ayant la même forme pharmaceutique, à condition que la préparation soit demandée par un pharmacien d'officine afin d'exécuter une prescription en sa possession et soit destinée à ses propres patients sous sa responsabilité personnelle directe.
  (10°) les médicaments de thérapie cellulaire somatique préparés au sein d'une banque de tissus qui est agréée sur base de l'arrêté royal du 15 avril 1988 relatif aux banques de tissus et du prélèvement, de la conservation, de la préparation, de l'importation, du transport, de la distribution et de la délivrance de tissus et dispensés selon les conditions fixées à l'arrêté royal du 15 avril 1988; ainsi que les médicaments de thérapie cellulaire somatique préparés au sein d'une banque de tissus agréée sur base de l'arrêté royal du 15 avril 1988 qui sont dispensés par le directeur de cette banque de tissus ou son délégué au directeur d'une autre banque de tissus agréée sur base de l'arrêté royal du 15 avril 1988 ou son délégué selon les conditions de l'arrêté royal du 15 avril 1988.) <AR 2004-03-04/30, art. 1, 030; En vigueur : 10-03-2004>
  § 3. Pour l'application du présent arrêté l'on entend par :
  1°) spécialité pharmaceutique : tout médicament préparé à l'avance, mis sur le marché sous une dénomination spéciale et sous un conditionnement particulier.
  La dénomination spéciale peut être un nom de fantaisie ou la dénomination commune assortie d'une marque ou du nom du fabricant, ou la dénomination scientifique assortie d'une marque ou du nom du fabricant;
  2°) médicament préfabriqué : tout médicament, à l'exception de la spécialité pharmaceutique, préparé à l'avance et mis sur le marché sous forme pharmaceutique;
  3°) forme pharmaceutique : toute forme usitée en vue de l'administration ou de l'application d'un médicament;
  4°) dénomination du médicament : la dénomination, qui peut être soit un nom de fantaisie, soit une dénomination commune ou scientifique assortie d'une marque ou du nom du fabricant; le nom de fantaisie ne peut se confondre avec la dénomination commune;
  5°) dénomination commune : la dénomination commune internationale recommandée par l'Organisation mondiale de la santé, ou, à défaut, la dénomination commune usuelle;
  6°) dosage du médicament : la teneur en principe actif, exprimée en quantité par unité de prise, par unité de volume ou de poids en fonction de la présentation;
  7°) emballage extérieur : l'emballage dans lequel est placé le conditionnement primaire;
  8°) conditionnement primaire : le récipient ou toute autre forme de conditionnement qui se trouve en contact direct avec le médicament;
  9°) étiquetage : les mentions portées sur l'emballage extérieur ou le conditionnement primaire;
  10°) Agence : Agence européenne pour l'évaluation des médicaments visée au Règlement (CE) N° 2309/93 susmentionné;
  11°) (pour les médicaments à usage humain :
  a) " effet indésirable " : une réaction nocive et non voulue à un médicament, se produisant aux posologies normalement utilisées chez l'homme pour la prophylaxie, le diagnostic ou le traitement d'une maladie ou pour le rétablissement, la rectification ou la modification d'une fonction physiologique;
  b) " effet indésirable grave " : un effet indésirable qui entraîne la mort, met en danger la vie du patient, nécessite une hospitalisation ou la prolongation de l'hospitalisation, provoque un handicap ou une incapacité importants ou durables ou se traduit par une anomalie/malformation congénitale;
  c) " effet indésirable inattendu " : un effet indésirable dont la nature, la gravité ou l'effet ne concorde pas avec le résumé des caractéristiques du produit;
  12°) pour les médicaments à usage vétérinaire :
  a) " effet indésirable " : une réaction nocive et non voulue, se produisant aux posologies normalement utilisées chez l'animal pour la prophylaxie, le diagnostic ou le traitement d'une maladie ou la modification d'une fonction physiologique;
  b) " effet indésirable sur l'être humain " : une réaction nocive et non voulue, se produisant chez un être humain à la suite d'une exposition à un médicament vétérinaire;
  c) " effet indésirable grave " : un effet indésirable qui entraîne la mort, est susceptible de mettre la vie en danger, provoque un handicap ou une incapacité importants, se traduit par une anomalie/malformation congénitale ou provoque des symptômes permanents ou prolongés chez l'animal traité;
  d) " effet indésirable inattendu " : un effet indésirable dont la nature, la gravité ou l'effet ne concorde pas avec le résumé des caractéristiques du produit;
  13°) pour les médicaments à usage humain :
  a) " rapport périodique actualisé relatif à la sécurité " : le rapport périodique contenant les informations enregistrées conformément à l'article 28septies;
  b) " étude de sécurité après mise sur le marché " : une étude pharmaco-épidémiologique ou un essai clinique effectués conformément aux dispositions de l'autorisation de mise sur marché, dans le but d'identifier ou de quantifier un risque de sécurité relatif à un médicament autorisé;
  c) " abus de médicaments " : un usage excessif intentionnel, persistant ou sporadique, de médicaments accompagné de réactions physiques ou psychologiques nocives;
  14°) pour les médicaments à usage vétérinaire :
  a) " rapport périodique actualisé relatif à la sécurité " : le rapport périodique contenant les informations enregistrées conformément à l'article 28septies;
  b) " étude de surveillance après mise sur le marché " : une étude pharmaco-épidémiologique ou un essai clinique effectués conformément aux termes de l'autorisation de mise sur le marché, dans le but d'identifier et d'étudier un risque de sécurité relatif à un médicament vétérinaire autorisé;
  c) " utilisation hors RCP " : l'usage d'un médicament vétérinaire d'une manière qui n'est pas conforme au résumé des caractéristiques du produit (RCP), notamment le mauvais usage ou l'abus grave du médicament.) <AR 2002-03-12/33, art. 1, 027; En vigueur : 24-03-2002>
  (17°) " modification des termes d'une autorisation de mise sur le marché " :
  a) pour les médicaments à usage humain : une modification du contenu des documents visés aux articles 2, et, si d'application, 27, 28 ou 28quinquies ;
  b) pour les médicaments à usage vétérinaire : une modification du contenu des documents visés aux articles 2 et, si d'application, 27, 28, ou 28quinquies ;
  18°) " modification d'importance mineure " de type IA ou IB :
  une modification figurant à l'Annexe I du Règlement (CE) N° 1084/2003 de la Commission du 3 juin 2003 concernant l'examen des modifications des termes d'une autorisation de mise sur le marché délivrée par l'autorité compétente d'un Etat membre pour des médicaments à usage humain et des médicaments vétérinaires et remplissant les conditions qui y sont établies;
  19°) " modification d'importance majeure " de type II : une modification qui ne peut être considérée comme une modification d'importance mineure ou comme une extension de l'autorisation de mise sur le marché, figurant à l'annexe II du Règlement (CE) N° 1084/2003 de la Commission du 3 juin 2003 susmentionné;
  20°) " mesure de restriction urgente pour des raisons de sécurité " :
  une modification provisoire des informations relatives au produit rendue nécessaire par l'existence de nouvelles données sur la sécurité d'utilisation du médicament et concernant en particulier un des points suivants figurant dans le résumé des caractéristiques du produit : indications, posologie, contre-indications, mises en garde, espèces cibles et périodes de retrait.) <AR 2005-02-02/33, art. 1, 031; En vigueur : 27-02-2005>
  (15°) notice : la notice d'information pour l'utilisateur, qui accompagne le médicament.) <AR 2002-03-12/33, art. 1, 027; En vigueur : 24-03-2002>
  (16° médicament orphelin : un médicament ainsi désigné dans les conditions et selon la procédure prévues par les articles 3 et 5 du Règlement (CE) n° 141/2000 du Parlement européen et du Conseil du 16 décembre 1999 concernant les médicaments orphelins et par l'article 2 du Règlement (CE) n° 847/2000 de la Commission du 27 avril 2000 établissant les dispositions d'application des critères de désignation d'un médicament en tant que médicament orphelin et définissant les concepts de " médicament similaire " et de " supériorité clinique.) <AR 2002-06-19/37, art. 1, 028; En vigueur : 19-07-2002>
Art.2. <KB 1992-12-31/39, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993; evenwel zullen de houders van registraties die vóór 1 januari 1994 zijn toegekend aan de Minister voor de betrokken geneesmiddelen ontwerpen van etikettering en bijsluiters moeten voorleggen die in overeenstemming zijn met de bepalingen voorzien in de artikelen 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies en 2septies en dit ten laatste op het ogenblik van de vijfjaarlijkse hernieuwing van de registraties; KB 1992-12-31/39, art. 26, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993> De registratieaanvraag bevat de door de Algemene Farmaceutische Inspectie opgestelde formulieren, evenals de hiernavolgende gegevens en bescheiden :
  1° naam of handelsnaam en adres of maatschappelijke zetel van de verantwoordelijke voor het in de handel brengen en van de betrokken fabrikant(en), indien dit niet één en dezelfde persoon is, alsmede de vermelding van de fabricagestadia waarin zij tussenkomen en van de plaats van de verrichtingen. (Voor de in België gevestigde personen wordt het vergunningsnummer meegedeeld alsook een attest dat waarborgt dat de fabricage van het betrokken geneesmiddel kan gebeuren conform met de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen, bedoeld in bijlage 2 van het koninklijk besluit van 6 juni 1960 betreffende de fabricage, de distributie in het groot en de terhandstelling van geneesmiddelen; indien de in de productie ingeschakelde persoon/personen in het buitenland gevestigd is/zijn, wordt het certificaat bedoeld in punt 9°, 2 gevoegd;) <KB 2002-06-19/37, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002>
  2° benaming van het geneesmiddel;
  3° volledige kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling, met vermelding van de werkzame bestanddelen, in algemeen gebruikelijke termen, en niet in chemische brutoformules en, indien deze benaming bestaat, onder de algemene internationale benaming die door de Wereldgezondheidsorganisatie is aanbevolen;
  4° beschrijving van de bereidingswijze;
  5° therapeutische indicaties, contra-indicaties en nevenwerkingen;
  6°
  1. dosering; wanneer het een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik betreft, de dosering voorgesteld voor de verschillende diersoorten waarvoor het geneesmiddel bestemd is;
  2. farmaceutische vorm;
  3. toedieningswijze en toedieningsweg;
  4. vermoedelijke houdbaarheidstermijn;
  (5. indien van toepassing, redenen voor voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen die bij de opslag van het produkt, de toediening van het produkt en de verwijdering van afvalprodukten moeten worden genomen, alsmede een aanduiding omtrent mogelijke risico's die het Produkt voor het milieu, de gezondheid van mens en dier en de planten kan inhouden.) <KB 1996-02-01/39, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 28-03-1996>
  7° beschrijving van de door de fabrikant toegepaste controlemethodes (kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de bestanddelen en van het eindprodukt, bijzondere proeven, bijvoorbeeld steriliteitsproeven, opsporen van koortsverwekkende substanties, onderzoek op zware metalen, houdbaarheidsproeven, biologische en toxicologische proeven, controles op de tussenprodukten van de fabricage);
  8° resultaten van de proeven :
  - van fysich-chemische, biologische of microbiologische aard;
  - van farmacologische en toxicologische aard;
  - van klinische aard.
  Omverminderd de wetgeving inzake de bescherming van de industriële en commerciële eigendom :
  a) is de aanvrager niet gehouden de resultaten van de farmacologische en toxicologische proeven noch die van klinische proeven te verschaffen, wanneer hij kan aantonen :
  - hetzij dat het geneesmiddel in wezen gelijkwaardig is aan een in België geregistreerd geneesmiddel en dat diegene die voor het in de handel brengen van het oorspronkelijk geneesmiddel verantwoordelijk is, erin heeft toegestemd dat, met het oog op het onderzoek van de betrokken aanvraag, naar de farmacologische, toxicologische en klinische documentatie kan worden verwezen die zich in het dossier van het oorspronkelijk geneesmiddel bevindt;
  - hetzij, door gedetailleerde verwijzing naar de gepubliceerde wetenschappelijke literatuur, verstrekt overeenkomstig dit artikel, dat het bestanddeel of de bestanddelen van het geneesmiddel reeds lang in de medische praktijk wordt of worden gebruikt en een erkende werkzaamheid alsmede een aanvaardbaar veiligheidsniveau biedt of bieden;
  - hetzij dat het geneesmiddel in wezen gelijkwaardig is aan een geneesmiddel dat al minstens tien jaar volgens de geldende communautaire bepalingen in de Gemeenschap is toegelaten en in België in de handel wordt gebracht.
  In de gevallen waarin het geneesmiddel bestemd is voor een ander therapeutisch gebruik of dient te worden toegediend langs andere wegen, dan wel in andere dosis dan de andere in de handel zijnde geneesmiddelen, dienen de resultaten van geëigende farmacologische, toxicologische en/of klinische proeven te worden verschaft.
  b) Met betrekking tot een nieuw geneesmiddel met bekende doch niet eerder met therapeutisch oogmerk samengevoegde bestanddelen, dienen de resultaten van farmacologische, toxicologische en klinische proeven met betrekking tot de samenvoeging te worden overgelegd, zonder dat het evenwel noodzakelijk is de documentatie betreffende ieder afzonderlijk bestanddeel te verschaffen.
  Voor de toepassing van dit artikel, wordt een geneesmiddel beschouwd als zijnde in wezen gelijkwaardig aan het oorspronkelijk geneesmiddel wanneer het dezelfde kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling aan actieve bestanddelen heeft, de farmaceutische vorm dezelfde is en, indien noodzakelijk, de bio-equivalentie met dit eerste produkt werd aangetoond door geëigende studies naar de biologische beschikbaarheid.
  Met beschouwt als generisch geneesmiddel een geneesmiddel voor menselijk gebruik geregistreerd overeenkomstig de bepalingen van punt a), derde streepje waarvoor geen gewag gemaakt wordt van therapeutische verbeteringen aangetoond ten opzichte van het oorspronkelijk geneesmiddel.
  (De vier laatste leden opgeschrapt) <KB 2002-06-19/37, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002>
  9° (1. een afschrift van elke in een andere Lid-Staat of in een derde land verkregen vergunning om het geneesmiddel in de handel te brengen, alsmede een lijst van de Lid-Staten waar een ingediende aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen in behandeling is;
  2. wanneer de in de produktie ingeschakelde fabrikant(en) in het buitenland gevestigd is/zijn, een attest van de nationaal bevoegde autoriteit dat vaststelt dat ze een vergunning hebben bekomen voor de fabricage van geneesmiddelen en dat waarborgt dat de fabricage van het betrokken geneesmiddel kan gebeuren conform de in het gemeenschapsrecht neergelegde beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen of, desgevallend, conform de door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen.
  Het certificaat zal opgesteld worden overeenkomstig de geldende administratieve voorschriften van de Wereldgezondheidsorganisatie;
  3. desgevallend, de lijst van de landen waar een soortgelijke vergunningsaanvraag voor het in de handel brengen verworpen werd en uitleg betreffende de redenen waarom een Lid-Staat of een derde land de toekenning van de vergunning van bedoeld geneesmiddel heeft geweigerd.
  Deze gegevens dienen geregeld te worden bijgewerkt.) <KB 1996-02-01/39, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 28-03-1996>
  10° indien de aanvrager noch fabrikant noch invoerder is, de modaliteiten van overeenkomst waardoor hij verbonden is met de fabrikant of de invoerder, wat betreft de waarborgen van conformiteit van het geneesmiddel met de gegevens voorkomend in het registratiedossier;
  11° de berbintenis het geneesmiddel uit de handel te trekken in geval van toepassing van de artikelen 12, §2, of 22;
  12° wanneer het geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik betreft :
  1. de opgave van de wachttijd die moet verstrijken tussen de laatste toediening van het geneesmiddel aan het dier onder de normale gebruiksvoorwaarden en de verkrijging van levensmiddelen die van dat dier afkomstig zijn om te waarborgen dat die levensmiddelen geen residuen in grotere hoeveelheden dan de vastgestelde maxima bevatten. Indien nodig stelt de aanvrager een tolerantieniveau voor residuen voor die zonder risico voor de consument in levensmiddelen toelaatbaar zijn en rechtvaardigt hij die tolerantie; hij stelt eveneens routine-analysemethoden voor die kunnen worden gebruikt om residuen op te sporen.
  In het geval dat de geneesmiddelen nieuwe werkzame bestanddelen bevatten die niet vermeld zijn in de bijlagen I, II of III van verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad moet er een afschrift van de dokumenten, overeenkomstig bijlage V van deze verordening bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen ingediend, worden bijgevoegd;
  2. (opgeheven) <KB 1996-02-01/39, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 28-03-1996>
  13° 1. (opgeheven) <KB 1999-11-16/31, art. 1, 025; Inwerkingtreding : 02-12-1999>
  2. (a) een ontwerp van etikettering van de primaire verpakking en van de buitenverpakking,) <KB 2002-03-12/33, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002>
  b) (een samenvatting van de kenmerken van het product overeenkomstig, hetzij artikel 2quater voor de geneesmiddelen voor menselijk gebruik, hetzij artikel 2quinquies voor de geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik en de bijsluiter overeenkomstig, hetzij artikel 2sexies voor de geneesmiddelen voor menselijk gebruik, hetzij artikel 2septies voor de geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik. Indien het geneesmiddel het voorwerp heeft uitgemaakt van een vergunning voor het in de handel brengen in een andere Lidstaat, een afschrift van de samenvatting van de kenmerken van het product en van de bijsluiter goedgekeurd door de bevoegde overheden van deze Lidstaat. De gegevens vermeld in deze documenten dienen geregeld te worden bijgewerkt;) <KB 2002-03-12/33, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002>
  3. bovendien, voor de geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, de benodigde hoeveelheden substanties voor het controleren van de analytische opsporingsmethoden voorgesteld door de aanvrager overeenkomstig punt 12°, 1.
  (Lid opgeheven.) <KB 1999-11-16/31, art. 1, 025; Inwerkingtreding : 02-12-1999>
  De in de punten 7°, 8° en 12°, 1. van dit artikel bepaalde inlichtingen dienen te zijn vergezeld van de verslagen, opgesteld door deskundigen die de vereiste technische capaciteiten of beroepskwalificaties bezitten.
  Deze verslagen maken de synthese uit van het dossier onder de hiernavolgende aspecten :
  a) farmaceutisch en analytisch;
  b) toxicologisch en farmacologisch;
  c) klinisch.
  Ze dienen te worden gedagtekend en ondertekend door de deskundigen met duidelijke vermelding van de namen, diploma's, vorming en beroepsaktiviteiten van de ondertekenaars evenals van hun eventuele beroepsbindingen met de aanvrager (bondig curriculum vitae).
  Naargelang hun kwalificaties hebben de deskundigen tot taak :
  a) de werkzaamheden te verrichten waarvoor zij wetenschappelijke vorming bezitten (analyse, farmacologie en soortgelijke proefondervindelijke wetenschappen, klinisch onderzoek) en de verkregen resultaten (kwalitatief en kwantitatief) objectief te beschrijven;
  b) hun bevindingen betreffende de toepassing van de normen en voorschriften inzake proeven op geneesmiddelen voor menselijk of diergeneeskundig gebruik te beschrijven en met name te verklaren :
  - wat de analist betreft, of het produkt overeenkomt met de opgegeven samenstelling en daarbij de controlemethoden welke door de fabrikant zullen worden toegepast, te rechtvaardigen,
  - wat de farmacoloog of de specialist met de passende wetenschappelijke bevoegdheid betreft, welke de toxiciteit van het produkt is en welke farmacologische eigenschappen werden geconstateerd.
  - wat de clinicus betreft, of hij naargelang het geval, bij de personen of de dieren die met het produkt werden behandeld de werking heeft kunnen waarnemen die beantwoordt aan de inlichtingen die artikel worden gegeven door de aanvrager, of het produkt goed wordt verdragen, welke dosering hij aanraadt en welke de eventuele contra-indicaties en bijwerkingen zijn;
  c) het gebruik dat wordt gemaakt van de bibliografische documentatie bedoeld in 8° van dit artikel te motiveren.
  (De gegevens en bescheiden bedoeld in dit artikel die bij de registratieaanvraag dienen te worden gevoegd, moeten gepresenteerd worden overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.) <KB 2004-03-04/30, art. 2, 030; Inwerkingtreding : 10-03-2004>
Art.2. <AR 1992-12-31/39, art. 2, 018; En vigueur : 27-01-1993; toutefois, les titulaires d'enregistrements accordés avant le 1er janvier 1994 devront pour les médicaments concernés soumettre au Ministre des projets d'étiquetage et de notices conformes aux dispositions des articles 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies et 2septies au plus tard au moment du renouvellement quinquennal des enregistrements; AR 1992-12-31/39, art. 26, 018; En vigueur : 27-01-1993> La demande d'enregistrement comporte les formulaires établis par l'Inspection générale de la Pharmacie ainsi que les renseignements et documents suivants :
  1° nom ou raison sociale et domicile ou siège social du responsable de la mise sur le marché et, s'ils sont différents, du ou des fabricants concernés, avec l'indication des étapes de fabrication dans lesquelles ils interviennent et du lieu où elles se déroulent. (Pour les personnes établies en Belgique, le numéro d'autorisation est communiqué ainsi qu'une attestation certifiant que la fabrication du médicament concerné peut être réalisée dans le respect des principes et lignes directrices des bonnes pratiques de fabrication des médicaments, visés à l'annexe 2 de l'arrêté royal du 6 juin 1960 relatif à la fabrication, à la distribution en gros des médicaments et à leur dispensation; si la/les personne(s) impliquée(s) dans la production est/sont établie(s) à l'étranger, le certificat visé au point 9°, 2 est joint.) <AR 2002-06-19/37, art. 1, 028; En vigueur : 19-07-2002>
  2° dénomination du médicament;
  3° composition qualitative et quantitative complète, avec indication des principes actifs, en termes usuels, à l'exclusion des formules chimiques brutes et avec la dénomination commune internationale recommandée par l'Organisation Mondiale de la Santé si une telle dénomination existe;
  4° description du mode de préparation;
  5° indications thérapeutiques, contre-indications et effets secondaires;
  6°
  1. posologie; lorsqu'il s'agit de médicaments vétérinaires, celle proposée pour les différentes espèces animales auxquelles le médicament est destiné;
  2. forme pharmaceutique;
  3. mode et voie d'administration;
  4. durée présumée de stabilité;
  (5. s'il y a lieu, explications sur les mesures de précaution et de sécurité à prendre lors du stockage du médicament, de son administration et de l'élimination des déchets, ainsi qu'indication des risques potentiels que le médicament pourrait présenter pour l'environnement, la santé humaine et animale ainsi que pour les plantes.) <AR 1996-02-01/39, art. 2, 019; En vigueur : 28-03-1996>
  7° description des méthodes de contrôle utilisées par le fabricant (analyse qualitative et quantitative des composants et du produit fini, essais particuliers, par exemple essais de stérilité, essais pour la recherche des substances pyrogènes, recherche des métaux lourds, essais de stabilité, essais biologiques et de toxicité, contrôles sur les produits intermédiaires de la fabrication);
  8° résultat des essais :
  - physico-chimiques, biologiques ou microbiologiques;
  - pharmacologiques et toxicologiques;
  - cliniques.
  Sans préjudice du droit relatif à la protection de la propriété industrielle et commerciale :
  a) le demandeur n'est pas tenu de fournir les résultats des essais pharmacologiques et toxicologiques ni les résultats des essais cliniques, s'il peut démontrer :
  - soit que le médicament est essentiellement similaire à un médicament enregistré en Belgique et que la personne responsable de la mise sur le marché du médicament original a consenti qu'il soit fait recours, en vue de l'examen de la présente demande, à la documentation pharmacologique, toxicologique ou clinique figurant au dossier du médicament original;
  - soit, par référence détaillée à la littérature scientifique publiée, présentée conformément au présent article, que le ou les composants du médicament est ou sont d'un usage médical bien établi et présente(nt) une efficacité reconnue ainsi qu'un niveau acceptable de sécurité;
  - soit que le médicament est essentiellement similaire à un médicament autorisé selon les dispositions communautaires en vigueur, depuis au moins dix ans dans la Communauté et commercialisé en Belgique.
  Dans les cas où le médicament est destiné à un usage thérapeutique différent ou doit être administré par des voies différentes ou sous un dosage différent par rapport aux autres médicaments commercialisés, les résultats des essais pharmacologiques, toxicologiques et/ou cliniques appropriés doivent être fournis.
  b) En ce qui concerne un médicament nouveau renfermant des composants connus mais qui n'ont pas encore été associés dans un but thérapeutique, les résultats des essais pharmacologiques, toxicologiques et cliniques relatifs à l'association doivent être fournis sans qu'il soit nécessaire de fournir la documentation relative à chaque composant individuel.
  Pour l'application de cet article, un médicament est considéré comme étant essentiellement similaire au médicament original lorsqu'il a la même composition qualitative et quantitative en principes actifs, que la forme pharmaceutique est la même et, si nécessaire, que la bioéquivalence avec ce premier produit a été démontrée par des études appropriées de biodisponibilité.
  On considère comme médicament générique un médicament à usage humain enregistré conformément aux dispositions du point a), troisième tiret pour lequel il n'est pas fait état d'améliorations thérapeutiques démontrées par rapport au médicament original.
  (quatre derniers alinéas supprimés) <AR 2002-06-19/37, art. 1, 028; En vigueur : 19-07-2002>
  9° (1. une copie de toute autorisation de mise sur le marché obtenue pour ce médicament dans un autre Etat membre ou dans un pays tiers, avec la liste des Etats membres où une demande d'autorisation de mise sur le marché est à l'examen;
  2. lorsque le ou les fabricants impliqués dans la production sont établis à l'étranger, une attestation de l'autorité nationale compétente établissant qu'ils sont autorisés à fabriquer des médicaments et certifiant que la fabrication du médicament concerné peut être réalisée dans le respect des principes et lignes directrices de bonnes pratiques de fabrication des médicaments prévus par le droit communautaire ou, le cas échéant, conformément aux règles de bonnes pratiques de fabrication des médicaments recommandées par l'Organisation mondiale de la Santé.
  Le certificat sera établi conformément aux dispositions administratives en vigueur de l'Organisation Mondiale de la Santé;
  3. le cas échéant, la liste des pays dans lesquels une demande d'autorisation analogue a été rejetée et une explication des motifs pour lesquels l'Etat membre ou le pays tiers a refusé d'accorder l'autorisation pour le médicament concerné.
  Cette information doit être mise à jour régulièrement.) <AR 1996-02-01/39, art. 2, 019; En vigueur : 28-03-1996>
  10° si le demandeur n'est pas fabricant ou importateur, les modalités contractuelles qui le lient avec le fabricant et s'il échet l'importateur en ce qui concerne les garanties de conformités du médicament avec les renseignements contenus dans le dossier d'enregistrement;
  11° l'engagement de retirer le médicament du marché en cas d'application des articles 12, § 2, ou 22;
  12° lorsqu'il s'agit de médicaments à usage vétérinaire :
  1. l'indication du temps d'attente nécessaire entre la dernière administration du médicament à l'animal dans les conditions normales d'emploi et l'obtention des denrées alimentaires provenant de cet animal, afin de garantir qu'elles ne contiennent pas de résidus en quantités supérieures aux limites maximales établies. Au besoin, le demandeur propose et justifie un niveau de résidus acceptable dans les denrées alimentaires sans risque pour le consommateur, ainsi que des méthodes d'analyse de routine pouvant être utilisées pour le dépistage des résidus.
  Dans le cas des médicaments contenant des principes actifs nouveaux qui ne sont pas mentionnés aux annexes I, II ou III du règlement (CEE) n° 2377/90 du Conseil, une copie des documents présentés à la Commission des Communautés Européennes conformément à l'annexe V dudit règlement doit être jointe;
  2. (abrogé) <AR 1996-02-01/39, art. 2, 019; En vigueur : 28-03-1996>
  13° 1. (abrogé) <AR 1999-11-16/31, art. 1, 025; En vigueur : 02-12-1999>
  2. (a) un projet d'étiquetage du conditionnement primaire et de l'emballage extérieur;) <AR 1996-02-01/39, art. 2, 019; En vigueur : 28-03-1996>
  b) (un résumé des caractéristiques du produit conformément à, soit l'article 2quater pour les médicaments à usage humain, soit l'article 2quinquies pour les médicaments à usage vétérinaire et la notice conformément à, soit l'article 2sexies pour les médicaments à usage humain, soit l'article 2septies pour les médicaments à usage vétérinaire. Si le médicament a fait l'objet d'une autorisation de mise sur le marché dans un autre Etat membre, une copie du résumé des caractéristiques du produit et de la notice approuvés par les autorités compétentes de cet Etat membre. Les informations mentionnées dans ces documents doivent être mises à jour régulièrement;) <AR 2002-03-12/33, art. 2, 027; En vigueur : 24-03-2002>
  3. en outre, pour les médicaments vétérinaires, des substances en quantités nécessaires pour contrôler la méthode de détection analytique proposée par le demandeur conformément au point 12°, 1.
  (alinéa abrogé) <AR 1999-11-16/31, art. 1, 025; En vigueur : 02-12-1999>
  Les renseignements prévus aux 7°, 8° et 12°, 1. du présent article doivent être accompagnés de rapports établis par des experts ayant les qualifications techniques ou professionnelles nécessaires.
  Ces rapports constituent la synthèse du dossier sous les aspects suivants :
  a) pharmaceutique et analytique;
  b) toxicologique et pharmacologique;
  c) clinique.
  Ils doivent être datés et signés par les experts et mentionner clairement les noms, diplômes, formation et activités professionnelles des signataires ainsi que leurs liens professionnels éventuels avec le demandeur (bref curriculum vitae).
  Selon leurs qualifications, le rôle des experts est :
  a) de procéder aux travaux relevant de leur discipline (analyse, pharmacologie et sciences expérimentales analogues, clinique) et de décrire objectivement les résultats obtenus (qualitatifs et quantitatifs);
  b) de décrire les constatations qu'ils ont faites concernant l'application des normes et protocoles relatifs aux essais de médicaments à usage humain ou vétérinaire et de dire notamment :
  - pour l'analyste, si le produit est conforme à la composition déclarée en fournissant toute justification sur les méthodes de contrôle qui seront utilisées par le fabricant,
  - pour le pharmacologue ou le spécialiste ayant une compétence expérimentale analogue, quelle est la toxicité du produit et quelles sont les propriétés pharmacologiques constatées,
  - pour le clinicien, s'il a pu retrouver, selon le cas, sur les personnes ou les animaux traités avec le produit les effets correspondant aux renseignements donnés par le demandeur en application du présent article, si le produit est bien toléré, quelle posologie il conseille et quels sont les éventuels contre-indications et effets secondaires;
  c) de justifier le recours éventuel à la documentation bibliographique visée au 8° du présent article.
  (Les données et documents prévus par cet article qui sont à joindre à la demande d'enregistrement, doivent être présentés conformément à l'annexe Ire du présent arrêté.) <AR 2004-03-04/30, art. 2, 030; En vigueur : 10-03-2004>
Art. 2bis. <KB 1992-12-31/39, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993; evenwel zullen de houders van registraties die vóór 1 januari 1994 zijn toegekend aan de Minister voor de betrokken geneesmiddelen ontwerpen van etikettering en bijsluiters moeten voorleggen die in overeenstemming zijn met de bepalingen voorzien in de artikelen 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies en 2septies en dit ten laatste op het ogenblik van de vijfjaarlijkse hernieuwing van de registraties; KB 1992-12-31/39, art. 26, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993> § 1. Op de buitenverpakking of, indien deze ontbreekt, op de primaire verpakking van elk geneesmiddel voor menselijk gebruik moeten de volgende gegevens worden vermeld :
  1° de benaming van het geneesmiddel, gevolgd door de algemene benaming wanneer het geneesmiddel slechts één werkzaam bestanddeel bevat en de benaming van het geneesmiddel een fantasienaam is; wanneer van een geneesmiddel verscheidene farmaceutische vormen en/of verscheidene concentraties bestaan, moet de farmaceutische vorm en/of de concentratie (in voorkomend geval : zuigelingen, kinderen, volwassenen) in de benaming van het geneesmiddel worden vermeld;
  2° de kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling aan werkzame bestanddelen per doseringseenheid of, afhankelijk van de toedieningsvorm, voor een bepaald volume of gewicht, waarbij de algemene benamingen worden gebruikt;
  3° de farmaceutische vorm en de inhoud naar gewicht, volume of doseringseenheden;
  4° de lijst van de excipiëntia met een algemeen bekende werking of een algemeen bekend effect. Een lijst van deze excipiëntia wordt door de Minister bepaald. Wanneer het evenwel gaat om een injecteerbaar produkt, een topicum of oogwater, moeten alle bestanddelen vermeld worden;
  5° de toedieningswijze en, zo nodig, de toedieningsweg;
  6° een speciale waarschuwing dat het geneesmiddel buiten het bereik van kinderen dient te worden gehouden;
  7° een speciale waarschuwing, indien deze voor het betrokken geneesmiddel noodzakelijk is;
  8° de duidelijke aanduiding van de uiterste gebruiksdatum (maand/jaar);
  9° zo nodig, de bijzondere voorzorgsmaatregelen voor de bewaring;
  10° zo nodig, de bijzondere voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen van niet-gebruikte produkten of van die produkten afgeleide afvalstoffen;
  11° de naam en het adres van de registratiehouder;
  12° het registratienummer;
  13° het nummer van de fabrikagepartij;
  14° voor geneesmiddelen voor zelfmedicaffe, de gebruiksaanwijzing;
  15° het wettelijk regime voor de aflevering;
  16° een aanduiding van de identificatie en authenticiteit waarvan de vorm door de Minister kan worden bepaald.
  (17°) voor de homeopathische geneesmiddelen, de vermelding "homeopathisch geneesmiddel".) <KB 1999-06-23/41, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 03-09-1999>
  De buitenverpakking kan ter verduidelijking van bepaalde in lid 1 genoemde gegevens tekens of pictogrammen bevatten, alsmede andere informatie die strookt met (de samenvatting van de kenmerken van het produkt) en die tot de gezondheidsvoorlichting bijdraagt, met uitzondering van alles wat een reclamewerking kan hebben. <KB 2002-03-12/33, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002>
  § 2. 1° Op andere primaire verpakkingen dan de in 2° en 3° genoemde verpakkingen moeten de in § 1 voorgeschreven gegevens worden vermeld.
  2° Op primaire blisterverpakkingen die geplaatst zijn in een buitenverpakking welke aan de voorschriften van § 1 voldoet, moeten ten minste de volgende gegevens worden vermeld :
  - de benaming van het geneesmiddel, zoals voorgeschreven in § 1, 1°;
  - de naam van de registratiehouder;
  - de duidelijke aanduiding van de uiterste gebruiksdatum;
  - het nummer van de fabrikagepartij.
  3° Op de kleine primaire verpakkingen waarop het niet mogelijk is de in § 1 bedoelde gegevens aan te brengen, moeten ten minste de volgende vermeldingen voorkomen :
  - de benaming van het geneesmiddel en, zo nodig, de concentratie en de toedieningsweg;
  - de toedieningswijze;
  - de duidelijke aanduiding van de uiterste gebruiksdatum;
  - het nummer van de fabrikagepartij;
  - de inhoud, uitgedrukt in gewicht, volume of eenheden.
  § 3.
  1° De in §§ 1 en 2 genoemde gegevens moeten duidelijk leesbaar, goed te begrijpen en onuitwisbaar zijn.
  2° De in § 1 genoemde gegevens moeten worden gesteld in de drie nationale talen. Deze bepaling belet niet dat deze gegevens bovendien in andere talen worden gesteld, mits in alle talen dezelfde gegevens worden vermeld.
Art. 2bis. <AR 1992-12-31/39, art. 3, 018; En vigueur : 27-01-1993; toutefois, les titulaires d'enregistrements accordés avant le 1er janvier 1994 devront pour les médicaments concernés soumettre au Ministre des projets d'étiquetage et de notices conformes aux dispositions des articles 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies et 2septies au plus tars au moment du renouvellement quinquennal des enregistrements; AR 1992-12-31/39, art. 26, 018; En vigueur : 27-01-1993> § 1er. L'emballage extérieur ou, à défaut d'emballage extérieur, le conditionnement primaire de tout médicament à usage humain doit porter les mentions suivantes :
  1° la dénomination du médicament, suivie de la dénomination commune lorsque le médicament ne contient qu'un seul principe actif et que sa dénomination est un nom de fantaisie; lorsque pour un médicament il existe plusieurs formes pharmaceutiques et/ou plusieurs dosages, la forme pharmaceutique et/ou le dosage (le cas échéant nourrissons, enfants adultes) doivent figurer dans la dénomination du médicament;
  2° la composition qualitative et quantitative en principes actifs par unité de prise ou, selon la forme d'administration, pour un volume ou un poids déterminé, en utilisant les dénominations communes;
  3° la forme pharmaceutique et le contenu en poids, en volume ou en unités de prises;
  4° la liste des excipients qui ont une action ou un effet notoire. Une liste de ces excipients est arrêtée par le Ministre. Toutefois, s'il s'agit d'un produit injectable, d'une préparation topique ou d'un collyre, tous les excipients doivent être mentionnés;
  5° le mode d'administration et, si nécessaire, la voie d'administration;
  6° une mise en garde spéciale selon laquelle le médicament doit être maintenu hors de portée des enfants;
  7° une mise en garde spéciale, si elle s'impose pour ce médicament;
  8° la date de péremption en clair (mois/année);
  9° les précautions particulières de conservation, s'il y a lieu;
  10° les précautions particulières d'élimination des produits non utilisés ou des déchets dérivés de ces produits, s'il y a lieu;
  11° le nom et l'adresse du titulaire de l'enregistrement;
  12° le numéro d'enregistrement;
  13° le numéro du lot de fabrication;
  14° pour les médicaments d'automédication, l'indication d'utilisation;
  15° le statut légal de délivrance;
  16° une indication d'identification et d'authenticité dont la forme peut être arrêtée par le Ministre.
  (17°) pour les médicaments homéopathiques, la mention "médicament homéopathique".) <AR 1999-06-23/41, art. 2, 024; En vigueur : 03-09-1999>
  L'emballage extérieur peut comporter des signes ou des pictogrammes visant à expliciter certaines des informations visées à l'alinéa 1er ainsi que d'autres informations compatibles avec (le résumé des caractéristiques du produit), utiles pour l'éducation sanitaire, à l'exclusion de tout élément pouvant présenter un caractère promotionnel. <AR 2002-03-12/33, art. 3, 027; En vigueur : 24-03-2002>
  § 2.
  1° Les conditionnements primaires autres que ceux visés aux 2° et 3° doivent proter les mentions prévues au § 1er.
  2° Lorsqu'ils sont contenus dans un emballage extérieur conforme aux prescriptions du § 1er, les conditionnements primaires qui se présentent sous forme de blister doivent porter au moins les mentions suivantes :
  - la dénomination du médicament comme prévu au § 1er, 1°;
  - le nom du titulaire de l'enregistrement;
  - la date de péremption en clair;
  - le numéro du lot de fabrication.
  3° Les petis conditionnements primaires sur lesquels il est impossible de mentionner les indications prévues au § 1er doivent porter au moins les mentions suivantes :
  - la dénomination du médicament et, si nécessaire, le dosage et la voie d'administration;
  - le mode d'administration;
  - la date de péremption en clair;
  - le numéro du lot de fabrication;
  - le contenu en poids, en volume ou en unités.
  § 3.
  1° Les mentions prévues aux §§ 1er et 2 doivent être inscrites de manière à être facilement lisibles, clairement compréhensibles et indélébiles.
  2° Les mentions prévues au § 1er doivent être rédigées dans les trois langues ntionales. Cette disposition ne fait pas obstacle à ce que ces mentions soient rédigées en outre dans d'autres langues, à condition que les mêmes mentions figurent dans toutes les langues utilisées.
Art. 2ter. <KB 1992-12-31/39, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993; evenwel zullen de houders van registraties die vóór 1 januari 1994 zijn toegekend aan de Minister voor de betrokken geneesmiddelen ontwerpen van etikettering en bijsluiters moeten voorleggen die in overeenstemming zijn met de bepalingen voorzien in de artikelen 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies en 2septies en dit ten laatste op het ogenblik van de vijfjaarlijkse hernieuwing van de registraties; KB 1992-12-31/39, art. 26, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993> § 1. Op de primaire verpakkingen waarin de geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik zich bevinden en op de buitenverpakkingen moeten in leesbaar schrift de volgende gegevens vermeld staan die conform de krachtens artikel 2 verstrekte gegevens en bescheiden zijn en door de Minister zijn goedgekeurd :
  1° de benaming van het geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik.
  Wordt voor een geneesmiddel dat slechts één werkzaam bestanddeel bevat, een fantasienaam gebruikt, dan dient deze duidelijk leesbaar vergezeld te gaan van de algemene internationale benaming aanbevolen door de Wereldgezondheidsorganisatie, wanneer deze benaming bestaat, of, bij gebreke daarvan, de algemeen gangbare benaming;
  2° de kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling aan werkzame bestanddelen per gebruikseenheid of, naar gelang van de toedieningsvorm, voor een bepaald volume of een bepaald gewicht, waarbij de algemene internationale benaming aanbevolen door de Wereldgezondheidsorganisatie wordt gebruikt, wanneer deze bestaat of, bij gebreke daarvan, de algemeen gangbare benaming;
  3° het nummer van de fabrikagepartij;
  4° het registratienummer;
  5° de naam en het adres van de registratiehouder en eventueel van de fabrikant;
  6° de diersoorten waarvoor het geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik is bestemd, de toedieningswijze en de toedieningsweg;
  7° de wachttijd, zelfs als die nihil is, voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die aan gebruiksdieren worden toegediend;
  8° de duidelijke aanduiding van de uiterste gebruiksdatum;
  9° zo nodig de bijzondere voorzorgen voor bewaring;
  10° zo nodig de speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen van niet gebruikte geneesmiddelen of van afvalprodukten;
  11° de voor de veiligheid of de bescherming van de gezondheid essentiële vermeldingen, met inbegrip van de bij het gebruik te nemen bijzondere voorzorgen en andere waarschuwingen resulterend uit de klinische en farmacologische proeven die het in de handel brengen voorafgaan of resulterend uit de bij het gebruik van het geneesmiddel opgedane ervaring en die door de Minister zouden zijn opgelegd;
  12° de vermelding "voor diergeneeskundig gebruik".
  (13°) voor de homeopathische geneesmiddelen, de vermelding "homeopathisch geneesmiddel";
  14°) het wettelijke regime voor de aflevering.) <KB 1999-06-23/41, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 03-09-1999>
  De farmaceutische vorm en de inhoud naar gewicht, volume of gebruikseenhied, mogen ook alleen op de buitenverpakking worden aangegeven.
  § 2. Wanneer het ampullen betreft, dienen de in § 1 bedoelde gegevens op de buitenverpakking te worden vermeld. Op de primaire verpakkingen behoeven daarentegen slechts de volgende gegevens voor te komen :
  - de benaming van het geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik;
  - de hoeveelheid werkzame bestanddelen;
  - de toedieningsweg;
  - het nummer van de fabrikagepartij;
  - de duidelijke aanduiding van de uiterste gebruiksdatum;
  - de vermelding "voor diergeneeskundig gebruik".
  § 3. Bij kleine primaire verpakkingen, andere dan ampullen, die slechts één gebruiksdosis bevatten en waarop de in § 2 bedoelde gegevens niet kunnen worden vermeld, zijn de voorschriften van § 1 alleen van toepassing op de buitenverpakking.
  § 4. De vermeldingen die een informatie inhouden en die zijn vermeld in §§ 1 en 2 dienen in de drie nationale talen te zijn opgesteld.
Art. 2ter. <AR 1992-12-31/39, art. 4, 018; En vigueur : 27-01-1993; toutefois, les titulaires d'enregistrements accordés avant le 1er janvier 1994 devront pour les médicaments concernés soumettre au Ministre des projets d'étiquetage et de notices conformes aux dispositions des articles 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies et 2septies au plus tars au moment du renouvellement quinquennal des enregistrements; AR 1992-12-31/39, art. 26, 018; En vigueur : 27-01-1993> § 1er. Les conditionnements primaires et les emballages extérieurs des médicaments vétérinaires doivent porter en caractères lisibles les indications suivantes, conformes aux renseignements et documents fournis en vertu de l'article 2 et approuvées par le Ministre :
  1° la dénomination du médicament vétérinaire.
  Lorsque la dénomination particulière d'un médicament ne contenant qu'un principe actif est un nom de fantaisie, ce nom doit être assorti, en caractères lisibles, de la dénomination commune internationale recommandée par l'Organisation Mondiale de la Santé, quand elle existe, ou, à défaut, de la dénomination commune usuelle;
  2° la composition qualitative et quantitative en principes actifs par unité de prise ou selon la forme d'administration pour un volume ou un poids déterminé, en utilisant les dénominations communes internationales recommandées par l'Organisation Mondiale de la Santé, quand elles existent, ou, à défaut, la dénomination commune usuelle;
  3° le numéro du lot de fabrication;
  4° le numéro d'enregistrement;
  5° les nom et adresse du titulaire de l'enregistrement et le cas échéant, du fabricant;
  6° les espèces animales auxquelles le médicament vétérinaire est destiné, le mode et la voie d'administration;
  7° le temps d'attente, même s'il est égal à zéro, pour les médicaments vétérinaires administrés aux animaux de rapport;
  8° la date de préremption en clair;
  9° les précautions particulières de conservation, s'il y a lieu;
  10° les précautions particulières d'élimination de produits inutilisés ou de déchets, s'il y a lieu;
  11° les mentions essentielles pour la sécurité ou pour la protection de la santé, y compris les précautions particulières d'emploi et autres avertissements résultant des essais cliniques et pharmacologiques préalables à la mise sur le marché ou résultant de l'expérience acquise lors de l'emploi du médicament et qui seraient imposées par le Ministre;
  12° la mention "à usage vétérinaire".
  (13°) pour les médicaments homéopathiques, la mention "médicament homéopathique";
  14°) le statut légal de délivrance.) <AR 1999-06-23/41, art. 3, 024; En vigueur : 03-09-1999>
  La forme pharmaceutique et le contenu en poids, en volume ou en unités de prise peuvent n'être indiqués que sur les emballages extérieurs.
  § 2. Lorsqu'il s'agit d'ampoules, les indications visées au § 1er sont à mentionner sur l'emballage extérieur. Par contre, sur les conditionnements primaires, seules les indications suivantes sont nécessaires :
  - la dénomination du médicament vétérinaire;
  - la quantité des principes actifs;
  - la voie d'administration;
  - le numéro du lot de fabrication;
  - la date de péremption en clair;
  - la mention "à usage vétérinaire".
  § 3. En ce qui concerne les petis conditionnements primaires autres que les ampoules ne contenant qu'une dose d'utilisation et sur lesquels il est impossible de mentionner les indications prévues au § 2, les prescriptions du § 1er sont applicables au seul emballage extérieur.
  § 4. Les mentions constituant une information qui figurent aux §§ 1er et 2 doivent être rédigées dans les trois langues nationales.
Art. 2quater. <KB 1992-12-31/39, art. 5, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993; evenwel zullen de houders van registraties die vóór 1 januari 1994 zijn toegekend aan de Minister voor de betrokken geneesmiddelen ontwerpen van etikettering en bijsluiters moeten voorleggen die in overeenstemming zijn met de bepalingen voorzien in de artikelen 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies en 2septies en dit ten laatste op het ogenblik van de vijfjaarlijkse hernieuwing van de registraties; KB 1992-12-31/39, art. 26, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993> § 1. Het ontwerp van (de samenvatting van de kenmerken van het product) van een geneesmiddel voor menselijk gebruik handelt slechts over het geneesmiddel waarop het betrekking heeft. <KB 2002-03-12/33, art. 4, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002>
  § 2. (Het dient de volgende rubrieken te bevatten (...):) <KB 2002-03-12/33, art. 4, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002> <KB 2002-06-19/37, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002>
  1° benaming van het geneesmiddel;
  2° volledige kwalitatieve samenstelling en kwantitatieve samenstelling aan werkzame bestanddelen (algemene internationale benamingen die zijn aanbevolen door de Wereldgezondheidsorganisatie indien deze bestaan, of bij gebreke hiervan, algemeen gebruikelijke of scheikundige benamingen);
  3° farmaceutische vorm;
  4° farmacologische eigenschappen en, voor zover van belang voor de therapeutische toepassing, farmacokinetische gegevens;
  5° klinische gegevens :
  1. therapeutische indicaties;
  2. contra-indicaties;
  3. ongewenste bijwerkingen (frequentie en ernst);
  4. bijzondere voorzorgen bij gebruik en daarenboven, deze die moeten worden genomen door personen die omgaan met immunologische geneesmiddelen en die deze aan patiënten toedienen alsmede de voorzorgsmaatregelen die eventueel door de patiënt moeten worden getroffen;
  5. gebruik tijdens zwangerschap en lactatie;
  6. interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interacties;
  7. dosering en wijze van toediening voor volwassenen en, voor zover noodzakelijk, voor kinderen;
  8. symptomen van overdosering, behandeling in noodgevallen en antidota;
  9. bijzondere waarschuwingen;
  10. invloed op de bekwaamheid om een voertuig te besturen en om machines te gebruiken;
  6° farmaceutische gegevens :
  1. voornaamste gevallen van onverenigbaarheid;
  2. houdbaarheidstermijn, zo nodig na reconstitutie van het produkt of wanneer de recipiënt voor de eerste maal wordt geopend;
  3. bijzondere maatregelen bij bewaring;
  4. aard en inhoud van de verschillende verpakkingen;
  5. naam of handelsnaam en adres of zetel van de registratiehouder;
  6. speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen van niet gebruikte produkten of van die produkten afgeleide afvalstoffen, indien noodzakelijk;
  7° voor radiofarmaceutica, alle nadere gegevens over de interne stralingsdosimetrie;
  8° bijkomende gedetailleerde voorschriften voor de ex tempore bereiding van een radiofarmaceuticum en de kwaliteitscontrole van deze bereiding, en, waar dienstig, maximale opslagtijd gedurende dewelke elke tussentijdse bereiding zoals de elutie, of het gebruiksklare radiofarmaceuticum, voldoet aan de erop betrekking hebbende specificaties;
  9°
  1. de wijze van aflevering aan het publiek;
  2. de datum van de laatste bijwerking van de bijsluiter;
  3. in voorkomend geval, de melding dat het geneesmiddel door ioniserende stralingen werd behandeld.
Art. 2quater. <AR 1992-12-31/39, art. 5, 018; En vigueur : 27-01-1993; toutefois, les titulaires d'enregistrements accordés avant le 1er janvier 1994 devront pour les médicaments concernés soumettre au Ministre des projets d'étiquetage et de notices conformes aux dispositions des articles 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies et 2septies au plus tars au moment du renouvellement quinquennal des enregistrements; AR 1992-12-31/39, art. 26, 018; En vigueur : 27-01-1993> § 1er. Le projet de (résumé des caractéristiques du produit) d'un médicament à usage humain ne traite que du médicament auquel il se rapporte. <AR 2002-03-12/33, art. 4, 027; En vigueur : 24-03-2002>
  § 2. (Il doit comporter les rubriques suivantes (...):) <AR 2002-03-12/33, art. 4, 027; En vigueur : 24-03-2002> <AR 2002-06-19/37, art. 3, 028; En vigueur : 19-07-2002>
  1° dénomination du médicament;
  2° composition qualitative complète et quantitative en principes actifs (dénominations communes internationales recommandées par l'Organisation Mondiales de la Santé chaque fois que ces dénominations existent ou, à défaut, dénominations communes usuelles ou dénominations chimiques);
  3° forme pharmaceutique;
  4° propriétés pharmacologiques et, dans la mesure où ces renseignements sont utiles pour l'utilisation thérapeutique, éléments de pharmacocinétique;
  5° informations cliniques :
  1. Indications thérapeutiques;
  2. contre-indications;
  3. effets indésirables (fréquence et gravité);
  4. précautions particulières d'emploi et en outre, celles qui doivent être prises par les personnes qui manipulent des médicaments immunologiques et qui les administrent aux patients ainsi que les précautions qui doivent éventuellement être prises par le patient;
  5. utilisation en cas de grossesse et de lactation;
  6. interactions médicamenteurses et autres;
  7. posologie et mode d'administration pour les adultes et, dans la mesure où cela est nécessaire pour les enfants;
  8. symptômes du surdosage, traitement d'urgence et antidotes;
  9. mises en garde spéciales;
  10. effets sur la capacité de conduire un véhicule et d'utiliser des machines;
  6° informations pharmaceutiques :
  1. incompatibilités majeures;
  2. durée de stabilité, si nécessaire après reconstitution du produit ou lorsque le récipient est ouvert pour la première fois; 3. précautions particulières de conservation;
  4. nature et contenu des différents conditionnements;
  5. nom ou raison sociale et domicile ou siège social du titulaire d'enregistrement;
  6. précautions particulières d'élimination des produits non utilisés ou des déchets dérivés de ces produits s'il y a lieu;
  7° pour les médicaments radiopharmaceutiques, détails complets sur la dosimétrie interne des rayonnements;
  8° instructions supplémentaires détaillées pour la préparation extemporanée d'un médicament radiopharmaceutique et le contrôle de qualité de cette préparation et, le cas échéant, période maximum de stockage durant laquelle toute préparation intermédiaire telle que l'éluat, ou le produit radiopharmaceutique prêt à l'emploi, répond aux spécifications prévues;
  9°
  1. le mode de délivrance au public;
  2. la date de dernière mise à jour de la notice;
  3. le cas échéant, l'indication que le médicament a été traité par des radiations ionisantes.
Art. 2quinquies. <KB 1992-12-31/39, art. 06, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993; evenwel zullen de houders van registraties die vóór 1 januari 1994 zijn toegekend aan de Minister voor de betrokken geneesmiddelen ontwerpen van etikettering en bijsluiters moeten voorleggen die in overeenstemming zijn met de bepalingen voorzien in de artikelen 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies en 2septies en dit ten laatste op het ogenblik van de vijfjaarlijkse hernieuwing van de registraties; KB 1992-12-31/39, art. 26, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993> § 1. Het ontwerp van (de samenvatting van de kenmerken van het product) van een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik handelt slechts over het geneesmiddel waarop het betrekking heeft. <KB 2002-03-12/33, art. 5, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002>
  § 2. (Het dient de volgende rubrieken te bevatten in (...):) <KB 2002-03-12/33, art. 5, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002> <KB 2002-06-19/37, art. 4, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002>
  1° benaming van het geneesmiddel;
  2° kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling aan werkzame bestanddelen en samenstelling van het excipiëns, waarvan de kennis noodzakelijk is voor de juiste toediening van het geneesmiddel. Indien zij bestaan moeten de door de Wereldgezondheidsorganistie aanbevolen algemene internationale benamingen worden gebruikt of, bij gebreke hiervan, de algemeen gebruikelijke of scheikundige benamingen;
  3° farmaceutische vorm;
  4° farmacologische eigenschappen en, voor zover van belang voor de therapeutische toepassing, farmacokinetische gegevens;
  5° klinische gegevens;
  1. diersoort waarvoor het geneesmiddel is bestemd;
  2. gebruiksaanwijzing per diersoort waarvoor het geneesmiddel is bestemd;
  3. contra-indicaties;
  4. ongewenste effecten (frequentie en ernst);
  5. speciale voorzorgen bij het gebruik;
  6. gebruik tijdens drachtigheid en lactatie;
  7. interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interacties;
  8. dosering en wijze van toediening;
  9. desgevallend, symptomen van overdosering, spoedbehandeling en antidota;
  10. speciale waarschuwingen voor iedere diersoort waarvoor het geneesmiddel is bestemd;
  11. wachttijd;
  12. speciale door degene die het geneesmiddel aan de dieren toedient, te nemen veiligheidsmaatregelen;
  6° farmaceutische gegevens;
  1. voornaamste gevallen van onverenigbaarheid;
  2. houdbaarheidstermijn, zo nodig na reconstitutie van het produkt of wanneer de recipiënt voor de eerste maal wordt geopend;
  3. bijzondere maatregelen bij bewaring;
  4. aard en inhoud van de verschillende verpakkingen;
  5. naam of handelsnaam en adres of zetel van de registratiehouder;
  6. speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen van niet gebruikte produkten of van die produkten afgeleide afvalstoffen, indien noodzakelijk.
  (7°) 1. de wijze van aflevering aan het publiek;
  2. de datum van de laatste bijwerking van de bijsluiter;
  3. in voorkomend geval, de melding dat het geneesmiddel door ioniserende stralingen werd behandeld.) <KB 1999-06-23/41, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 03-09-1999>
Art. 2quinquies. <AR 1992-12-31/39, art. 6, 018; En vigueur : 27-01-1993; toutefois, les titulaires d'enregistrements accordés avant le 1er janvier 1994 devront pour les médicaments concernés soumettre au Ministre des projets d'étiquetage et de notices conformes aux dispositions des articles 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies et 2septies au plus tars au moment du renouvellement quinquennal des enregistrements; AR 1992-12-31/39, art. 26, 018; En vigueur : 27-01-1993> § 1er. Le projet de (résumé des caractéristiques du produit) d'un médicament à usage vétérinaire ne traite que du médicament auquel il se rapporte. <AR 2002-03-12/33, art. 5, 027; En vigueur : 24-03-2002>
  § 2. (Il doit comporter les rubriques suivantes (...):) <AR 2002-03-12/33, art. 5, 027; En vigueur : 24-03-2002> <AR 2002-06-19/37, art. 4, 028; En vigueur : 19-07-2002>
  1° dénomination du médicament;
  2° composition qualitative et quantitative en principes actifs et composants de l'excipient dont la connaissance est nécessaire à une bonne administration du médicament. Sont employées les dénominations communes internationales recommandées par l'Organisation Mondiale de la Santé chaque fois que ces dénominations existent ou, à défaut, les dénominations communes usuelles ou les dénominations chimiques;
  3° forme pharmaceutique;
  4° propriétés pharmacologiques et, dans la mesure où ces renseignements sont utiles pour l'utilisation thérapeutique, éléments de pharmacocinétique;
  5° informations cliniques :
  1. espèces-cibles;
  2. indications d'utilisation, en specifiant les espèces-cibles;
  3. contre-indications;
  4. effets indésirables (fréquence et gravité);
  5. précautions particulières d'emploi;
  6. utilisation en cas de gravidité et de lactation;
  7. interactions médicamenteuses et autres;
  8. posologie et mode d'administration;
  9. le cas échéant, symptômes de surdosage, conduite d'urgence et antidotes;
  10. mises en garde particulières à chaque espèce cible;
  11. temps d'attente;
  12. précautions particulières à prendre par la personne qui administre le produit aux animaux;
  6° informations pharmaceutiques :
  1. incompatibilités majeures;
  2. durée de stabilité, si nécessaire après reconstitution du produit ou lorsque le récipient est ouvert pour la première fois;
  3. précautions particulières de conservation;
  4. nature et contenu des différents conditionnements;
  5. nom ou raison sociale et domicile ou siège social du titulaire d'enregistrement;
  6. précautions particulières d'élimination des produits non utilisés ou des déchets dérivés de ces produits s'il y a lieu.
  (7°) 1. le mode de délivrance au public;
  2. la date de dernière mise à jour de la notice;
  3. le cas échéant, l'indication que le médicament a été traité par des radiations ionisantes.) <AR 1999-06-23/41, art. 4, 024; En vigueur : 03-09-1999>
Art. 2sexies. <INGEVOEGD bij KB 1992-12-31/39, art. 7, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993; evenwel zullen de houders van registraties die vóór 1 januari 1994 zijn toegekend aan de Minister voor de betrokken geneesmiddelen ontwerpen van etikettering en bijsluiters moeten voorleggen die in overeenstemming zijn met de bepalingen voorzien in de artikelen 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies en 2septies en dit ten laatste op het ogenblik van de vijfjaarlijkse hernieuwing van de registraties; KB 1992-12-31/39, art. 26, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993> § 1. Het ontwerp van bijsluiter voor het publiek van een geneesmiddel voor menselijk gebruik handelt slechts over het geneesmiddel waarop het betrekking heeft. Het is opgesteld conform (de samenvatting van de kenmerken van het product) en dient, in onderstaande volgorde, de volgende gegevens te bevatten : <KB 2002-03-12/33, art. 6, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002>
  1° ter identificatie van het geneesmiddel :
  - de benaming van het geneesmiddel, gevolgd door de algemene benaming, wanneer het geneesmiddel slechts één werkzaam bestanddeel bevat en de benaming van het geneesmiddel een fantasienaam is; wanneer van een geneesmiddel verscheidene farmaceutische vormen en/of verscheidene concentraties bestaan, moet de farmaceutische vorm en/of de concentratie (in voorkomend geval : zuigelingen, kinderen, volwassenen) in de benaming van het geneesmiddel worden vermeld;
  - voor iedere voorstelling van het geneesmiddel, de volledige kwalitatieve samenstelling (werkzame bestanddelen en excipiënten) en de kwantitatieve samenstelling aan werkzame bestanddelen waarbij de algemene benaming wordt gebruikt;
  - voor iedere voorstelling van het geneesmiddel, de farmaceutische vorm en de inhoud, uitgedrukt in gewicht, volume of doseringseenheden;
  - de farmaco-therapeutische categorie of het soort werking, in voor de patiënt gemakkelijk te begrijpen bewoordingen;
  - de naam en het adres van de registratiehouder en van de fabrikant.
  Onder fabrikant wordt verstaan de houder van de in artikel 16 van richtlijn 75/319/EEG of artikel 24 van richtlijn 81/851/EEG bedoelde vergunning voor wiens rekening de bevoegde persoon de in respectievelijk de artikelen 22 of 30 van deze richtlijnen vastgelegde verplichtingen heeft vervuld.
  2° de therapeutische indicaties;
  3° de informatie die noodzakelijk is voordat het geneesmiddel wordt gebruikt :
  - contra-indicaties;
  - nodige voorzorgen bij gebruik;
  - interacties met geneesmiddelen en andere interacties (bij voorbeeld : alcohol, tabak, voedingsmiddelen) die de werking van het geneesmiddel kunnen beïnvloeden;
  - speciale waarschuwingen;
  bij deze informatie :
  - moet rekening worden gehouden met de bijzondere situatie van bepaalde gebruikersgroepen (kinderen, vrouwen tijdens de zwangerschap of de lactatie, bejaarden, personen die aan specifieke ziekten lijden);
  - moeten, indien nodig, de mogelijke effecten van de behandeling op de rijvaardigheid of op het vermogen om bepaalde machines te bedienen, worden vermeld;
  - moet de lijst van de excipiënten worden vermeld waarvan de kennis belangrijk is om het geneesmiddel doelmatig en veilig te kunnen gebruiken; een lijst van dergelijke excipiënten wordt door de Minister vastgesteld;
  4° de aanwijzingen die nodig en gebruikelijk zijn voor een goed gebruik, in het bijzonder :
  - de dosering;
  - de toedieningswijze en, zo nodig, de toedieningsweg;
  - de toedieningsfrequentie, waarbij zo nodig het tijdstip waarop het geneesmiddel kan of moet worden toegediend, nader wordt omschreven;
  en, in voorkomend geval, afhankelijk van de aard van het produkt :
  - de duur van de behandeling, indien hiervoor een beperking geldt;
  - de maatregelen, in geval van overdosering (bij voorbeeld symptomen, eerste hulp);
  - de maatregelen indien één of meer doses niet zijn toegediend;
  - de aanduiding, indien nodig, dat er ontwenningsverschijnselen kunnen optreden;
  5° een beschrijving van de bijwerkingen die kunnen optreden bij een normaal gebruik van het geneesmiddel en, in voorkomend geval, de maatregelen die moeten worden getroffen; de patiënt wordt uitdrukkelijk verzocht zijn arts of apotheker elke bijwerking mede te delen die niet in de bijsluiter wordt genoemd;
  6° een verwijzing naar de uiterste gebruiksdatum vermeld op de verpakking met :
  - een waarschuwing tegen overschrijding van deze datum;
  - zo nodig, bijzondere voorzorgen in verband met de bewaring;
  - in voorkomend geval, een waarschuwing tegen bepaalde zichtbare tekenen van bederf;
  7° de datum waarop de bijsluiter voor het laatst herzien is.
