Artikel 1. De samenstelling en de werkwijze van de in artikel 2 van de wet van 26 april 1962 bedoelde commissie worden bepaald overeenkomstig de voorzieningen van dit besluit. Deze commissie heet " Commissie van advies voor het leerlingenvervoer ".
Zij is belast met het uitbrengen van een met redenen omkleed advies over elke aanvraag tot inrichting van al dan niet direct of indirect bezoldigd gemeenschappelijk vervoer van leerlingen naar of van inrichtingen voor bewaarschool, lager, middelbaar, normaal, technisch en artistiek onderwijs met automobielen of enigerlei andere voertuigen met zelfstandige mechanische tractie en waarop meer dan zes plaatsen beschikbaar zijn, die van de bestuurder niet inbegrepen.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
28 JUNI 1962. - Koninklijk besluit betreffende de machtigingen tot gemeenschappelijk vervoer van leerlingen van onderwijsinrichtingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-06-1962 en tekstbijwerking tot 26-01-1995)
Titre
28 JUIN 1962. - Arrêté royal relatif aux autorisations de transport en commun des élèves des établissements d'enseignement. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 30-06-1962 et mis à jour au 26-01-1995)
Informations sur le document
Numac: 1962062802
Datum: 1962-06-28
Info du document
Numac: 1962062802
Date: 1962-06-28
Tekst (15)
Texte (15)
Article 1. La composition et les modalités de fonctionnement de la commission prévue à l'article 2 de la loi du 26 avril 1962, sont établies conformément aux dispositions du présent arrêté. Cette commission est dénommée " Commission consultative des Transports scolaires ". Elle est chargée de donner un avis motivé sur toute demande visant l'organisation de transports en commun d'élèves à destination ou en provenance d'établissements d'enseignement gardien, primaire, moyen, normal, technique et artistique, donnant lieu ou non à rémunération directe ou indirecte et effectués par véhicules automobiles ou par tous autres véhicules à traction mécanique indépendante, comportant plus de six places, non comprise celle du conducteur.
Art.2. De commissie van advies voor het leerlingenvervoer is samengesteld uit :
(Een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, werkende of plaatsvervangende magistraten of te ere), door de Koning benoemd op de voordracht van de Ministers tot wier bevoegdheid de binnenlandse zaken, de nationale opvoeding en de cultuur, en het vervoer behoren; <KB 24-06-1963, art. 1>
Vier werkende gemachtigden en uit vier plaatsvervangende gemachtigden voor het officieel en neutraal onderwijs, benoemd door de Minister van Nationale Opvoeding en Cultuur;
Vier werkende gemachtigden en uit vier plaatsvervangende gemachtigden voor het vrij onderwijs, op de voordracht van de bevoegde vertegenwoordigers van dat onderwijs, benoemd door de Minister, Adjunct voor Nationale Opvoeding en Cultuur;
Twee gemachtigden van de Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort.
De voorzitter, de gemachtigden voor het officieel en neutraal onderwijs en de gemachtigden voor het vrij onderwijs hebben medebeslissende stem. De gemachtigden van de Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort, hebben raadgevende stem. <NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap wordt artikel 2 vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 2. § 1. De Commissie van Advies voor het Leerlingenvervoer is samengesteld uit :
1° een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aangeduid door de Vlaamse Executieve op voordracht van de Gemeenschapsministers tot wier bevoegdheid het onderwijs en het vervoer behoren;
2° twee leden voor het vrij onderwijs, benoemd door de Gemeenschapsminister van Onderwijs;
3° twee leden voor het officieel onderwijs, benoemd door de Gemeenschapsminister van Onderwijs; binnen het officieel onderwijs vertegenwoordigt één lid het gemeenschapsonderwijs en één lid het gesubsidieerd officieel onderwijs;
4° twee leden, ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastruktuur, administratie Wegeninfrastruktuur en Verkeer, Bestuur Verkeer, Beheer en Onderbouw, Dienst Geregeld Vervoer en Regionale Luchthavens.
(5° Een vertegenwoordiger van de minister van de Brusselse hoofdstedelijke regering, bevoegd voor het vervoer;) <BVR 1994-11-09/37, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1994-11-01>
Voor de werkende leden vermeld onder sub 2°, 3°, 4° en 5° is er een plaatsvervanger die wordt aangeduid door het werkend lid.
De vertegenwoordiger van het gemeenschapsonderwijs wordt voorgedragen door de centrale raad van de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs, de vertegenwoordigers van het gesubsidieerd onderwijs worden voorgedragen door de representatieve organisaties van inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs.
