Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
22 JANUARI 1945. - Wet betreffende de economische reglementering en de prijzen (Opschrift vervangen door W 30-07-1971, Art. 3 § 1) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-2005 en tekstbijwerking tot 21-03-2024)
Titre
22 JANVIER 1945. - Loi sur la réglementation économique et les prix (Intitulé remplacé par L 30-07-1971, art. 3, § 1er) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 30-12-2005 et mise à jour au 21-03-2024)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (30)
Texte (30)
Hoofdstuk I.
Chapitre Ier.
Art.2. [§ 1.] De minister die de Economische Zaken in zijn bevoegdheid heeft mag, hetzij voor het grondgebied van het Koninkrijk, hetzij voor sommige gedeelten ervan, de maximumprijzen vaststellen voor de op grond van § 1 van bovenvermeld artikel 1 bedoelde zaken. <W 23-12-1969, art. 2, a>
  [§ 2.] Hij mag insgelijks de maximumwinst vaststellen welke elke verkoper of tusschenpersoon zich mag toeëigenen. <W 23-12-1969, art. 2, a>
   § 2bis. [1 ...]1.
   § 3. [1 ...]1.
  [§ 4. De Minister tot wiens bevoegdheid de economische zaken behoren, kan alle modaliteiten uitvaardigen die nodig zijn voor de toepassing en de uitvoering van het bepaalde in de artikelen 1 en 2, (met name de prijsverhogingsaangifte.] <W 23-12-1969, Art. 2, b> <W 30-07-1971, art. 1, b>
   (Hij kan zich al het nodige bewijsmateriaal doen ter hand stellen voor het onderzoek van de ingediende prijsverhogingsaangiften.
   Meer bepaald kan hij voorschrijven dat de door hem aangestelde ambtenaren en agenten zonder verplaatsing mededeling moeten krijgen van alle boeken, registers en andere boekingsstukken, waarvan het bijhouden door of krachtens wettelijke bepalingen is voorgeschreven.
  [Lid 4 opgeheven] <W 17-07-1975>
   Voor de vaststelling van de maximumprijzen of de perken zoals bedoeld in dit artikel, raadpleegt de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren vooraf de Commissie tot Regeling van de Prijzen, waarvan het statuut door de Koning wordt vastgelegd, volgens de modaliteiten vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.] <W 30-07-1971, art. 1>
  § 5. [2 ...]2.
  
Art.2. [§ 1.] Le Ministre ayant les Affaires économiques dans ses attributions peut fixer soit pour territoire du Royaume, soit pour certaine partie de celui-ci, les prix maxima dans les matières régies en vertu de l'article 1er, § 1er, ci-dessus. <L 23-12-1969, art. 2, a>
  [§ 2.] Il peut également fixer la limite du bénéfice à prélever par tout vendeur ou intermédiaire. <L 23-12-1969, art. 2, a>
  § 2bis. [1 ...]1.
  § 3. [1 ...]1.
  [§ 4. Le Ministre ayant les affaires économiques dans ses attributions, peut prescrire toutes modalités nécessaires à la mise en application de l'exécution des dispositions aux articles 1er et 2, (notamment la déclaration de hausse de prix]. <L 23-12-1969, art. 2, b> <L 30-07-1971, art. 1, b>
  [Il peut se faire fournir tous éléments justificatifs nécessaires à l'examen des déclarations de hausse introduites.
  Il peut notamment prescrire la communication sans déplacement aux agents commissionnés par lui de tous livres, registres et autres pièces comptables dont la tenue est prescrite par ou en vertu de dispositions légales.
  [Alinéa 4 abrogé.] <L 17-07-1975>
  Pour la fixation des prix maxima ou des limites visés par le présent article, le Ministre ayant les Affaires économiques dans ses attributions, consulte préalablement la Commission pour la Régulation des Prix, dont le statut est fixé par le Roi, selon les modalités fixées par un arrêté royal délibérée en Conseil des Ministres]. <L 30-07-1971, art. 1, b>
  § 5. [2 ...]2.
  