  § 2. In afwijking van § 1, kan de Minister, op advies van de Geneesmiddelencommissie, besluiten dat bepaalde therapeutische indicaties niet in de bijsluiter worden vermeld, indien verspreiding van deze informatie voor de patiënt ernstige nadelige gevolgen kan hebben.
  Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van de belanghebbenden bij het verlenen van de registratie of later.
  Zij kan onder dezelfde voorwaarden door de Minister worden gewijzigd of herroepen.
  § 3. De bijsluiter kan ter verduidelijking van bepaalde in § 1 genoemde gegevens tekens of pictogrammen bevatten, alsmede informatie die strookt met (de samenvatting van de kenmerken van het product) van het produkt en die tot de gezondheidsvoorlichting bijdraagt, met uitzondering van alles wat een reclamewerking kan hebben. <KB 2002-03-12/33, art. 6, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002>
  § 4. De bijsluiter moet gemakkelijk leesbaar zijn en, in voor de patiënt duidelijke en begrijpelijke bewoordingen, in de drie nationale talen worden opgesteld. Deze bepaling belet niet dat de bijsluiter bovendien in andre talen wordt opgesteld, mits in alle talen dezelfde gegevens worden vermeld.
  De registratiehouder is verantwoordelijk voor de overeenkomst van de verschillende taalkundige versies onderling en met de bij de registraties of later goedgekeurde versie.
Art. 2sexies. § 1er. Le projet de notice pour le public d'un médicament à usage humain ne traite que du médicament auquel il se rapporte. Il est établi en conformité avec (le résumé des caractéristiques du produit) et doit comporter dans l'ordre suivant : <AR 2002-03-12/33, art. 6, 027; En vigueur : 24-03-2002>
  1° pour l'identification du médicament :
  - la dénomination du médicament, suivie de la dénomination commune, lorsque le médicament ne contient qu'un seul principe actif et que sa dénomination est un nom de fantaisie; lorsque pour un médicament il existe plusieurs formes pharmaceutiques et/ou dosages, la forme pharmaceutique et/ou le dosage (le cas échéant nourrissons, enfants, adultes) doivent figurer dans la dénomination du médicament;
  - la composition qualitative complète (en principes actifs et excipients) ainsi que la composition quantitative en principes actifs, en utilisant les dénominations communes, pour chaque présentation du médicament;
  - la forme pharmaceutique et le contenu en poids, en volume ou en unité de prises, pour chaque présentation du médicament;
  - la catégorie pharmoco-thérapeutique ou le type d'activité dans des termes aisément compréhensibles pour le patient;
  - les nom et adresse du titulaire de l'enregistrement et du fabricant.
  l'on entend par fabricant le titulaire de l'autorisation visée à l'article 16 de la directive 75/319/CEE ou à l'article 24 de la directive 81/851/CEE pour le compte de qui la personne qualifiée s'est acquittée des obligations spécifiques fixées respectivement aux articles 22 ou 30 desdites directives.
  2° les indications thérapeutiques;
  3° une énumération des informations nécessaires avant la prise du médicament :
  - contre-indications;
  - precautions d'emploi appropriées;
  - interactions médicamenteuses et autres interactions (par exemple alcool, tabac, aliments), susceptibles d'affecter l'action du médicament;
  - mises en garde spéciales;
  cette énumération doit :
  - tenir compte de la situation particulière de certaines catégories d'utilisateurs (enfants, femmes enceintes ou allaitant, personnes âgées, personnes présentant certaines pathologies spécifiques);
  - mentionner, s'il y a lieu, les effets possibles du traitement sur la capacité à conduire un véhicule ou à manipuler certaines machines;
  - la liste des excipients dont la connaissance est importante pour une utilisation efficace et sans risques du médicament; une liste de tels excipients est arrêtée par le Ministre;
  4° le instructions nécessaires et habituelles pour une bonne utilisation, en particulier :
  - la posologie;
  - le mode et, si nécessaire, la voie d'administration;
  - la fréquence de l'administration, en précisant, si nécessaire, le moment auquel le médicament peut ou doit être administré;
  et, le cas échéant, selon la nature du produit :
  - la durée du traitement, lorsqu'elle doit être limitée;
  - l'action à entreprendre en cas de surdosage (par exemple symptômes, conduites d'urgence);
  - l'attitude à adopter au cas où l'administration d'une ou plusieurs doses a été omise;
  - l'indication, si nécessaire, du risque d'un syndrome de sevrage;
  5° une description des effets indésirables pouvant être observés lors de l'usage normal du médicament, et, le cas échéant, l'action à entreprendre; le patient est expressément invité à communiquer à son médecin ou à son pharmacien tout effet indésirable qui ne serait pas décrit dans la notice;
  6° un renvoi à la date de péremption figurant sur l'emballage, avec :
  - une mise en garde contre tout dépassement de cette date;
  - s'il y a lieu, les précautions particulières de conservation;
  - le cas échéant, une mise en garde contre certains signes visibles de détérioration;
  7° la date à laquelle la notice a été révisée pour la dernière fois.
  § 2. Par dérogation au § 1er, le Ministre peut, sur avis de la Commission des médicaments, décider que certaines indications thérapeutiques ne soient pas mentionnées sur la notice, lorsque la diffusion de cette information est susceptible d'entraîner des inconvénients graves pour le patient.
  Cette décision est protée à la connaissance des intéressés lors de l'octroi de l'enregistrement ou ultérieurement.
  Elle peut être modifiée ou rapportée par le Ministre dans les mêmes conditions.
  § 3. La notice peut comporter des signes ou des pictogrammes visant à expliciter certaines des informations visées au § 1er ainsi que d'autres informations compatibles avec (le résumé des caractéristiques) du produit, utiles pour l'éducation sanitaire, à l'exclusion de tout élément pouvant présenter un caractère promotionnel. <AR 2002-03-12/33, art. 6, 027; En vigueur : 24-03-2002>
  § 4. La notice doit être facilment lisible et être rédigée, en termes clairs et compréhensibles pour les utilisateurs, dans les trois langues nationales. Cette disposition ne fait pas obstacle à ce que la notice soit rédigée en outre dans d'autres langues, à condition que les mêmes informations figurent dans toutes les langues utilisées.
  Le titulaire de l'enregistrement est responsable de la concordance des diverses versions l'inguistiques entre elles et avec la version approuvée à l'occasion de l'enregistrement ou ultérieurement.
Art. 2septies. <INGEVOEGD bij KB 1992-12-31/39, art. 8, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993; evenwel zullen de houders van registraties die vóór 1 januari 1994 zijn toegekend aan de Minister voor de betrokken geneesmiddelen ontwerpen van etikettering en bijsluiters moeten voorleggen die in overeenstemming zijn met de bepalingen voorzien in de artikelen 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies en 2septies en dit ten laatste op het ogenblik van de vijfjaarlijkse hernieuwing van de registraties; KB 1992-12-31/39, art. 26, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993> § 1. Het ontwerp van bijsluiter voor het publiek van een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik handelt slechts over het geneesmiddel waarop het betrekking heeft.
  § 2. Het ontwerp van bijsluiter, opgesteld overeenkomstig (de samenvatting van de kenmerken van het product), dient de volgende vermeldingen te bevatten : <KB 2002-03-12/33, art. 7, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002>
  1° de naam en het adres van de registratiehouder en eventueel van de fabrikant;
  2° de benaming en de kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling naar werkzame bestanddelen van het geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik.
  Wanneer er internationale algemene benamingen bestaan die zijn aanbevolen door de Wereldgezondheidsorganisatie, moeten deze altijd worden gebruikt;
  3° de belangrijkste therapeutische indicaties, contra-indicaties en bijwerkingen voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor het gebruik van het geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik;
  4° de diersoorten waarvoor het geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik is bestemd, de dosering naar de soort, de toedieningswijze en de toedieningsweg, eventueel verdere aanwijzingen voor een juiste toediening;
  5° de wachttijd, zelfs als die nihil is, voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die aan gebruiksdieren worden toegediend;
  6° zo nodig de bijzondere voorzorgen voor bewaring;
  7° de in artikel 2ter, § 1, 11° opgesomde vermeldingen;
  8° zo nodig de speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen van niet gebruikte geneesmiddelen of van afvalprodukten.
  § 3. De bijsluiter moet gemakkelijk leesbaar zijn en, in (voor de verantwoordelijke van de dieren) duidelijke en begrijpelijke bewoordingen, in de drie nationale talen worden opgesteld. Deze bepaling belet niet dat de bijsluiter bovendien in andere talen wordt opgesteld, mits in alle talen dezelfde gegevens worden vermeld. <KB 1999-06-23/41, art. 5, 024; Inwerkingtreding : 03-09-1999>
  De registratiehouder is verantwoordelijk voor de overeenkomst van de verschillende taalkundige versies onderling en met de bij de registratie of later goedgekeurde versie.
Art. 2septies. § 1er. Le projet de notice pour le public d'un médicament à usage vétérinaire ne traite que du medicament auquel il se rapporte.
  § 2. Le projet de notice, établi en conformité avec (le résumé des carctéristiques du produit), doit comporter les mentions suivantes : <AR 2002-03-12/33, art. 7, 027; En vigueur : 24-03-2002>
  1° les nom et adresse du titulaire de l'enregistrement et, le cas échéant, du fabricant;
  2° la dénomination et la composition qualitative et quantitative du médicament vétérinaire en principes actifs.
  Les dénominations communes internationales recommandées par l'Organisation Mondiale de la Santé doivent être employées chaque fois que ces dénominations existent;
  3° les indications thérapeutiques principales, contre-indications et effets secondaires, dans la mesure où ces indications sont nécessaires pour l'utilisation du médicament vétérinaire;
  4° les espèces animales auxquelles le médicament vétérinaire est destiné, la posologie en fonction de ces especes, le mode et la voie d'administration et, s'il y a lieu, les indications pour une administration correcte;
  5° le temps d'attente, même s'il est égal à zéro, pour les médicaments vetérinaires administres à des animaux de rapport;
  6° les précautions particulières de conservation, s'il y a lieu;
  7° les mentions citées à l'article 2ter, § 1er, 11°;
  8° les précautions particulières pour l'élimination de produits inutilisés ou de déchets, s'il y a lieu.
  § 3. La notice doit être facilement lisible et être rédigée, en termes clairs et compréhensibles (pour le responsable des animaux), dans les trois langues nationales. Cette disposition ne fait pas obstacle à ce que la notice soit rédigée en outre dans d'autres langues, à condition que les mêmes informations figurent dans toutes les langues utilisées. <AR 1999-06-23/41, art. 5, 024; En vigueur : 03-09-1999>
  Le titulaire de l'enregistrement est responsable de la concordance des diverses versions linguistiques entre elles et avec la version approuvée à l'occasion de l'enregistrement ou ultérieurement.
HOOFDSTUK II. - Registratieprocedure.
CHAPITRE II. - De la procédure d'enregistrement.
Art.3. <KB 08-10-1982, art. 2> De registratieaanvraag wordt bij de ontvangst aan het secretariaat van de geneesmiddelencommissie doorgezonden.
Art.3. <AR 08-10-1982, art. 2> Dès réception, la demande d'enregistrement est transmise au secrétariat de la Commission des médicaments.
Art.4. <KB 1984-07-03/32, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 29-08-1984> Ingeval de aanvraag tot registratie een entstof, een serum, een therapeutische substantie van menselijke oorsprong of een met ioniserende stralingen behandeld geneesmiddel betreft, kan de Minister tegelijkertijd het advies van de Hoge Gezondheidsraad inwinnen.
  (Ingeval de aanvraag tot registratie een uit menselijk bloed of plasma bereid geneesmiddel betreft, kan de Minister tegelijkertijd het advies van de Nationale Raad van het Bloed inwinnen.) <KB 1997-10-21/33, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 28-11-1997>
Art.4. <AR 1984-07-03/32, art. 7, 002; En vigueur : 29-08-1984> Lorsque la demande d'enregistrement concerne un vaccin, un sérum, une substance thérapeutique d'origine humaine ou un médicament traité par les radiations ionisantes, le Ministre peut recueillir simultanément l'avis du Conseil supérieur d'hygiène publique.
  (Lorsque la demande d'enregistrement concerne un médicament derivé du sang ou du plasma humain, le Ministre peut recueillir simultanement l'avis du Conseil national du sang.) <AR 1997-10-21/33, art. 1, 022; En vigueur : 28-11-1997>
Art.5. <KB 1996-02-01/39, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 28-03-1996> Binnen de 180 dagen na de indiening van een geldige aanvraag deelt de Geneesmiddelencommissie haar advies, gesteund op het beoordelingsrapport voorzien in artikel 6, § 5, aan de Minister mede.
Art.5. <AR 1996-02-01/39, art. 3, 019; En vigueur : 28-03-1996> Dans les 180 jours de l'introduction d'une demande valide, la Commission des médicaments notifie au Ministre son avis, étayé par le rapport d'évaluation prévu à l'article 6, § 5.
Art.6. <KB 08-10-1982, art. 4> § 1. Indien de commissie meent een ongunstig advies te moeten uitbrengen maakt zij aan de aanvrager een voorlopig gemotiveerd advies over vooraleer over te gaan tot de notificatie bepaald in artikel 5, eerste lid; deze procedure schort de termijn op, bepaald in artikel 5 tot op het ogenblik van de notificatie van het definitief advies aan de Minister.
  § 2. Indien de aanvrager meent te kunnen beantwoorden aan de in het voorlopig advies gestelde opmerkingen, dient hij een aanvullend dossier in bij de commissie binnen de twee maanden na ontvangst van dit advies. Indien hij niet gereageerd heeft binnen deze termijn, wordt het ongunstig advies definitief.
  § 3. (Indien de betrokken kamer van oordeel is dat de argumenten van de aanvrager het voorwerp van een meer diepgaande uitleg dienen uit te maken, roept zij deze laatste op ten einde gehoord te worden.) <KB 1997-10-21/33, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 28-11-1997>
  § 4. De commissie brengt haar definitief advies uit binnen de twee maanden nadat zij in het bezit werd gesteld van de argumenten van de aanvrager.
  § 5. (De Geneesmiddelencommissie stelt een rapport op met een beoordeling van en opmerkingen over het dossier betreffende de resultaten van het analytische, farmacologisch-toxicologische en klinische onderzoek van het geneesmiddel. Ze werkt dit beoordelingsrapport bij zodra nieuwe gegevens beschikbaar komen die voor de beoordeling van de kwaliteit, de veiligheid of de werkzaamheid van het geneesmiddel van belang zijn.
  De Minister deelt het beoordelingsrapport mee aan de bevoegde autoriteiten van de andere Lid-Staten in de gevallen en onder de voorwaarden voorzien door het gemeenschapsrecht.) <KB 1996-02-01/39, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 28-03-1996>
Art.6. <AR 08-10-1982, art. 4> § 1er. Si la commission estime devoir émettre un avis défavorable, elle transmet au demandeur un avis provisoire motivé, avant de procéder à la notification prévue à l'article 5, alinéa 1; cette procédure suspend le délai prévu à l'article 5, jusqu'à la notification de l'avis définitif au Ministre.
  § 2. S'il entend repondre aux objections formulées dans l'avis provisoire, le demandeur introduit un dossier complémentaire auprès de la commission, dans les deux mois de la réception de cet avis. S'il n'a pas réagi dans ce délai, l'avis défavorable est définitif.
  § 3. (Si la chambre concernée estime que les arguments du demandeur doivent faire l'objet d'explications approfondies, elle convoque celui-ci en audience.) <AR 1997-10-21/33, art. 2, 022; En vigueur : 28-11-1997>
  § 4. La commission donne son avis définitif dans les deux mois qui suivent la mise en possession des arguments du demandeur.
  § 5. (La Commission des médicaments rédige un rapport d'évaluation et des commentaires sur le dossier quant aux resultats des essais analytiques, pharmaco-toxicologiques et cliniques du médicament. Elle met ce rapport à jour dès que de nouvelles informations qui s'avèrent importantes pour l'évaluation de la qualité, de la sécurité et de l'efficacité du médicament deviennent disponibles.
  Le Ministre communique le rapport d'évaluation aux autorités compétentes des autres Etats membres dans les cas et aux conditions prévus par le droit communautaire.) <AR 1996-02-01/39, art. 4, 019; En vigueur : 28-03-1996>
Art. 6bis. <KB 1996-02-01/39, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 28-03-1996> § 1. Wanneer een registratieaanvraag reeds in een andere Lid-Staat daadwerkelijk in behandeling is, kan de Minister besluiten het gedetailleerde onderzoek van de aanvraag op te schorten en het beoordelingsrapport af te wachten dat door de andere Lid-Staat wordt opgesteld.
  De Minister stelt de andere Lid-Staat en de aanvrager op de hoogte van zijn besluit om het gedetailleerde onderzoek van de aanvraag op te schorten en verzoekt de andere Lid-Staat om toezending van het beoordelingsrapport. Onmiddellijk na ontvangst wordt dit rapport aan de Geneesmiddelencommissie overgemaakt.
  De Minister vraagt ook aan de aanvrager te waarborgen dat het ingediende dossier gelijk is met datgene voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van de andere Lid-Staat.
  Binnen 60 dagen na ontvangst van het beoordelingsrapport brengt de Geneesmiddelencommissie de Minister op de hoogte of ze van oordeel is dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat het betrokken geneesmiddel een risico voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu kan opleveren. Indien dit het geval is, volgt de Minister de procedure voorzien in § 2, c.
  Indien niet, verleent hij de registratie binnen de dertig dagen na ontvangst van het advies van de Geneesmiddelencommissie en na ontvangst van een afschrift van de vergunning voor het in de handel brengen verleend door de andere Lid-Staat.
  § 2. a) Met ingang van 1 januari 1998 wanneer blijkt dat een andere Lid-Staat een vergunning voor het in de handel brengen heeft verleend voor het geneesmiddel dat het voorwerp uitmaakt van de aanvraag tot registratie, waarborgt de aanvrager dat het dossier, ingediend overeenkomstig artikel 2 van dit besluit gelijk is aan datgene aanvaard door de eerste Lid-Staat of geeft hij de toevoegingen of wijzigingen aan dat het bevat. In het laatste geval waarborgt hij dat (de samenvatting van de kenmerken van het product) volledig gelijk is aan de samenvatting van de produktkenmerken die werd aanvaard door de eerste Lid-Staat. Verder waarborgt hij dat de dossiers eventueel voorgelegd aan andere Lid-Staten gelijk zijn. <KB 2002-03-12/33, art. 8, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002>
  De aanvrager bevestigt dat hij van zijn aanvraag kennis heeft gegeven aan, naargelang het geval, het Comité voor farmaceutische specialiteiten of het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik van het Bureau.
  Onverminderd artikel 2, 9° geeft hij bovendien aan of een vergunningaanvraag reeds in behandeling is in een andere Lid-Staat. Hij verzoekt de Lid-Staat die de oorspronkelijke vergunning heeft verleend om zijn beoordelingsrapport over te maken aan het secretariaat van de Geneesmiddelencommissie.
  b) Onder voorbehoud van punt c verleent de Minister de registratie binnen de 90 dagen na ontvangst van het beoordelingsrapport.
  Hij stelt er de Lid-Staat die de oorspronkelijke vergunning heeft afgeleverd van in kennis alsook de andere betrokken Lid-Staten het bevoegd Comité genoemd in a) en de aanvrager.
  c) (Wanneer de Minister van oordeel is dat er redenen zijn om aan te nemen dat het geneesmiddel voor menselijk gebruik een risico voor de volksgezondheid kan opleveren, deelt hij dit onverwijld mee aan de aanvrager, aan de Lidstaat die de oorspronkelijke vergunning heeft verleend, de andere betrokken Lidstaten en het bevoegde Comité genoemd in a).
  Voor wat de geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik betreft, deelt de Minister dit aan dezelfde belanghebbenden mee indien er redenen zijn om aan te nemen dat het geneesmiddel een risico kan opleveren voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu.
  Hij vermeldt uitvoerig de redenen voor zijn stellingname en geeft aan welke maatregelen zouden kunnen genomen worden om de tekortkomingen van de aanvraag recht te zetten. Hij stelt alles in het werk om tot een overeenkomst te komen met de betrokken Lidstaten.) <KB 1999-06-23/41, art. 6, 024; Inwerkingtreding : 03-09-1999>
Art. 6bis. <AR 1996-02-01/39, art. 5, 019; En vigueur : 28-03-1996> § 1er. Lorsqu'une demande d'enregistrement est déjà activement examinée dans un autre Etat membre, le Ministre peut décider de suspendre l'examen détaillé de la demande dans l'attente du rapport d'évaluation établi par l'autre Etat membre.
  Le Ministre informe l'autre Etat membre et le demandeur de sa décision de suspendre l'examen détaillé de la demande en question et requiert de l'autre Etat membre la transmission du rapport d'évaluation. Ce rapport est transmis, dès réception, à la Commission des médicaments.
  Le Ministre demande également au demandeur de certifier que le dossier introduit est identique à celui soumis à l'autorité compétente de l'autre Etat membre.
  Dans les 60 jours suivant la réception du rapport d'évaluation, la Commission des médicaments fait savoir au Ministre si elle considère qu'il y a des raisons de penser que le médicament concerné peut presenter un risque pour la santé humaine, animale ou pour l'environnement. Si tel est le cas, le Ministre applique la procédure prévue au § 2, c.
  Sinon, il accorde l'enregistrement dans les trente jours suivant la réception de l'avis de la Commission des médicaments et après réception d'une copie de l'autorisation de mise sur le marché accordée par l'autre Etat membre.
  § 2. a) A partir du 1er janvier 1998, lorsqu'il apparaît qu'un autre Etat membre a accordé une autorisation de mise sur le marché pour le médicament, objet de la demande d'enregistrement, le demandeur atteste l'identité du dossier introduit en vertu de l'article 2 du présent arrêté avec celui accepté par le premier Etat membre ou identifie les additions ou modifications qu'il contient. Dans ce dernier cas, il certifie que (le résume des caractéristiques du produit) est identique au résume des caractéristiques du produit qui a été accepté par le premier Etat membre. De plus, il certifie que les dossiers éventuellement soumis à d'autres Etats membres sont identiques. <AR 2002-03-12/33, art. 8, 027; En vigueur : 24-03-2002>
  Le demandeur confirme qu'il a notifié sa demande, selon le cas, au Comité des spécialités pharmaceutiques ou au Comité des médicaments vétérinaires de l'Agence.
  Sans préjudice de l'article 2, 9°, il indique en outre si une demande d'autorisation est déjà à l'examen dans un autre Etat membre. Il demande à l'Etat membre qui a délivré l'autorisation initiale de transmettre son rapport d'évaluation au secrétariat de la Commission des médicaments.
  b) Sous réserve du point c, le Ministre accorde l'enregistrement dans les 90 jours de la réception du rapport d'évaluation.
  Il en informe l'Etat membre qui a délivré l'autorisation initiale, ainsi que les autres Etats membres concernés, le Comité compétent cité sous a) et le demandeur.
  c) (Lorsque le Ministre considère qu'il y a des motifs de supposer que le médicament à usage humain peut présenter un risque pour la santé publique, il en informe immédiatement le demandeur, l'Etat membre qui a octroyé l'autorisation initiale, les autres Etats membres concernés et le Comité compétent cité sous a).
  En ce qui concerne les médicaments à usage vétérinaire, le Ministre informe les mêmes intéressés lorsqu'il y a des motifs de supposer que ce médicament peut présenter un risque pour la santé humaine ou animale ou pour l'environnement.
  Il motive sa position de façon détaillée et indique quelles mesures seraient susceptibles de corriger les insuffisances de la demande. Il déploie tous ses efforts pour arriver à un accord avec les Etats membres concernés.) <AR 1999-06-23/41, art. 6, 024; En vigueur : 03-09-1999>
Art. 6quater. <KB 1992-12-31/39, art. 9, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993; evenwel zullen de houders van registraties die vóór 1 januari 1994 zijn toegekend aan de Minister voor de betrokken geneesmiddelen ontwerpen van etikettering en bijsluiters moeten voorleggen die in overeenstemming zijn met de bepalingen voorzien in de artikelen 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies en 2septies en dit ten laatste op het ogenblik van de vijfjaarlijkse hernieuwing van de registraties; KB 1992-12-31/39, art. 26, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993> § 1. (De Minister weigert de registratie, indien blijkt :
  - dat het geneesmiddel bij normaal gebruik schadelijk is;
  - dat de therapeutische werking van het geneesmiddel ontbreekt of door de aanvrager onvoldoende wordt gemotiveerd;
  - dat het geneesmiddel niet de opgegeven kwalitatieve of kwantitatieve samenstelling heeft;
  - dat de verstrekte bescheiden en gegevens ingediend tot staving van de aanvraag niet in overeenstemming zijn met de artikelen 2, 27, 28, 28bis of 28quinquies.) <KB 1999-06-23/41, art. 7, 024; Inwerkingtreding : 03-09-1999>
  § 2. Bovendien, weigert hij de registratie van een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik, bestemd om toegediend te worden aan gebruiksdieren bestemd voor menselijke consumptie :
  - (indien het één of meer substanties bevat die een actieve, farmacologische werking kunnen hebben en deze substanties niet zijn opgenomen in de bijlagen I, II of III van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad betreffende de invoering van een communautaire procedure voor de vaststelling van de maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong voor die diersoorten.) <KB 2002-06-19/37, art. 5, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002>
  - wanneer de aangegeven wachttijd onvoldoende is of onvoldoende is verantwoord;
  - wanneer het geneesmiddel wordt voorgesteld voor een gebruik, dat op grond van andere wettelijke of reglementaire bepalingen verboden is.
Art. 6quater. <AR 1992-12-31/39, art. 9, 018; En vigueur : 27-01-1993; voir toutefois AR 1992-12-31/39, art. 26> § 1er. (Le Ministre refuse l'enregistrement lorsqu'il apparaît :
  - que le médicament est nocif dans les conditions normales d'emploi;
  - que l'effet thérapeutique du médicament fait défaut ou est insuffisamment justifié par le demandeur;
  - que le médicament n'a pas la composition qualitative ou quantitative déclarée;
  - que la documentation et les renseignements présentés à l'appui de la demande d'enregistrement ne sont pas conformes aux articles 2, 27, 28, 28bis ou 28 quinquies.) <AR 1999-06-23/41, art. 7, 024; En vigueur : 03-09-1999>
  § 2. En outre, il refuse l'enregistrement d'un médicament vétérinaire destiné à être administré à des animaux dont la chair ou les produits sont destinés à la consommation humaine :
  - (lorsqu'il contient une ou des substances capables d'action pharmacologique active et que ces substances ne figurent pas aux annexes I, II ou III du Règlement (CEE) n° 2377/90 du Conseil établissant une procédure communautaire pour la fixation des niveaux maximaux de résidus de médicaments véterinaires dans les aliments d'origine animale pour ces espèces animales.) <AR 2002-06-19/37, art. 5, 028; En vigueur : 19-07-2002>
  - lorsque le temps d'attente indiqué est insuffisant ou insuffisament justifié;
  - lorsque le médicament est présenté pour une utilisation interdite en vertu d'autres dispositions légales ou réglementaires.
Art.7. <KB 1992-12-31/39, art. 10, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993; evenwel zullen de houders van registraties die vóór 1 januari 1994 zijn toegekend aan de Minister voor de betrokken geneesmiddelen ontwerpen van etikettering en bijsluiters moeten voorleggen die in overeenstemming zijn met de bepalingen voorzien in de artikelen 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies en 2septies en dit ten laatste op het ogenblik van de vijfjaarlijkse hernieuwing van de registraties; KB 1992-12-31/39, art. 26, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993> § 1. (Van de beslissing van de Minister wordt aan de aanvrager kennis gegeven binnen een termijn van 210 dagen na de indiening van een geldige aanvraag. (Op schriftelijk verzoek van de registratiehouder gericht aan de Geneesmiddelencommissie, gemotiveerd door de toepassing van artikel 1, § 2 van het koninklijk besluit van 21 mei 1991 betreffende de samenstelling en de werking van de Doorzichtigheidscommissie voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik, wordt hem tevens het beoordelingsrapport bedoeld in de artikelen 6, § 5 of 6bis, §§ 1 en 2, a) en b) meegedeeld.) <KB 1998-08-19/34, art. 10; Inwerkingtreding : 11-09-1998>
  Een afschrift van de registratie samen met (de samenvatting van de kenmerken van het product) wordt door het secretariaat van de Geneesmiddelencommissie aan het Bureau verzonden. <KB 2002-03-12/33, art. 9, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002>
  De lijst van de geregistreerde geneesmiddelen wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.) <KB 1996-02-01/39, art. 7, 019; Inwerkingtreding : 28-03-1996>
  § 2. Wanneer hij de registratie van een geneesmiddel verleent, verduidelijkt de Minister, na advies van de Geneesmiddelencommissie, of de aflevering ervan al dan niet onderworpen is aan medisch voorschrift.
  Onverminderd de van kracht zijnde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, houdt de Commissie rekening met de volgende criteria voor het uitbrengen van dit advies :
  de geneesmiddelen zijn onderworpen aan medisch voorschrift indien zij :
  - ook bij normaal gebruik, direct of indirect gevaar kunnen opleveren wanneer zij zonder toezicht van een arts worden gebruikt,
  of
  - vaak in ruime mate onder abnormale omstandigheden gebruikt worden, en daardoor de gezondheid direct of indirect in gevaar kan komen,
  of
  - substanties of bereidingen op basis van dergelijke substanties bevatten waarvan de werking en/of bijverschijnselen nader bestudeerd moeten worden,
  of
  - behoudens uitzondering, door een arts zijn voorgeschreven om parenteraal te worden toegediend.
  § 3. Bij de vijfjaarlijkse hernieuwing van de registratie, of wanneer nieuwe elementen het verrechtvaardigen, wordt de afleveringswijze van het geneesmiddel herzien en, in voorkomend geval, gewijzigd in toepassing van de onder § 2 opgesomde criteria.
Art.7. <AR 1992-12-31/39, art. 10, 018; En vigueur : 27-01-1993; toutefois, les titulaires d'enregistrements accordés avant le 1er janvier 1994 devront pour les médicaments concernés soumettre au Ministre des projets d'étiquetage et de notices conformes aux dispositions des articles 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies et 2septies au plus tars au moment du renouvellement quinquennal des enregistrements; AR 1992-12-31/39, art. 26, 018; En vigueur : 27-01-1993> § 1. (La décision du Ministre est notifiée au demandeur dans un délai n'excédant pas 210 jours à dater de l'introduction d'une demande valide. (A la demande écrite du titulaire d'enregistrement adressée à la Commission des Médicaments, motivée par l'application de l'article 1er, § 2 de l'arrêté royal du 21 mai 1991 relatif à la composition et au fonctionnement de la Commission de Transparence pour les médicaments à usage humain, le rapport d'évaluation prévu aux articles 6, § 5 ou 6bis, §§ 1er et 2, a) et b) lui est également communiqué.) <AR 1998-08-19/34, art. 10, 023; En vigueur : 11-09-1998>
  Une copie de l'enregistrement et (du résumé des carctéristiques du produit) est envoyée par le secrétariat de la Commission des médicaments à l'Agence. <AR 2002-03-12/33, art. 9, 027; En vigueur : 24-03-2002>
  La liste des médicaments enregistrés est publiee au Moniteur belge.) <AR 1996-02-01/39, art. 7, 019; En vigueur : 28-03-1996>
  § 2. Lorsqu'il accorde l'enregistrement d'un médicament, le Ministre précise, après avis de la Commission des médicaments, si sa délivrance est soumise ou non à prescription médicale.
  Sans préjudice des dispositions légales et réglementaires en vigueur, la Commission tient compte pour émettre cet avis des critères suivants :
  Les médicaments sont soumis à prescription médicales lorsqu'ils :
  - sont susceptibles de présenter un danger, directement ou indirectement, même dans des conditions normales d'emploi, s'ils sont utilisés sans surveillance médicale,
  ou
  - sont utilisés souvent, et dans une très large mesure,, dans des conditions anormales d'emploi et que cela risque de mettre en danger directement ou indirectement la santé,
  ou
  - contiennent des substances ou des préparations à base de ces substances, dont il est indispensable d'approfondir l'activité et/ou les effets secondaires,
  ou
  - sont, sauf exception, prescrits par un médecin pour être administrés par voie parenterale.
  § 3. A l'occasion du renouvellement quinquennal de l'enregistrement, ou lorsque des éléments nouveaux le justifient, le mode de délivrance du médicament est réexaminé et, le cas échéant, modifié en appliquant les critères énumérés au § 2.
Art. 7bis. <INGEVOEGD bij KB 1984-07-03/32, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 29-08-1984> De Minister kan, bij de registratie van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, de verplichting opleggen er een stof om te merken in op te nemen.
  Hij kan de verplichting opleggen op elk van de bijsluiters, de recipiënt en de buitenverpakking van elk geneesmiddel, voor de bescherming van de gezondheid essentiële vermeldingen aan te brengen.
Art. 7bis. Le Ministre peut assortir l'enregistrement des médicaments à usage vétérinaire de l'obligation d'y introduire une substance de marquage.
  Il peut exiger qu'il soit porté sur chacune des notices, le récipient et l'emballage extérieur de tout médicament, des mentions essentielles pour la protection de la santé.
Art. 7ter. <INGEVOEGD bij KB 1984-07-03/32, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 29-08-1984> (§ 1.) Indien het een nieuw geneesmiddel betreft kan de Minister in het belang van de volksgezondheid, bij gemotiveerd advies, van de registratiehouder eisen om de zes maanden gedurende de eerste twee jaren van het in de handel brengen en nadien elk van de twee volgende jaren, een rapport over te maken dat de inventaris van de nevenwerkingen met betrekking tot het gebruik van het geneesmiddel weergeeft. <KB 1996-02-01/39, art. 8, 019; Inwerkingtreding : 28-03-1996>
  (tweede lid opgeheven) <KB 1996-02-01/39, art. 8, 019; Inwerkingtreding : 28-03-1996>
  (§ 2. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen na overleg met de registratieaanvrager aan de registratie specifieke verplichtingen worden verbonden, waaronder :
  - aanvullende onderzoeken na het verkrijgen van de registratie;
  - notificatie van bijwerkingen van het geneesmiddel.
  (De gegevens en bescheiden bedoeld in dit artikel die bij de registratieaanvraag dienen te worden gevoegd, moeten gepresenteerd worden overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.) <KB 2004-03-04/30, art. 3, 030; Inwerkingtreding : 10-03-2004>
Art. 7ter. (§ 1.) Dans l'intérêt de la santé publique et par décision motivée, le Ministre peut, lorsqu'il s'agit d'un médicament nouveau, requérir du titulaire de l'enregistrement la communication, tous les six mois pendant les deux premieres années de commercialisation, puis chaque année les deux années suivantes, d'un rapport reprenant le relevé des effets secondaires en relation avec la prise du médicament. <AR 1996-02-01/39, art. 8, 019; En vigueur : 28-03-1996>
  (alinéa 2 abrogé) <AR 1996-02-01/39, art. 8, 019; En vigueur : 28-03-1996>
  (§ 2. Dans des circonstances exceptionnelles et après consultation du demandeur, un enregistrement peut être soumis à certaines obligations spécifiques, visant à :
  - procéder à des études complémentaires après l'obtention de l'enregistrement;
  - notifier les effets indésirables du médicament.
  (Ces décisions exceptionnelles ne peuvent être adoptées que pour des raisons objectives et vérifiables et, en ce qui concerne les médicaments à usage humain, doivent reposer sur l'un des motifs visés à la Partie II, point 6 de l'Annexe Ire du présent arrêté.)) <AR 1996-02-01/39, art. 8, 019; En vigueur : 28-03-1996> <AR 2004-03-04/30, art. 3, 030; En vigueur : 10-03-2004>
Art.8. De registratie geldt niet als erkenning van de conformiteit van het geregistreerde geneesmiddel met de wetten en verordeningen op de geneesmiddelen (, noch als erkenning van de conformiteit met de wetgeving inzake de bescherming van de industriële en commerciële eigendom). <KB 1999-11-16/31, art. 2, 025; Inwerkingtreding : 02-12-1999>
Art.8. L'enregistrement ne vaut pas reconnaissance de la conformité du médicament enregistré aux lois et règlements sur les médicaments (, ni reconnaissance de la conformité au droit relatif à la protection de la propriété industrielle et commerciale). <AR 1999-11-16/31, art. 2, 025; En vigueur : 02-12-1999>
Art. 8bis. <INGEVOEGD bij KB 1984-07-03/32, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 29-08-1984> § 1. (De registratiehouder brengt de Minister één maand vóór het op de markt brengen van het geneesmiddel daarvan op de hoogte.) (Bij deze kennisgeving wordt een specimen van het geneesmiddel gevoegd zoals het in de handel zal gebracht worden.) <KB 1999-11-16/31, art. 3, 025; Inwerkingtreding : 02-12-1999> <KB 2002-06-19/37, art. 5, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002>
  § 2. (Onverminderd de naleving van de andere wet - en regelgeving inzake geneesmiddelen, dienen de vermeldingen op de primaire verpakking, de buitenverpakking, de samenvatting van de kenmerken van het product en de bijsluiter van elk in de handel gebracht geneesmiddel conform te zijn aan de beslissing genomen bij of na de registratie.) <KB 2002-03-12/33, art. 10, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002>
  § 3. De registratiehouder beschikt over een termijn van zes maanden om zich te houden aan de beslissing die een wijziging van de etikettering of van de bijsluiters oplegt.
Art. 8bis. § 1er. (Le titulaire de l'enregistrement informe le Ministre de la mise sur le marché du médicament, un mois avant celle-ci.) (A cette notification est jointe une maquette du médicament tel qu'il sera mis sur le marché.) <AR 2002-06-19/37, art. 6, 028; En vigueur : 19-07-2002>
  <AR 1999-11-16/31, art. 3, 025; En vigueur : 02-12-1999>
  § 2. (Sans préjudice du respect des autres dispositions légales et réglementaires relatives aux médicaments, les informations figurant sur le conditionnement primaire, l'emballage extérieure, le résumé des caractéristiques du produit et la notice de tout médicament mis dans le commerce, doivent être conformes à celles retenues lors de l'enregistrement ou ultérieurement.) <AR 2002-03-12/33, art. 10, 027; En vigueur : 24-03-2002>
  § 3. Le titulaire de l'enregistrement dispose d'un délai de six mois, pour se conformer à la décision imposant une modification a l'étiquetage ou aux notices.
Art.9. <KB 1996-02-01/39, art. 9, 019; Inwerkingtreding : 28-03-1996> De registratie blijft vijf jaar geldig, te rekenen vanaf de in artikel 7, § 1, bepaalde kennisgeving.
  Op verzoek van de houder van de registratie, ingediend (ten laatste drie maanden) voor het verstrijken van de termijn, kan de geldigheidsduur ervan telkens voor vijf jaar worden verlengd, na bestudering door de Geneesmiddelencommissie van een dossier waarin de vroeger ingediende gegevens zijn bijgewerkt, in het bijzonder de kennis op het gebied van de geneesmiddelenbewaking en andere ter zake doende informatie inzake het toezicht op het geneesmiddel. <KB 2002-06-19/37, art. 7, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002>
  (Het dossier met de bijgewerkte gegevens kan betrekking hebben op verschillende registraties van eenzelfde registratiehouder op voorwaarde dat de gegevens beschreven in dat dossier geldig zijn voor al deze registraties.
  Indien de aanvraag tot hernieuwing van de registratie niet wordt ingediend vóór het verstrijken van de geldigheid van de registratie van het betrokken geneesmiddel, wordt de registratie van rechtswege geschrapt.) <KB 2002-06-19/37, art. 7, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002>
  Voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die werkzame substanties bevatten die zijn opgenomen in bijlage III van de Verordening (EG) Nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wordt alleen een registratie verleend voor de periode waarvoor de voorlopige maximumwaarde voor residuen werd vastgelegd. De registratie kan worden verlengd indien de voorlopige maximumwaarde wordt vernieuwd.
Art.9. <AR 1996-02-01/39, art. 9, 019; En vigueur : 28-03-1996> L'enregistrement a une durée de validité de cinq ans, à dater de la notification prévue à l'article 7, § 1er.
  Il est renouvelable par période quinquennale, à la demande du titulaire de l'enregistrement introduite (au plus tard trois mois) précédant l'échéance, après examen par la Commission des médicaments d'un dossier de mise à jour des informations communiquées antérieurement, reprenant notamment l'état des données de la pharmacovigilance et les autres informations pertinentes pour la surveillance du médicament. <AR 2002-06-19/37, art. 9, 028; En vigueur : 19-07-2002>
  (Le dossier de mise à jour peut concerner différents enregistrements d'un même titulaire d'enregistrement, à condition que les données décrites dans ce dossier soient valables pour tous ces enregistrements.
  Si la demande de renouvellement de l'enregistrement n'est pas introduite avant l'expiration de la validité de l'enregistrement du médicament concerné, l'enregistrement est radié de plein droit.) <AR 2002-06-19/37, art. 7, 028; En vigueur : 19-07-2002>
  Les médicaments vétérinaires contenant des substances actives figurant à l'annexe III du Règlement (CE) N° 2377/90 du Conseil du 26 juin 1990, établissant une procédure communautaire pour la fixation des limites maximales de residus de médicaments vétérinaires dans les aliments d'origine animale, ne sont enregistrés que pour la période pour laquelle a été fixée la limite maximale de résidus provisoire. L'enregistrement peut être prolongé en cas de renouvellement de la limite maximale provisoire.
Art.10. <KB 2005-02-02/33, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 27-02-2005> § 1. Een aanvraag tot vergunning voor het in de handel brengen moet ook worden ingediend telkens wanneer de houder van de vergunning voor het in de handel brengen een wijziging van de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen wenst aan te brengen.
  § 2. Voor de kleine wijzigingen IA moet de kennisgeving tot wijziging van de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen de gegevens bevatten die nieuw zijn ten opzichte van deze die in het bestaande dossier voorkomen, met inbegrip van de documenten die tengevolge van de wijziging zijn gewijzigd.
  Wanneer de ter kennis gegeven wijziging aanleiding geeft tot herziening van de samenvatting van de productkenmerken, de etikettering en/of de bijsluiter, wordt dit als onderdeel van de ter kennis gegeven wijziging beschouwd.
  Indien de kennisgeving voldoet aan de in het tweede lid vermelde eisen, erkent de Minister de geldigheid van deze kennisgeving binnen de 10 werkdagen volgend op de ontvangst van de kennisgeving en stelt hij de aanvrager hiervan op de hoogte.
  Indien de Minister van oordeel is dat de wijziging niet kan worden aanvaard, deelt hij dit binnen de tien werkdagen volgend op de ontvangst van de kennisgeving mee aan de aanvrager, met opgave van de redenen waarop dit advies gesteund is.
  § 3. Voor de kleine wijzigingen van type IB moet de kennisgeving tot wijziging van de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen de gegevens bevatten die nieuw zijn ten opzichte van deze die in het bestaande dossier voorkomen, met inbegrip van de documenten die tengevolge van de wijziging zijn gewijzigd.
  Wanneer de ter kennis gegeven wijziging aanleiding geeft tot herziening van de samenvatting van de productkenmerken, de etikettering en de bijsluiter, wordt dit als onderdeel van de ter kennis gegeven wijziging beschouwd.
  Indien er geen verzet rijst binnen de 30 dagen na de datum van bevestiging van de ontvangst van een geldige kennisgeving wordt de wijziging geacht te zijn goedgekeurd.
  Het onderzoek van de geldigheid van de kennisgeving tot wijziging van de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen gebeurt overeenkomstig de bepalingen van artikel 16, § 2.
  Indien de Minister van oordeel is dat de wijziging niet kan worden aanvaard, deelt hij dit binnen de termijn bedoeld in het derde lid mee aan de aanvrager, met opgave van de redenen waarop dit advies gesteund is.
  De aanvrager kan binnen de 30 dagen na de ontvangst van dit negatief advies de kennisgeving wijzigen teneinde rekening te houden met dit advies. In dit geval gelden de bepalingen van het derde, vierde en vijfde lid voor de gewijzigde kennisgeving. Indien de aanvrager de kennisgeving niet wijzigt, wordt de kennisgeving geacht te zijn afgewezen. De Minister deelt dit mee aan de aanvrager.
  § 4. Voor de ingrijpende wijzigingen van type II moet de aanvraag tot wijziging van de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen de volgende gegevens bevatten :
  - de relevante gegevens en bescheiden als bedoeld in de artikelen 1, punt 17°);
  - de gegevens ter ondersteuning van de aangevraagde wijziging;
  - de gewijzigde tekst van alle documenten die tengevolge van de aanvraag zijn gewijzigd;
  - een toevoeging aan of bewerking van bestaande rapporten /overzichten / samenvattingen van deskundigen, waarin de aangevraagde wijziging is verwerkt.
  Wanneer de aangevraagde wijziging aanleiding geeft tot herziening van de samenvatting van de productkenmerken, de etikettering en/of de bijsluiter, wordt dit als onderdeel van de wijziging beschouwd.
  Binnen de 60 dagen na de ontvangst van een geldige aanvraag stelt de Geneesmiddelencommissie een beoordelingsrapport op en deelt haar advies aan de Minister mee.
  Het onderzoek van de geldigheid van de aanvraag tot wijziging van de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen gebeurt overeenkomstig de bepalingen van artikel 16, § 2.
  De termijn bedoeld in het derde lid kan tot 90 dagen worden verlengd voor wijzigingen betreffende veranderingen in of toevoegingen aan de therapeutische indicaties.
  De termijn bedoeld in het derde lid wordt tot 90 dagen verlengd voor wijzigingen betreffende een verandering in of een toevoeging van een niet voor de productie van levensmiddelen bedoelde diersoort waarvoor het geneesmiddel bestemd is.
  De Geneesmiddelencommissie kan de aanvrager binnen de termijn bedoeld in het derde, vijfde of zesde lid verzoeken aanvullende informatie te verstrekken binnen een door haar vastgestelde termijn. De procedure wordt in dit geval geschorst totdat de aanvullende informatie is verstrekt. De Geneesmiddelencommissie kan in deze gevallen beslissen dat de termijn bedoeld in het derde, vijfde en zesde lid verlengd wordt met een door haar te bepalen periode zoals bedoeld in artikel 19.
  Binnen de 30 dagen na ontvangst van het advies van de Geneesmiddelencommissie deelt de Minister zijn beslissing mee aan de aanvrager.
  § 5. Een dossier ingediend in toepassing van de paragrafen 2, 3 of 4 kan betrekking hebben op verschillende vergunningen voor het in de handel brengen van eenzelfde vergunninghouder op voorwaarde dat de gegevens beschreven in dat dossier geldig zijn voor al deze vergunningen voor het in de handel brengen en betrekking hebben op slechts één specifiek type wijziging.
  § 6. Indien de vergunning voor het in de handel brengen van de wijziging bedoeld in de paragrafen 2, 3 of 4 wordt toegestaan, wordt de vroegere vergunning voor het in de handel brengen doorgehaald, zonder dat afbreuk wordt gemaakt aan de voorziene datum voor de vijfjaarlijkse herziening beoogd in artikel 9, tweede lid.
  § 7. Het feit dat de Minister zich niet heeft verzet tegen een wijziging van de voorwaarden van een vergunning voor het in de handel brengen in toepassing van §§ 2 of 3 of artikel 10bis laat de uit het gemeen recht voortvloeiende aansprakelijkheid van de fabrikant en, in voorkomend geval, van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen onverlet.
  § 8. In het geval de aanvraag ingediend in toepassing van § 2 betrekking heeft op een wijziging van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen en/of van de betrokken fabrikant(en), indien dit niet één en dezelfde persoon is, dient de houder van de vergunning voor het in de handel brengen die zijn vergunning overdraagt het bevoorraden van de markt van het betrokken geneesmiddel te verzekeren voor een periode van minstens zes maanden na goedkeuring van de wijziging.
  § 9. Dit artikel is niet van toepassing op uitbreidingen van de registratie zoals bedoeld in bijlage II van Verordening (EG) Nr. 1084/2003 van de Commissie van 3 juni 2003 betreffende het onderzoek van wijzigingen in voorwaarden van een door een bevoegde instantie van een lidstaat verleende vergunning voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik.
  Dergelijke aanvragen tot vergunning voor het in de handel brengen worden behandeld overeenkomstig de procedureaanvragen voor de evaluatie van vergunningen voor het in de handel brengen bedoeld in artikel 5.
Art.10. <AR 2005-02-02/33, art. 2, 031; En vigueur : 27-02-2005> § 1er. Une demande d'autorisation de mise sur le marche doit également être introduite chaque fois que le titulaire de l'autorisation de mise sur le marché souhaite apporter une modification des termes de l'autorisation de mise sur le marche.
  § 2. Pour les modifications d'importance mineure de type IA la notification de modification des termes de l'autorisation de mise sur le marché doit comporter les élements qui sont nouveaux par rapport à ceux qui figurent au dossier existant, y compris ceux amendés par rapport suite à la modification.
  Si, suite à la modification notifiée, la révision du résumé des caractéristiques du produit, de l'étiquetage et/ou de la notice s'avère nécessaire, celle-ci est considérée comme faisant partie intégrante de la modification notifiée.
  Si la notification satisfait aux exigences mentionnées à l'alinéa 2, le Ministre reconnaît la validité de cette notification endéans les 10 jours ouvrables suivant la réception de la notification et il en avise le demandeur.
  Si le Ministre est d'opinion que la modification ne peut pas être acceptée, il le notifie au demandeur endéans les dix jours ouvrables suivant la réception de la notification en indiquant les raisons motivant cet avis.
  § 3. Pour les modifications d'importance mineure de type IB la notification de modification des termes de l'autorisation de mise sur le marche doit comporter les éléments qui sont nouveaux par rapport à ceux qui figurent au dossier existant, y compris ceux amendés par rapport suite à la modification.
  Si, suite à la modification notifiée, la révision du résumé des caractéristiques du produit, de l'étiquetage et de la notice s'avère nécessaire, celle-ci est considérée comme faisant partie intégrante de la modification notifiée.
  A défaut d'opposition dans les 30 jours suivant l'accusé de réception d'une notification valide la modification est considérée comme approuvée.
  L'examen de la validité de la notification de modification des termes de l'autorisation de mise sur le marché est faite selon les dispositions de l'article 16, § 2.
  Si le Ministre est d'opinion que la modification ne peut pas être acceptée, il le notifie au demandeur dans le délai visé à l'alinéa 3, en indiquant les raisons motivant cet avis.
  Le demandeur peut dans les 30 jours après réception de cet avis négatif modifier la notification de manière à prendre dûment en considération cet avis. Dans ce cas les dispositions des alinéas 3, 4 et 5 s'appliquent à la notification modifiée. Si le demandeur ne modifie pas sa notification, elle est réputée avoir été refusée. Le Ministre le notifie au demandeur.
  § 4. Pour les modifications d'importance majeure de type II la demande de modification des termes de l'autorisation de mise sur le marché doit comporter les éléments suivants :
  - les renseignements et documents afférents comme visés à l'article 1er, point 17°);
  - les données justifiant la modification demandée;
  - l'ensemble des documents modifiés suite a la demande;
  - un addendum ou une mise à jour des rapports d'experts / synthèses / résumés existants tenant compte de la modification demandée.
  Si, suite à une modification, la révision du résumé des caractéristiques du produit, de l'étiquetage et/ou de la notice s'avère nécessaire, celle-ci est considérée comme faisant partie de la modification.
  Dans les 60 jours apres la réception d'une demande valide, la Commission des médicaments élabore un rapport d'évaluation et communique son avis au Ministre.
  L'examen de la validité de la demande de modification des termes de l'autorisation de mise sur le marché est faite selon les dispositions de l'article 16, § 2.
  Le délai visé à l'alinéa 3 peut être porté à 90 jours pour des modifications concernant le changement ou l'ajout d'indications thérapeutiques.
  Le délai visé à l'alinéa 3 est porté à 90 jours pour des modifications concernant le changement ou l'ajout d'une espèce cible non productrice de denrées alimentaires pour laquelle le médicament est destinée.
  La Commission des médicaments peut requérir du demandeur dans le délai visé à l'alinéa 3, 5 ou 6 de fournir des renseignements complémentaires dans un délai fixé par elle. La procédure est dans ce cas suspendue jusqu'à ce que ces renseignements complémentaires aient été fournis. La Commission des médicaments peut, dans ces cas, décider que le délai visé à l'alinéa 3, 5 ou 6 est prolongé par une période à déterminer par elle comme visée à l'article 19.
  Dans les 30 jours après réception de l'avis de la Commission des médicaments le Ministre communique sa décision au demandeur.
  § 5. Un dossier introduit en application des paragraphes 2, 3 ou 4 peut concerner différentes autorisations de mise sur le marché d'un même titulaire d'autorisation, à condition que les données décrites dans ce dossier soient valables pour toutes ces autorisations de mise sur le marché et ne concernent qu'un type de modification spécifique.
  § 6. Si l'autorisation de mise sur le marché de la modification visée aux paragraphes 2, 3 ou 4 est accordée, l'autorisation de mise sur le marché précédente est radiée, sans porter atteinte à la date prévue pour la révision quinquennale telle que visée à l'article 9, alinéa 2.
  § 7. Le fait que le Ministre ne se soit pas opposé à la modification des termes d'une autorisation de mise sur le marché en application du §§ 2 ou 3 ou de l'article 10bis ne porte pas atteinte à la responsabilité de droit commun du fabricant et, le cas échéant, du titulaire de l'autorisation de mise sur le marché.
  § 8. Au cas où la demande de l'autorisation de mise sur le marché produite en application du § 2 concerne une modification du titulaire de l'autorisation de la mise sur le marché et/ou, s'ils sont différents, du ou des fabricant(s), le titulaire de l'autorisation de la mise sur le marché qui cède son autorisation doit assurer l'approvisionnement du marché du médicament concerné par une période d'au moins six mois après l'approbation de la modification.
  § 9. Cet article n'est pas d'application aux extensions de l'enregistrement comme prévues à l'annexe II du Règlement (CE) N° 1084/2003 de la Commission du 3 juin 2003 concernant l'examen des modifications des termes d'une autorisation de mise sur le marché délivrée par l'autorité compétente d'un Etat membre pour des médicaments à usage humain et des médicaments vétérinaires.
  Ces demandes d'autorisation de mise sur le marché sont traitées conformément à la procédure d'évaluation des demandes d'autorisations de mise sur le marché visée à l'article 5.
Art. 10bis. <KB 2005-02-02/33, art. 3, 031; Inwerkingtreding : 27-02-2005> § 1. Iedere aanvraag, ingediend door de houder van de vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel, om de vergunning voor het in de handel te brengen die overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 6bis van dit besluit werd verleend, te wijzigen, moet door de aanvrager worden voorgelegd aan alle lid-Staten die voor het betrokken geneesmiddel reeds een vergunning hebben verleend.
  § 2. De aanvragen worden behandeld conform de bepalingen van Verordening (EG) Nr. 1084/2003 van de Commissie van 3 juni 2003 betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van een door een bevoegde instantie van een lid-Staat verleende vergunning voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en diergeneeskundig gebruik.
  De bepalingen van de paragrafen 5, 6, 7 en 8 van artikel 10 zijn eveneens van toepassing.
Art. 10bis. <AR 2005-02-02/33, art. 3, 031; En vigueur : 27-02-2005> § 1er. Toute demande présentée par le titulaire de l'autorisation de la mise sur le marché du médicament de modifier l'autorisation de mise sur le marché accordée selon les dispositions figurant à l'article 6bis du présent arrêté doit être soumise par le demandeur à tous les Etats membres qui ont déjà autorisé ce médicament concerné.
  § 2. Ces demandes sont traitées conformément aux dispositions du Règlement (CE) N° 1084/2003 de la Commission du 3 juin 2003 concernant l'examen des modifications des termes d'une autorisation de mise sur le marche délivrée par l'autorité compétente d'un Etat membre pour des médicaments à usage humain et des médicaments vétérinaires.
  Les dispositions des paragraphes 5, 6, 7 et 8 de l'article 10 sont également d'application.
Art.11. <KB 2005-02-02/33, art. 4, 031; Inwerkingtreding : 27-02-2005> § 1. Indien de houder van de vergunning voor het in de handel brengen, wanneer er sprake is van risico's voor de volksgezondheid of de gezondheid van dieren, dringende beperkende veiligheidsmaatregelen neemt, stelt hij de Minister daarvan onverwijld in kennis. Indien de Minister binnen de 24 uren na ontvangst van die informatie geen bezwaar heeft gemaakt, worden de dringende beperkende veiligheidsmaatregelen geacht te zijn aanvaard.
  De dringende beperkende veiligheidsmaatregelen worden binnen de met de Minister overeengekomen termijn uitgevoerd.
  De overeenkomstige aanvraag voor een wijziging waarin de dringende beperkende veiligheidsmaatregel tot uiting komt, wordt onmiddellijk en in geen geval later dan vijftien dagen na het nemen van de dringende beperkende veiligheidsmaatregel bij de Minister ingediend voor de toepassing van de in artikel 10, § 4 of 10bis vastgestelde procedures.
  § 2. Wanneer de Minister dringende beperkende veiligheidsmaatregelen oplegt aan de houder van de vergunning voor het in de handel brengen, is de houder van de vergunning voor het in de handel brengen verplicht een aanvraag voor een wijziging in te dienen, rekening houdend met de door de Minister opgelegde dringende beperkende veiligheidsmaatregelen.
  De dringende beperkende veiligheidsmaatregelen worden binnen de met de Minister overeengekomen termijn uitgevoerd.
  De overeenkomstige aanvraag voor een wijziging waarin de dringende beperkende veiligheidsmaatregel tot uiting komt, met inbegrip van de nodige documentatie tot staving van de verandering, wordt onmiddellijk en in geen geval later dan vijftien dagen na het nemen van de dringende beperkende veiligheidsmaatregel bij de Minister ingediend voor de toepassing van de in artikel 10, § 4 of 10bis vastgestelde procedures.
Art.11. <AR 2005-02-02/33, art. 4, 031; En vigueur : 27-02-2005> § 1er. Si le titulaire de l'autorisation de mise sur le marché, en cas de risque pour la santé humaine ou animale, prend des mesures de restriction urgentes pour des raisons de sécurité, il en informe immédiatement le Ministre. En l'absence d'objection du Ministre dans les 24 heures suivant la réception de cette information, les mesures de restriction urgentes sont réputées avoir été acceptées.
  Ces mesures de restriction urgentes sont mises en oeuvre dans un délai donné défini en accord avec le Ministre.
  La demande de modification correspondante résultant de la mesure de restriction urgente est transmise au Ministre sans délai et, en tout état de cause, au plus tard dans les quinze jours qui suivent l'introduction de cette mesure en vue de l'application des procédures prévues à l'article 10, § 4 ou 10bis.
  § 2. Lorsque le Ministre impose des mesures de restriction urgentes au titulaire de l'autorisation de mise sur le marché, le titulaire de l'autorisation de mise sur le marché est tenu de soumettre une demande de modification tenant compte des mesures de restriction urgentes qui lui ont été imposées par le Ministre.
  Les mesures de restriction urgentes sont mises en oeuvre dans un délai donné définis en accord avec le Ministre.
  La demande de modification correspondante résultant de la mesure de restriction urgente, accompagnée de la documentation appropriée justifiant la modification est transmise au Ministre sans délai et, en tout état de cause au plus tard dans les quinze jours qui suivent l'introduction de cette mesure de restriction urgente en vue de l'application des procédures visées à l'article 10, § 4 ou 10bis.
Art.12. § 1. De schrapping van de registratie moet geschieden binnen een termijn van een maand, indien die schrapping door de houder van de registratie wordt aangevraagd.
  § 2. Het geneesmiddel waarvan de registratie is geschrapt met toepassing van paragraaf 1, moet door de houder van de registratie binnen een periode van zes maanden uit de handel worden getrokken.
  (lid 2 opgeheven) <KB 2002-06-19/37, art. 9, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002>
Art.12. § 1er. La radiation de l'enregistrement doit intervenir dans un délai d'un mois si cette radiation est demandée par le titulaire de l'enregistrement.
  § 2. Tout médicament dont l'enregistrement est radié en application du paragraphe 1er, doit être retiré du marché, par le titulaire de l'enregistrement, dans un délai de six mois.
  (Alinéa 2 abroge) <AR 2002-06-19/37, art. 10, 028; En vigueur : 19-07-2002>
Art. 12bis. <KB 1996-02-01/39, art. 12, 019; Inwerkingtreding : 28-03-1996> Iedere schrapping van registratie behalve deze die resulteert uit artikel 10 (en 10bis), wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. <KB 2005-02-02/33, art. 5, 031; Inwerkingtreding : 27-02-2005>
Art. 12bis. <AR 1996-02-01/39, art. 12, 019; En vigueur : 28-03-1996> Toute radiation de l'enregistrement, à l'exception de celle qui résulte de l'article 10 (et 10bis), est publiee au Moniteur belge. <AR 2005-02-02/33, art. 5, 031; En vigueur : 27-02-2005>
Art.13. <KB 1992-12-31/39, art. 15, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993; evenwel zullen de houders van registraties die vóór 1 januari 1994 zijn toegekend aan de Minister voor de betrokken geneesmiddelen ontwerpen van etikettering en bijsluiters moeten voorleggen die in overeenstemming zijn met de bepalingen voorzien in de artikelen 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies en 2septies en dit ten laatste op het ogenblik van de vijfjaarlijkse hernieuwing van de registraties; KB 1992-12-31/39, art. 26, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993> § 1. (De aanvrager of houder van de registratie van een geneesmiddel moet onmiddellijk aan de Minister kennis geven van elk nieuw element dat een wijziging van of bijkomende informatie inzake de elementen van het registratiedossier met zich meebrengt of kan meebrengen en meer bepaald elk verbod of elke beperking opgelegd door de verantwoordelijke autoriteiten van de landen waar het geneesmiddel in de handel is.
  De registratiehouder moet, na afgifte van de registratie, wat de bereidings- en controlemethoden betreft voorzien in artikel 2, 4°) en 7°), rekening houden met de vooruitgang van wetenschap en techniek en de veranderingen aanbrengen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat het geneesmiddel wordt gecontroleerd volgens algemeen aanvaarde wetenschappelijke methoden. Deze veranderingen moeten aan de Minister voorgelegd worden om te worden aanvaard.
  Hetzelfde geldt voor wat betreft de geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, voor de opsporingsmethoden voorzien in artikel 2, 12°), 1.) <KB 1996-02-01/39, art. 13, 019; Inwerkingtreding : 28-03-1996>
  § 2. (Wanneer de registratiehouder sedert drie maanden heeft opgehouden de markt te bevoorraden, moet hij de Minister daarvan in kennis stellen.) <KB 2002-06-19/37, art. 11, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002>
  Indien de door hem ondernomen actie om de verkoop van een geneesmiddel op te schorten of om het geneesmiddel uit de handel te nemen, betrekking heeft op de doeltreffendheid van het geneesmiddel of op de bescherming van de volksgezondheid moet de Algemene Farmaceutische Inspectie, Dienst Geneesmiddelenbewaking, daarvan onmiddellijk in kennis worden gesteld per aangetekend schrijven.
  § 3. De registratiehouder moet eveneens de Minister in kennis stellen van het feit dat hij opnieuw de markt bevoorraadt.
Art.13. <AR 1992-12-31/39, art. 15, 018; En vigueur : 27-01-1993; toutefois, les titulaires d'enregistrements accordés avant le 1er janvier 1994 devront pour les médicaments concernés soumettre au Ministre des projets d'étiquetage et de notices conformes aux dispositions des articles 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies et 2septies au plus tars au moment du renouvellement quinquennal des enregistrements; AR 1992-12-31/39, art. 26, 018; En vigueur : 27-01-1993> § 1er. (Le demandeur ou le titulaire de l'enregistrement d'un médicament est tenu de transmettre immédiatement au Ministre tout élément nouveau entraînant ou susceptible d'entraîner une modification ou un complément d'information aux éléments du dossier d'enregistrement et notamment toute interdiction ou restriction imposée par les autorités responsables des pays où le médicament est dans le commerce.
