Vergelijken - 1958010703

HOOFDSTUK I. _ Algemene bepalingen.

CHAPITRE Ier. _ Dispositions générales.

Artikel 1. (De Koning kan, in de vormen bepaald bij de (wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités) collectieve arbeidsovereenkomsten algemeen verbindend verklaren waarbij deze comités Fondsen voor bestaanszekerheid oprichten met het oog op: <KB 1-03-1971, art. 10, 1°>
  1° het financieren, toekennen en uitkeren van sociale voordelen aan bepaalde personen;
  2° het financieren en organiseren van de vakopleiding van de werknemers en van de jongeren;
  3° het financieren en verzekeren van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers in het algemeen.) <W 18-12-1968, art. 1>
  De aard, de omvang en de toekenningsvoorwaarden van deze voordelen worden in dezelfde vormen bepaald.
  Deze bepaling doet geen afbreuk aan de bepaling van artikel 5 van de besluitwet van 25 februari 1947 betreffende het toekennen van loon aan de werknemers voor een bepaald aantal feestdagen per jaar, gewijzigd bij de wet van 30 december 1950.

Article 1. (Le Roi peut rendre obligatoires, dans les formes prévues par (la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires),les conventions collectives de travail de ces commissions qui instituent des Fonds de sécurité d'existence ayant pour mission: <AR 1-03-1971, art. 10, 1°>.
  1° de financer,d'octroyer et de liquider des avantages sociaux à certaines personnes;
  2° de financer et d'organiser la formation professionnelle des travailleurs et des jeunes;
  3° de financer et d'assurer la sécurité et l'hygiène des travailleurs en général.) <L 18-12-1968, art. 1er>.
  La nature, l'importance et les conditions d'octroi de ces avantages sont fixés dans les mêmes formes.
  La présente disposition ne porte pas préjudice au prescrit de l'article 5 de l'arrêté-loi du 25 février 1947 relatif à l'octroi de salaires aux travailleurs pendant un certain nombre de jours fériés par an, modifié par la loi du 30 décembre 1950.

Art. 1/1. [1 De Koning kan, op voorstel van de minister tot wiens bevoegdheid Werk behoort, de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in verschillende paritaire comités en/of paritaire subcomités waarmee deze paritaire comités en/of paritaire subcomités een Gemeenschappelijk Fonds voor bestaanszekerheid oprichten en/of aanduiden, alsook de bijhorende collectieve arbeidsovereenkomsten die verband houden met dit Fonds, algemeen verbindend verklaren.
   Wanneer in de volgende artikelen van deze wet de benaming "Fonds voor Bestaanszekerheid" wordt gebruikt, dient dit voor een Gemeenschappelijk Fonds voor bestaanszekerheid te worden gelezen als "Fonds voor bestaanszekerheid, gemeenschappelijk ingericht door meerdere paritaire comités en/of subcomités".
   Wanneer in de volgende artikelen van deze wet de benamingen 'paritair comité" of "paritair subcomité" worden gebruikt, dient dit voor een Gemeenschappelijk Fonds voor bestaanszekerheid te worden gelezen als "de paritaire comités" of "de paritaire subcomités" die het Fonds voor Bestaanszekerheid gemeenschappelijk hebben opgericht.
   Een Gemeenschappelijk Fonds voor bestaanszekerheid is bevoegd voor de werkgevers, en de werknemers die behoren tot het bevoegdheidsgebied van de betrokken paritaire comités en/of paritaire subcomités en voor zover zij vallen onder de statuten van het Gemeenschappelijk Fonds zoals vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst.
   De uittreding van een paritair comité of paritair subcomité belet niet dat het Gemeenschappelijk Fonds voor bestaanszekerheid blijft voortbestaan voor de paritaire comités en/of paritaire subcomités waarvoor het bevoegd blijft. De betrokken paritaire comités en/of paritaire subcomités moeten evenwel de statuten dienovereenkomstig aanpassen.]1