Art. 2 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
   [§ 1.] De minister die de Economische Zaken in zijn bevoegdheid heeft mag, hetzij voor het grondgebied van het Koninkrijk, hetzij voor sommige gedeelten ervan, de maximumprijzen vaststellen voor de op grond van § 1 van bovenvermeld artikel 1 bedoelde zaken. <W 23-12-1969, art. 2, a>
  [§ 2.] Hij mag insgelijks de maximumwinst vaststellen welke elke verkoper of tusschenpersoon zich mag toeëigenen. <W 23-12-1969, art. 2, a>
   § 2bis. [1 ...]1.
   § 3. [1 ...]1.
  [§ 4. De Minister tot wiens bevoegdheid de economische zaken behoren, kan alle modaliteiten uitvaardigen die nodig zijn voor de toepassing en de uitvoering van het bepaalde in de artikelen 1 en 2, (met name de prijsverhogingsaangifte.] <W 23-12-1969, Art. 2, b> <W 30-07-1971, art. 1, b>
   (Hij kan zich al het nodige bewijsmateriaal doen ter hand stellen voor het onderzoek van de ingediende prijsverhogingsaangiften.
   Meer bepaald kan hij voorschrijven dat de door hem aangestelde ambtenaren en agenten zonder verplaatsing mededeling moeten krijgen van alle boeken, registers en andere boekingsstukken, waarvan het bijhouden door of krachtens wettelijke bepalingen is voorgeschreven.
  [Lid 4 opgeheven] <W 17-07-1975>
   [3 Voor de vaststelling van de maximumprijzen of de perken zoals bedoeld in dit artikel, met uitzondering van de vaststelling van de prijzen in de instellingen voor bejaardenopvang in het Duitse taalgebied, raadpleegt de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren vooraf de Commissie tot Regeling van de Prijzen, waarvan het statuut door de Koning wordt vastgelegd, volgens de modaliteiten vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. ]3
  § 5. [2 ...]2.
Art. 2 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
   [§ 1.] Le Ministre ayant les Affaires économiques dans ses attributions peut fixer soit pour territoire du Royaume, soit pour certaine partie de celui-ci, les prix maxima dans les matières régies en vertu de l'article 1er, § 1er, ci-dessus. <L 23-12-1969, art. 2, a>
  [§ 2.] Il peut également fixer la limite du bénéfice à prélever par tout vendeur ou intermédiaire. <L 23-12-1969, art. 2, a>
  § 2bis. [1 ...]1.
  § 3. [1 ...]1.
  [§ 4. Le Ministre ayant les affaires économiques dans ses attributions, peut prescrire toutes modalités nécessaires à la mise en application de l'exécution des dispositions aux articles 1er et 2, (notamment la déclaration de hausse de prix]. <L 23-12-1969, art. 2, b> <L 30-07-1971, art. 1, b>
  [Il peut se faire fournir tous éléments justificatifs nécessaires à l'examen des déclarations de hausse introduites.
  Il peut notamment prescrire la communication sans déplacement aux agents commissionnés par lui de tous livres, registres et autres pièces comptables dont la tenue est prescrite par ou en vertu de dispositions légales.
  [Alinéa 4 abrogé.] <L 17-07-1975>
  Pour la fixation des prix maxima ou des limites visés par le présent article, [3 sauf en ce qui concerne la fixation des prix dans les établissements d'accueil pour personnes âgées en région de langue allemande,]3 le Ministre ayant les Affaires économiques dans ses attributions, consulte préalablement la Commission pour la Régulation des Prix, dont le statut est fixé par le Roi, selon les modalités fixées par un arrêté royal délibérée en Conseil des Ministres]. <L 30-07-1971, art. 1, b>
  § 5. [2 ...]2.
Art. 2_VLAAMS_GEWEST.    [§ 1.] De minister die de Economische Zaken in zijn bevoegdheid heeft mag, hetzij voor het grondgebied van het Koninkrijk, hetzij voor sommige gedeelten ervan, de maximumprijzen vaststellen voor de op grond van § 1 van bovenvermeld artikel 1 bedoelde zaken. <W 23-12-1969, art. 2, a>
  [3 Het bepalen van maximumprijzen voor water bestemd voor menselijke aanwending wordt geregeld in artikel 12bis van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending.]3
  [§ 2.] Hij mag insgelijks de maximumwinst vaststellen welke elke verkoper of tusschenpersoon zich mag toeëigenen. <W 23-12-1969, art. 2, a>
   § 2bis. [1 ...]1.
   § 3. [1 ...]1.
  [§ 4. De Minister tot wiens bevoegdheid de economische zaken behoren, kan alle modaliteiten uitvaardigen die nodig zijn voor de toepassing en de uitvoering van het bepaalde in de artikelen 1 en 2, (met name de prijsverhogingsaangifte.] <W 23-12-1969, Art. 2, b> <W 30-07-1971, art. 1, b>
   (Hij kan zich al het nodige bewijsmateriaal doen ter hand stellen voor het onderzoek van de ingediende prijsverhogingsaangiften.
   Meer bepaald kan hij voorschrijven dat de door hem aangestelde ambtenaren en agenten zonder verplaatsing mededeling moeten krijgen van alle boeken, registers en andere boekingsstukken, waarvan het bijhouden door of krachtens wettelijke bepalingen is voorgeschreven.
   Voor de vaststelling van de maximumprijzen of de perken zoals bedoeld in dit artikel, raadpleegt de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren vooraf de Commissie tot Regeling van de Prijzen, waarvan het statuut door de Koning wordt vastgelegd, volgens de modaliteiten vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.] <W 30-07-1971, art. 1>
  [4 Het vierde lid is niet van toepassing voor de Vlaamse Gemeenschap bij de vaststelling van de maximumprijzen of de perken [5 voor centra voor dagverzorging, centra voor kortverblijf, groepen van assistentiewoningen en woonzorgcentra als vermeld in het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019]5.]4
  § 5. [2 ...]2.
Art. 2 _REGION_FLAMANDE.
   [§ 1.] Le Ministre ayant les Affaires économiques dans ses attributions peut fixer soit pour territoire du Royaume, soit pour certaine partie de celui-ci, les prix maxima dans les matières régies en vertu de l'article 1er, § 1er, ci-dessus. <L 23-12-1969, art. 2, a>
  [3 La fixation de prix maximaux pour les eaux destinées à l'utilisation humaine est réglée à l'article 12bis du décret du 24 mai 2002 relatif aux eaux destinées à l'utilisation humaine.]3
  [§ 2.] Il peut également fixer la limite du bénéfice à prélever par tout vendeur ou intermédiaire. <L 23-12-1969, art. 2, a>
  § 2bis. [1 ...]1.
  § 3. [1 ...]1.
  [§ 4. Le Ministre ayant les affaires économiques dans ses attributions, peut prescrire toutes modalités nécessaires à la mise en application de l'exécution des dispositions aux articles 1er et 2, (notamment la déclaration de hausse de prix]. <L 23-12-1969, art. 2, b> <L 30-07-1971, art. 1, b>
  [Il peut se faire fournir tous éléments justificatifs nécessaires à l'examen des déclarations de hausse introduites.
  Il peut notamment prescrire la communication sans déplacement aux agents commissionnés par lui de tous livres, registres et autres pièces comptables dont la tenue est prescrite par ou en vertu de dispositions légales.
  Pour la fixation des prix maxima ou des limites visés par le présent article, le Ministre ayant les Affaires économiques dans ses attributions, consulte préalablement la Commission pour la Régulation des Prix, dont le statut est fixé par le Roi, selon les modalités fixées par un arrêté royal délibérée en Conseil des Ministres]. <L 30-07-1971, art. 1, b>
  [4 Le quatrième alinéa ne s'applique pas à la Communauté flamande lors de la fixation des prix maxima ou des limites [5 pour les centres de soins de jour, les centres de court séjour, les groupes de logements à assistance et les centres de soins résidentiels tels que visés au Décret sur les soins résidentiels du 15 février 2019]5.]4
  § 5. [2 ...]2.
Art. 2_WAALS_GEWEST.   (§ 1.) De minister die de Economische Zaken in zijn bevoegdheid heeft mag, hetzij voor het grondgebied van het Koninkrijk, hetzij voor sommige gedeelten ervan, de maximumprijzen vaststellen voor de op grond van § 1 van bovenvermeld artikel 1 bedoelde zaken. <W 23-12-1969, art. 2, a>
   (§ 2.) Hij mag insgelijks de maximumwinst vaststellen welke elke verkoper of tusschenpersoon zich mag toeëigenen. <W 23-12-1969, art. 2, a>
   § 2bis. [1 ...]1.
   § 3. [1 ...]1.
   (§ 4. De Minister tot wiens bevoegdheid de economische zaken behoren, kan alle modaliteiten uitvaardigen die nodig zijn voor de toepassing en de uitvoering van het bepaalde in de artikelen 1 en 2, (met name de prijsverhogingsaangifte.) <W 23-12-1969, Art. 2, b> <W 30-07-1971, art. 1, b>
   (Hij kan zich al het nodige bewijsmateriaal doen ter hand stellen voor het onderzoek van de ingediende prijsverhogingsaangiften.
   Meer bepaald kan hij voorschrijven dat de door hem aangestelde ambtenaren en agenten zonder verplaatsing mededeling moeten krijgen van alle boeken, registers en andere boekingsstukken, waarvan het bijhouden door of krachtens wettelijke bepalingen is voorgeschreven.
   (Lid 4 opgeheven) <W 17-07-1975>
   Voor de vaststelling van de maximumprijzen of de perken zoals bedoeld in dit artikel, [3 [6 met uitzondering van de vaststelling van de prijzen in de inrichtingen voor de huisvesting van bejaarde personen]6]3 [4 en met betrekking tot waterdistributie en sanering]4 raadpleegt de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren vooraf de Commissie tot Regeling van de Prijzen, waarvan het statuut door de Koning wordt vastgelegd, volgens de modaliteiten vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.) <W 30-07-1971, art. 1>
  [5 [6 In afwijking van lid 4, voor de vaststelling van de prijzen met betrekking tot waterdistributie en sanering, raadpleegt de Minister van Economie allereerst het Comité voor Watercontrole, ingesteld bij artikel D-4 van het Waalse Waterwetboek en waarvan het statuut bij de artikelen R-16 en volgende van bedoeld Wetboek wordt bepaald.]6]5
  § 5. [2 ...]2.
Art. 2 _REGION_WALLONNE.
  (§ 1.) Le Ministre ayant les Affaires économiques dans ses attributions peut fixer soit pour territoire du Royaume, soit pour certaine partie de celui-ci, les prix maxima dans les matières régies en vertu de l'article 1er, § 1er, ci-dessus. <L 23-12-1969, art. 2, a>
  (§ 2.) Il peut également fixer la limite du bénéfice à prélever par tout vendeur ou intermédiaire. <L 23-12-1969, art. 2, a>
  § 2bis. [1 ...]1.
  § 3. [1 ...]1.
  (§ 4. Le Ministre ayant les affaires économiques dans ses attributions, peut prescrire toutes modalités nécessaires à la mise en application de l'exécution des dispositions aux articles 1er et 2, (notamment la déclaration de hausse de prix). <L 23-12-1969, art. 2, b> <L 30-07-1971, art. 1, b>
  (Il peut se faire fournir tous éléments justificatifs nécessaires à l'examen des déclarations de hausse introduites.
  Il peut notamment prescrire la communication sans déplacement aux agents commissionnés par lui de tous livres, registres et autres pièces comptables dont la tenue est prescrite par ou en vertu de dispositions légales.
  (Alinéa 4 abrogé) <L 17-07-1975>
  Pour la fixation des prix maxima ou des limites visés par le présent article, [3 [6 à l'exception de la fixation des prix dans les établissements d'hébergement pour aînés]6]3 [4 et relatif à la distribution et l'assainissement de l'eau]4 le Ministre ayant les Affaires économiques dans ses attributions, consulte préalablement la Commission pour la Régulation des Prix, dont le statut est fixé par le Roi, selon les modalités fixées par un arrêté royal délibérée en Conseil des Ministres). <L 30-07-1971, art. 1, b>
  [5 [6 En dérogation à l'alinéa 4, pour la fixation des prix liés à la distribution et l'assainissement de l'eau, le Ministre de l'Economie consulte préalablement le Comité de contrôle de l'eau, institué par l'article D-4 du Code wallon de l'Eau et dont le statut est fixé par les articles R-16 et suivant dudit Code.]6]5
  § 5. [2 ...]2.
Art. 4bis. In geval van hoogdringendheid en wanneer hij beslist een geschreven verzoekschrift in aanmerking te nemen, uitgaande van een groepeering van voortbrengers of verdeelers met rechtspersoonlijkheid bekleed, en welke de ontegensprekelijke meerderheid der belanghebbenden vertegenwoordigt, hetwelk er toe strekt een reglementering voorzien bij artikel 3, §§ 1 en 2, van onderhavige besluitwet te doen instellen, kan de minister van Economische Zaken het advies van den raad voor economische geschillen nopens dit verzoekschrift en haar overeenstemming met het algemeen belang alsmede nopens het verzet, welke ze zou hebben doen oprijzen, vragen.
Art. 4bis. En cas d'urgence et lorsqu'il décide de prendre en considération une requête écrite émanent d'un groupement de producteurs ou de distributeurs revêtu de la personnalité civile et représentant l'indiscutable majorité des intéressées, tendant à l'institution par le Ministre des affaires économiques d'une réglementation prévue par l'article 3, §§ 1 et 2, du présent arrêté-loi, le Ministre des Affaires économiques peut demander l'avis du conseil du contentieux économique sur la conformité de cette requête avec l'intérêt général et sur les oppositions qu'elle aurait provoquées.
Art. 4ter. Met dit doel laat de minister van Economische Zaken in het Staatsblad een bericht verschijnen dat het voorwerp van het verzoekschrift samenvat; aan ieder belanghebbende toelaat er kennis van te nemen of verzet aan te teekenen binnen den door hem vastgestelden termijn. Na het verstrijken ervan maakt hij het verzoekschrift en de gebeurlijke verzetschriften aan den raad voor economische geschillen over. Deze maakt hem zijn geschreven advies over na verhoor op tegenspraak van beide partijen en onderzoek van hun argumenten, de Regeeringscommissaris, door den minister benoemd, gehoord.
Art. 4ter. A cette fin, le Ministre des Affaires économiques fait publier au Moniteur belge un avis résumant l'objet de la requête, permettant à tout intéressé d'en prendre connaissance et de faire opposition dans les délais qu'il fixe. Des expiration de ces délais, il transmet la requête et les oppositions éventuelles au conseil du contentieux économique. Celui-ci lui remet son avis écrit après audition contradictoire des parties et examen de leurs arguments, le Commissaire du gouvernement nommé par le Ministre entendu.
Hoofdstuk II.
Chapitre II. _
Art.5. De bepalingen van de hoofdstukken II en III zijn van toepassing op de opsporing, de vaststelling en de vervolging van :
  a) de bij hoofdstuk I en door de besluiten bij toepassing der beschikkingen van dit hoofdstuk bedoelde inbreuken;
  b) de inbreuken bedoeld in de besluitwet van 22 September 1939 op de bereiding van tarwemeel;
  c) (elke inbreuk op de ministerieele besluiten, genomen ter uitvoering van de besluitwet van 31 Januari 1945 waarbij aan den minister van Economische Zaken de bevoegdheid wordt verleend, alleen of gemeenschappelijk met de(n) betrokken minister(s), tot zekere onderzoekingen over te gaan, gewijzigd en aangevuld bij de besluitwet van 5 Mei 1945, alsmede elke inbreuk op de besluitwet van 7 Mei 1945 waarbij aan den minister van Ravitailleering de bevoegdheid wordt verleend tot zekere onderzoekingen over te gaan of op de te harer uitvoering genomen ministerieele besluiten;)
  d) de inbreuken bedoeld bij de besluitwet van 23 September 1939 tot reglementeering van het gebruik en den verkoop van inlandse tarwe;
  e) de inbreuken op de ter uitvoering van die besluitwetten genomen besluiten;
  f) elke inbreuk op de besluiten genomen ter uitvoering van de wet van 5 Maart 1935, betreffende de burgers, bij vrijwillige verbintenis of bij opeisching geroepen om de werking van de openbare diensten in oorlogstijd te verzekeren en van de wet van 16 Juni 1937 waarbij aan den Koning machtiging wordt verleend om de noodige maatregelen te treffen, met het oog op het verzekeren van 's lands mobilisatie en het beschermen van de bevolking in geval van oorlog en waarvan de uitvoering aan den minister van Ravitailleering en aan den minister van Economische Zaken is toevertrouwd;
  [1 g) de inbreuken op artikel 70 van de wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen(I), en op de besluiten genomen in uitvoering van dit artikel.]1
  