  Le titulaire d'enregistrement doit, après délivrance de l'enregistrement, tenir compte, en ce qui concerne les méthodes de préparation et de contrôle prévues à l'article 2, 4°) et 7°), de l'état d'avancement de la technique et du progrès de la science et introduire les modifications nécessaires pour que le médicament soit contrôlé selon les méthodes scientifiques généralement acceptées. Ces modifications doivent être soumises au Ministre pour acceptation.
  Il en est de même, en ce qui concerne les médicaments vétérinaires, pour les méthodes de détection prévues à l'article 2, 12°), 1.) <AR 1996-02-01/39, art. 13, 019; En vigueur : 28-03-1996>
  § 2. (Lorsque le titulaire de l'enregistrement n'assure plus depuis trois mois l'approvisionnement du marché, il doit en aviser le Ministre.) <AR 2002-06-19/37, art. 11, 028; En vigueur : 19-07-2002>
  Si l'action engagée pour suspendre la vente d'un médicament ou le retirer du marché concerne l'éfficacité du médicament ou la protection de la santé publique, ce fait doit être immédiatement communiqué à l'Inspection générale de la Pharmacie, Service de pharmacovigilance, par lettre recommandée à la poste.
  § 3. Le titulaire d'enregistrement doit également aviser le Ministre lorsqu'il assure a nouveau l'approvisionnement du marché.
HOOFDSTUK III. De geneesmiddelencommissie.
CHAPITRE III. De la commission des médicaments.
Art.14. <KB 1997-10-21/33, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 28-11-1997> § 1. De Geneesmiddelencommissie bestaat uit 2 kamers, met name de kamer voor geneesmiddelen voor humaan gebruik en de kamer voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, die de opdrachten van de Commissie vervullen, respectievelijk met betrekking tot geneesmiddelen voor humaan gebruik en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik.
  § 2. De leden van de kamer voor geneesmiddelen voor humaan gebruik worden gekozen in functie van hun kwalificatie in de volgende disciplines :
  - toxicologie
  - farmacologie
  - klinische geneeskunde
  - analyse van geneesmiddelen
  - galenische farmacie
  - farmacognosie;
  § 3. De leden van de kamer voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik worden gekozen in functie van hun kwalificatie in de volgende disciplines :
  - toxicologie, farmacologie en farmacotherapie
  - vaccinologie
  - klinische diergeneeskunde
  - analyse van geneesmiddelen voor diergeneeskunde gebruik
  - galenische farmacie;
  § 4. Zijn bovendien van rechtswege lid van beide kamers met raadgevende stem :
  - de Inspecteur-Generaal van de Farmacie of zijn afgevaardigde;
  - de Directeur-Generaal van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle of zijn afgevaardigde, wanneer de aanvraag tot registratie een geneesmiddel betreft op basis van radio-isotopen of een geneesmiddel dat met ioniserende stralingen werd behandeld;
  - de Directeur van het Wetenschappelijk Instituut - Volksgezondheid - Louis Pasteur of zijn afgevaardigde;
  Is van rechtswege lid van de kamer voor geneesmiddelen voor humaan gebruik met raadgevende stem :
  - een apotheker aangewezen door de Minister die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft.
  Is van rechtswege lid van de kamer voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik met raadgevende stem :
  - de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde van het Instituut voor Veterinaire Keuring.
Art.14. <AR 1997-10-21/33, art. 3, 022; En vigueur : 28-11-1997> § 1er. La Commission des médicaments est constituée par 2 chambres, c'est à dire la Chambre pour les médicaments à usage humain et la Chambre pour les médicaments à usage vétérinaire, qui remplissent les missions de la commission, en ce qui concerne, respectivement les médicaments à usage humain et les médicaments à usage vétérinaire.
  § 2. Les membres de la Chambre pour les médicaments à usage humain sont choisis en raison de leur qualification dans les disciplines suivantes :
  - toxicologie;
  - pharmacologie;
  - médecine clinique;
  - analyse des médicaments;
  - pharmacie galénique;
  - pharmacognosie.
  § 3. Les membres de la Chambre pour les médicaments à usage vétérinaire sont choisis en raison de leur qualification dans les disciplines suivantes :
  - toxicologie, pharmacologie et pharmacothérapie;
  - vaccinologie;
  - médecine vétérinaire clinique;
  - analyse des médicaments à usage vetérinaire;
  - pharmacie galénique.
  § 4. En outre, sont membres de droit des deux chambres avec voix consultative :
  - l'inspecteur général de la Pharmacie ou son délégué;
  - le directeur général de l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire, ou son délégué, lorsque la demande d'enregistrement concerne un médicament à base de radio-isotopes ou un médicament traité par les radiations ionisantes;
  - le directeur de l'Institut scientifique - Santé publique - Louis Pasteur ou son délégué.
  Est membre de droit de la Chambre pour les médicaments à usage humain avec voix consultative :
  - un pharmacien désigné par le Ministre qui a la Prévoyance sociale dans ses attributions.
  Est membre de droit de la Chambre pour les médicaments à usage vétérinaire avec voix consultative :
  - le fonctionnaire dirigeant ou son délégué de l'Institut d'Expertise vétérinaire.
Art. 14bis. <KB 08-10-1982, art. 5> § 1. Elk lid van de Commissie verbindt er zich toe :
  - iedere inlichting waarvan hij naar aanleiding van zijn opdracht kennis krijgt vertrouwelijk te behandelen;
  - de modaliteiten en vastgestelde termijnen na te leven om zijn rapporten in te dienen;
  - deel te nemen aan de vergaderingen waarvoor hij wordt opgeroepen.
  § 2. (De mandaten hebben een duur van zes jaar en zijn hernieuwbaar.
  Het lid dat minder dan de helft der zittingen per jaar bijwoont, verliest zijn mandaat.
  Het mandaat neemt een einde wanneer het lid de volle leeftijd van achtenzestig jaar heeft bereikt.
  De persoon die wordt benoemd in vervanging van een lid beëindigt diens mandaat.) <KB 2002-06-19/37, art. 12, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002>
Art. 14bis. <AR 08-10-1982, art. 5> § 1er. Tout membre de la commission s'engage à :
  - traiter confidentiellement tout renseignement dont il prendrait connaissance à l'occasion de sa mission;
  - respecter les modalités et les délais déterminés pour la présentation des rapports;
  - assister aux réunions auxquelles il est convoqué.
  § 2. (Les mandats ont une durée de six ans, ils sont renouvelables.
  Le membre qui assiste à moins de la moitié des séances par année est privé de son mandat.
  Le mandat prend fin quand le membre est âgé de soixante huit ans révolus.
  La personne nommée en remplacement d'un membre achève le mandat de celui qu'elle remplace.) <AR 2002-06-19/37, art. 12, 028; En vigueur : 19-07-2002>
Art.15. <KB 1997-10-21/33, art. 5, 022; Inwerkingtreding : 28-11-1997> (§ 1. De kamer voor geneesmiddelen voor humaan gebruik is samengesteld uit een voorzitter, een ondervoorzitter en tien leden door Ons benoemd.
  § 2. De kamer voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik is samengesteld uit een voorzitter, een ondervoorzitter en tien leden door Ons benoemd.) <KB 2002-06-19/37, art. 13, 028; Inwerkingtreding : 01-11-2002>
  § 3. Zo nodig worden werkgroepen opgericht door de betrokken kamer.
  § 4. De kamers beraadslagen geldig indien ten minste de helft der stemgerechtigde leden aanwezig zijn.
  De adviezen worden uitgebracht bij meerderheid der stemmen van de aanwezige leden met stemrecht. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
Art.15. <AR 1997-10-21/33, art. 5, 022; En vigueur : 28-11-1997> (§ 1er. La chambre pour les médicaments à usage humain est composée d'un président, d'un vice-président et de dix membres nommés par Nous.
  § 2. La chambre pour les médicaments à usage vétérinaire est composée d'un président, d'un vice-président et de dix membres nommés par Nous.) <AR 2002-06-19/37, art. 13, 028; En vigueur : 01-11-2002>
  § 3. En cas de nécessité, des groupes de travail sont constitués par la chambre concernée.
  § 4. Les chambres délibèrent valablement lorsqu'elles reunissent au moins la moitié des membres ayant voix délibérative.
  Les avis sont émis à la majorité des voix des membres présents ayant voix délibérative. En cas de parité des voix, la voix du président est prépondérante.
Art.16. <KB 1997-10-21/33, art. 6, 022; Inwerkingtreding : 28-11-1997> § 1. Het secretariaat van de Commissie staat onder de leiding van de Inspecteur-Generaal van de Farmacie. Het wordt waargenomen door ambtenaren-apothekers aangewezen door de Minister. Zij kunnen door andere ambtenaren of beambten bijgestaan worden.
  § 2. Het secretariaat ontvangt de dossiers, overgemaakt krachtens artikel 3.
  Binnen de tien werkdagen na de ontvangst van het dossier, gaat het secretariaat na of dit al dan niet volledig is. Indien het volledig is, plaatst hij het op de dagorde van de volgende vergadering van de betrokken kamer. De in artikel 5 voorziene termijn neemt aanvang op de datum van deze vergadering.
  Notificatie ervan wordt gedaan aan de aanvrager.
  Indien het niet volledig is, deelt het secretariaat dit mede aan de aanvrager binnen de vijftien werkdagen na de ontvangst van het dossier met vermelding van de elementen die ontbreken. (Indien de aanvrager de ontbrekende elementen niet binnen de vijftien werkdagen heeft meegedeeld, wordt de aanvraag tot registratie geweigerd. Notificatie ervan wordt gedaan aan de aanvrager.) <KB 2002-06-19/37, art. 14, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002>
  De documenten die bij de registratieaanvraag gevoegd werden, worden na afloop van de procedure onder verzegelde vorm aan de aanvrager teruggegeven. De aanvrager wiens aanvraag geheel of gedeeltelijk is ingewilligd, dient de bedoelde documenten in dezelfde staat te bewaren en ze ter beschikking te houden van de ambtenaren die met het toezicht belast zijn. Behoudens voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van het secretariaat mag hij ze niet aan derden toevertrouwen.
  § 3. Het secretariaat bereidt de dagorde van de vergaderingen voor en stelt de notulen op.
  In samenwerking met de voorzitters van de kamers, staat het in voor de werking van de Commissie en waakt erover dat de termijnen die haar toebedeeld werden, nageleefd worden.
Art.16. <AR 1997-10-21/33, art. 6, 022; En vigueur : 28-11-1997> § 1er. Le secrétariat de la commission est placé sous la direction de l'inspecteur général de la Pharmacie. Il est assuré par des fonctionnaires-pharmaciens, désignés par le Ministre. Ils peuvent être assistés d'autres fonctionnaires ou agents.
  § 2. Le secrétariat reçoit les dossiers transmis en vertu de l'article 3.
  Dans les dix jours ouvrables de la réception du dossier, le secrétariat vérifie s'il est complet ou non. S'il est complet, il l'inscrit à l'ordre du jour de la prochaine réunion de la chambre concernée. Le délai prévu à l'article 5 prend cours à la date de cette réunion.
  Notification en est faite au demandeur.
  S'il n'est pas complet, le secrétariat le notifie au demandeur dans les quinze jours ouvrables de la réception du dossier en indiquant les éléments qui font défaut. (Si le demandeur ne communique pas les éléments qui font défaut dans quinze jours ouvrables, la demande d'enregistrement est refusée. Notification en est faite au demandeur.) <AR 2002-06-19/37, art. 14, 028; En vigueur : 19-07-2002>
  Les documents joints à la demande d'enregistrement sont remis au terme de la procédure, sous forme scellée au demandeur. Le demandeur, dont la demande est accueillie en tout ou partie, doit conserver les documents concernés en l'état et les tenir à la disposition des fonctionnaires chargés du controle. Il ne peut les confier à des tiers sans autorisation écrite préalable du secrétariat.
  § 3. Le secrétariat prépare l'ordre du jour des réunions et en rédige les procès-verbaux.
  En collaboration avec les présidents des chambres il assure le fonctionnement de la commission et veille au respect des délais qui lui sont impartis.
Art.17. <KB 1997-10-21/33, art. 7, 022; Inwerkingtreding : 28-11-1997> § 1. De leden van de Commissie worden bijgestaan door experten verbonden aan het secretariaat, interne experten genoemd, die in de hun aangewezen disciplines de beoordeling van de dossiers voorbereiden.
  § 2. De experten nemen met raadgevende stem deel aan de werkzaamheden van de Commissie indien ze daartoe opgeroepen worden.
  Ze zijn onderworpen aan het naleven van dezelfde verplichtingen als de leden onder de voorwaarden bepaald in artikel 14bis, § 1.
Art.17. <AR 1997-10-21/33, art. 7, 022; En vigueur : 28-11-1997> § 1er. Les membres de la commission sont assistés par des experts associés au secrétariat, dénommés experts internes, lesquels préparent le jugement des dossiers dans les disciplines qui leur sont attribuées.
  § 2. Les experts participent aux travaux de la commission, avec voix consultative, lorsqu'ils y sont appelés.
  Ils sont soumis au respect des mêmes engagements que les membres, dans les conditions prévues à l'article 14bis, § 1er.
Art.18. <KB 1997-10-21/33, art. 9, 022; Inwerkingtreding : 28-11-1997> § 1. Op voorstel van de Commissie kan de Minister of zijn afgevaardigde de uitvoering van tijdelijke opdrachten of rapporten toevertrouwen aan consultanten, externe experten genoemd, die gekozen worden in functie van hun kwalificatie in het te behandelen onderwerp.
  § 2. De experten nemen met raadgevende stem deel aan de werkzaamheden van de Commissie indien ze daartoe opgeroepen worden.
  Ze zijn onderworpen aan het naleven van dezelfde verplichtingen als de leden onder de voorwaarden bepaald in artikel 14bis, § 1.
Art.18. <AR 1997-10-21/33, art. 9, 022; En vigueur : 28-11-1997> § 1er. Sur proposition de la commission, le Ministre ou son délégué peut confier la réalisation de travaux temporaires ou de rapports a des consultants, dénommés experts externes, choisis en raison de leur qualification dans la matière à traiter.
  § 2. Les experts participent aux travaux de la commission, avec voix consultative, lorsqu'ils y sont appelés.
  Ils sont soumis au respect des mêmes engagements que les membres, dans les conditions prévues à l'article 14bis, § 1er.
Art.19. <KB 1997-10-21/33, art. 10, 022; Inwerkingtreding : 28-11-1997> (§ 1.) Wanneer van de aanvrager bijkomende inlichtingen worden geëist, wordt de periode die door artikel 5 aan de Commissie wordt toegestaan, geschorst vanaf de datum waarop de inlichtingen worden aangevraagd tot op de datum dat zij ingediend worden of ten laatste tot op de door de Commissie vastgestelde datum voor hun indiening. (De periode die toegekend wordt voor het verlenen van bijkomende inlichtingen, kan in geen geval zes maand overschrijden.) <KB 1999-11-16/31, art. 4, 025; Inwerkingtreding : 02-12-1999> <KB 2002-06-19/37, art. 15, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002>
  (§ 2. De Commissie kan van de aanvrager eisen:
  - een monster van het geneesmiddel; indien een hulpmiddel voor dosering en/of toediening bij het geneesmiddel wordt gevoegd, dienen hiervan ook twee monsters ingediend te worden;
  - alle actieve bestanddelen van het geneesmiddel;
  - referentiematerialen, voornaamste onzuiverheden en voornaamste afbraakproducten.
  De monsters, bestanddelen, materialen en producten dienen in voldoende hoeveelheden te worden ingediend om twee volledige gehaltebepalingen uit te voeren en de nodige analyses te doen om zich ervan te vergewissen dat de door de fabrikant toegepaste controlemethoden, beschreven in het dossier, overeenkomstig artikel 2, eerste lid, 7°, bevredigend zijn.
  De monsters moeten ten laatste binnen de 7 dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het verzoek van de Commissie worden ingediend.) <KB 1999-11-16/31, art. 4, 025; Inwerkingtreding : 02-12-1999>
Art.19. <AR 1997-10-21/33, art. 10, 022; En vigueur : 28-11-1997> (§ 1.) Dans le cas où des renseignements complémentaires sont requis du demandeur, l'écoulement du délai imparti à la commission, par l'article 5, est suspendu depuis la date de la demande de renseignements jusqu'à la date de leur introduction ou, au plus tard, jusqu'à la date déterminée, par la commission, pour leur introduction. (La période qui est accordée pour fournir des renseignements complémentaires, ne peut en aucun cas dépasser six mois.) <AR 2002-06-19/37, art. 14, 028; En vigueur : 19-07-2002> <AR 1999-11-16/31, art. 4, 025; En vigueur : 02-12-1999>
  (§ 2. La Commission peut requérir du demandeur:
  - un échantillon du médicament; si du matériel est joint au médicament pour son dosage et/ou son administration, deux échantillons de celui-ci doivent être également presentés;
  - tous les composants actifs du médicament;
  - les matériels de référence, les impuretés les plus importantes et les produits de dégradation les plus importants.
  Les échantillons, composants, matériels et produits doivent être introduits en quantités suffisantes afin d'effectuer deux analyses de dosage complètes et d'effectuer les analyses qui s'imposent pour s'assurer que les méthodes de contrôle utilisées par le fabricant et décrites dans le dossier, conformément à l'article 2, alinéa 1er, 7°, sont satisfaisantes.
  Ces échantillons doivent être introduits au plus tard dans les 7 jours à compter de la réception de la requête de la Commission.) <AR 1999-11-16/31, art. 4, 025; En vigueur : 02-12-1999>
Art.20. <KB 1997-10-21/33, art. 11, 022; Inwerkingtreding : 28-11-1997> De Commissie stelt een huishoudelijk reglement op, dat aan de goedkeuring van de Minister wordt onderworpen.
Art.20. <AR 1997-10-21/33, art. 11, 022; En vigueur : 28-11-1997> La commission établit un règlement d'ordre intérieur; celui-ci est soumis à l'approbation du Ministre.
Art.21. De leden van de commissie, waarop het statuut van het rijkspersoneel niet toepasselijk is, hebben recht op :
  1. terugbetaling van de reiskosten, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 18januari 1965, houdende algemene regeling inzake reiskosten;
  2. vergoeding van verblijfkosten, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1964, tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries;
  3. presentiegeld volgens het tarief en onder de voorwaarden bepaald voor de leden van de Vaste commissies van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin.
  Voor de toepassing van de bepalingen onder 1 en 2, worden die personen gelijkgesteld met de ambtenaren van rang 15 tot 17.
  De personen waarvan sprake in artikel 18 kunnen, op vertoon van honorariumstaten, worden vergoed voor het werk en de rapporten die hun door de commissie zijn opgedragen.
  Die honorariumstaten moeten door de Minister of door zijn afgevaardigde worden goedgekeurd.
Art.21. Les membres de la commission, non soumis au statut des agents de l'Etat ont droit :
  1. au remboursement des frais de parcours aux conditions visées par l'arrêté royal du 18 janvier 1965 portant réglementation générale en matière de frais de parcours;
  2. à une indemnité de séjour aux conditions de l'arrête royal du 24 décembre 1964 fixant les indemnités pour frais de séjour des membres du personnel des ministères;
  3. à un jeton de présence aux taux et dans les conditions prévus en faveur des membres des Commissions permanentes du Ministère de la Santé publique et de la Famille.
  Pour l'application des dispositions visées sous 1 et 2, ces personnes sont assimilées aux fonctionnaires des rangs 15 à 17.
  Les personnes visées à l'article 18 peuvent être indemnisées, sur présentation d'états d'honoraires, pour les travaux et rapports dont la charge leur aurait été confiée par la commission.
  Le Ministre ou son délégué approuve ces états d'honoraires.
HOOFDSTUK IV. - Opschorting en schrapping van de registratie.
CHAPITRE IV. - De la suspension et de la radiation de l'enregistrement.
Art.22. <KB 1996-02-01/39, art. 14, 019; Inwerkingtreding : 28-03-1996> § 1. (De Minister kan de registratie schorsen of schrappen indien blijkt :
  - dat het geneesmiddel bij normaal gebruik schadelijk is;
  - dat de therapeutische werking van het geneesmiddel ontbreekt;
  - dat het geneesmiddel niet de opgegeven kwalitatieve of kwantitatieve samenstelling heeft;
  - dat de gegevens die in het registratiedossier voorkomen op grond van de artikelen 2, 2quater of 2quinquies onjuist zijn of niet werden gewijzigd overeenkomstig artikel 13, § 1;
  - dat de in artikel 2, 7°) voorziene controles niet werden verricht.) <KB 1999-06-23/41, art. 8, 024; Inwerkingtreding : 03-09-1999>
  Hij kan bovendien de registratie van een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik schorsen of schrappen indien blijkt :
  - dat het geneesmiddel wordt voorgesteld voor een gebruik dat op grond van andere wettelijke of reglementaire bepalingen verboden is;
  - dat de aangegeven wachttijd onvoldoende is om de veiligheid van de consumenten te waarborgen;
  - dat de verplichting, voorzien bij artikel 7bis, lid 1, niet wordt nageleefd.
  Hij kan eveneens, nadat hij de registratiehouder in gebreke gesteld heeft en deze daaraan geen gevolg verleende, de registratie schorsen of schrappen, wanneer de bepalingen betreffende (de samenvatting van de kenmerken van het product, de bijsluiter) of de etikettering van het geneesmiddel niet worden nageleefd. <KB 2002-03-12/33, art. 13, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002>
  § 2. Wanneer de Minister, voor geneesmiddelen beoogd in artikel 6bis, van oordeel is dat er redenen zijn om aan te nemen dat de wijziging in de voorwaarden van de registratie, haar schorsing of intrekking nodig zijn ter bescherming van de volksgezondheid, brengt hij er onverwijld het betrokken Comité van in kennis.
  Wanneer dringende maatregelen noodzakelijk zijn ter bescherming van de volksgezondheid en todat er een definitieve beslissing is genomen, kan de Minister het in de handel brengen en de aflevering van het betrokken geneesmiddel schorsen.
  Hij stelt de Commissie en de andere Lid-Staten uiterlijk de volgende werkdag in kennis van de redenen van deze maatregel.
Art.22. <AR 1996-02-01/39, art. 14, 019; En vigueur : 28-03-1996> § 1er. (Le Ministre peut suspendre ou radier l'enregistrement lorsqu'il apparaît :
  - que le médicament est nocif dans les conditions normales d'emploi;
  - que l'effet thérapeutique du médicament fait défaut;
  - que le médicament n'a pas la composition qualitative ou quantitative déclarée;
  - que les renseignements figurant dans le dossier d'enregistrement en vertu des articles 2, 2quater ou 2quinquies sont erronés ou n'ont pas été modifiés conformément à l'article 13, § 1er;
  - que les contrôles prévus par l'article 2, 7°) n'ont pas été effectués.) <AR 1999-06-23/41, art. 8, 024; En vigueur : 03-09-1999>
  Il peut, en outre, suspendre ou radier l'enregistrement d'un médicament à usage vétérinaire lorsqu'il apparaît :
  - que le médicament est présenté pour une utilisation interdite en vertu d'autres dispositions légales ou réglementaires;
  - que le temps d'attente indiqué est insuffisant pour garantir la sécurité des consommateurs;
  - que l'obligation prévue par l'article 7bis, alinéa 1er, n'est pas respectée.
  Il peut également, après mise en demeure du titulaire de l'enregistrement non suivie d'effets, suspendre ou radier l'enregistrement lorsque les dispositions relatives (au resumé des caractéristiques du produit, à la notice) ou à l'étiquetage du médicament ne sont pas respectées. <AR 2002-03-12/33, art. 13, 027; En vigueur : 24-03-2002>
  § 2. Lorsque, pour des médicaments visés par l'article 6bis, le Ministre considère qu'il y a des motifs de supposer que la modification des termes de l'enregistrement, sa suspension ou son retrait sont nécessaires à la protection de la santé publique, il en informe immédiatement le Comité concerné.
  Lorsqu'une action d'urgence est indispensable pour protéger la santé publique et jusqu'à ce qu'une décision definitive soit prise, le Ministre peut suspendre la mise sur le marché et la délivrance du médicament.
  Il informe la Commission et les autres Etats membres des raisons d'une telle mesure au plus tard le jour ouvrable suivant.
Art. 22bis. <INGEVOEGD bij KB 1984-07-03/32, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 29-08-1984> § 1. De gemotiveerde beslissing tot schorsing of schrapping van de registratie wordt ter kennis gebracht van de registratiehouder, die over een termijn van een maand beschikt om de Minister een memorie voor te leggen met de argumenten die hij tegen deze beslissing kan doen gelden. Bij ontstentenis, wordt de beslissing definitief bij het verstrijken van deze termijn.
  De Minister neemt een beslissing binnen de twee maanden na de indiening van de memorie, na advies van de Geneesmiddelencommissie, en deelt zijn definitieve beslissing mede aan de registratiehouder. De commissie kan, indien nodig, de registratiehouder horen.
  § 2. Elke definitieve beslissing tot schorsing of schrapping van de registratie heeft voor de registratiehouder de verplichting tot gevolg, onverwijld het geneesmiddel uit de handel te nemen, inbegrepen onder vorm van monster.
  § 3. (opgeheven) <KB 1996-02-01/39, art. 15, 019; Inwerkingtreding : 28-03-1996>
Art. 22bis. § 1er. La décision motivée de suspension ou de radiation de l'enregistrement est notifiée au titulaire de l'enregistrement qui dispose d'un délai d'un mois pour soumettre au Ministre un mémoire contenant les arguments qu'il peut faire valoir contre cette décision. A défaut, la décision devient définitive à l'expiration de ce délai.
  Le Ministre statue dans les deux mois du dépôt du mémoire, après avis de la Commission des médicaments, et communique sa décision définitive au titulaire de l'enregistrement. La commission peut, si nécessaire, entendre le titulaire de l'enregistrement.
  § 2. Toute décision définitive de suspension ou de radiation de l'enregistrement entraîne l'obligation, pour le titulaire de l'enregistrement, de retirer, sans délai, le médicament du commerce, y compris sous forme d'échantillon.
  § 3. (abrogé) <AR 1996-02-01/39, art. 15, 019; En vigueur : 28-03-1996>
Art.23. De beslissing waarbij de aflevering van een geneesmiddel wordt verboden of opgeschort, ter voldoening aan de artikels 7 en 8 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, heeft van rechtswege de opschorting of de schrapping van de registratie van dat geneesmiddel tot gevolg, alsook van de preparaten en specialiteiten die dat geneesmiddel bevatten.
Art.23. La décision interdisant ou suspendant la délivrance d'un médicament prise en application des articles 7 et 8 de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments entraîne de plein droit la radiation ou la suspension de l'enregistrement de ce médicament ainsi que des préparations et spécialités qui en contiennent.
Titel II. - BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE SOMMIGE GENEESMIDDELEN.
Titre II. - DISPOSITIONS PARTICULIERES CONCERNANT CERTAINS MEDICAMENTS.
HOOFDSTUK I.
CHAPITRE 1er.
HOOFDSTUK II. - (Bijzondere bijkomende bepalingen voor immunologische geneesmiddelen.)
CHAPITRE II. - (Dispositions complémentaires particulières relatives aux médicaments immunologiques.)
Art.27. <KB 1992-12-31/39, art. 20, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993; evenwel zullen de houders van registraties die vóór 1 januari 1994 zijn toegekend aan de Minister voor de betrokken geneesmiddelen ontwerpen van etikettering en bijsluiters moeten voorleggen die in overeenstemming zijn met de bepalingen voorzien in de artikelen 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies en 2septies en dit ten laatste op het ogenblik van de vijfjaarlijkse hernieuwing van de registraties; KB 1992-12-31/39, art. 26, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993> § 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° vaccins, toxinen of serums, de stoffen die gebruikt worden om een actieve of passieve immuniteit teweeg te brengen of om een immuniteit vast te stellen;
  2° allergeen, elk produkt waarmee wordt beoogd een specifieke, verworven wijziging in de immunologische reactie op een allergie veroorzakend agens vast te stellen of uit te lokken.
  § 2. Voor de imunologische geneesmiddelen :
  1° dient de kwantitatieve beschrijving uitgedrukt te worden in massa, internationale eenheden, eenheden van biologische werking, aantal kiemen of voor zover mogelijk, specifieke proteïne-inhoud, al naar gelang het betrokken produkt;
  2° dient de uitdrukking "kwalitatieve en kwantitatieve beschrijving van de bestanddelen" te slaan op de desbetreffende beschrijving van de biologische werking of de proteïne-inhoud en wordt onder de uitdrukking "kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling" verstaan de samenstelling van het produkt uitgedrukt in termen van biologische werking of van proteine-inhoud;
  3° moet aan de benaming van het geneesmiddel de gebruikelijke of wetenschappelijke benaming van de actieve bestanddelen worden toegevoegd.
  § 3. De fabricageprocessen degelijk gevalideerd, die bij de vervaardiging van immunologische geneesmiddelen worden toegepast, moeten continu de conformiteit van de partijen kunnen waarborgen.
Art.27. <AR 1992-12-31/39, art. 20, 018; En vigueur : 27-01-1993; toutefois, les titulaires d'enregistrements accordés avant le 1er janvier 1994 devront pour les medicaments concernés soumettre au Ministre des projets d'étiquetage et de notices conformes aux dispositions des articles 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies et 2septies au plus tars au moment du renouvellement quinquennal des enregistrements; AR 1992-12-31/39, art. 26, 018; En vigueur : 27-01-1993> § 1er. Pour l'application du présent arrêté l'on entend par :
  1° vaccins, toxines ou sérums, les agents utilisés en vue de provoquer une immunité active ou passive ou utilisés en vue de diagnostiquer l'état d'immunité;
  2° allergène, tout produit destiné à identifier ou à provoquer une modification spécifique et acquise de la réponse immunologique à un agent allergisant.
  § 2. Pour les médicaments immunologiques :
  1° la description quantitative doit être exprimée en masse, en unités internationales, en unités d'activité biologique, en nombre de germes ou en contenu protéique spécifique dans la mesure du possible et ce, en fonction du produit concerné;
  2° l'expression "description qualitative et quantitative des composants" porte sur la description relative à l'activité biologique ou au contenu protéique et "la composition qualitative et quantitative" désigne la composition du produit exprimée en termes d'activité biologique ou de contenu protéique;
  3° la denomination du médicament doit être accompagnée de la dénomination commune ou scientifique des composants actifs.
  § 3. Les procédés de fabrication, dûment validés, utilisés dans la fabrication des médicaments immunologiques, doivent permettre d'assurer de façon continue la conformité des lots.
HOOFDSTUK IIbis. - Bijzondere bijkomende bepalingen betreffende radiofarmaceutica.
CHAPITRE IIbis. - Dispositions complémentaires particulières relatives aux médicaments radiopharmaceutiques.
Art.28. <KB 1992-12-31/39, art. 22, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993; evenwel zullen de houders van registraties die vóór 1 januari 1994 zijn toegekend aan de Minister voor de betrokken geneesmiddelen ontwerpen van etikettering en bijsluiters moeten voorleggen die in overeenstemming zijn met de bepalingen voorzien in de artikelen 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies en 2septies en dit ten laatste op het ogenblik van de vijfjaarlijkse hernieuwing van de registraties; KB 1992-12-31/39, art. 26, 018; Inwerkingtreding : 27-01-1993> § 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
  1° "radiofarmaceuticum" elk geneesmiddel dat, wanneer het gebruiksklaar is, één of meer radionucliden (radioactieve isotopen) bevat, geïncorporeerd voor medische doeleinden;
  2° "generator" elk systeem dat een gebonden ouder-radionuclide bevat waaruit een dochter-radionuclide ontstaat verkregen door elutie of enige andere methode en die in een radiofarmaceuticum wordt gebruikt;
  3° "kit" elk preparaat dat moet worden gereconstitueerd of gecombineerd met radionucliden in het uiteindelijke radiofarmaceuticum, doorgaans voor de toediening ervan;
  4° "uitgangsstof" elke andere radionuclide voor het radioactief merken van een andere stof, voor de toediening ervan.
  § 2. Elke registratieaanvraag betreffende een generator dient, behalve de gegevens voorzien in artikel 2 van dit besluit, te bevatten :
  1° een algemene beschrijving van het systeem alsook een gedetailleerde beschrijving van de bestanddelen ervan die van invloed kunnen zijn op de samenstelling of de kwaliteit van het dochternuclidepreparaat;
  2° de kwalitatieve en kwantitatieve gegevens van de elutie of van het sublimaat.
  § 3. Op de buitenverpakking en op de primaire verpakking waarin zich geneesmiddelen bevinden die radionucliden bevatten moet een etiket zijn aangebracht dat in overeenstemming is met de voorschriften voor het veilig vervoer van radioactieve stoffen, die zijn vastgesteld door het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie. Daarenboven moet de etikettering aan de volgende bepalingen voldoen :
  a) het etiket van de beschermende verpakking moet de in artikel 2bis of, naargelang het geval, in artikel 2ter genoemde gegevens bevatten. Daarenboven moet op dit etiket een volledige toelichting worden gegeven op de codes die op de flacon worden gebruikt en moet, zo nodig, voor een bepaalde tijd en datum worden vermeld welke de hoeveelheid radioaktiviteit per dosis of per flacon is alsook hoeveel capsules of, voor vloeistoffen, hoeveel milliliter zich in de recipiënt bevindt;
  b) het etiket van de flacon dient de volgende gegevens te bevatten :
  - de naam of code van het geneesmiddel, daarbij inbegrepen de naam of het scheikundig symbool van de radionuclide;
  - de identificatie en uiterste gebruiksdatum van de partij;
  - het internationale symbool voor radioaktiviteit;
  - de naam van de fabrikant;
  - de hoeveelheid radioaktiviteit zoals aangegeven in punt a).
  § 4. Onverminderd de vermeldingen voorzien in artikel 2sexies of, naargelang het geval, in artikel 2septies moet de bijsluiter die bij de radiofarmaceutica gevoegd wordt alle voorzorgsmaatregelen vermelden die door de gebruiker en de patiënt gedurende de bereiding en de toediening van het produkt moeten worden getroffen.
Art.28. <AR 1992-12-31/39, art. 22, 018; En vigueur : 27-01-1993; toutefois, les titulaires d'enregistrements accordés avant le 1er janvier 1994 devront pour les médicaments concernés soumettre au Ministre des projets d'étiquetage et de notices conformes aux dispositions des articles 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 2sexies et 2septies au plus tars au moment du renouvellement quinquennal des enregistrements; AR 1992-12-31/39, art. 26, 018; En vigueur : 27-01-1993> § 1er. Pour l'application du présent arrêté, l'on entend par :
  1° "médicament radiopharmaceutique", tout médicament qui, lorsqu'il est prêt à l'emploi, contient un ou plusieurs radionucléides (isotopes radioactifs), incorporés à des fins médicales;
  2° "générateur", tout système contenant un radionucléide parent déterminé servant à la production d'un radionucléide de filiation obtenu par élution ou par toute autre méthode et utiisé dans un médicament radiopharmaceutique;
  3° "trousse", toute préparation qui doit être reconstituée ou combinée avec des radionucléides dans le produit radiopharmaceutique final, généralement avant son administration;
  4° "précurseur", tout autre radionucléide produit pour le marquage radioactif d'une autre substance avant administration.
  § 2. Toute demande d'enregistrement relative à un générateur doit comporter, outre les informations prévues par l'article 2 du présent arrêté :
  1° une description génerale du système ainsi qu'une description détaillee des composants du système, susceptibles d'affecter la composition ou la qualité de la préparation du nucléide de filiation;
  2° les caracteristiques qualitatives et quantitatives de l'éluat ou sublimé.
  § 3. L'emballage extérieur et le conditionnement primaire de médicaments contenant des radionucléides doivent être étiquetés conformément aux réglementations de l'Agence internationale de l'énergie atomique sur la sécurité du transport des matériaux radioactifs. De plus, l'étiquetage doit répondre aux dispositions énoncées ci-après :
  a) l'étiquetage du blindage de protection doit comporter les renseignements mentionnés a l'article 2bis ou, le cas échéant, à l'article 2ter. Il doit en outre fournir toutes les explications relatives aux code utilisés sur le flacon et, pour une heure et date données, indiquer, s'il y a lieu, la quantité totale ou unitaire de radiocativité et le nombre de capsules ou, pour les liquides, le nombre de millilitres contenus dans le récipient;
  b) l'étiquetage du flacon doit comporter les renseignements suivants :
  - le nom du code du médicament, y compris le nom ou symbole chimique du radionucléide;
  - l'identification du lot et la date de péremption;
  - le symbole international de la radioativité;
  - le nom du fabricant;
  - la quantité de radioactivité comme spécifié au point a).
  § 4. Outre les mentions prévues par l'article 2sexies ou, le cas échéant, par l'article 2septies la notice jointe aux produits radiopharmaceutiques doit inclure les précautions à prendre par l'utilisateur et le patient durant la préparation et l'administration du produit.
HOOFDSTUK III. - (Bepalingen betreffende de registratie van homeopatische geneesmiddelen.)
CHAPITRE III. - (Dispositions relatives à l'enregistrement des médicaments homéopathiques.)
Art. 28bis. <KB 1999-06-23/41, art. 11, 024; Inwerkingtreding : 03-09-1999> § 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder homeopathisch geneesmiddel verstaan :
  Elk geneesmiddel dat volgens een in de Europese Farmacopee of, bij gebreke daarvan, in de op dit moment in de door de Lidstaten officieel gebruikte farmacopeeën beschreven homeopathisch fabricageprocédé verkregen wordt uit produkten, substanties of mengsels die homeopathische grondstoffen worden genoemd.
  Een homeopathisch geneesmiddel kan ook meerdere werkzame bestanddelen bevatten.
  § 2. In afwijking op de bepalingen van dit besluit, wordt er een speciale vereenvoudigde registratieprocedure ingesteld wanneer het
  a) homeopathische geneesmiddelen voor menselijk gebruik betreft die aan alle volgende voorwaarden voldoen :
  - het geneesmiddel is voor oraal of uitwendig gebruik bestemd;
  - er is geen specifieke therapeutische indicatie vermeld op het etiket of in de informatie inzake het geneesmiddel;
  - de verdunningsgraad is zodanig dat het geneesmiddel gegarandeerd onschadelijk is; in het bijzonder mag het preparaat niet meer dan één deel per 10.000 van het stamproduct bevatten en niet meer dan één honderdste van de kleinste eventueel in de allopathische geneeskunde gebruikte dosis voor de werkzame bestanddelen waarvan de aanwezigheid in een allopathisch geneesmiddel met zich brengt dat een medisch voorschrift moet worden overgelegd; de Commissie voor homeopathische geneesmiddelen kan een kleinere verdunning aanvaarden op voorwaarde dat de onschadelijkheid van het geneesmiddel haar werd gewaarborgd op basis van een dossier, voorgelegd door de aanvrager van de registratie;
  of
  b) homeopathische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik betreft, andere dan immunologische, die aan alle volgende voorwaarden voldoen :
  - de wijze van toediening is beschreven in de Europese Farmacopee of, bij gebreke daarvan, in de op dit moment door de Lidstaten officieel gebruikte farmacopeeën;
  - er is geen specifieke therapeutische indicatie vermeld op het etiket of in de informatie inzake het geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik;
  - de verdunningsgraad is zodanig dat het geneesmiddel gegarandeerd onschadelijk is; in het bijzonder mag het preparaat niet meer dan één deel per 10.000 van het stamproduct bevatten en niet meer dan één honderdste van de kleinste eventueel in de allopathische geneeskunde gebruikte dosis voor de werkzame bestanddelen waarvan de aanwezigheid in een allopathisch geneesmiddel met zich brengt dat een medisch voorschrift moet worden overgelegd; de Commissie voor homeopathische geneesmiddelen kan een kleinere verdunning aanvaarden op voorwaarde dat de onschadelijkheid van het geneesmiddel haar werd gewaarborgd op basis van een dossier, voorgelegd door de aanvrager van de registratie.
  § 3. De aanvraag tot speciale vereenvoudigde registratie mag betrekking hebben op een reeks geneesmiddelen die van dezelfde homeopathische grondstof of grondstoffen zijn afgeleid. Teneinde in het bijzonder de farmaceutische kwaliteit en de homogeniteit van de partijen van deze geneesmiddelen aan te tonen dient deze aanvraag vergezeld te gaan van de volgende documenten :
  - de wetenschappelijke benaming en/of een andere in een farmacopee voorkomende benaming van de homeopathische grondstof of grondstoffen, onder vermelding van de verschillende te registreren toedieningswijzen, farmaceutische vormen en verdunningsgraden;
  - een dossier waarin wordt beschreven hoe de homeopathische grondstof of grondstoffen wordt (worden) verkregen en gecontroleerd en waarin het homeopathische karakter met behulp van een gedegen bibliografie wordt onderbouwd;
  - het fabricage- en controledossier voor elke farmaceutische vorm en een beschrijving van de verdunnings- en potentiëringsmethoden;
  - de fabricagevergunning voor de betrokken geneesmiddelen;
  - een afschrift van de eventuele registratiebewijzen of vergunningen die in andere Lid-Staten voor dezelfde geneesmiddelen zijn afgegeven;
  - één of meer monsters of modellen van het handelsspecimen van de te registreren geneesmiddelen evenals twee monsters van elke grondstof of moedertinctuur;
  - gegevens betreffende de houdbaarheid van het geneesmiddel.
  (Met het oog op de registratie van homeopathische geneesmiddelen zoals bedoeld in het eerste lid kan vooraf een dossier worden ingediend met gegevens betreffende een bepaalde farmaceutische vorm die gemeenschappelijk is voor een reeks geneesmiddelen die van hetzelfde stamproduct of dezelfde stamproducten zijn afgeleid, of betreffende een bepaald type verdunning dat gemeenschappelijk is voor een reeks geneesmiddelen van die aard.
  Met het oog op het leveren van het bewijs van de onschadelijkheid van verdunningen die meer dan één deel per 10 000 van het stamproduct bevat of meer dan één honderdste van de kleinste eventueel in de allopathische geneeskunde gebruikte dosis voor de werkzame bestanddelen waarvan de aanwezigheid in een allopathisch geneesmiddel met zich meebrengt dat een medisch voorschrift moet worden voorgelegd, zoals bedoeld in § 2, a), derde streepje, mag eveneens vooraf een dossier worden ingediend met betrekking tot een bepaalde verdunning die gemeenschappelijk is voor een reeks geneesmiddelen die van hetzelfde stamproduct zijn afgeleid.
  [1 ...]1
  § 4. De aanvraag tot speciale vereenvoudigde procedure wordt gericht aan de commissie voor homeopathische geneesmiddelen.
  § 5. Op het etiket en, in voorkomend geval, de bijsluiter van de homeopathische geneesmiddelen geregistreerd krachtens § 2 worden verplicht de volgende vermeldingen aangebracht :
  1°) voor de homeopathische geneesmiddelen voor menselijk gebruik, behalve de vermelding "homeopathisch geneesmiddel geregistreerd volgens de speciale vereenvoudigde procedure" :
  a) de wetenschappelijke benaming en/of de gangbare algemene benaming van de homeopathische grondstof of grondstoffen, gevolgd door de verdunningsgraad, waarvoor gebruik wordt gemaakt van de symbolen van een overeenkomstig § 1 gebruikte farmacopee;
  b) naam en adres van degene die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen, en eventueel van de fabrikant;
  c) de wijze van gebruik en, indien noodzakelijk, de wijze van toediening;
  d) een begrijpelijke aanduiding van de uiterste gebruiksdatum (maand, jaar);
  e) de farmaceutische vorm;
  f) de inhoud van het handelsspecimen;
  g) zo nodig de bijzondere voorzorgen voor bewaring;
  h) zo nodig een bijzondere waarschuwing;
  i) het partijnummer;
  j) het registratienummer;
  k) een waarschuwing waarbij de gebruiker wordt geadviseerd een arts te raadplegen indien de klachten aanhouden.
  2°) voor wat de homeopathische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik betreft, behalve de vermelding "homeopathisch geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik geregistreerd volgens de speciale vereenvoudigde procedure" en de vermelding van de beoogde diersoorten, de in 1°) opgesomde vermeldingen onder de punten a) tot en met j). ".
  3°) Op de kleine primaire verpakkingen waarop het niet mogelijk is de in 1°) bedoelde gegevens aan te brengen, moeten, behalve de vermeldingen "homeopathisch geneesmiddel geregistreerd volgens de speciale vereenvoudigde procedure" of "homeopathisch geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik geregistreerd volgens de speciale vereenvoudigde procedure", tenminste de volgende vermeldingen voorkomen :
  - de benaming van het geneesmiddel en, zo nodig, de concentratie en de toedieningsweg,
  - de toedieningswijze,
  - de aanduiding van de uiterste gebruiksdatum,
  - het nummer van de fabricagepartij,
  - de inhoud, uitgedrukt in gewicht, volume of eenheden.
  § 6. Voor de andere homeopathische geneesmiddelen dan deze bedoeld in § 2 van dit artikel, bepaalt de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, op advies van de Commissie bedoeld in § 4, bijzondere voorschriften voor de farmacologische, toxicologische en klinische beproeving overeenkomstig de principes, de bijzonderheden en de tradities van de homeopathische geneeskunde.
  
Art. 28bis. <AR 1999-06-23/41, art. 11, 024; En vigueur : 03-09-1999> § 1er. Pour l'application du présent arrêté, on entend par médicament homéopathique :
  Tout médicament obtenu à partir de produits, substances ou compositions appelés souches homéopathiques selon un procédé de fabrication homéopathique décrit par la pharmacopée européenne ou, à défaut, par les pharmacopées actuellement utilisées de façon officielle dans les Etats membres.
  Un médicament homéopathique peut aussi contenir plusieurs principes.
  § 2. Par dérogation aux dispositions du présent arrêté, il est institué une procédure d'enregistrement simplifiée spéciale lorsqu'il s'agit
  a) de medicaments homéopathiques à usage humain qui satisfont à toutes les conditions énumérées ci-après :
  - voie d'administration orale ou externe;
  - absence d'indication thérapeutique particulière sur l'étiquette ou dans toute information relative au médicament;
  - degré de dilution garantissant l'innocuité du médicament; en particulier, le médicament ne peut contenir ni plus d'une partie par 10.000 de la souche, ni plus d'une centième de la plus petite dose utilisée éventuellement en allopathie pour les principes actifs dont la présence dans un médicament allopathique entraîne l'obligation de présenter une prescription médicale; la Commission des médicaments homéopathiques peut accepter une dilution inférieure à condition que l'innocuité du médicament lui a été garantie sur base d'un dossier fourni par le demandeur d'enregistrement;
  ou
  b) de médicaments homéopathiques à usage vétérinaire, autres qu'immunologiques, qui satisfont à toutes les conditions énumérées ci-après :
  - voie d'administration décrite par la pharmacopée européenne ou, à défaut, par les pharmacopées actuellement utilisées de façon officielle dans les Etats membres;
  - absence d'indication thérapeutique particulière sur l'étiquette ou dans toute information relative au médicament vetérinaire;
  - degré de dilution garantissant l'innocuité du médicament; en particulier, le médicament ne peut contenir ni plus d'une partie par 10.000 de la souche, ni plus d'une centième de la plus petite dose utilisée éventuellement en allopathie pour les principes actifs dont la présence dans un médicament allopathique entraîne l'obligation de présenter une prescription médicale; la Commission des médicaments homéopathiques peut accepter une dilution inférieure à condition que l'innocuité du médicament lui a été garantie sur base d'un dossier fourni par le demandeur d'enregistrement.
  § 3. La demande d'enregistrement simplifiée spéciale peut couvrir une série de médicaments obtenus à partir de la (des) même(s) souche(s) homéopathique(s). A cette demande sont joints les documents suivants, dans le but de démontrer, en particulier, la qualité pharmaceutique et l'homogénéité des lots de fabrication de ces médicaments :
  - la dénomination scientifique et/ou autre dénomination figurant dans une pharmacopée de la (des) souche(s) homéopathique(s) avec mention des diverses voies d'administration, formes pharmaceutiques et degrés de dilution à enregistrer;
  - un dossier décrivant l'obtention et le contrôle de la (des) souche(s) et en justifiant le caractère homéopathique sur la base d'une bibliographie adéquate;
  - le dossier de fabrication et de contrôle pour chaque forme pharmaceutique et une description des méthodes de dilution et de dynamisation;
  - l'autorisation de fabriquer les medicaments en question;
  - une copie des enregistrements ou des autorisations éventuellement obtenus pour les mêmes médicaments dans d'autres Etats membres;
  - un ou plusieurs échantillons ou maquettes du modèle-vente des médicaments à enregistrer ainsi que deux échantillons de chaque matière première ou teinture mère;
  - les données concernant la stabilité du médicament.
  (En vue de l'enregistrement de médicaments homeopathiques visés à l'alinéa 1er, un dossier contenant des données concernant une forme pharmaceutique déterminée commune à une série de médicaments obtenus à partir de la ou des mêmes souche(s), ou concernant un type déterminé de dilution commun à une série de médicaments de cette nature peut être introduit au préalable.
  En vue de fournir la preuve de l'innocuité des dilutions contenant plus d'une partie par 10 000 de la souche ou plus d'un centième de la plus petite dose utilisée éventuellement en allopathie pour les principes actifs dont la présence dans un médicament allopathique entraîne l'obligation de présenter une prescription médicale, comme prévu au § 2, a), troisième tiret, un dossier concernant une dilution déterminée commune à une série de médicaments obtenus à partir de la même souche peut également être introduit au préalable.
  [1 ...]1
  § 4. La demande d'enregistrement simplifiée spéciale est adressée à la commission des médicaments homéopathiques.
  § 5. L'étiquetage et, le cas echéant, la notice des médicaments homéopathiques enregistrés en vertu du § 2 portent de manière obligatoire les mentions suivantes :
  1°) pour les médicaments homéopathiques à usage humain, outre l'indication "médicament homéopathique enregistré selon la procédure simplifiée spéciale" :
  a) la dénomination scientifique et/ou la dénomination commune usuelle de la (des) souche(s) suivie(s) du degré de dilution en employant les symboles de la pharmacopée utilisée conformément au § 1er;
  b) le nom et l'adresse du responsable de la mise sur le marché et, le cas échéant, du fabricant;
  c) le mode d'administration et, si nécessaire, la voie d'administration;
  d) la date de péremption en clair (mois, année);
  e) la forme pharmaceutique;
  f) la contenance du modèle de vente;
  g) les précautions particulières de conservation, s'il y a lieu;
  h) la mise en garde spéciale, si elle s'impose pour le médicament;
  i) le numéro du lot de fabrication;
  j) le numéro d'enregistrement;
  k) un avertissement conseillant à l'utilisateur de consulter un médecin si les symptômes persistent.
  2°) pour les médicaments homéopathiques à usage vétérinaire, outre l'indication "médicament homéopathique à usage vétérinaire enregistré selon la procédure simplifiée spéciale" et celle des espèces cibles, les mentions citées sous les points a) à j) du 1°). ".
  3°) Les petits conditionnements primaires sur lesquels il est impossible de mentionner les indications prévues au 1°) doivent porter outre les indications "médicament homéopathique enregistré selon la procédure simplifiée spéciale "ou" médicament homéopathique à usage vétérinaire enregistré selon la procédure simplifiée spéciale", au moins les mentions suivantes :
  - la dénomination du médicament et, si nécessaire, le dosage et la voie d'administration,
  - le mode d'administration,
  - la date de péremption,
  - le numéro du lot de fabrication,
  - le contenu en poids, en volume ou en unités.
  § 6. Pour les médicaments homéopathiques autres que ceux visés au § 2 du présent article, le Ministre qui a la santé publique dans ses attributions définit, sur proposition de la Commission visée au § 4, les règles particulières pour les essais pharmacologiques, toxicologiques et cliniques, conformément aux principes, aux particularités et aux traditions de la médecine homéopathique.
  
Art. 28ter. <KB 2002-06-19/37, art. 18, 028; Inwerkingtreding : 19-07-2002> § 1. De Commissie voor homeopathische geneesmiddelen is samengesteld uit zestien effectieve leden en zestien plaatsvervangende leden door Ons benoemd. De leden wijzen uit hun midden een voorzitter en een ondervoorzitter aan.
  § 2. De leden van de Commissie voor homeopathische geneesmiddelen worden gekozen in functie van hun kwalificatie, in het bijzonder in de volgende disciplines :
  - toxicologie;
  - homeopathische geneeskunde;
  - analyse van geneesmiddelen;
  - farmacognosie;
  - microbiologie.
  § 3. Zijn bovendien van rechtswege lid met raadgevende stem :
  - de Adviseur-generaal van de Algemene Farmaceutische Inspectie of zijn afgevaardigde;
  - de Directeur van het Wetenschappelijk Instituut - Volksgezondheid - Louis Pasteur of zijn afgevaardigde;
  - de Voorzitter van de Farmacopeecommissie of zijn afgevaardigde;
  Zijn eveneens van rechtswege lid met raadgevende stem voor de evaluatie van de aanvragen tot registratie van homeopathische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik :
  - de gedelegeerd bestuurder van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen of zijn afgevaardigde;
  - twee leden van de kamer voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik of van het secretariaat van deze kamer.
  § 4. De Commissie beraadslaagt geldig indien ten minste de helft der stemgerechtigde leden aanwezig zijn.
  De adviezen worden uitgebracht bij meerderheid der stemmen van de aanwezige leden met stemrecht.
  Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
  § 5. De mandaten hebben een duur van zes jaar en zijn hernieuwbaar.
  Het lid dat minder dan de helft der zittingen per jaar bijwoont, verliest zijn mandaat.
  Het mandaat neemt een einde wanneer het lid de volle leeftijd van achtenzestig jaar heeft bereikt.
  De persoon die wordt benoemd in vervanging van een lid beëindigt diens mandaat.
  § 6. Elk lid van de Commissie verbindt er zich toe :
  - iedere inlichting waarvan hij naar aanleiding van zijn opdracht kennis krijgt vertrouwelijk te behandelen;
  - de modaliteiten en vastgestelde termijnen na te leven om zijn rapporten in te dienen;
  - deel te nemen aan de vergaderingen waarvoor hij wordt opgeroepen.
  § 7. Zo nodig worden werkgroepen opgericht door de Commissie.
  § 8. Het secretariaat van de Commissie staat onder de leiding van de Inspecteur-generaal van de Algemene Farmaceutische Inspectie. Het wordt waargenomen door ambtenaren-apothekers aangewezen door de Minister. Zij kunnen door andere ambtenaren of beambten bijgestaan worden.
  Het secretariaat bereidt de dagorde van de vergaderingen voor en stelt de notulen op.
  In samenwerking met de voorzitter van de Commissie, staat het in voor de werking van de Commissie en waakt erover dat de termijnen die haar toebedeeld werden krachtens dit besluit voor het behandelen van aanvragen tot registratie alsook de procedure beschreven in dit besluit, nageleefd worden.
  § 9. De leden van de Commissie worden bijgestaan door experten verbonden aan het secretariaat, interne experten genoemd, die in de hun aangewezen disciplines de beoordeling van de dossiers voorbereiden.
  De experten nemen met raadgevende stem deel aan de werkzaamheden van de Commissie indien ze daartoe opgeroepen worden.
  Ze zijn onderworpen aan het naleven van dezelfde verplichtingen als de leden onder de voorwaarden bepaald in § 6.
  § 10. Op voorstel van de commissie kan de Minister of zijn afgevaardigde de uitvoering van tijdelijke opdrachten of rapporten toevertrouwen aan consultanten, externe experten genoemd, die gekozen worden in functie van hun kwalificatie in het te behandelen onderwerp.
  De experten nemen met raadgevende stem deel aan de werkzaamheden van de Commissie indien ze daartoe opgeroepen worden.
  Ze zijn onderworpen aan het naleven van dezelfde verplichtingen als de leden onder de voorwaarden bepaald in § 6.
  § 11. De Commissie stelt een huishoudelijk reglement op, dat aan de goedkeuring van de Minister wordt onderworpen.
  § 12. De leden van de Commissie, waarop het statuut van het rijkspersoneel niet toepasselijk is, hebben recht op :
  1. terugbetaling van de reiskosten, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965, houdende algemene regeling inzake reiskosten;
  2. vergoeding van verblijfkosten, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1964, tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries;
  3. presentiegeld, overeenkomstig het besluit van de Regent van 15 juli 1946 dat het bedrag van de presentiegelden en de kosten bepaalt welke uitgekeerd worden aan de leden van de Vaste Commissies die van het departement van Volksgezondheid en van het Gezin afhangen.
  Voor de toepassing van de bepalingen onder 1 en 2, worden die personen gelijkgesteld met de ambtenaren van rang 15 tot 17.
  De personen waarvan sprake in § 10 kunnen, op vertoon van honorariumstaten, worden vergoed voor het werk en de rapporten die hun door de Commissie zijn opgedragen.
  Die honorariumstaten moeten door de Minister of door zijn afgevaardigde worden goedgekeurd.
Art. 28ter. <AR 2002-06-19/37, art. 18, 028; En vigueur : 19-07-2002> § 1er. La Commission des médicaments homéopathiques est composée de seize membres effectifs et de seize membres suppléants nommés par Nous. Les membres désignent parmi eux un président et un vice-président.
  § 2. Les membres de la Commission des médicaments homéopathiques sont choisis en raison de leur qualification, notamment dans les disciplines suivantes :
  - toxicologie;
  - médecine homéopathique;
  - analyse des médicaments;
  - pharmacognosie;
  - microbiologie.
  § 3. En outre, sont membres de droit avec voix consultative :
  - le Conseiller général de l'Inspection générale de la Pharmacie ou son délégué;
  - le Directeur de l'Institut scientifique - Santé publique - Louis Pasteur ou son délégué;
  - le Président de la Commission de la Pharmacopée ou son délégue;
  Sont également membres de droit avec voix consultative pour l'évaluation des demandes d'enregistrement de médicaments homéopathiques à usage vétérinaire :
  - l'administrateur délégué de l'Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire ou son délégué;
  - deux membres de la chambre pour les médicaments à usage vétérinaire ou du secrétariat de cette chambre.
  § 4. La Commission délibère valablement lorsqu'elle réunit au moins la moitié des membres ayant voix délibérative.
  Les avis sont émis à la majorité des voix des membres présents ayant voix délibérative.
  En cas de parité des voix, la voix du président est prépondérante.
  § 5. Les mandats ont une durée de six ans, il sont renouvelables.
  Le membre qui assiste à moins de la moitié des séances par année est privé de son mandat.
  Le mandat prend fin quand le membre est âgé de soixante huit ans révolus.
  La personne nommée en remplacement d'un membre achève le mandat de celui qu'elle replace.
  § 6. Chaque membre de la Commission s'engage à :
  - traiter confidentiellement tout renseignement dont il prendrait connaissance à l'occasion de sa mission;
  - respecter les modalités et les délais déterminés pour la présentation des rapports;
  - assister aux réunions auxquelles il est convoqué.
  § 7. En cas de nécessité, des groupes de travail sont constitués par la Commission.
  § 8. Le secrétariat de la Commission est placé sous la direction de l'Inspecteur général de L'Inspection générale de la Pharmacie. Il est assure par des fonctionnaires pharmaciens, désignés par le Ministre. Ils peuvent être assistés d'autres fonctionnaires ou agents.
  Le secrétariat prépare l'ordre du jour des réunions et en rédige les procès-verbaux.
  En collaboration avec le président de la Commission il assure le fonctionnement de la Commission et veille au respect des délais qui lui sont impartis en vertu du présent arrêté pour le traitement des demandes d'enregistrement ainsi que au respect de la procédure décrite au présent arrêté.
  § 9. Les membres de la Commission sont assistés par des experts associés au secrétariat, dénommés experts internes, lesquels préparent le jugement des dossiers dans les disciplines qui leur sont attribuées.
  Les experts participent aux travaux de la Commission, avec voix consultative, lorsqu'ils y sont appelés.
  Ils sont soumis au respect des mêmes engagements que les membres, dans les conditions prevues au § 6.
  § 10. Sur proposition de la Commission, le Ministre ou son délégué peut confier la réalisation de travaux temporaires ou de rapports à des consultants, dénommés experts externes, choisis en raison de leur qualification dans la matière à traiter.
  Les experts participent aux travaux de la Commission, avec voix consultative, lorsqu'ils y sont appelés.
  Ils sont soumis au respect des mêmes engagements que les membres, dans les conditions prévues au § 6.
  § 11. La Commission établit un règlement d'ordre intérieur; celui-ci est soumis à l'approbation du Ministre.
  § 12. Les membres de la Commission, non soumis au statut des agents de l'Etat ont droit :
  1. au remboursement des frais de parcours aux conditions visées par l'arrêté royal du 18 janvier 1965 portant réglementation générale en matière de frais de parcours;
  2. à une indemnité de séjour aux conditions de l'arrêté royal du 24 décembre 1964 fixant les indemnités pour frais de séjour des membres du personnel des ministères;
  3. à un jeton de présence, conformément à l'arrêté du Régent du 15 juillet 1946 fixant le montant des jetons de présence et les frais alloues aux membres des Commissions permanentes ressortissant au département de la Santé publique et de la Famille.
  Pour l'application des dispositions visées sous 1 et 2, ces personnes sont assimilées aux fonctionnaires des rangs 15 à 17.
  Les personnes visées au § 10 peuvent être indemnisées, sur présentation d'états d'honoraires, pour les travaux et rapports dont la charge leur aurait été confiée par la Commission.
  Le Ministre ou son delégué approuve ces états d'honoraires.
Art. 28quater. <KB 1999-06-23/41, art. 12, 024; Inwerkingtreding : 03-09-1999> Voor de geneesmiddelen geregistreerd volgens de procedure bedoeld in artikel 28bis, § 2, heeft het niet-respecteren van de voorwaarden voorzien in deze paragraaf van rechtswege de schrapping van de registratie tot gevolg.
Art. 28quater. <AR 1999-06-23/41, art. 12, 024; En vigueur : 03-09-1999> Pour les médicaments enregistrés selon la procédure visée à l'article 28bis, § 2, le non-respect des conditions prévues dans ce paragraphe, entraîne de plein droit la radiation de l'enregistrement.
HOOFDSTUK IV. _ Bijzondere bijkomende bepalingen voor uit menselijk bloed of plasma bereide geneesmiddelen.
CHAPITRE IV. - Dispositions complémentaires particulières aux médicaments dérivés du sang ou du plasma humains.
Art. 28quinquies. <KB 1996-04-19/31, art. 3, 020; Inwerkingtreding : 05-06-1996> § 1. Bij elke registratieaanvraag betreffende een uit menselijk bloed of plasma bereid geneesmiddel dienen volgende documenten te worden gevoegd :
  1° de beschrijving van de genomen maatregelen opdat het bloed of plasma dat gebruikt wordt bij de vervaardiging van het geneesmiddel geen overdracht van besmettelijke ziekten zou kunnen verwekken, inzonderheid de gegevens betreffende de herkomst van het bloed of plasma alsook de genomen maatregelen ter selektie en controle van de donors;
  2° de beschrijving van de gebruikte methode ter beperking of uitschakeling van ziekteverwekkende virussen die door het uit menselijk bloed of plasma bereide geneesmiddel kunnen worden overgebracht;
  3° de beschrijving van de deugdelijk gevalideerde fabricage- en zuiveringsprocessen die worden toegepast bij de vervaardiging van het geneesmiddel.
  Zij dienen continu de conformiteit van de partijen te waarborgen en voor zover dit op grond van de techniek mogelijk is, de afwezigheid van specifieke virale besmettingen te waarborgen.
  § 2. De donors en centra voor afname van menselijk bloed en plasma gebruikt bij de vervaardiging van het geneesmiddel, moeten steeds duidelijk te identificeren zijn, bijvoorbeeld bij middel van een code.
  De naam van de donor mag niet worden gebruikt.
  § 3. De kwantitatieve gegevens van deze geneesmiddelen dienen uitgedrukt te worden in massa, internationale eenheden of eenheden met een biologische werking, naargelang van hetgeen op het betreffende produkt van toepassing is.
  Voor de toepassing van dit besluit heeft de uitdrukking "kwalitatieve en kwantitatieve gegevens van de bestanddelen" betrekking op gegevens met betrekking tot de biologische werking en de uitdrukking "kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling" op de samenstelling van het produkt uitgedrukt in termen van biologische werking.