Modifications

[1] <W 2022-10-03/06, art. 64, 010; Inwerkingtreding : 20-11-2022>

Art. 1/1. [1 Le Roi peut, sur proposition du ministre qui a le Travail dans ses compétences, rendre obligatoire les conventions collec-tives de travail conclues au sein de différentes commissions paritaires et/ou sous-commissions paritaires par lesquelles ces commis-sions paritaires et/ou sous-commissions paritaires instituent et/ou désignent un Fonds de sécurité d'existence Commun, ainsi que les conventions collectives de travail y afférentes.
   Lorsque, dans les articles suivants de la présente loi, le terme "Fonds de sécurité d'existence" est utilisé, il doit être lu, en ce qui concerne un Fonds de sécurité d'existence Commun comme "Fonds de sécurité d'existence créé conjointement par plusieurs commissions paritaires et/ou sous-commissions paritaires".
   Lorsque, dans les articles suivants de la présente loi, les expressions "commission paritaire" ou "sous-commission paritaire" sont utilisées, il convient de les lire, en ce qui concerne un Fonds de sécurité d'existence Commun, comme "les commissions paritaires" ou "sous-commissions paritaires" qui ont créé en commun le Fonds de sécurité d'existence.
   Un Fonds de sécurité d'existence Commun est compétent pour les employeurs et les travailleurs qui relèvent des commissions paritaires et/ou sous-commissions paritaires concernées et dans la mesure où ils sont compris dans les statuts du Fonds de sécurité d'existence Commun comme déterminés par convention collective.
   La sortie d'une commission paritaire ou sous-commission paritaire n'entrave pas la persistance du Fonds de sécurité d'existence Commun pour les commissions paritaires et/ou sous-commissions paritaires pour lequel il reste compétent. Toutefois, les commissions paritaires et/ou sous-commissions paritaires concernées doivent adapter les statuts conformément.]1

Modifications

[1] <L 2022-10-03/06, art. 64, 010; En vigueur : 20-11-2022>

Art.2. De Fondsen voor bestaanszekerheid genieten rechtspersoonlijkheid.
Hun statuten worden door de paritaire comités vastgesteld en bindend verklaard in de bij artikel 1 bepaalde vormen.
De benaming "Fonds voor bestaanszekerheid" mag uitsluitend gebruikt worden door de bij toepassing van deze wet ingestelde lichamen.

Art.2. Les Fonds de sécurité d'existence jouissent de la personnalité civile.
Leurs statuts sont fixés par les commissions paritaires et rendus obligatoires dans les formes fixées à l'article 1er.
La dénomination " Fonds de sécurité d'existence " est strictement réservée aux organismes institués en application de la présente loi.

Art.3. De Fondsen voor bestaanszekerheid worden paritair beheerd door vertegenwoordigers van de werkgevers en van de werknemers.

Art.3. Les Fonds de sécurité d'existence sont gérés paritairement par des représentants des employeurs et des travailleurs.

Art.4. De statuten der Fondsen voor bestaanszekerheid moeten vermelden:
  1° (de benaming en het adres van de zetel van het Fonds;) <W 2007-04-25/38, art. 65, 006; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
  2° Het doel waarvoor het ingesteld is;
  3° De personen die de door het Fonds verleende voordelen kunnen genieten, de aard dezer voordelen en de modaliteiten van toekenning en van uitkering;
  4° De categorieén van werkgevers die de bijdragen, bestemd voor de financiering van de voordelen, moeten betalen;
  5° Het bedrag of de wijze van vaststelling dezer bijdragen en de wijze van inning;
  6° De wijze van benoeming en de bevoegdheden van de beheerders;
  7° De wijze van vaststelling van de balans en van de rekeningen;
  8° De wijze en het tijdstip waarop het beheersorgaan van het Fonds aan het paritair comité verslag doet over het vervullen van zijn opdracht;
  9° De wijze van ontbinding, van vereffening en aanwending van het vermogen.