Art.5. Les dispositions des chapitres II et III sont applicables à la recherche, à la constatation et à la poursuite :
  a) des infractions visées par le chapitre Ier et par les arrêtés pris en application des dispositions de ce chapitre;
  b) des infractions visées à l'arrêté-loi du 22 septembre 1939, relatif à la préparation des farines de froment;
  c) (des infractions aux arrêtés ministériels pris en exécution de l'arrêtê-loi du 31 janvier 1945 donnant au Ministre des Affaires économiques, seul ou conjointement avec le ou les Ministres intéressés, le pouvoir de procéder à certaines investigations, modifié et complété par l'arrêté-loi du 5 mai 1945, ainsi que des infractions à l'arrêté-loi du 7 mai 1945 donnant au Ministre du Ravitaillement le pouvoir de procéder à certaines investigations, ou aux arrêtés ministériels pris pour son exécution;)
  d) des infractions visées à l'arrêté-loi du 23 septembre 1939, réglementant l'emploi et la vente du froment indigène;
  e) des infractions aux arrêtés pris en exécution de ces arrêtés;
  f) des infractions aux arrêtés pris en exécution de la loi du 5 mars 1935, concernant les citoyens appelés par engagement volontaire ou par réquisition à assurer le fonctionnement des services publics en temps de guerre et de la loi du 16 juin 1937 attribuant au Roi le pouvoir de prendre les mesures nécessaires pour assurer la mobilisation de la nation et la protection de la population en cas de guerre et dont l'exécution est confiée au Ministre du Ravitaillement ou au Ministre des Affaires économiques;
  [1 g) des infractions à l'article 70 de la loi du 29 décembre 2010 portant des dispositions diverses(I), et aux arrêtés pris en exécution de cet article.]1
  