  § 4. In elk document dat in het kader van dit besluit wordt opgesteld en waarin de naam van een uit menselijk bloed of plasma bereid geneesmiddel wordt gebruikt, moet ten minste éénmaal de algemene of wetenschappelijke naam van de actieve bestanddelen worden vermeld, terwijl deze naam in de overige gevallen door een afkorting kan worden vervangen.
  (§ 5. In afwijking van paragrafen 1 tot en met 4, indien de registratieaanvraag een geneesmiddel betreft dat geniet van de afwijking voorzien in het koninklijk besluit van 19 april 1996 tot afwijking van de wet van 5 juli 1994 betreffende bloed en bloedderivaten van menselijke oorsprong, verschaft de aanvrager de nodige elementen om vast te stellen dat de wetgeving van het land waar het bloed of plasma afgenomen wordt, dat voor de fabricage van het geneesmiddel dient, garanties van kwaliteit en veiligheid biedt die gelijkwaardig zijn aan deze die de voornoemde wet verzekert wat het afnemen betreft.) <KB 1996-04-19/32, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 05-06-1996>
  (In dit geval, teneinde haar advies uit te brengen, gaat de Geneesmiddelencommissie na of de elementen van het registratiedossier en de inlichtingen bedoeld in het eerste lid de kwaliteit en de veiligheid van het geneesmiddel waarborgen.) <KB 2002-08-22/38, art. 1, 029; Inwerkingtreding : 17-09-2002>
  (De bepalingen van deze paragraaf zijn eveneens van toepassing op :
  - geneesmiddelen in de fabricage waarvan bloedderivaten van menselijke oorsprong gebruikt worden;
  - geneesmiddelen waaraan bloedderivaten van menselijke oorsprong worden toegevoegd.) <KB 1996-04-19/32, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 05-06-1996>
Art. 28quinquies. <AR 1996-04-19/31, art. 3, 020; En vigueur : 05-06-1996> § 1er. Toute demande d'enregistrement relative à un médicament dérivé du sang ou du plasma humains doit être accompagnée :
  1° de la description des mesures prises pour que le sang ou le plasma utilisé pour la fabrication du médicament ne puisse être à l'origine de la transmission de maladies infectieuses, notamment les informations relatives à l'origine du sang ou du plasma et aux mesures prises en matière de sélection et de contrôle des donneurs;
  2° de la description de la méthode utilisée pour réduire ou éliminer les virus pathogènes susceptibles d'être transmis par le médicament dérivé du sang ou du plasma humains;
  3° de la description des procédés dûment validés de fabrication et de purification qui sont utilisés pour la préparation du médicament.
  Ils doivent permettre d'assurer de façon continue la conformité des lots et de garantir, dans la mesure où l'état de la technique le permet, l'absence de contamination virale spécifique.
  § 2. Les donneurs et les centres de prélèvement du sang et du plasma humains utilisés dans la fabrication du médicament doivent toujours être clairement identifiables, par exemple au moyen d'un code.
  Le nom du donneur ne peut être utilisé.
  § 3. La description quantitative de ces médicaments doit être exprimée en masse, en unités internationales ou en unités d'activité biologique, et ce en fonction du produit concerné.
  Pour l'application du présent arrêté, l'expression "description qualitative et quantitative des composants" désigne la description relative à l'activité biologique, et l'expression "composition qualitative et quantitative" désigne la composition du produit exprimée en termes d'activité biologique.
  § 4. Dans tout document établi en vertu du présent arrêté et où figure la dénomination d'un médicament dérivé du sang ou du plasma humains, la dénomination commune ou scientifique des composants actifs doit être indiquée au moins une fois ; elle peut être abrégée dans les autres mentions.
  (§ 5. Par dérogation aux paragraphes 1er à 4 inclu, lorsque la demande d'enregistrement concerne un médicament bénéficiant de la dérogation prévue par l'arrêté royal du 19 avril 1996 portant dérogation aux dispositions de la loi du 5 juillet 1994 relative au sang et aux dérivés du sang d'origine humaine , le demandeur fournit les éléments nécessaires pour établir que la législation du pays où est prélevé le sang ou le plasma servant à la fabrication du médicament, offre des garanties de qualité et de sécurité équivalentes à celles qu'assure la loi précitée en ce qui concerne le prélèvement.) <AR 1996-04-19/32, art. 1, 020; En vigueur : 05-06-1996>
  (Dans ce cas, pour émettre son avis, la Commission des médicaments vérifie si les éléments du dossier d'enregistrement et les informations visés à l'alinéa 1 garantissent la qualité et la sécurité du médicament.) <AR 2002-08-22/38, art. 1, 029; En vigueur : 17-09-2002>
  (Les dispositions du présent paragraphe s'appliquent également :
  - aux médicaments dans la fabrication desquels sont intervenus des dérivés du sang humain ;
  - aux medicaments auxquels sont ajoutés des dérivés du sang humain.) <AR 1996-04-19/32, art. 1, 020; En vigueur : 05-06-1996>
TITEL IIbis. - GENEESMIDDELENBEWAKING.
TITRE IIbis. - PHARMACOVIGILANCE.
Art. 28sexies. <KB 2002-03-12/33, art. 14, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002> § 1. Het " Belgisch Centrum voor Geneesmiddelenbewaking voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik ", ingesteld bij de Algemene Farmaceutische Inspectie, hierna BCGH genoemd, staat in voor de verzameling van voor het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk gebruik nuttige gegevens, met name over hun bijwerkingen van deze geneesmiddelen bij de mens en voor de wetenschappelijke beoordeling van deze gegevens.
  De verzamelde gegevens worden gerelateerd aan de beschikbare gegevens over de geneesmiddelenconsumptie.
  Het BCGH houdt bij de uitvoering van haar taken tevens rekening met alle beschikbare informatie over verkeerd gebruik en misbruik van geneesmiddelen die gevolgen kan hebben voor de beoordeling van hun baten en risico's.
  § 2. De registratiehouder wordt voortdurend en zonder onderbreking bijgestaan door een terzake gekwalificeerde, voor de geneesmiddelenbewaking verantwoordelijke persoon.
  Deze laatste is belast met :
  a) de totstandbrenging en het beheer van een systeem dat waarborgt dat gegevens over alle vermoedelijke bijwerkingen die aan het personeel van de onderneming die de houder van de registratie is en aan de artsenbezoekers worden gemeld, zodanig worden verzameld en geordend dat zij op ten minste één plaats in de Gemeenschap toegankelijk zijn;
  b) de voorbereiding van de in § 4, zesde lid genoemde verslagen voor het BCGH in de vorm die door de Minister wordt voorgeschreven, overeenkomstig de in § 6 bedoelde richtsnoeren;
  c) de taak ervoor te zorgen dat aan elk verzoek van het BCGH om verstrekking van voor de beoordeling van de aan een geneesmiddel verbonden baten en risico's benodigde aanvullende gegevens, snel en volledig wordt voldaan, met inbegrip van gegevens over het afzetvolume van of het aantal voorschriften voor het betrokken geneesmiddel;
  d) de verstrekking aan het BCGH van alle andere informatie die relevant is voor de beoordeling van de baten en risico's van een geneesmiddel, met inbegrip van relevante informatie over veiligheidsonderzoek na toelating.
  § 3. De voor de geneesmiddelenbewaking inzake geneesmiddelen voor menselijk gebruik verantwoordelijke persoon dient te zijn ingeschreven op een lijst die is opgesteld en die wordt bijgehouden door de Minister.
  Enkel de personen die in het bezit zijn van het wettelijk diploma van hetzij apotheker, hetzij doctor in de genees -, heel - en verloskunde, hetzij arts, die behaald werden overeenkomstig de wetgeving op het toekennen van academische graden en het programma van de universitaire examens of die er wettelijk zijn van vrijgesteld, kunnen erkend worden als verantwoordelijke voor de geneesmiddelenbewaking inzake geneesmiddelen voor menselijk gebruik.
  De onderdanen van een andere Lidstaat van de Europese Unie of van een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte die houder zijn van een gelijkwaardig diploma kunnen eveneens worden erkend.
  Zij dienen het bewijs te leveren een ervaring van minimum één jaar te bezitten op het gebied van de geneesmiddelenbewaking door het voorleggen van een getuigschrift met de beschrijving van de vervulde taken.
  Het getuigschrift wordt afgeleverd door de persoon of de instelling bij wie deze ervaring werd opgedaan.
  De juistheid van dit getuigschrift kan door ambtenaren van de Algemene Farmaceutische Inspectie nagegaan worden.
  De functie van verantwoordelijke inzake geneesmiddelenbewaking is onverenigbaar met deze van beheerder van een farmaceutische onderneming.
  De aanvraag tot inschrijving op de lijst van de verantwoordelijken inzake geneesmiddelenbewaking wordt aan de Minister gericht, vergezeld van de vereiste bewijsstukken.
  De lijst van de gedurende het jaar ingeschreven personen en hun kwalificatie wordt elk jaar in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  § 4. De registratiehouder is verplicht alle vermoedelijke bijwerkingen die zich in de Gemeenschap of in een derde land voordoen gedetailleerd te registreren.
  De registratiehouder is verplicht alle vermoedelijke ernstige bijwerkingen waarvan hij door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg in kennis wordt gesteld, te registreren en deze onmiddellijk en uiterlijk binnen 15 kalenderdagen na ontvangst van de informatie te melden aan het BCGH indien het voorval zich heeft voorgedaan in België.
  De registratiehouder is verplicht alle andere vermoedelijke ernstige bijwerkingen die overeenkomstig de in § 6 bedoelde richtsnoeren aan de rapportagecriteria voldoen en waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij daarvan op de hoogte is, te registreren en deze onmiddellijk en uiterlijk binnen 15 kalenderdagen na ontvangst van de informatie te melden aan het BCGH indien het voorval zich heeft voorgedaan in België.
  De registratiehouder zorgt ervoor dat alle vermoedelijke ernstige onverwachte bijwerkingen die zich op het grondgebied van een derde land voordoen en waarvan hij door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg in kennis wordt gesteld, onmiddellijk en uiterlijk binnen 15 kalenderdagen na ontvangst van de informatie overeenkomstig de in § 6 bedoelde richtsnoeren worden gemeld, zodat deze informatie beschikbaar is voor het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling en het BCGH indien het geneesmiddel in België is geregistreerd.
  Wanneer het gaat om geneesmiddelen waarvoor de wederzijdse erkenningsprocedure, bedoeld in artikel 6bis van dit besluit, van toepassing is, zorgt de registratiehouder er bovendien voor dat alle vermoedelijke ernstige bijwerkingen die zich in de Gemeenschap voordoen, worden gemeld in de vorm en met de frequentie die worden overeengekomen met de referentie - lidstaat of een bevoegde instantie die als referentie - lidstaat optreedt, en wel zodanig dat de informatie toegankelijk is voor de referentie - lidstaat.
  Tenzij als voorwaarde voor de verlening van de registratie of nadien in de in § 6 bedoelde richtsnoeren andere eisen zijn vastgesteld, worden meldingen van alle bijwerkingen in de vorm van een periodiek veiligheidsverslag bij het BCGH ingediend, hetzij onmiddellijk op verzoek, hetzij periodiek volgens het volgende schema : de eerste twee jaar na de registratie om de zes maanden, de volgende twee jaar om de twaalf maanden en bij de eerste hernieuwing. Daarna wordt het periodiek veiligheidsverslag tegelijk met de aanvraag voor hernieuwing van de vergunning om de vijf jaar ingediend. In het periodiek veiligheidsverslag wordt een wetenschappelijke beoordeling van de baten en risico's van het geneesmiddel opgenomen.
  Na de verlening van een registratie kan de registratiehouder, indien van toepassing, volgens de procedure van Verordening (EG) nr. 541/95 van de Commissie van 10 maart 1995 betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van een vergunning om een geneesmiddel in de handel te brengen die door een bevoegde Lidstaat is afgegeven, verzoeken de in het vorige lid bedoelde periodes te wijzigen. Indien deze Verordening niet van toepassing is, kan de registratiehouder verzoeken de in het vorige lid bedoelde periodes te wijzigen overeenkomstig artikel 11 van dit besluit.
  § 5. Het BCGH geeft de meldingen van vermoedelijke ernstige bijwerkingen onmiddellijk en uiterlijk binnen de 15 kalenderdagen na de melding ter kennis van het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling en de andere Lidstaten door inbrenging van deze gegevens in het netwerk voor gegevensverwerking.
  Dit netwerk voor gegevensverwerking, opgezet binnen het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling, strekt ertoe de informatie over geneesmiddelenbewaking betreffende de in de Gemeenschap in de handel gebrachte geneesmiddelen beschikbaar te maken aan alle bevoegde instanties voor geneesmiddelenbewaking in de Gemeenschap.
  Het BCGH geeft de meldingen van vermoedelijke ernstige bijwerkingen die zich in België hebben voorgedaan en die haar zijn gemeld door beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg onmiddellijk en uiterlijk binnen de 15 kalenderdagen na de melding ter kennis van de registratiehouder.
  § 6. De verzameling, de verifiëring en de presentatie van de verslagen over bijwerkingen, alsook de elektronische uitwisseling van informatie inzake geneesmiddelenbewaking gebeurt overeenkomstig richtsnoeren die worden opgesteld en bekendgemaakt door de Commissie in volume 9 van de " Voorschriften inzake geneesmiddelen in de Europese Unie " en de aanpassingen daarvan.
  Voor de interpretatie van de in artikel 1, § 3, 11°) en 13°) gegeven definities dient rekening gehouden te worden met deze richtsnoeren.
  § 7. Indien de Minister op grond van de beoordeling van gegevens over geneesmiddelenbewaking van oordeel is dat de registratie overeenkomstig de in § 6 bedoelde richtsnoeren dient te worden geschorst, ingetrokken of gewijzigd, stelt hij het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling, de andere Lidstaten en de registratiehouder hiervan onmiddellijk in kennis.
  In noodgevallen kan de Minister de registratie van een geneesmiddel schorsen, mits het Europees Bureau, de Commissie en de andere Lidstaten daarvan uiterlijk op de volgende werkdag in kennis worden gesteld.
Art. 28sexies. <AR 2002-03-12/33, art. 14, 027; En vigueur : 24-03-2002> § 1er. Le " Centre belge de Pharmacovigilance pour les médicaments à usage humain ", institué auprès de l'Inspection générale de la Pharmacie, ci - après dénommé CBPH, est charge de recueillir des informations utiles pour la surveillance des médicaments à usage humain, notamment leurs effets indésirables chez l'homme et d'évaluer scientifiquement ces informations.
  Les informations recueillies sont mises en rapport avec les données disponibles sur la consommation des médicaments.
  Le CBPH tient, lors de l'exécution de ces tâches, également compte de toute information sur les cas de mauvais usage et d'abus de médicaments pouvant avoir une incidence sur l'évaluation de leurs risques et de leurs bénéfices.
  § 2. Le titulaire de l'enregistrement doit avoir de façon permanente et continue à sa disposition une personne possédant les qualifications appropriées en matière de pharmacovigilance.
  Cette personne qualifiée est chargée de :
  a) l'établissement et de la gestion d'un système qui garantit que les informations relatives à tous les effets indésirables présumés signalés au personnel de l'entreprise titulaire de l'enregistrement et aux visiteurs médicaux sont rassemblées et traitées de manière à être accessibles au minimum en un endroit précis dans la Communauté;
  b) la préparation pour le CBPH des rapports visés au § 4, alinéa 6 dans la forme exigée par le Ministre, conformément aux lignes directrices visées au § 6;
  c) garantir que toute demande provenant du CBPH visant à obtenir des informations complémentaires nécessaires pour l'évaluation des risques et des bénéfices que présente un medicament, trouve une réponse complète et rapide, y compris en ce qui concerne le volume de vente ou de prescription pour le médicament concerné;
  d) fournir au CBPH toute autre information présentant un intérêt pour l'évaluation des risques et des bénéfices que présente un médicament, notamment les informations relatives aux études de sécurité post-autorisation.
  § 3. La personne qualifiée en matière de pharmacovigilance pour les médicaments à usage humain doit être inscrite sur une liste dressée en tenue à jour par le Ministre.
  Seuls les titulaires du diplôme légal, soit de pharmacien, soit de docteur en médecine, chirurgie et accouchements, soit de médecin, obtenu conformément à la législation sur la collation des grades academiques et au programme des examens universitaires ou qui en sont légalement dispensés, peuvent être agrées comme responsable en matière de pharmacovigilance pour les médicaments à usage humain.
  Les ressortissants d'un autre Etat membre de l'Union Européenne ou d'un autre Etat qui est partie à l'Accord sur l'Espace Economique Européen qui sont titulaires d'un diplôme équivalent peuvent également être agrées.
  Elles doivent justifier d'une expérience d'au moins un an dans le domaine de la pharmacovigilance par la présentation d'une attestation descriptive des tâches accomplies.
  L'attestation est délivrée par la personne ou l'établissement auprès desquels cette expérience a été acquise.
  Les fonctionnaires de l'Inspection générale de la Pharmacie peuvent vérifier l'exactitude de cette attestation.
  La fonction de responsable en matière de pharmacovigilance est incompatible avec celle de gestionnaire d'une entreprise pharmaceutique.
  La demande d'inscription sur la liste des responsables en matière de pharmacovigilance est adressée au Ministre accompagnée des justificatifs requis.
  La liste des personnes inscrites dans l'année et leur qualification est publiée chaque année au Moniteur belge.
  § 4. Le titulaire de l'enregistrement est tenu de conserver des rapports détaillés de tous les effets indésirables présumés survenus à l'intérieur de la Communauté ou dans un pays tiers.
  Le titulaire de l'enregistrement est tenu d'enregistrer toute présomption d'effet indésirable grave ayant été portée à son attention par un professionnel de la santé et de la notifier aussitôt au CBPH si l'incident s'est produit en Belgique, et en tout cas au plus tard dans les quinze jours calendrier suivant sa communication.
  Le titulaire de l'enregistrement est tenu d'enregistrer tous les autres effets indésirables graves présumés qui répondent aux critères de notification, conformément aux lignes directrices visées au § 6, dont il est raisonnablement censé avoir connaissance, et de les notifier aussitôt au CBPH si l'incident s'est produit en Belgique, et en tout cas au plus tard dans les quinze jours calendrier suivant leur communication.
  Le titulaire de l'enregistrement doit assurer que tout effet indésirable grave et inattendu présumé, survenu sur le territoire d'un pays tiers et ayant été porté à son attention par un professionnel de la santé, est immédiatement notifié conformément aux lignes directrices visées au § 6, de sorte que l'Agence européenne pour l'évaluation des médicaments et le BCPH si le médicament est enregistré en Belgique en soient informées, au plus tard dans les quinze jours calendrier suivant sa communication.
  Dans le cas des médicaments pour lesquels la procédure de reconnaissance mutuelle au sens de l'article 6bis du présent arrêté est d'application, le titulaire de l'enregistrement doit également garantir que tous les effets indésirables graves présumés, survenus dans la Communauté, soient notifiés dans un format et avec une périodicité à convenir avec l'Etat membre de référence ou une autorité compétente agissant en qualité d'Etat membre de référence, de manière à être accessibles pour l'Etat membre de référence.
  A moins que d'autres exigences n'aient été imposées comme conditions lors de l'octroi de l'enregistrement ou par la suite, conformément aux lignes directrices définies au § 6, les notifications de tout effet indésirable sont soumises au CBPH sous la forme d'un rapport périodique actualisé relatif à la sécurité, soit immédiatement sur demande, soit à intervalles réguliers avec la périodicité suivante : tous les six mois durant les deux premières années suivant l'enregistrement annuellement pendant les deux années suivantes et une fois au moment du premier renouvellement. Ensuite, les rapports périodiques actualisés relatifs à la sécurité sont soumis à intervalle de cinq ans, en même temps que la demande de renouvellement de l'autorisation. Les rapports périodiques actualisés relatifs à la sécurité sont accompagnés d'une évaluation scientifique des bénéfices et des risques que presente le médicament.
  Après avoir obtenu l'enregistrement, le titulaire de l'enregistrement peut demander une modification de la périodicité visée à l'alinéa précédent conformément à la procédure fixée par le Règlement (CE) n° 541/95 de la Commission du 10 mars 1995 concernant l'examen des modifications des termes d'une autorisation de mise sur le marché d'un médicament délivrée par l'autorité compétente d'un Etat membre, s'il est applicable. Si ce Règlement n'est pas d'application, le titulaire de l'enregistrement peut demander la modification de la periodicité visée à l'alinéa précédent conformément à l'article 11 du présent arrêté.
  § 5. Le CBPH communique les notifications d'effets indésirables graves présumés immédiatement et au plus tard dans les quinze jours calendrier suivant leur notification à l'Agence européenne pour l'évaluation des médicaments et aux autres Etats membres en introduisant ces données dans le réseau informatique.
  Ce réseau informatique, mis en place à l'Agence européenne pour l'évaluation des médicaments, visé à mettre à disposition de toutes les autorités compétentes en matière de pharmacovigilance dans la Communauté les informations sur la pharmacovigilance concernant les médicaments commercialisés dans la Communauté.
  Le CBPH communique les notifications d'effets indésirables graves présumés survenus en Belgique et qui lui ont été transmises par des professionnels de la santé immédiatement et au plus tard dans les quinze jours calendrier suivant leur notification au titulaire de l'enregistrement.
  § 6. La collecte, la vérification et la présentation des rapports sur les effets indésirables, ainsi que l'échange électronique d'informations sur la pharmacovigilance se conforme aux lignes directrices qui sont établies et publiées par la Commission dans le volume 9 de " La réglementation des médicaments dans la Communauté européenne " et ses adaptations.
  Pour l'interprétation des définitions figurant à l'article 1er, § 3, 11°) et 13°) il doit être tenu compte de ces lignes directrices.
  § 7. Quand, à la suite de l'évaluation de données de pharmacovigilance, le Ministre considère qu'il faut surprendre, retirer ou modifier l'enregistrement conformément aux lignes directives visées au § 6, il en informe immédiatement l'Agence européenne pour l'évaluation des médicaments, les autres Etats membres et le titulaire de l'enregistrement.
  En cas d'urgence, le Ministre peut suspendre l'enregistrement d'un médicament, à condition que l'Agence européenne, la Commission et les autres Etats membres en soient informés au plus tard le premier jour ouvrable suivant.
Art. 28septies. <KB 2002-03-12/33, art. 15, 027; Inwerkingtreding : 24-03-2002> § 1. Het " Belgisch Centrum voor Geneesmiddelenbewaking van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik " ingesteld bij de Algemene Farmaceutische Inspectie, hierna genoemd BCGV, staat in voor de verzameling van informatie die nuttig is voor het toezicht op geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, met name over bijwerkingen bij dieren en bij mensen bij het gebruik van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik en voor de wetenschappelijke beoordeling van deze informatie.
  Deze informatie wordt gecombineerd met de beschikbare gegevens over de verkoop en het voorschrijven van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik.
  Het BCGV houdt ook rekening met alle beschikbare informatie over een lagere werkzaamheid dan te verwachten is, over gebruik " buiten SKP ", onderzoek naar de juistheid van de wachttijd en potentiële milieuproblemen ten gevolge van het gebruik van het geneesmiddel, geïnterpreteerd overeenkomstig de in § 6 bedoelde richtsnoeren, die gevolgen kan hebben voor de beoordeling van de baten en risico's.
  § 2. De registratiehouder wordt voortdurend en zonder onderbreking bijgestaan door een terzake gekwalificeerde, voor de geneesmiddelenbewaking verantwoordelijke persoon die belast is met de taken bedoeld in artikel 28sexies, § 2.
  § 3. De voor de geneesmiddelenbewaking inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik verantwoordelijke persoon dient te zijn ingeschreven op een lijst die is opgesteld en die wordt bijgehouden door de Minister.
  Enkel de personen die in het bezit van het wettelijk diploma van hetzij apotheker, hetzij dokter in de diergeneeskunde, hetzij dierenarts, die behaald werden overeenkomstig de wetgeving op het toekennen van academische graden en het programma van de universitaire examens of die er wettelijk zijn van vrijgesteld, kunnen erkend worden als verantwoordelijke voor de geneesmiddelenbewaking voor diergeneeskundig gebruik.
  De onderdanen van een andere Lidstaat van de Europese Unie of van een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte die houder zijn van een gelijkwaardig diploma kunnen eveneens worden erkend.
  De voorwaarden en modaliteiten tot inschrijving op de lijst van verantwoordelijken inzake geneesmiddelenbewaking voorzien in artikel 28sexies, § 3 zijn van toepassing.
  § 4. De registratiehouder van een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik is verplicht alle vermoedelijke bijwerkingen die zich in de Gemeenschap of in een derde land voordoen gedetailleerd te registreren.
  De registratiehouder is verplicht alle vermoedelijke ernstige bijwerkingen bij de mens in verband met het gebruik van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij daarvan op de hoogte is of waarvan hij in kennis wordt gesteld, te registreren en deze onmiddellijk en uiterlijk binnen 15 kalenderdagen na ontvangst van de informatie te melden aan het BCGV indien het voorval zich heeft voorgedaan in België.
  De registratiehouder zorgt ervoor dat alle vermoedelijke ernstige en onverwachte bijwerkingen en bijwerkingen bij de mens die zich op het grondgebied van een derde land voordoen, onmiddellijk en uiterlijk binnen 15 kalenderdagen na ontvangst van de informatie overeenkomstig de in § 6 bedoelde richtsnoeren worden gemeld, zodat deze informatie beschikbaar is voor het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling en het BCGV indien het geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik in België is geregistreerd.
  Wanneer het gaat om geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik waarvoor de wederzijdse erkenningsprocedure, bedoeld in artikel 6bis van dit besluit, van toepassing is, zorgt de registratiehouder er bovendien voor dat alle vermoedelijke ernstige bijwerkingen en bijwerkingen bij de mens die zich in de Gemeenschap voordoen, worden gemeld in de vorm en met de frequentie die worden overeengekomen met de referentie - lidstaat of een bevoegde instantie die als referentie - lidstaat is aangewezen, en wel zodanig dat de informatie toegankelijk is voor de referentie - lidstaat.
  Tenzij als voorwaarde voor de verlening van de registratie andere eisen zijn vastgesteld, worden meldingen van alle bijwerkingen in de vorm van een periodiek veiligheidsverslag bij het BCGV ingediend, hetzij onmiddellijk op verzoek, hetzij periodiek volgens het volgende schema : de eerste twee jaar na de registratie om de zes maanden, de volgende twee jaar om de twaalf maanden en bij de eerste verlenging. Daarna wordt het periodiek veiligheidsverslag tegelijk met de aanvraag voor verlenging van de registratie om de vijf jaar ingediend. In de periodieke veiligheidsverslagen wordt een wetenschappelijke beoordeling van de baten en risico's van het geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik opgenomen.
  Na de verlening van een registratie kan de registratiehouder, indien van toepassing, volgens de procedure bepaald in Verordening (EG) nr. 541/95 van de Commissie van 10 maart 1995 betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van een vergunning om een geneesmiddel in de handel te brengen die door een bevoegde Lidstaat is afgegeven, verzoeken de in het vorige lid bedoelde periodes te wijzigen. Indien deze Verordening niet van toepassing is, kan de registratiehouder verzoeken de in het vorige lid bedoelde periodes te wijzigen overeenkomstig artikel 11 van dit besluit.
  § 5. Het BCGV geeft de meldingen van vermoedelijke ernstige bijwerkingen en bijwerkingen bij de mens die zich in Belgie hebben voorgedaan, overeenkomstig de in § 6 bedoelde richtsnoeren onmiddellijk en uiterlijk binnen de 15 kalenderdagen na de kennisgeving ter kennis van het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling en de andere Lidstaten door inbrenging in het netwerk voor gegevensverwerking bedoeld in artikel 28sexies, § 5, eerste en tweede lid.
  Het BCGV geeft de meldingen van vermoedelijke ernstige bijwerkingen en bijwerkingen bij de mens die zich in België hebben voorgedaan onmiddellijk en uiterlijk binnen de 15 kalenderdagen na de kennisgeving ter kennis van de registratiehouder.
  § 6. De verzameling, de verifiëring en de presentatie van de verslagen over bijwerkingen alsook de elektronische uitwisseling van informatie over diergeneeskundige geneesmiddelenbewaking gebeurt overeenkomstig richtsnoeren die worden opgesteld en bekendgemaakt door de Commissie in volume 9 van de " Voorschriften inzake geneesmiddelen in de Europese Unie " en de aanpassingen daarvan.
  Voor de interpretatie van de in artikel 1, § 3, 12°) en 14°) gegeven definities dient rekening gehouden te worden met deze richtsnoeren.
  § 7. Indien de Minister op grond van de beoordeling van gegevens over diergeneeskundige geneesmiddelenbewaking van mening is dat een registratie dient te worden geschorst, ingetrokken of gewijzigd teneinde de indicaties of de beschikbaarheid te beperken, de dosering te wijzigen, een contra - indicatie toe te voegen of een nieuwe voorzorgsmaatregel toe te voegen, stelt hij het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling, de andere lidstaten en de houder van de registratie hiervan onmiddellijk in kennis.
  In noodgevallen kan de Minister de registratie van een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik schorsen, mits het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling, de Commissie en de andere lidstaten daarvan uiterlijk op de volgende werkdag in kennis worden gesteld.
Art. 28septies. <AR 2002-03-12/33, art. 15, 027; En vigueur : 24-03-2002> § 1er. Le " Centre belge de Pharmacovigilance pour les médicaments à usage vétérinaire ", institué auprès de l'Inspection générale de la Pharmacie, ci - après dénommé CBPV, est chargé de recueillir des informations utiles pour la surveillance des médicaments vétérinaires, notamment leurs effets indésirables sur les animaux et les êtres humains et d'évaluer scientifiquement ces informations.
  Ces informations sont mises en rapport avec les données disponibles concernant la vente et la prescription des médicaments vétérinaires.
  Le CBPV prend également en compte toutes les informations disponibles sur l'efficacité insuffisante des médicaments vétérinaires par rapport à l'efficacité prévue, sur leur utilisation " hors RCP ", sur les études menées pour déterminer la validité du temps d'attente et les risques éventuels pour l'environnement, du fait de l'utilisation du médicament, interprétées conformément aux lignes directrices de la Commission visées au § 6, dans la mesure où elles peuvent avoir une incidence sur l'évaluation de leurs risques et de leurs bénéfices.
  § 2. Le titulaire de l'enregistrement doit avoir de façon permanente et continue à sa disposition une personne possédant les qualifications appropriées en matière de pharmacovigilance, qui est chargée des tâches visées à l'article 28sexies, § 2.
  § 3. La personne qualifiée en matière de pharmacovigilance pour les médicaments à usage vétérinaire doit être inscrit sur une liste dressée et tenue à jour par le Ministre.
  Seuls les titulaires du diplôme légal, soit de pharmacien, soit de docteur en médecine vétérinaire, soit de vétérinaire, obtenu conformément à la législation sur la collation des grades académiques et au programme des examens universitaires ou qui en sont légalement dispensés, peuvent être agrées comme responsable en matière de pharmacovigilance pour les médicaments à usage vétérinaire.
  Les ressortissants d'un autre Etat membre de l'Union européenne ou d'un autre Etat qui est partie à l'Accord sur l'Espace Economique Européen qui sont titulaire d'un diplôme équivalent peuvent également être agrées.
  Les conditions et modalités pour l'inscription sur la liste des responsables en matière de pharmacovigilance figurant à l'article 28sexies, § 3 sont d'application.
  § 4. Le titulaire de l'enregistrement est tenu de conserver des rapports détaillés de tous les effets indésirables présumés survenus à l'intérieur de la Communauté ou dans un pays tiers.
  Le titulaire de l'enregistrement est tenu d'enregistrer toute présomption d'effet indésirable grave et d'effet indésirable sur l'être humain ayant accompagné l'utilisation de médicaments vétérinaires, dont il est raisonnablement censé avoir connaissance ou qui a été portée à son attention, et de la notifier aussitôt au CBPV si l'incident s'est produit en Belgique et en tous cas au plus tard dans les quinze jours calendrier suivant sa communication.
  Le titulaire de l'enregistrement doit assurer que tout effet indésirable grave et inattendu presumé et tout effet indésirable présumé sur l'être humain, survenus sur le territoire d'un pays tiers, sont immédiatement notifiés conformément aux lignes directrices visées au § 6 de sorte que l'Agence européenne pour l'évaluation des médicaments et au CBPV si le médicament vétérinaire est enregistré en Belgique en soient informées, et en tous cas au plus tard dans les quinze jours calendrier suivant sa communication.
  Dans le cas des médicament vétérinaires pour lesquels la procédure de reconnaissance mutuelle prévue par l'article 6 bis du présent arrêté est d'application, le titulaire de l'enregistrement doit également garantir que tous les effets indésirables graves présumés et les effets indésirables sur l'être humain survenus dans la Communauté soient notifiés dans un format et avec une périodicité à convenir avec l'Etat membre de référence ou une autorité compétente désignée comme Etat membre de référence, de manière à être accessibles pour l'Etat membre de référence.
  A moins que d'autres exigences n'aient été imposées comme conditions lors de l'octroi de l'enregistrement les notifications de tout effet indésirable sont soumises au CBPV sous la forme d'un rapport périodique actualisé relatif à la sécurité, soit immédiatement sur demande soit à intervalles réguliers avec la périodicité suivante : tous les six mois durant les deux premières années suivant l'autorisation annuellement pendant les deux années suivant l'autorisation, annuellement pendant les deux années suivantes et une fois au moment du premier renouvellement. Ensuite, les rapports périodiques actualisés relatifs à la sécurite sont soumis à intervalle de cinq ans, en même temps que la demande de renouvellement de l'enregistrement. Les rapports périodiques actualisés relatifs à la sécurité sont accompagnés d'une évaluation scientifique des bénéfices et des risques que presente le médicament à usage vétérinaire.
  Apres avoir obtenu l'enregistrement, le titulaire de l'enregistrement peut demander une modification de la périodicité visée dans l'alinéa précédent conformément à la procédure fixée par le Règlement (CE) n° 541/95 de la Commission du 10 mars 1995 concernant l'examen des modifications des termes d'une autorisation de mise sur le marché d'un médicament délivrée par l'autorité compétente d'un Etat membre, s'il est applicable. Si ce Règlement n'est pas d'application, le titulaire de l'enregistrement peut demander la modification de la périodicité visée à l'alinéa précedent conformément à l'article 11 du présent arrêté.
  § 5. Le CBPV communique les notifications d'effets indésirables graves présumés et d'effets indésirables graves présumés et d'effets indésirables présumés sur l'être humain conformément aux lignes directrices visées au § 6, survenus en Belgique, aussitôt et au plus tard dans les quinze jours calendrier suivant leur notification à l'Agence européenne pour l'évaluation des médicaments et aux autres Etats membres en introduisant ces données dans le réseau informatique visé à l'article 28sexies, § 5, alinéas 1er et 2.
  Le CBPV communique les notifications d'effets indésirables graves présumés et d'effets indésirables sur l'être humain survenus en Belgique aussitôt et au plus tard dans les quinze jours civils suivant leur notification au titulaire de l'enregistrement.
  § 6. La collecte, la verification et la présentation des rapports sur les effets indésirables ainsi que l'échange electronique d'informations sur la pharmacovigilance vétérinaire se conforment aux lignes directrices qui sont établies et publiées par la Commission dans le volume 9 de " La réglementation des médicaments dans la Communauté européenne " et ses adaptations.
  Pour l'interprétation des définitions figurant à l'article 1er, § 3, 12°) et 14°) il doit être tenu compte de ces lignes directrices.
  § 7. Quand, à la suite de l'évaluation de données sur la pharmacovigilance vétérinaire, le Ministre considère qu'il faut suspendre, retirer ou modifier l'enregistrement pour réduire les indications ou la disponibilité, modifier la posologie, ajouter une contre-indication ou une nouvelle mesure préventive, il en informe immédiatement l'Agence européenne pour l'évaluation des médicaments, les autres Etats membres et le titulaire de l'enregistrement.
  En cas d'urgence, le Ministre peut suspendre l'enregistrement d'un médicament véterinaire, à condition que l'Agence européenne pour l'évaluation des médicaments, la Commission et les autres Etats membres en soient informés au plus tard le premier jour ouvrable suivant.
TITEL III. - SLOTBEPALINGEN.
TITRE III. - DISPOSITIONS FINALES.
Art.29. Op de recipient en op de buitenste verpakking van het geneesmiddel moet het registratienummer voorkomen.
  Wanneer het registratienummer is aangebracht, is men ervan vrijgesteld het nummer van de vergunning, bepaald in artikel 20, 5°, van het koninklijk besluit van 6 juni 1960, op te geven.
Art.29. Le numéro d'enregistrement du médicament doit figurer sur le récipient et l'emballage extérieur.
  L'apposition du numéro d'enregistrement dispense de l'obligation d'inscrire le numéro d'autorisation prévu à l'article 20, 5°, de l'arrêté royal du 6 juin 1960.
Art.30. <KB 1996-02-01/39, art. 17, 019; Inwerkingtreding : 28-03-1996> De overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden gestraft met de straffen bepaald door de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen.
Art.30. <AR 1996-02-01/39, art. 17, 019; En vigueur : 28-03-1996> Les infractions aux dispositions du présent arrêté sont punies des peines prévues par la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments.
Art.31. § 1. De artikelen 14, 15, 16, 17, §1, 19, 20, 25 en 26 van dit besluit treden in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
  § 2. Op dezelfde dag worden de artikelen 14 tot en met 23 van het koninklijk besluit van 10 oktober 1966, betreffende de registratie van de geneesmiddelen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 2 maart 1967, opgeheven.
  De Geneesmiddelencommissie, samengesteld krachtens bovengenoemd besluit, blijft echter verder functioneren tot op de eerste dag van de maand, volgend op die gedurende welke het koninklijk besluit, tot benoeming van de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter en de gewone en plaatsvervangende leden van de commissie, in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
  Op dezelfde dag treden de andere bepalingen van dit besluit in werking met uitzondering van artikel 29, dat in werking treedt op de eerste dag van de zevende maand, volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt en worden de bepalingen van het bovengenoemd koninklijk besluit van 10 oktober 1966, die nog van kracht zijn, opgeheven.
Art.31. § 1er. Les articles 14, 15, 16, 17, §1er, 19, 20, 25 et 26 du présent arrêté entrent en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
  § 2. A cette même date, sont abrogés les articles 14 à 23 de l'arrêté royal du 10 octobre 1966, relatif à l'enregistrement des médicaments, modifié par l'arrêté royal du 2 mars 1967.
  Toutefois, la commission des médicaments, composée conformément au susdit arrêté continue ses activités jusqu'au premier jour du mois qui suit celui de la publication au Moniteur belge de l'arrêté royal portant nomination des président, président suppléant, membres effectifs et suppléants de la commission.
  Le même jour, entrent en vigueur les autres dispositions du présent arrêté, à l'exception de l'article 29 qui entre en vigueur le premier jour du septième mois qui suit celui au cours duquel il aura été publie au Moniteur belge et sont abrogées les dispositions encore en vigueur de l'arrêté royal précité du 10 octobre 1966.
Art.32. Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.32. Notre Ministre de la Santé publique est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Art. N. Bijlage I. Analytische, farmacologisch-toxicologische en klinische normen en protocollen voor de controle van geneesmiddelen.
ANNEXE.
Art. 1N. DEEL I. Eisen voor gestandaardiseerde dossiers van vergunningen voor het in de handel brengen. <INGEVOEGD bij KB 2004-03-04/30, art. 5, 030; Inwerkingtreding : 10-03-2004>
  1. MODULE 1 : Administratieve informatie
  1.1. Inhoudsopgave
  Er wordt een volledige inhoudsopgave opgenomen van de modules 1 tot en met 5 van het dossier voor een vergunning voor het in de handel brengen.
  1.2. Aanvraagformulier
  Van het geneesmiddel waarvoor de aanvraag wordt ingediend, worden de naam en de naam/namen van de werkzame stof(fen) vermeld, alsook de farmaceutische vorm, de wijze van toediening, de dosering en de uiteindelijke aanbiedingsvorm, met inbegrip van de verpakking.
  Verder worden de naam en het adres van de aanvrager vermeld, alsook de naam en het adres van de fabrikanten en van de locaties die betrokken zijn bij de verschillende fabricagefasen (met inbegrip van de fabrikant van het eindproduct en de fabrikant(en) van de werkzame stof(fen)), alsook, in voorkomend geval, de naam en het adres van de invoerder.
  De aanvrager vermeldt ook het soort aanvraag en welke monsters eventueel zijn verstrekt.
  Bij de administratieve gegevens voegt de aanvrager kopieën van de vergunning voor de vervaardiging, zoals gedefinieerd in artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 juni 1960 betreffende de fabricage, de distributie in het groot en de terhandstelling van geneesmiddelen, alsmede een lijst van landen waar een vergunning is verleend, kopieën van alle samenvattingen van de kenmerken van het product gedefinieerd in artikel 2quater van dit besluit, zoals die door de lidstaten zijn goedgekeurd, en een lijst van landen waar een aanvraag is ingediend.
  Zoals op het aanvraagformulier is aangegeven, verstrekken de aanvragers onder meer bijzonderheden over het geneesmiddel waarvoor de aanvraag wordt ingediend, over de rechtsgrond van de aanvraag, over de voorgestelde houder van de vergunning voor het in de handel brengen en de fabrikant(en), over de status van weesgeneesmiddelen, over wetenschappelijk advies en over kindergeneeskundige ontwikkelingsprogramma's.
  1.3. Samenvatting van de kenmerken van het product, etikettering en bijsluiter
  1.3.1. Samenvatting van de kenmerken van het product
  De aanvrager stelt een samenvatting van de kenmerken van het product overeenkomstig artikel 2quater van dit besluit voor.
  1.3.2. Etikettering en bijsluiter
  De aanvrager stelt een tekst voor de etikettering van de primaire verpakking en de buitenverpakking, alsook voor de bijsluiter voor. Hierin worden alle verplichte elementen opgenomen die in de artikelen 2bis en 2sexies van dit besluit voor de etikettering van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en voor de bijsluiter zijn vermeld.
  1.3.3. Model en monsters
  De aanvrager verstrekt monsters en/of modellen van de primaire verpakking, van de buitenverpakking, van de etikettering en van de bijsluiters voor het betrokken geneesmiddel.
  1.3.4. Samenvattingen van de kenmerken van het product die al in de Lid-Staten zijn goedgekeurd
  Bij de administratieve gegevens van het aanvraagformulier voegt de aanvrager in voorkomend geval kopieën van alle samenvattingen van de kenmerken van het product overeenkomstig de artikelen 11 en 21 van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, zoals die door de lid-Staten zijn goedgekeurd, en een lijst van landen waar een aanvraag is ingediend.
  1.4. Informatie over de deskundigen
  Overeenkomstig artikel 2, tweede tot en met vijfde lid van dit besluit, moeten deskundigen uitvoerige verslagen verstrekken over hun bevindingen ten aanzien van de bescheiden en gegevens die het dossier voor een vergunning voor het in de handel brengen vormen, en in het bijzonder ten aanzien van de modules 3, 4 en 5 (respectievelijk chemische, farmaceutische en biologische documentatie, niet-klinische documentatie en klinische documentatie). De deskundigen stellen de cruciale punten in verband met de kwaliteit van het geneesmiddel en het onderzoek dat bij mensen en dieren is uitgevoerd aan de orde, waarbij alle voor de beoordeling relevante gegevens worden vermeld.
  Aan deze eisen wordt voldaan door een algemene samenvatting betreffende de kwaliteit, een niet-klinisch overzicht (gegevens van bij dieren uitgevoerd onderzoek) en een klinisch overzicht te verstrekken, die in module 2 van het dossier van de aanvraag worden gevoegd. In module 1 wordt een door de deskundigen ondertekende verklaring opgenomen en wordt beknopte informatie gegeven over hun diploma's, opleiding en werkervaring. De deskundigen moeten beschikken over passende technische kwalificaties of beroepskwalificaties. Beroepsmatige banden tussen de deskundige en de aanvrager moeten worden vermeld.
  1.5. Specifieke eisen voor andere soorten aanvragen
  In deel II van deze bijlage zijn specifieke eisen voor andere soorten aanvragen opgenomen.
  1.6. Milieurisicobeoordeling
  Indien van toepassing, bevatten aanvragen tot vergunningen voor het in de handel brengen een risicobeoordelingsoverzicht waarin de mogelijke risico's voor het milieu als gevolg van het gebruik en/of de verwijdering van het geneesmiddel worden beoordeeld en worden voorstellen voor passende etiketteringsbepalingen gedaan. Ook wordt aandacht besteed aan het milieurisico dat verbonden is aan het vrijkomen van geneesmiddelen die genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) bevatten of daaruit bestaan in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad.
  Informatie over het milieurisico wordt als aanhangsel bij module 1 gevoegd.
  De informatie wordt overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG weergegeven, waarbij rekening wordt gehouden met door de Commissie over de tenuitvoerlegging van die richtlijn gepubliceerde richtsnoeren.
  De informatie bestaat uit :
  - een inleiding;
  - een kopie van elke schriftelijke toestemming om voor onderzoeks- en ontwikkelingsdoeleinden doelbewust GGO's in het milieu te introduceren, overeenkomstig deel B van Richtlijn 2001/18/EG;
  - de uit hoofde van de bijlagen II tot en met IV bij Richtlijn 2001/18/EG vereiste informatie, met inbegrip van de detectie- en bepalingstechnieken en de unieke code van het GGO, plus alle aanvullende informatie over het GGO of het geneesmiddel die voor de beoordeling van het milieurisico van belang is;
  - een milieurisicobeoordelingsrapport op grond van de in de bijlagen III en IV bij Richtlijn 2001/18/EG genoemde informatie en overeenkomstig bijlage II bij Richtlijn 2001/18/EG;
  - een conclusie waarin, rekening houdend met de bovenstaande informatie en de milieurisicobeoordeling, een passende strategie voor risicobeheersing wordt voorgesteld met inbegrip van een plan voor toezicht na het in de handel brengen en bijzondere gegevens die in de samenvatting van de kenmerken van het product, de etikettering en de bijsluiter moeten worden opgenomen, voorzover relevant voor het GGO en voor het geneesmiddel;
  - passende maatregelen om het publiek te informeren.
  Tot slot worden een handtekening van de auteur met dagtekening, informatie over de diploma's, de opleiding en de werkervaring van de auteur en een verklaring over de band tussen de auteur en de aanvrager opgenomen.
  2. MODULE 2 : Samenvattingen
  In deze module worden de in de modules 3, 4 en 5 van het dossier gepresenteerde chemische, farmaceutische en biologische gegevens, niet-klinische gegevens en klinische gegevens samengevat en worden de in artikel 2, tweede tot en met vijfde lid van dit besluit beschreven verslagen en overzichten opgenomen.
  Cruciale punten worden aan de orde gesteld en geanalyseerd. Er worden feitelijke samenvattingen met tabellen gegeven. Deze verslagen bevatten verwijzingen naar de tabellen of de informatie in de uitgebreide documentatie van module 3 (chemische, farmaceutische en biologische documentatie), module 4 (niet-klinische documentatie) en module 5 (klinische documentatie).
  De informatie in module 2 volgt de vorm, de inhoud en de nummering die in deel 2 van de Notice to Applicants zijn beschreven. De overzichten en samenvattingen moeten voldoen aan de onderstaande basisbeginselen en eisen :
  2.1. Algemene inhoudsopgave
  Module 2 bevat een inhoudsopgave van de wetenschappelijke documentatie die in de modules 2 tot en met 5 is opgenomen.
  2.2. Inleiding
  Er wordt informatie gegeven over de farmacologische klasse, de werkingswijze en het voorgestelde klinische gebruik van het geneesmiddel waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen wordt aangevraagd.
  2.3. Algemene samenvatting betreffende de kwaliteit
  In deze samenvatting wordt een overzicht gegeven van de chemische, farmaceutische en biologische informatie.
  Belangrijke cruciale parameters en aangelegenheden in verband met kwalitatieve aspecten worden benadrukt en indien van de toepasselijke richtsnoeren is afgeweken, wordt dit gemotiveerd. Dit document volgt het onderzoeksterrein en de hoofdlijnen van de desbetreffende gedetailleerde gegevens van module 3.
  2.4. Niet-klinisch overzicht
  Er wordt een geïntegreerde en kritische beoordeling van de niet-klinische evaluatie van het geneesmiddel bij dieren/in vitro gegeven. Ook worden de controlestrategie en de afwijkingen van de toepasselijke richtsnoeren besproken en gemotiveerd.
  Behalve bij biologische geneesmiddelen, wordt een beoordeling van de onzuiverheden en afbraakproducten met hun potentiële farmacologische en toxicologische effecten gegeven. Besproken wordt wat de gevolgen kunnen zijn van verschillen in chiraliteit, chemische vorm en onzuiverheidsprofielen tussen de bij het niet-klinische onderzoek gebruikte stof en het product dat in de handel wordt gebracht.
  Bij biologische geneesmiddelen wordt beoordeeld in hoeverre het bij het niet-klinische en het klinische onderzoek gebruikte materiaal en het geneesmiddel dat in de handel wordt gebracht vergelijkbaar zijn.
  Van nieuwe hulpstoffen wordt een specifieke veiligheidsbeoordeling gemaakt.
  De met niet-klinisch onderzoek aangetoonde kenmerken van het geneesmiddel worden gedefinieerd en besproken wordt wat de gevolgen zijn van de bevindingen voor de veiligheid van het geneesmiddel voor het beoogde klinische gebruik bij mensen.
  2.5. Klinisch overzicht
  Het klinische overzicht geeft een kritische analyse van de klinische gegevens die in de klinische samenvatting en in module 5 zijn opgenomen. Er wordt ingegaan op de aanpak van de klinische ontwikkeling van het geneesmiddel, inclusief kritische opzet van het onderzoek, op beslissingen in verband met het onderzoek en op de onderzoeksresultaten.
  Er wordt een beknopt overzicht gegeven van de klinische bevindingen, inclusief belangrijke beperkingen en een beoordeling van de voordelen en risico's op basis van de conclusies van het klinische onderzoek. Er wordt een interpretatie gegeven van de wijze waarop de bevindingen ten aanzien van de werkzaamheid en veiligheid de voorgestelde dosis- en doelgroepaanduidingen ondersteunen, alsook een beoordeling van de wijze waarop de samenvatting van de kenmerken van het product en andere methodes de voordelen optimaliseren en de risico's beheersen.
  Vraagstukken in verband met de werkzaamheid of veiligheid die zich bij de ontwikkeling hebben voorgedaan en onopgeloste vraagstukken worden uiteengezet.
  2.6. Niet-klinische samenvatting
  De resultaten van de bij dieren/in vitro uitgevoerde farmacologische, farmacokinetische en toxicologische onderzoeken worden als feitelijke uitgeschreven samenvattingen en in tabelvorm in de volgende volgorde weergegeven :
  - inleiding;
  - farmacologische samenvatting (uitgeschreven);
  - farmacologische samenvatting (tabel);
  - farmacokinetische samenvatting (uitgeschreven);
  - farmacokinetische samenvatting (tabel);
  - toxicologische samenvatting (uitgeschreven);
  - toxicologische samenvatting (tabel).
  2.7. Klinische samenvatting
  Er wordt een gedetailleerde, feitelijke samenvatting gegeven van de in module 5 opgenomen klinische informatie over het geneesmiddel. De resultaten van alle biofarmaceutische onderzoeken, van klinische farmacologische onderzoeken en van klinische onderzoeken naar de werkzaamheid en de veiligheid worden erin opgenomen. Een synopsis van de afzonderlijke onderzoeken is vereist.
  De samengevatte klinische informatie wordt in de volgende volgorde weergegeven :
  - samenvatting van het biofarmaceutische onderzoek en de betrokken analysemethoden;
  - samenvatting van de klinische farmacologische onderzoeken;
  - samenvatting van de klinische onderzoeken naar de werkzaamheid;
  - samenvatting van de klinische onderzoeken naar de veiligheid;
  - synopsissen van de afzonderlijke onderzoeken.
  3. MODULE 3 : Chemische, farmaceutische en biologische informatie over geneesmiddelen die chemische en/of biologische werkzame stoffen bevatten
  3.1. Vorm en indeling
  De algemene structuur van module 3 is als volgt :
  - inhoudsopgave;
  - gegevens;
  - werkzame stof;
  algemene informatie :
  - nomenclatuur;
  - structuur;
  - algemene eigenschappen;
  fabricage :
  - fabrikant(en);
  - beschrijving van het fabricageprocédé en van de procesbewaking;
  - controle van materialen;
  - controle van cruciale stappen en tussenproducten;
  - procesvalidatie en/of -evaluatie;
  - ontwikkeling van het fabricageprocédé;
  typering :
  - opheldering van de structuur en van andere kenmerken;
  - verontreinigingen;
  controle van de werkzame stof :
  - specificatie;
  - analyseprocedures;
  - validatie van analyseprocedures;
  - analyses van fabricagepartijen;
  - motivering van specificatie;
  referentienormen of -materialen;
  sluitsysteem van de verpakking;
  houdbaarheid :
  - samenvatting en conclusies over de houdbaarheid;
  - houdbaarheidsprotocol na goedkeuring en houdbaarheidsverbintenis;
  - gegevens over de houdbaarheid;
  - eindproduct :
  beschrijving en samenstelling van het geneesmiddel;
  farmaceutische ontwikkeling :
  - bestanddelen van het geneesmiddel :
  --- werkzame stof;
  --- hulpstoffen;
  - geneesmiddel :
  --- ontwikkeling van de formulering;
  --- overmaten;
  --- fysisch-chemische en biologische kenmerken;
  - ontwikkeling van het fabricageprocédé;
  - sluitsysteem van de verpakking;
  - microbiologische eigenschappen;
  - verenigbaarheid;
  fabricage :
  - fabrikant(en);
  - formule van fabricagepartij;
  - beschrijving van het fabricageprocédé en van de procesbewaking;
  - controle van cruciale stappen en tussenproducten;
  - procesvalidatie en/of -evaluatie;
  controle van de hulpstoffen :
  - specificaties;
  - analyseprocedures;
  - validatie van analyseprocedures;
  - motivering van specificaties;
  - hulpstoffen van menselijke of dierlijke oorsprong;
  - nieuwe hulpstoffen;
  controle van eindproduct :
  - specificatie(s);
  - analyseprocedures;
  - validatie van analyseprocedures;
  - analyses van fabricagepartijen;
  - typering van verontreinigingen;
  - motivering van specificatie(s);
  referentienormen of -materialen;
  sluitsysteem van de verpakking;
  houdbaarheid :
  - samenvatting en conclusie over de houdbaarheid;
  - houdbaarheidsprotocol na goedkeuring en houdbaarheidsverbintenis;
  - gegevens over de houdbaarheid;
  - aanhangsels :
  - faciliteiten en uitrusting (uitsluitend voor biologische geneesmiddelen);
  - veiligheidsbeoordeling voor vreemd materiaal;
  - hulpstoffen;
  - aanvullende informatie Europese Gemeenschap :
  - procesvalidatieschema voor het geneesmiddel;
  - medische instrumenten;
  - geschiktheidscertificaat of -certificaten;
  - geneesmiddelen die materialen van dierlijke en/of menselijke oorsprong bevatten of in het fabricageprocédé waarvan deze worden gebruikt (TSE-procedure);
  - literatuurverwijzingen.
  3.2. Inhoud : basisbeginselen en eisen
  (1) De te verstrekken chemische, farmaceutische en biologische gegevens bevatten voor de werkzame stof(fen) en voor het eindproduct alle relevante informatie over de ontwikkeling, het fabricageprocédé, de typering en kenmerken, de verrichtingen en eisen betreffende de kwaliteitscontrole en de houdbaarheid, en bevatten een beschrijving van de samenstelling en de aanbiedingsvorm van het eindproduct.
  (2) Er worden twee belangrijke informatiereeksen verstrekt, de ene betreffende de werkzame stof(fen) en de andere betreffende het eindproduct.
  (3) In deze module wordt bovendien uitvoerige informatie gegeven over de grondstoffen en basismaterialen die bij de verrichtingen voor de vervaardiging van de werkzame stof(fen) worden gebruikt en over de hulpstoffen die in de formulering van het eindproduct zijn opgenomen.
  (4) Alle procedures en methoden die worden toegepast om de werkzame stof en het eindproduct te vervaardigen en te controleren worden uitvoerig genoeg beschreven om bij op verzoek van de bevoegde autoriteit uitgevoerde controles te kunnen worden herhaald. Alle onderzoeksprocedures zijn in overeenstemming met de stand van de wetenschappelijke vooruitgang op dat moment en zijn gevalideerd. Er worden resultaten van validatieonderzoek verstrekt. Indien de onderzoeksprocedures in de Europese Farmacopee zijn opgenomen, wordt deze beschrijving vervangen door een passende gedetailleerde verwijzing naar één of meer monografieën en algemene hoofdstukken.
  (5) De monografieën van de Europese Farmacopee zijn toepasselijk voor alle daarin voorkomende substanties, preparaten en farmaceutische vormen. Voor de overige substanties kan elke lidstaat de naleving van zijn nationale farmacopee voorschrijven. Indien echter een materiaal in de Europese Farmacopee of in de nationale farmacopee van een lidstaat is bereid volgens een methode die verontreinigingen kan achterlaten die in de monografie van de farmacopee niet worden gecontroleerd, moeten deze verontreinigingen en hun maximale tolerantiewaarden worden vermeld en moet een geschikte testprocedure worden beschreven. In gevallen waarin een specificatie in een monografie van de Europese Farmacopee of in de nationale farmacopee van een lidstaat ontoereikend zou kunnen zijn om de kwaliteit van de stof te garanderen, kan het DG Geneesmiddelen adequatere specificaties van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen verlangen. Het DG Geneesmiddelen brengt de voor de farmacopee in kwestie verantwoordelijke autoriteiten op de hoogte. De houder van de vergunning voor het in de handel brengen verstrekt de autoriteiten van die farmacopee de bijzonderheden van de aangewezen ontoereikendheid alsmede de aangebrachte aanvullende specificaties. Indien de analyseprocedures in de Europese Farmacopee zijn opgenomen, wordt deze beschrijving in elke relevante rubriek vervangen door een passende gedetailleerde verwijzing naar één of meer monografieën en algemene hoofdstukken.
  (6) Indien grondstoffen en basismaterialen, één of meer werkzame stoffen of een of meer hulpstoffen noch in de Europese Farmacopee noch in de nationale farmacopee van een lidstaat worden beschreven, kan worden aanvaard dat de monografie van een officiële farmacopee van een derde land wordt gevolgd. In dat geval legt de aanvrager een kopie van de monografie over, vergezeld van de validatie van de analyseprocedures in de monografie en, indien van toepassing, van een vertaling.
  (7) Indien over de werkzame stof en/of een basismateriaal en grondstof of een of meer hulpstoffen een monografie van de Europese Farmacopee is opgesteld, kan de aanvrager een geschiktheidscertificaat aanvragen dat, indien het door het Europees Directoraat voor de geneesmiddelenkwaliteit wordt verleend, in de desbetreffende rubriek van deze module wordt opgenomen. Deze goedkeuringscertificaten inzake de monografie van de Europese Farmacopee worden geacht de relevante gegevens van de in deze module beschreven corresponderende rubrieken te vervangen. De fabrikant geeft de aanvrager schriftelijk de verzekering dat het fabricageprocédé niet is gewijzigd sinds het verlenen van het goedkeuringscertificaat door het Europees Directoraat voor de geneesmiddelenkwaliteit.
  (8) Voor een duidelijk omschreven werkzame stof kan de fabrikant van de werkzame stof of de aanvrager ervoor zorgen dat de fabrikant van de werkzame stof :
  i) een gedetailleerde beschrijving van het fabricageprocédé,
  ii) de kwaliteitscontrole tijdens de fabricage en
  iii) de procesvalidatie
  als basisdossier werkzame stof rechtstreeks, in een afzonderlijk document aan het DG Geneesmiddelen zendt. In dat geval verstrekt de fabrikant de aanvrager alle gegevens die laatstgenoemde nodig kan hebben om de verantwoordelijkheid voor het geneesmiddel op zich te nemen. De fabrikant bevestigt de aanvrager schriftelijk dat hij waarborgt dat de verschillende fabricagepartijen een constante samenstelling zullen hebben en dat hij het fabricageprocédé of de specificaties niet zal wijzigen zonder de aanvrager hiervan op de hoogte te stellen. Documenten en gegevens ter ondersteuning van de aanvraag voor een dergelijke verandering worden aan het DG Geneesmiddelen verstrekt; deze documenten en gegevens worden ook aan de aanvrager verstrekt wanneer zij het open gedeelte van het basisdossier betreffen.
  (9) Specifieke maatregelen ter voorkoming van de overdracht van dierlijke spongiforme encefalopathieën (materiaal afkomstig van herkauwers) : bij elke stap van het fabricageprocédé toont de aanvrager aan dat het gebruikte materiaal in overeenstemming is met de door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerde Richtsnoeren om het risico op de overdracht van dierlijke spongiforme encefalopathieën via geneesmiddelen tot een minimum te beperken en de aanpassingen ervan. Dat aan genoemde richtsnoeren wordt voldaan, kan worden aangetoond door (bij voorkeur) een door het Europees Directoraat voor de geneesmiddelenkwaliteit verleend geschiktheidscertificaat inzake de desbetreffende monografie van de Europese Farmacopee te verstrekken of door wetenschappelijke gegevens te verstrekken die dit bewijzen.
  (10) Voor vreemd materiaal wordt informatie verstrekt waarin het risico van de potentiële besmetting met vreemd materiaal wordt beoordeeld, ongeacht of dit niet-viraal of viraal is, overeenkomstig de desbetreffende richtsnoeren en de desbetreffende algemene monografie en het algemene hoofdstuk van de Europese Farmacopee.
  (11) Bijzondere apparatuur die mogelijkerwijs in een fase van het fabricageprocédé en bij de controleverrichtingen voor het geneesmiddel wordt gebruikt, wordt voldoende nauwkeurig beschreven.
  (12) Indien van toepassing en indien noodzakelijk, wordt een CE-markering verstrekt die uit hoofde van communautaire wetgeving inzake medische hulpmiddelen vereist is.
  Aan de volgende elementen wordt bijzondere aandacht besteed :
  3.2.1. Werkzame stoffen
  3.2.1.1. Algemene informatie en informatie over de grondstoffen en basismaterialen
  a) Er wordt informatie gegeven over de nomenclatuur van de werkzame stof, waaronder de aanbevolen algemene internationale benaming (International Non-proprietary Name, INN), de naam in de Europese Farmacopee (indien van belang) en de chemische naam of namen.
  De structuurformule, inclusief relatieve en absolute stereochemie, de molecuulformule en de relatieve molecuulmassa worden vermeld. Voor biotechnologische geneesmiddelen worden in voorkomend geval de schematische aminozuursequentie en de relatieve molecuulmassa vermeld.
  Er wordt een lijst verstrekt van de fysisch-chemische kenmerken en andere relevante kenmerken van de werkzame stof, met inbegrip van de biologische activiteit van biologische geneesmiddelen.
  b) In deze bijlage worden onder " grondstoffen " verstaan alle materialen waaruit de werkzame stof wordt vervaardigd of geëxtraheerd.
  Voor biologische geneesmiddelen worden onder " grondstoffen " verstaan alle substanties van biologische oorsprong, zoals micro-organismen, organen en weefsels van plantaardige of dierlijke oorsprong, cellen of vloeistoffen (met inbegrip van bloed of plasma) van menselijke of dierlijke oorsprong, en biotechnologische celpreparaten (celsubstraten, ongeacht of zij recombinant zijn of niet, met inbegrip van primaire cellen).