Art.4. Les statuts des Fonds de sécurité d'existence doivent mentionner:
  1° (la dénomination et l'adresse du siège du Fonds;) <L 2007-04-25/38, art. 65, 006; En vigueur : 18-05-2007>
  2° L'objet en vue duquel il est institué;
  3° Les personnes qui peuvent bénéficier des avantages accordés par le Fonds, la nature de ceux-ci et leurs modalités d'octroi et de liquidation;
  4° Les catégories d'employeurs tenus au paiement des cotisations destinées au financement des avantages;
  5° Le montant ou le mode de fixation de ces cotisations et leur mode de perception;
  6° Le mode de nomination et les pouvoirs des administrateurs;
  7° Le mode d'établissement du bilan et des comptes;
  8° La forme et le délai dans lesquels il est fait rapport à la commission paritaire, par l'organe de gestion du Fonds, sur l'accomplissement de sa mission;
  9° Le mode de dissolution,de liquidation et d'affectation du patrimoine.

Art. 4/1. [1 Onverminderd de vermeldingen voorgeschreven door artikel 4 moeten de statuten van een Gemeenschappelijk Fonds voor bestaanszekerheid vermelden:
   1° dat het om een Gemeenschappelijk Fonds voor bestaanszekerheid gaat en de paritaire comités en/of paritaire subcomités waarvoor hij bevoegd is;
   2° de wijze waarop:
   a) de deelnemende paritaire comités en/of paritaire subcomités kunnen beslissen om uit het Gemeenschappelijk fonds te treden;
   b) de in de voormelde comités vertegenwoordigde organisaties hun betreffende collectieve arbeidsovereenkomst of collectieve arbeidsovereenkomsten kunnen opzeggen en dit onverminderd de bepalingen van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het fiscaal stelsel ervan en betreffende sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;
   3° de wijze van aanwending van het vermogen in geval van uittreding van een paritair comité of paritair subcomité.]1

Modifications

[1] <Ingevoegd bij W 2022-10-03/06, art. 65, 010; Inwerkingtreding : 20-11-2022>

Art. 4/1. [1 Sans préjudice des mentions prescrites par l'article 4, les statuts d'un Fonds de sécurité d'existence Commun doivent mentionner:
   1° qu'il s'agit d'un Fonds de sécurité d'existence Commun et les commissions paritaires et/ou sous-commissions paritaires pour lequel il est compétent;
   2° le mode dont:
   a) les commissions paritaires et/ou les sous-commissions paritaires participantes peuvent décider de se retirer du Fonds commun;
   b) les organisations représentées dans les commissions précitées peuvent dénoncer leur convention collective de travail ou leurs conventions collectives de travail et ceci, sans préjudice des dispositions de la loi du 28 avril 2003 relative aux pensions complémentaires et au régime fiscal de celles-ci et de certains avantages complémentaires en matière de sécurité sociale;
   3° le mode d'affection du patrimoine en cas de sortie d'une commission paritaire ou sous-commission paritaire.]1

Modifications

[1] <Inséré par L 2022-10-03/06, art. 65, 010; En vigueur : 20-11-2022>

Art. 4/2. [1 De statuten van een Gemeenschappelijk Fonds voor bestaanszekerheid moeten in identieke bewoordingen hernomen worden door al de betreffende collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten in de verschillende paritaire comités en/of paritaire sub-comités die een Gemeenschappelijk Fonds voor bestaanszekerheid oprichten en/of aanduiden.]1

Modifications

[1] <Ingevoegd bij W 2022-10-03/06, art. 66, 010; Inwerkingtreding : 20-11-2022>

Art. 4/2. [1 Les statuts d'un Fonds de sécurité d'existence Commun doivent être repris en termes identiques par toutes les conventions collectives de travail concernées conclues dans les différentes commissions paritaires et/ou sous-commissions paritaires instituant et/ou désignant un Fonds de sécurité d'existence Commun.]1

Modifications

[1] <Inséré par L 2022-10-03/06, art. 66, 010; En vigueur : 20-11-2022>

Art.5. Het beheersorgaan bepaalt elk jaar het deel van de ontvangsten dat mag worden aangewend om de bestuurskosten van de Fondsen te dekken.
  Het beheersorgaan bepaalt de kosten die als bestuurskosten mogen worden aangerekend. Zij omvatten inzonderheid :
  1° De kosten van inning en invordering der bijdragen;
  2° De kosten van uitkering der prestaties;
  3° De kosten van de bij artikel 13 ingestelde controle.