(§ 2. De voorzitter, de gemachtigden voor het gesubsidieerd vrij onderwijs en de gemachtigden voor het officieel onderwijs hebben medebeslissende stem. De gemachtigden van de Vlaamse minister, bevoegd voor het vervoer en de vertegenwoordeiger van het Brusselse hoofdstedelijk gewest, bevoegd voor het vervoer, hebben raadgevende stem.) (BVE 1991-04-29/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 09-07-1991)>
(Een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, werkende of plaatsvervangende magistraten of te ere), door de Koning benoemd op de voordracht van de Ministers tot wier bevoegdheid de binnenlandse zaken, de nationale opvoeding en de cultuur, en het vervoer behoren; <KB 24-06-1963, art. 1>
Vier werkende gemachtigden en uit vier plaatsvervangende gemachtigden voor het officieel en neutraal onderwijs, benoemd door de Minister van Nationale Opvoeding en Cultuur;
Vier werkende gemachtigden en uit vier plaatsvervangende gemachtigden voor het vrij onderwijs, op de voordracht van de bevoegde vertegenwoordigers van dat onderwijs, benoemd door de Minister, Adjunct voor Nationale Opvoeding en Cultuur;
Twee gemachtigden van de Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort.
De voorzitter, de gemachtigden voor het officieel en neutraal onderwijs en de gemachtigden voor het vrij onderwijs hebben medebeslissende stem. De gemachtigden van de Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort, hebben raadgevende stem. <NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap wordt artikel 2 vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 2. § 1. De Commissie van Advies voor het Leerlingenvervoer is samengesteld uit :
1° een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aangeduid door de Vlaamse Executieve op voordracht van de Gemeenschapsministers tot wier bevoegdheid het onderwijs en het vervoer behoren;
2° twee leden voor het vrij onderwijs, benoemd door de Gemeenschapsminister van Onderwijs;
3° twee leden voor het officieel onderwijs, benoemd door de Gemeenschapsminister van Onderwijs; binnen het officieel onderwijs vertegenwoordigt één lid het gemeenschapsonderwijs en één lid het gesubsidieerd officieel onderwijs;
4° twee leden, ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastruktuur, administratie Wegeninfrastruktuur en Verkeer, Bestuur Verkeer, Beheer en Onderbouw, Dienst Geregeld Vervoer en Regionale Luchthavens.
(5° Een vertegenwoordiger van de minister van de Brusselse hoofdstedelijke regering, bevoegd voor het vervoer;) <BVR 1994-11-09/37, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1994-11-01>
Voor de werkende leden vermeld onder sub 2°, 3°, 4° en 5° is er een plaatsvervanger die wordt aangeduid door het werkend lid.
De vertegenwoordiger van het gemeenschapsonderwijs wordt voorgedragen door de centrale raad van de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs, de vertegenwoordigers van het gesubsidieerd onderwijs worden voorgedragen door de representatieve organisaties van inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs.
(§ 2. De voorzitter, de gemachtigden voor het gesubsidieerd vrij onderwijs en de gemachtigden voor het officieel onderwijs hebben medebeslissende stem. De gemachtigden van de Vlaamse minister, bevoegd voor het vervoer en de vertegenwoordeiger van het Brusselse hoofdstedelijk gewest, bevoegd voor het vervoer, hebben raadgevende stem.) (BVE 1991-04-29/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 09-07-1991)>
Art.2. La commission consultative des transports scolaires est composée :
(d'un président et d'un président suppléant, magistrat effectifs, suppléants ou honoraires, nommés) par le Roi sur proposition des Ministres ayant l'intérieur, l'éducation nationale et la culture et les transports dans leurs attributions; <AR 24-06-1963, art. 1>
de quatre délégués effectifs et de quatre délégués suppléants de l'enseignement officiel et neutre, nommés par le Ministre de l'éducation nationale et de la culture;
de quatre délégués effectifs et de quatre délégués suppléants de l'enseignement libre, nommés par le Ministre, adjoint à l'Education nationale et à la Culture, sur présentation des représentants qualifiés dudit enseignement;
de deux délégués du Ministre ayant les transports dans ses attributions.
Le président, les délégués de l'enseignement officiel et neutre et les délégues de l'enseignement libre ont voix délibérative. Les délégués du Ministre ayant les transports dans ses attributions ont voix consultative. " Article 2. § 1. La Commission consultative des Transports scolaires est composée :
1° d'un président et d'un président suppléant désignés par l'Exécutif flamand sur la proposition des Ministres communautaires ayant l'enseignement et les transports dans leurs attributions;
2° de deux membres délégués de l'enseignement libre, nommés par le Ministre communautaire de l'Enseignement;
3° de deux membres délégués de l'enseignement officiel, nommés par le Ministre communautaire de l'Enseignement en ce qui concerne l'enseignement officiel, un membre représente l'enseignement communautaire et l'autre représente l'enseignement officiel subventionné;
4° de deux membres fonctionnaires du Ministère de la Communauté flamande, département de l'Environnement et de l'Infrastructure, Administration de l'Infrastructure routière et des Communications, Administration des Communications, de la Gestion et de l'Infrastructure, Direction des Services réguliers et des Aéroports régionaux.
(5° d'un représentant du Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé des transports;)Pour les membres actifs mentionnés aux 2°, 3°, 4° et 5°, il y a un suppléant qui est désigné par le membre actif.