  Een biologisch geneesmiddel is een geneesmiddel waarvan de werkzame stof een biologische substantie is. Een biologische substantie is een substantie die geproduceerd wordt door of geëxtraheerd wordt uit een biologische bron en waarvan de typering en de bepaling van de kwaliteit alleen kan plaatsvinden aan de hand van een combinatie van fysisch-chemisch-biologische proeven, gecombineerd met het productieprocédé en de beheersing ervan. De volgende geneesmiddelen moeten als biologische geneesmiddelen worden beschouwd : immunologische geneesmiddelen en uit menselijk bloed of van menselijk plasma bereide geneesmiddelen, als gedefinieerd in respectievelijk artikel 27 en artikel 28quinquies van dit besluit; geneesmiddelen waarop deel A van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2309/93 betrekking heeft; geneesmiddelen voor geavanceerde therapie, als gedefinieerd in deel IV van deze bijlage.
  Alle andere substanties die voor de vervaardiging of extractie van de werkzame stof(fen) worden gebruikt maar waarvan deze werkzame stoffen niet rechtstreeks worden afgeleid, zoals reagentia, kweekmedia, serum van kalverfoetussen, additieven, buffers ten behoeve van chromatografie enz., worden " basismaterialen " genoemd.
  3.2.1.2. Fabricageprocédé van de werkzame stof(fen)
  a) De beschrijving van het fabricageprocédé van de werkzame stof vormt de verplichting van de aanvrager voor de vervaardiging van de werkzame stof. Om het fabricageprocédé en de procesbewaking doeltreffend te beschrijven, wordt passende informatie verstrekt overeenkomstig de door het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling gepubliceerde richtsnoeren.
  b) Alle voor de vervaardiging van de werkzame stoffen benodigde materialen worden vermeld, met opgave van de fase waarin elk materiaal wordt gebruikt. Er wordt informatie gegeven over de kwaliteit en de controle van deze materialen. Ook wordt informatie gegeven waaruit blijkt dat de materialen voldoen aan normen die passen bij het beoogde gebruik ervan.
  De basismaterialen worden vermeld en hun kwaliteit en de controle erop wordt eveneens gedocumenteerd.
  Van elke fabrikant, met inbegrip van loonfabrikanten, worden de naam, het adres en de verantwoordelijkheid vermeld, en tevens worden alle bij de fabricage en de controles betrokken voorgestelde productielocaties en faciliteiten vermeld.
  c) Voor biologische geneesmiddelen gelden de volgende aanvullende eisen :
  De herkomst en de bewerking van de grondstoffen wordt beschreven en gedocumenteerd.
  Met betrekking tot de specifieke maatregelen ter voorkoming van de overdracht van dierlijke spongiforme encefalopathieën moet de aanvrager aantonen dat de werkzame stof in overeenstemming is met de door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerde Richtsnoeren om het risico op de overdracht van dierlijke spongiforme encefalopathieën via geneesmiddelen tot een minimum te beperken en de aanpassingen ervan.
  Wanneer celbanken worden gebruikt, wordt aangetoond dat de celkarakteristieken bij de overgang naar het productieprocédé en daarna onveranderd zijn gebleven.
  De entmaterialen, celbanken, serum- of plasmapools en andere materialen van biologische oorsprong en, indien mogelijk, de materialen waaruit deze zijn verkregen, worden onderzocht op vreemd materiaal.
  Indien de aanwezigheid van mogelijk pathogeen vreemd materiaal onvermijdelijk is, mag het betrokken materiaal alleen worden gebruikt wanneer de verdere behandeling van het product de verwijdering en/of inactivering van dit materiaal waarborgt; dit moet worden aangetoond.
  Indien mogelijk vindt de productie van vaccins plaats met behulp van een zaailotsysteem en op basis van bekende celbanken. Voor bacteriële en virale vaccins worden de kenmerken van het infectieuze materiaal bij het entmateriaal aangetoond. Daarnaast wordt voor levende vaccins de stabiliteit van de verzwakkingskarakteristieken bij het entmateriaal aangetoond; als dit niet afdoende kan gebeuren, worden de verzwakkingskarakteristieken ook tijdens de productiefase aangetoond.
  Voor uit menselijk bloed of uit menselijk plasma bereide geneesmiddelen worden de herkomst en de criteria en procedures voor verzameling, vervoer en bewaring van de grondstof overeenkomstig deel III van deze bijlage beschreven en gedocumenteerd.
  De fabricagefaciliteiten en -uitrusting worden beschreven.
  d) In voorkomend geval wordt informatie verstrekt over bij elke cruciale stap uitgevoerde controles en acceptatiecriteria, over de kwaliteit en de controle van tussenproducten en over procesvalidatie en/of beoordelingsonderzoeken.
  e) Indien de aanwezigheid van mogelijk pathogeen vreemd materiaal onvermijdelijk is, mag het betrokken materiaal alleen worden gebruikt wanneer de verdere behandeling van het product de verwijdering en/of inactivering van dit materiaal waarborgt; dit wordt aangetoond in de rubriek betreffende de virale veiligheidsbeoordeling.
  f) De belangrijke wijzigingen van het fabricageprocédé tijdens de ontwikkeling en/of de vervaardiging op de fabricagelocatie van de werkzame stof worden beschreven en besproken.
  3.2.1.3. Typering van de werkzame stoffen
  Er worden gegevens verstrekt waaruit de structuur en andere kenmerken van de werkzame stof(fen) blijken.
  Ook wordt de structuur van de werkzame stof(fen) bevestigd op basis van fysisch-chemische en/of immunochemische en/of biologische methoden, en wordt informatie verstrekt over verontreinigingen.
  3.2.1.4. Controle van de werkzame stoffen
  Er wordt uitvoerige informatie gegeven over de specificaties die gebruikt worden voor de routinecontrole van de werkzame stoffen, alsook een motivering van de keuze voor deze specificaties, analysemethoden en hun validatie.
  Ook worden de resultaten gegeven van controles van afzonderlijke partijen die tijdens de ontwikkeling zijn gefabriceerd.
  3.2.1.5. Referentienormen of - materialen
  De referentiepreparaten en -normen worden gedetailleerd aangeduid en beschreven. In voorkomend geval wordt chemisch en biologisch referentiemateriaal van de Europese Farmacopee gebruikt.
  3.2.1.6. Verpakking en sluitsysteem van de werkzame stof
  De verpakking en het sluitsysteem of de sluitsystemen worden beschreven, waarbij hun specificaties worden vermeld.
  3.2.1.7. Houdbaarheid van de werkzame stoffen
  a) De soorten onderzoeken die zijn uitgevoerd, de gebruikte protocollen en de onderzoeksresultaten worden samengevat.
  b) De gedetailleerde resultaten van de houdbaarheidsonderzoeken, met inbegrip van informatie over de analyseprocedures die gebruikt zijn om de gegevens te verkrijgen en de validatie van deze procedures, worden in een passende vorm weergegeven.
  c) Het houdbaarheidsprotocol na goedkeuring en de houdbaarheidsverbintenis worden verstrekt.
  3.2.2. Eindproduct
  3.2.2.1. Beschrijving en samenstelling van het eindproduct
  Het eindproduct en de samenstelling ervan worden beschreven. Deze informatie omvat een beschrijving van de farmaceutische vorm en samenstelling, met alle bestanddelen van het eindproduct, de hoeveelheden ervan per eenheid en de functie van de bestanddelen, van :
  - de werkzame stof(fen),
  - het bestanddeel of de bestanddelen van de hulpstoffen, ongeacht de aard ervan en de gebruikte hoeveelheid, met inbegrip van kleurstoffen, conserveermiddelen, hulpstoffen, stabilisatoren, verdikkingsmiddelen, emulgatoren, smaak- en geurstoffen enz.,
  - de bestanddelen van het omhulsel van het geneesmiddel die met het middel worden ingenomen of anderszins aan de patiënt worden toegediend (harde capsules, zachte capsules, capsules voor rectale toediening, dragees, met films omhulde dragees enz.)
  - deze gegevens worden aangevuld met alle relevante gegevens over het soort verpakking en, in voorkomend geval, over de wijze van sluiting, alsmede bijzonderheden omtrent instrumenten waarmee het geneesmiddel zal worden gebruikt of toegediend en die met het geneesmiddel zullen worden verstrekt.
  Onder " algemeen gebruikelijke termen " ter aanduiding van de bestanddelen van geneesmiddelen worden, onverminderd de overige gegevens bedoeld in artikel 2, eerste lid, 3°) van dit besluit verstaan :
  - bij substanties die in de Europese Farmacopee of, indien dat niet het geval is, in de nationale farmacopee van een van de lid-Staten voorkomen : de hoofdbenaming in de titel van de desbetreffende monografie, waarbij naar de betrokken farmacopee wordt verwezen,
  - bij andere substanties : de door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen algemene internationale benaming (INN) of, zo deze ontbreekt, de exacte wetenschappelijke benaming; substanties zonder algemene internationale benaming en zonder exacte wetenschappelijke benaming worden aangeduid met een verwijzing naar de herkomst en de wijze van verkrijging, zo nodig aangevuld met alle andere relevante bijzonderheden,
  - bij kleurstoffen : het " E-nummer ", zoals dat aan deze stoffen is toegekend bij koninklijk besluit van 9 oktober 1996 betreffende kleurstoffen die in voedingsmiddelen mogen worden gebruikt/Richtlijn 78/25/EEG van de Raad van 12 december 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake stoffen die kunnen worden toegevoegd aan geneesmiddelen om deze te kleuren en/of Richtlijn 94/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1994 inzake kleurstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt.
  Ter aanduiding van de " kwantitatieve samenstelling " van de werkzame stof(fen) van de eindproducten wordt, naargelang van de farmaceutische vorm, voor elke werkzame stof het gewicht of het aantal eenheden van biologische activiteit aangegeven, hetzij per doseringseenheid hetzij per gewichts- of volume-eenheid.
  Werkzame stoffen die aanwezig zijn in de vorm van verbindingen of derivaten, worden kwantitatief aangeduid volgens hun totale gewicht, en indien nodig of relevant, volgens het gewicht van het werkzame deel of de werkzame delen van het molecule.
  Voor geneesmiddelen die een werkzame stof bevatten waarvoor voor het eerst een aanvraag tot vergunning voor het in de handel brengen wordt ingediend, wordt de kwantitatieve opgave van een werkzame stof die een zout of hydraat is, systematisch uitgedrukt in termen van het gewicht van het werkzame deel of de werkzame delen in het molecule. Voor alle geneesmiddelen waarvoor later een registratie wordt verleend, wordt de kwantitatieve samenstelling voor dezelfde werkzame stof op dezelfde wijze aangegeven.
  Voor substanties die niet moleculair kunnen worden gedefinieerd, worden eenheden van biologische activiteit gebruikt.
  Indien de Wereldgezondheidsorganisatie een internationale eenheid van biologische activiteit heeft gedefinieerd, wordt deze gebruikt. Indien geen internationale eenheid is gedefinieerd, worden de eenheden van biologische activiteit zodanig uitgedrukt dat ondubbelzinnige informatie wordt verstrekt over de activiteit van de substanties door, in voorkomend geval, de eenheden van de Europese Farmacopee te gebruiken.
  3.2.2.2. Farmaceutische ontwikkeling
  In deze rubriek wordt informatie gegeven over onderzoeken die in de ontwikkelingsfase zijn uitgevoerd om vast te stellen dat de doseringsvorm, de formulering, het fabricageprocédé, het sluitsysteem van de verpakking, de microbiologische eigenschappen en de gebruiksaanwijzingen passend zijn voor het in het aanvraagdossier voor een vergunning voor het in de handel brengen vermelde beoogde gebruik.
  In deze rubriek worden niet de overeenkomstig de specificaties uitgevoerde routinecontroles beschreven. De cruciale parameters van de formulering en de eigenschappen van het procédé die de reproduceerbaarheid van fabricagepartijen, de prestaties van het geneesmiddel en de kwaliteit van het geneesmiddel kunnen beïnvloeden, worden aangeduid en beschreven. Voor aanvullende ondersteunende gegevens wordt in voorkomend geval verwezen naar de desbetreffende rubrieken van module 4 (verslagen van niet klinische onderzoeken) en module 5 (klinische onderzoeken) van het aanvraagdossier voor een vergunning voor het in de handel brengen.
  a) Er wordt documentatie opgenomen over de verenigbaarheid van de werkzame stof met hulpstoffen en de van wezenlijk belang zijnde fysisch-chemische kenmerken van de werkzame stof die de prestaties van het eindproduct kunnen beïnvloeden of de onderlinge verenigbaarheid van verschillende werkzame stoffen in geval van combinatieproducten.
  b) Er wordt documentatie opgenomen over de keuze van de hulpstoffen, in het bijzonder in verband met de functies en de concentratie van de verschillende hulpstoffen.
  c) De ontwikkeling van het eindproduct wordt beschreven, waarbij rekening wordt gehouden met de voorgestelde wijze van toediening en het voorgestelde gebruik.
  d) Eventuele overmaten in de formulering(en) moeten worden gerechtvaardigd.
  e) Ten aanzien van de fysisch-chemische en biologische kenmerken wordt elke parameter die van belang is voor de prestatie van het eindproduct behandeld en gedocumenteerd.
  f) Er wordt informatie verstrekt over de selectie en de optimalisering van het fabricageprocédé en over verschillen tussen de fabricageprocédés die zijn gebruikt voor de vervaardiging van cruciale klinische fabricagepartijen en het procédé dat wordt gebruikt voor de vervaardiging van het voorgestelde eindproduct.
  g) Er wordt documentatie opgenomen over de geschiktheid van de voor opslag, verzending en gebruik van het eindproduct gebruikte verpakking en het sluitsysteem ervan. Mogelijk moet ook aandacht worden besteed aan een mogelijke interactie tussen het geneesmiddel en de verpakking.
  h) De microbiologische eigenschappen van de doseringsvorm in verband met niet-steriele en steriele producten moeten in overeenstemming zijn met de Europese Farmacopee en worden volgens de voorschriften ervan gedocumenteerd.
  i) Om passende en ondersteunende informatie voor de etikettering te verstrekken, wordt documentatie opgenomen over de verenigbaarheid van het eindproduct met oplosmiddelen voor reconstitutie of met toedieningshulpmiddelen.
  3.2.2.3. Fabricageprocédé van het eindproduct
  a) De krachtens artikel 2, eerste lid, 4°) van dit besluit bij de aanvraag tot registratie gevoegde beschrijving van de fabricagewijze geeft een adequate synopsis van de aard van de verrichte handelingen.
  Hiertoe bevat de beschrijving ten minste het volgende :
  - een vermelding van de verschillende fabricagestappen, met inbegrip van de procesbewaking en de daarbij geldende acceptatiecriteria, zodat beoordeeld kan worden of de voor de vervaardiging van de farmaceutische vorm gebruikte procédés niet kunnen leiden tot kwaliteitsverlies van de bestanddelen,
  - in geval van continuproductie : alle bijzonderheden over de waarborgen voor de homogeniteit van het eindproduct,
  - experimentele onderzoeken die, indien een niet-standaardfabricagemethode is toegepast of indien dit essentieel is voor het product, van het fabricageprocédé valideren,
  - voor steriele geneesmiddelen : de bijzonderheden van de gebruikte sterilisatieprocédés en/of aseptische procedures,
  - een gedetailleerde samenstelling van de fabricagepartij.
  Van elke fabrikant, met inbegrip van toeleveranciers, worden de naam, het adres en de verantwoordelijkheid vermeld, en tevens worden alle voorgestelde productielocaties en faciliteiten vermeld die bij de fabricage en de controles zijn betrokken.
  b) Er worden gegevens verstrekt over de controles van tussenproducten die tijdens het fabricageprocédé kunnen worden verricht om de consistentie van het productieprocédé te waarborgen.
  Deze controles zijn essentieel om te verifiëren dat het geneesmiddel met de formule overeenkomt wanneer de aanvrager bij wijze van uitzondering voor de controle van het eindproduct een analysemethode voorstelt die niet de kwantitatieve analyse van alle werkzame stoffen (of van alle bestanddelen van de hulpstof waarvoor dezelfde eisen gelden als voor de werkzame stoffen) omvat.
  Hetzelfde geldt wanneer procesbewaking bepalend is voor de kwaliteitscontrole van het eindproduct, met name wanneer het geneesmiddel in belangrijke mate wordt bepaald door de wijze van vervaardiging.
  c) De validatieonderzoeken naar de cruciale stappen of de kritische kwantitatieve analyses die tijdens het fabricageprocédé zijn uitgevoerd, worden beschreven en gedocumenteerd en de resultaten ervan worden opgenomen.
  3.2.2.4. Controle van de hulpstoffen
  a) Alle voor de fabricage van de hulpstoffen benodigde materialen worden vermeld, met opgave van de fase waarin elk materiaal wordt gebruikt. Er wordt informatie gegeven over de kwaliteit en de controle van deze materialen. Ook wordt informatie gegeven waaruit blijkt dat de materialen voldoen aan normen die passen bij het beoogde gebruik ervan.
  De kleurstoffen moeten in alle gevallen voldoen aan de eisen van het koninklijk besluit van 9 oktober 1996/Richtlijnen 78/25/EEG en/of 94/36/EG. Bovendien moeten de kleurstoffen voldoen aan de in het koninklijk besluit van 14 juli 1997 betreffende zuiverheidseisen voor additieven die in voedingsmiddelen mogen worden gebruikt/Richtlijn 95/45/EG, als gewijzigd, vastgestelde zuiverheidseisen.
  b) Van elke hulpstof worden de specificaties en hun motiveringen vermeld. De analyseprocedures worden beschreven en naar behoren gevalideerd.
  c) Specifieke aandacht wordt besteed aan hulpstoffen van menselijke of dierlijke oorsprong.
  Ten aanzien van specifieke maatregelen ter voorkoming van de overdracht van dierlijke spongiforme encefalopathieën toont de aanvrager ook voor hulpstoffen aan dat het geneesmiddel vervaardigd is in overeenstemming met de door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerde Richtsnoeren om het risico op de overdracht van dierlijke spongiforme encefalopathieën via geneesmiddelen tot een minimum te beperken en de aanpassingen ervan.
  Dat aan genoemde richtsnoeren wordt voldaan, kan worden aangetoond door (bij voorkeur) een goedkeuringscertificaat inzake de desbetreffende monografie inzake overdraagbare spongiforme encefalopathieën van de Europese Farmacopee te verstrekken of door wetenschappelijke gegevens te verstrekken die dit bewijzen.
  d) Nieuwe hulpstoffen
  Van hulpstoffen die voor de eerste keer in een geneesmiddel worden gebruikt of die via een nieuwe wijze van toediening worden gebruikt, worden alle bijzonderheden gegeven betreffende de fabricage, de typering en de controles, waarbij wordt verwezen naar niet-klinische en klinische ondersteunende gegevens over de veiligheid, overeenkomstig de eerder beschreven vorm voor werkzame stoffen.
  Er wordt een document met de uitvoerige chemische, farmaceutische en biologische informatie ingediend. Deze informatie wordt weergegeven in de volgorde die is aangegeven in de rubriek van module 3 betreffende de werkzame stoffen.
  De informatie over nieuwe hulpstoffen kan worden weergegeven als op zichzelf staand document in de in de vorige alinea's beschreven vorm. Indien de aanvrager niet de fabrikant is van de nieuwe hulpstof, wordt het genoemde op zichzelf staande document aan de aanvrager ter beschikking gesteld zodat hij dit kan indienen bij het DG Geneesmiddelen.
  In module 4 van het dossier wordt aanvullende informatie over onderzoeken naar de toxiciteit van de nieuwe hulpstof opgenomen.
  Klinische onderzoeken worden beschreven in module 5.
  3.2.2.5. Controle van het eindproduct
  Voor de controle van het eindproduct worden onder een fabricagepartij van een geneesmiddel verstaan alle eenheden in een bepaalde farmaceutische vorm die zijn vervaardigd van dezelfde oorspronkelijke hoeveelheid materiaal en zijn onderworpen aan dezelfde reeks fabricage- en/of sterilisatiebewerkingen, of, in het geval van een continu productieproces, alle eenheden die in een bepaalde tijdsspanne zijn vervaardigd.
  Tenzij hiervoor gegronde redenen aanwezig zijn, mogen de maximaal aanvaardbare afwijkingen van de werkzame stoffen in het eindproduct op het moment van de fabricage niet meer bedragen dan + 5 %.
  Er wordt uitvoerige informatie gegeven over de specificaties, de keuze voor deze specificaties wordt gemotiveerd (op het moment van in de handel brengen en tijdens de houdbaarheidstermijn) en er wordt uitvoerige informatie gegeven over de analysemethoden en hun validatie.
  3.2.2.6. Referentienormen of -materialen
  De voor de controle van het eindproduct gebruikte referentiepreparaten en -normen worden aangeduid en uitvoerig beschreven, indien deze niet eerder in de rubriek betreffende de werkzame stof zijn opgenomen.
  3.2.2.7. Verpakking en sluitsysteem van het eindproduct
  De verpakking en het sluitsysteem worden beschreven, waarbij alle materialen van de primaire verpakking en hun specificaties worden vermeld. De specificaties omvatten een beschrijving en aanduiding. Methoden (met validatie) die niet in een farmacopee zijn opgenomen worden in voorkomend geval bijgesloten.
  Voor niet-functionele materialen van de buitenverpakking volstaat een beknopte beschrijving. Over functionele materialen van de buitenverpakking wordt aanvullende informatie verstrekt.
  3.2.2.8. Houdbaarheid van het eindproduct
  a) De soorten onderzoeken die zijn uitgevoerd, de gebruikte protocollen en de onderzoeksresultaten worden samengevat.
  b) De gedetailleerde resultaten van de houdbaarheidsonderzoeken, met inbegrip van informatie over de analyseprocedures die gebruikt zijn om de gegevens te verkrijgen en de validatie van deze procedures, worden in een passende vorm weergegeven; voor vaccins wordt, waar nodig, informatie over de cumulatieve houdbaarheid verstrekt.
  c) Het houdbaarheidsprotocol na goedkeuring en de houdbaarheidsverbintenis worden verstrekt.
  4. MODULE 4 : Verslagen van niet-klinische onderzoeken
  4.1. Vorm en indeling
  De algemene structuur van module 4 is als volgt :
  - inhoudsopgave;
  - verslagen van onderzoeken :
  - farmacologie :
  - primaire farmacodynamiek;
  - secundaire farmacodynamiek;
  - veiligheidsfarmacologie;
  - farmacodynamische interacties;
  - farmacokinetiek :
  - analysemethoden en validatieverslagen;
  - absorptie;
  - distributie;
  - metabolisme;
  - excretie;
  - farmacokinetische interacties (niet-klinisch);
  - andere farmacokinetische onderzoeken;
  - toxicologie :
  - toxiciteit bij eenmalige toediening;
  - toxiciteit bij herhaalde toediening;
  - genotoxiciteit :
  - in vitro;
  - in vivo (met inbegrip van ondersteunende toxicokinetische beoordelingen);
  - carcinogeniciteit :
  - langetermijnonderzoeken;
  - korte- of middellangetermijnonderzoeken;
  - overige onderzoeken;
  - voortplantings- en ontwikkelingstoxiciteit :
  - vruchtbaarheid en vroege embryonale ontwikkeling;
  - embryonale en foetale ontwikkeling;
  - prenatale en postnatale ontwikkeling;
  - onderzoeken waarbij de nakomelingen (jonge dieren) geneesmiddelen toegediend krijgen en/of nader worden beoordeeld;
  - lokale tolerantie;
  - overige toxicologische onderzoeken :
  - antigeniciteit;
  - immunotoxiciteit;
  - mechanistische onderzoeken;
  - verslaving;
  - metabolieten;
  - verontreinigingen;
  - overige;
  - literatuurverwijzingen.
  4.2. Inhoud : basisbeginselen en eisen.
  Aan de volgende elementen wordt bijzondere aandacht besteed :
  1) Uit het farmacologische en toxicologische onderzoek moet het volgende blijken :
  a) de mogelijke toxiciteit van het product en eventuele gevaarlijke of ongewenste toxische effecten die bij de voorgestelde gebruiksvoorwaarden bij de mens kunnen optreden; bij de beoordeling hiervan wordt rekening gehouden met de betrokken pathologische aandoening;
  b) de farmacologische eigenschappen van het product, in verband met het voorgestelde gebruik bij de mens in kwalitatief en kwantitatief opzicht. Alle resultaten moeten betrouwbaar zijn en algemene geldigheid bezitten. Voorzover zulks zinvol is, worden bij het uitwerken van de methoden van onderzoek en bij de evaluatie van de resultaten wiskundige en statistische methoden gebruikt.
  Bovendien is het noodzakelijk de klinische informatie te verstrekken omtrent het mogelijke therapeutische en toxicologische potentieel van het product.
  2) Voor biologische geneesmiddelen, zoals immunologische geneesmiddelen en uit menselijk bloed of menselijk plasma bereide geneesmiddelen, kan het nodig zijn de in deze module vermelde eisen voor bepaalde producten aan te passen; de aanvrager moet dan ook een motivering geven voor het uitgevoerde onderzoeksprogramma.
  Bij de vaststelling van het onderzoeksprogramma wordt rekening gehouden met het volgende : alle onderzoeken waarbij herhaalde toediening van het product nodig is, worden zodanig opgezet dat rekening wordt gehouden met de mogelijke inductie van en storing door antilichamen; bestudering van de voortplantingsfunctie, van embryonale/foetale en perinatale toxiciteit, van het mutagene potentieel en van het carcinogene potentieel wordt overwogen. Wanneer de verdachte stof niet een werkzame stof, maar een ander bestanddeel is, kan het onderzoek worden vervangen door validatie van de verwijdering van deze stof.
  3) Van een voor het eerst op farmaceutisch gebied gebruikte hulpstof worden de toxicologische en farmacokinetische eigenschappen bestudeerd.
  4) Wanneer een mogelijkheid bestaat dat het geneesmiddel tijdens de opslag in aanzienlijke mate wordt afgebroken, wordt rekening gehouden met de toxicologische eigenschappen van afbraakproducten.
  4.2.1. Farmacologie
  Op tweeërlei wijze wordt farmacologisch onderzoek verricht.
  - Ten eerste worden de werkingen in verband met het voorgestelde therapeutische gebruik doeltreffend onderzocht en beschreven. Waar mogelijk worden erkende en gevalideerde kwantitatieve analyses toegepast, zowel in vivo als in vitro. Nieuwe onderzoekstechnieken worden zodanig beschreven dat zij reproduceerbaar zijn. De resultaten worden kwantitatief uitgedrukt waarbij bijvoorbeeld dosiseffectcurves, tijd-effectcurves en dergelijke worden gebruikt. Waar mogelijk worden de gegevens vergeleken met gegevens over een of meer substanties met een gelijkwaardige therapeutische werking.
  - Ten tweede onderzoekt de aanvrager de mogelijke ongewenste farmacodynamische effecten van de substantie op fysiologische functies. Deze onderzoeken worden uitgevoerd bij blootstelling aan het verwachte therapeutische bereik en meer. De onderzoekstechnieken worden, tenzij het standaardprocedures betreft, zodanig beschreven dat zij reproduceerbaar zijn en de onderzoeker toont hun validiteit aan. Elke vermoede wijziging van de reacties als gevolg van de herhaalde toediening van de substantie wordt onderzocht.
  In verband met de farmacodynamische interactie van geneesmiddelen kunnen combinaties van werkzame stoffen op grond van hetzij farmacologische premissen hetzij indicaties van de therapeutische werking worden onderzocht. In het eerste geval worden bij het farmacodynamische onderzoek de interacties aangetoond die de combinatie waardevol maken voor therapeutisch gebruik. In het tweede geval, waarin met therapeutisch onderzoek wordt gestreefd naar wetenschappelijke rechtvaardiging van de combinatie, wordt nagegaan of de van de combinatie verwachte effecten kunnen worden aangetoond bij dieren en wordt tenminste het belang van eventuele neveneffecten onderzocht.
  4.2.2. Farmacokinetiek
  Farmacokinetiek is het onderzoek naar de veranderingen die de werkzame stof en de metabolieten ervan in het organisme ondergaan. Zij omvat het onderzoek naar absorptie, distributie, metabolisme (biologische omzetting) en excretie van deze substanties.
  De bestudering van deze verschillende fasen kan hoofdzakelijk geschieden met fysische, met chemische of mogelijk met biologische methoden, en door waarneming van de feitelijke farmacodynamische werking van de substantie zelf.
  De gegevens betreffende de distributie en de eliminatie zijn noodzakelijk in alle gevallen waarbij deze gegevens onmisbaar zijn om de dosering bij de mens te bepalen, voor chemotherapeutische substanties (antibiotica enz.) en voor substanties waarvan het gebruik op niet-farmacodynamische effecten berust (talrijke middelen voor het stellen van de diagnose enz.).
  Ook kunnen onderzoeken in vitro worden uitgevoerd met als voordeel dat menselijk materiaal wordt gebruikt ter vergelijking met dierlijk materiaal (eiwitbinding, metabolisme, interactie tussen geneesmiddelen).
  Alle farmacologisch werkzame stoffen worden farmacokinetisch onderzocht.
  Bij nieuwe combinaties van reeds bekende en overeenkomstig deze richtlijn bestudeerde substanties kan het farmacokinetische onderzoek achterwege blijven indien het toxicologische onderzoek en het klinische onderzoek dit rechtvaardigen.
  De opzet van het farmacokinetische programma moet vergelijking en extrapolatie van gegevens over dieren en mensen mogelijk maken.
  4.2.3. Toxicologie
  a) Toxiciteit bij eenmalige toediening
  Onder onderzoek naar toxiciteit bij eenmalige toediening wordt verstaan een kwalitatieve en kwantitatieve bestudering van de toxiciteitsverschijnselen die zich kunnen voordoen na eenmalige toediening van de werkzame stof(fen) van het geneesmiddel in de mengverhouding en de fysischchemische toestand waarin zij in het geneesmiddel aanwezig zijn.
  Het onderzoek naar toxiciteit bij eenmalige toediening wordt overeenkomstig de door het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling gepubliceerde desbetreffende richtsnoeren uitgevoerd.
  b) Toxiciteit bij herhaalde toediening
  Het onderzoek naar de toxiciteit bij herhaalde toediening heeft tot doel de fysiologische en/of anatomisch-pathologische veranderingen bij herhaalde toediening van de onderzochte werkzame stof of combinaties van werkzame stoffen vast te stellen en te bepalen hoe deze veranderingen in verband staan met de dosering.
  Over het algemeen is het wenselijk twee onderzoeken uit te voeren : een kortetermijnonderzoek dat twee tot vier weken beslaat en een langetermijnonderzoek. De duur van het langetermijnonderzoek is afhankelijk van de voorwaarden voor klinisch gebruik. Dit heeft tot doel de mogelijke bijwerkingen te beschrijven waarin in klinische onderzoeken aandacht moet worden besteed. De duur is vastgelegd in de desbetreffende richtsnoeren die het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling heeft gepubliceerd.
  c) Genotoxiciteit
  Het onderzoek naar het mutagene en clastogene potentieel heeft tot doel vast te stellen of een substantie wijzigingen in het genetische materiaal van individuen of cellen kan veroorzaken.
  Mutagene substanties kunnen een gezondheidsrisico inhouden omdat blootstelling aan een mutagen een mutatie van de genetische identiteit tot gevolg kan hebben, met de mogelijkheid van geërfde aandoeningen en het risico van somatische mutaties, inclusief die welke kanker veroorzaken. Dit onderzoek is voor elke nieuwe substantie verplicht.
  d) Carcinogeniciteit
  In de volgende gevallen wordt normaliter onderzoek naar de carcinogene werking gedaan :
  1. Dit onderzoek is verplicht voor geneesmiddelen waarvan het verwachte klinische gebruik een langdurige periode van het leven van de patiënt beslaat (hetzij door voortdurend gebruik of door herhaald gebruik met tussenpozen).
  2. Dit onderzoek wordt aanbevolen voor geneesmiddelen waarvan een carcinogeen potentieel wordt gevreesd, bijvoorbeeld op grond van geneesmiddelen van dezelfde klasse of met een gelijkwaardige structuur, of op grond van bewijsmateriaal van onderzoeken naar de toxiciteit bij herhaalde toediening.
  3. Onderzoeken met duidelijk genotoxische verbindingen zijn niet nodig, aangezien deze geacht worden interspecifieke carcinogenen te zijn, die een gevaar voor de mens inhouden. Indien een dergelijk geneesmiddel bedoeld is om chronisch aan mensen te worden toegediend, kan een chronisch onderzoek nodig zijn om vroegtijdig gezwelverwekkende effecten vast te stellen.
  e) Voortplantings- en ontwikkelingstoxiciteit
  Er wordt passend onderzoek gedaan naar de mogelijke schadelijke gevolgen voor de voortplantingsfunctie van man of vrouw en voor de nakomelingen.
  Dit onderzoek omvat de bestudering van de effecten voor de voortplantingsfunctie van volwassen mannen en vrouwen, de bestudering van de toxische en de teratogene effecten in alle ontwikkelingsstadia van de conceptie tot de seksuele rijpheid en de bestudering van latente effecten indien het geneesmiddel in kwestie tijdens de zwangerschap aan vrouwen is toegediend.
  Het achterwege laten van dit onderzoek moet afdoende worden gemotiveerd.
  Afhankelijk van het vermelde gebruik van het geneesmiddel kunnen aanvullende ontwikkelingsonderzoeken gerechtvaardigd zijn indien het geneesmiddel wordt toegediend aan de nakomelingen.
  Normaliter wordt onderzoek naar embryonale en foetale toxiciteit uitgevoerd bij twee zoogdiersoorten, waarvan één geen knaagdiersoort is. Peri- en postnataal onderzoek wordt bij ten minste één soort uitgevoerd. Wanneer bekend is dat het metabolisme van een geneesmiddel bij bepaalde soorten te vergelijken is met dat bij de mens, is het wenselijk in elk geval deze soort te gebruiken.
  Tevens is het wenselijk dat een van de soorten dezelfde is als bij het onderzoek naar toxiciteit bij herhaalde toediening.
  Bij de vaststelling van de opzet van het onderzoek wordt rekening gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van de indiening van de aanvraag.
  f) Lokale tolerantie
  Het onderzoek naar lokale tolerantie heeft tot doel na te gaan of geneesmiddelen (zowel werkzame stoffen als hulpstoffen) worden getolereerd op plaatsen in het lichaam die er na toediening bij klinisch gebruik mee in contact kunnen komen. De onderzoekstrategie moet zodanig zijn dat mechanische effecten van toediening of de zuiver fysisch-chemische werking van het product kunnen worden onderscheiden van de toxicologische of farmacodynamische effecten.
  Het onderzoek naar lokale tolerantie wordt uitgevoerd met het preparaat dat voor menselijk gebruik wordt ontwikkeld, waarbij de controlegroep(en) het vehiculum en/of de hulpstoffen krijgen toegediend. Zo nodig worden positieve controles/referentiesubstanties toegepast.
  De opzet van de onderzoeken naar lokale tolerantie (keuze van de soorten, duur, frequentie en wijze van toediening, doseringen) hangt af van het te onderzoeken probleem en de voorgestelde toedieningsvoorwaarden bij klinisch gebruik. In voorkomend geval wordt de omkeerbaarheid van lokale verwondingen onderzocht.
  Dierproeven mogen worden vervangen door gevalideerde onderzoeken in vitro mits de onderzoeksresultaten een vergelijkbare kwaliteit en bruikbaarheid voor de veiligheidsbeoordeling hebben.
  Van chemische stoffen die (bv. dermaal, rectaal of vaginaal) op de huid worden aangebracht wordt het sensibiliserend potentieel beoordeeld met ten minste een van de momenteel beschikbare testmethoden (de proef met cavia's of de local lymph node assay).
  5. MODULE 5 : Verslagen van klinische onderzoeken
  5.1. Vorm en indeling
  De algemene structuur van module 5 is als volgt :
  - inhoudsopgave van de verslagen van klinische onderzoeken;
  - tabel van alle klinische onderzoeken;
  - verslagen van klinische onderzoeken;
  - biofarmaceutische onderzoeken;
  - onderzoeken naar biologische beschikbaarheid;
  - vergelijkende onderzoeken naar biologische beschikbaarheid en biologische equivalentie;
  - onderzoeken naar de correlatie tussen in vitro en in vivo;
  - onderzoeken naar bioanalytische en analytische methoden;
  - farmacokinetisch relevante onderzoeken waarbij menselijk biologisch materiaal is gebruikt;
  - onderzoeken naar de plasma-eiwitbinding;
  - onderzoeken naar levermetabolisme en interactie;
  - onderzoeken waarbij overig menselijk biologisch materiaal is gebruikt;
  - farmacokinetische onderzoeken bij mensen;
  - farmacokinetische onderzoeken en onderzoeken naar primaire verdraagbaarheid bij gezonde personen;
  - farmacokinetische onderzoeken en onderzoeken naar primaire verdraagbaarheid bij patiënten;
  - farmacokinetische onderzoeken naar intrinsieke factoren;
  - farmacokinetische onderzoeken naar extrinsieke factoren;
  - farmacokinetische onderzoeken bij populaties;
  - farmacodynamische onderzoeken bij mensen;
  - farmacodynamische en farmacokinetisch/farmacodynamische onderzoeken bij gezonde personen;
  - farmacodynamische en farmacokinetisch/farmacodynamische onderzoeken bij patiënten;
  - onderzoeken naar werkzaamheid en veiligheid :
  - klinische onderzoeken met controlegroep die relevant zijn voor de in de aanvraag vermelde indicatie;
  - klinische onderzoeken zonder controlegroep;
  - analyses van gegevens van meer dan een onderzoek, inclusief eventuele formele geïntegreerde analyses, meta-analyses en overkoepelende analyses;
  - overige onderzoeken;
  - ervaringen na het in de handel brengen;
  - literatuurverwijzingen.
  5.2. Inhoud : basisbeginselen en eisen.
  Aan de volgende elementen wordt bijzondere aandacht besteed :
  a) De krachtens artikel 2, eerste lid, 8°) van dit besluit over te leggen klinische gegevens moeten een voldoende gefundeerd en wetenschappelijk verantwoord oordeel mogelijk maken over de vraag of het geneesmiddel voldoet aan de criteria voor het verlenen van een vergunning voor het in de handel brengen. Een eerste vereiste is dan ook dat de resultaten van alle uitgevoerde klinische onderzoeken, zowel de positieve als de negatieve, worden overgelegd.
  b) Klinisch onderzoek wordt altijd voorafgegaan door adequaat farmacologisch en toxicologisch onderzoek, dat in overeenstemming met de eisen van module 4 van deze bijlage bij dieren is uitgevoerd. De onderzoeker neemt kennis van de conclusies van het farmacologische en toxicologische onderzoek en de aanvrager stelt hem dan ook ten minste het onderzoekersdossier ter beschikking, waarin alle relevante informatie is opgenomen die voor het begin van een klinisch onderzoek bekend is, met inbegrip van chemische, farmaceutische en biologische gegevens, toxicologische, farmacokinetische en farmacodynamische gegevens bij dieren en de resultaten van eerder uitgevoerd klinisch onderzoek, alsmede afdoende gegevens om de aard, de omvang en de duur van het voorgestelde onderzoek te motiveren; op verzoek wordt het volledige farmacologische en toxicologische rapport ter beschikking gesteld. Voor materiaal van menselijke of dierlijke oorsprong worden alle beschikbare middelen gebruikt om ervoor te zorgen dat voor het begin van het onderzoek geen infectieus materiaal wordt overgedragen.
  c) De houders van een vergunning voor het in de handel brengen moeten ervoor zorgen dat andere essentiële documenten betreffende klinisch onderzoek (inclusief statussen) dan het medische dossier van de betrokken persoon door de eigenaars van de gegevens worden bewaard :
  - gedurende ten minste 15 jaar na de voltooiing of stopzetting van het onderzoek;
  - of gedurende ten minste twee jaar na het verlenen van de laatste vergunning voor het in de handel brengen in de Europese Gemeenschap en wanneer in de Europese Gemeenschap geen aanvragen voor een vergunning voor het in de handel brengen in behandeling zijn of worden overwogen;
  - of gedurende ten minste twee jaar na de formele stopzetting van de klinische ontwikkeling van het onderzochte geneesmiddel.
  Het medische dossier van de betrokken persoon moet overeenkomstig de toepasselijke wetgeving en overeenkomstig de door het ziekenhuis, de instelling of de particuliere praktijk toegestane maximumtermijn worden bewaard.
  De documenten kunnen echter langer worden bewaard indien de toepasselijke regelgeving dit vereist of indien dit met de opdrachtgever is overeengekomen. De opdrachtgever is ervoor verantwoordelijk dat het ziekenhuis, de instelling of de praktijk ervan in kennis worden gesteld wanneer deze documenten niet meer bewaard hoeven te worden.
  De opdrachtgever of andere eigenaar van de gegevens bewaart alle andere documentatie over het onderzoek zolang het geneesmiddel is toegelaten. Deze documentatie omvat : het protocol, met inbegrip van de beweegredenen, de doelstellingen en de statistische opzet en methodologie van het onderzoek, alsmede de omstandigheden waaronder het is uitgevoerd en beheerd, en bijzonderheden omtrent het bij het onderzoek gebruikte product, het geneesmiddel dat als referentie werd gebruikt en/of de placebo; de standaardwerkvoorschriften; alle schriftelijke adviezen over het protocol en de procedures; het onderzoekersdossier; statussen voor alle proefpersonen; het eindrapport; indien beschikbaar, het auditcertificaat of de auditcertificaten. De opdrachtgever of de latere eigenaar bewaart het eindrapport gedurende vijf jaar nadat het geneesmiddel niet meer is toegelaten.
  Voor in de Europese Gemeenschap uitgevoerde onderzoeken neemt de houder van de vergunning voor het in de handel brengen bovendien alle aanvullende maatregelen die nodig zijn om de documentatie overeenkomstig Richtlijn 2001/20/EG en de uitvoerige richtsnoeren te archiveren.
  Elke verandering in het eigendomsrecht van de gegevens wordt gedocumenteerd.
  Alle gegevens en documenten worden op verzoek aan het DG Geneesmiddelen ter beschikking gesteld.
  d) De gegevens over elk klinisch onderzoek moeten voldoende gedetailleerd zijn om een objectief oordeel mogelijk te maken :
  - het protocol, met inbegrip van de beweegredenen, de doelstellingen en de statistische opzet en methodologie van het onderzoek, alsmede de omstandigheden waaronder het is uitgevoerd en beheerd, en bijzonderheden omtrent het onderzochte geneesmiddel;
  - indien beschikbaar, het auditcertificaat of de auditcertificaten;
  - de lijst van onderzoekers, waarbij elke onderzoeker zijn naam, adres, aanstellingen, kwalificaties en klinische taken vermeldt, aangeeft waar het onderzoek werd uitgevoerd en de informatie van elke patiënt, met inbegrip van de statussen van elke proefpersoon, individueel verzamelt;
  - het eindrapport, ondertekend door de onderzoeker, en in geval van een in verschillende centra uitgevoerd onderzoek, door alle onderzoekers of door de coördinerende (hoofd)onderzoeker.
  e) Bovengenoemde gegevens over klinische onderzoeken worden naar het DG Geneesmiddelen gezonden. In overleg met het DG Geneesmiddelen kan de aanvrager echter een deel van deze informatie weglaten. Op verzoek wordt onmiddellijk de volledige documentatie verstrekt.
  De onderzoeker doet in zijn conclusies over de onderzoekresultaten een uitspraak over de veiligheid bij normaal gebruik, de verdraagbaarheid en de werkzaamheid van het product en vermeldt alle nuttige informatie over indicaties en contra-indicaties, dosering, gemiddelde duur van de behandeling, alsmede eventuele bijzondere voorzorgen bij het gebruik en klinische symptomen bij overdosering. Bij rapportage van de resultaten van een in verschillende centra uitgevoerd onderzoek doet de hoofdonderzoeker in zijn conclusies namens alle centra een uitspraak over de veiligheid en de werkzaamheid van het onderzochte geneesmiddel.
  f) De klinische bevindingen worden voor elk onderzoek samengevat, waarbij de volgende elementen worden vermeld :
  1) het aantal behandelde personen en het geslacht van deze personen;
  2) de wijze van selectie en de leeftijdsverdeling van de bij het onderzoek betrokken groepen patiënten en de vergelijkingsproeven;
  3) het aantal patiënten wier deelname aan het onderzoek voortijdig is gestaakt en de redenen hiervoor;
  4) wanneer onderzoeken met controlegroep volgens de hierboven genoemde voorwaarden zijn uitgevoerd, een mededeling of de controlegroep :
  - niet aan enige behandeling onderworpen is geweest;
  - een placebo heeft ontvangen;
  - een ander geneesmiddel heeft ontvangen waarvan de werking bekend is;
  - een andere behandeling dan therapie met geneesmiddelen heeft gekregen;
  5) de frequentie van de waargenomen bijwerkingen;
  6) bijzonderheden over patiënten met een verhoogd risico (bejaarden, kinderen, zwangere of menstruerende vrouwen) of waarvan de fysiologische of pathologische toestand in aanmerking moet worden genomen;
  7) parameters of beoordelingscriteria voor de werkzaamheid en de resultaten, uitgedrukt in deze parameters;
  8) een statistische beoordeling van de resultaten, indien de opzet van het onderzoek en de variabiliteit hiertoe nopen.
  g) Bovendien vermeldt de onderzoeker steeds de gedane waarnemingen ten aanzien van :
  1) eventuele verschijnselen van gewenning, verslaving of ontwenning;
  2) de geconstateerde interacties met gelijktijdig toegediende andere geneesmiddelen;
  3) de criteria op grond waarvan sommige patiënten van het onderzoek zijn uitgesloten;
  4) eventuele sterfgevallen die zich tijdens het onderzoek of gedurende de controleperiode daarna hebben voorgedaan.
  h) Voor een nieuwe combinatie van geneeskrachtige substanties worden dezelfde gegevens verstrekt als voor nieuwe geneesmiddelen en van die combinatie worden de veiligheid en de werkzaamheid aangetoond.
  i) Wanneer gegevens geheel of gedeeltelijk ontbreken, worden de redenen hiervoor gegeven. Als in de loop van het onderzoek onvoorziene resultaten aan het licht komen, wordt nader preklinisch, toxicologisch en farmacologisch onderzoek uitgevoerd en bestudeerd.
  j) Als het geneesmiddel is bestemd voor langdurige toediening, worden gegevens vermeld over eventuele wijziging van de farmacologische werking na herhaalde toediening en over de vaststelling van de dosering op lange termijn.
  5.2.1. Biofarmaceutische onderzoeken
  Er worden verslagen verstrekt van onderzoeken naar biologische beschikbaarheid, vergelijkende onderzoeken naar biologische beschikbaarheid, onderzoeken naar biologische equivalentie, onderzoeken naar de correlatie tussen in vitro en in vivo, en bioanalytische en analytische methoden.
  Bovendien wordt de biologische beschikbaarheid onderzocht wanneer dit nodig is om biologische equivalentie aan te tonen voor de geneesmiddelen die worden genoemd in artikel 2, eerste lid, 8°).
  5.2.2. Farmacokinetisch relevante onderzoeken waarbij menselijk biologisch materiaal is gebruikt
  In deze bijlage worden onder " menselijk biologisch materiaal " verstaan alle eiwitten, cellen, weefsels en verwante materialen die uit menselijk materiaal zijn bereid en die in vitro of ex vivo worden gebruikt om de farmacokinetische kenmerken van geneeskrachtige substanties te beoordelen.
  In deze rubriek worden verslagen verstrekt van onderzoeken naar de plasma-eiwitbinding, onderzoeken naar levermetabolisme en de interactie van werkzame stoffen en onderzoeken waarvoor overig menselijk biologisch materiaal is gebruikt.
  5.2.3. Farmacokinetische onderzoeken bij mensen
  a) De volgende farmacokinetische kenmerken worden beschreven :
  - absorptie (snelheid en mate),
  - verdeling,
  - metabolisme,
  - uitscheiding.
  Klinisch significante kenmerken, zoals de gevolgen van de kinetische gegevens voor het doseringsschema, vooral voor risicopatiënten, en verschillen tussen de mens en de bij het preklinische onderzoek gebruikte diersoorten, worden beschreven.
  Naast de gebruikelijke op multipele bemonstering gebaseerde farmacokinetische onderzoeken, kunnen ook farmacokinetische analyses van populaties op basis van schaars bemonsteren (sparse sampling) informatie geven over de bijdragen van intrinsieke en extrinsieke factoren aan de variabiliteit in de relatie tussen de dosering en de farmacokinetische respons. Er worden verslagen verstrekt van farmacokinetische onderzoeken en onderzoeken naar primaire verdraagbaarheid bij gezonde personen en bij patiënten, van farmacokinetische onderzoeken om de effecten van intrinsieke en extrinsieke factoren te beoordelen en van farmacokinetische onderzoeken bij populaties.
  b) Als het geneesmiddel normaliter samen met andere geneesmiddelen wordt toegediend, worden gegevens vermeld van onderzoek naar gelijktijdige toediening, dat is uitgevoerd om een mogelijke verandering van de farmacologische werking aan te tonen.
  Er wordt onderzoek gedaan naar de farmacokinetische interacties tussen de werkzame stof en andere geneesmiddelen of substanties.
  5.2.4. Farmacodynamische onderzoeken bij mensen
  a) De farmacodynamische werking die is gecorreleerd met de werkzaamheid, wordt aangetoond met inbegrip van :
  - de dosis/respons-relatie en het tijdsverloop hiervan,
  - een rechtvaardiging van de dosering en de wijze van toediening,
  - indien mogelijk, de werkingswijze.
  De farmacodynamische werking die niet is gecorreleerd met de werkzaamheid, wordt beschreven.
  Het aantonen van farmacodynamische effecten bij de mens is op zichzelf niet voldoende om conclusies omtrent een mogelijke therapeutische werking te rechtvaardigen.
  b) Als het geneesmiddel normaliter samen met andere geneesmiddelen wordt toegediend, worden gegevens vermeld van onderzoek naar gelijktijdige toediening, dat is uitgevoerd om een mogelijke verandering van de farmacologische werking aan te tonen.
  Er wordt onderzoek gedaan naar de farmacodynamische interacties tussen de werkzame stof en andere geneesmiddelen of substanties.
  5.2.5. Onderzoeken naar werkzaamheid en veiligheid
  5.2.5.1. Klinische onderzoeken met controlegroep die relevant zijn voor de in de aanvraag vermelde indicatie.
  In het algemeen wordt klinisch onderzoek uitgevoerd met controlegroepen, indien mogelijk met aselecte indeling en in voorkomend geval versus een placebo en versus een bestaand geneesmiddel waarvan de therapeutische waarde is aangetoond; voor een andere opzet wordt een motivering gegeven. De behandeling van de controlegroepen zal van geval tot geval variëren en zal mede worden bepaald door ethische overwegingen en door het therapeutische gebied; zo kan het in bepaalde gevallen passender zijn de werkzaamheid van een nieuw geneesmiddel te vergelijken met die van een bestaand geneesmiddel waarvan de therapeutische waarde is aangetoond, dan deze te vergelijken met de werking van een placebo.
  1) Er worden, vooral bij onderzoeken waarin de werking van het product niet objectief kan worden gemeten, zo veel mogelijk maatregelen genomen om vertekening te voorkomen, zoals methoden voor aselecte indeling en blind onderzoek.
  2) Het protocol van het onderzoek bevat een uitvoerige beschrijving van de te gebruiken statistische methoden, alsmede een vermelding van het aantal patiënten en de redenen waarom zij in het onderzoek zijn opgenomen (met inbegrip van berekeningen van de statistische waarde van het onderzoek), het te gebruiken significatieniveau en een beschrijving van de statistische eenheid.
  Maatregelen om vertekening te vermijden, in het bijzonder de methoden voor de aselecte indeling, worden gedocumenteerd. Het betrekken van een groot aantal proefpersonen bij een onderzoek mag niet worden beschouwd als een adequate vervanging van een onderzoek met een deugdelijke controleopzet.
  De gegevens over veiligheid worden, rekening houdend met de door de Commissie gepubliceerde richtsnoeren, bestudeerd, waarbij bijzondere aandacht is voor de voorvallen die tot wijziging van de dosering hebben geleid of bijkomende medicatie noodzakelijk hebben gemaakt, ernstige ongewenste voorvallen, voorvallen die tot intrekking hebben geleid, en sterfgevallen. Patiënten of groepen patiënten met een verhoogd risico worden vermeld en bijzondere aandacht wordt besteed aan mogelijk kwetsbare patiënten die in kleine aantallen aanwezig kunnen zijn, bv. kinderen, zwangere vrouwen, ouderen met een zwakke gezondheid, mensen met een duidelijke afwijking op het gebied van metabolisme of excretie enz. De gevolgen van de veiligheidsbeoordeling voor de mogelijke toepassingen van het geneesmiddel worden beschreven.
  5.2.5.2. Klinische onderzoeken zonder controlegroep, analyses van gegevens van meer dan een onderzoek en overige klinische onderzoeken
  De verslagen van deze onderzoeken worden verstrekt.
  5.2.6. Ervaringen na het in de handel brengen
  Als het geneesmiddel al in derde landen is toegelaten, wordt informatie verstrekt over bijwerkingen van het betrokken geneesmiddel en van geneesmiddelen die dezelfde werkzame stof(fen) bevatten, indien mogelijk gerelateerd aan de gebruikte hoeveelheid.
  5.2.7. Statussen en lijsten van individuele patiënten
  Statussen en lijsten van individuele patiëntgegevens die overeenkomstig de door het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling gepubliceerde desbetreffende richtsnoeren zijn ingediend, worden in dezelfde volgorde als de verslagen van de klinische onderzoeken verstrekt en gepresenteerd en geïndiceerd naar onderzoek.
Art. N. ANNEXE I. Normes et protocoles analytiques, toxico-pharmacologiques et cliniques en matière d'essais de médicaments.
  Table des matières
  Introduction et principes généraux
  PARTIE I : Exigences du dossier standardisé de demande d'autorisation de mise sur le marché
  1. Module 1 : renseignements d'ordre administratif
  1.1. Table des matières
  1.2. Formulaire de la demande
  1.3. Résumé des caractéristiques du produit, étiquetage et notice
  1.3.1. Résumé des caractéristiques du produit
  1.3.2. Etiquetage et notice
  1.3.3. Maquettes et échantillons
  1.3.4. Résumés des caractéristiques du produit déjà approuvés dans les Etats membres
  1.4. Informations concernant les experts
  1.5. Exigences spécifiques pour différents types de demandes
  1.6. Evaluation du risque pour l'environnement
  2. Module 2 : Résumés
  2.1. Table globale des matières
  2.2. Introduction
  2.3. Résumé global de la qualité
  2.4. Résumé détaillé non-clinique
  2.5. Résumé détaillé clinique
  2.6. Resumé non-clinique
  2.7. Résumé clinique
  3. Module 3 : Information chimique, pharmaceutique et biologique pour les médicaments contenant des substances chimiques et/ou biologiques actives
  3.1. Format et présentation
  3.2. Contenu : principes et exigences fondamentaux
  3.2.1. Substance(s) active(s)
  3.2.1.1. Information générale et information relative aux matières de départ et aux matières premières
  3.2.1.2. Procédé de fabrication de la ou des substances actives
  3.2.1.3. Caractérisation de la ou des substances actives
  3.2.1.4. Contrôle de la ou des substances actives
  3.2.1.5. Normes ou substances de référence
  3.2.1.6. Conditionnement et système de fermeture de la substance active
  3.2.1.7. Stabilité de la ou des substances actives
  3.2.2. Produit fini
  3.2.2.1. Description et composition du produit fini
  3.2.2.2. Développement pharmaceutique
  3.2.2.3. Procédé de fabrication du produit fini
  3.2.2.4. Contrôle des excipients
  3.2.2.5. Contrôle du produit fini
  3.2.2.6. Normes ou substances de référence
  3.2.2.7. Conditionnement et fermeture du produit fini
  3.2.2.8. Stabilité du produit fini
  4. Module 4 : Rapports non-cliniques
  4.1. Format et présentation
  4.2. Contenu : principes et exigences fondamentaux
  4.2.1. Pharmacologie
  4.2.2. Pharmacocinétique
  4.2.3. Toxicité
  5. Module 5 : Rapports d'études cliniques
  5.1. Format et présentation
  5.2. Contenu : principes et exigences fondamentaux
  5.2.1. Rapports d'études biopharmaceutiques
  5.2.2. Rapports d'études relatives à la pharmacocinétique utilisant des biomatériaux humains
  5.2.3. Rapports d'études pharmacocinétiques chez l'homme
  5.2.4. Rapports d'études de pharmacodynamie chez l'homme
  5.2.5. Rapports d'études d'efficacité et de sécurité
  5.2.5.1. Rapports d'études cliniques contrôlées relatives à l'indication invoquée
  5.2.5.2. Rapports d'études cliniques non contrôlées, rapports d'analyses de données issues de plus d'une étude et autres rapports d'études cliniques
  5.2.6. Rapports sur l'expérience après mise sur le marché
  5.2.7. Cahiers d'observation et listes individuelles de patients
  PARTIE II : Dossiers d'autorisation de mise sur le marché et exigences spécifiques
  1. Usage médical bien établi
  2. Médicament essentiellement similaires
  3. Données supplémentaires exigées dans des situations spécifiques
  4. Médicaments biologiques similaires
  5. Associations médicamenteuses fixes
  6. Documentation pour des demandes d'autorisation dans des circonstances exceptionnelles
  7. Demandes mixtes d'autorisation de mise sur le marché
  PARTIE III : Médicaments particuliers
  1. Médicaments biologiques
  1.1. Médicaments dérivés du plasma
  1.2. Vaccins
  2. Radiopharmaceutiques et précurseurs
  2.1. Radiopharmaceutiques
  2.2. Précurseurs radiopharmaceutiques à des fins de radiomarquage
  3. Médicaments homéopathiques
  4. Médicaments à base de plantes
  5. Médicaments orphelins
  PARTIE IV : Médicaments de thérapie innovante
  1. Médicaments de thérapie génique (humains et xénogéniques)
  1.1. Diversité des médicaments de thérapie génique
  1.2. Exigences spécifiques concernant le module 3
  2. Médicaments de thérapie cellulaire somatique (humains et xénogéniques)
  3. Exigences spécifiques pour les médicaments (humains et xénogéniques) de thérapie cellulaire somatique et de thérapie génique concernant les modules 4 et 5
  3.1. Module 4
  3.2. Module 5
  3.2.1. Etudes de pharmacologie humaine et efficacité
  3.2.2. Sécurité
  4. Declaration spécifique concernant les médicaments de xénotransplantation
  

Modifications

Introduction et principes genéraux
[1]Les renseignements et les documents qui doivent être joints à la demande d'enregistrement en vertu de l'article 2 du présent arrêté sont présentés conformément aux exigences de la présente annexe et en tenant compte des lignes directrices publiées par la Commission dans "La réglementation des médicaments dans la Communauté européenne", volume B, avis aux demandeurs, médicaments à usage humain, présentation et contenu du dossier, document technique commun (DTC).
[2]Les renseignements et documents sont présentés en cinq modules : le module 1 fournit les données administratives spécifiques communautaires; le module 2 fournit des résumés de qualité, non-cliniques et cliniques, le module 3 fournit des informations chimiques, pharmaceutiques et biologiques, le module 4 fournit des rapports non-cliniques et le module 5 fournit des rapports d'études cliniques. Cette présentation met en oeuvre un format commun pour toutes les régions CIH
[1](NOTE de Justel : il s'agit apparemment d'une note dont l'appel est absent.) (Communauté européenne, Etats Unis d'Amérique, Japon). Ces cinq modules sont présentés en respectant strictement le format, le contenu et le système de numérotation défini en détail dans le volume 2B de l'avis aux demandeurs précité.
[2](NOTE de Justel : il s'agit apparemment d'une note dont l'appel est absent.) Conférence internationale d'harmonisation des exigences techniques pour l'enregistrement de produits pharmaceutiques à usage humain.
[3]La présentation du DTC communautaire est applicable à tous les types de demandes d'enregistrement, indépendamment de la procédure à appliquer (à savoir procédure centralisée, procédure de reconnaissance mutuelle ou procédure nationale) ou du fait de savoir s'il s'agit d'une demande complète ou abrégée. Cette présentation est aussi applicable à tous les types de produits, notamment les nouvelles entités chimiques (NEC), les médicaments radiopharmaceutiques, les dérivés du plasma, les vaccins, les médicaments à base de plantes etc.
[4]Lorsqu'ils préparent le dossier de demande d'enregistrement, les demandeurs tiennent aussi compte des lignes directrices/notes explicatives scientifiques relatives à la qualité, la securité et l'efficacité des médicaments à usage humain adoptées par le Comité des spécialités pharmaceutiques (CSP) et publiées par l'Agence européenne pour l'évaluation des médicaments (AEEM) et des autres lignes directrices communautaires pharmaceutiques publiées par la Commission dans les différents volumes de "La réglementation des médicaments dans la Communauté européenne".
[5]Concernant la partie qualité (chimique, pharmaceutique et biologique) du dossier, toutes les monographies, y compris les monographies générales, et les chapitres genéraux de la Pharmacopée européenne sont applicables.
[6]Le processus de fabrication est conforme aux exigences de l'annexe II de l'arrêté royal du 6 juin 1960 relatif à la fabrication, à la distribution en gros des médicaments et à leur dispensation, relatif aux bonnes pratiques de fabrication des médicaments/Directive 91/356/CEE de la Commission établissant les principes et lignes directrices de bonnes pratiques de fabrication pour les médicaments à usage humain et aux principes et lignes directrices de bonnes pratiques de fabrication, publies par la Commission dans "La réglementation des médicaments dans la Communauté européenne", volume 4.
[7]Toute information relative à l'évaluation du médicament concerné est jointe à la demande, qu'elle soit favorable ou défavorable au produit. Notamment, les renseignements pertinents sur chaque essai clinique ou toxico pharmacologique incomplet ou interrompu relatif au médicament et/ou les essais menés à bien concernant des indications thérapeutiques non couvertes par la demande sont à fournir.
[8]Tous les essais cliniques réalisés dans la Communauté européenne doivent se conformer aux exigences de la directive 2001/20/CE du Parlement européen et du Conseil concernant le rapprochement des dispositions législatives, réglementaires et administratives des Etats membres relatives à l'application de bonnes pratiques cliniques dans la conduite d'essais cliniques de médicaments à usage humain. Pour être pris en compte au cours de l'evaluation d'une demande, les essais cliniques realisés en dehors de la Communauté européenne qui concernent des médicaments destinés à être utilisés dans la Communauté européenne sont conçus, mis en oeuvre et donnent lieu à un rapport conformément aux bonnes pratiques cliniques et aux principes éthiques applicables, sur la base de principes équivalents aux dispositions de la directive 2001/20/CE. Ils sont réalisés conformément aux principes éthiques évoqués, par exemple, dans la déclaration d'Helsinki.
[9]Les études (toxico-pharmacologiques) non-cliniques sont réalisées conformément aux dispositions en matière de bonnes pratiques de laboratoire établies dans l'arrêté royal du 6 mars 2002 fixant les principes de bonnes pratiques de laboratoire et la vérification de leur mise en application pour les essais effectués sur les substances chimiques/Directive 87/18/CEE du Conseil concernant le rapprochement des dispositions législatives, réglementaires et administratives relatives à l'application des principes de bonnes pratiques de laboratoire et au contrôle de leur application pour les essais sur les substances chimiques et 88/320/CEE concernant l'inspection et la vérification des bonnes pratiques de laboratoire (BPL).
[10]Tous les essais sur les animaux doivent être réalises conformément à l'arrêté royal du 14 novembre 1993 relatif à la protection des animaux utilisés à des fins expérimentales/Directive 86/609/CEE du Conseil concernant le rapprochement des dispositions législatives, réglementaires et administratives des Etats membres relatives à la protection des animaux utilisés à des fins expérimentales ou à d'autres fins scientifiques.
[11]Pour suivre l'évaluation bénéfice/risque, toute nouvelle information ne figurant pas dans la demande d'origine et toute information de pharmacovigilance sont soumises à la DG Médicaments, CBPH. Après l'octroi d'un enregistrement, toute modification des données du dossier est soumise à la DG Médicaments ou, si d'application, à l'Agence européenne pour l'évaluation des médicaments, conformément aux exigences des articles 10, 10bis et 11 du présent arrêté/Règlements (CE) N° 1084/2003 et (CE) N° 1085/2003 de la Commission et aux exigences figurant dans le volume 9 publié par la Commission dans "La réglementation des médicaments dans la Communauté européenne".