Art.6. § 1. (Onverminderd de plichten welke op de officieren van de gerechtelijke politie rusten, zijn bevoegd om zelfs individueel de in artikel 5, 8, 9 en 11 bedoelde inbreuken op te sporen en door middel van proces-verbaal vast te stellen, zonder ten deze echter de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie te verkrijgen :
  a) de door den minister van Ravitailleering aangestelde ambtenaren en beambten;
  b) de door den minister van Landbouw aangestelde ambtenaren en beambten;
  c) de door den minister van Economische Zaken aangestelde ambtenaren en beambten;
  d) de ambtenaren van het bestuur der directe belastingen, van het bestuur der douanen en accijnzen en van het bestuur der registratie en domeinen;
  e) het toezichtspersoneel van het Hoog Comité van Toezicht;
  f) de inspecteurs van de apotheken;
  g) de inspecteurs en controleurs van de voedingswaren;
  h) de gerechtelijke agenten van de parketten;
  i) de beëedigde agenten belast met de gemeentepolitie, alsmede de rijkswachters;
  j) de ingenieurs van den Arbeid, de maatschappelijke inspecteurs en controleurs van het Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg;
  k) de niet-beëedigde agenten belast met de gemeentepolitie en de veldwachters.
  Onverminderd de toepassing van artikels 279 tot 282bis van het Wetboek van strafvordering, zijn de hiervoren opgesomde ambtenaren en agenten ten aanzien van de opsporing en de vaststelling der inbreuken op alle wetten en besluiten betreffende de reglementering ter zake van de prijzen en de bevoorrading van het land en de vaststelling van loonen en wedden, onderworpen aan het toezicht van de Procureur-Generaal die tegen hen de sancties treft zoals voorzien bij artikel 60, alinea's 1 en 2, van de wet van 20 April 1810 op de rechterlijke inrichting en het beleid der justitie, gewijzigd bij artikel 4 van het koninklijk besluit nr 184 van 5 Juli 1935.)
  § 2. De processen-verbaal opgemaakt wegens inbreuk bij onderhavig besluit voorzien, hebben bewijskracht behoudens tegenbewijs.
Art.6. § 1. (Sans préjudice des devoirs incombant aux officiers de police judiciaire, sont compétents pour rechercher et constater par procès-verbal, même individuellement, les infractions visées aux articles 5, 8, 9 et 11, sans toutefois acquérir en cette matière la qualité d'officier de police judiciaire :
  a) les agents commissionnés par le Ministre du Ravitaillement;
  b) les agents commissionnés par le Ministre de l'Agriculture;
  c) les agents commissionnés par le Ministre des Affaires économiques;
  d) les agents de l'administration des contributions directes, de l'administration des douanes et accises et de l'administration de l'enregistrement et des domaines;
  e) le personnel de surveillance du Comité supérieur de Contrôle;
  f) les inspecteurs des pharmacies;
  g) les inspecteurs et contrôleurs des denrées alimentaires;
  h) les agents judiciaires des parquets;
  i) les agents assermentés chargés de la police communale, ainsi que les gendarmes;
  j) les ingénieurs du Travail, les inspecteurs et contrôleurs sociaux du Ministère du Travail et de la Prévoyance sociale;
  k) les agents non assermentés chargés de la police communale et les gardes champêtres.
  Sans préjudice de l'application des articles 279 à 282bis du Code d'instruction criminelle, les fonctionnaires et agents énumérés ci-dessus sont, en ce qui concerne la recherche et la constatation des infractions à tous lois et arrêtés relatifs à la réglementation concernant les prix, l'approvisionnement du pays et la fixation des salaires et des traitements, soumis à la surveillance du Procureur général, qui prend à leur égard les sanctions prévues à l'article 60, alinéas 1 et 2, de la loi du 20 avril 1810 sur l'organisation de l'ordre judiciaire et l'administration de la justice, modifié par l'article 4 de l'arrêté royal n° 184 du 5 juillet 1935.)
  § 2. Les procès-verbaux dressés du chef d'infractions prévues par le présent arrêté font foi jusqu'à preuve du contraire.
Art.7. § 1. Bij de vervulling van hun opdracht mogen de in artikel 6 vermelde ambtenaren en beambten, alsmede de officieren van gerechtelijke politie :
  1° alle nuttige vaststellingen doen met inbegrip van het opmaken van de inventaris van de producten, grondstoffen, eet- en koopwaren of dieren in de opslagplaatsen, private entrepots, fabrieken, werkhuizen, magazijnen, slijterijen, over 't algemeen, in alle plaatsen waar die zaken worden in bezit gehouden met industrieele-, handels- of speculatieve doeleinden tentoongesteld of te koopgesteld;
  2° overgaan of doen overgaan tot de telling van de huisdieren en de geoogste of nog tak- en wortelvaste grondproducten;
  3° al vervoer, hoe het ook geschiede, controleeren;
  Bij de eerste vordering moeten de vervoerders blijven staan, hun voertuig stilhouden en de noodige hulp verleenen tot het vaststellen van den aard en de hoeveelheid van de vervoerde goederen.
  Kan het onderzoek onmogelijk ter plaatse geschieden, dan moet het vervoerde, zoo de optredende ambtenaar of beambte zulks beveelt, naar een plaats worden gebracht, waar het onderzoek kan worden gedaan, dit alles gebeurt op kosten van den vervoerder zoo een inbreuk te zijner laste wordt vastgesteld;
  4° zonder kosten de noodige monsters nemen voor het bepalen van den aard der producten, grondstoffen, eet- of koopwaren, zoomede voor de bewijsverschaffing omtrent de inbreuk.
  In voorkomend geval dienen de eigenaars bezitters of houders van bedoelde zaken de recipienten te verschaffen noodig voor het vervoer of de bewaring der monsters.
  5° zich op eerste vordering doen overleggen of opzoeken alle bescheiden, stukken of boeken van nut voor het vervullen van hun opdracht en inzonderheid de officieele documenten, de vervoerdocumenten, de handelsdocumenten, -briefwisseling en -boeken, alsmede die onder de documenten in beslag nemen welke noodzakelijk zijn om het bewijs van de inbreuk te vormen of om de mededaders of medeplichtigen der overtreders op te sporen; aan den belanghebbende wordt een ontvangstbewijs der inbeslaggenomen documenten overhandigd. Zij mogen langs fotographischen weg of anderszins afschrift nemen of doen nemen van de aan hun toezicht onderworpen bescheiden en door middel van fotographische opnamen vaststellingen doen;
  6° de overtreders aanhouden wier identiteit niet onmiddellijk kan worden vastgesteld of die geen geregelde verblijfplaats in het land hebben. De overtreders worden vóór den burgemeester, den politiecommissaris of den commandant der Rijkswachtbrigade gebracht, die zich van hun identiteit vergewist en ze, indien daartoe aanleiding bestaat, ter beschikking van den procureur des Konings stelt. Indien de overtreder een vreemdeling is zonder regelmatige verblijfplaats in het land, kan een aanhoudingsbevel tegen hem worden uitgevaardigd, zelfs indien het misdrijf met minder dan drie maanden gevangenisstraf wordt gestraft. De invrijheidstelling van den beklaagde tegen wien aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, moet steeds afhankelijk worden gemaakt van de verplichting om een borgsom te storten;
  7° beslag leggen, zelfs indien een derde er eigenaar van is, op de producten, grondstoffen, eet- en koopwaren of dieren, die het voorwerp van de inbreuk uitmaken, alsmede op de productie-, verwerkings-, vervoermiddelen of welke voorwerpen ook, die gediend hebben om ze voort te brengen, ze te verwerken, ze te verdeelen of ze te vervoeren.
  (Zij kunnen, eveneens, beslag leggen op de producten, grondstoffen, eetwaren, koopwaren of dieren die in het bezit zijn van de overtreder en van dezelfde soort en dezelfde bestemming zijn als degene die het voorwerp van het misdrijf uitmaken.
  Zij kunnen de zegels leggen op de inbeslaggenomen voorwerpen.) <W 14-02-1948, art. 1>
  De inbeslagnemingen kunnen aanleiding geven tot het aanstellen van een bewaker ter plaatse of in om het even welke andere plaats aangeduid door de verbaliseerende agenten. Deze laatsten kunnen de inbeslaggenomen goederen te koop stellen. In dit geval, wordt er de opbrengst van geconsigneerd tot dat over het misdrijf een beslissing werd getroffen.
  Deze prijs neemt de plaats in van de inbeslaggenomen goederen zoowel wat de verbeurdverklaring als de gebeurlijke teruggave aan den belanghebbende betreft;
  8° de regelmatig voorgeschreven vorderingen beteekenen, ze uitvoeren of ze doen uitvoeren;
  9° elke overtreder aanhouden en hem vóór den procureur des Konings brengen;
  10° agenten van de openbare macht opeischen die er toe gehouden zijn hun bijstand te verleenen of deskundigen, hetzij om de tenuitvoerlegging van de door de overheid voorgeschreven maatregelen te verzekeren of te controleeren, hetzij om den aard en de omstandigheden van een misdrijf te waardeeren;
  11° van de gemeentebesturen de noodige middelen opeischen tot de vervulling van hun opdracht. Deze gemeentebesturen kunnen, te dien einde, in den persoon van den burgemeester, van een der schepenen, van den gemeentesecretaris of van Deén der officieren van de gemeentelijke politie, worden opgeëischt.
  Zij kunnen er, o.m., toe gehouden worden de inbeslaggenomen waren in ontvangst te nemen, er het vervoer van te verzekeren en er de bewakers van te zijn.
  § 2. Bij het vervullen van hun opdracht mogen de in artikel 6 van onderhavig besluit bedoelde agenten, terwijl zij zich desnoods door de opgeeischte deskundigen doen vergezellen :
  1° te allen tijde binnengaan :
  a) In alle plaatsen waar het publiek toegang heeft, o.m. de openbare markten, hallen en verkoopzalen, mijnen en warenbeurzen, de plaatsen waar tentoonstellingen, fooren, kermissen, liefdadigheidsfeesten die voor het publiek toegankelijk zijn en sportmanifestaties worden ingericht, de drankslijterijen, spijshuizen en hotels, de inrichtingen voor verkoop in het groot en in het klein;
  b) bij alle producenten, industrieelen of handelaars; worden o.m. bedoeld bij onderhavig alinea de landbouwbedrijven, hoeven, melkerijen, werkhuizen, fabrieken, magazijnen, winkels, kramen, en welke plaatsen ook die voor de bereiding, de voortbrenging, en voor een verkoop van de producten, grondstoffen, eet- of koopwaren dienen;
  c) in alle plaatsen waar zij gerechtigd zijn te meenen dat voor handels-, industrieele- of speculatieve doeleinden achtergehouden producten, grondstoffen, waren, eet- of koopwaren of dieren voorhanden zijn;
  d) in de woningen, lokalen of besloten erven die palen aan de bovenbedoelde plaatsen en inrichtingen.
  Worden o.m. als aanpalende woningen, lokalen of besloten erven beschouwd, elk lokaal of besloten erf gelegen hetzij in hetzelfde onroerend goed, hetzij in dezelfde landbouw-, nijverheids- of handelsonderneming.
  De bij voorgaande littera c bedoelde huiszoekingen in de privé-woongelegenheden moeten ten minste door twee agenten gezamenlijk geschieden.
  Indien de in voorgaand artikel 6 bedoelde agenten de meening zijn toegedaan dat, ten einde het bestaan van een inbreuk vast te stellen, huiszoekingen in de niet bij vorige alinea's a tot d bedoelde private woongelegenheden moeten geschieden, mogen zij er slechts van 5 uur tot 21 uur en met toelating (van de rechter in de politierechtbank) of den procureur des Konings toe overgaan. De huiszoeking moet door ten minste twee agenten geschieden. <W 10-10-1967, art. 3-91, § 30>
  Wanneer de ambtenaren of beambten iemand vervolgen die er van verdacht wordt dieren, producten, grondstoffen, eet- of koopwaren te vervoeren welke het voorwerp van een misdrijf uitmaken, mogen zij ook, te allen tijde, binnengaan in alle openbare en private plaatsen waar die persoon is binnengegaan; in dit geval zijn de ambtenaren er niet toe gehouden de huiszoeking getweeën te doen.
  2° Te allen tijde binnengaan in de stations, haltes, opslagplaatsen, magazijnen, aanhoorigheden, convooien en rijtuigen van de spoorwegen, buurtspoorwegen, trams, autobussen, trolleybussen of andere openbare of private vervoermiddelen, en er alle vaststellingen of inbeslagnemingen doen, eender of gezegde rijtuigen in gang zijn of stilstaan.
  [1 § 2/1. Onverminderd de paragrafen 1 en 2, kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel 6, § 1, eerste lid, c), de inbreuken op deze wet, de besluitwet van 14 mei 1946 houdende verscherping van de controle der prijzen en hun uitvoeringsbesluiten opsporen en vaststellen overeenkomstig de bepalingen bedoeld in boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van het Wetboek van economisch recht.]1
  § 3. De gerechtskosten welke voortvloeien uit de toepassing van artikel 7 worden vastgesteld, betaald, vastgelegd en, indien noodig, ingewonnen overeenkomstig de bepalingen van het strafrechterlijk tarief, nadat zij getaxeerd werden door de overheid welke den eisch stelt.
  Deze kosten worden in mindering gebracht op het crediet voorzien op de begrooting van het Ministerie van Justitie, voor de betaling der gerechtskosten inzake beteugeling der misdrijven.
  De bij taxatie toegekende kosten worden betaald door de tusschenkomst van de griffiers der Hoven en Rechtbanken bij middel van fondsen die te hunner beschikking worden gesteld door het Bestuur der Registratie en Domeinen, voor de betaling der gerechtskosten inzake beteugeling der misdrijven. De voor memorie toegekende kosten worden door de tusschenkomst van het Ministerie van Justitie (Dienst der gerechtskosten inzake beteugeling der misdrijven) vereffend.
  