Le délégué de l'enseignement communautaire est proposé par le Conseil central de l'enseignement communautaire, les délégués de l'enseignement subventionné sont proposés par les organisations représentatives des pouvoirs organisateurs de l'enseignement subventionné.
(§ 2. Le président, les délégués de l'enseignement libre subventionné et les délégués de l'enseignement officiel ont voix délibérative. Les délégués du Ministre flamand chargé des transports et le représentant de la Région de Bruxelles-Capitale chargé des transports ont voix consultative.) (AEF 1991-04-29/32, art. 1, 002; En vigueur : 09-07-1991)>
(d'un président et d'un président suppléant, magistrat effectifs, suppléants ou honoraires, nommés) par le Roi sur proposition des Ministres ayant l'intérieur, l'éducation nationale et la culture et les transports dans leurs attributions; <AR 24-06-1963, art. 1>
de quatre délégués effectifs et de quatre délégués suppléants de l'enseignement officiel et neutre, nommés par le Ministre de l'éducation nationale et de la culture;
de quatre délégués effectifs et de quatre délégués suppléants de l'enseignement libre, nommés par le Ministre, adjoint à l'Education nationale et à la Culture, sur présentation des représentants qualifiés dudit enseignement;
de deux délégués du Ministre ayant les transports dans ses attributions.
Le président, les délégués de l'enseignement officiel et neutre et les délégues de l'enseignement libre ont voix délibérative. Les délégués du Ministre ayant les transports dans ses attributions ont voix consultative.
1° d'un président et d'un président suppléant désignés par l'Exécutif flamand sur la proposition des Ministres communautaires ayant l'enseignement et les transports dans leurs attributions;
2° de deux membres délégués de l'enseignement libre, nommés par le Ministre communautaire de l'Enseignement;
3° de deux membres délégués de l'enseignement officiel, nommés par le Ministre communautaire de l'Enseignement en ce qui concerne l'enseignement officiel, un membre représente l'enseignement communautaire et l'autre représente l'enseignement officiel subventionné;
4° de deux membres fonctionnaires du Ministère de la Communauté flamande, département de l'Environnement et de l'Infrastructure, Administration de l'Infrastructure routière et des Communications, Administration des Communications, de la Gestion et de l'Infrastructure, Direction des Services réguliers et des Aéroports régionaux.
(5° d'un représentant du Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargé des transports;)
Le délégué de l'enseignement communautaire est proposé par le Conseil central de l'enseignement communautaire, les délégués de l'enseignement subventionné sont proposés par les organisations représentatives des pouvoirs organisateurs de l'enseignement subventionné.
(§ 2. Le président, les délégués de l'enseignement libre subventionné et les délégués de l'enseignement officiel ont voix délibérative. Les délégués du Ministre flamand chargé des transports et le représentant de la Région de Bruxelles-Capitale chargé des transports ont voix consultative.) (AEF 1991-04-29/32, art. 1, 002; En vigueur : 09-07-1991)>
Art.3. De beslissing van de commissie van advies voor het leerlingenvervoer is geldig indien, buiten de voorzitter, vier leden met medebeslissende stem aanwezig zijn. De adviezen worden bij meerderheid van stemmen uitgebracht. Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter. De afwijkende adviezen worden aan het advies van de commissie toegevoegd.
Art.3. La commission consultative des transports scolaires délibèrent, quatre membres ayant voix délibérative sont présents. Les avis sont émis à la majorité des voix. En cas de partage des voix, celle du président est prépondérante. Les avis dissidents sont joints à l'avis de la commission.
Art.4. De commissie van advies voor het leerlingenvervoer stelt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Ministers tot wier bevoegdheid de binnenlandse zaken, de nationale opvoeding en de cultuur , en het vervoer behoren.
Het Bestuur van het Vervoer duidt een of meer ambtenaren of beambten aan om het secretariaat van de commissie te verzekeren.
Het Bestuur van het Vervoer duidt een of meer ambtenaren of beambten aan om het secretariaat van de commissie te verzekeren.
Art.4. La commission consultative des transports scolaires élabore son règlement d'ordre intérieur et le soumet à l'approbation des Ministres ayant l'intérieur, l'éducation nationale et la culture, et les transports dans leurs attributions.
L'Administration des Transports désigne un ou plusieurs fonctionnaires ou agents pour assurer le secrétariat de la commission.
L'Administration des Transports désigne un ou plusieurs fonctionnaires ou agents pour assurer le secrétariat de la commission.
Art.5. De commissie van advies voor het leerlingenvervoer mag iedereen horen wiens advies ze wenst te kennen. Zij mag ondermeer door haar aangewezen leden ter plaatse afvaardigen om in overleg met de provincie- en gemeentebesturen, met de schoolhoofden en met een ambtenaar van het Bestuur van het Vervoer, eventueel bijgestaan door gemachtigden van de vervoerders, oplossingen te zoeken.