La présente annexe se divise en quatre parties :
- La partie I décrit le format de la demande, le résumé des caractéristiques du produit, l'étiquetage, la notice et les exigences de présentation pour les demandes standards (modules 1 à 5).
- La partie II prévoit une dérogation pour les "demandes spécifiques" à savoir l'usage médical bien établi, les medicaments essentiellement similaires, les associations fixes, les produits biologiques similaires, les circonstances exceptionnelles et les demandes mixtes (en partie bibliographique et en partie études propres).
- La partie III traite des "demandes particulières" pour les médicaments biologiques (dossier permanent du plasma; dossier permanent de l'antigène vaccinant), radiopharmaceutiques, homéopathiques, à base de plantes, et les médicaments orphelins.
- La partie IV traite des "médicaments de thérapie innovante" et concerne les exigences spécifiques de médicaments pour thérapie génique (utilisant le système humain autologue ou allogénique, ou le système xénogénique) et les médicaments de thérapie cellulaire d'origines, tant humaine qu'animale, et les médicaments de transplantation xénogénique.
Art. 2N. DEEL II. Specifieke dossiers en eisen voor vergunningen voor het in de handel brengen. <INGEVOEGD bij KB 2004-03-04/30, art. 5, 030; Inwerkingtreding : 10-03-2004>
  Sommige geneesmiddelen hebben zodanige specifieke kenmerken dat alle eisen voor dossiers van aanvragen van een vergunning voor het in de handel brengen die in deel I van deze bijlage zijn opgenomen, moeten worden aangepast.
  In deze bijzondere situaties gelden passende aangepaste eisen voor de dossiers.
  I. Langdurig gebruik in de medische praktijk
  Voor geneesmiddelen waarvan de werkzame stoffen " reeds lang in de medische praktijk worden gebruikt ", als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 8°), a), tweede streepje van dit besluit, en een erkende werkzaamheid alsmede een aanvaardbaar veiligheidsniveau bieden, gelden de volgende specifieke regels :
  De aanvrager verstrekt de modules 1, 2 en 3 overeenkomstig deel I van deze bijlage.
  Voor de modules 4 en 5 wordt in een gedetailleerde wetenschappelijke bibliografie aandacht aan niet klinische en klinische kenmerken besteed.
  De volgende specifieke voorschriften gelden voor het aantonen van langdurig gebruik in de medische praktijk :
  a) Om vast te stellen dat bestanddelen van geneesmiddelen reeds lang in de medische praktijk worden gebruikt, wordt rekening gehouden met de volgende factoren :
  - de periode dat een substantie is gebruikt,
  - kwantitatieve aspecten van het gebruik van de substantie,
  - de mate van wetenschappelijke belangstelling voor het gebruik van de substantie (zoals die tot uiting komt in de gepubliceerde wetenschappelijke literatuur) en
  - de samenhang in de wetenschappelijke beoordeling.
  De periode die nodig is om te kunnen vaststellen dat een substantie reeds lang in de medische praktijk wordt gebruikt, kan derhalve van geval tot geval verschillen. Deze kan echter in geen geval korter zijn dan één decennium, gerekend vanaf het eerste systematische en gedocumenteerde gebruik van de substantie als geneesmiddel in de Gemeenschap.
  b) De door de aanvrager verstrekte documentatie bestrijkt alle aspecten van de beoordeling van de veiligheid en/of de werkzaamheid en bevat (een verwijzing naar) een overzicht van de relevante literatuur, waarbij rekening wordt gehouden met onderzoek voor en na het in de handel brengen en met de gepubliceerde wetenschappelijke literatuur over de opgedane ervaring in de vorm van epidemiologisch onderzoek en met name vergelijkend epidemiologisch onderzoek. Alle documentatie wordt vermeld, ongeacht of deze positief of negatief is. Met betrekking tot de bepalingen inzake " langdurig gebruik in de medische praktijk " is het met name noodzakelijk te verduidelijken dat " bibliografische verwijzingen " naar andere bronnen van bewijsmateriaal (onderzoek na het in de handel brengen, epidemiologisch onderzoek, enz.) en niet alleen gegevens betreffende proeven en onderzoeken kunnen dienen als geldig bewijsmiddel voor de veiligheid en de werkzaamheid van een geneesmiddel, indien in de aanvraag op bevredigende wijze het gebruik van deze informatiebronnen wordt toegelicht en gerechtvaardigd.
  c) Bijzondere aandacht wordt besteed aan eventuele ontbrekende informatie en gemotiveerd wordt waarom ondanks het ontbreken van bepaalde onderzoekresultaten een aanvaardbaar niveau van veiligheid en/of werkzaamheid kan worden aangetoond.
  d) In de niet-klinische en/of klinische overzichten wordt uiteengezet wat de relevantie is van eventuele ingediende gegevens die betrekking hebben op een ander product dan hetgeen in de handel zal worden gebracht. Beoordeeld wordt of het onderzochte geneesmiddel ondanks de bestaande verschillen als gelijkwaardig kan worden beschouwd met het product waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen wordt aangevraagd.
  e) Ervaring na het in de handel brengen met andere producten die dezelfde bestanddelen bevatten is bijzonder belangrijk en de aanvrager houdt uitdrukkelijk rekening met dit aspect.
  II. In wezen gelijkwaardige geneesmiddelen
  a) Aanvragen op basis van artikel 2, eerste lid, 8°), a), eerste streepje van dit besluit (in wezen gelijkwaardige geneesmiddelen) bevatten alleen de in de modules 1, 2 en 3 van deel I van deze bijlage beschreven gegevens op voorwaarde dat de aanvrager beschikt over toestemming van de houder van de oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen om te verwijzen naar de inhoud van diens modules 4 en 5.
  b) Aanvragen op basis van artikel 2, eerste lid, 8°), a), derde streepje van dit besluit (in wezen gelijkwaardige geneesmiddelen d.w.z. generieke geneesmiddelen) bevatten de in de modules 1, 2 en 3 van deel I van deze bijlage beschreven gegevens alsook gegevens die de biologische beschikbaarheid en de biologische equivalentie met het oorspronkelijke geneesmiddel aantonen, op voorwaarde dat het oorspronkelijke geneesmiddel geen biologisch geneesmiddel is (zie deel II, punt 4, gelijkwaardige biologische geneesmiddelen).
  In de niet-klinische en klinische overzichten en samenvattingen voor deze geneesmiddelen wordt in het bijzonder aandacht aan de volgende elementen besteed :
  - de gronden waarop het geneesmiddel in wezen gelijkwaardig wordt geacht;
  - een samenvatting van de verontreinigingen die voorkomen in fabricagepartijen van de werkzame stof(fen) en van het eindproduct (en in voorkomend geval de ontledingsproducten die bij opslag ontstaan) als voorgesteld voor gebruik in de in de handel te brengen geneesmiddelen, met een beoordeling van deze verontreinigingen;
  - een beoordeling van de onderzoeken naar de biologische equivalentie of een motivering waarom geen onderzoeken zijn uitgevoerd overeenkomstig de richtsnoeren voor " onderzoek naar biologische beschikbaarheid en biologische equivalentie ";
  - een bijwerking van de gepubliceerde literatuur die voor de substantie en voor de aanvraag van belang is. Het kan aanvaardbaar zijn dat voor dit doeleinde artikelen in " peer review " vaktijdschriften worden geannoteerd;
  - elke aanspraak in de samenvatting van de kenmerken van het product die niet bekend is van of is afgeleid van de kenmerken van het geneesmiddel en/of de therapeutische categorie ervan wordt in de niet-klinische of klinische overzichten en samenvattingen besproken en onderbouwd met gepubliceerde literatuur en/of aanvullende onderzoeken;
  - indien van toepassing moet de aanvrager, wanneer deze aanspraak maakt op gelijkwaardigheid in wezen, aanvullende gegevens verstrekken teneinde het bewijs te leveren van de gelijkwaardigheid van de veiligheids- en werkzaamheidskenmerken van de andere zouten, esters of derivaten van een werkzame stof waarvoor een vergunning is verleend.
  III. Aanvullende gegevens die in bijzondere situaties vereist zijn
  Indien de werkzame stof van een in wezen gelijkwaardig geneesmiddel hetzelfde therapeutische deel bevat als het oorspronkelijke toegelaten geneesmiddel in combinatie met een ander zout of ester complex of derivaat, wordt aangetoond dat in de farmacokinetiek van het deel, in de farmacodynamiek en/of in de toxiciteit geen wijziging optreedt die het veiligheids- en werkzaamheidsprofiel kan veranderen. Indien dit niet wordt aangetoond, wordt deze combinatie als een nieuwe werkzame stof beschouwd.
  Indien een geneesmiddel bestemd is voor een ander therapeutisch gebruik, in een andere farmaceutische vorm wordt aangeboden of bestemd is om op een andere wijze dan wel in andere doses of met een andere dosering te worden toegediend, worden de resultaten van passende toxicologische, farmacologische en/of klinische proeven verstrekt.
  IV. Gelijkwaardige biologische geneesmiddelen
  De bepalingen van artikel 2, eerste lid, 8°), a), derde streepje van dit besluit, kunnen ontoereikend zijn in het geval van biologische geneesmiddelen. Indien op grond van de voor in wezen gelijkwaardige geneesmiddelen (generieke geneesmiddelen) vereiste informatie de gelijkwaardigheid van twee biologische geneesmiddelen niet kan worden aangetoond, worden hiervoor aanvullende gegevens, in het bijzonder het toxicologische en klinische profiel, verstrekt.
  Indien een onafhankelijke aanvrager onder verwijzing naar een in de Gemeenschap toegelaten oorspronkelijk geneesmiddel na het verstrijken van de periode van gegevensbescherming een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen indient voor een biologisch geneesmiddel, als gedefinieerd in deel I, punt 3.2, van deze bijlage, wordt de volgende aanpak toegepast.
  - De te verstrekken informatie blijft niet beperkt tot de modules 1, 2 en 3 (chemische, farmaceutische en biologische gegevens), aangevuld met gegevens over de biologische equivalentie en de biologische beschikbaarheid. Per geval wordt overeenkomstig de relevante wetenschappelijke richtsnoeren vastgesteld welke en hoeveel aanvullende gegevens (d.w.z. toxicologische en overige niet-klinische en passende klinische gegevens) moeten worden verstrekt.
  - Vanwege de diversiteit van biologische geneesmiddel stelt het DG Geneesmiddelen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elk afzonderlijk geneesmiddel, vast welke gespecificeerde onderzoeken, als bedoeld in de modules 4 en 5, vereist zijn.
  De toe te passen algemene beginselen worden behandeld in door het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling gepubliceerde richtsnoeren, waarin rekening wordt gehouden met de kenmerken van het betrokken biologische geneesmiddel. Indien het oorspronkelijke toegelaten geneesmiddel meer dan een indicatie heeft, worden de werkzaamheid en veiligheid van het volgens de aanvrager gelijkwaardige geneesmiddel voor elke in de aanvraag vermelde indicatie afzonderlijk gemotiveerd of zo nodig aangetoond.
  V. Combinatiegeneesmiddelen
  Aanvragen op basis van artikel 2, eerste lid, 8°), b) van dit besluit, betreffen nieuwe geneesmiddelen die uit ten minste twee werkzame stoffen bestaan en die niet eerder als combinatiegeneesmiddel zijn toegelaten.
  Voor deze aanvragen wordt een volledig dossier (modules 1 tot en met 5) voor het combinatiegeneesmiddel verstrekt. In voorkomend geval wordt informatie verstrekt over de fabricagelocaties en de veiligheidsbeoordeling voor vreemd materiaal.
  VI. Documentatie voor aanvragen in uitzonderlijke omstandigheden
  Wanneer de aanvrager kan aantonen dat hij geen volledige gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid bij normaal gebruik kan verschaffen omdat :
  - de indicaties waarvoor het product is bedoeld zo zelden voorkomen dat niet redelijkerwijs kan worden verwacht dat de aanvrager volledige gegevens verstrekt, of
  - volledige gegevens vanwege de stand van de wetenschappelijke kennis op dat moment niet kunnen worden verstrekt, of
  - het verzamelen van deze informatie zou indruisen tegen algemeen aanvaarde beginselen van de medische ethiek, kunnen, overeenkomstig artikel 7ter, § 2 van dit besluit specifieke verplichtingen aan een vergunning voor het in de handel brengen worden verbonden.
  Deze verplichtingen kunnen het volgende omvatten :
  - de aanvrager moet binnen een door het DG Geneesmiddelen vastgestelde termijn een gespecificeerd onderzoeksprogramma voltooien; op basis van de resultaten van dit programma wordt het baten/risico-profiel opnieuw beoordeeld;
  - het geneesmiddel mag alleen op medisch recept worden verstrekt en mag in bepaalde gevallen alleen onder streng medisch toezicht, eventueel in een ziekenhuis en in geval van radiofarmaceutica door een bevoegd persoon, worden toegediend;
  - in de bijsluiter en in alle overige medische informatie moet de arts erop worden gewezen dat over het geneesmiddel in bepaalde, gespecificeerde opzichten nog onvoldoende gegevens beschikbaar zijn.
  VII. Gemengde aanvragen
  Onder " gemengde aanvragen " worden verstaan aanvraagdossiers van vergunningen voor het in de handel brengen waarin module 4 en/of module 5 bestaat uit een combinatie van enerzijds verslagen van door de aanvrager uitgevoerde beperkte niet-klinische en/of klinische onderzoeken en anderzijds bibliografische verwijzingen. De overige module of modules komen overeen met de in deel I van deze bijlage beschreven structuur. Het DG Geneesmiddelen aanvaardt per geval de door de aanvrager voorgestelde vorm.
Art. 1N. PARTIE I. Exigences du dossier standardisé de demande d'autorisation de mise sur le marché.
  1. MODULE 1 : Renseignements d'ordre administratif
  1.1. Table des matières
  Il y a lieu de présenter une table des matières exhaustive des modules 1 à 5 du dossier soumis au titre de la demande d'une autorisation de mise sur le marché.
  1.2. Formulaire de demande
  Le médicament qui fait l'objet de la demande est à identifier par son nom et le nom de la ou des substance(s) active(s), ainsi que par la forme pharmaceutique, la voie d'administration, le dosage et la présentation, y compris l'emballage.
  Le demandeur indique son nom et son adresse, le nom et l'adresse du ou des fabricants et des sites impliqués aux différents stades de la production (incluant le fabricant du produit fini et le ou les fabricants de la ou des substances actives) et, le cas échéant, le nom et l'adresse de l'importateur.
  Le demandeur indique le type de demande et, le cas échéant, quels échantillons sont aussi fournis.
  Des copies de l'autorisation de fabrication définie à l'article 2 de l'arrête royal du 6 juin 1960 relatif à la fabrication, à la distribution en gros des médicaments et à leur dispensation, ainsi qu'une liste des pays où une autorisation a été accordée, des copies de tous les résumés des caractéristiques du produit conformément à l'article 2quater du présent arrêté tels qu'approuvés par les Etats membres et une liste des pays où une demande d'autorisation a été présentée sont à annexer aux renseignements administratifs.
  Conformément aux indications du formulaire de demande, les demandeurs fournissent, notamment, des renseignements relatifs au médicament faisant l'objet de la demande, la base juridique de la demande, le titulaire et le ou les fabricants proposés pour l'autorisation de mise sur le marché, des informations sur le statut de médicament orphelin, les avis scientifiques et le programme de développement pédiatrique.
  1.3. Résumé des caractéristiques du produit, étiquetage et notice
  1.3.1. Résumé des caracteristiques du produit
  Le demandeur propose un résumé des caracteristiques du produit, conformément à l'article 2quater du présent arrêté.
  1.3.2. Etiquetage et notice
  Une proposition de texte pour l'étiquetage du conditionnement primaire, de l'emballage extérieur et de la notice est à fournir. Ce texte comporte tous les renseignements obligatoires énumérés aux articles 2bis et 2sexies du présent arrête concernant l'étiquetage des médicaments à usage humain et la notice.
  1.3.3. Maquettes et échantillons
  Le demandeur fournit un échantillon et/ou des maquettes du conditionnement primaire, de l'emballage extérieur, des étiquetages et des notices pour le médicament concerné.
  1.3.4. Résumés des caractéristiques du produit déjà approuvés dans les Etats membres
  Sont soumises en annexe aux renseignements administratifs du formulaire de demande, des copies de tous les résumés des caractéristiques du produit visés aux articles 11 et 21 de la directive 2001/83/CE du Parlement européen et du Conseil du 6 novembre 2001 instituant un code communautaire relatif aux médicaments à usage humain approuvés par des Etats membres, le cas échéant, et une liste des pays où une demande a été présentée.
  1.4. Informations concernant les experts
  Conformément aux dispositions de l'article 2, alinéa 2 jusqu'à 5 du présent arrêté, les experts doivent fournir des rapports détaillés de leurs observations sur les documents et les renseignements qui constituent le dossier de demande d'autorisation de mise sur le marché et en particulier concernant les modules 3, 4 et 5 (respectivement documentation chimique, pharmaceutique et biologique, documentation non-clinique et documentation clinique). Les experts sont tenus de procéder à une evaluation critique de la qualité du médicament et des essais réalisés sur l'animal et sur l'homme et de mettre en évidence toutes les données pertinentes pour l'évaluation.
  Pour répondre à ces exigences, un résumé global de la qualité, un résumé détaillé non-clinique (donnees d'essais réalisés sur l'animal) et un résume détaillé clinique inséré dans le module 2 du dossier de demande d'autorisation de mise sur le marché sont à fournir. Une déclaration signée par les experts et une brève description des diplômes, de la formation et des activités professionnelles sont à présenter dans le module 1. Les experts possedent des qualifications techniques ou professionnelles adéquates. Les liens professionnels de l'expert avec le demandeur sont a déclarer.
  1.5. Exigences specifiques pour différents types de demandes
  Les exigences spécifiques pour différents types de demandes sont traitées dans la partie II de la présente annexe.
  1.6. Evaluation du risque pour l'environnement
  Le cas échéant, les demandes d'autorisations de mise sur le marché comportent, sous forme de résumé détaillé, une évaluation des risques portant sur les risques éventuels que présentent pour l'environnement l'utilisation et/ou l'élimination du médicament et comportant des propositions pour des modalités d'étiquetage approprié. Le risque pour l'environnement lié à la dissémination de médicaments consistant en OGM (organismes génétiquement modifiés) ou en contenant au sens de l'article 2 de la directive 2001/18/CE du Parlement européen et du Conseil relative à la dissémination volontaire d'organismes génétiquement modifiés dans l'environnement et abrogeant la directive 90/220/CEE du Conseil est traité.
  L'information concernant le risque pour l'environnement apparaît sous forme d'annexe au module 1.
  L'information est présentée conformément aux dispositions de la directive 2001/18/CE, en tenant compte de tous documents d'orientation publiés par la Commission en relation avec la mise en oeuvre de la directive précitée.
  L'information comprend :
  - une introduction;
  - une copie de toute autorisation écrite pour la dissémination volontaire dans l'environnement de l'OGM ou des OGM à des fins de recherche et de développement conformément à la partie B de la directive 2001/18/CE;
  - l'information requise dans les annexes II à IV de la directive 2001/18/CE, notamment les méthodes de détection et d'identification et le code unique de l'OGM, plus toute information supplementaire sur l'OGM ou le produit concerné pour évaluer le risque pour l'environnement;
  - un rapport d'évaluation du risque pour l'environnement établi sur la base de l'information spécifiée dans les annexes III et IV de la directive 2001/18/CE et conformément à l'annexe II de la directive 2001/18/CE;
  - la prise en compte de l'information qui précède et de l'évaluation des risques pour l'environnement, une conclusion proposant une stratégie appropriée de gestion des risques comportant, pour ce qui concerne l'OGM et le produit en question, un plan de suivi post-commercialisation et l'identification de tous renseignements spécifiques devant apparaître dans le resumé des caractéristiques du produit, l'étiquetage et la notice;
  - des mesures appropriées pour informer le public.
  Doivent figurer également une signature datee de l'auteur, la description de ses diplômes, de sa formation et de ses activités professionnelles, ainsi qu'une déclaration concernant ses liens avec le demandeur.
  2. MODULE 2 : Résumés
  Ce module a pour objet de résumer les données chimiques, pharmaceutiques et biologiques, les données non-cliniques et les données cliniques présentées dans les modules 3, 4 et 5 du dossier de demande d'autorisation de mise sur le marché, et de fournir les rapports/résumés détaillés décrits à l'article 2, alinéa 2 jusqu'à 5 du présent arrêté.
  Les points critiques sont traités et analysés. Des résumés factuels comportant des formats tabulaires sont fournis. Ces rapports fournissent des références croisées aux formats tabulaires ou à l'information contenue dans la documentation principale présentée dans le module 3 (documentation chimique, pharmaceutique et biologique), le module 4 (documentation non-clinique) et le module 5 (documentation clinique).
  L'information contenue dans le module 2 est présentée conformément au format, au contenu et au système de numérotation définis dans le volume 2 de l'avis aux demandeurs. Ces résumés détaillés et resumés respectent les principes et exigences fondamentaux établis ci-dessous :
  2.1. Table globale des matières
  Le module 2 contient une table des matières de la documentation scientifique soumise dans les modules 2 à 5.
  2.2. Introduction
  L'information sur la classe pharmacologique, le mode d'action et l'utilisation clinique proposée du médicament pour lequel une autorisation de mise sur le marché est demandée est fournie.
  2.3. Résumé global de la qualité
  Un résumé global de la qualité passe en revue l'information liée aux données chimiques, pharmaceutiques et biologiques.
  Les paramètres et les points critiques essentiels relatifs aux aspects de la qualité sont mis en évidence, et les cas où les lignes directrices pertinentes ne sont pas suivies font l'objet d'une justification. La portée et les contours de ce document reflètent ceux des données détaillées correspondantes présentées dans le module 3.
  2.4. Résumé détaillé non-clinique
  Il est exige une évaluation intégrée et critique de l'évaluation non-clinique du médicament chez l'animal/in vitro. Ce résumé détaillé comprend une discussion et une justification de la stratégie des essais et de toute divergence par rapport aux lignes directrices pertinentes.
  Sauf pour les médicaments biologiques, le document comporte une évaluation des impuretés et des produits de dégradation et de leurs effets pharmacologiques et toxicologiques potentiels. Les implications de toutes différences dans le pouvoir rotatoire, la forme chimique et le profil d'impureté entre le composé utilisé dans les études non-cliniques et le produit destiné à être mis sur le marché sont discutées.
  Pour les médicaments biologiques, la comparabilité du matériel utilisé dans les études non-cliniques, les études cliniques et le médicament destiné à être mis sur le marché fait l'objet d'une évaluation.
  Tout excipient nouveau fait l'objet d'une évaluation spécifique au regard de la sécurité.
  Les caracteristiques du médicament démontrées par les études non-cliniques sont définies et les implications des résultats pour la sécurité du médicament au regard de l'usage en clinique proposé chez l'homme sont discutées.
  2.5. Résumé détaillé clinique
  Le résumé détaillé clinique a pour objet de fournir une analyse critique des données cliniques figurant dans le résumé clinique et le module 5. La démarche par rapport au développement clinique du médicament, y compris la conception de l'étude critique, les décisions relatives aux études et la réalisation de ces dernières est présentée.
  Il est fourni un bref résumé des observations cliniques, y compris des limitations importantes et une évaluation des bénéfices et risques sur la base des conclusions des études cliniques. Il est exigé une interprétation de la façon dont les observations relatives à l'efficacité et à la sécurité justifient la posologie proposée et les indications visées ainsi qu'une évaluation de la façon dont le résumé des caractéristiques du produit et d'autres démarches sont de nature à optimiser les bénéfices et gérer les risques.
  Les questions d'efficacité ou de sécurité rencontrées dans le développement et les questions restées sans solution sont expliquées.
  2.6. Résumé non-clinique
  Les résultats des études de pharmacologie, de pharmacocinétique et de toxicologie réalisées chez l'animal/in vitro sont fournis sous forme de résumés factuels écrits et tabulaires présentés dans l'ordre suivant :
  - Introduction
  - Résumé écrit de pharmacologie
  - Résumé de pharmacologie sous forme de tableau
  - Résumé écrit de pharmacocinétique
  - Résumé de pharmacocinétique sous forme de tableau
  - Résumé écrit de toxicologie
  - Résumé de toxicologie sous forme de tableau.
  2.7. Résumé clinique
  Il est fourni un résumé factuel detaille de l'information clinique sur le médicament incluse dans le module 5. Ce résumé comporte les résultats de toutes les études biopharmaceutiques, des études cliniques de pharmacologie et des études cliniques d'efficacité et de sécurité. Il est exigé un résumé de chaque étude.
  L'information clinique résumée est présentée dans l'ordre suivant :
  - Résumé des études biopharmaceutiques et des méthodes analytiques associées
  - Résumé des études de pharmacologie clinique
  - Résumé de l'efficacité clinique
  - Résumé de la sécurité clinique
  - Résumés des différentes études.
  3. MODULE 3 : Information chimique, pharmaceutique et biologique pour les médicaments contenant des substances chimiques et/ou biologiques actives
  3.1. Format et presentation
  Le plan général du module 3 se presente comme suit :
  - Table des matières;
  - Corps de données;
  - Substance active;
  Information générale :
  - Nomenclature;
  - Structure;
  - Propriétés genérales;
  Fabrication :
  - Fabricant(s);
  - Description du procédé de fabrication et des contrôles en cours;
  - Contrôle des matières;
  - Contrôle des étapes critiques et des produits intermédiaires;
  - Validation et/ou évaluation de procédé;
  - Développement du procédé de fabrication;
  Caractérisation :
  - Elucidation de la structure et d'autres caractéristiques;
  - Impuretés;
  Controle de la substance active :
  - Spécification;
  - Procédures analytiques;
  - Validation de procédures analytiques;
  - Analyses de lots;
  - Justification de la spécification;
  Normes ou substances de référence;
  Système de fermeture du conditionnement;
  Stabilité :
  - Résumé et conclusions concernant la stabilité;
  - Protocole de stabilité post autorisation et engagement en matière de stabilité;
  - Donnees sur la stabilité;
  - Produit fini :
  Description et composition du produit fini;
  Développement pharmaceutique :
  - Constituants du produit fini :
  --- Substance active;
  --- Excipients;
  - Formulation :
  --- Développement de la formulation;
  --- Surdosages;
  --- Propriétés physico-chimiques et biologiques;
  - Développement du procédé de fabrication;
  - Système de fermeture du conditionnement;
  - Attributs de la qualité microbiologique;
  - Compatibilité;
  Fabrication :
  - Fabricant(s);
  - Composition;
  - Description du procédé de fabrication et des contrôles des opérations;
  - Contrôles des étapes critiques et des intermédiaires;
  - Validation et/ou évaluation de procédé;
  Contrôle des excipients :
  - Spécifications;
  - Procédures analytiques;
  - Validation des procédures analytiques;
  - Justification des spécifications;
  - Excipients d'origine humaine ou animale;
  - Excipients nouveaux;
  Contrôle du produit fini :
  - Spécification(s);
  - Procédures analytiques;
  - Validation des procédures analytiques;
  - Analyses de lots;
  - Caractérisation des impuretés;
  - Justification de spécification(s);
  Normes ou substances de référence;
  Système de fermeture du conditionnement;
  Stabilité :
  - Résumé et conclusion en matière de stabilité;
  - Protocole de stabilité post autorisation et engagement en matière de stabilité;
  - Données concernant la stabilité;
  - Annexes :
  - Installations et équipements (médicaments biologiques uniquement);
  - Evaluation des agents adventices au regard de la sécurité;
  - Excipients;
  - Informations communautaires supplémentaires :
  - Programme de validation des procédés pour le médicament
  - Dispositif médical
  - Certificat(s) de conformité
  - Médicaments contenant ou utilisant, dans le procédé de fabrication, des matières d'origine animale et/ou humaine (procédure EST - encéphalopathies spongiformes transmissibles)
  - Références dans la littérature
  3.2. Contenu : principes et exigences fondamentaux
  (1) Les données chimiques, pharmaceutiques et biologiques qui sont fournies comportent pour la ou les substances actives et pour le produit fini toutes les informations pertinentes concernant : le développement, le procédé de fabrication, la caractérisation et les propriétés, les opérations et les exigences du contrôle de la qualité, ainsi qu'une description de la composition et de la présentation du produit fini.
  (2) Il est demandé deux ensembles d'informations traitant, respectivement, de la ou des substances actives et du produit fini.
  (3) Le présent module fournit en outre des informations détaillées sur les matières de départ et les matières premières utilisées au cours des operations de fabrication de la ou des substances actives et concernant les excipients incorporés dans la formulation du medicament.
  (4) Toutes les procédures et méthodes utilisées pour la fabrication et le contrôle de la substance active et du produit fini doivent être suffisamment détaillees afin d'être reproductibles lors des contrôles réalisés à la demande de l'autorité compétente. Toutes les procédures d'analyse correspondent à l'état d'avancement du progrès scientifiques du moment et sont des procédures qui ont été validées. Les résultats des études de validation sont fournis. Dans le cas de procédures d'essais incluses dans la Pharmacopée européenne, cette description est remplacée par la référence détaillée appropriée à la ou aux monographies et au chapitre général ou aux chapitres généraux.
  (5) Les monographies de la Pharmacopée européenne sont applicables à toutes les substances, préparations et formes pharmaceutiques y figurant. S'agissant d'autres substances, chaque Etat membre peut exiger le respect de sa propre pharmacopée. Toutefois, lorsqu'une matière inscrite à la Pharmacopée européenne ou à la pharmacopée d'un Etat membre a été préparée suivant une méthode susceptible de laisser des impuretés non contrôlées dans la monographie de cette pharmacopée, ces impuretés doivent être signalées avec l'indication des limites maximales admissibles et une procédure d'analyse appropriée doit être décrite. Au cas où une spécification d'une monographie de la Pharmacopée européenne ou de la pharmacopée nationale d'un Etat membre ne suffirait pas pour garantir la qualité du produit, les autorités compétentes peuvent exiger du titulaire de l'autorisation de mise sur le marché des spécifications plus appropriées. Elles en informent les autorités responsables de la pharmacopée en cause. Le titulaire de l'autorisation de mise sur le marché fournit aux autorités de ladite pharmacopée les renseignements concernant la prétendue insuffisance de la monographie en question et des spécifications supplémentaires qui ont été appliquées. Dans le cas de procédures analytiques incluses dans la Pharmacopée européenne, cette description est remplacée dans chaque section concernée par la référence détaillée appropriée à la ou aux monographies et au chapitre général ou aux chapitres généraux.
  (6) Lorsque des matières de départ et des matières premières, des substances actives ou des excipients ne sont décrits ni dans la Pharmacopée européenne ni dans la pharmacopée d'un Etat membre, la référence à une monographie d'une pharmacopée d'un pays tiers peut être acceptée. Dans ce cas, le demandeur présentera une copie de la monographie accompagnée, si nécessaire, de la validation des procédures d'analyse contenues dans cette monographie et, le cas échéant, d'une traduction.
  (7) Lorsque la substance active et/ou une matière première et une matière de départ ou un ou plusieurs excipients font l'objet d'une monographie de la Pharmacopée européenne, le demandeur peut demander un certificat de conformité qui, lorsqu'il est accordé par la Direction européenne pour la qualité des médicaments, est présenté dans la section pertinente du module. Ces certificats de conformité à la monographie de la Pharmacopée européenne sont réputés remplacer les données pertinentes des sections correspondantes décrites dans le présent module. Le fabricant fournit, par écrit, au demandeur l'assurance que le procédé de fabrication n'a pas été modifié depuis la delivrance du certificat de conformité par la Direction européenne pour la qualité des médicaments.
  (8) Pour une substance active bien définie, le fabricant de la substance active ou le demandeur est autorisé à transmettre :
  (i) la description détaillée du procédé de fabrication,
  (ii) le contrôle de qualité au cours de la fabrication, et
  (iii) la validation du procédé
  dans un document séparé (partie fermée), adressé directement à la DG Médicaments par le fabricant de la substance active, appelé dossier permanent de la substance active (DPSA). Dans ce cas toutefois, le fabricant fournit au demandeur toutes les données qui peuvent être nécessaires à ce dernier pour qu'il assume la responsabilite du médicament. Le fabricant confirme par ecrit au demandeur qu'il garantit la reproductibilité d'un lot à l'autre et ne modifie pas le procéde de fabrication ou ses spécifications sans en informer le demandeur. Les documents et les renseignements à l'appui de la demande d'une telle modification sont fournis à la DG Médicaments; ces documents et ces renseignements sont aussi fournis au demandeur lorsqu'ils concernent la partie ouverte du DPSA.
  (9) Mesures spécifiques concernant la prévention de la transmission d'encéphalopathies spongiformes animales (matériels provenant de ruminants) : à chaque étape du processus de fabrication, le demandeur doit démontrer la conformité des materiels utilisés avec la Note explicative concernant la réduction du risque de transmission des agents des encéphalopathies spongiformes animales par les médicaments à usages humain et vétérinaire et ses révisions publiées par la Commission au Journal officiel de l'Union européenne. Il est possible de démontrer la conformité avec ladite note explicative en présentant de préférence un certificat de conformité à la monographie pertinente de la Pharmacopée européenne délivré par la Direction européenne de la qualité du médicament, ou bien, en fournissant des données scientifiques justifiant cette conformité.
  (10) Pour les agents adventices, il est fourni une information évaluant le risque au regard d'une contamination potentielle par ces agents, qu'ils soient viraux ou non-viraux, conformément aux lignes directrices pertinentes et à la monographie générale et au chapitre général pertinent de la Pharmacopée européenne.
  (11) Tout appareil et équipement spécial qui peut être utilisé à tout stade du procédé de fabrication et des opérations de contrôle du médicament est décrit avec les détails adéquats.
  (12) Le cas échéant, et au besoin, un marquage CE qui est exigé par la législation communautaire sur les dispositifs médicaux est fourni.
  Il est accordé une attention particulière au choix d'éléments suivants :
  3.2.1. Substance(s) active(s)
  3.2.1.1. Information générale et information relative aux matières de départ et aux matières premières
  a) Une information sur la nomenclature de la substance active, et notamment la dénomination commune internationale (DCI) recommandée, la dénomination de la Pharmacopée européenne le cas échéant, la dénomination chimique est à fournir.
  La formule développée, y compris la stéreochimie relative et absolue, la structure moléculaire, et la masse moléculaire relative sont à fournir. Pour les médicaments biotechnologiques, le cas échéant, la séquence schématique en aminoacides et la masse moléculaire relative sont à indiquer.
  Une liste des propriétés physico-chimiques et des autres proprietes pertinentes de la substance active est à fournir, y compris l'activité biologique pour les médicaments biologiques.
  b) Aux fins de la présente annexe, on entend par matières de départ toutes les matières à partir desquelles la substance active est fabriquee ou extraite.
  Pour les médicaments biologiques, on entend par matières de départ toute substance d'origine biologique telle que des micro-organismes, des organes et des tissus d'origine végétale ou animale, des cellules ou liquides biologiques (dont le sang ou le plasma) d'origine humaine ou animale, et des constructions cellulaires biotechnologiques (substrats cellulaires, qu'ils soient recombinants ou non, y compris des cellules souches).
  Un médicament biologique est un produit dont la substance active est une substance biologique. Une substance biologique est une substance qui est produite à partir d'une source biologique ou en est extraite et dont la caractérisation et la détermination de la qualité necessitent une combinaison d'essais physico-chimico-biologiques, ainsi que la connaissance de son procédé de fabrication et de son contrôle. Sont considérés comme médicaments biologiques : les médicaments immunologiques et les médicaments dérivés du sang et du plasma humains définis respectivement à l'article 27 et à l'article 28quinquies du présent arrêté; les médicaments entrant dans le champ d'application de la partie A de l'annexe du règlement (CEE) n° 2309/93; les médicaments de thérapie innovante définis dans la partie IV de la présente annexe.
  Toute autre substance utilisée pour la fabrication ou l'extraction de la ou des substances actives mais dont cette substance active n'est pas directement dérivée, comme les réactifs, les milieux de culture, le sérum de veau foetal, les additifs, et les tampons utilisés en chromatographie, etc. sont réputées être des matières premières.
  3.2.1.2. Procédé de fabrication de la ou des substances actives
  a) La description du procédé de fabrication de la substance active représente l'engagement du demandeur concernant la fabrication de la substance active. Pour decrire de façon adéquate le procédé de fabrication et les contrôles du procédé, une information appropriée établie dans les lignes directrices publiées par l'Agence est à fournir.
  b) Toutes les matières nécessaires pour fabriquer la ou les substances actives sont à énumérer, en identifiant à quel(s) stade(s) chaque matiere est utilisée dans le procédé. Une information sur la qualité et le contrôle de ces matières est à fournir. Une information démontrant que les matières sont conformes aux normes appropriées pour l'usage auquel elles sont destinées est à fournir.
  Les matières premières sont à énumérer et, leurs qualités et leurs contrôles sont aussi à documenter.
  Sont à indiquer le nom, l'adresse et la responsabilité de chaque fabricant, y compris les contractants, et chaque site de production proposé ou chaque installation associée à la fabrication et aux essais.
  c) Pour les médicaments biologiques, les exigences supplémentaires suivantes s'appliquent :
  L'origine et l'historique des matières de départ sont à decrire et à documenter.
  Concernant les mesures spécifiques pour la prévention de la transmission d'encéphalopathies spongiformes animales, le demandeur doit démontrer que la substance active respecte la Note explicative concernant la réduction du risque de transmission des agents des encéphalopathies spongiformes animales par les médicaments à usages humain et vétérinaire et ses révisions publiées par la Commission au Journal officiel de l'Union européenne.
  Lorsque des banques de cellules sont utilisées, il doit être démontré que les caractéristiques des cellules restent inchangées au niveau de passage utilisé pour la production et au-delà.
  Les semences, les banques de cellules, les mélanges de sérum ou de plasma et d'autres matières d'origine biologique et, lorsque c'est possible, les matières brutes dont elles sont dérivées font l'objet d'essais pour détecter des agents adventices.
  Si la présence d'agents adventices potentiellement pathogènes est inévitable, la matière correspondante n'est utilisée que lorsque la transformation ultérieure garantit leur élimination et/ou leur inactivation, ceci faisant l'objet d'une validation.
  Chaque fois que possible, la production de vaccins est faite à partir d'un système de lots de semences et de banques de cellules établies. Pour les vaccins bacteriens et viraux, les caractéristiques de l'agent infectieux doivent être démontrées sur la semence. En outre, pour les vaccins vivants, la stabilité des caractéristiques d'atténuation de la semence doit être démontrée; si la preuve n'en est pas suffisante, les caractéristiques d'atténuation sont aussi démontrées au stade de la production.
  Pour les médicaments dérivés de sang ou de plasma humains, l'origine et les critères et procédures de collecte, de transport et de conservation de la matière de départ doivent être décrits et documentés conformément aux dispositions de la partie III de la présente annexe.
  Les installations et les équipements de fabrication sont décrits.
  d) Les essais et les critères d'acceptation pour chaque étape critique, l'information sur la qualité et le contrôle des produits intermédiaires et la validation du processus et/ou les études d'évaluation sont à indiquer le cas échéant.
  e) Si la presence d'agents adventices potentiellement pathogènes est inévitable, le matériel correspondant n'est utilisé que dans les cas où la suite du traitement assure leur élimination et/ou leur inactivation, ceci étant validé dans la section traitant de l'évaluation de la sécurité virale.
  f) Une description et une discussion des changements importants apportés au processus de fabrication au cours du développement et/ou à la fabrication sur le site de fabrication de la substance active est à fournir.
  3.2.1.3. Caractérisation de la ou des substances actives
  Des données mettant en lumière la structure et d'autres caractéristiques de la ou des substances actives sont à fournir.
  La structure de la ou des substances actives sur la base de toutes méthodes physico-chimiques et/ou immunochimiques et/ou biologiques est à confirmer et une information sur les impuretés est à fournir.
  3.2.1.4. Contrôle de la ou des substances actives
  Une information détaillée sur les spécifications utilisées pour le contrôle de routine de la ou des substances actives, avec une justification du choix de ces spécifications, les méthodes analytiques et leur validation est à fournir.
  Les résultats des contrôles réalisés sur les divers lots fabriqués au cours du développement sont à présenter.
  3.2.1.5. Normes ou substances de référence
  Les préparations et normes de référence sont à identifier et à décrire en détail. Le cas échéant, la substance de référence chimique et biologique de la Pharmacopée européenne est à utiliser.
  3.2.1.6. Conditionnement et système de fermeture de la substance active
  Une description du conditionnement et du ou des systèmes de fermeture, y compris l'identité de chaque matériau du conditionnement primaire et leurs spécifications sont à fournir.
  3.2.1.7. Stabilité de la ou des substances actives
  a) Les types d'études réalisées, les protocoles utilisés et les résultats des études sont à exposer.
  b) Les résultats détaillés des études de stabilité, y compris l'information sur les procédures analytiques utilisées pour obtenir les données et la validation de ces procédures, sont à exposer suivant un format approprié.
  c) Le protocole de stabilité après autorisation et l'engagement de stabilité sont fournis.
  3.2.2. Produit fini
  3.2.2.1. Description et composition du produit fini
  Une description du produit fini et de sa composition est à fournir. Cette information comprend la description de la forme pharmaceutique et de la composition avec tous les composants du produit fini, leur quantité par unité, la fonction des composants de :
  - la ou les substances actives,
  - du ou des composants de l'excipient, quelle que soit la nature ou la quantité utilisée, y compris les colorants, conservateurs, adjuvants, stabilisants, épaississants, émulsifiants, aromatisants et correcteurs de goût, etc.,
  - les éléments de mise en forme pharmaceutique, destinés à être ingérés ou en général administrés au malade, (capsules dures, capsules molles, capsules rectales, dragées, comprimés pellicules, pastilles, etc.),
  - ces indications sont complétées par tous renseignements utiles sur le conditionnement et, le cas échéant, sur son mode de fermeture, sur les accessoires avec lesquels le médicament sera utilisé ou administré et qui seront délivrés avec le médicament.
  On entend par "termes usuels", pour désigner les composants des medicaments, sans préjudice de l'application des autres précisions prévues à l'article 2, alinéa 1er, 3°) du présent arrêté :
  - pour les produits figurant à la Pharmacopée européenne ou, à défaut, a la pharmacopée nationale de l'un des Etats membres, obligatoirement la dénomination principale, retenue par la monographie concernee, avec référence à ladite pharmacopée,
  - pour les autres produits, la dénomination commune internationale (DCI) recommandée par l'Organisation mondiale de la Santé ou, à défaut, la désignation scientifique exacte; les produits dépourvus de dénomination commune internationale ou de désignation scientifique exacte seront désignés par l'indication de l'origine et du mode d'obtention, complétée, le cas echéant, par toutes précisions utiles,
  - pour les matières colorantes, la designation par le code E qui leur est affecté suivant l'arrêté royal du 9 octobre 1996 concernant les colorants destinés à être employés dans les denrées alimentaires/la directive 78/25/CEE du Conseil, du 12 décembre 1977, relative au rapprochement des législations des Etats membres concernant les matières pouvant être ajoutées aux médicaments en vue de leur coloration et/ou la directive 94/36/CE du Parlement européen et du Conseil, du 30 juin 1994, concernant les colorants destinés à être employés dans les denrées alimentaires.
  Pour donner la "composition quantitative" de toutes les substances actives du médicament, il est necessaire, selon la forme pharmaceutique de préciser pour chaque substance active la masse, ou le nombre d'unités d'activité biologique, soit par unité de prise, soit par unité de masse ou de volume.
  Les substances actives à l'état de composés ou de dérives sont à désigner quantitativement par leur masse globale, et si nécessaire ou significatif, par la masse de la ou des fractions actives de la molécule.
  Pour les médicaments contenant une substance active qui fait l'objet d'une demande d'autorisation de mise sur le marché dans l'un des Etats membres pour la première fois, la composition quantitative d'une substance active qui est un sel ou un hydrate est systématiquement à exprimer en fonction de la masse de la fraction ou des fractions actives de la molécule. Par la suite, la composition quantitative de tous les médicaments autorisés dans les Etats membres sera exprimée de la même manière que pour cette même substance active.
  Les unités d'activité biologique sont à utiliser pour les produits qui ne peuvent être définis chimiquement.
  Lorsque l'Organisation mondiale de la Santé a défini une unité internationale d'activité biologique, celle-ci est à utiliser. Lorsqu'il n'y a pas d'unité internationale, les unités d'activité biologique sont à exprimer de façon à renseigner sans équivoque sur l'activité de la substance en utilisant, selon le cas, les unités de la Pharmacopée européenne.
  3.2.2.2. Développement pharmaceutique
  Le présent chapitre est consacré à l'information sur les études de développement réalisées pour établir que la composition, la forme pharmaceutique, le procédé de fabrication, le système de fermeture des conditionnements, les attributs de la qualité microbiologique et les instructions d'utilisation sont appropriés pour l'utilisation prévue spécifiée dans le dossier de demande d'autorisation de mise sur le marché.
  Les études décrites dans le présent chapitre se distinguent des essais de contrôle de routine réalisés en fonction des spécifications. Les paramètres critiques de la formulation et des attributs du procédé susceptibles d'influencer la reproductibilité des lots, les performances du médicament et la qualité du medicament sont à identifier et à décrire. Les donnees supplémentaires d'appui, le cas échéant, sont à indiquer par référence aux chapitres pertinents du module 4 (rapports d'études non-cliniques) et du module 5 (rapports d'études cliniques) du dossier de demande de mise sur le marché.
  a) La compatibilité de la substance active avec des excipients et des caractéristiques physico-chimiques essentielles de la substance active susceptibles d'influencer la performance du produit fini ou la compatibilité de différentes substances actives les unes avec les autres dans le cas d'associations, est documentée.
  b) Le choix des excipients, pour ce qui concerne plus particulièrement leurs fonctions et concentrations respectives, est à documenter.
  c) Une description du développement du produit fini, en tenant compte de la voie proposee pour l'administration et l'utilisation est à fournir.
  d) Tout surdosage de la ou des formulations est à justifier.
  e) Concernant les propriétés physiochimiques et biologiques, tout paramètre pertinent pour la performance du produit fini est à traiter et à documenter.
  f) La sélection et l'optimisation du procédé de fabrication ainsi que les différences entre le(s) procédé(s) de fabrication utilisé(s) pour produire des lots cliniques essentiels et le procédé utilisé pour la fabrication du produit fini proposé sont à indiquer.
  g) Le caractère approprié du conditionnement et du système de fermeture utilisé pour la conservation, le transport et l'utilisation du produit fini est à documenter. Il peut être nécessaire d'envisager une éventuelle interaction entre le médicament et l'emballage.
  h) Les attributs microbiologiques de la composition par rapport à des produits stériles et non stériles doivent être conformes aux prescriptions de la Pharmacopée européenne, et sont à documenter en conséquence.
  i) Pour fournir les informations d'appui appropriées pour l'étiquetage, la compatibilité du produit fini avec un ou des diluants de reconstitution ou des dispositifs de concentration est à documenter.
  3.2.2.3. Procédé de fabrication du produit fini
  a) La description du mode de fabrication jointe à la demande d'autorisation de mise sur le marché en vertu de l'article 2, alinéa 1er, 4°) du présent arrêté est à présenter de manière à donner une idée satisfaisante du caractère des opérations mises en oeuvre.
  A cet effet, cette description comprend au minimum :
  - la mention des diverses étapes de la fabrication, y compris des contrôles des opérations et des critères d'acceptation correspondants, permettant d'apprécier si les procédes employés pour la mise en forme pharmaceutique n'ont pas pu provoquer l'altération des composants,
  - en cas de fabrication en continu, tous renseignements sur les garanties d'homogénéité du produit fini,
  - les études expérimentales de validation du procédé de fabrication, lorsqu'il s'agit d'une méthode de fabrication peu courante ou lorsque cela est essentiel compte tenu du produit,
  - pour les médicaments stériles, les renseignements sur les procédures aseptiques et/ou des procédés de stérilisation mis en oeuvre,
  - une composition détaillée.
  Le nom, l'adresse, et la responsabilité de chaque fabricant, y compris les sous-traitants, et chaque site de production proposé ou chaque installation associée à la fabrication et aux essais sont à indiquer.
  b) Les renseignements concernant les essais de contrôle du produit qui peuvent être réalisés à un stade intermédiaire du procédé de fabrication, en vue de garantir la cohérence du procédé de production sont à indiquer.
  Ces essais sont indispensables pour permettre le contrôle de conformité du médicament à la formule lorsque, à titre exceptionnel, le demandeur présente une procédure analytique du produit fini ne comportant pas le dosage de la totalité des substances actives (ou des composants de l'excipient soumis aux même exigences que les substances actives).
  Il en va de même lorsque les vérifications effectuées en cours de fabrication conditionnent le contrôle de la qualité du produit fini notamment dans le cas où le médicament est essentiellement defini par son procédé de fabrication.
  c) Une description, une documentation et des resultats des études de validation pour les étapes critiques ou les dosages critiques utilisés dans le procédé de fabrication sont à fournir.
  3.2.2.4. Contrôle des excipients
  a) Toutes les matières nécessaires pour fabriquer l'excipient ou les excipients sont énumérees en identifiant le stade auquel chaque matière est utilisée dans le procédé. Une information sur la qualité et le contrôle de ces matières est à fournir. Une information démontrant que les matières répondent à des normes appropriées pour l'usage prévu est à fournir.
  Les colorants satisfont dans tous les cas aux exigences de l'arrêté royal du 9 octobre 1996/des directives 78/25/CEE et 94/36/CE. En outre, les colorants répondent aux critères de pureté établis dans l'arrêté royal du 14 juillet 1997 relatif aux critères de pureté des additifs pouvant être utilisés dans les denrées alimentaires/la directive 95/45/CE modifiée.
  b) Pour chaque excipient, les spécifications et leurs justifications sont à détailler. Les procédures analytiques sont à décrire et à valider.
  c) Une attention particulière est à accorder aux excipients d'origine humaine ou animale.
  S'agissant des mesures spécifiques pour la prévention de la transmission des encéphalopathies spongiformes animales, le demandeur doit démontrer aussi pour les excipients que le médicament est fabriqué conformément à la Note explicative concernant la réduction du risque de transmission des agents des encéphalopathies spongiformes animales par les médicaments à usages humain et vétérinaire et ses mises à jour, publiées par la Commission au Journal officiel de l'Union européenne.
  La conformité avec la note explicative précitée peut être démontrée en soumettant, de préférence, un certificat de conformité au regard de la monographie pertinente sur les encéphalopathies spongiformes transmissibles de la Pharmacopée européenne, ou par la fourniture de données scientifiques démontrant cette conformité.
  d) Excipients nouveaux :
  Pour l'excipient ou les excipients utilisés pour la première fois dans un médicament ou par une nouvelle voie d'administration, il y a lieu de fournir des détails complets de la fabrication, de la caractérisation et des contrôles avec des références croisées à des données de sécurité d'appui, non-cliniques et cliniques, conformément au format pour les substances actives décrit plus haut.
  Il convient de présenter un document contenant les informations chimiques, pharmaceutiques et biologiques détaillés. Cette information suit un format obéissant au même ordre que le chapitre consacré aux substances actives du module 3.
  L'information sur l'excipient ou les excipients nouveaux peut être présentée comme document indépendant suivant le format décrit aux paragraphes précédents. Lorsque le demandeur est différent du fabricant d'excipient(s) nouveau(x), ce document indépendant est mis à la disposition du demandeur afin d'être présenté a la DG Médicaments.
  Une information supplémentaire sur les études de toxicité avec l'excipient nouveau dans le module 4 du dossier est à fournir.
  Des études cliniques sont fournies dans le module 5.
  3.2.2.5. Contrôle du produit fini
  Pour le contrôle du produit fini, le lot d'un médicament est l'ensemble des unités d'une forme pharmaceutique provenant d'une même quantité initiale et ayant été soumis à la même série d'opérations de fabrication et/ou de stérilisation ou, dans le cas d'un processus de production en continu, l'ensemble des unités fabriquées dans un laps de temps déterminé.
  Sauf justification appropriée, les écarts maximaux tolérables en teneur en substance active ne peuvent pas dépasser + 5 % dans le produit fini, au moment de la fabrication.
  Une information détaillée sur les spécifications, (dissémination et durée de conservation) la justification de leur choix, les méthodes analytiques et leur validation sont à fournir.
  3.2.2.6. Normes ou substances de référence
  Les préparations et les normes de référence utilisées pour l'essai du médicament fini sont à identifier et à décrire en detail, si elles n'ont pas été déjà indiquées dans la section concernant la substance active.
  3.2.2.7. Conditionnement et fermeture du produit fini
  Une description du conditionnement et des systèmes de fermeture, y compris l'identité de chaque matériau de conditionnement primaire et leurs spécifications, est à fournir. Les spécifications comprennent la description et l'identification. Les méthodes ne correspondant pas à la Pharmacopée (avec validation) sont à inclure, le cas écheant.
  Pour les matériaux non fonctionnels de l'emballage extérieur, seule une brève description est à fournir. Pour les matériaux fonctionnels de l'emballage extérieur, une information supplémentaire est à fournir.
  3.2.2.8. Stabilité du produit fini
  a) Les types d'études réalisées, les protocoles utilisés, et les résultats des études sont à résumer;
  b) Les résultats détaillés des études de stabilité, y compris l'information sur les procédures analytiques utilisées pour dégager les données et la validation de ces procédures, sont à présenter suivant un format approprié; pour les vaccins, l'information sur la stabilité cumulative est à fournir selon les circonstances;
  c) Le protocole de stabilité post autorisation et l'engagement de stabilité sont à fournir.
  4. MODULE 4 : Rapports non-cliniques
  4.1. Format et présentation
  Le plan général du module 4 se présente comme suit :
  - Table des matières;
  - Rapports d'études :
  - Pharmacologie :
  --- Pharmacodynamie primaire;
  --- Pharmacodynamie secondaire;
  --- Pharmacologie de sécurité;
  --- Interactions pharmacodynamiques;
  - Pharmacocinétique :
  --- Méthodes analytiques et rapports de validation;
  --- Absorption;
  --- Distribution;
  --- Métabolisme;
  --- Excrétion;
  --- Interactions pharmacocinétiques (non-cliniques);
  --- Autres études pharmacocinétiques;
  - Toxicité :
  --- Toxicité par administration simple;
  --- Toxicité par administration réitérée;
  - Génotoxicité :
  --- In vitro;
  --- In vivo (y compris évaluations toxicocinétiques d'appui);
  --- Carcinogénicité :
  --- Etudes à long terme;
  --- Etudes à court ou moyen terme;
  

Modifications

Autres études;
- Toxicité dans la reproduction et le développement :
--- Fertilité et développement embryonnaire précoce;
--- Développement embryo-foetal;
--- Développement prénatal et postnatal;
--- Etudes dans lesquelles la descendance (jeunes animaux) est traitée et/ou ultérieurement évaluée;
--- Tolérance locale;
- Autres études de toxicité :
--- Antigénicite;
--- Immunotoxicité;
--- Etudes mécanistiques;
--- Dépendance;
--- Métabolites;
--- Impuretés;
--- Autres;
- Reférences dans la littérature
4.2. Contenu : principes et exigences fondamentaux.
Une attention particulière est accordée au choix d'éléments suivants :
1) Les essais pharmacologiques et toxicologiques doivent mettre en évidence :
a) les limites de toxicité du produit et ses effets dangereux ou indésirables éventuels dans les conditions d'emploi prévues chez l'homme, ceux-ci devant être estimés en fonction de l'état pathologique concerné;
b) les propriétés pharmacologiques au regard des conditions d'utilisation chez l'homme sous l'aspect de la posologie et de l'activité pharmacologique. Tous les résultats doivent être fiables et généralisables. Dans la mesure où cela paraît justifié, des procédés mathématiques et statistiques seront utilisés pour l'élaboration des méthodes expérimentales et l'appréciation des résultats.
En outre, il est nécessaire d'informer les cliniciens sur le profil toxicologique et thérapeutique du produit.
2) Pour les médicaments biologiques tels que les médicaments immunologiques et les médicaments dérivés du sang ou du plasma humains, il peut s'avérer nécessaire d'adapter les dispositions de la présente partie à chaque produit; c'est la raison pour laquelle, le programme d'essai réalisé doit être justifié par le demandeur.
Lors de l'établissement du programme d'essai, une attention particulière doit être portée aux points suivants : les essais impliquant une administration réitérée du produit doivent être conçus de manière à tenir compte d'une induction possible d'anticorps et de leur interférence; l'étude de la fonction reproductrice, de la toxicité embryo-foetale et périnatale, du pouvoir mutagène et carcinogène doit être envisagée. Lorsque des composants autres que la ou les substances actives sont mis en cause, la validation de leur élimination peut remplacer les études.
3) Les propriétés toxicologiques et pharmacocinétiques d'un excipient utilisé pour la première fois dans le domaine pharmaceutique doivent être étudiées.
4) Lorsqu'une dégradation significative du médicament peut survenir au cours de la conservation, l'étude des propriétés toxicologiques des produits de dégradation doit être envisagée.
4.2.1. Pharmacologie
L'étude de pharmacologie doit être effectuée suivant deux principes distincts.
- D'une part, les actions relatives à l'utilisation thérapeutique proposée sont dûment étudiées et décrites. Lorsque c'est possible, des dosages reconnus et validés, in vivo et in vitro, sont utilisés. Les techniques expérimentales nouvelles doivent être décrites avec un degré de détail de nature à permettre leur reproduction. Les résultats sont exprimes sous forme quantitative utilisant, par exemple, des courbes dose-effet, temps-effet, ou autres. Autant que possible, des comparaisons sont effectuées avec des données relatives à une ou des substances ayant une action thérapeutique comparable.
- D'autre part, le demandeur étudie les effets pharmacodynamiques indésirables potentiels de la substance sur les fonctions physiologiques. Ces études sont réalisées pour des expositions dans la fourchette thérapeutique envisagée et au-dessus. Les techniques expérimentales, lorsqu'elles ne sont pas habituelles, doivent être décrites de façon à permettre leur reproductibilité, et l'expérimentateur doit démontrer leur valeur heuristique. Tout soupçon de modification de réactions résultant de l'administration répétée de la substance fait l'objet d'une étude.
Pour l'interaction pharmacodynamique du medicament, les associations médicamenteuses peuvent résulter soit de prémisses pharmacologiques soit d'indications cliniques. Dans le premier cas, l'étude pharmacodynamique doit mettre en lumière les interactions qui rendent l'association elle-même recommandable pour l'usage clinique. Dans le second cas, la justification scientifique de l'association médicamenteuse étant demandée à l'expérimentation clinique, il doit être recherché si les effets attendus de l'association peuvent être mis en évidence chez l'animal et, au minimum, l'importance des effets collatéraux doit être contrôlée.
4.2.2. Pharmacocinétique
On entend par pharmacocinétique le sort que la substance active, et ses métabolites, subissent dans l'organisme et comprend l'étude de l'absorption, de la distribution, de la biotransformation et de l'excrétion de ces substances.
L'étude de ces différentes phases peut être effectuée à l'aide de méthodes physiques, chimiques ou éventuellement biologiques ainsi que par l'observation de l'activité pharmacodynamique même du produit.
Les informations concernant la distribution et l'excrétion sont nécessaires pour les produits chimiothérapeutiques (antibiotiques, etc.) et pour ceux dont l'usage repose sur des effets non-pharmacodynamiques (notamment de nombreux moyens de diagnostic, etc.) et dans tous les cas où les renseignements obtenus sont indispensables pour l'application chez l'homme.
Des études in vitro peuvent aussi être réalisées avec cet avantage qu'elles utilisent des éléments du corps humain aux fins de comparaison avec des éléments d'origine animale (c'est-à-dire, fixation proteique, métabolisme, interaction entre médicaments).
Pour les produits dotés d'effets pharmacodynamiques, l'étude de la pharmacocinétique est nécessaire.
Dans le cas d'associations nouvelles de substances déjà connues et étudiées selon les dispositions de la présente directive, des recherches pharmacocinétiques peuvent ne pas être exigées si les essais toxicologiques et l'expérimentation clinique le justifient.
Le programme pharmacocinétique est conçu pour permettre une comparaison et une extrapolation entre animal et être humain.
4.2.3. Toxicité
a) Toxicité par administration unique
Un essai de toxicité par administration unique est une étude qualitative et quantitative des phénomènes toxiques pouvant résulter d'une administration unique de la ou des substances actives contenues dans le médicament, dans les proportions et l'état physicochimique dans lesquels elles sont présentes dans le produit lui-même.
L'essai de toxicité par administration unique doit être réalisé conformément aux lignes directrices pertinentes publiées par l'Agence.
b) Toxicité par administration réitérée
Les essais de toxicité par administration réitéree ont pour objet de mettre en évidence les altérations fonctionnelles et/ou anatomo-pathologiques consécutives aux administrations reitérées de la substance active ou de l'association des substances actives et d'établir les conditions de l'apparition de ces altérations en fonction de la posologie.
D'une façon générale, il est souhaitable de réaliser deux essais : l'un à court terme, d'une durée de deux à quatre semaines, l'autre à long terme. La durée de ce dernier dépend des conditions d'utilisation clinique. Son but est de décrire des effets indésirables potentiels auxquels il convient de faire attention dans les études cliniques. La durée est définie dans les lignes directrices pertinentes publiées par l'Agence.
c) Génotoxicité
L'étude du pouvoir mutagène et clastogène a pour objet de révéler les changements occasionné par une substance au matériel génétique d'individus ou de cellules.
Des substances mutagènes peuvent présenter un danger pour la santé, étant donné que l'exposition à un agent mutagène entraîne le risque d'induire une mutation de la ligne germinale, avec la possibilite de désordres héréditaires et le risque de mutations somatiques notamment celles aboutissant à un cancer. Ces études sont obligatoires pour toute nouvelle substance.
d) Carcinogenicité
Des expérimentations, de nature à révéler des effets carcinogènes, sont habituellement exigées :
1. Ces études sont réalisées pour tout médicament dont l'utilisation clinique prévue porte sur une période substantielle de la vie d'un patient, soit de façon continue soit de façon répétée par intermittence.
2. Ces études sont recommandées pour certains médicaments si leur potentiel carcinogène suscite des préoccupations, par exemple à propos d'un produit de la même classe ou de structure comparable ou à propos d'indices relevés dans des études de toxicité par administration reitéree.
3. Des études avec des composés dont la génotoxicité est sans équivoque ne sont pas nécessaires, car ils sont présumés être des carcinogènes transespèces impliquant un risque pour l'homme. Si un tel médicament est destiné à être administré de façon chronique à des patients, une étude chronique peut être necessaire pour détecter des effets tumorigènes précoces.
e) Toxicité embryo/foetale et périnatale
La recherche d'une atteinte éventuelle à la fonction de reproduction mâle ou femelle et d'effets dommageables sur la descendance est réalisée au moyen d'essais appropriés.
Ces essais comprennent des etudes de l'effet sur la fonction de reproduction mâle ou femelle à l'âge adulte, des études des effets toxiques et tératogènes à tous les stades de développement, depuis la conception à la maturite sexuelle ainsi que des effets latents lorsque le médicament étudie a été administré à la femelle au cours de la grossesse.
La non-réalisation de ces essais doit être justifiee de façon adéquate.
En fonction de l'utilisation indiquée pour le médicament, des études supplémentaires traitant le développement lors de l'administration du medicament pour la descendance peuvent se justifier.
En règle générale, des essais de toxicité embryo/foetale seront effectués sur deux espèces mammifères dont l'une ne sera pas un rongeur. Des études péri- et postnatales seront effectuées dans une espèce au moins. Lorsqu'il est établi que le metabolisme d'un médicament dans une espèce donnée est semblable à celui de l'homme, il est souhaitable d'inclure cette espèce dans l'étude.
Il est également souhaitable que l'une des espèces utilisées soit identique à l'une de celles utilisées pour l'étude de toxicité par administration réitéree.