Art.7. § 1er. Dans l'exercice de leur mission, les agents cités à l'article 6 ainsi que les officiers de police judiciaire peuvent :
  1° faire toutes les constatations utiles, y compris l'inventaire des produits, matières, denrées, marchandises ou animaux dans les dépôts, entrepôts privés, fabriques, usines, magasins, débits, et, en général, en tous lieux oú ces choses sont détenues à des fins industrielles, commerciales ou spéculatives, exposées ou mises en vente;
  2° procéder ou faire procéder au recensement des animaux domestiques et produits du sol récoltés ou pendants par branches ou par racine;
  3° contrôler tout transport, quel qu'en soit le mode;
  A première réquisition, les transporteurs doivent s'arrêter et arrêter leur véhicule et prêter l'aide nécessaire pour la constatation de la nature et de la quantité des marchandises transportées.
  En cas d'impossibilité de faire la vérification sur place, le transport doit être conduit si l'agent requérant en donne l'ordre, à un endroit où la vérification pourra avoir lieu, le tout aux frais du transporteur, si une infraction est relevée à sa charge;
  4° prélever gratuitement les échantillons nécessaires pour la détermination de la nature des produits, matières, denrées, marchandises, ainsi que pour l'administration de la preuve d'une infraction.
  Le cas échéant les propriétaires possesseurs ou détenteurs des dites choses doivent fournir les récipients nécessaires pour le transport et la conservation des échantillons.
  5° se faire produire à première réquisition, ou rechercher tous documents, pièces ou livres utiles à l'accomplissement de leur mission, notamment les documents officiels, les documents de transport, les documents correspondance et livres commerciaux, ainsi que saisir ceux de ces documents nécessaires pour faire la preuve d'une infraction ou pour rechercher les coauteurs ou complices des contrevenants; il est donné aux intéressés récépissé des documents saisis. Ils peuvent prendre ou faire prendre des copies photographiques ou autres, des documents soumis à leur contrôle et faire des constatations par prises de vues photographiques;
  6° retenir les contrevenants dont l'identité ne peut être établie immédiatement ou qui sont sans résidence régulière dans le pays. Les contrevenants sont conduits devant le bourgmestre, le commissaire de police ou le commandant de brigade de gendarmerie, lequel s'assure de leur identité et les met, s'il y a lieu, à la disposition du procureur du Roi. Si le contrevenant est un étranger, sans résidence régulière dans le pays, mandat d'arrêt peut être décerné à sa charge, même si l'infraction est punie d'une peine inférieure à trois mois d'emprisonnement. La mise en liberté de l'inculpé à charge de qui le mandat d'arrêt a été décerné devra toujours être subordonnée à l'obligation de fournir un cautionnement;
  7° saisir, même si un tiers en est propriétaire, les produits, matières, denrées, marchandises ou animaux qui font l'objet de l'infraction ainsi que les moyens de production, de transformation, de transport ou autres objets quelconques ayant servi à les produire, transformer, distribuer ou transporter.
  (Ils peuvent également saisir les produits, matières, denrées, marchandises ou animaux en possession du contrevenant, de même nature et de même destination que ceux qui font l'objet de l'infraction.
  Ils peuvent mettre les objets saisis sous scellés.) <L 14-02-1948, art. 1>
  Les saisies peuvent donner lieu à constitution de gardien sur place ou en tout autre lieu désigné par les agents verbalisants. Ces derniers peuvent mettre en vente les choses saisies. Dans ce cas, le prix de vente est consigné jusqu'à ce qu'il ait été statué sur l'infraction.
  Le prix tient lieu des choses saisies tant en ce qui concerne la confiscation que la restitution éventuelle à l'intéressé;
  8° signifier les réquisitions régulièrement prescrites, les exécuter ou les faire exécuter;
  9° arrêter tout contrevenant et le conduire devant le procureur du Roi;
  10° requérir des agents de la force publique qui seront tenus de leur prêter assistance, ou des experts, soit en vue d'assurer ou de contrôler l'exécution des mesures prescrites par l'autorité, soit pour apprécier la nature et les circonstances d'une infraction;
  11° requérir des administrations communales les moyens nécessaires à l'existence de leur mission. A cet effet, les administrations peuvent être requises en la personne du bourgmestre, d'un des échevins, du secrétaire communal ou d'un des officiers de la police communale.
  Elles peuvent, notamment, être tenues de recevoir les objets saisis, d'en assurer le transport et d'en être les gardiens.
  § 2. Dans l'exercice de leur mission les agents visés à l'article 6 du présent arrêté peuvent, en se faisant accompagner, au besoin, par les experts requis :
  1° pénétrer à toute heure :
  a) dans tous les lieux accessibles au public, notamment les marchés publics, les halles et salle de vente, les minques et bourses de marchandises, les endroits où sont organisés des expositions, foires, kermesses, fêtes de charité ouvertes au public et manifestations sportives, les débits de boissons, restaurants et hôtels, les établissements de vente en gros et en détail;
  b) chez tous les producteurs industriels ou commerçants : sont notamment visés par le présent alinéa, les exploitations agricoles et maraîchères, fermes, laiteries, ateliers, usines, magasins, boutiques, échoppes et lieux quelconques affectés à la production, à la préparation et à la vente des produits, matières, denrées, marchandises ou animaux;
  c) en tous lieux où ils ont des raisons de croire à la présence de produits, matières, denrées, marchandises ou animaux détenus à des fins industrielles, commerciales ou spéculatives;
  d) dans les habitations, locaux ou enclos attenant aux lieux et établissements susvisés.
  Sont notamment considérés comme habitations, locaux ou enclos attenants, tout local ou enclos situé soit dans le même immeuble, soit dans la même exploitation agricole, industrielle ou commerciale.
  Les visites domiciliaires dans les appartements privés rentrant sous le littéra c ci-dessus doivent être faites conjointement par deux agents au moins.
  Lorsque, en vue d'établir l'existence d'une infraction, les agents visés à l'article 6 ci-dessus estiment devoir effectuer des recherches dans les appartements privés, non visés aux alinéas a à d ci-dessus, ils ne peuvent y procéder que de 5 heures à 21 heures et sur autorisation (du juge au tribunal de police) ou du procureur du Roi. La visite devra se faire par deux agents au moins. <L 10-10-1967, art. 3-91, § 30>
  Lorsqu'ils seront à la poursuite d'un individu suspect de transporter des animaux, produits, matières, denrées ou marchandises faisant l'objet d'un délit, les agents pourront aussi entrer à toute heure, en tous lieux publics ou privés où cet individu a pénétré; en ce cas, les agents ne seront pas tenus de faire la visite domiciliaire à deux.
  2° Pénétrer à toute heure dans les gares, halles, dépôts, magasins, dépendances, convois et voitures des chemins de fer, chemins de fer vicinaux, tramways, autobus, trolleybus ou autres modes de transport publics ou privés et y faire toutes constatations ou saisies, que les dites voitures soient en marche ou à l'arrêt.
  [1 § 2/1. Sans préjudice des paragraphes 1er et 2, les agents visés à l'article 6, § 1er, alinéa 1er, c), peuvent rechercher et constater les infractions à la présente loi, à l'arrêté-loi du 14 mai 1946 renforçant le contrôle des prix et à leurs arrêtés d'exécution, conformément aux dispositions du livre XV, titre 1er, chapitre 1er, du Code de droit économique.]1
  § 3. Les frais de justice à résulter de l'application de l'article 7 sont fixés, arrêtés, payés et, le cas échéant, recouvrés conformément aux dispositions du tarif criminel après avoir été taxés par l'autorité requérante.
  Ces frais sont imputés sur le crédit prévu au budget du Ministère de la Justice pour le paiement des frais de justice répressive.
  Les frais alloués sur taxe sont payés à l'intervention des greffiers des Cours et Tribunaux au moyen des fonds mis à leur disposition par l'Administration de l'Enregistrement et des Domaines pour le payement des frais de justice répressive. Les frais alloués sur mémoire sont liquidés par les soins du Ministère de la Justice (Service des frais de justice répressive).
  
Art. 7bis _VLAAMSE_GEWEST.[1 Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kunnen de ambtenaren en de beambten, vermeld in artikel 6 van deze wet, beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid.
   De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de ambtenaren en de beambten, vermeld in artikel 6 van deze wet, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.
   De persoonsgegevens worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.
   De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.
   Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.
   De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van de ambtenaren en de beambten, vermeld in artikel 6, zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het achtste lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.
   De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.
   De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.
   Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.
   Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.]1

  
Art. 7bis _REGION_FLAMANDE..[1 En application de l'article 23, paragraphe 1, e) et h), du règlement (UE) n° 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données et abrogeant la directive 95/46/CE (règlement général sur la protection des données), les agents visés à l'article 6 de la présente loi peuvent décider de ne pas appliquer les obligations et droits énoncés aux articles 12 à 22 dudit règlement au traitement des données à caractère personnel dans le cadre d'une enquête qui concerne une personne physique déterminée, si les conditions énoncées aux alinéas 2 à 10 sont remplies.
   La possibilité de dérogation visée à l'alinéa premier ne s'applique que pendant la période au cours de laquelle l'intéressé fait l'objet d'un contrôle, d'une enquête ou des activités préparatoires y afférentes, dans le cadre des missions décrétales et réglementaires des agents visés à l'article 6 de la présente loi, à condition qu'il soit ou puisse être nécessaire pour le bon déroulement de l'enquête que les obligations et droits visés aux articles 12 à 22 dudit règlement ne soient pas appliqués. La durée des activités préparatoires ne peut, le cas échéant, dépasser un an à compter de la date de réception d'une demande d'exercice d'un des droits visés aux articles 12 à 22 dudit règlement.
   Les données à caractère personnel ne seront pas conservées plus longtemps que les finalités pour lesquelles elles sont traitées le requièrent.
   La possibilité de dérogation visée à l'alinéa premier ne s'applique pas aux données qui ne sont pas liées à l'objet de l'enquête ou du contrôle justifiant le refus ou la restriction des droits, visés à l'alinéa premier.
   Si, dans le cas visé à l'alinéa premier, l'intéressé soumet une demande sur la base des articles 12 à 22 dudit règlement au cours de la période visée au deuxième alinéa, le fonctionnaire à la protection des données compétent en accuse réception.
   Le fonctionnaire à la protection des données compétent informe l'intéressé par écrit de tout refus ou restriction des droits, visés à l'alinéa premier, dans les meilleurs délais et en tout état de cause dans un délai d'un mois à compter du jour suivant celui de la réception de la demande. Il n'est pas nécessaire de fournir des informations complémentaires sur les motifs détaillés d'un tel refus ou d'une telle restriction lorsque cela porterait atteinte aux missions décrétales et réglementaires des agents visés à l'article 6, sans préjudice de l'application de l'alinéa 8. Si nécessaire, le délai précité peut être prolongé de deux mois, compte tenu du nombre de demandes et de leur complexité. Le responsable du traitement informe l'intéressé de cette prolongation et des raisons du report dans un délai d'un mois à compter du jour suivant celui où il a reçu la demande.
   Le fonctionnaire à la protection des données compétent informe également l'intéressé sur la possibilité d'introduire une demande auprès de la commission de contrôle flamande pour le traitement des données à caractère personnel conformément à l'article 10/5 du décret du 18 juillet 2008 relatif à l'échange électronique de données administratives, et de former un recours en justice.
   Le fonctionnaire à la protection des données compétent consigne les motifs factuels ou juridiques sur lesquels la décision est fondée. Il tient ces informations à la disposition de la commission de contrôle flamande précitée.
   Une fois l'enquête terminée, les droits énoncés aux articles 13 à 22 du règlement précité sont, le cas échéant, appliqués à nouveau conformément à l'article 12 du règlement précité.
   Si un dossier contenant des données à caractère personnel visées à l'alinéa premier a été transmis au Ministère public et peut conduire à des activités sous la direction du Ministère public ou d'un juge d'instruction, et qu'il existe une incertitude quant au secret de l'enquête sous la direction du Ministère public ou d'un juge d'instruction, le fonctionnaire à la protection des données compétent ne peut répondre à la demande de l'intéressé conformément aux articles 12 à 22 du règlement précité qu'après que le Ministère public ou, le cas échéant, le juge d'instruction, a confirmé qu'une réponse ne compromet pas ou n'est pas susceptible de compromettre l'enquête.]1