Art.5. La commission consultative des transports scolaires peut entendre toute personne dont elle désire connaître l'avis. Elle peut notamment, déléguer sur place ceux de ses membres qu'elle désigne, pour rechercher des solutions en collaboration avec les administrations provinciales et communales, avec les chefs d'école et avec un fonctionnaire de l'Administration des Transports, éventuellement assisté de délégués des transporteurs.
Art.6. Onverminderd de andere vergoedingen die hun kunnen worden toegestaan, worden de voorzitter en de leden van de commissie voor de kosten die hun opdracht meebrengt, vergoed overeenkomstig de voor het Rijkspersoneel geldende bepalingen. Voor de toepassing van die bepalingen worden de voorzitter en de leden onderscheidenlijk in de weddeschaalgroepen H en G gerangschikt. Aan de toepassing van dit artikel verbonden uitgaven worden aangerekend op de begroting van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur. <NOTA : Voor de Vlaamse Gemeenschap wordt artikel 6 vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 6. De reglementering inzake reis- en verblijfkosten voor het personeel van de diensten en instellingen van de Vlaamse Executieve is van overeenkomstige toepassing op de leden van de Commissie die geen personeelslid zijn van deze diensten of instellingen. De eraan verbonden uitgaven worden aangerekend op de begroting van het departement van Onderwijs. " (BVE 1991-04-29/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 09-07-1991)>
" Artikel 6. De reglementering inzake reis- en verblijfkosten voor het personeel van de diensten en instellingen van de Vlaamse Executieve is van overeenkomstige toepassing op de leden van de Commissie die geen personeelslid zijn van deze diensten of instellingen. De eraan verbonden uitgaven worden aangerekend op de begroting van het departement van Onderwijs. " (BVE 1991-04-29/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 09-07-1991)>
Art.6. Sans préjudice des autres indemnités qui peuvent leur être attribuées, les président et les membres de la commission sont indemnisés des frais que leur occasionne l'accomplissement de leur mission, conformément aux dispositions en vigueur pour les agents de l'Etat. Pour l'application de celles-ci, le président est rangé dans le groupe barémique H et les membres dans le groupe barémique G. Les dépenses résultant de l'application du présent article sont imputées au budget du Ministère de l'Education nationale et de la Culture. " Article 6. La réglementation en matière de frais de déplacement et de séjour du personnel des services et institutions de la communauté flamande est d'application analogue aux membres de la Commission qui ne font pas partie desdits services ou institutions. Les dépenses y afférentes sont imputées au budget du département de l'Enseignement. " (AEF 1991-04-29/32, art. 2, 002; En vigueur : 09-07-1991)>
Art.7. Bij afwijking van artikel 15 van het besluit van de Regent van 15 maart 1947 houdende reglement betreffende de machtigingen voor het organiseren van bijzondere autobusdiensten, moet elke aanvraag tot machtiging voor het behoud of het inleggen van een al dan niet direct of indirect bezoldigde bijzondere autobusdienst naar of van bewaarschool, lagere, middelbare, normale, technische en artistieke onderwijsinrichtingen met automobielen of met enigerlei andere voertuigen met zelfstandige mechanische tractie en waarop meer dan zes plaatsen beschikbaar zijn, die van de bestuurder niet inbegrepen, de volgende inlichtingen bevatten :
1° naam, voornamen, nationaliteit, adres en telefoonnummer van de aanvrager;
2° naam, voornamen, adres en telefoonnummer van de eigenaar van het voertuig;
3° benaming, adres en telefoonnummers van de te bedienen onderwijsinrichtingen;
4° bedrag van de vervoerprijs :
a) basis per km/leerling;
b) onderhandse forfaitaire prijs (de globale prijs per dag, ofwel de prijs per km/voertuig vermelden);
c) gratis;
5° naam van de personen of lichamen die de vervoerkosten dragen;
6° gedetailleerde reisroute van de dienst (de plaatsen van vertrek en aankomst opgeven alsmede de doorkruiste gemeenten en lokaliteiten);
7° plaatsen waar de leerlingen opgenomen worden;
8° totale lengte van een enkel traject;
9°,a) uurregeling van de dienst (heen en terug);
b) uur waarop in de te bedienen inrichtingen de cursussen aanvangen en eindigen (volledige dagen - halve dagen);
c) periodes van bedrijvigheid;
10° duur van de onderneming (ten hoogste 5 jaar);
11° kenmerken van de te bezigen voertuigen :
a) merk;
b) nummer van het eventueel bewijs van deugdelijkheid;
c) nummer van het inschrijvingsmerk;
d) aantal plaatsen aangenomen door het organisme voor technische controle;
e) bouwjaar;
12° naam en adres van de verzekeringsmaatschappij, en waarop een beroep is gedaan tot dekking van :
a) de burgerlijke aansprakelijkheid van de vervoerder;
b) de burgerlijke aansprakelijkheid van de leraren die over de leerlingen toezicht houden op de weg naar en van de school, alsook de lichamelijke risico's van deze leerlingen.