L'état des connaissances scientifiques au moment du dépôt de la demande est pris en compte dans la détermination du concept de l'étude.
f) Tolérance locale
Le but des essais de tolérance locale est de s'assurer que les médicaments (substances actives et excipients) sont tolérés aux sites du corps humain qui peuvent être en contact avec ces médicaments par suite de leur administration dans l'utilisation en clinique. La méthode d'essai doit permettre de distinguer les effets mécaniques ou les effets purement physico-chimiques liés à l'administration du produit des effets toxicologiques ou pharmacodynamiques.
Les essais de tolérance locale sont réalisés au moment où la préparation est en développement pour l'usage humain, en utilisant le véhicule et/ou les excipients dans le traitement du ou des groupes de contrôle. Les substances de contrôle positif/référence sont incluses au besoin.
La conception des essais de tolérance locale (choix de l'espèce, durée, fréquence et voie d'administration, doses) dépend du problème à étudier et des conditions proposées d'administration dans l'utilisation en clinique. La réversibilité des lésions locales est réalisée lorsqu'elle est pertinente.
Les études chez l'animal peuvent être remplacées par des essais in vitro validés pour autant que les résultats des essais sont de qualité et d'utilité comparables aux fins de l'évaluation de sécurité.
Pour les substances chimiques appliquées sur la peau et les muqueuses (dermiques, rectales, vaginales) le potentiel de sensibilisation est évalué dans au moins un des systèmes d'essai actuellement disponible (la concentration de cochon d'Inde ou la concentration du ganglion lymphatique local).
5. MODULE 5 : Rapports d'études cliniques
5.1. Format et présentation
Le plan général du module 5 se présente comme suit :
- Table des matières des rapports d'études cliniques;
- Liste de toutes les études cliniques sous forme de tableau;
- Rapports d'études cliniques;
- Rapports d'études biopharmaceutiques;
- Rapports d'études de biodisponibilité;
- Rapports d'études comparatives de biodisponibilité et de bioéquivalence;
- Rapports d'études de corrélation in vitro -in vivo;
- Rapports de méthodes de bioanalyse et d'analyse;
- Rapports d'études en matière de pharmacocinétique utilisant des biomatériaux humains;
- Rapports d'etudes sur la fixation protéique dans le plasma;
- Rapports d'études de métabolisme hépatique et d'interaction;
- Rapports d'études utilisant d'autres biomatériaux humains;
- Rapports d'études pharmacocinétiques chez l'homme;
- Rapports d'études de pharmacocinétique et de tolérance initiale chez des sujets sains;
- Rapport d'études de pharmacocinétique et de tolérance initiale chez des patients;
- Rapports d'études de pharmacocinétique de facteurs intrinsèques;
- Rapports d'études de pharmacocinétique de facteurs extrinsèques;
- Rapports d'etudes de pharmacocinétique de la population;
- Rapports d'études de pharmacodynamie chez l'homme;
- Rapports d'études de pharmacodynamie et de pharmacocinétique/pharmacodynamie chez des sujets sains;
- Rapports d'études de pharmacodynamie et de pharmacocinétique/pharmacodynamie chez des patients;
- Rapports d'études d'efficacité et de sécurité;
- Rapports d'etudes cliniques contrôlées pertinentes pour l'indication invoquée;
- Rapports d'études cliniques non contrôlées;
- Rapports d'analyses de données issues de plus d'une étude, y compris des analyses intégrées formelles, des méta-analyses et des analyses relais;
- Autres rapports d'études;
- Rapports sur l'expérience après mise sur le marché;
- Références dans la littérature;
5.2. Contenu : principes et exigences fondamentaux.
Une attention particulière est accordée au choix d'éléments suivants :
a) Les renseignements cliniques à fournir en vertu de l'article 2, alinéa 1er, 8°) du présent arrêté doivent permettre de se faire une opinion suffisamment fondée et scientifiquement valable sur le fait de savoir si le médicament répond aux critères de délivrance d'une autorisation de mise sur le marché. C'est pourquoi, il est exigé, en premier lieu, que soient communiqués les résultats de tous les essais cliniques effectués, qu'ils soient favorables ou défavorables.
b) Les essais cliniques doivent être toujours précédés d'essais pharmacologiques et toxicologiques suffisants, effectués sur l'animal selon les dispositions du module 4 de la présente annexe. L'investigateur doit prendre connaissance des conclusions des études pharmacologiques et toxicologiques et le demandeur doit, de ce fait, lui fournir au minimum la brochure de l'investigateur, comportant toutes les informations pertinentes connues avant le début d'un essai clinique : les données chimiques, pharmaceutiques et biologiques, les données toxicologiques, pharmacocinétiques et pharmacodynamiques chez l'animal et les résultats d'essais cliniques antérieurs, avec suffisamment d'informations pour justifier le type, la taille et la durée de l'essai proposé; les rapports pharmacologiques et toxicologiques complets sont fournis sur demande. Pour des matériaux d'origine humaine ou animale, tous les moyens disponibles doivent être mis en oeuvre afin d'assurer la non-transmission d'agents infectieux avant le commencement de l'essai.
c) Les titulaires d'autorisations de mise sur le marché doivent prendre des dispositions pour que les documents essentiels des essais cliniques (notamment les cahiers d'observation) autres que les dossiers médicaux des sujets, soient conservés par les propriétaires des donnees :
- pendant au moins quinze ans après la fin ou l'interruption de l'essai,
- ou pendant au moins deux ans après la délivrance de l'autorisation la plus récente de mise sur le marché dans la Communauté européenne et, lorsqu'il n'y a pas de demandes déposées ou en projet de mise sur le marché dans la Communauté européenne,
- pendant au moins deux ans après l'interruption officielle du développement clinique du médicament expérimental.
Les dossiers médicaux des sujets devraient être conservés conformément à la législation applicable et aussi longtemps que l'hôpital, l'institution ou le lieu d'exercice médical le permet.
Les documents peuvent néanmoins être conservés pendant une période plus longue si cela est imposé par les exigences réglementaires applicables ou par un accord avec le promoteur. Il incombe au promoteur d'informer l'hôpital, l'institution ou le lieu de l'exercice médical de la date à partir de laquelle ces documents n'ont plus besoin d'être conservés.
Le promoteur ou un autre propriétaire des données conserve tout autre documentation relative à l'essai aussi longtemps que le médicament est autorisé. Cette documentation comporte : le protocole, y compris la justification, les objectifs, les méthodes statistiques et la méthodologie de l'essai, de même que les conditions dans lesquelles l'essai a été réalisé et géré, et les renseignements relatifs au médicament étudié, ainsi que le médicament de référence et/ou le placebo utilisé; les procédures opératoires standards; tous les avis écrits relatifs au protocole et aux techniques mises en oeuvre; la brochure de l'investigateur; le cahier d'observation de chaque sujet participant à l'essai; le rapport final; le ou les certificats d'audit, si disponibles; le rapport final est conservé par le promoteur ou le propriétaire suivant, pendant cinq années après que le médicament n'est plus autorisé.
En plus des essais réalisés au sein de la Communauté européenne, le titulaire de l'autorisation de mise sur le marché prend toutes dispositions supplémentaires pour archiver la documentation conformément aux dispositions de la directive 2001/20/CE et des lignes directrices détaillées de mise en oeuvre.
Tout changement de propriété des données doit être documenté.
Si requis, toutes les données et tous les documents doivent être mis à la disposition des autorités concernées.
d) Les renseignements fournis concernant chaque essai clinique doivent être suffisamment détaillés pour permettre un jugement objectif :
- le protocole, y compris la justification, les objectifs, les méthodes statistiques et la méthodologie de l'essai, de même que les conditions dans lesquelles l'essai a été réalisé et géré, et les renseignements relatifs au médicament expérimental utilisé;
- le ou les certificats d'audit, si disponibles;
- la liste du ou des investigateurs, chaque investigateur indique ses nom, adresse, fonctions, titres et activités hospitalières et le site où l'essai a été réalisé et présente séparément l'information sur chaque patient avec le cahier d'observation de chaque sujet participant à l'essai;
- le rapport final signé par l'investigateur et pour les essais multicentriques par tous les investigateurs ou l'investigateur (principal) coordonnateur.
e) Les renseignements relatifs aux essais cliniques cités ci-dessus sont transmis aux autorités compétentes. Toutefois, en accord avec les autorités compétentes, le demandeur peut omettre une partie de cette information. La documentation complète est alors mise à la disposition des autorités compétentes sur demande.
L'investigateur doit, dans ses conclusions sur l'essai, se prononcer sur la sécurité du produit dans des conditions normales d'emploi, sa tolérance, son efficacité avec toutes precisions utiles sur les indications et les contre-indications, la posologie et la durée moyenne du traitement ainsi que les précautions particulières d'emploi et les signes cliniques du surdosage. Dans son rapport sur une étude multicentrique, l'investigateur principal dans ses conclusions, doit se prononcer sur la sécurité et l'efficacité du médicament étudié au nom de tous les centres impliqués.
f) Les observations cliniques doivent être résumées pour chaque essai en indiquant :
1) le nombre de patients traités, avec répartition par sexe;
2) la sélection et la répartition par âge des groupes de patients faisant l'objet de l'examen et des essais comparatifs;
3) le nombre de patients ayant interrompu les essais avant terme ainsi que les motifs de cette interruption;
4) lorsque des essais contrôlés sont realisés dans les conditions précitées, si le groupe expérimental de controle :
- n'a été soumis à aucune thérapeutique;
- a reçu un placebo;
- a reçu un médicament dont l'effet est connu;
- a reçu un traitement autre que médicamenteux;
5) la fréquence des effets indésirables constatés;
6) des précisions sur les sujets présentant des susceptibilités particulières, par exemple les personnes âgées, les enfants, les femmes enceintes ou en période d'activité génitale, où dont l'état physiologique ou pathologique est à prendre en considération;
7) des paramètres ou critères d'évaluation de l'efficacité et les résultats au regard de ces paramètres;
8) une appréciation statistique des résultats lorsqu'elle est impliquée par la programmation des essais, et la variabilité.
g) En outre, l'investigateur doit toujours signaler les observations faites sur :
1) les phénomènes éventuels d'accoutumance, de toxicomanie ou de sevrage des patients par rapport au médicament;
2) les interactions constatées avec d'autres médicaments administrés de façon concomitante;
3) les critères sur la base desquels certains patients ont été exclus des essais;
4) les décès qui se sont produits au cours de l'essai ou dans la période de suivi.
h) Les renseignements concernant une association médicamenteuse nouvelle doivent être identiques à ceux prévus pour un nouveau médicament et justifier la securité et l'efficacité de cette association.
i) Si des données font totalement ou partiellement défaut, il faut le justifier. Au cas où des effets imprévus apparaissent au cours des essais cliniques, de nouvelles études précliniques toxicologiques et pharmacologiques doivent être réalisées et analysées en conséquence.
j) Si le médicament est destiné à une administration prolongée, des renseignements doivent être fournis sur les éventuelles modifications survenues dans l'action pharmacologique après des administrations réitérées, ainsi que sur la détermination de la posologie pour une administration prolongée.
5.2.1. Rapports d'études biopharmaceutiques
Des rapports d'études de biodisponibilité, des rapports d'études comparatives de biodisponibilité et bioéquivalence, des rapports sur l'étude de corrélation in vitro et in vivo, et les méthodes d'analyse et de bioanalyse sont fournies.
En outre, il est procédé au besoin à des études de biodisponibilité pour démontrer la bioéquivalence pour les médicaments visés à l'article 2, alinéa 1er, 8°).
5.2.2. Rapports d'études relatives à la pharmacocinétique utilisant des biomatériaux humains
Aux fins de la présente annexe, on entend par biomatériaux humains toutes protéines et cellules et tous tissus et matériaux voisins dérivés de sources humaines qui sont utilisés in vitro ou ex vivo pour évaluer les propriétés pharmacocinétiques de médicaments.
A cet égard, il est fourni des rapports de l'étude de la fixation protéique dans le plasma, des etudes de l'interaction du métabolisme hépatique et des substances actives et des études utilisant d'autres biomatériaux humains.
5.2.3. Rapports d'études pharmacocinétiques chez l'homme
a) Les caractéristiques pharmacocinétiques suivantes doivent être décrites :
- absorption (vitesse et intensité),
- distribution,
- métabolisme,
- excrétion.
Il est décrit les caractéristiques importantes au plan clinique, telles que les implications des données cinétiques sur la posologie, en particulier pour les patients à risque, et les différences entre l'homme et les especes animales utilisées pour les études précliniques.
En plus des études pharmacocinétiques standards multi-échantillons, des analyses pharmacocinétiques de population reposant sur un échantillonnage clairsemé au cours d'études cliniques peuvent aussi traiter des questions concernant les contributions de facteurs intrinsèques et extrinsèques à la variabilité de la relation dose-réaction pharmacocinétique. Des rapports d'études pharmacocinétiques et de tolérance initiale chez des sujets sains et chez des patients, des rapports d'études pharmacocinétiques destinés à évaluer les effets de facteurs intrinsèques et extrinsèques, ainsi que des rapports d'études pharmacocinétiques de la population sont fournis.
b) Si le médicament doit être couramment utilisé simultanément avec d'autres médicaments, des renseignements doivent être donnés sur les essais d'administration conjointe réalisés pour mettre en évidence d'éventuelles modifications de l'action pharmacologique.
Les interactions pharmacocinétiques entre la substance active et d'autres médicaments ou substances medicamenteuses sont étudiées.
5.2.4. Rapports d'études de pharmacodynamie chez l'homme
a) L'action pharmacodynamique corrélée à l'efficacité doit être démontrée y compris :
- la relation dose-effet et son évolution avec le temps,
- la justification de la posologie et des conditions d'administration,
- le mode d'action, si possible.
L'action pharmacodynamique non corrélée à l'efficacité doit être décrite.
La démonstration des effets pharmacodynamiques chez l'homme n'est en soit pas suffisante pour justifier les conclusions quant à un éventuel effet thérapeutique.
b) Si le médicament doit normalement être administré en concomitance avec d'autres médicaments, des renseignements doivent être donnés sur les essais d'administration conjointe réalisés pour mettre en évidence une modification éventuelle de l'action pharmacologique.
Les interactions pharmacodynamiques entre la substance active et d'autres médicaments ou substances médicamenteuses sont étudiées.
5.2.5. Rapports d'études d'efficacité et de sécurité
5.2.5.1. Rapports d'études cliniques contrôlées relatives à l'indication invoquée
D'une manière genérale, les essais cliniques doivent être effectués sous forme d'essais contrôlés si possible, randomisés et le cas échéant par opposition a un placebo et par opposition à un médicament dont la valeur thérapeutique est déjà communément connue; tout autre manière de procéder doit être justifiée. Le traitement attribué au groupe de controle peut varier selon les cas et dépend aussi de considérations éthiques et du domaine thérapeutique; ainsi, il peut, dans certains cas, être plus pertinent de comparer l'efficacité d'un nouveau médicament à celle d'un médicament dont la valeur thérapeutique est déjà communément connue plutôt qu'à l'effet d'un placebo.
1) Dans toute la mesure du possible, et en particulier lorsque le critère d'évaluation est d'appréciation subjective, des mesures doivent être prises pour éviter le biais, notamment des méthodes de randomisation et de double aveugle.
2) Le protocole de l'essai doit comprendre une description complète des méthodes statistiques mises en oeuvre, le nombre de patients participants à l'essai et les raisons de leur participation (y compris le calcul de la valeur statistique de l'essai), le niveau de signification utilisé et la description de l'unite de calcul statistique.
Les mesures prises pour éviter le biais, en particulier les méthodes de randomisation, sont documentées. Le recours à un grand nombre de patients au cours d'un essai ne doit en aucun cas être considéré comme pouvant remplacer un essai contrôlé bien exécuté.
Les données de sécurité sont passées en revue en prenant en compte les lignes directrices publiées par la Commission, eu égard en particulier aux événements se traduisant par des changements de dose ou la nécessité d'un traitement concomitant, des événements indésirables graves, des événements se traduisant par le retrait, et des décès. Tous patients ou groupes de patients à risque accru sont identifiés et une attention particulière est accordée aux patients potentiellement vulnérables qui peuvent être présents en petit nombre, par exemple les enfants, les femmes enceintes, les personnes âgées fragiles, les personnes avec des anomalies graves du métabolisme ou d'excrétion, etc. L'implication de l'évaluation de sécurité pour les utilisations éventuelles du médicament est décrite.
5.2.5.2. Rapports d'études cliniques non contrôlées, rapports d'analyses de données issues de plus d'une étude et autres rapports d'études cliniques
Ces rapports sont fournis.
5.2.6. Rapports sur l'expérience après mise sur le marché
Si le médicament est déjà autorisé dans des pays tiers, les informations relatives aux réactions indésirables du médicament concerné et de médicaments contenant la même ou les mêmes substances actives doivent être fournies, avec les chiffres d'utilisation dans ces pays.
5.2.7. Cahiers d'observation et listes individuelles de patients
Lorsqu'ils sont soumis conformément a la ligne directrice pertinente publiée par l'Agence, les cahiers d'observation et les listes de données des patients sont fournis et présentés dans le même ordre que les rapports d'études cliniques et indexés par étude.
Art. 3N. DEEL III. Bijzondere geneesmiddelen. <INGEVOEGD bij KB 2004-03-04/30, art. 5, 030; Inwerkingtreding : 10-03-2004>
  Dit deel bevat specifieke eisen in verband met de aard van bepaalde geneesmiddelen.
  I. Biologische geneesmiddelen
  1.1. Uit plasma bereide geneesmiddelen
  Voor uit menselijk bloed of menselijk plasma bereide geneesmiddelen kunnen, in afwijking van de bepalingen van module 3, de in " Informatie over de grondstoffen en basismaterialen " vermelde dossiereisen voor uit menselijk bloed of menselijk plasma bereide grondstoffen worden vervangen door een overeenkomstig dit deel gecertificeerd plasmabasisdossier.
  a) Beginselen
  Voor de toepassing van deze bijlage :
  - wordt onder " plasmabasisdossier " verstaan een op zichzelf staand dossier, dat separaat is van het dossier van een registratie, en dat alle relevante, gedetailleerde informatie bevat over het volledige menselijke plasma dat wordt gebruikt als grondstof en/of basismateriaal voor de vervaardiging van sub- of halfproducten, bestanddelen van hulpstoffen en werkzame stoffen die deel uitmaken van de geneesmiddelen of medische hulpmiddelen die bedoeld zijn in het koninklijk besluit van 18 maart 1999 betreffende de medische hulpmiddelen/Richtlijn 2000/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000 tot wijziging, voor wat medische hulpmiddelen betreft die stabiele derivaten van menselijk bloed of menselijk plasma bevatten, van Richtlijn 93/42/EEG van de Raad;
  - wordt door alle centra of instellingen die menselijk plasma fractioneren of verwerken de reeks relevante gedetailleerde informatie opgesteld en voortdurend bijgewerkt waarnaar in het plasmabasisdossier wordt verwezen;
  - dient de aanvrager of de registratiehouder het plasmabasisdossier bij het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling of het DG Geneesmiddelen in. Indien de aanvrager of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen niet de houder van het plasmabasisdossier is, wordt het plasmabasisdossier aan de aanvrager of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen ter beschikking gesteld zodat hij dit bij de bevoegde autoriteit kan indienen. De aanvrager of houder van de vergunning voor het in de handel brengen neemt in alle gevallen de verantwoordelijkheid voor het geneesmiddel op zich;
  - wacht het DG Geneesmiddelen die de registratie beoordeelt, tot het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling het certificaat heeft afgegeven alvorens een besluit over de aanvraag te nemen;
  - verwijst elk dossier van een registratie van een geneesmiddel dat een uit menselijk plasma bereid bestanddeel bevat naar het plasmabasisdossier van het als grondstof of basismateriaal gebruikte plasma.
  b) Inhoud
  Overeenkomstig artikel 28quinquies van dit besluit/richtlijn 2002/98/EG, dat verwijst naar de eisen voor donors en het testen van donaties, bevat het plasmabasisdossier informatie over het als grondstof of basismateriaal gebruikte plasma, in het bijzonder over :
  1) de oorsprong van het plasma :
  (i) informatie over de centra of instellingen waar het bloed of het plasma wordt afgenomen, alsook over de inspectie en de erkenning ervan, en epidemiologische gegevens over door bloed overdraagbare infecties;
  (ii) informatie over de centra of instellingen waar de donaties en de plasmapools worden gecontroleerd, alsook over de inspectie en de erkenning ervan;
  (iii) de selectie- en uitsluitingscriteria voor donoren van bloed of plasma;
  (iv) het bestaande systeem dat het mogelijk maakt de weg die elke donatie heeft gevolgd van de instelling waar het bloed of het plasma is verzameld tot het eindproduct en vice versa te traceren;
  2) de kwaliteit en de veiligheid van het plasma :
  (i) de naleving van de monografieën van de Europese Farmacopee;
  (ii) de controle van donaties en pools van bloed en plasma op infectieus materiaal, alsook informatie over de controlemethoden en, in het geval van plasmacollecties, validatiegegevens over de gebruikte tests;
  (iii) de technische kenmerken van de zakken voor de verzameling van bloed of plasma, alsook informatie over de als anticoagulans gebruikte oplossingen;
  (iv) de omstandigheden waaronder het plasma wordt bewaard en vervoerd;
  (v) de procedures voor inventarisatieperiodes (inventory holds) en/of quarantaineperiodes;
  (vi) de typering van de plasmapool;
  3) het bestaande systeem tussen de fabrikant van het uit plasma bereide geneesmiddel en/of het centrum of de instantie die het plasma fractioneert of verwerkt enerzijds en de centra of instellingen die het bloed of het plasma verzamelen en controleren anderzijds, waarin de voorwaarden van hun interactie en hun overeengekomen specificaties zijn gedefinieerd.
  Bovendien wordt in het plasmabasisdossier een lijst opgenomen van de geneesmiddelen waarvoor het basisdossier geldt, met de vermelding of een registratie is verleend of dat de procedure van de verlening van een dergelijke registratie nog loopt, met inbegrip van de geneesmiddelen die bedoeld zijn in artikel 2 van Richtlijn 2001/20/EEG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van goede klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik.
  c) Beoordelingencertificering
  - Voor geneesmiddelen waarvoor nog geen registratie is verleend, dient de aanvrager van een registratie bij het DG Geneesmiddelen een volledig dossier in, dat vergezeld gaat van een separaat plasmabasisdossier wanneer nog niet zo een dossier bestaat.
  - Het plasmabasisdossier wordt door het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling wetenschappelijk en technisch beoordeeld. Indien de beoordeling positief is, wordt voor het plasmabasisdossier een certificaat van overeenstemming met de Gemeenschapswetgeving verstrekt, waarbij het beoordelingsverslag wordt gevoegd. Het certificaat is in de hele Gemeenschap geldig.
  - Het plasmabasisdossier wordt jaarlijks bijgewerkt en opnieuw gecertificeerd.
  - Voor latere wijzigingen in de voorwaarden van het plasmabasisdossier wordt de beoordelingsprocedure gevolgd van Verordening (EG) nr. 542/95 van de Commissie betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van een vergunning om een geneesmiddel in de handel te brengen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EEG) nr. 2309/93 van de Raad tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen voor en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling valt. De voorwaarden voor de beoordeling van deze wijzigingen zijn vastgelegd bij Verordening (EG) nr. 1085/2003 van de Commissie.
  - Als tweede stap volgend op het in het eerste, tweede, derde en vierde streepje bepaalde houdt het DG Geneesmiddelen die de aanvraag tot vergunning voor het in de handel brengen behandelt of die de vergunning voor het in de handel brengen heeft verleend, rekening met de gevolgen van de certificering, de hercertificering of de wijziging van het plasmabasisdossier voor het geneesmiddel of de geneesmiddelen in kwestie.
  - Indien een plasmabasisdossier uitsluitend overeenkomt met uit bloed of plasma bereide geneesmiddelen waarvan de vergunning voor het in de handel brengen tot België is beperkt, wordt de wetenschappelijke en technische beoordeling van dat basisdossier, in afwijking van de bepalingen in het tweede streepje, door het DG Geneesmiddelen uitgevoerd.
  1.2. Vaccins
  Voor vaccins voor menselijk gebruik gelden, in afwijking van de bepalingen van module 3 inzake " werkzame stoffen ", de volgende eisen indien ze op het gebruik van een systeem van vaccinantigeenbasisdossiers zijn gebaseerd.
  Het aanvraagdossier van een vergunning voor het in de handel brengen van een vaccin bevat, met uitzondering van influenzavaccins voor mensen, een vaccinantigeenbasisdossier voor elk vaccinantigeen dat een werkzame stof van het vaccin is.
  a) Beginselen
  Voor de toepassing van deze bijlage :
  - wordt onder " vaccinantigeenbasisdossier " verstaan een op zichzelf staand deel van het aanvraagdossier van een vergunning voor het in de handel brengen van een vaccin, dat alle relevante biologische, farmaceutische en chemische informatie bevat over de werkzame stoffen die deel van het geneesmiddel uitmaken. Het op zichzelf staande deel mag gemeenschappelijk zijn voor één of meer monovalente en/of gecombineerde vaccins die door dezelfde aanvrager of houder van een vergunning voor het in de handel brengen worden ingediend;
  - kan een vaccin een of verschillende afzonderlijke vaccinantigenen bevatten. Een vaccin bevat evenveel werkzame stoffen als vaccinantigenen;
  - bevat een gecombineerd vaccin ten minst twee afzonderlijke vaccinantigenen die bedoeld zijn om één of meer infectieziekten te voorkomen;
  - wordt onder " monovalent vaccin " verstaan een vaccin dat één vaccinantigeen bevat dat bedoeld is om één infectieziekte te voorkomen.
  b) Inhoud
  Het vaccinantigeenbasisdossier bevat de volgende informatie die is afgeleid uit het gedeelte over werkzame stoffen van module 3 (kwalitatieve gegevens), zoals beschreven in deel I van deze bijlage :
  Werkzame stof :
  1. algemene informatie, inclusief de naleving van de relevante monografie(ën) van de Europese Farmacopee;
  2. informatie over de vervaardiging van de werkzame stof : deze rubriek betreft het fabricageprocédé, informatie over de grondstoffen en basismaterialen, specifieke maatregelen in verband met overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) en de veiligheidsbeoordeling voor vreemd materiaal en de faciliteiten en uitrusting;
  3. typering van de werkzame stof;
  4. kwaliteitscontrole van de werkzame stof;
  5. referentienorm en -materialen;
  6. verpakking en sluitsysteem van de werkzame stof;
  7. houdbaarheid van de werkzame stof.
  c) Beoordelingencertificering
  - Voor nieuwe vaccins die een nieuw vaccinantigeen bevatten dient de aanvrager bij het DG Geneesmiddelen een volledig aanvraagdossier voor een vergunning voor het in de handel brengen in, met inbegrip van alle vaccinantigeenbasisdossiers die overeenkomen met elk afzonderlijk vaccinantigeen dat deel uitmaakt van het nieuwe vaccin, wanneer voor het afzonderlijke vaccinantigeen nog geen basisdossier bestaat. Elk vaccinantigeenbasisdossier wordt door het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling wetenschappelijk en technisch beoordeeld. Indien de beoordeling positief is, wordt voor elk vaccinantigeenbasisdossier een certificaat van overeenstemming met de Gemeenschapswetgeving verstrekt, waarbij het beoordelingsverslag wordt gevoegd. Het certificaat is in de hele Gemeenschap geldig.
  - De bepalingen van het eerste streepje gelden ook voor vaccins die bestaan uit een nieuwe combinatie van vaccinantigenen, ongeacht of een of meer van deze vaccinantigenen deel uitmaken van reeds in de Gemeenschap toegelaten vaccins of niet.
  - Wijzigingen van de inhoud van een vaccinantigeenbasisdossier voor een in de Gemeenschap toegelaten vaccin worden door het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling wetenschappelijk en technisch beoordeeld overeenkomstig de procedure die is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1085/2003 van de Commissie. Indien de beoordeling positief is, verstrekt het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling een certificaat van overeenstemming met de Gemeenschapswetgeving voor het vaccinantigeenbasisdossier. Dit certificaat is in de hele Gemeenschap geldig.
  - Indien een vaccinantigeenbasisdossier uitsluitend overeenkomt met een vaccin waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen geldt die niet volgens een communautaire procedure is of zal worden verleend, wordt, op voorwaarde dat het toegelaten vaccin vaccinantigenen bevat die niet volgens een communautaire procedure zijn beoordeeld, de wetenschappelijke en technische beoordeling van het vaccinantigeenbasisdossier en de latere wijzigingen ervan, in afwijking van de bepalingen van het eerste, tweede en derde streepje, uitgevoerd door het DG Geneesmiddelen die de aanvraag tot vergunning voor het in de handel brengen behandelt of die de vergunning voor het in de handel brengen heeft verleend.
  - Als tweede stap volgend op het in het eerste, tweede, derde en vierde streepje bepaalde houdt het DG Geneesmiddelen die de aanvraag tot registratie behandelt of die de registratie heeft verleend, rekening met de gevolgen van de certificering, de hercertificering of de wijziging van het vaccinantigeenbasisdossier voor het geneesmiddel of de geneesmiddelen in kwestie.
  II. Radiofarmaceutica en uitgangsstoffen
  2.1. Radiofarmaceutica
  Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt voor aanvragen op basis van artikel 28 van dit besluit een volledig dossier ingediend waarin de volgende specifieke bijzonderheden zijn opgenomen :
  Module 3
  a) In de context van een radiofarmaceutische kit, waarbij radioactieve labeling plaatsvindt na levering door de fabrikant, wordt onder " de werkzame stof " verstaan, dat deel van de formulering dat is bedoeld om de radionuclide te dragen of daaraan te binden. De beschrijving van de wijze van vervaardiging van radiofarmaceutische kits bevat details over de vervaardiging van de kit en details van de aanbevolen uiteindelijke handelwijze om het radioactieve geneesmiddel te produceren. De noodzakelijke specificaties van de radionuclide worden beschreven, in voorkomend geval overeenkomstig de algemene monografie of de specifieke monografieën van de Europese Farmacopee. Daarnaast worden de stoffen die essentieel zijn voor de radioactieve labeling beschreven. De structuur van de stof waarvoor radioactieve labeling heeft plaatsgevonden, wordt ook beschreven.
  Bij radionucliden worden de betrokken nucleaire reacties besproken.
  Bij een generator worden zowel de moeder- als de dochterradionuclide als werkzame stof beschouwd.
  b) Er worden bijzonderheden verstrekt omtrent de aard van de radionuclide, de identiteit van de isotoop, mogelijke verontreinigingen, de drager, het gebruik en de specifieke activiteit.
  c) Onder grondstoffen vallen ook de te bestralen materialen.
  d) Er wordt aandacht besteed aan chemische en radiochemische zuiverheid en de relatie ervan met de biologische distributie.
  e) De zuiverheid van de radionucliden, de radiochemische zuiverheid en de specifieke activiteit worden beschreven.
  f) Voor generatoren worden bijzonderheden verstrekt omtrent de controle van de moeder- en dochterradionucliden. Bij generator-eluaten worden gegevens verstrekt over de controle van de moederradionucliden en andere bestanddelen van het generatorsysteem.
  g) De eis dat het gehalte aan werkzame stoffen wordt uitgedrukt in het gewicht van de werkzame delen, is alleen voor radiofarmaceutische kits van toepassing. Voor radionucliden wordt de radioactiviteit uitgedrukt in becquerel op een bepaalde datum en indien nodig op een bepaald tijdstip,met vermelding van de tijdzone. Tevens wordt de aard van de straling vermeld.
  h) Voor kits worden in de specificaties van het eindproduct controles van de werking van producten na radioactieve labeling opgenomen. Daarbij wordt de radiochemische zuiverheid en de zuiverheid van de radionucliden van de radioactief gelabelde stof afdoende gecontroleerd. Alle materialen die voor de radioactieve labeling essentieel zijn, worden kwalitatief en kwantitatief bepaald.
  i) Voor radionuclidegeneratoren, radionuclidekits en radioactief gelabelde producten wordt informatie over de houdbaarheid verstrekt. De houdbaarheid tijdens het gebruik van radiofarmaceutica in verpakkingen met meer dan één dosis wordt gedocumenteerd.
  Module 4
  Aangenomen wordt dat toxiciteit kan samenhangen met een stralingsdosis. Bij diagnose is dit een gevolg van het gebruik van radiofarmaceutica en bij therapie is dit de gewenste eigenschap. Bij de beoordeling van de veiligheid en de werkzaamheid van radiofarmaceutica wordt dan ook aandacht besteed aan de eisen die aan geneesmiddelen worden gesteld en aan stralingsdosimetrieaspecten. De blootstelling van organen of weefsels aan straling wordt gedocumenteerd. Er worden ramingen opgesteld van de geabsorbeerde stralingsdosis volgens een gespecificeerd internationaal erkend systeem via een bepaalde toedieningsweg.
  Module 5
  De resultaten van klinische proeven worden in voorkomend geval in de klinische overzichten opgenomen; het ontbreken van deze resultaten wordt gemotiveerd.
  2.2. Radiofarmaceutische uitgangsstoffen voor radioactieve labeling
  In het specifieke geval van een radiofarmaceutische uitgangsstof die uitsluitend voor radioactieve labeling is bestemd, is het hoofddoel informatie te geven over de mogelijke gevolgen van weinig efficiënte radioactieve labeling of van de in vivo dissociatie van het radioactief gelabelde conjugaat, d.w.z. vraagstukken in verband met de effecten van de vrije radionuclide voor de patiënt. Bovendien wordt relevante informatie gegeven over de beroepsrisico's, d.w.z. de blootstelling van het ziekenhuispersoneel en van het milieu aan straling.
  In het bijzonder wordt in voorkomend geval de volgende informatie gegeven :
  Module 3
  Module 3 is in voorkomend geval van toepassing op de registratie van radiofarmaceutische uitgangsstoffen, zoals hierboven onder a) tot en met i) gedefinieerd.
  Module 4
  De resultaten worden verstrekt van onderzoeken naar de toxiciteit bij eenmalige toediening en bij herhaalde toediening die zijn uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen ten aanzien van goede laboratoriumpraktijken van het koninklijk besluit van 6 maart 2002 / de Richtlijnen 87/18/EEG en 88/320/EEG van de Raad; het ontbreken van deze resultaten wordt gemotiveerd.
  Onderzoeken naar de mutageniciteit van de radionuclide worden in dit bijzondere geval niet nuttig geacht.
  Er wordt informatie gegeven over de chemische toxiciteit en over de dispositie van de relevante " koude " nuclide.
  Module 5
  Klinische informatie die afkomstig is van klinische onderzoeken naar de uitgangsstof zelf wordt niet relevant geacht in het specifieke geval van een radiofarmaceutische uitgangsstof die uitsluitend voor radioactieve labeling is bestemd.
  Er wordt echter wel informatie gegeven waaruit de klinische bruikbaarheid van de radiofarmaceutische uitgangsstof blijkt wanneer deze wordt gebonden aan relevante transportmoleculen.
  III. Homeopatische geneesmiddelen
  Dit hoofdstuk bevat specifieke bepalingen over de toepassing van de modules 3 en 4 op homeopathische geneesmiddelen, als gedefinieerd in artikel 28bis, § 1 van dit besluit.
  Module 3
  Module 3 is van toepassing op de documenten die overeenkomstig artikel 28bis, § 3 van dit besluit worden ingediend bij de vereenvoudigde registratie van de in artikel 28bis, § 2 van dit besluit bedoelde homeopathische geneesmiddelen en op de documenten voor de toelating van andere homeopathische geneesmiddelen, als bedoeld in artikel 28bis, § 6 van dit besluit, behoudens de volgende wijzigingen.
  a) Terminologie
  De Latijnse naam van de homeopathische grondstof die in het aanvraagdossier voor een vergunning voor het in de handel brengen is beschreven moet overeenkomen met de Latijnse titel van de Europese Farmacopee of, bij ontstentenis daarvan, een officiële farmacopee van een lidstaat. In voorkomend geval worden de in elke lid-Staat gebruikte traditionele naam of namen vermeld.
  b) Controle van de grondstoffen
  De bij de aanvraag gevoegde gegevens en documenten over grondstoffen, dat wil zeggen alle gebruikte materialen, met inbegrip van basismaterialen en tussenproducten tot aan de uiteindelijke verdunde oplossing die in het eindproduct worden opgenomen, worden aangevuld met aanvullende gegevens over de homeopathische grondstof.
  De algemene kwaliteitseisen gelden voor alle grondstoffen en basismaterialen alsook voor tussenstappen in het fabricageprocédé dat leidt tot de uiteindelijke verdunde oplossing die in het eindproduct wordt opgenomen. Indien mogelijk is een kwantitatieve analyse vereist indien toxische bestanddelen aanwezig zijn en indien de kwaliteit van de uiteindelijke verdunde oplossing die in het product wordt opgenomen door de hoge verdunningsgraad niet kan worden gecontroleerd. Elke stap van het fabricageprocédé, van de grondstof tot de uiteindelijke verdunde oplossing die in het eindproduct wordt opgenomen, wordt volledig beschreven.
  Indien sprake is van verdunningen, vindt de verdunning plaats volgens de homeopathische fabricagemethoden die zijn vastgelegd in de desbetreffende monografie van de Europese Farmacopee of anders in een officiële farmacopee van een lid-Staat.
  c) Controle van het eindproduct
  De algemene kwaliteitseisen zijn van toepassing op homeopathische eindproducten; elke uitzondering wordt door de aanvrager afdoende gemotiveerd.
  Alle toxicologisch relevante bestanddelen worden vastgesteld en kwantitatief geanalyseerd. Indien gemotiveerd kan worden dat vaststelling en/of kwantitatieve analyse van alle toxicologisch relevante bestanddelen niet mogelijk is, bijvoorbeeld door de oplossing ervan in het eindproduct, wordt de kwaliteit aangetoond door volledige validatie van het fabricage- en verdunprocédé.
  d) Houdbaarheidsproeven
  De houdbaarheid van het eindproduct moet worden aangetoond. De houdbaarheidsgegevens van homeopathische grondstoffen kunnen over het algemeen ook worden aangehouden voor de eruit verkregen verdunningen en poeders. Indien door de verdunningsgraad de werkzame stof niet kan worden vastgesteld of kwantitatief kan worden geanalyseerd, kunnen de houdbaarheidsgegevens van de farmaceutische vorm in aanmerking worden genomen.
  Module 4
  Module 4 is van toepassing op de vereenvoudigde registratie van de in artikel 28bis, § 2 van dit besluit, bedoelde homeopathische geneesmiddelen, behoudens de volgende specificaties.
  Eventuele ontbrekende informatie moet worden gemotiveerd, bijvoorbeeld moet worden gemotiveerd waarom ondanks het ontbreken van bepaalde onderzoekresultaten een aanvaardbaar veiligheidsniveau kan worden aangetoond.
  IV. Kruidengeneesmiddelen
  Voor aanvragen voor kruidengeneesmiddelen wordt een volledig dossier ingediend waarin de volgende specifieke bijzonderheden zijn opgenomen.
  Module 3
  Module 3, met inbegrip van de naleving van de monografie(ën) van de Europese Farmacopee, is van toepassing op de toelating van kruidengeneesmiddelen. Er wordt rekening gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van de indiening van de aanvraag.
  De volgende specifieke aspecten voor kruidengeneesmiddelen worden in aanmerking genomen :
  1) Kruidensubstanties en kruidenpreparaten
  In deze bijlage worden de termen " kruidensubstanties en kruidenpreparaten " beschouwd als equivalent aan de termen " herbal drugs and herbal drug preparations ", zoals gedefinieerd in de Europese Farmacopee.
  In de rubriek betreffende de nomenclatuur van de kruidensubstantie worden de binominale wetenschappelijke naam van de plant (geslacht, soort, variëteit en auteur) en (in voorkomend geval) het chemotype vermeld, alsook de delen van de planten, de definitie van de kruidensubstantie, de overige namen (synoniemen die in andere farmacopees zijn vermeld) en de laboratoriumcode.
  In de rubriek betreffende de nomenclatuur van het kruidenpreparaat worden de binominale wetenschappelijke naam van de plant (geslacht, soort, variëteit en auteur) en (in voorkomend geval) het chemotype vermeld, alsook de delen van de planten, de definitie van het kruidenpreparaat, de verhouding kruidensubstantie/kruidenpreparaat, de extractiemiddelen, de overige namen (synoniemen die in andere farmacopees zijn vermeld) en de laboratoriumcode.
  In de rubriek betreffende de structuur worden voor de kruidensubstanties en, in voorkomend geval, voor de kruidenpreparaten de fysieke vorm, een beschrijving van de bestanddelen met bekende therapeutische werking of markers (de molecuulformule, de relatieve molecuulmassa, de structuurformule, inclusief relatieve en absolute stereochemie, de molecuulformule en de relatieve molecuulmassa) en andere bestanddelen vermeld.
  In de rubriek betreffende de fabrikant van de kruidensubstantie worden in voorkomend geval de naam, het adres en de verantwoordelijkheid van elke leverancier, inclusief toeleveranciers, vermeld, alsook elke voorgestelde locatie of faciliteit die bij de productie of verzameling en bij de controle van de kruidensubstantie betrokken is.
  In de rubriek betreffende de fabrikant van het kruidenpreparaat worden in voorkomend geval de naam, het adres en de verantwoordelijkheid van elke fabrikant, inclusief toeleveranciers, vermeld, alsook elke voorgestelde fabricagelocatie of faciliteit die bij de vervaardiging en de controle van het kruidenpreparaat betrokken is.
  In de rubriek betreffende de beschrijving van het fabricageprocédé en van de procesbewaking wordt voor kruidensubstanties een adequate beschrijving gegeven van de productie en de verzameling van de planten, met vermelding van de geografische oorsprong van de geneeskrachtige planten en van de omstandigheden waaronder deze worden gekweekt, geoogst, gedroogd en bewaard.
  In de rubriek betreffende de beschrijving van het fabricageprocédé en van de procesbewaking wordt voor kruidenpreparaten een adequate beschrijving gegeven van het fabricageprocédé van het kruidenpreparaat, waarbij de verwerking, de oplosmiddelen en reagentia, de zuiveringsfasen en de normalisatie worden beschreven.
  In de rubriek betreffende de ontwikkeling van het fabricageprocédé wordt een beknopte samenvatting gegeven waarin de ontwikkeling van de kruidensubstanties en, in voorkomend geval, van de kruidenpreparaten wordt beschreven, waarbij rekening wordt gehouden met de voorgestelde wijze van toediening en het voorgestelde gebruik. In voorkomend geval worden de resultaten besproken van vergelijkingen tussen de fytochemische samenstelling van de kruidensubstanties en, in voorkomend geval, van de kruidenpreparaten die in de ondersteunende bibliografische gegevens zijn gebruikt enerzijds, en van de kruidensubstanties en, in voorkomend geval, de kruidenpreparaten die als werkzame stof voorkomen in het kruidengeneesmiddel waarop de aanvraag betrekking heeft anderzijds.
  In de rubriek betreffende de toelichting van de structuur en van andere kenmerken van de kruidensubstantie wordt informatie gegeven over de botanische, macroscopische, microscopische en fytochemische typering en zo nodig over de biologische activiteit.
  In de rubriek betreffende de toelichting van de structuur en van andere kenmerken van het kruidenpreparaat wordt informatie gegeven over de fytochemische en de fysisch-chemische typering en zo nodig over de biologische activiteit.
  De specificaties van de kruidensubstanties en, in voorkomend geval, van de kruidenpreparaten, worden verstrekt.
  De analyseprocedures die voor de controle van de kruidensubstanties en, in voorkomend geval, van de kruidenpreparaten worden gebruikt, worden verstrekt.
  In de rubriek betreffende de validatie van analyseprocedures wordt informatie gegeven over de analytische validatie, inclusief experimentele gegevens over de analyseprocedures, die voor de controle van de kruidensubstanties en, in voorkomend geval, van de kruidenpreparaten worden gebruikt.
  In de rubriek betreffende analyses van fabricagepartijen worden de fabricagepartijen beschreven en de resultaten van analyses van fabricagepartijen opgenomen voor de kruidensubstanties en, in voorkomend geval, voor de kruidenpreparaten, inclusief in een farmacopee opgenomen substanties.
  Er wordt een motivering van de specificaties van de kruidensubstanties en, in voorkomend geval, van de kruidenpreparaten verstrekt.
  Er wordt informatie gegeven over de referentienormen of -materialen die voor de controle van de kruidensubstanties en, in voorkomend geval, van de kruidenpreparaten worden gebruikt.
  Indien over de kruidensubstantie of het kruidenpreparaat een monografie is opgesteld, kan de aanvrager een goedkeuringscertificaat aanvragen dat door het Europees Directoraat voor de geneesmiddelenkwaliteit is verleend.
  2) Kruidengeneesmiddelen
  In de rubriek betreffende de ontwikkeling van de formulering wordt een beknopte samenvatting gegeven waarin de ontwikkeling van het kruidengeneesmiddel wordt beschreven, waarbij rekening wordt gehouden met de voorgestelde wijze van toediening en het voorgestelde gebruik. In voorkomend geval worden de resultaten besproken van vergelijkingen tussen de fytochemische samenstelling van de producten die in ondersteunende bibliografische gegevens zijn gebruikt en van het kruidengeneesmiddel waarop de aanvraag betrekking heeft.
  V. Weesgeneesmiddelen
  - Voor weesgeneesmiddelen in de zin van Verordening (EG) nr. 141/2000 kunnen de algemene bepalingen van deel II, punt 6 (uitzonderlijke omstandigheden), worden toegepast. De aanvrager motiveert dan in de niet-klinische en klinische samenvattingen waarom het niet mogelijk is de volledige informatie te verstrekken en motiveert de verhouding voordelen/risico's voor het betrokken weesgeneesmiddel.
  - Wanneer een aanvrager van een vergunning voor het in de handel brengen van een weesgeneesmiddel zich beroept op de bepalingen van artikel 2, eerste lid, 8°), a), tweede streepje van dit besluit en deel II, punt 1, van deze bijlage (langdurig gebruik in de medische praktijk), kan het systematische en gedocumenteerde gebruik van de desbetreffende substantie - bij wijze van afwijking - verwijzen naar het gebruik van die substantie in overeenstemming met de bepalingen van artikel 5 van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik.
Art. 2N. PARTIE II. Dossiers d'autorisation de mise sur le marché et exigences spécifiques.
  Certains médicaments présentent des caractères spécifiques tels que toutes les exigences du dossier de demande d'autorisation de mise sur le marché établies dans la partie I de la présente annexe, doivent être adaptées.
  Pour tenir compte de ces situations particulières, les demandeurs respectent une présentation appropriée et adaptée du dossier.
  I. Usage médical bien établi
  Pour les médicaments dont la ou les substances actives ont un "usage médical bien établi" visé à l'article 2, alinéa 1er, 8°), a), deuxième tiret du présent arrêté et présentent une efficacité reconnue ainsi qu'un niveau acceptable de sécurité, les règles spécifiques suivantes s'appliquent.
  Le demandeur soumet les modules 1, 2 et 3 décrits dans la partie I de la présente annexe.
  Pour les modules 4 et 5, une bibliographie scientifique détaillée traite des caractéristiques non-cliniques et cliniques.
  Les regles spécifiques suivantes s'appliquent pour démontrer l'usage médical bien etabli :
  a) Les facteurs à prendre en considération pour démontrer que l'usage médical des composants d'un médicament est bien établi sont :
  - la durée d'utilisation d'une substance,
  - les aspects quantitatifs de l'usage de la substance,
  - le degré d'intérêt scientifique de l'usage de la substance (reflété dans la littérature scientifique publiée) et
  - la cohérence des évaluations scientifiques.
  En conséquence, des laps de temps différents peuvent être nécessaires pour démontrer l'usage bien établi de substances différentes. En tout état de cause, le laps de temps nécessaire pour démontrer que l'usage médical d'un composant d'un médicament est bien établi ne peut cependant pas être inferieur à dix ans comptés à partir de la première utilisation systématique et documentée de cette substance en tant que médicament dans la Communauté.
  b) La documentation soumise par le demandeur doit couvrir tous les aspects de l'évaluation de la sécurité et/ou de l'efficacité et doit comprendre ou se référer à une étude bibliographique appropriée, en tenant compte des études de pré commercialisation et de post commercialisation et à la littérature scientifique publiée relatant l'expérience sous forme d'enquêtes épidémiologiques et en particulier d'enquêtes épidémiologiques comparatives. Tous les documents, tant favorables que défavorables doivent être communiqués. Pour ce qui concerne les dispositions relatives à "l'usage médical bien établi", il est en particulier nécessaire que les "références bibliographiques" à d'autres sources d'éléments (études postérieures à la commercialisation, études épidémiologiques, etc.) et non simplement à des données relatives à des essais puissent constituer des preuves valables de la sécurité et de l'efficacité d'un produit si une demande explique et justifie de façon satisfaisante l'utilisation de ces sources d'information.
  c) Il y a lieu de veiller particulièrement aux données manquantes et de justifier les raisons pour lesquelles on peut soutenir que la sécurité et/ou l'efficacité du produit est établie malgré l'absence de certaines études.
  d) Les résumés détaillés non-cliniques et/ou cliniques doivent expliquer la pertinence de toutes données soumises qui concernent un produit différent de celui qui sera commercialise. Il doit être jugé si le produit étudié peut être considéré comme similaire au produit pour lequel une demande d'autorisation de mise sur le marché à été faite en dépit des différences existantes.
  e) L'expérience post commerciale recueillie avec d'autres produits contenant les mêmes composants revêt une importance particulière et les demandeurs doivent insister spécialement sur cet aspect.
  II. Médicaments essentiellement similaires
  a) Les demandes fondées sur l'article 2, alinéa 1er, 8°), a), premier tiret du présent arrêté (produits essentiellement similaires) contiennent les données décrites dans les modules 1, 2 et 3 de la partie I de la présente annexe pour autant que le demandeur a obtenu le consentement du titulaire de l'autorisation originelle de mise sur le marché de faire des références croisées au contenu de ses modules 4 et 5.
  b) Les demandes fondées sur l'article 2, alinéa 1er, 8°), a), troisième tiret du présent arrêté (produits essentiellement similaires, a savoir produits génériques) contiennent les données decrites dans les modules 1, 2 et 3 de la partie I de la présente annexe et les données démontrant la biodisponibilité et la bioéquivalence avec le médicament originel à condition que ce dernier ne soit pas un médicament biologique (voir à la partie II.4 Médicaments biologiques similaires).
  Pour ces produits, les résumés détaillés non-cliniques/cliniques se concentrent plus particulièrement sur les éléments suivants :
  - les motifs pour invoquer la similarité essentielle;
  - un résumé des impuretés présentes dans des lots de la ou des substances actives et des impuretés du médicament fini (et le cas échéant les produits de décomposition se formant en cours de stockage) dont l'utilisation est proposée dans le produit destiné à être mis sur le marché ainsi qu'une evaluation de ces impuretés;
  - une évaluation des études de bioéquivalence ou une justification du fait que des études n'ont pas été réalisées au titre de la ligne directrice sur "L'étude de la biodisponibilité et de la bioéquivalence";
  - une mise à jour de la littérature publiée concernant la substance et la demande présente. L'annotation, à cette fin, d'articles publiés dans des revues avec "comité de lecture par des pairs" peut être acceptée;
  - chaque caractéristique invoquée dans le résumé des caractéristiques du produit qui n'est pas connue ou déduite des propriétés du médicament et/ou de sa classe thérapeutique doit être discutée dans les résumés détaillés non-cliniques/cliniques et démontrée par la littérature publiée et/ou des études supplémentaires;
  - s'il y a lieu, des données supplémentaires pour démontrer les preuves de l'équivalence des propriétés de sécurité et d'efficacité de différents sels, esters ou dérivés d'une substance active autorisée doivent être fournies par le demandeur lorsqu'il invoque la similarité essentielle.
  III. Données supplémentaires exigées dans des situations spécifiques
  Lorsque la substance active d'un médicament essentiellement similaire contient la même fraction thérapeutique que le produit autorisé d'origine associé à un complexe/dérivé de sels/d'esters, il y lieu de demontrer la preuve qu'il n'y pas de changement dans la pharmacocinétique de la fraction, dans la pharmacodynamie et/ou dans la toxicité qui pourrait modifier le profil sécurité/efficacité. Si tel n'était pas le cas, cette association est à considérer comme une nouvelle substance active.
  Lorsqu'un médicament est destiné à un usage thérapeutique différent ou présenté sous une forme pharmaceutique différente ou qu'il doit être administré par des voies différentes ou avec un dosage différent ou avec une posologie différente, il y lieu de fournir les résultats des essais toxicologiques et pharmacologiques appropriés et/ou des essais cliniques.
  IV. Médicaments biologiques similaires
  Les dispositions de l'article 2, alinéa 1er, 8°), a), troisième tiret du présent arrêté peuvent ne pas suffire dans le cas des médicaments biologiques. Si l'information exigée dans le cas des produits essentiellement similaires (génériques) ne permet pas de démontrer la nature similaire de deux médicaments biologiques, des données supplémentaires, en particulier le profil toxicologique et clinique doivent être fournies.
  Lorsqu'un médicament biologique tel que défini dans la partie I, paragraphe 3.2 de la présente annexe qui se réfère au médicament d'origine ayant obtenu une autorisation de mise sur le marche dans la Communauté, fait l'objet d'une demande d'autorisation de mise sur le marché de la part d'un demandeur indépendant après l'expiration de la période de protection des données, la démarche suivante s'applique.
  - L'information à fournir ne se limite pas aux modules 1, 2 et 3 (données pharmaceutiques, chimiques et biologiques), complétés par des données de bioéquivalence et de biodisponibilité. Le type et la quantité de données supplémentaires (à savoir des données toxicologiques et d'autres données non cliniques et cliniques appropriées) sont déterminés au cas par cas.
  - En raison de la diversité des médicaments biologiques, la DG Médicaments définit la nécessite d'études identifiées prévues dans les modules 4 et 5 en prenant en compte la caractéristique spécifique de chaque médicament pris séparément.
  Les principes généraux à appliquer sont traités dans une ligne directrice prenant en compte les caractéristiques du médicament biologique concerné publiée par l'Agence. Au cas où le médicament autorisé à l'origine a plus d'une indication, l'efficacité et la sécurité du médicament revendiquées comme étant similaires doivent être justifiées ou, au besoin, démontrées séparément pour chacune des indications revendiquées.
  V. Associations médicamenteuses fixes
  Les demandes fondées sur l'article 2, alinéa 1er, 8°), b) du présent arrêté concernent de nouveaux médicaments composés d'au moins deux substances actives qui n'ont pas été autorisées auparavant comme association médicamenteuse fixe.
  Pour ces demandes, un dossier complet (modules 1 à 5) est à fournir pour l'association médicamenteuse fixe. Le cas échéant, il y a lieu de fournir l'information concernant les sites de fabrication et l'évaluation de sécurité des agents adventices. Les informations concernant les substances actives individuelles font partie d'un dossier unique de demande d'autorisation de mise sur le marché.
  VI. Documentation pour des demandes d'autorisation dans des circonstances exceptionnelles
  Lorsque, conformément à l'article 7ter, § 2 du présent arrêté, le demandeur peut démontrer qu'il n'est pas en mesure de fournir des renseignements complets sur l'efficacité et la sécurité dans des conditions normales d'emploi car :
  - les indications prévues pour les produits en cause se présentent si rarement que le demandeur ne peut raisonnablement être tenu de fournir les renseignements complets, ou
  - l'état d'avancement de la science ne permet pas de donner les renseignements complets, ou
  - des principes de déontologie médicale, communement admis, interdisent de recueillir ces renseignements, l'autorisation de mise sur le marché peut alors être accordée sous réserve de certaines obligations spécifiques.
  Ces obligations spécifiques peuvent comprendre les suivantes :
  - le demandeur doit mener à son terme un programme d'essais défini dans le délai fixé par la DG Médicaments, dont les résultats serviront à une réévaluation du rapport bénéfice/risque,
  - le médicament en question ne doit pouvoir être délivré que sur prescription médicale et, le cas echéant, son administration peut n'être autorisée que sous contrôle médical strict, éventuellement en milieu hospitalier et, pour un médicament radiopharmaceutique, par une personne autorisée,
  - la notice et toute information médicale doivent attirer l'attention du médecin sur le fait que, sous certains aspects, nommément désignés, il n'existe pas encore suffisamment de renseignements sur le médicament en question.
  VII. Demandes mixtes d'autorisation de mise sur le marché
  On entend par demandes mixtes d'autorisation de mise sur le marché des dossiers de demande d'autorisation de mise sur le marché où le module 4 et/ou 5 consiste en une association de rapports d'études non-cliniques et/ou cliniques limitées réalisées par le demandeur et de références bibliographiques. Tous les autres modules sont conformes à la structure décrite dans la partie I de la présente annexe. La DG Médicaments accepte le format proposé présenté par le demandeur au cas par cas.
Art. 4N. DEEL IV. Geneesmiddelen voor geavanceerde therapie. <INGEVOEGD bij KB 2004-03-04/30, art. 5, 030; Inwerkingtreding : 10-03-2004>
  Geneesmiddelen voor geavanceerde therapie zijn gebaseerd op fabricageprocédés die gericht zijn op diverse door middel van genoverdracht geproduceerde biomoleculen en/of biologisch geavanceerde therapeutische gemodificeerde cellen als werkzame stoffen of delen van werkzame stoffen.
  Aanvraagdossiers voor een vergunning voor het in de handel brengen van deze geneesmiddelen moeten voldoen aan de eisen van Deel I van deze bijlage ten aanzien van de vorm.
  De modules 1 tot en met 5 zijn van toepassing. In verband met de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu wordt aandacht besteed aan de persistentie van de genetisch gemodificeerde organismen in de ontvanger en aan de mogelijke replicatie en/of modificatie van de genetisch gemodificeerde organismen wanneer deze in het milieu worden geïntroduceerd. De informatie over het milieurisico moet in de bijlage bij module 1 worden opgenomen.
  I. Geneesmiddelen voor gentherapie (met menselijke en xenogene cellen)
  In deze bijlage wordt onder " geneesmiddel voor gentherapie " verstaan een geneesmiddel dat is verkregen door een reeks fabricageprocédés die gericht is op de in vivo of ex vivo overdracht van een profylactisch, diagnostisch of therapeutisch gen (een stukje nucleïnezuur) naar menselijke of dierlijke cellen en de erop volgende expressie in vivo. Bij de genoverdracht vindt de expressie plaats met behulp van een toedieningssysteem, een zogeheten " vector ", dat een virale of niet-virale oorsprong kan hebben. De vector kan ook in een menselijke of dierlijke cel worden opgenomen.
  1.1. Diversiteit van geneesmiddelen voor gentherapie
  a) Geneesmiddelen voor gentherapie die op allogene of xenogene cellen zijn gebaseerd
  De vector is tevoren bereid en wordt bewaard totdat deze in de gastcellen wordt opgenomen.
  De cellen zijn eerder verkregen en kunnen als een celbank (bankverzameling of bank ontstaan door verwerving van primaire cellen) met een beperkte levensvatbaarheid worden verwerkt.
  De door de vector genetisch gemodificeerde cellen vormen een werkzame stof.
  Aanvullende stappen kunnen worden uitgevoerd om het eindproduct te verkrijgen. Een dergelijk geneesmiddel is per definitie bestemd om aan een bepaald aantal patiënten te worden toegediend.
  b) Geneesmiddelen voor gentherapie die autologe menselijke cellen gebruiken
  De werkzame stof is een partij tevoren bereide vectoren die wordt bewaard totdat deze wordt overgedragen naar de autologe cellen.
  Aanvullende stappen kunnen worden uitgevoerd om het eindproduct te verkrijgen.
  Deze producten worden bereid uit cellen die afkomstig zijn van een individuele patiënt. De cellen worden dan genetisch gemodificeerd met gebruikmaking van een tevoren bereide vector die het juiste gen bevat en die de werkzame stof vormt. Het preparaat wordt opnieuw bij de patiënt ingebracht en is per definitie voor één patiënt bestemd. Het gehele fabricageprocédé, van het verzamelen van de cellen bij de patiënt tot het opnieuw inbrengen bij de patiënt, moet als één ingreep worden beschouwd.
  c) Toediening van tevoren bereide vectoren waarin (profylactisch, diagnostisch of therapeutisch) genetisch materiaal is ingebracht
  De werkzame stof is een partij tevoren bereide vectoren.
  Aanvullende stappen kunnen worden uitgevoerd om het eindproduct te verkrijgen. Dit type geneesmiddel is bestemd om aan diverse patiënten te worden toegediend.
  De overdracht van genetisch materiaal kan plaatsvinden door rechtstreekse inbrenging van de tevoren bereide vector bij de ontvangers.
  1.2. Specifieke eisen ten aanzien van module 3.
  Geneesmiddelen voor gentherapie omvatten :
  - naakt nucleïnezuur;
  - gecomplexeerd nucleïnezuur of niet-virale vectoren;
  - virale vectoren;
  - genetisch gemodificeerde cellen.
  Evenals bij andere geneesmiddelen kunnen drie hoofdelementen van het fabricageprocédé worden onderscheiden :
  - grondstoffen : materialen waarvan de werkzame stof wordt vervaardigd, zoals het betrokken gen, plasmiden die voor de expressie worden gebruikt, celbanken en virusvoorraden of niet-virale vector;
  - werkzame stof : recombinante vector, virus, naakte of complexe plasmiden, virusproducerende cellen, in vitro genetisch gemodificeerde cellen;
  - eindproduct : de werkzame stof geformuleerd in haar definitieve primaire verpakking voor het beoogde medische gebruik. Afhankelijk van het soort geneesmiddel voor gentherapie, kan door de wijze van toediening en de gebruiksvoorwaarden een ex vivo behandeling van de cellen van de patiënt noodzakelijk zijn (zie punt 1.1, onder b).
  Aan de volgende elementen wordt bijzondere aandacht besteed :
  a) Er wordt informatie gegeven over de relevante kenmerken van het geneesmiddel voor gentherapie, inclusief de expressie ervan in de beoogde celpopulatie. Er wordt informatie gegeven over de bron, de bouw, de typering en de verificatie van de coderende gensequentie, inclusief de integriteit en de stabiliteit ervan. Behalve het therapeutische gen, wordt de volledige sequentie van andere genen, regulerende elementen en de vectorbackbone gegeven.
  b) Er wordt informatie gegeven over de typering van de vector die voor de overdracht en expressie van het gen wordt gebruikt. Deze informatie omvat de fysisch-chemische typering en/of de biologisch/immunologische typering.
  Voor geneesmiddelen die micro-organismen, zoals bacteriën of virussen, gebruiken om genoverdracht te bevorderen (biologische genoverdracht), worden gegevens verstrekt over de pathogenese van de ouderstam en over het tropisme ervan voor specifieke weefsels en soorten cellen alsook over de celcyclusafhankelijkheid van de interactie.
  Voor geneesmiddelen die niet-biologische middelen gebruiken om genoverdracht te bevorderen, worden de fysisch-chemische eigenschappen vermeld van de bestanddelen afzonderlijk en in combinatie.
  c) De beginselen voor celbanken of voor de vorming en typering van zaailoten zijn in voorkomend geval van toepassing op geneesmiddelen voor genoverdracht.
  d) Van de cellen die als gastheer van de recombinante vector optreden, wordt de herkomst vermeld.
  Van de menselijke bronnen worden eigenschappen zoals leeftijd, geslacht, resultaten van microbiologische en virale proeven, uitsluitingscriteria en land van oorsprong gedocumenteerd.
  Voor cellen van dierlijke oorsprong wordt uitvoerige informatie gegeven over de volgende elementen :
  - herkomst van de dieren;
  - veehouderij en verzorging van de dieren;
  - transgene dieren (ontwikkelingsmethoden, typering van de transgene cellen, aard van het ingebrachte gen);
  - maatregelen om infecties bij de bron- of donordieren te voorkomen en deze dieren daarop te controleren;
  - controle op infectieus materiaal;
  - faciliteiten;
  - controle van de grondstoffen en van de basismaterialen.
  De methode voor het verzamelen van cellen wordt beschreven, inclusief locatie, soort weefsel, werkwijze, vervoer, opslag en traceerbaarheid, evenals de bij het verzamelproces uitgevoerde controles.
  e) De beoordeling van de virale veiligheid en de traceerbaarheid van de producten van de donor tot het eindproduct vormen een essentieel onderdeel van de te verstrekken documentatie. Zo moet worden uitgesloten dat replicatiecompetente virussen aanwezig zijn in voorraden van nietreplicatiecompetente virale vectoren.