Art.5. L'organe de gestion détermine annuellement la quotité des recettes qui peut être utilisées pour couvrir les frais d'administration des Fonds.
  L'organe de gestion détermine les frais qui peuvent être considérés comme frais d'administration. Ils comprennent notamment:
  1° Les frais de perception et de recouvrement des cotisations;
  2° Les frais de liquidation des prestations;
  3° Les frais exposés pour le contrôle prévu à l'article 13.

Art. 5bis. <INGEVOEGD bij W 2008-06-08/31, art. 65; Inwerkingtreding : 26-06-2008> De Fondsen voor bestaanszekerheid waarborgen dat de voordelen die zij toekennen kosteloos zijn voor de rechthebbenden.
Geen enkele kost mag op enigerwijze ten laste van de rechthebbende worden gelegd.

Art. 5bis. Les Fonds de sécurité d'existence garantissent que les avantages qu'ils octroient sont gratuits pour les bénéficiaires.
Aucun frais ne peut être mis à charge du bénéficiaire d'une manière ou d'une autre.

HOOFDSTUK II. _ Inning en invordering der bijdragen.

CHAPITRE II. _ Perception et recouvrement des cotisations.

Art.6. Wanneer de statuten voorschrijven dat het Fonds zelf de inning en de invordering der bijdragen verzekert, bepalen zij de termijn binnen welke de betrokken werkgevers de verschuldigde bijdrage moeten betalen.
De statuten kunnen eveneens de bijslag en de rente bepalen,verschuldigd door de werkgevers die de termijn niet in acht nemen. De bijslagen en de rentevoet mogen niet hoger zijn dan het percentage vastgesteld voor de bijdragen voor sociale zekerheid bij toepassing van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

Art.6. Lorsque les statuts prévoient que le Fonds effectue lui-même la perception et le recouvrement des cotisations,il s fixent le délai dans lequel les cotisations dues doivent être payées par les employeurs intéressés.
Les statuts peuvent également fixer la majoration et l'intérêt dû par les employeurs qui ne respectent pas ce délai. Le taux de cette majoration et de l'intérêt ne peut excéder celui prévu pour les cotisations de sécurité sociale,en application de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944,concernant la sécurité sociale des travailleurs.

Art.7. <W 18-12-1968, art. 2> De statuten kunnen bepalen dat de bijdragen worden geïnd of ingevorderd door een van de instellingen belast met de inning van de bijdragen voor sociale zekerheid. In voorkomend geval worden de voorwaarden van deze tussenkomst vooraf door het paritair comité in gemeen overleg met bedoelde instelling bepaald.
In dat geval zijn de wijzen van berekening, van inning en van invordering van deze bijdragen dezelfde als deze van de sociale zekerheidsbijdragen met wier inning de instelling is belast. Het is eveneens zo wat betreft de bijdrageopslagen en de verwijlinteresten.

Art.7. <L 18-12-1968, art. 2> Les statuts peuvent prévoir que les cotisations sont perçues ou recouvrées par un des organismes chargés de la perception des cotisations de sécurité sociale. Dans pareil cas, les conditions de cette intervention sont arrêtées préalablement par la commission paritaire, d'un commun accord avec l'organisme intéressé.
Dans ce cas, les modes de calcul, de perception et de recouvrement de ces cotisations sont les mêmes que ceux des cotisations sociales que l'organisme est chargé de percevoir. Il en est de même en ce qui concerne les majorations de cotisations et les intérêts de retard.

Art.8. (Opgeheven) <W 18-12-1968, art. 7, 2°>.

Art.8. (Abrogé) <L 18-12-1968, art. 7, 2°>.

HOOFDSTUK III. _ Toekenning en uitkering der prestaties.

CHAPITRE III. _ Octroi et liquidation des prestations.

Art.9. De statuten kunnen bepalen dat de prestaties uitgekeerd worden door één of meer lichamen belast met het uitkeren van de prestaties van sociale zekerheid.
In dat geval worden de voorwaarden van tussenkomst van deze lichamen bepaald in gemeen overleg met het Fonds.