Bij de door de aanvrager gedagtekende en ondertekende en door de betrokken schoolhoofden geviseerde aanvraag, wordt een kaart gevoegd met de juiste opgave van het diensttraject en de plaatsen waar de leerlingen worden opgenomen.
Aanvragers die geen schoolhoofd zijn of vervoerders die in het bezit zijn van een machtiging afgegeven met toepassing van de besluitwet van 30 december 1946 houdende herziening en coördinatie van de wetgeving betreffende het bezoldigd vervoer van personen door middel van automobielen, voegen daarbij een recent bewijs van goed zedelijk gedrag.
Het staat de commissie van advies voor het leerlingenvervoer vrij, van de ingediende stukken zoveel exemplaren te eisen als ze nodig acht, dit alles op kosten en door toedoen van de aanvrager.
1° naam, voornamen, nationaliteit, adres en telefoonnummer van de aanvrager;
2° naam, voornamen, adres en telefoonnummer van de eigenaar van het voertuig;
3° benaming, adres en telefoonnummers van de te bedienen onderwijsinrichtingen;
4° bedrag van de vervoerprijs :
a) basis per km/leerling;
b) onderhandse forfaitaire prijs (de globale prijs per dag, ofwel de prijs per km/voertuig vermelden);
c) gratis;
5° naam van de personen of lichamen die de vervoerkosten dragen;
6° gedetailleerde reisroute van de dienst (de plaatsen van vertrek en aankomst opgeven alsmede de doorkruiste gemeenten en lokaliteiten);
7° plaatsen waar de leerlingen opgenomen worden;
8° totale lengte van een enkel traject;
9°,a) uurregeling van de dienst (heen en terug);
b) uur waarop in de te bedienen inrichtingen de cursussen aanvangen en eindigen (volledige dagen - halve dagen);
c) periodes van bedrijvigheid;
10° duur van de onderneming (ten hoogste 5 jaar);
11° kenmerken van de te bezigen voertuigen :
a) merk;
b) nummer van het eventueel bewijs van deugdelijkheid;
c) nummer van het inschrijvingsmerk;
d) aantal plaatsen aangenomen door het organisme voor technische controle;
e) bouwjaar;
12° naam en adres van de verzekeringsmaatschappij, en waarop een beroep is gedaan tot dekking van :
a) de burgerlijke aansprakelijkheid van de vervoerder;
b) de burgerlijke aansprakelijkheid van de leraren die over de leerlingen toezicht houden op de weg naar en van de school, alsook de lichamelijke risico's van deze leerlingen.
Bij de door de aanvrager gedagtekende en ondertekende en door de betrokken schoolhoofden geviseerde aanvraag, wordt een kaart gevoegd met de juiste opgave van het diensttraject en de plaatsen waar de leerlingen worden opgenomen.
Aanvragers die geen schoolhoofd zijn of vervoerders die in het bezit zijn van een machtiging afgegeven met toepassing van de besluitwet van 30 december 1946 houdende herziening en coördinatie van de wetgeving betreffende het bezoldigd vervoer van personen door middel van automobielen, voegen daarbij een recent bewijs van goed zedelijk gedrag.
Het staat de commissie van advies voor het leerlingenvervoer vrij, van de ingediende stukken zoveel exemplaren te eisen als ze nodig acht, dit alles op kosten en door toedoen van de aanvrager.
Art.7. Par dérogation à l'article 15 de l'arrêté du Régent du 15 mars 1947 portant le règlement relatif aux autorisations pour l'organisation de services spéciaux d'autobus, toute demande d'autorisation pour le maintien ou l'établissement d'un service spécial d'autobus à destination ou en provenance d'établissements d'enseignement gardien, primaire, moyen, normal, technique et artistique, donnant lieu ou non à rémunération directe ou indirecte et effectué par véhicule automobile ou par tout autre véhicule à traction mécanique indépendante, comportant plus de six places, non comprise celle du conducteur, doit contenir les renseignements suivants :
1° nom, prénoms, nationalité, adresse et numéro de téléphone du demandeur;
2° nom, prénoms, adresse et numéro de téléphone du propriétaire du véhicule;
3° dénomination, adresse et numéros de téléphone des établissements d'enseignement à desservir;
4° montant du prix du transport :
a) base par km/élève;
b) prix forfaitaire de gré à gré (mentionner soit le prix global par jour, soit le prix par km/voiture);
c) gratuit;
5° nom des personnes ou des organismes qui supportent les frais de transport;
6° itinéraire détaillé du service (indiquer les points de départ et d'arrivée, ainsi que toutes les communes et localités traversées);
7° points d'embarquement des élèves;
8° longueur totale du parcours simple;
9°,a) horaire du service (aller et retour);
b) heure de commencement et de fin des cours des établissements à desservir (journées complètes - demi-journées);
c) périodes de fonctionnement;
10° durée de l'entreprise (maximum 5 ans);
11° caractéristiques des véhicules à utiliser :
a) marque;
b) numéro du permis de circulation éventuel;
c) numéro de la marque d'immatriculation;
d) nombre de places admis par l'organisme de contrôle technique;
e) année de construction;
12° nom et adresse des compagnies d'assurances couvrant :
a) la responsabilité civile du transporteur;
b) la responsabilité civile des professeurs surveillant les élèves sur le chemin de l'école, ainsi que les risques corporels desdits élèves.