  
Hoofdstuk III.
Chapitre III. _
Art.7ter. [1 § 1. De inbreuken bedoeld in de artikelen 5, 8 en 9 of de uitvoeringsbesluiten ervan opgespoord en vastgesteld door de ambtenaren bedoeld in artikel 6, § 1, eerste lid, c), kunnen het voorwerp uitmaken van:
   1° de toepassing van de transactieprocedure bedoeld in artikel 11bis, § 1;
   2° een administratieve vervolging met toepassing van de procedure bedoeld in titel 1/2 van boek XV van het Wetboek van economisch recht;
   3° een strafrechtelijke vervolging.
   § 2. De vervolging gebeurt overeenkomstig titel 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht.]1

  
Art.7ter. [1 § 1er. Les infractions visées aux articles 5, 8 et 9 ou à ses arrêtés d'exécution recherchées et constatées par les agents visés à l'article 6, § 1er, alinéa 1er, c), peuvent faire l'objet de:
   1° l'application de la procédure de transaction telle que visée à l'article 11bis, § 1er;
   2° une poursuite administrative en application de la procédure visée au titre 1/2 du livre XV du Code de droit économique;
   3° une poursuite pénale.
   § 2. La poursuite se fait conformément au titre 1/1 du livre XV du Code de droit économique.]1

  
Art.7quater. [1 Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, of al dan niet een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.
   Wanneer het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart.]1

  
Art.7quater. [1 Le ministère public notifie aux agents compétents visés à l'article XV.60/4 du Code de droit économique sa décision d'intenter ou non les poursuites pénales ou de proposer ou non une transaction visée à l'article 216bis du Code d'instruction criminelle ou une médiation pénale visée à l'article 216ter du même Code.
   Lorsque le ministère public renonce à intenter les poursuites pénales et à proposer une transaction visée à l'article 216bis du Code d'instruction criminelle ou une médiation pénale visée à l'article 216ter du même Code, ou si le ministère public n'a pas pris de décision dans un délai de trois mois à compter du jour de la réception du procès-verbal consignant l'infraction, les agents compétents visés à l'article XV.60/4 du Code de droit économique décident s'il y a lieu d'entamer la procédure d'amende administrative.]1

  
Art.7quinquies. [1 Indien het openbaar ministerie afziet van een strafvervolging in te stellen, een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van het aanvullend opsporingsonderzoek aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht.]1
  
Art.7quinquies. [1 Si le ministère public renonce à intenter les poursuites pénales et à proposer une transaction visée à l'article 216bis du Code d'instruction criminelle ou une médiation pénale visée à l'article 216ter du même Code, il envoie une copie des pièces de procédure de l'enquête complémentaire aux agents compétents visés à l'article XV.60/4 du Code de droit économique.]1
  
Art.8. § 1. Alle vrijwillige verhinderingen of belemmeringen tot het uitoefenen der functies van de in artikel 6 genoemde ambtenaren worden gestraft met een [1 strafrechtelijke]1 geldboete van 100 tot 100 000 [1 euro]1 en met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand of met slechts één van deze straffen [1 , hetzij met een administratieve geldboete van 100 tot 100.000 euro]1.
  Bij recidive wordt de boete verdubbeld en loopt de overtreder een gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie jaar op.
  Worden beschouwd als vrijwillig het uitoefenen van de functies verhinderd of belemmerd te hebben zij die weigeren de inlichtingen te verschaffen of de bescheiden mede te deelen welke krachtens onderhavige besluitwet worden gevraagd, die wetens en willens onjuiste inlichtingen of bescheiden verschaffen, of weigeren de herkomst van de eet- of koopwaren, producten, grondstoffen of dieren, aan te duiden welke het voorwerp van het onderzoek uitmaken en met een speculatieve bedoeling schijnen in het bezit gehouden te worden.
  § 2. Zijn strafbaar met de in onderhavig artikel voorziene straffen de provinciale en gemeentelijke overheden, de ambtenaren en beambten van het Rijk, de provincies en gemeenten alsmede de er van afhangende organismen, die weigeren de besluiten of onderrichtingen uit te voeren van de overheden, betreffende ravitailleering van het land, de rantsoeneering of de vaststelling van de prijzen, alsmede betreffende de beteugeling van de misbruiken in den handel met en de verdeeling van producten, grondstoffen, eet- of koopwaren en dieren of die, hetzij door hun verzet, hetzij door hun nalatigheid, de uitvoering belemmeren.
  
Art.8. § 1er. Tous empêchements ou entraves volontaires à l'exercice des fonctions des agents cités à l'article 6 sont punis d'une amende [1 pénale]1 de 100 à 100 000 [1 euros]1, et d'un emprisonnement de huit jours à un mois ou de l'une de ces peines seulement [1 , ou d'une amende administrative de 100 à 100.000 euros]1.
  En cas de récidive, l'amende est doublée et le contrevenant encourt un emprisonnement de quinze jours à trois ans.
  Sont considérés notamment comme empêchant ou entravant volontairement l'exercice des fonctions, ceux qui refusent de fournir les renseignements ou de communiquer les documents demandés en vertu du présent arrêté-loi, fournissent sciemment des renseignements ou documents inexacts ou refusent d'indiquer la provenance des denrées, marchandises, produits, matières ou animaux qui font l'objet de l'enquête et semblent détenus à des fins spéculatives.
  § 2. Seront passibles des peines prévues au présent article, les magistrats provinciaux et communaux, les fonctionnaires et agents de l'Etat, des provinces et des communes ainsi que les organismes qui en dépendent, qui refusent d'exécuter les arrêtés ou instructions des autorités concernant l'approvisionnement du pays, le rationnement ou la fixation des prix, ainsi que la répression des abus dans le commerce et la distribution de produits, matières, denrées, marchandises ou animaux ou qui, soit par leur opposition, soit par leur négligence, entravent cette exécution.
  
Art.9. § 1. (De misdrijven bedoeld bij artikel 5 van deze besluitwet worden gestraft met gevangenisstraf van één maand tot vijf jaar en met [1 een strafrechtelijke]1 geldboete van 100 tot 1 000 000 [1 euro]1, of met één van die straffen alleen [1 , hetzij met een administratieve geldboete van 100 tot 100.000 euro]1.
  In geval van herhaling, worden de geldboete en de gevangenisstraf verdubbeld; zij worden steeds cumulatief uitgesproken. Evenwel mag het bedrag van de geldboete, verhoogd met de opdecimes, niet minder bedragen dan de waarde der producten, grondstoffen, eetwaren, koopwaren of dieren die het voorwerp van de inbreuk uitmaken.) <W 14-02-1948, art. 1, § 2>
  Indien de waarde der producten, grondstoffen, eet- en koopwaren of dieren, die het voorwerp der inbreuk uitmaken hooger is dan 10 000 [1 euro]1, dan is de gevangenisstraf drie maanden ten minste.
  § 2. Verbeurdverklaring van de producten, grondstoffen, eet- en koopwaren of dieren die het voorwerp van de inbreuk uitmaken, wordt uitgesproken overeenkomstig artikel 42 en 43 van het Strafwetboek. De Hoven en Rechtbanken zijn er daarenboven toe gemachtigd de verbeurdverklaring uit te spreken, zelfs wanneer de eigenaar van het voorwerp der inbreuk een derde persoon is.
  Zij zijn er eveneens toe gemachtigd de verbeurdverklaring uit te spreken van de productie-, verwerkings-, verdeelings- of vervoermiddelen of om het even welke voorwerpen, zelfs wanneer zij aan derde personen in eigendom toebehooren, welke bestemd zijn of gediend hebben om de producten, grondstoffen, eet- en koopwaren of dieren die het voorwerp van de inbreuk uitmaken voort te brengen, te fabriceeren, te verwerken, te verdeelen of te vervoeren. (Zij mogen, op grond van artikel 7, § 1, 2° lid, inbeslaggenomen voorwerpen verbeurdverklaren.) <W 14-02-1948, art. 1, § 3>
  § 3. De Hoven en Rechtbanken kunnen daarenboven den overtreder veroordeelen tot het betalen van een som welke overeenstemt met de ten onrechte gemaakte winst of met de ongeoorloofde stijging der prijzen.
  Deze som wordt op dezelfde wijze als de geldboete ingevorderd.
  De krachtens de §§ 2 en 3 van onderhavig artikel uitgesproken veroordeelingen zijn invorderbaar ten laste der erfgenamen van de veroordeelden.
  § 4. Voor elke door de producenten gepleegde inbreuk betreffende hun tellings-, voortbrengings- en leveringsverplichtingen inzake landbouw, kan de rechter, op aanvraag van het openbaar ministerie, de geheele of gedeeltelijke verbeurdverklaring van den veestapel der exploitatie van den overtreder uitspreken. De aldus bevolen verbeurdverklaring kan worden uitgevoerd door de agenten aangeduid door den minister van Ravitailleering; zij beschikken, bij de vervulling van hun opdracht, over de bij artikel 7 van onderhavig besluit voorziene machten. De bestemming van den verbeurdverklaarden veestapel wordt door den minister van Ravitailleering geregeld.
  § 5. a) Indien de inbreuk door een invoerder, een voortbrenger, een fabricant, een verdeeler of een handelaar is gepleegd, kunnen de Hoven en Rechtbanken de sluiting van de inrichting uitspreken voor een tijdbestek dat één jaar niet te boven gaat. Deze sluiting kan zelfs uitgevoerd worden ten laste van een derde die de inrichting zou hebben overgenomen sedert de inbreuk die tot de sluiting aanleiding gaf, werd vastgesteld.
  In dit geval nochtans zal de derde in het geding betrokken worden en tegen het vonnis zal verzet mogelijk zijn indien hij zijn goede trouw en de onwetendheid van de bedreiging tot sluiting, die op de inrichting rustte, kan bewijzen.
  Zij kunnen eveneens voor den overtreder het verbod of de beperking uitspreken op het recht om persoonlijk of door tusschenpersoon het beroep of de handel uit te oefenen bij de uitoefening waarvan de inbreuk werd gepleegd of het beroep of den handel die daarmee verband houden. Deze maatregel kan definitief of tijdelijk zijn.
  Geldt het een leurhandelaar, dan kan de intrekking van de kaart, voorzien bij artikel 2 van de reglementeering op den leurhandel gevoegd bij het besluit van 29 December 1936, worden uitgesproken voor een tijdperk dat drie maanden niet te boven gaat.
  b) De sluiting van de inrichting of het verbod of de beperking van een beroep of een handel uit te oefenen, wordt van kracht acht en veertig uren na de bekendmaking der beslissing houdende veroordeling. Wordt deze beslissing overtreden, dan neemt de Procureur des Konings alle passende maatregelen om ze te doen eerbiedigen, o.m. met de zegels te leggen op het bedrijf; de overtreder kan worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maand tot twee jaar en tot een geldboete van 100 tot 100 000 [1 euro]1.
  § 6. De Hoven en Rechtbanken kunnen bevelen dat de beslissing houdende veroordeeling volledig of bij uittreksel bekendgemaakt wordt in de dagbladen die zij aanduiden of door elk ander middel als de film of de radio, of door aanplakking gedurende een bepaalden termijn in de door hun aangeduide plaatsen, zoals aan de bijzonderste deuren en aan het uitstalraam der inrichting van den veroordeelde, alles op kosten van dezen laatste. Het geheel of gedeeltelijk vernietigen, verbergen of verscheuren der aangebrachte aanplakbrieven vrijwillig door den veroordeelde uitgevoerd, op zijn aanstoken of op zijn bevel, maakt hem strafbaar met de bij § 5, lid b) van onderhavig artikel voorziene straffen.
  