Art.9. Les statuts peuvent prévoir que les prestations sont liquidés par un ou plusieurs organismes chargés de liquider les prestations de sécurité sociale.
En ce cas,les conditions de l'intervention de ces organismes sont arrêtées de commun accord avec le Fonds.

Art.10. De bepalingen van artikel 8 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders zijn van toepassing op de prestaties van de bestaanszekerheid.

Art.10. Les dispositions de l'art. 8 de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs sont applicables aux prestations en espèces de la sécurité d'existence.

Art.11. De uitkering van de prestaties mag in geen geval afhankelijk gesteld worden van de betaling, door één of meer werkgevers, van de bij artikel 4 bepaalde bijdragen.

Art.11. La liquidation des prestations ne peut en aucun cas être subordonnée au paiement par un ou plusieurs employeurs, des cotisations prévues à l'article 4, 5°.

HOOFDSTUK IV. _ Controle.

CHAPITRE IV. _ Contrôle.

Art.12. (Onverminderd de toepassing van de artikelen 52 en 53 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités) wordt op het beheer van elk Fonds een controle uitgeoefend door een revisor of een accountant. Deze revisor of accountant wordt aangewezen door het bevoegd paritair comité. Ingeval het paritair comité het niet eens wordt over een bepaalde naam, stelt het twee namen voor aan de Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, die beslist. <KB 1-03-1971, art. 10, 2°.>.
  Deze revisor of accountant heeft een onbeperkt recht van toezicht en onderzoek over al de boekhoudkundige verrichtingen van het Fonds, doch mag zich nooit met het beheer inlaten.
  Hij kan ter plaatse inzage nemen van de boeken, de briefwisseling, de notulen en om het even welke geschriften van het Fonds.
  De revisor of accountant deelt aan het beheersorgaan van het Fonds geregeld de uitslag van zijn onderzoek mede en doet alle aanbevelingen die hij nuttig acht.

Art.12. (Sans préjudice de l'application des articles 52 et 53 de la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires),un contrôle est exercé sur la gestion de chaque Fonds par un reviseur ou un expert comptable. Ce reviseur ou cet expert comptable est désigné par la commission paritaire compétente. Si la commission paritaire n'a pas pu se mettre d'accord sur un nom déterminé, elle propose deux noms au Ministre du Travail et de la Prévoyance sociale, qui statue. <AR 1-3-1971, art. 10, 2°>.
  Ce reviseur ou cet expert comptable a un droit illimité de surveillance et d'enquête sur toutes les opérations comptables du Fonds, sans jamais pouvoir s'immiscer dans la gestion de celui-ci.
  Il peut prendre connaissance, sans déplacement, des livres, de la correspondance, des procès-verbaux et de toutes les écritures généralement quelconques du Fonds.
  Le reviseur ou l'expert comptable informe régulièrement l'organe de gestion du Fonds du résultat de ses investigations et fait telles recommandations qu'il juge utiles.

Art.13. De revisor of accountant brengt minstens éénmaal per jaar verslag uit over zijn opdracht aan het bevoegd paritair comité, dat er een afschrift van overmaakt aan de Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg.
Dit verslag wordt samen met het jaarverslag van het Fonds openbaar gemaakt.

Art.13. Le reviseur ou l'expert comptable fait rapport de sa mission, au moins une fois par an, à la commission paritaire compétente, qui en transmet copie au Ministre du Travail et de la Prévoyance sociale.
Ce rapport est rendu public conjointement avec le rapport annuel du Fonds.

Art. 13bis. <INGEVOEGD bij W 1998-02-13/32, art. 73; Inwerkingtreding : 01-03-1998> De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, en na advies van de Nationale Arbeidsraad, de maatregelen inzake controle op de fondsen voor bestaanszekerheid bepalen alsmede de sancties in geval van niet-naleving van deze controlemaatregelen.

Art. 13bis. Le Roi peut déterminer, par un arrêté délibéré au Conseil des Ministres, et après l'avis du Conseil national du travail, les mesures en matière de contrôle des Fonds de sécurité d'existence ainsi que les sanctions en cas de non-respect de ces mesures de contrôle.