  II. Geneesmiddelen voor somatische celtherapie (met menselijke en xenogene cellen)
  In deze bijlage wordt onder " geneesmiddelen voor somatische celtherapie " verstaan het gebruik bij mensen van autologe (van de patiënt zelf afkomstige), allogene (van een andere mens afkomstige) of xenogene (van dieren afkomstige) somatische levende cellen, waarvan de biologische eigenschappen door de manipulatie ervan zijn gewijzigd om een therapeutische, diagnostische of preventieve werking te bereiken met metabolische, farmacologische en immunologische middelen. Onder deze manipulatie vallen de expansie of activering van autologe celpopulaties ex vivo (bv. adoptieve immuuntherapie) en het gebruik van allogene en xenogene cellen gekoppeld aan medische hulpmiddelen die ex vivo of in vivo worden gebruikt (bv. microcapsules, intrinsieke matrixdragers (scaffolds), al dan niet biologisch afbreekbaar).
  Specifieke eisen voor geneesmiddelen voor celtherapie ten aanzien van module 3
  Geneesmiddelen voor somatische celtherapie omvatten :
  - cellen die worden gemanipuleerd om hun immunologische, metabolische of andere functionele eigenschappen in kwalitatief of kwantitatief opzicht te modificeren;
  - cellen die worden geordend, geselecteerd en gemanipuleerd en vervolgens een fabricageprocédé ondergaan om het eindproduct te verkrijgen;
  - cellen die worden gemanipuleerd en met niet-cellulaire bestanddelen (bv. biologische of inerte matrices of medische hulpmiddelen) worden samengevoegd en de voornaamste beoogde werking in het eindproduct bewerkstelligen;
  - derivaten van autologe cellen die onder specifieke kweekomstandigheden in vitro tot expressie worden gebracht;
  - cellen die genetisch worden gemodificeerd of anderszins worden gemanipuleerd om homologe of niet-homologe functionele eigenschappen tot expressie te brengen die daarvoor niet tot expressie kwamen.
  Het gehele fabricageprocédé, van het verzamelen van de cellen bij de patiënt (autologe situatie) tot het opnieuw inbrengen bij de patiënt, moet als één ingreep worden beschouwd.
  Evenals bij andere geneesmiddelen worden drie elementen van het fabricageprocédé onderscheiden :
  - grondstoffen : materialen waarvan de werkzame stof wordt vervaardigd, dat wil zeggen organen, weefsels, lichaamsvloeistoffen of cellen;
  - werkzame stof : gemanipuleerde cellen, cellulaire lysaten, prolifererende cellen en cellen die in combinatie met inerte matrices en medische hulpmiddelen worden gebruikt;
  - eindproduct : de werkzame stof geformuleerd in haar definitieve primaire verpakking voor het beoogde medische gebruik.
  a) Algemene informatie over de werkzame stoffen
  De werkzame stoffen van geneesmiddelen voor celtherapie bestaan uit cellen die als gevolg van een in vitro behandeling profylactische, diagnostische of therapeutische eigenschappen hebben die afwijken van de oorspronkelijke fysiologische en biologische eigenschappen.
  In deze rubriek wordt de aard van de cellen en de kweek beschreven. De weefsels, organen of biologische vloeistoffen waaruit de cellen zijn afgeleid en de autologe, allogene of xenogene aard van de donatie en de geografische oorsprong ervan worden gedocumenteerd. De verzameling van de cellen, de monsterneming en de opslag voorafgaand aan de verdere verwerking worden uitvoerig beschreven. Bij allogene cellen wordt bijzondere aandacht besteed aan de eerste fase van het proces, die de selectie van de donors omvat. De aard van de uitgevoerde manipulatie en de fysiologische functie van de cellen die als werkzame stof worden gebruikt, worden vermeld.
  b) Informatie over de grondstoffen van de werkzame stoffen
  1. Menselijke somatische cellen
  Geneesmiddelen voor celtherapie met menselijke somatische cellen bestaan uit een gedefinieerd aantal levensvatbare cellen (pool), die zijn afgeleid van een fabricageprocédé dat hetzij begint op het niveau van organen of weefsels die van een mens afkomstig zijn, hetzij begint op het niveau van een duidelijk gedefinieerd celbanksysteem waarbij de celpool op continue cellijnen is gebaseerd. In dit hoofdstuk wordt onder " werkzame stof " verstaan de kweekpool van menselijke cellen en wordt onder " eindproduct " verstaan de kweekpool van menselijke cellen zoals geformuleerd voor het beoogde medische gebruik.
  De grondstoffen en elke stap van het fabricageprocédé worden uitvoerig gedocumenteerd, met inbegrip van de aspecten van de virale veiligheid.
  1) Organen, weefsels, lichaamsvloeistoffen en cellen van menselijke oorsprong
  Van de menselijke bronnen worden eigenschappen zoals leeftijd, geslacht, microbiologische status, uitsluitingscriteria en land van oorsprong gedocumenteerd.
  De monsterneming wordt beschreven, inclusief locatie, soort monsterneming, werkwijze, pooling, vervoer en traceerbaarheid, evenals de bij de monsterneming uitgevoerde controles.
  2) Celbanksystemen
  De in deel I beschreven relevante eisen zijn van toepassing op de voorbereiding en de kwaliteitscontrole van celbanksystemen. Dit kan voornamelijk gelden voor allogene of xenogene cellen.
  3) Hulpmaterialen of medische hulpmiddelen
  Er wordt informatie verstrekt over het eventuele gebruik van basismaterialen (bv. cytokinen, groeifactoren, kweekmedia) of van mogelijke hulpproducten en medische hulpmiddelen, bijvoorbeeld hulpmiddelen voor het ordenen van cellen, biocompatibele polymeren, matrix, vezels, beads betreffende de biocompatibiliteit, de functionaliteit en het risico op infectieus materiaal.
  2. Dierlijke (xenogene) somatische cellen
  Over de volgende elementen wordt uitvoerige informatie gegeven :
  - herkomst van de dieren;
  - veehouderij en verzorging van de dieren;
  - genetisch gemodificeerde dieren (ontwikkelingsmethoden, typering van de transgene cellen, aard van het ingebrachte of uitgeschakelde (knock-out) gen);
  - maatregelen om infecties bij de bron- of donordieren te voorkomen en deze dieren daarop te controleren;
  - controle op infectieus materiaal, met inbegrip van verticaal overgedragen micro-organismen (tevens endogene retrovirussen);
  - faciliteiten;
  - celbanksystemen;
  - controle van de grondstoffen en van de basismaterialen.
  a) Informatie over het fabricageprocédé van de werkzame stoffen en van het eindproduct
  De verschillende stappen van het fabricageprocédé, zoals de dissociatie van het orgaan of het weefsel, de selectie van de betrokken celpopulatie, in vitro celkweek en celtransformatie door middel van fysisch-chemische middelen of door middel van genoverdracht, worden gedocumenteerd.
  b) Typering van de werkzame stoffen
  Alle informatie die relevant is voor de typering van de betrokken celpopulatie wordt verstrekt, namelijk de identiteit (diersoort van oorsprong, cytogenetische bandering, morfologische analyse), de zuiverheid (vreemd microbieel materiaal en cellulaire contaminanten), de werkzaamheid (gedefinieerde biologische activiteit), en de geschiktheid (karyologische en tumorigeniciteitscontroles) voor het beoogde gebruik in de medische praktijk.
  c) Farmaceutische ontwikkeling van het eindproduct
  Behalve over de specifieke toedieningsmethode (intraveneus infuus, lokale injectie, transplantatiechirurgie), wordt ook informatie gegeven over de biocompatibiliteit en de duurzaamheid van mogelijk gebruikte medische hulpmiddelen (biocompatibele polymeren matrix, vezels, beads).
  d) Traceerbaarheid
  Er wordt een uitvoerig stroomschema verstrekt dat de traceerbaarheid van de producten waarborgt van de donor tot het eindproduct.
  III. Specifieke eisen voor geneesmiddelen voor gentherapie en somatische celtherapie (met menselijke en xenogene cellen) ten aanzien van modules 4 en 5
  3.1. Module 4
  Erkend wordt dat de gewone eisen van module 4 voor niet-klinisch onderzoek van geneesmiddelen niet altijd geschikt zijn voor geneesmiddelen voor gentherapie en somatische celtherapie, doordat deze geneesmiddelen unieke en uiteenlopende structurele en biologische eigenschappen hebben, zoals een hoge mate van soortspecificiteit, persoonspecificiteit, immunologische belemmeringen en verschillen in pleiotrope effecten.
  De beweegredenen voor de niet-klinische ontwikkeling en de criteria die zijn toegepast om relevante soorten en modellen te kiezen worden afdoende behandeld in module 2.
  Het kan nodig zijn nieuwe diermodellen te identificeren of te ontwikkelen om bij te dragen aan de extrapolatie van specifieke bevindingen over functionele eindpunten en toxiciteit naar de in vivo activiteit van de producten bij de mens. Er wordt een wetenschappelijke rechtvaardiging gegeven voor het gebruik van deze diermodellen voor ziekten ter bevestiging van de veiligheid en van het bewijs van het concept van de werkzaamheid.
  3.2. Module 5
  De werkzaamheid van geneesmiddelen voor geavanceerde therapie wordt aangetoond overeenkomstig de beschrijving van module 5. Voor sommige producten en voor sommige therapeutische indicaties kan het echter niet mogelijk zijn conventioneel klinisch onderzoek uit te voeren. Elke afwijking van de bestaande richtsnoeren wordt in module 2 gemotiveerd.
  De klinische ontwikkeling van geneesmiddelen voor geavanceerde therapie heeft door de complexe en labiele aard van de werkzame stoffen enkele bijzondere kenmerken. Aanvullende overwegingen zijn nodig vanwege aspecten die verband houden met de levensvatbaarheid, de proliferatie, de migratie en de differentiatie van de cellen (somatische celtherapie), vanwege de bijzondere klinische omstandigheden waarin de producten worden gebruikt of vanwege de bijzondere werkingswijze door genexpressie (somatische gentherapie).
  De bijzondere risico's van dergelijke producten als gevolg van de potentiële besmetting met infectieus materiaal worden in de aanvraag tot registratie van geneesmiddelen voor geavanceerde therapie behandeld. Bijzondere nadruk wordt gelegd op de beginfasen van de ontwikkeling, inclusief de keuze van de donoren in het geval van geneesmiddelen voor celtherapie, enerzijds, en op de therapeutische ingreep als geheel, inclusief de juiste behandeling en toediening van het product, anderzijds.
  Module 5 van de aanvraag bevat bovendien in voorkomend geval gegevens over de maatregelen voor toezicht op en controle van de functies en de ontwikkeling van levende cellen in de ontvanger, om de overdracht van infectieus materiaal aan de ontvanger te voorkomen en om elk potentieel risico voor de volksgezondheid te minimaliseren.
  3.2.1. Humane farmacologische onderzoeken en onderzoeken naar werkzaamheid
  Humane farmacologische onderzoeken geven informatie over de verwachte werkingswijze, de op grond van gerechtvaardigde eindpunten verwachte werkzaamheid, de biologische distributie, de adequate dosis, het tijdschema en de wijze van toediening of gebruikswijze die wenselijk is voor onderzoeken naar werkzaamheid.
  Conventioneel farmacokinetisch onderzoek kan voor sommige geneesmiddelen voor geavanceerde therapie niet relevant zijn. Soms kan geen onderzoek bij gezonde vrijwilligers worden uitgevoerd en zijn de dosis en de kinetiek in de klinische onderzoeken moeilijk vast te stellen. Het is echter noodzakelijk de distributie en het in vivo gedrag van het product te bestuderen, inclusief de celproliferatie en de langetermijnfunctie, alsook de mate, de distributie van het genproduct en de duur van de gewenste genexpressie. Er worden passende controles uitgevoerd, en zo nodig ontwikkeld, om de celproducten of cellen te traceren die het gewenste gen in het menselijk lichaam tot expressie brengen en om toezicht te houden op de functie van de cellen die zijn toegediend of getransfecteerd.
  De beoordeling van de werkzaamheid en van de veiligheid van een geneesmiddel voor geavanceerde therapie bevat een nauwkeurige beschrijving en een evaluatie van de therapeutische procedure als geheel, inclusief bijzondere wijzen van toediening (zoals de transfectie van cellen ex vivo, in vitro manipulatie of het gebruik van interventietechnieken), en een onderzoek van de mogelijke combinatietherapieën (inclusief immunosuppressieve, antivirale en cytotoxische behandeling).
  De hele procedure wordt gecontroleerd in klinische onderzoeken en in de productinformatie beschreven.
  3.2.2. Veiligheid
  Er wordt aandacht besteed aan veiligheidsvraagstukken als gevolg van een immuunrespons tegen de geneesmiddelen of tegen de eiwitten die tot expressie komen, afstoting, immunosuppressie en een defect van de immuno-isolatiesystemen.
  Bepaalde geavanceerde geneesmiddelen voor gentherapie en somatische celtherapie (bv. geneesmiddelen voor xenogene celtherapie en bepaalde geneesmiddelen voor genoverdracht) kunnen replicatiecompetente deeltjes en/of infectieus materiaal bevatten. De patiënt kan onder toezicht moeten staan in verband met de ontwikkeling van mogelijke infecties en/of de pathologische complicaties ervan in de fases voor en/of na de goedkeuring; het kan noodzakelijk zijn dit toezicht uit te breiden tot de personen die met de patiënt in aanraking komen, inclusief beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg.
  Bij het gebruik van bepaalde geneesmiddelen voor somatische celtherapie en van bepaalde geneesmiddelen voor genoverdracht kan het risico van besmetting met potentieel overdraagbaar materiaal niet volledig worden uitgesloten. Dit risico kan echter wel worden geminimaliseerd door passende maatregelen te treffen, als beschreven in module 3.
  De in het productieprocédé opgenomen maatregelen worden aangevuld met begeleide controlemethoden, kwaliteitscontroleprocédés en passende toezichtmethoden, die in module 5 worden beschreven.
  Het kan noodzakelijk zijn het gebruik van bepaalde geavanceerde geneesmiddelen voor somatische celtherapie tijdelijk of permanent te beperken tot instellingen die over aantoonbare deskundigheid en faciliteiten beschikken om een specifieke follow-up van de veiligheid van de patiënten te waarborgen. Een soortgelijke aanpak kan relevant zijn voor bepaalde geneesmiddelen voor gentherapie waaraan een potentieel risico van replicatiecompetent infectieus materiaal verbonden is.
  Ook wordt in de aanvraag in voorkomend geval aandacht besteed aan aspecten van toezicht op lange termijn in verband met de ontwikkeling van late complicaties.
  In voorkomend geval dient de aanvrager een gedetailleerd risicobeheersingsplan in betreffende de klinische gegevens en de laboratoriumgegevens van de patiënt, de naar voren komende epidemiologische gegevens en, in voorkomend geval, de gegevens van archieven van weefselmonsters van de donor en van de ontvanger. Een dergelijk systeem is nodig om de traceerbaarheid van het geneesmiddel en een snelle reactie op verdachte patronen van ongewenste voorvallen te waarborgen.
  IV. Specifieke verklaring over geneesmiddelen voor xenotransplantatie
  In deze bijlage wordt onder " xenotransplantatie " verstaan elke procedure die de transplantatie, implantatie of infusie in een menselijke ontvanger omvat van hetzij levende weefsels of organen die van dieren afkomstig zijn, hetzij menselijke lichaamsvloeistoffen, cellen, weefsels of organen die ex vivo in aanraking zijn gekomen met levende dierlijke cellen, weefsels of organen.
  Aan de grondstoffen wordt specifieke aandacht besteed.
  Hierbij wordt over de volgende elementen uitvoerige informatie gegeven volgens specifieke richtsnoeren :
  - herkomst van de dieren;
  - veehouderij en verzorging van de dieren;
  - genetisch gemodificeerde dieren (ontwikkelingsmethoden, typering van de transgene cellen, aard van het ingebrachte of uitgeschakelde (knock-out) gen);
  - maatregelen om infecties bij de bron- of donordieren te voorkomen en deze dieren daarop te controleren;
  - controle op infectieus materiaal;
  - faciliteiten;
  - controle van de grondstoffen en van de basismaterialen;
  - traceerbaarheid.
Art. 3N. PARTIE III. - Médicaments particuliers.
  La présente partie etablit les exigences spécifiques relatives à des médicaments identifiés de par leur nature particulière.
  I. Médicaments biologiques
  1.1. Médicaments dérivés du plasma
  Pour les médicaments dérivés du sang ou du plasma humains et par dérogation aux dispositions du module 3, les exigences visées dans "L'information relative aux matières de départ et aux matières premières" concernant les dossiers, peuvent être remplacées par un Dossier Permanent du Plasma certifié conformément à la présente partie lorsque les matières de départ sont constituées par du sang/plasma humains.
  a) Principes
  Aux fins de la présente annexe :
  - On entend par Dossier Permanent du Plasma une documentation autonome qui est distincte du dossier d'autorisation de mise sur le marché et qui fournit toutes les informations détaillées pertinentes portant sur les caractéristiques de la totalité du plasma humain utilisé comme matière de depart et/ou matière première pour la fabrication de sous-fractions et fractions intermédiaires, composants de l'excipient et de la ou des substances actives faisant partie des médicaments ou des dispositifs médicaux visés dans l'arrêté royal du 18 mars 1999 relatif aux dispositifs médicaux/la directive 2000/70/CE du Parlement européen et du Conseil du 16 novembre 2000 modifiant la directive 93/42/CEE du Conseil en ce qui concerne les dispositifs médicaux incorporant des dérivés stables du sang ou du plasma humains;
  - Chaque centre ou établissement de fractionnement/traitement du plasma humain prépare et met à jour l'ensemble des informations pertinentes détaillées visées dans le Dossier Permanent du Plasma;
  - Le Dossier Permanent du Plasma est soumis à l'Agence ou à la DG Médicaments par le demandeur d'autorisation de mise sur le marche ou le titulaire de l'autorisation de mise sur le marché. Lorsque le demandeur de l'autorisation de mise sur le marché ou le titulaire de l'autorisation de mise sur le marché est différent du titulaire du Dossier Permanent du Plasma, le Dossier Permanent du Plasma est mis à la disposition du demandeur ou du titulaire de l'autorisation de mise sur le marché afin d'être soumis à l'autorite compétente. Dans tous les cas, le demandeur ou le titulaire de l'autorisation de mise sur le marché assume la responsabilité du médicament.
  - La DG Médicaments qui procède à l'évaluation de l'autorisation de mise sur le marché attend que l'Agence délivre le certificat avant de prendre une décision sur la demande.
  - Tout dossier de demande d'autorisation de mise sur le marché contenant un composant dérivé du plasma humain fait référence au Dossier Permanent du Plasma correspondant au plasma utilisé comme matière de départ/première.
  b) Contenu
  Conformément aux dispositions de l'article 28quinquies du présent arrêté/la directive 2002/98/CE, qui vise les exigences pour les donneurs et le contrôle des dons, le Dossier Permanent du Plasma contient des informations sur le plasma utilisé comme matière de départ/première, en particulier :
  1) Origine du plasma :
  (i) Information sur les centres ou les établissements où la collecte de sang/plasma est effectuée, y compris leur inspection et leur agrément, ainsi que les données épidémiologiques portant sur les maladies infectieuses transmissibles par le sang;
  (ii) Information sur les centres ou établissements où le contrôle des dons et des mélanges de plasma est effectué, y compris leur statut à l'égard de l'inspection et de l'agrément;
  (iii) Critères de sélection/d'exclusion pour les donneurs de sang/plasma;
  (iv) Système en place permettant d'assurer la traçabilité de chaque don depuis l'établissement de collecte de sang/plasma jusqu'aux produits finis et inversement.
  2) Qualité et sécurité du plasma :
  (i) Conformité avec les monographies de la Pharmacopée européenne;
  (ii) Contrôle des dons et mélanges de sang/plasma pour la détection d'agents infectieux, y compris l'information sur les méthodes utilisées pour ces contrôles et, dans le cas des mélanges de plasma, données de validation des tests utilisés;
  (iii) Caractéristiques techniques des poches pour la collecte de sang et de plasma, y compris l'information sur les solutions d'anticoagulants utilisées;
  (iv) Conditions de conservation et de transport du plasma;
  (v) Procédures pour le retrait et/ou la période de quarantaine éventuelle des lots de plasma;
  (vi) Caractérisation du mélange de plasma.
  3) Système en place entre le fabricant du médicament dérivé du plasma et/ou l'opérateur procédant au fractionnement/traitement du plasma d'une part, et les centres ou établissements de collecte et de contrôle du sang/plasma d'autre part, qui définit les conditions de leur interaction et les spécifications convenues.
  En outre, le Dossier Permanent du Plasma dresse la liste des médicaments pour lesquels ce Dossier Permanent du Plasma est valide, que les médicaments aient obtenu ou soient en voie d'obtenir une autorisation de mise sur le marché, y compris les médicaments visés à l'article 2 de la directive 2001/20/CE du Parlement européen et du Conseil concernant le rapprochement des dispositions législatives, réglementaires et administratives des Etats membres relatives à l'application de bonnes pratiques cliniques dans la conduite d'essais cliniques de médicaments a usage humain.
  c) Evaluation et certification
  - Pour les médicaments qui ne sont pas encore autorisés, le demandeur de l'autorisation de mise sur le marché soumet un dossier complet à la DG Médicaments, auquel est joint un Dossier Permanent du Plasma séparé lorsqu'il n'en existe pas déjà un.
  - Le Dossier Permanent du Plasma fait l'objet d'une évaluation scientifique et technique réalisée par l'Agence. Une évaluation positive donne lieu à la délivrance d'un certificat de conformité du Dossier Permanent du Plasma à la législation communautaire, qui est accompagné du rapport d'évaluation. Le certificat délivré s'applique dans toute la Communauté.
  - Le Dossier Permanent du Plasma est mis à jour et certifié à nouveau annuellement.
  - Les changements introduits ultérieurement dans les termes d'un Dossier Permanent du Plasma doivent respecter la procédure d'évaluation établie par le règlement (CE) n° 542/95 de la Commission concernant l'examen des modifications des termes de l'autorisation de mise sur le marché de médicaments relevant du champ d'application du règlement (CEE) n° 2309/93 du 22 juillet 1993 du Conseil établissant des procédures communautaires pour l'autorisation et la surveillance des médicaments à usage humain et à usage vétérinaire et instituant une Agence européenne pour l'évaluation des médicaments. Les conditions d'évaluation de ces modifications sont établies par le règlement (CE) N° 1085/2003 de la Commission.
  - Dans une seconde étape par rapport aux dispositions des premier, deuxième, troisième et quatrième tirets, la DG Médicaments qui accordera ou a accorde l'autorisation de mise sur le marché prend en compte la certification, la re-certification ou la modification du Dossier Permanent du Plasma sur le(s) médicament(s) concerné(s).
  - Par dérogation aux dispositions du deuxième tiret du présent point (évaluation et certification), lorsqu'un Dossier Permanent du Plasma correspond uniquement à des médicaments dérivés du sang/plasma dont l'autorisation de mise sur le marché est limitée à la Belgique, l'evaluation scientifique et technique dudit Dossier Permanent du Plasma est réalisee par la DG Médicaments.
  1.2. Vaccins
  Pour les vaccins à usage humain et par derogation aux dispositions du module 3 portant sur "les substances actives", les exigences suivantes s'appliquent lorsqu'elles sont fondées sur l'utilisation d'un système de Dossier Permanent de l'Antigène Vaccinant.
  Le dossier de demande d'autorisation de mise sur le marché d'un vaccin autre que le vaccin dirigé contre la grippe doit comporter un Dossier Permanent de l'Antigène Vaccinant pour tout antigène vaccinant qui est une substance active de ce vaccin.
  a) Principes
  Aux fins de la présente annexe :
  - On entend par Dossier Permanent de l'Antigène Vaccinant une partie autonome du dossier de demande d'autorisation de mise sur le marché d'un vaccin, qui contient toute l'information pertinente de nature biologique, pharmaceutique et chimique concernant chacune des substances actives composant ce médicament. La partie autonome peut être commune à un ou plusieurs vaccins monovalents et/ou combinés présenté(s) par le même demandeur ou titulaire d'autorisation de mise sur le marché.
  - Un vaccin peut contenir un ou plusieurs antigènes vaccinants distincts. Il y a autant de substances actives que d'antigènes vaccinants présents dans un vaccin.
  - Un vaccin combiné contient au moins deux antigenes vaccinants distincts, destinés à prévenir une ou plusieurs maladies infectieuses.
  - Un vaccin monovalent est un vaccin qui contient un antigène vaccinant destiné à prévenir une seule maladie infectieuse.
  b) Contenu
  Le Dossier Permanent de l'Antigène Vaccinant contient les informations suivantes extraites de la partie pertinente (Substance active) du module 3 concernant les "données de qualité" définies dans la partie I de la présente annexe :
  Substance active
  1. Information générale, concernant notamment le respect de la ou des monographies pertinentes de la Pharmacopee européenne;
  2. Information sur la fabrication de la substance active : cette rubrique doit couvrir le procédé de fabrication, l'information sur les matières de départ et premières, les mesures spécifiques sur les EST et les agents adventices, l'évaluation de sécurité et les installations et les équipements;
  3. Caractérisation de la substance active;
  4. Contrôle de qualité de la substance active;
  5. Normes ou substances de référence;
  6. Système de fermeture du conditionnement de la substance active;
  7. Stabilité de la substance active.
  c) Evaluation et certification
  - Pour les vaccins nouveaux, le demandeur soumet à la DG Médicaments un dossier de demande de mise sur le marché complet comprenant tous les Dossiers Permanents de l'Antigène Vaccinant correspondant à chaque antigène vaccinant composant le vaccin nouveau lorsqu'il n'existe pas déjà de Dossier Permanent de l'Antigène Vaccinant. L'Agence procède à une évaluation technique et scientifique de chaque Dossier Permanent de l'Antigene Vaccinant. Une évaluation positive donne lieu à la délivrance d'un certificat de conformité à la législation européenne pour chaque Dossier Permanent de l'Antigène Vaccinant, qui est accompagné du rapport d'évaluation. Ce certificat s'applique dans toute la Communauté.
  - Les dispositions du premier tiret s'appliquent aussi à tout vaccin qui consiste en une association nouvelle d'antigènes vaccinants, indépendamment du fait qu'un ou plusieurs de ces antigenes vaccinants entrent ou non dans la composition de vaccins déjà autorisés dans la Communauté.
  - Les changements dans le contenu d'un Dossier Permanent de l'Antigène Vaccinant pour un vaccin autorisé dans la Communauté font l'objet d'une évaluation scientifique et technique réalisée par l'Agence conformément à la procédure établie dans le règlement (CE) n° 1085/2003 de la Commission. En cas d'évaluation positive, l'Agence délivre un certificat de conformité à la législation communautaire pour le Dossier Permanent de l'Antigène Vaccinant. Le certificat délivré s'applique dans toute la Communauté.
  - Par dérogation aux dispositions des premier, second et troisième tirets du présent point (évaluation et certification), lorsqu'un Dossier Permanent de l'Antigene Vaccinant correspond uniquement à un vaccin qui fait l'objet d'une autorisation de mise sur le marché qui n'a pas été/ne sera pas delivrée conformément à une procédure communautaire et, à condition que le vaccin autorisé comporte des antigènes vaccinants qui n'ont pas été évalués par le biais d'une procédure communautaire, l'évaluation scientifique et technique du Dossier Permanent de l'Antigène Vaccinant précité et de ses modifications ultérieures est alors réalisée par la DG Médicaments qui a traitée la demande d'autorisation de mise sur le marché ou qui a accordée l'autorisation de mise sur le marché.
  - Dans un deuxième temps par rapport aux dispositions des premier, deuxième et troisième tirets, la DG Médicaments qui a traitée ou a accordée l'autorisation de mise sur le marché prend en compte la certification, la re-certification ou la modification du Dossier Permanent de l'Antigène Vaccinant sur le(s) médicament(s) concerné(s).
  II. Radiopharmaceutiques et précurseurs
  2.1. Radiopharmaceutiques
  Aux fins du présent chapitre, les demandes fondées sur l'article 28 du présent arrêté fournissent un dossier complet où figurent les détails spécifiques suivants :
  Module 3
  a) Dans le contexte d'une trousse pour le marquage au moyen d'un radionucléide après livraison par le fabricant, la substance active est considérée comme la substance de la formulation qui est destinée à porter ou lier le radionucléide. La description de la méthode de fabrication de la trousse pour préparation d'un radiopharmaceutique comprend les détails de la fabrication de la trousse et des détails de la transformation finale recommandée pour produire le médicament radioactif. Les spécifications nécessaires du radionucléide sont décrites conformément, le cas échéant, à la monographie générale ou aux monographies spécifiques de la Pharmacopée européenne. En outre, tous les composés nécessaires pour le marquage au moyen d'un radionucléide sont décrits. La structure de la substance active est aussi décrite.
  Pour les radionucléides, les réactions nucléaires dès leur formation sont discutées.
  Dans un générateur, les radionucléides pères et fils sont considérés comme des substances actives.
  b) Les détails de la nature du radionucléide, de l'isotope, les impuretés probables, l'entraîneur, l'activité totale et l'activité spécifique doivent être indiqués.
  c) Les matières premières comprennent les matières constituant la cible d'irradiation.
  d) Les considérations sur la pureté chimique/radiochimique et leurs relations à la biodistribution sont indiquées.
  e) La pureté radionucléique et radiochimique et l'activité spécifique sont précisées.
  f) Pour les générateurs, les renseignements concernant les essais pour les radionucléides père et fils sont exigés. Pour les éluats de générateurs, les essais sur les radionucléides père et sur les autres composants du générateur sont fournis.
  g) La teneur en substances actives doit s'exprimer obligatoirement en terme de masse et s'applique seulement aux médicaments radiopharmaceutiques. Pour les radionucléides, l'activité est exprimée en becquerels à une date donnée et, si nécessaire, à une heure donnée avec l'indication du fuseau horaire. Le type de radiation est indiqué.
  h) Pour la trousse pour préparation d'un radiopharmaceutique, les spécifications du produit fini comprennent des essais pour vérifier la qualité du radiomarquage. Des contrôles appropriés de la pureté radiochimique et radionucléidique du composé radiomarqué sont inclus. Tous les composes nécessaires pour le radiomarquage sont identifiés et testés.
  i) La stabilité doit être établie pour les générateurs de radionucléides, la trousse pour préparation d'un radiopharmaceutique et les produits marqués. En cas de présentations en flacons multidoses la stabilité au cours de leur utilisation doit être documentée.
  Module 4
  Il est admis que la toxicité peut être associée à la dose de radiation. Pour le diagnostic, il s'agit d'une conséquence de l'utilisation de médicaments radiopharmaceutiques; en thérapie, il s'agit de l'effet recherché. Par conséquent, l'évaluation de la sécurité et de l'efficacité des médicaments radiopharmaceutiques doit donc tenir compte des exigences pour les médicaments en général et des aspects relatifs à la dosimétrie. L'exposition des organes et tissus aux radiations doit être documentée. L'estimation de la dose de radiation absorbée sera calculée conformément à un système défini et reconnu au plan international pour une voie d'administration donnée.
  Module 5
  Les résultats des essais cliniques sont fournis lorsqu'ils sont applicables et justifiés dans les résumés détaillés cliniques.
  2.2. Précurseurs radiopharmaceutiques à des fins de radiomarquage
  Dans le cas spécifique d'un précurseur radiopharmaceutique destiné uniquement à des fins de radiomarquage, l'objectif primaire consiste à présenter l'information qui traiterait des conséquences possibles d'une faible efficacité de radiomarquage ou une dissociation de la substance radiomarquee, à savoir des questions ayant trait aux effets produits chez le patient par un radionucléide libre. En outre, il est également nécessaire de présenter les informations pertinentes ayant trait aux risques professionnels, à savoir l'exposition du personnel hospitalier et de l'environnement aux radiations.
  En particulier, l'information suivante, lorsqu'elle s'applique, est fournie :
  Module 3
  Les dispositions du module 3 s'appliquent à l'enregistrement de précurseurs radiopharmaceutiques définis plus haut (points a) à i)), le cas échéant.
  Module 4
  Concernant la toxicité par administration unique et par administration réitérée, les résultats des études réalisées conformément aux dispositions relatives aux bonnes pratiques de laboratoire établies par l'arrêté royal du 6 mars 2002/les directives 87/18/CEE et 88/320/CEE du Conseil sont fournies, sauf lorsque le fait de ne pas les fournir est justifié.
  Les études de mutagénicité sur le radionucléide ne sont pas considérées comme nécessaires dans ce cas particulier.
  L'information relative à la toxicité chimique du nucléide "froid" et sa biodistribution est présentée.
  Module 5
  Les informations cliniques dégagées des études cliniques sur le précurseur lui-même ne sont pas considérées comme pertinentes dans le cas spécifique d'un précurseur radiopharmaceutique destiné uniquement à des fins de radiomarquage.
  Toutefois, les informations démontrant l'utilité clinique du précurseur radiopharmaceutique lorsqu'il est attaché aux molécules porteuses pertinentes sont présentées.
  III. Médicaments homéopathiques
  La présente section définit les dispositions spécifiques concernant l'application des modules 3 et 4 aux médicaments homéopathiques définis à l'article 28bis, § 1er du présent arrêté.
  Module 3
  Les dispositions du module 3 s'appliquent aux documents soumis conformément à l'article 28bis, § 3 du présent arrêté pour l'enregistrement simplifié des médicaments homéopathiques visées à l'article 28bis, § 2 du présent arrêté et aux documents pour l'autorisation des médicaments homéopathiques visés à l'article 28bis, § 6 du présent arrêté avec les modifications suivantes.
  a) Terminologie
  Le nom latin de la souche homéopathique décrite dans le dossier de demande d'autorisation de mise sur le marché doit correspondre au titre latin de la Pharmacopée européenne ou, à défaut, d'une pharmacopée officielle d'un Etat membre. Le cas échéant, le ou les noms traditionnels utilisés dans chaque Etat membre sont à fournir.
  b) Contrôle des matières de départ
  Les renseignements et les documents concernant les matières de départ, c'est-à-dire toutes les matières utilisées y compris les matieres premières et les matières intermédiaires jusqu'à la dilution finale qui doit être incorporée dans le produit fini, accompagnant la demande sont complétés par des données supplementaires sur la souche homéopathique.
  Les exigences générales de qualité s'appliquent à toutes les matières de départ et à toutes les matières premières ainsi qu'aux étapes intermédiaires du processus de fabrication jusqu'à la dilution finale destinée à être incorporée dans le produit fini. Si possible, un dosage est requis si des composants toxiques sont présents et si la qualité ne peut être contrôlée sur la dilution finale à incorporer en raison du degré élevé de dilution. Chaque étape du processus de fabrication depuis les matières de départ jusqu'à la dilution finale destinée à être incorporée dans le médicament fini doit être décrite de façon complète.
  Dans le cas où des dilutions interviennent, ces étapes de dilution doivent être réalisées conformément aux méthodes de fabrication homéopathiques décrites dans la monographie de la Pharmacopée européenne, ou à défaut, dans une pharmacopée officielle d'un Etat membre.
  c) Essais de contrôle sur le produit fini
  Les exigences générales de qualité doivent s'appliquer aux produits finis homéopathiques, toute exception devant être dûment justifiée par le demandeur.
  L'identification et le dosage de tous les composants présentant un risque toxique, devront être réalisés. S'il peut être justifié qu'une identification et/ou un dosage de tous les composants présentant un risque toxique ne sont pas possibles, par exemple en raison de leur dilution dans le produit fini, la qualité doit être démontrée par une validation complète du processus de fabrication et de dilution.
  d) Essais de stabilité
  La stabilité du produit fini doit être démontrée. Les données de stabilité des souches homéopathiques sont généralement transposables aux dilutions/triturations obtenues à partir de ces souches. Si aucune identification ou aucun dosage de la substance active n'est possible en raison du degré de dilution, les données de stabilité de la forme pharmaceutique peuvent être prises en compte.
  Module 4
  Les dispositions du module 4 s'appliquent à l'enregistrement simplifié des médicaments homéopathiques visés à l'article 28 bis, § 2 du présent arrêté, avec les spécifications suivantes.
  Toute information manquante doit être justifiée et il y a lieu de justifier, par exemple, pourquoi la démonstration d'un niveau acceptable de sécurité peut être soutenue même en l'absence de certaines études.
  IV. Médicaments à base de plantes
  Les demandes concernant des médicaments à base de plantes présentent un dossier complet dans lequel sont inclus les renseignements spécifiques suivants.
  Module 3
  Les dispositions du module 3, notamment le respect d'une ou de plusieurs monographies de la Pharmacopée européenne, s'appliquent à l'autorisation de médicaments à base de plantes. L'état des connaissances scientifiques au moment du dépôt de la demande est pris en compte.
  Les aspects spécifiques aux médicaments à base de plantes suivants sont à examiner :
  1) Substances végétales et préparations à base de plantes
  Aux fins de la présente annexe, les termes "substances végétales et préparations à base de plante" sont considérées comme équivalents aux termes "drogues végétales et préparations à base de drogues végétales" définis dans la Pharmacopée européenne.
  Pour ce qui concerne la nomenclature de la substance végétale, la dénomination scientifique à deux mots de la plante (genre, espèce, variété et auteur), et le chimiotype (lorsqu'il s'applique), les parties des plantes, la définition de la préparation à base de plantes, les autres dénominations (synonymes mentionnés dans d'autres pharmacopées) et le code de laboratoire sont à fournir.
  Pour ce qui concerne la nomenclature de la préparation à base de plantes, la dénomination scientifique à deux mots de la plante (genre, espèce, variété et auteur), et le chimiotype (lorsqu'il s'applique), les parties des plantes, la définition de la préparation à base de plantes, le ratio substance a base de plantes/préparation a base de plante, le(s) solvant(s) d'extraction, les autres dénominations (synonymes mentionnés dans d'autres pharmacopées) et le code de laboratoire sont à fournir.
  Pour documenter la section de la structure pour la ou les substances végétales et la ou les préparations à base de plantes lorsqu'elle s'applique, la forme physique, la description des composants ayant une activité thérapeutique connue ou des marqueurs (formule moléculaire, masse moléculaire relative, formule structurelle, y compris la stéréochimie relative et absolue, la formule moléculaire, et la masse moléculaire relative) ainsi que les autres constituants sont à fournir.
  Pour documenter la section sur le fabricant de la substance végétale, le nom, l'adresse et la responsabilité de chaque fournisseur, y compris des contractants, et chaque site ou installation proposés pour intervenir dans la production/collecte et des essais de la préparation à base de plantes sont indiques, le cas échéant.
  Pour documenter la section sur le fabricant de la préparation à base de plantes, le nom, l'adresse et la responsabilité de chaque fabricant, y compris des contractants et, chaque site de fabrication proposé ou installation concernée dans la fabrication et les essais de la préparation à base de plante, sont à fournir, le cas échéant.
  Concernant la description du procédé de fabrication et des contrôles du procedé pour la substance végétale, des informations pour décrire de façon adéquate la production de plantes et la collecte de plantes, y compris l'origine géographique de la plante médicinale et les conditions de culture, de récolte, de séchage et de stockage sont à fournir.
  Concernant la description du procédé de fabrication et des contrôles du procedé pour la préparation à base de plantes, des informations pour décrire de façon adéquate le procédé de fabrication de la préparation à base de plantes, y compris la description du traitement, des solvants et des réactifs, les étapes de purification et la normalisation sont à fournir.
  Concernant le développement du procedé de fabrication, un bref résumé décrivant le développement de la ou des substances vegétales et de la ou des préparations à base de plantes lorsqu'il s'applique est a fournir, en prenant en considération la voie d'administration et l'utilisation proposees. Les résultats comparant la composition phytochimique de la ou des substances végétales et de la ou des préparations à base de plantes selon le cas fournie dans les données bibliographiques et la ou les substances végétales et la ou les préparations à base de plantes selon le cas contenues comme substances actives dans le médicament à base de plantes faisant l'objet de la demande sont à discuter, le cas échéant.
  Concernant la description de la structure et d'autres caractéristiques de la substance végétale, des informations sur la caractérisation botanique, macroscopique, microscopique, phytochimique, et l'activité biologique si nécessaire sont à fournir.
  Concernant la description de la structure et d'autres caractéristiques de la préparation à base de plantes, des informations sur la caractérisation phytochimique et physicochimique, et l'activité biologique si nécessaire, sont à fournir.
  Les spécifications de la ou des substances végétales et de la ou des préparations à base de plantes selon le cas sont à fournir.
  Les procedures analytiques utilisées pour les essais de la ou des substances végétales et de la ou des préparations à base de plantes selon le cas sont a fournir.
  Concernant la validation des procédures analytiques, une information de la validation analytique, y compris des données expérimentales pour les procédures analytiques utilisées pour les essais de la ou des substances végétales et de la ou des préparations à base de plantes selon le cas, est à fournir.
  Concernant les analyses de lots, une description des lots et des résultats des analyses de lots pour la ou les substances végétales et la ou les préparations à base de plantes selon le cas, y compris des analyses de substances inscrites à la Pharmacopée est à fournir.
  Une justification des spécifications de la substance végétales et de la préparation à base de plantes selon le cas, est à fournir.
  Une information des normes de référence ou des matières de référence utilisées pour les essais de la ou des substances végétales et de la ou des préparations à base de plantes selon le cas, est à fournir.
  Lorsque la substance végétale ou la préparation a base de plantes fait l'objet d'une monographie, le demandeur peut demander un certificat de conformité qui a été accordé par la Direction européenne pour la qualité des médicaments.
  2) Médicaments a base de plantes
  Concernant le développement de la formulation, il y a lieu de fournir un bref résumé décrivant le développement du médicament à base de plantes, en prenant en considération la voie d'administration et l'utilisation proposées. Les resultats comparant la composition phytochimique des produits utilisés, fournie dans les données bibliographiques et le médicament à base de plantes faisant l'objet de la demande sont à discuter, le cas échéant.
  V. Médicaments orphelins
  - Dans le cas d'un médicament orphelin au sens du règlement (CE) n° 141/2000 les dispositions générales de la partie II.6 (circonstances exceptionnelles) peuvent s'appliquer. Le demandeur justifie alors dans les résumés non-cliniques et cliniques les raisons pour lesquelles il n'est pas possible de fournir l'information complète et il fournit un justification du bilan risque/bénéficepour le médicament orphelin concerné.
  - Quand un demandeur d'autorisation de mise sur le marché d'un médicament orphelin invoque les dispositions de l'article 2, alinéa 1er, 8°), a), deuxième tiret du présent arrêté et de la partie II, point 1 de la présente annexe (usage médical bien établi), l'utilisation systématique et documentée de la substance concernée peut se référer - à titre dérogatoire - à l'utilisation de cette substance conformément aux dispositions de l'article 5 de la directive 2001/83/CE du Parlement européen et du Conseil du 6 novembre 2001 instituant un code communautaire relatif aux médicaments à usage humain.
-
Art. 4N. PARTIE IV. Médicaments de thérapie innovante.
  Les médicaments de therapie innovante se fondent sur des procédés de fabrication axés sur différentes biomolécules produites par transfert de gènes, et/ou sur des cellules dont les propriétés biologiques ont été modifiées et qui sont utilisées comme substances actives ou parties de substances actives.
  Pour ces médicaments, la présentation du dossier de demande d'autorisation de mise sur le marché satisfait aux exigences de format décrites dans la partie I de la présente annexe.
  Les modules 1 à 5 s'appliquent. Pour la dissémination volontaire dans l'environnement des organismes génétiquement modifiés (OGM), une attention particulière est accordée à la persistance de ces organismes génétiquement modifiés chez l'hôte receveur et à la réplication et/ou à la modification éventuelles des OGM. L'information concernant le risque pour l'environnement devrait figurer dans l'annexe du module 1.
  I. Médicaments de thérapie génique (humains et xénogéniques)
  Aux fins de la présente annexe, on entend par médicament de thérapie génique tout produit obtenu par un ensemble de procedés de fabrication visant au transfert, in vivo ou ex vivo, d'un gène prophylactique, diagnostique ou thérapeutique (à savoir un morceau d'acide nucléique), vers des cellules humaines/animales et son expression consécutive in vivo. Le transfert de gène implique un système d'expression contenu dans un système d'administration appelé vecteur, qui peut être d'origine virale ou non-virale. Ce vecteur peut aussi être inclus dans une cellule humaine ou animale.
  1.1. Diversité des médicaments de thérapie génique
  a) Medicaments de thérapie génique utilisant des cellules allogéniques ou xénogéniques
  Le vecteur est prêt à l'emploi et stocké, avant son transfert, dans des cellules-hôtes.
  Les cellules ont été obtenues, au préalable, et peuvent être manipulées pour obtenir une banque de cellules (banque de collection ou banque établie a partir de cellules primaires) avec une viabilité limitée.
  Les cellules génétiquement modifiées par le vecteur constituent une substance active.
  Des étapes supplémentaires peuvent être réalisées pour obtenir le produit fini. Par essence, un tel médicament est destiné à être administré à un certain nombre de patients.
  b) Médicaments de thérapie génique utilisant des cellules humaines autologues
  La substance active est un lot de vecteur prêt à l'emploi, stocké avant son transfert dans les cellules autologues.
  Des étapes supplémentaires peuvent être réalisées pour obtenir le produit fini.
  Ces produits sont préparés à partir de cellules obtenues chez un patient donné. Les cellules sont ensuite génétiquement modifiées en utilisant un vecteur prêt à l'emploi contenant les gènes d'intérêt qui a été préparé à l'avance et qui constitue la substance active. La préparation est ré-injectée au patient et est, par definition, destinée à un seul patient. L'ensemble du procéde de fabrication, depuis la collecte des cellules chez le patient jusqu'à la ré-injection chez ce patient, est considéré comme constituant une seule intervention.
  c) Administration de vecteurs prêts à l'emploi contenant du matériel génétique (prophylactique, diagnostique ou therapeutique)
  La substance active est un lot de vecteur prêt à l'emploi.
  Des étapes supplémentaires peuvent être réalisées pour obtenir le produit fini. Ce type de médicament est destiné à être administré à plusieurs patients.
  Le transfert de matériel génétique peut être réalisé par injection directe du vecteur prêt à l'emploi aux receveurs.
  1.2. Exigences spécifiques concernant le module 3
  Les médicaments de thérapie génique consistent en :
  - l'acide nucléique nu;
  - l'acide nucléique complexe ou des vecteurs non-viraux;
  - des vecteurs viraux;
  - des cellules génétiquement modifiées.
  Comme pour tout autre médicament, on peut identifier les trois principaux éléments du procédé de fabrication, à savoir :
  - matieres de départ : matières à partir desquelles la substance active est fabriquée tel qu'un gène d'intérêt, des plasmides d'expression, des banques de cellules, et des stocks de virus ou de vecteurs non-viraux;
  - substance active : vecteur recombinant, virus, plasmides nus ou complexés, cellules produisant des virus, cellules génétiquement modifiées in vitro;
  - produit fini : substance active formulée dans son conditionnement primaire pour l'utilisation médicale souhaitée. Selon le type de médicament de thérapie génique, le mode d'administration et les conditions d'utilisation peuvent nécessiter un traitement ex vivo des cellules du patient (voir 1.1.b).
  Une attention particulière est accordée aux points suivants :
  a) Des informations son fournies concernant les caractéristiques pertinentes du médicament de thérapie génique y compris son expression dans la population cellulaire visée. Des informations concernant l'origine, la construction, la caractérisation et la vérification de la séquence codante du gène y compris son intégrité et sa stabilité sont fournies. En plus du gène d'intérêt, la séquence complète des autres gènes, les éléments régulateurs et la construction principale du vecteur sont fournis.
  b) Des informations concernant la caractérisation du vecteur utilisé pour transférer et administrer le gène sont fournies. Celles-ci doivent inclure sa caractérisation physico-chimique et/ou sa caractérisation biologique/immunologique.
  Pour les médicaments qui utilisent un micro-organisme comme des bactéries ou des virus pour faciliter le transfert des gènes (transfert biologique des gènes, des données sur la pathogénèse de la souche parentale et sur son tropisme pour des types de tissus et cellules specifiques ainsi que la dépendance de l'interaction sur le cycle cellulaire sont fournies.
  Pour les médicaments qui utilisent des moyens non biologiques pour faciliter le transfert des gènes, les propriétés physico-chimiques des constituants individuellement et en association sont indiquées.
  c) Les principes d'établissement des banques de cellules des lots de semences ainsi que leur caractérisation s'appliquent aux medicaments utilisant un transfert de gènes le cas échéant.
  d) L'origine des cellules accueillant le vecteur recombinant est indiquée.
  Les caractéristiques de l'origine humaine, comme l'âge, le sexe, les résultats des essais microbiologiques et viraux, les critères d'exclusion et le pays d'origine sont documentées.
  Pour les cellules d'origine animale, une information détaillée relative aux points suivants est fournie :
  - origine des animaux;
  - élevage et soins des animaux;
  - animaux transgéniques (obtention, caractérisation des cellules transgéniques, nature du gène inséré);
  - mesures pour prévenir et suivre les infections chez les animaux sources/donneurs;
  - dépistage d'agents infectieux;
  - locaux;
  - contrôle des matières de départ et des matières premières.
  La description des modalités de prélèvement des cellules, notamment le lieu, le type de tissu, le mode opératoire, le transport, le stockage et la traçabilité, ainsi que les contrôles effectués au cours de la collecte sont documentés.
  e) L'évaluation de la sécurité virale et la traçabilité des produits, depuis le donneur jusqu'au produit fini, sont une composante essentielle de la documentation à fournir. Par exemple, la présence de virus aptes à la réplication dans des stocks de vecteurs viraux inaptes a la réplication doit être exclue.
  II. Médicaments de thérapie cellulaire somatique (humains et xénogéniques)
  Aux fins de la présente annexe, on entend par médicaments de thérapie cellulaire somatique les cellules vivantes somatiques autologues (emanant du patient lui-même), allogéniques (provenant d'un autre être humain) ou xénogéniques (provenant d'animaux) utilisées chez l'homme, dont les caractéristiques biologiques ont été sensiblement modifiées sous l'effet de leur manipulation pour obtenir un effet thérapeutique, diagnostique ou préventif s'exerçant par des moyens métaboliques, pharmacologiques et immunologiques. Cette manipulation inclut l'expansion ou l'activation de populations cellulaires autologues ex vivo (par exemple l'immunothérapie adoptive), l'utilisation de cellules allogeniques et xénogéniques associées à des dispositifs médicaux utilisés ex vivo ou in vivo (micro-capsules, matrices complexes, biodégradables ou non).
  Exigences spécifiques pour les medicaments de thérapie cellulaire concernant le module 3.
  Les médicaments de thérapie cellulaire somatique consistent en des :
  - cellules manipulées afin de modifier leurs propriétes immunologiques, métaboliques ou d'autres propriétés fonctionnelles du point de vue qualitatif ou quantitatif;
  - cellules triées, sélectionnées et manipulées qui subissent ultérieurement un procédé de préparation pour obtenir le produit fini;
  - cellules manipulées et associées à des constituants non cellulaires (par exemple, des matrices biologiques ou inertes, ou des dispositifs médicaux) et exerçant l'action principale revendiquée pour le produit fini;
  - dérivés de cellules autologues exprimés in vitro, dans des conditions de culture specifiques;
  - cellules, génétiquement modifiées ou manipulées par une autre façon, pour exprimer des propriétés fonctionnelles homologues ou non homologues antérieurement inexprimées.
  L'ensemble du procédé de fabrication, depuis la collecte des cellules chez le patient (situation autologue) jusqu'à la ré-injection chez ce patient, est considéré comme constituant une seule intervention.
  Comme pour tout autre médicament, on peut identifier les trois éléments du procéde de fabrication :
  - matières de départ : matières à partir desquelles la substance active est fabriquée, c'est-à-dire des organes, des tissus, des liquides biologiques ou des cellules;
  - substance active : cellules manipulées, lysats de cellules, cellules proliférantes et cellules utilisées en association avec des matrices inertes et des dispositifs médicaux;
  - produits finis : substance active formulée dans son conditionnement primaire pour l'utilisation médicale souhaitée.
  a) Informations générales sur la ou les substances actives
  Les substances actives des médicaments de thérapie cellulaire consistent en des cellules qui, à la suite d'un traitement in vitro, présentent des propriétés prophylactiques, diagnostiques ou thérapeutiques différentes des propriétés biologiques et physiologiques d'origine.
  La présente section décrit le type de cellules et de cultures concernées. Les tissus, organes ou liquides biologiques dont les cellules sont dérivées ainsi que la nature autologue, allogénique ou xénogénique du don et son origine géographique sont documentés. La collecte des cellules, leur échantillonnage et leur stockage avant manipulation sont exposés en détail. Pour les cellules allogéniques, une attention particulière est accordée à la toute première étape du procédé, qui couvre la sélection des donneurs. Le type de manipulation réalisée et la fonction physiologique des cellules qui sont utilisées comme substance actives sont indiquées.
  b) Information relative aux matières de départ de la ou des substances actives
  1. Cellules somatiques humaines
  Les médicaments de thérapie cellulaire somatique humains sont produits à partir d'un nombre défini (pool) de cellules viables qui sont dérivées d'un procédé de fabrication débutant, soit au niveau des organes ou tissus prélevés chez un être humain, soit au niveau d'un système de banque cellulaire bien défini où le pool de cellules est constitué de lignées cellulaires continues. Aux fins du présent chapitre, on entend par substance active le pool de semences de cellules humaines et, par produit fini le pool de semences de cellules humaines formulées pour l'utilisation médicale revendiquée.
  Les matières de départ et chaque étape du procédé de fabrication sont documentées de façon détaillée, notamment les aspects liés à la sécurité virale.
  1) Organes, tissus, liquides biologiques et cellules d'origine humaine
  Les caractéristiques de l'origine humaine comme l'âge, le sexe, le statut microbiologique, les critères d'exclusion et le pays d'origine sont documentées.
  La description des modalités de prélèvement, notamment le lieu, le type de prélèvement, le mode opératoire, la mise en pool, le transport, le stockage et la traçabilité ainsi que les contrôles réalisés sur le prélèvement, est documentée.
  2) Systèmes de banque cellulaire
  Les exigences pertinentes décrites dans la partie I s'appliquent à la préparation et au contrôle de la qualité des systèmes de banque cellulaire. Cela peut concerner essentiellement les cellules allogéniques ou xénogéniques.
  3) Matières ancillaires ou dispositifs médicaux ancillaires
  Des informations sur l'utilisation de toutes les matières premières (par exemple, cytokines, facteurs de croissance, milieux de culture) ou d'éventuels produits ancillaires et dispositifs médicaux tels que dispositifs de triage des cellules, polymères biocompatibles, matrices, fibres, billes, en termes de biocompatibilité, de fonctionnalité et au regard du risque d'agents infectieux, doivent être fournies.
  2. Cellules somatiques animales (xénogéniques)
  Des informations détaillées relatives aux points suivants sont fournies :
  - origine des animaux;
  - élevage et soins des animaux;
  - animaux génétiquement modifiés (obtention, caractérisation des cellules transgéniques, nature du gène inséré ou excisé);
  - mesures pour prévenir et surveiller les infections chez les animaux sources/donneurs;
  - dépistage d'agents infectieux, notamment de micro-organismes transmis verticalement (y compris retrovirus endogenes);
  - locaux;
  - systèmes de banque cellulaire;
  - contrôle des matières de départ et des matières premières.
  a) Informations sur le procédé de fabrication de la ou des substances actives et du produit fini
  Les différentes étapes du procedé de fabrication, telles que la dissociation organes/tissus, la sélection de la population cellulaire d'intérêt, la culture de cellules in vitro, la transformation des cellules par des agents physico-chimiques ou par transfert de gènes, sont documentées.
  b) Caractérisation de la ou des substances actives
  Toutes les informations pertinentes portant sur la caractérisation de la population de cellules d'intérêt, en termes d'identité (espèce d'origine, profil cytogénétique, analyse morphologique), de pureté (agents microbiens adventices et contaminants cellulaires), d'activité (activité biologique définie) et de conformité des études chromosomiques et des essais (de tumorigénicité pour l'utilisation médicale revendiquée, sont fournies.
  c) Développement pharmaceutique du produit fini
  En plus du mode d'administration utilisé (perfusion intraveineuse, injection in situ, chirurgie de transplantation), des informations sont également fournies sur l'utilisation de dispositifs médicaux ancillaires éventuels (matrice, polymère biocompatible, fibres, billes) en terme de biocompatibilité et de durabilité.
  d) Traçabilité
  Un logigramme détaillé garantissant la traçabilité des produits depuis le donneur jusqu'au produit fini est fourni.
  III. Exigences spécifiques pour les médicaments (humains et xénogéniques) de thérapie cellulaire somatique et de thérapie génique concernant les modules 4 et 5
  3.1. Module 4
  Pour les médicaments de thérapie génique et cellulaire somatique, il est admis que les exigences classiques définies dans le module 4 pour les essais non-cliniques de médicaments peuvent ne pas être toujours appropriées en raison de propriétés biologiques et structurelles spécifiques et diverses liees aux produits en question, y compris un niveau élevé de spécificité d'espèce, de spécificité de sujet, de barrières immunologiques et de différences dans les réponses pléïotropes.
  La logique sous-tendant le développement non-clinique et les critères utilisés pour choisir les espèces et modèles pertinents sont correctement illustrés dans le module 2.
  Il peut être nécessaire d'identifier ou de mettre au point de nouveaux modèles animaux pour contribuer à l'extrapolation de résultats spécifiques portant sur les critères indicatifs de la fonctionnalité et de la toxicité à l'activité in vivo des produits chez l'homme. La justification scientifique de l'utilisation de ces modèles animaux de maladie pour étayer la sécurité et la preuve du concept pour l'efficacité est fournie.
  3.2. Module 5
  L'efficacité de ces médicaments doit être démontrée de la façon décrite dans le module 5. Pour certains produits et pour certaines indications thérapeutiques, néanmoins, il peut ne pas être possible de procéder à des essais cliniques traditionnels. Toute déviation des lignes directrices existantes est justifiée dans le module 2.
  Le développement clinique de médicaments de thérapie cellulaire possède quelques caractéristiques particulières tenant à la nature complexe et à la durée de vie limitée des substances actives. Il exige des études supplémentaires en raison des questions liées à la viabilité, à la prolifération, à la migration et à la différenciation des cellules (thérapie cellulaire somatique), en raison des situations cliniques particulières d'utilisation de ces produits ou en raison du mode d'action spécifique lié à l'expression génétique (thérapie génique somatique).
  Les risques spéciaux associés à ces produits du fait d'une contamination potentielle par des agents infectieux doivent être abordés dans la demande d'autorisation de mise sur le marché de médicaments de thérapie innovante. Il convient d'insister plus particulièrement sur les stades precoces de développement, notamment le choix des donneurs dans le cas de médicaments de thérapie cellulaire, et sur la stratégie thérapeutique dans son ensemble, notamment la manipulation et l'administration correcte du produit.
  En outre, le module 5 de la demande doit contenir, le cas échéant, des données sur les mesures de surveillance et de contrôle de fonctionnalité et de developpement des cellules vivantes chez le receveur, ainsi que les mesures de prévention de transmission d'agents infectieux et de réduction de tout risque potentiel pour la santé publique.
  3.2.1. Etudes de pharmacologie humaine et d'efficacité
  Les études de pharmacologie humaine doivent fournir des informations sur le mode d'action attendu, sur l'efficacité attendue sur la base des critères de jugement primaires et secondaires justifiés, sur la biodistribution, sur la dose adéquate, sur le rythme d'administration et les modes d'administration ou sur les modalités d'utilisation envisagées pour les études d'efficacité.
  Les études pharmacocinétiques classiques peuvent ne pas être pertinentes pour certains produits de thérapie innovante. Des études chez des volontaires sains ne sont pas toujours faisables et la recherche de dose et des paramètres cinétiques sont généralement difficiles à établir dans les essais cliniques. Il est néanmoins nécessaire d'étudier la distribution et le comportement in vivo du produit y compris la prolifération des cellules et la fonctionnalité à long terme ainsi que la quantité, la distribution du produit génique et la durée de l'expression génique souhaitée. Des essais appropriés sont utilisés et, au besoin, mis au point pour tracer dans le corps humain les produits cellulaires ou de cellule exprimant le gène d'intérêt et pour surveiller la fonctionnalité des cellules qui ont été administrées ou transfectées.
  L'évaluation de l'efficacité et de la sécurité d'un médicament de thérapie innovante doit inclure la description et l'évaluation précise de la stratégie thérapeutique dans son ensemble, y compris les modes d'administration particuliers, (comme la transfection de cellules ex vivo, la manipulation in vitro, l'utilisation de techniques interventionnelles), et l'essai des traitements associés éventuels (y compris le traitement immunosuppressif antiviral, cytotoxique).
  L'ensemble de la procédure doit être testé dans des essais cliniques et décrites dans l'information sur le produit.
  3.2.2. Sécurité
  Les questions de sécurité resultant de la réaction immunitaire aux médicaments ou aux protéines exprimées, le rejet immunitaire, l'imunosuppression et la défaillance des mécanismes d'immuno-isolation sont pris en consideration.
  Certains médicaments de thérapie génique et de thérapie cellulaire somatique (par exemple de thérapie cellulaire xénogénique et certains médicaments de thérapie génique) peuvent contenir des particules et/ou des agents infectieux aptes à la réplication. Il peut être nécessaire de surveiller chez le patient le développement d'éventuelles infections et/ou leurs séquelles pathologiques au cours des phases pré- et post- autorisation. Cette surveillance doit éventuellement être étendue aux personnes en contact étroit avec le patient, y compris le personnel soignant.
  Le risque de contamination par des agents potentiellement transmissibles, ne saurait être totalement éliminé dans l'utilisation de certains médicaments de thérapie cellulaire somatique et certains médicaments de thérapie génique. Le risque peut, néanmoins être minimisé, par des mesures appropriees décrites dans le module 3.
  Les mesures incluses dans le procédé de production doivent être complétées par des méthodes de dosages, des processus de contrôle de la qualité et des méthodes de surveillance appropriées qui doivent être décrites dans le module 5.
  L'utilisation de certains médicaments de thérapie cellulaire somatique avancée doit éventuellement se limiter, de façon temporaire ou permanente, aux établissements qui ont une expertise documentée et des installations permettant d'assurer un suivi correct des patients. Une démarche comparable peut être pertinente pour certains médicaments de thérapie génique qui sont associés à un risque potentiel d'agents infectieux aptes à la réplication.
  Les aspects de surveillance à long terme concernant le développement de complications tardives sont également pris en considération et traités dans le dossier, le cas échéant.
  Le cas échéant, le demandeur doit soumettre un plan détaillé de gestion des risques couvrant les données cliniques et biologiques du patient, les données épidémiologiques émergeantes et, le cas échéant, des données obtenues sur des échantillons de tissus provenant du donneur et du receveur conservés en échantillothèque. Un tel système est nécessaire pour garantir la traçabilité du médicament et une réaction rapide en cas d'apparition inexpliquée d'événements indésirables.
  IV. Déclaration spécifique concernant les médicaments de xénotransplantation
  Aux fins de la présente annexe, on entend par xénotransplantation toute procédure qui implique la transplantation, l'implantation, ou la perfusion chez un receveur humain soit de tissus ou d'organes vivants prélevés chez des animaux soit des liquides biologiques, des cellules, des tissus ou des organes humains qui ont subi un contact ex vivo avec des cellules, tissus ou organes animaux.
  Une attention particulière est accordée aux matières de départ.
  A cet égard, des informations détaillées relatives aux points suivants sont fournies conformément à des lignes directrices spécifiques :
  - origine des animaux;
  - élevage et soins des animaux;
  - animaux génétiquement modifiés (obtention, caractérisation de cellules transgéniques, nature du gène inséré ou excisé);
  - mesures pour prévenir et suivre les infections chez les animaux sources/donneurs;
  - dépistage d'agents infectieux;
  - locaux;
  - contrôle des matières de départ et des matières premières;
  - traçabilité.