La demande datée et signée par le demandeur, et visée par les chefs d'école intéressés est accompagnée d'une carte avec indication exacte du tracé du service et des points d'embarquement.
Les demandeurs autres que les chefs d'école ou les transporteurs titulaires d'une autorisation délivrée en application de l'arrêté-loi du 30 décembre 1946, portant revision et coordination de la législation relative au transport rémunéré de personnes par véhicules automobiles y annexent un certificat récent de bonne conduite, vie et moeurs.
La commission consultative des transports scolaires peut exiger que les pièces présentées soient produites en tel nombre d'exemplaires qu'elle juge utile, le tout aux frais et par les soins du demandeur.
1° nom, prénoms, nationalité, adresse et numéro de téléphone du demandeur;
2° nom, prénoms, adresse et numéro de téléphone du propriétaire du véhicule;
3° dénomination, adresse et numéros de téléphone des établissements d'enseignement à desservir;
4° montant du prix du transport :
a) base par km/élève;
b) prix forfaitaire de gré à gré (mentionner soit le prix global par jour, soit le prix par km/voiture);
c) gratuit;
5° nom des personnes ou des organismes qui supportent les frais de transport;
6° itinéraire détaillé du service (indiquer les points de départ et d'arrivée, ainsi que toutes les communes et localités traversées);
7° points d'embarquement des élèves;
8° longueur totale du parcours simple;
9°,a) horaire du service (aller et retour);
b) heure de commencement et de fin des cours des établissements à desservir (journées complètes - demi-journées);
c) périodes de fonctionnement;
10° durée de l'entreprise (maximum 5 ans);
11° caractéristiques des véhicules à utiliser :
a) marque;
b) numéro du permis de circulation éventuel;
c) numéro de la marque d'immatriculation;
d) nombre de places admis par l'organisme de contrôle technique;
e) année de construction;
12° nom et adresse des compagnies d'assurances couvrant :
a) la responsabilité civile du transporteur;
b) la responsabilité civile des professeurs surveillant les élèves sur le chemin de l'école, ainsi que les risques corporels desdits élèves.
La demande datée et signée par le demandeur, et visée par les chefs d'école intéressés est accompagnée d'une carte avec indication exacte du tracé du service et des points d'embarquement.
Les demandeurs autres que les chefs d'école ou les transporteurs titulaires d'une autorisation délivrée en application de l'arrêté-loi du 30 décembre 1946, portant revision et coordination de la législation relative au transport rémunéré de personnes par véhicules automobiles y annexent un certificat récent de bonne conduite, vie et moeurs.
La commission consultative des transports scolaires peut exiger que les pièces présentées soient produites en tel nombre d'exemplaires qu'elle juge utile, le tout aux frais et par les soins du demandeur.
Art.8. De aanvragen om machtiging worden gericht aan de voorzitter van de commissie van advies voor het leerlingenvervoer, die ze vooraf voor het technisch onderzoek voorlegt aan de gemachtigden van de Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort.
Daarop legt hij ze samen met de conclusies van dit voorafgaand onderzoek aan de commissie voor.
Daarop legt hij ze samen met de conclusies van dit voorafgaand onderzoek aan de commissie voor.
Art.8. Les demandes d'autorisation sont adressées au président de la commission consultative des transports scolaires, qui les soumet à l'examen technique préalable des délégués du Ministre qui a les transports dans ses attributions.
Il les soumet ensuite, avec les conclusions de cet examen préalable, à la commission.
Il les soumet ensuite, avec les conclusions de cet examen préalable, à la commission.
Art.9. De commissie van advies voor het leerlingenvervoer brengt een met redenen omkleed advies uit binnen dertig dagen nadat haar voorzitter de aanvraag om machtiging heeft ontvangen.
Zij zendt dit advies aan de Ministers tot wier bevoegdheid de nationale opvoeding en de cultuur behoren. Deze geven hun advies binnen zestien dagen na de ontvangst van het advies van de commissie van advies voor het leerlingenvervoer.
De Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort, beschikt op de aanvragen om machtiging binnen zestien dagen na de ontvangst van het advies van de Ministers tot wier bevoegdheid de nationale opvoeding en de cultuur behoren. Kan hij met het advies van deze Ministers niet instemmen, dan legt hij, binnen dezelfde termijn, het volledige dossier aan de in raad vergaderde Ministers voor.
Zij zendt dit advies aan de Ministers tot wier bevoegdheid de nationale opvoeding en de cultuur behoren. Deze geven hun advies binnen zestien dagen na de ontvangst van het advies van de commissie van advies voor het leerlingenvervoer.
De Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort, beschikt op de aanvragen om machtiging binnen zestien dagen na de ontvangst van het advies van de Ministers tot wier bevoegdheid de nationale opvoeding en de cultuur behoren. Kan hij met het advies van deze Ministers niet instemmen, dan legt hij, binnen dezelfde termijn, het volledige dossier aan de in raad vergaderde Ministers voor.
Art.9. La commission consultative des transports scolaires donne son avis motivé dans les trente jours de la date de réception de la demande en autorisation par son président.
Elle transmet cet avis aux Ministres ayant l'éducation nationale et la culture dans leurs attributions. Ceux-ci donnent leur avis dans les seize jours de la date de réception de l'avis de la commission consultative des transports scolaires.
Le Ministre ayant les transports dans ses attributions, statue sur les demandes en autorisation dans les seize jours de la date de la réception de l'avis des Ministres ayant l'éducation nationale et la culture dans leurs attributions. S'il ne peut se rallier à l'avis de ces Ministres, il soumet dans le même délai, le dossier complet aux Ministres réunis en conseil.
Elle transmet cet avis aux Ministres ayant l'éducation nationale et la culture dans leurs attributions. Ceux-ci donnent leur avis dans les seize jours de la date de réception de l'avis de la commission consultative des transports scolaires.
Le Ministre ayant les transports dans ses attributions, statue sur les demandes en autorisation dans les seize jours de la date de la réception de l'avis des Ministres ayant l'éducation nationale et la culture dans leurs attributions. S'il ne peut se rallier à l'avis de ces Ministres, il soumet dans le même délai, le dossier complet aux Ministres réunis en conseil.
Art.10. § 1. De machtigingen worden naar de volgende voorrang toegekend :
a) aan exploitanten van bestaande openbare diensten waarvan de uurregeling en het traject eventueel zullen aangepast worden;
b ) aan titularissen van een openbare dienst die in de erdoor bediende zone een bijzondere dienst inrichten;
c) aan beroepsvervoerders die een bijzondere autobusdienst inrichten;d) aan scholen, vriendenkringen, natuurlijke personen of rechtspersonen die leerlingenvervoer inrichten.
§ 2. Van § 1 mag worden afgeweken voor de tijdens het schooljaar 1961-1962 geëxploiteerde diensten en waarvan de instandhouding bestaanbaar is met de beginselen van de wet van 26 april 1962 en met de overige bepalingen van dit besluit.
a) aan exploitanten van bestaande openbare diensten waarvan de uurregeling en het traject eventueel zullen aangepast worden;
b ) aan titularissen van een openbare dienst die in de erdoor bediende zone een bijzondere dienst inrichten;
c) aan beroepsvervoerders die een bijzondere autobusdienst inrichten;d) aan scholen, vriendenkringen, natuurlijke personen of rechtspersonen die leerlingenvervoer inrichten.
§ 2. Van § 1 mag worden afgeweken voor de tijdens het schooljaar 1961-1962 geëxploiteerde diensten en waarvan de instandhouding bestaanbaar is met de beginselen van de wet van 26 april 1962 en met de overige bepalingen van dit besluit.
Art.10. § 1. Les autorisations sont accordées dans l'ordre de priorité ci-après :
a ) aux exploitants de services publics, existants dont les horaires et les itinéraires seront éventuellement adaptés;
b) aux titulaires d'un service public organisant un service spécial dans la zone desservie par ce dernier;
c) aux transporteurs professionnels organisant un service spécial d'autobus;
d) aux écoles, amicales ou toute personne physique ou morale organisant des transports d'élèves.
§ 2. Il peut être dérogé aux dispositions du § 1er à l'égard des services exploités pendant l'année scolaire 1961-1962 et dont le maintien est compatible avec les principes de la loi du 26 avril 1962 et avec les autres dispositions du présent arrêté.
a ) aux exploitants de services publics, existants dont les horaires et les itinéraires seront éventuellement adaptés;
b) aux titulaires d'un service public organisant un service spécial dans la zone desservie par ce dernier;
c) aux transporteurs professionnels organisant un service spécial d'autobus;
d) aux écoles, amicales ou toute personne physique ou morale organisant des transports d'élèves.
§ 2. Il peut être dérogé aux dispositions du § 1er à l'égard des services exploités pendant l'année scolaire 1961-1962 et dont le maintien est compatible avec les principes de la loi du 26 avril 1962 et avec les autres dispositions du présent arrêté.
Art.11. Bij ernstige overtreding van de bepalingen en voorwaarden van de machtigingsakte, zendt de Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort, of zijn gemachtigde het dossier aan de voorzitter van de commissie van advies voor het leerlingenvervoer.