Art.14. Bij verstoring van het financieel evenwicht,waardoor het bestaan van het Fonds of het uitkeren der prestaties in gevaar gebracht wordt,verzoekt de Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg,na verslag van de revisor of accountant,het bevoegd paritair comité de nodige maatregelen te treffen. Het verzoek van de Minister moet met redenen omkleed zijn.
Indien het paritair comité deze maatregelen niet treft binnen de door de Minister vastgestelde termijn, worden ze door de Koning ambtshalve vastgesteld.
De aldus door de Koning ambtshalve vastgestelde maatregelen blijven van toepassing tot de Koning (een collectieve arbeidsovereenkomst daaromtrent, in het paritair comité gesloten, algemeen verbindend heeft verklaard) <KB 1-03-1971, art. 10, 3°>.

Art.14. En cas de déséquilibre financier mettant en péril l'existence du Fonds ou le service des prestations qu'il assure,le Ministre du Travail et de la Prévoyance sociale,après rapport du reviseur ou de l'expert comptable,invite la commission paritaire compétente à prendre les mesures que la situation commande. La demande du Ministre doit être motivée.
A défaut par la commission paritaire de prendre ces mesures dans le délai fixé par le Ministre,le Roi les arrête d'office.
Les mesures ainsi arrêtées d'office demeurent d'application aussi longtemps que le Roi n'a pas rendu obligatoire,(une convention collective de travail conclue au sein de la commission paritaire.) < A.R. 1er mars 1971, art. 10, 3°.>.

HOOFDSTUK V. - Sancties.

CHAPITRE V. _ Sanctions.

Art.15. [1 De inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1

Modifications

[1] <W 2010-06-06/06, art. 41, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art.15. [1 Les infractions aux dispositions de la présente loi et de ses arrêtés d'exécution sont recherchées, constatées et sanctionnées conformément au Code pénal social.
Les inspecteurs sociaux disposent des pouvoirs visés aux articles 23 à 39 du Code pénal social lorsqu'ils agissent d'initiative ou sur demande dans le cadre de leur mission d'information, de conseil et de surveillance relative au respect des dispositions de la présente loi et de ses arrêtés d'exécution.]1

Modifications

[1] <L 2010-06-06/06, art. 41, 008; En vigueur : 01-07-2011>

Art.16. [1 opgeheven]1

Modifications

[1] <W 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art.16. [1 abrogé]1

Modifications

[1] <L 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; En vigueur : 01-07-2011>

Art. 16bis. [1 opgeheven]1

Modifications

[1] <W 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art. 16bis. [1 abrogé]1

Modifications

[1] <L 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; En vigueur : 01-07-2011>

Art.17. [1 opgeheven]1

Modifications

[1] <W 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art.17. [1 abrogé]1

Modifications

[1] <L 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; En vigueur : 01-07-2011>

Art.18. [1 opgeheven]1

Modifications

[1] <W 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art.18. [1 abrogé]1

Modifications

[1] <L 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; En vigueur : 01-07-2011>

Art.19. [1 opgeheven]1

Modifications

[1] <W 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art.19. [1 abrogé]1

Modifications

[1] <L 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; En vigueur : 01-07-2011>

Art. 19bis. [1 opgeheven]1

Modifications

[1] <W 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art. 19bis. [1 abrogé]1

Modifications

[1] <L 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; En vigueur : 01-07-2011>

Art. 19ter. [1 opgeheven]1

Modifications

[1] <W 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art. 19ter. [1 abrogé]1

Modifications

[1] <L 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; En vigueur : 01-07-2011>

Art. 19quater. [1 opgeheven]1

Modifications

[1] <W 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art. 19quater. [1 abrogé]1

Modifications

[1] <L 2010-06-06/06, art. 109, 14°, 008; En vigueur : 01-07-2011>

Art.20. Onverminderd de eventuele strafvervolging, kan van het voordeel der prestaties, uitgekeerd door het Fonds voor bestaanszekerheid, worden uitgesloten voor ten hoogste dertien weken, of zesentwintig weken in geval van herhaling,ieder die deze prestaties ten onrechte verkregen heeft of getracht heeft te verkrijgen,hetzij op grond van een onjuiste,onvolledige of laattijdige aangifte,hetzij door na te laten een aangifte te doen waartoe hij verplicht is, hetzij door een onjuist of vervalst bescheid over te leggen.