Art.9. § 1. (Les infractions visées à l'article 5 du présent arrêté-loi sont punies d'un mois à cinq ans d'emprisonnement et d'une amende [1 pénale]1 de 100 à 1 000 000 de [1 euros]1 ou d'une de ces peines seulement [1 , ou d'une amende administrative de 100 à 100.000 euros]1.
  En cas de récidive, l'amende et l'emprisonnement sont doublés; ils sont toujours prononcés cumulativement. Toutefois, le montant de l'amende, augmenté des décimes additionnels, ne peut être supérieur à la valeur des produits, matières, denrées, marchandises ou animaux qui ont fait l'objet de l'infraction.) <L 14-02-1948, art. 1, § 2>
  Si la valeur des produits, matières, denrées, marchandises ou animaux qui font l'objet de l'infraction dépasse 10 000 [1 euros]1, la peine d'emprisonnement est de trois mois au moins.
  § 2. La confiscation des produits, matières, denrées, marchandises ou animaux, qui font l'objet de l'infraction est prononcée, conformément aux dispositions des articles 42 et 43 du Code pénal. Les Cours et Tribunaux ont, en outre, la faculté de la prononcer même si l'objet de l'infraction est la propriété d'un tiers.
  Ils ont également la faculté de prononcer, même s'ils sont la propriété d'un tiers, la confiscation des moyens de production, de transformation, de distribution, de transports et d'autres objets quelconques destinés ou ayant servi à produire, fabriquer, transformer, distribuer ou transporter les produits, matières, denrées, marchandises ou animaux faisant l'objet de l'infraction. (Ils peuvent confisquer les choses saisies en vertu de l'article 7, § 1, 7°, alinéa 2.) <L 14-02-1948, art. 1, § 3>
  § 3. Les Cours et Tribunaux peuvent, en outre, condamner le contrevenant à payer une somme correspondant au bénéfice indûment réalisé ou à la hausse illicite des prix.
  Cette somme est recouvrée comme l'amende.
  Les condamnations prononcées en vertu des §§ 2 et 3 du présent article sont recouvrées à charge des héritiers des condamnés.
  § 4. Pour toute infraction commise par les producteurs, relativement à leurs obligations de recensement, de production et de fourniture en matière agricole, le juge peut prononcer, à la demande du ministère public, la confiscation de tout ou partie du cheptel de l'exploitation du contrevenant. La confiscation ainsi ordonnée peut être exécutée par les agents désignés par le Ministère du Ravitaillement; ils auront pour l'exercice de leur mission, les pouvoirs prévus à l'article 7 du présent arrêté. La destination du cheptel confisqué est réglée par le Ministre du Ravitaillement.
  § 5. a) Si l'infraction a été commise par un importateur, un producteur, un fabricant, un distributeur ou commerçant, les Cours et Tribunaux peuvent prononcer la fermeture de l'établissement pour une durée n'excédant pas un an. Cette fermeture peut être exécutée même à charge d'un tiers qui aurait repris l'établissement depuis la constatation de l'infraction qui donne lieu à la fermeture.
  Toutefois, dans ce cas, le tiers sera appelé au procès et le jugement ne lui sera pas opposable s'il peut prouver sa bonne foi et l'ignorance de la menace de fermeture qui pesait sur l'établissement.
  Ils peuvent également prononcer l'interdiction ou la restriction pour le contrevenant du droit d'exercer personnellement ou par personne interposée la profession ou le commerce dans l'exercice duquel l'infraction a été commise ou une profession ou un commerce connexe. Cette mesure peut être définitive ou temporaire.
  S'il s'agit d'un commerçant ambulant, le retrait de la carte prévue par l'article 2 de la réglementation du commerce ambulant annexé à l'arrêté du 29 décembre 1936 peut être prononcé pour une période n'excédant pas trois mois.
  b) La fermeture de l'établissement ou l'interdiction ou la restriction d'exercer une profession ou un commerce produit ses effets quarante-huit heures après la signification de la décision de condamnation. Si elle est enfreinte, le procureur du Roi prend toute mesure appropriée en vue de la faire respecter, notamment par l'apposition des scellés sur l'entreprise et le contrevenant pourra être condamné à un emprisonnement de six mois à deux ans et d'une amende de 100 à 100 000 [1 euros]1.
  § 6. Les Cours et Tribunaux peuvent ordonner que la décision de condamnation soit publiée intégralement ou par extrait, dans les journaux qu'ils désignent ou par tout autre moyen tel que le film ou la radio ou affichée durant un délai déterminé dans les lieux qu'ils indiquent, notamment aux portes principales et à la devanture de l'établissement du condamné, le tout aux frais de ce dernier. La suppression, la dissimulation ou la lacération totale ou partielle des affiches opérée volontairement par le condamné, à son instigation ou par son ordre, le rend passible des peines prévues au § 5, litt. b) du présent article.
  
Art.10. § 1. (De bepalingen van Boek I van het Wetboek van Strafrecht, met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op de in artikelen 5, 8, 9 en 11 bedoelde misdrijven.) <W 14-02-1948, art. 1, § 4>
  Nochtans kunnen de boeten worden gecumuleerd in geval er meer dan één inbreuk is bij vorig lid voorzien.
  In afwijking op artikel 69 van het Strafwetboek, worden de medeplichtigen aan elke inbreuk bedoeld in de artikelen 5, 8, 9 en 11 gestraft met dezelfde straffen als deze voorzien voor de overtreders zelf.
  § 2. (§ opgeheven) <W 14-02-1948, art. 1, § 5>
  § 3. (De rechter kan de voorlopige tenuitvoerlegging van de veroordeling bevelen niettegenstaande elk verhaal.) <W 14-02-1948, art. 1, § 6>
Art.10. § 1. (Les dispositions du livre premier du Code pénal, y compris le chapitre VII et l'article 85 sont applicables aux infractions visées aux articles 5, 8, 9 et 11.) <L 14-02-1948, art. 1, § 4>
  Toutefois, en cas de concours d'infractions visées à l'alinéa précédent, les amendes peuvent être indéfiniment cumulées.
  Par dérogation à l'article 69 du Code pénal, les complices de toute infraction visée aux articles 5, 8, 9 et 11 sont punis des peines prévues pour les auteurs de l'infraction.
  § 2. (§ abrogé) <L 14-02-1948, art. 1, § 4>
  § 3. (Le juge peut ordonner l'exécution provisoire des condamnations nonobstant tout recours.) <L 14-02-1948, art. 1, § 6>
Art.10bis. [1 De bepalingen van titel 2, hoofdstuk 1/1, van boek XV van het Wetboek van economisch recht zijn van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld in deze wet.
   De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld in deze wet.]1