Na de belanghebbende te hebben gehoord, geeft de commissie haar met redenen omkleed advies binnen dertig dagen nadat haar voorzitter het dossier heeft ontvangen. Zij zendt dit advies aan de Ministers tot wier bevoegdheid de nationale opvoeding en de cultuur behoren. Deze geven hun advies binnen zestien dagen na de ontvangst van het advies van de commissie van advies voor het leerlingenvervoer.
De Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort, beschikt ter zake van de intrekking, binnen zestien dagen na de ontvangst van het advies van de Ministers tot wier bevoegdheid de nationale opvoeding en de cultuur behoren. Kan hij met het advies van deze Ministers niet instemmen, dan legt hij, binnen dezelfde termijn, het volledig dossier aan de in raad vergaderde Ministers voor.
Na de belanghebbende te hebben gehoord, geeft de commissie haar met redenen omkleed advies binnen dertig dagen nadat haar voorzitter het dossier heeft ontvangen. Zij zendt dit advies aan de Ministers tot wier bevoegdheid de nationale opvoeding en de cultuur behoren. Deze geven hun advies binnen zestien dagen na de ontvangst van het advies van de commissie van advies voor het leerlingenvervoer.
De Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort, beschikt ter zake van de intrekking, binnen zestien dagen na de ontvangst van het advies van de Ministers tot wier bevoegdheid de nationale opvoeding en de cultuur behoren. Kan hij met het advies van deze Ministers niet instemmen, dan legt hij, binnen dezelfde termijn, het volledig dossier aan de in raad vergaderde Ministers voor.
Art.11. En cas d'infractions graves aux clauses et conditions de l'acte d'autorisation, le ministre ayant les transports dans ses attributions ou son délégué transmet le dossier au président de la commission consultative des transports scolaires.
Après avoir entendu l'intéressé, la commission donne son avis motivé dans les trente jours de la date de la réception du dossier par son président. Elle transmet cet avis aux ministres ayant l'éducation nationale et la culture dans leurs attributions. Ceux-ci donnent leur avis dans les seize jours de la date de la réception de l'avis de la commission consultative des transports scolaires.
Le ministre ayant les transports dans ses attributions statue sur le retrait dans les seize jours de la date de la réception de l'avis des ministres ayant l'éducation nationale et la culture dans leurs attributions. S'il ne peut se rallier à l'avis de ces ministres, il soumet dans le même délai le dossier complet aux ministres réunis en conseil.
Après avoir entendu l'intéressé, la commission donne son avis motivé dans les trente jours de la date de la réception du dossier par son président. Elle transmet cet avis aux ministres ayant l'éducation nationale et la culture dans leurs attributions. Ceux-ci donnent leur avis dans les seize jours de la date de la réception de l'avis de la commission consultative des transports scolaires.
Le ministre ayant les transports dans ses attributions statue sur le retrait dans les seize jours de la date de la réception de l'avis des ministres ayant l'éducation nationale et la culture dans leurs attributions. S'il ne peut se rallier à l'avis de ces ministres, il soumet dans le même délai le dossier complet aux ministres réunis en conseil.
Art.12. Binnen de perken van het aantal plaatsen die beschikbaar blijven en tegen betaling van de normale vervoerprijs zijn de gemachtigde diensten toegankelijk voor de leerlingen van andere nabije onderwijsinrichtingen dan deze waarvoor de machtiging verleend werd.
Art.12. Dans la limite des places qui restent disponibles et moyennant paiement du prix de transport normal, les services autorisés sont accessibles aux élèves des établissements d'instruction voisins autres que ceux pour lesquels l'autorisation a été accordée.
Art.13. Buiten de verschillende opschriften door de reglementen voorgeschreven of overeenkomstig deze reglementen veroorloofd, mogen de voertuigen geen ander opschrift dragen dan " schoolautobus ". Er mag binnen noch buiten de voor het leerlingenvervoer gebezigde voertuigen enigerlei reclame voor een bepaald onderwijs gemaakt worden.
Art.13. Hormis les différentes inscriptions prescrites par les réglements ou autorisées conformément à ceux-ci, les véhicules ne peuvent porter d'autre inscription que " autobus scolaire ". Aucune publicité en faveur d'un enseignement déterminé ne peut être faite ni à l'intérieur ni à l'extérieur des véhicules affectés au transport des élèves.
Art.14. De op de datum van inwerkingstelling van de wet van 26 april 1962 in exploitatie zijnde diensten mogen in bedrijf gehouden worden tot 30 juni 1962.
Art.14. Les services en exploitation à la date de la mise en vigueur de la loi du 26 avril 1962, peuvent être maintenus en activité jusqu'au 30 juin 1962.
Art. 15. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van het Openbaar Ambt, Onze Minister van Nationale Opvoeding en Cultuur, Onze Minister, Adjunct voor Nationale Opvoeding en Cultuur en Onze Minister van Verkeerswezen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 15. Notre Ministre de l'Intérieur et de la Fonction publique, notre Ministre de l'Education nationale et de la Culture, notre Ministre, Adjoint à l'Education nationale et à la Culture, et notre Ministre des Communications, sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.