Art.20. Sans préjudice des poursuites pénales éventuelles, peut être exclu du bénéfice des prestations octroyées par le Fonds de sécurité d'existence, pour une durée qui ne peut excéder treize semaines, ou vingt-six en cas de récidive, quiconque aura obtenu ou tenté d'obtenir indûment le bénéfice desdites prestations, soit par une déclaration inexacte, incomplète ou tardive, soit en omettant de faire une déclaration à laquelle il est tenu, soit en produisant un document inexact ou falsifié.

HOOFDSTUK VI. _ Verjaring.

CHAPITRE VI. _ Prescription.

Art.21. Verjaart na drie jaar:
1° Vanaf de datum waarop de bijdrage eisbaar wordt, vordering tegen een werkgever wegens het niet-betalen van deze bijdrage;
2° Vanaf de datum waarop de prestatie moest worden uitgekeerd, de vordering van een gerechtigde tegen het Fonds voor bestaanszekerheid.

Art.21. Se prescrit par trois ans:
1° A dater du jour où la cotisation est devenue exigible,l'action dirigée contre un employeur du chef de non-paiement de cette cotisation;
2° A dater du jour où la prestation devait être liquidée,l'action d'un bénéficiaire contre le Fonds de sécurité d'existence.

HOOFDSTUK VII. _ Rechtsmacht.

CHAPITRE VII. _ Juridiction.

Art.22. <W 10-10-1967, art. 3, art. 75.> De arbeidsrechtbank doet uitspraak over de geschillen omtrent rechten die uit deze wet voortvloeien, en past, op verzoek van de fondsen voor bestaanszekerheid, de in artikel 20 van deze wet bepaalde sanctie toe.

Art.22. <L 10-10-1967, art. 3, art. 75> Le tribunal du travail statue sur les contestations qui ont pour objet des droits résultant de la présente loi et applique, à la requête des fonds de sécurité d'existence, les sanctions prévues par l'article 20 de la présente loi.

Art. 22bis. <W 15-07-1970, art. 68> De betwistingen omtrent de betaling der bijdragen die aan de fondsen voor bestaanszekerheid verschuldigd zijn, vallen binnen de bevoegdheid van de arbeidsrechtbanken. Deze doen uitspraak in laatste aanleg tot een bedrag ten belope van 3.600 frank.

Art. 22bis. <L 15-07-1970, art. 68> Les contestations relatives au paiement des cotisations dues aux Fonds de sécurité d'existence sont de la compétence des tribunaux du travail. Ceux-ci statuent en dernier ressort jusqu'à concurrence d'un montant de 3.500 francs.

HOOFDSTUK VIII. _ Overgangsbepalingen.

CHAPITRE VIII. _ Dispositions transitoires.

Art.23. De Fondsen voor bestaanszekerheid, welke beoogd zijn bij artikel 2 van de wet van 28 juli 1953, gewijzigd bij de wet van 23 mei 1956 en van 29 december 1956, en die welke na de inwerkingtreding van evengenoemde wet ingesteld zijn bij beslissing van een paritair comité, bindend verklaard in de vormen voorgeschreven bij de besluitwet van 9 juni 1945 tot vaststelling van het statuut der paritaire comités, blijven bestaan en vallen onder de toepassing van deze wet.
  De betrokken paritaire comités zijn verplicht de bepalingen waaronder deze Fondsen vallen, in overeenstemming te brengen met de bepalingen van deze wet. Zo deze paritaire comités verzuimen, binnen één jaar na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad, nieuwe statutaire bepalingen vast te stellen, worden deze ambtshalve door de Koning vastgesteld.
  De aldus door de koning ambtshalve vastgestelde bepalingen blijven van toepassing tot de nieuwe statutaire bepalingen, vastgesteld door het paritair comité, in de vormen bepaald bij de besluitwet van 9 juni 1945 (of de wet van 5 december 1968), bindend verklaard worden. <KB 1-03-1971, art. 10, 4°. >.
  (Wat betreft het Fonds voor bestaanszekerheid voor de arbeiders uit de kolenhandel van Antwerpen en omliggende, blijven de modaliteiten tot vaststelling en inning van de bijdragen die vóór 1 januari 1953 bestonden, van toepassing. De Koning kan de collectieve arbeidsovereenkomsten van het Paritair Comité voor de kolenhandel van Antwerpen en omliggende, waarbij het bedrag van de bijdragen wordt gewijzigd, algemeen verbindend verklaren.) <W 18-12-1968, art. 5>.