  
Art.10bis. [1 Les dispositions du titre 2, chapitre 1/1, du livre XV du Code de droit économique sont applicables aux amendes administratives visées par la présente loi.
   Les décimes additionnels visés à l'article 1er, alinéa 1er, de la loi du 5 mars 1952 relative aux décimes additionnels sur les amendes pénales sont également applicables aux amendes administratives visées dans la présente loi.]1

  
Art.10ter. [1 De artikelen XV.73 en XV.74 van het Wetboek van economisch recht zijn van toepassing op de strafrechtelijke inbreuken op deze wet die worden onderzocht en vastgesteld door de ambtenaren en beambten daartoe speciaal aangesteld door de minister bevoegd voor Economie.]1
  
Art.10ter. [1 Les articles XV.73 et XV.74 du Code de droit économique sont applicables aux infractions pénales à la présente loi recherchées et constatées par les agents spécialement commissionnés à cet effet par le ministre qui a l'Economie dans ses attributions.]1
  
Art.11. § 1. Indien de procureur des Konings oordeelt geen hoofdgevangenisstraf te moeten vorderen, kan hij per aangeteekenden brief aan den overtreder doen kennen dat deze vervolging kan vermijden door een of meer der volgende prestaties, naar keuze van den Procureur des Konings, uit te voeren :
  1° binnen een bepaalden termijn aan [1 de ontvanger van de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën]1 die hem zal worden aangeduid, een vastgestelde som te betalen waarvan het bedrag het maximum van de boete bij onderhavig besluit vastgesteld, zal mogen overschrijden;
  2° binnen een bepaalden termijn aan [1 de ontvanger van de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën die als zodanig zal worden aangeduid]1 het bedrag te storten van de onrechtmatig verwezenlijkte winst of een som die overeenstemt met de ongeoorloofde stijging van den prijs;
  3° de voorwerpen die aan inbeslagneming onderhevig zijn en die hem zullen aangeduid worden, af te staan of, indien deze voorwerpen niet werden in beslag genomen, door ze binnen een bepaalden termijn op een plaats af te leveren;
  4° indien hij landbouw-producent is, zekere leveringen uit te voeren die hem zullen worden aangeduid in het kader der gewone verplichtingen of als bijkomende verplichtingen.
  5° (Op bepaalde dagen en uren te koop te stellen de gezamenlijke of gedeeltelijke producten, stoffen, waren, koopwaren of dieren in zijn bezit, en van denzelfden aard als die waarop de overtreding slaat.)
  Met bovenstaande voorstellen wordt de overtreder door den procureur des Konings verzocht hem binnen een bepaalden termijn te doen kennen of hij de voorstellen aanneemt welke hem worden gedaan.
  Indien de schikking geheel wordt uitgevoerd binnen den voorgeschreven termijn, is de openbare vordering te niet gedaan. Geen enkele schikking mag nog worden voorgesteld nadat de inbreuk bij de rechtsprekende rechtsmacht aanhangig werd gemaakt.
  (De procedure voor minnelijke schikking maakt de voorlopige sluiting, als bedoeld in § 2 van dit artikel, onmogelijk.) <W 06-07-1983, art. 1>
  § 2. De procureur des Konings of, indien een onderzoek wordt geopend, de onderzoeksrechter, kan de voorloopige sluiting van de instelling van den overtreder bevelen. De duur der voorloopige sluiting kan den datum waarop voor de inbreuk uitspraak zal zijn gedaan, niet overschrijden.
  Lid b van paragraaf 5 van artikel 9 is op deze beslissing van toepassing.
  (De beslissing der voorlopige sluiting, maakt de procedure voor minnelijke schikking, als bedoeld in § 1 van dit artikel, onmogelijk.) <W 06-07-1983, art. 2>
  § 3. De procureur des Konings kan op ieder oogenblik van de rechtspleging den verkoop der inbeslaggenomen producten, grondstoffen, eet- en koopwaren of dieren bevelen. De opbrengst ervan wordt in consignatie gesteld tot over de overtreding uitspraak wordt gedaan en komt in de plaats der inbeslaggenomen voorwerpen zoowel wat de inbeslagneming als de eventuele restitutie aan belanghebbenden betreft.
  
Art.11. § 1. Le procureur du Roi, s'il estime ne pas devoir requérir une peine d'emprisonnement principale, peut faire connaître par lettre recommandée au contrevenant qu'il lui est loisible d'éviter les poursuites en exécutant une ou plusieurs des prestations suivantes au choix du procureur du Roi :
  1° en payant dans un délai déterminé [1 le receveur du service compétent du Service public fédéral Finances]1, qui lui sera désigné, une somme déterminée dont le montant pourra dépasser le maximum de l'amende établie par le présent arrêté;
  2° en versant dans un délai déterminé, [1 au receveur du service compétent du Service public fédéral Finances qui sera désigné comme tel]1, le montant du bénéfice indûment réalisé ou de la somme correspondant à la hausse illicite du prix, suivant le cas;
  3° en abandonnant les objets sujets à confiscation qui lui seront désignées, ou, si ces objets ne sont pas saisis, en les remettant à un endroit et dans un délai déterminé;
  4° en exécutant, lorsqu'il est producteur agricole, certaines prestations qui lui seront désignées dans le cadre ou en supplément de ses obligations ordinaires.
  5° (En mettant en vente, à des jours et heures déterminés, tout ou partie des produits, matières, denrées, marchandises ou animaux en sa possession et du même genre que ceux qui font l'objet de l'infraction.)
  Conjointement avec les propositions définies ci-dessus, le contrevenant est invité par le procureur du Roi, à lui faire savoir, dans un délai déterminé, s'il accepte les propositions qui lui sont faites.
  Lorsque la transaction a été exécutée entièrement dans le délai prescrit, l'action publique est éteinte. Aucune transaction ne peut plus être proposée après que la juridiction de jugement a été saisie de l'infraction.
  (La procédure transactionnelle exclut la fermeture provisoire prévue au § 2 du présent article.) <L 06-07-1983, art. 1>
  § 2. Le procureur du Roi ou, si une instruction est ouverte, le magistrat instructeur, peut ordonner la fermeture provisoire de l'établissement du contrevenant. La durée de la fermeture provisoire ne peut excéder la date à laquelle il aura été statué sur l'infraction.
  Le littera b du paragraphe 5 de l'article 9 est applicable à cette décision.
  (La décision de fermeture provisoire exclut la procédure transactionnelle prévue au § 1er du présent article.) <L 06-07-1983, art. 2>
  § 3. Le procureur du Roi peut ordonner et ceci à tout moment de la procédure, la mise en vente des produits, matières, denrées, marchandises ou animaux saisis. Le prix en est consigné jusqu'à ce qu'il ait été statué sur l'infraction et tient lieu des objets saisis tant en ce qui concerne la confiscation que la restitution éventuelle aux intéressés.
  
Art. 11bis. [1 § 1. Wanneer de in artikel 6, § 1, eerste lid, c), bedoelde ambtenaren inbreuken op de artikelen 5, 8 en 9 of de uitvoeringsbesluiten ervan vaststellen, kunnen de door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren een geldsom voorstellen waarvan de vrijwillige betaling door de overtreder de strafvordering doet vervallen, overeenkomstig artikel XV.61 van het Wetboek van economisch recht.
   Het bedrag van de transactie mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de strafrechtelijke geldboete die wegens de vastgestelde inbreuk kan worden opgelegd, verhoogd met de opdeciemen.
   De betalings- en inningswijzen van deze transactie worden door de Koning vastgesteld.
   § 2. Wanneer zij inbreuken op de artikelen 5, 8 en 9 of de uitvoeringsbesluiten ervan vaststellen, kunnen de ambtenaren en beambten daartoe speciaal aangesteld door de minister bevoegd voor Economie, een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand, overeenkomstig artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht.]1

  
Art. 11bis. [1 § 1er. Lorsque les agents, visés à l'article 6, § 1er, alinéa 1er, c), constatent des infractions aux articles 5, 8 et 9 ou à ses arrêtés d'exécution, les agents désignés par le ministre qui a l'Economie dans ses attributions peuvent proposer une somme, dont le paiement volontaire par l'auteur de l'infraction éteint l'action publique, conformément à l'article XV.61 du Code de droit économique.
   Le montant de la transaction ne peut être supérieur au montant maximum de l'amende pénale pouvant être infligée pour l'infraction constatée, majorée des décimes additionnels.
   Les modalités de paiement et de perception de cette transaction sont arrêtées par le Roi.
   § 2. Lorsqu'ils constatent des infractions aux articles 5, 8 et 9 ou à ses arrêtés d'exécution, les agents spécialement commissionnés à cet effet par le ministre qui a l'Economie dans ses attributions peuvent adresser au contrevenant un avertissement le mettant en demeure de mettre fin à cet acte, conformément à l'article XV.31 du Code de droit économique.]1

  
Hoofdstuk IV.
Chapitre IV.
Art.12. Onderhavige besluitwet vervangt de besluitwet van 27 October 1939 ter aanvulling van de maatregelen voor het verzekeren van de bevoorrading van het land en voor het voorkomen en het beteugelen van de misbruiken in den handel in sommige eet- of koopwaren. Zij komt in de plaats van genoemde besluitwet wat betreft de toepassing der schikkingen die op deze laatste betrekking hebben.
Art.12. Le présent arrêté-loi remplace l'arrêté-loi du 27 octobre 1939 complétant les mesures prises pour assurer l'approvisionnement du pays et pour prévenir et réprimer les abus dans le commerce de certaines denrées ou marchandises. Il se substitue au dit arrêté-loi pour l'application des dispositions qui se réfèrent à ce dernier.
Art. 13. Onderhavige besluitwet wordt van kracht den dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 13. Le présent arrêté-loi entre en vigueur le jour de sa promulgation au Moniteur belge.