Art.23. Les Fonds de sécurité d'existence visés à l'article 2 de la loi du 28 juillet 1953, modifiée par celles des 23 mai 1956 et 29 décembre 1956, et ceux qui ont été institués postérieurement à l'entrée en vigueur de cette loi par une décision de commission paritaire, rendue obligatoire dans les formes prévues par l'arrêté-loi du 9 juin 1945, fixant le statut des commissions paritaires, continuent d'exister et sont régis par les dispositions de la présente loi.
  Les commissions paritaires intéressées sont tenues de mettre les dispositions régissant ces Fonds en concordance avec les dispositions de la présente loi. A défaut par ces commissions paritaires de fixer de nouvelles dispositions statutaires dans l'année qui suit la publication de la présente loi au Moniteur belge, ces dispositions sont arrêtés d'office par le Roi.
  Les dispositions ainsi arrêtées d'office demeurent d'application aussi longtemps que le Roi n'a pas rendu obligatoires, dans les formes prévues par l'arrêté-loi du 9 juin 1945 (ou par la loi du 5 décembre 1968) les nouvelles dispositions statutaires fixées par la commission paritaire. <AR 1-3-1971, art. 10, 4° >.
  (En ce qui concerne le Fonds de sécurité d'existence pour les travailleurs du commerce de charbon d'Anvers et environs, les modalités de fixation et de perception des cotisations, existant avant le 1er janvier 1958, restent d'application. Le Roi peut rendre obligatoires les conventions collectives de travail de la Commission paritaire du commerce de charbon d'Anvers et environs, portant modification du montant des cotisations) <L 18-12-1968, art. 5 >.

Art.24. De wet van 28 juli 1953, gewijzigd bij de wet van 23 mei 1956 en van 29 december 1956, heeft geen uitwerking meer vanaf de datum waarop deze wet in werking treedt, behalve wat betreft:
1° De Fondsen voor bestaanszekerheid die hun statuten moeten regulariseren overeenkomstig artikel 23, lid 1, en waarvoor de wet van 28 juli 1953 geacht wordt verlengd te zijn tot de gewijzigde statuten bekendgemaakt worden;
2° De bepalingen die het voorwerp uitmaken van artikel 2 van voormelde wet van 28 juli 1953 blijven van kracht.

Art.24. La loi du 28 juillet 1953, modifiée par celles des 23 mai 1956 et 29 décembre 1956, cesse de sortir ses effets à dater de l'entrée en vigueur de la présente loi, sauf en ce qui concerne:
1° Les Fonds de sécurité d'existence qui auront à régulariser leurs statuts conformément à l'article 22, alinéa 1er, pour lesquels la loi du 28 juillet 1953 sera censée être prorogée aussi longtemps que les statuts modifiés n'auront pas été publiés;
2° Les dispositions faisant l'objet de l'article 2 de la loi précitée du 28 juillet 1953 restent d'application.

Art. 25. Deze wet treedt in werking op 1 januari 1958.
Evenwel blijven de tegenstrijdige bepalingen van de statuten van de Fondsen, bedoeld in artikel 23, lid 1, van toepassing tot zij in overeenstemming gebracht zijn met de bepalingen van deze wet.

Art. 25. La présente loi entre en vigueur le 1er janvier 1958.
Toutefois, les dispositions, même contraires, des statuts des Fonds visés à l'article 23, alinéa 1er, demeurent d'application aussi longtemps qu'elles n'ont pas été mises en concordance avec les dispositions de la présente loi.

Comparaison NL / FR

Nederlands (NL)

Français (FR)

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications