Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
29 JUNI 2021. - Wet tot operationalisering van de procedure voor de uitvoering van vrijheidsstraffen van drie jaar of minder(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-07-2021 en tekstbijwerking tot 04-08-2025)
Titre
29 JUIN 2021. - Loi portant opérationnalisation de la procédure d'exécution des peines privatives de liberté de trois ans ou moins(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 14-07-2021 et mise à jour au 04-08-2025)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (22)
Texte (22)
Hoofdstuk 1. - Algemene bepaling
Chapitre 1er. - Disposition générale
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Article 1er. La présente loi règle une matière visée à l'article 74 de la Constitution.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
CHAPITRE 2. - Modifications de la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des personnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droits reconnus à la victime dans le cadre des modalités d'exécution de la peine
Art.2. In artikel 8, eerste lid, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, worden de woorden "of indien deze termijn niet kan worden gerespecteerd, onmiddellijk" ingevoegd tussen de woorden "tijdsvoorwaarde bevindt" en de woorden ", licht de directeur".
Art.2. Dans l'article 8, alinéa 1er, de la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des personnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droits reconnus à la victime dans le cadre des modalités d'exécution de la peine, les mots "ou immédiatement si ce délai ne peut être respecté," sont insérés entre les mots "prévue à l'article 7, 1°, " et les mots "le directeur informe".
Art.3. In artikel 23 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  "De beperkte detentie en het elektronisch toezicht kunnen worden toegekend aan de veroordeelde die zich, op zes maanden na, in de tijdsvoorwaarden bevindt voor de toekenning van de voorwaardelijke invrijheidstelling.";
  2° in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  "Vier maanden voordat de veroordeelde zich in de bij paragraaf 1, eerste lid, bepaalde tijdsvoorwaarde bevindt, of indien deze termijn niet kan worden gerespecteerd, onmiddellijk, licht de directeur hem schriftelijk in over de mogelijkheid tot het aanvragen van een beperkte detentie of een elektronisch toezicht.".
Art.3. A l'article 23 de la même loi, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le paragraphe 1er, l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit:
  "La détention limitée et la surveillance électronique peuvent être accordées au condamné qui se trouve, à six mois près, dans les conditions de temps pour l'octroi d'une libération conditionnelle.";
  2° dans le paragraphe 2, l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit:
  "Quatre mois avant que le condamné ne se trouve dans la condition de temps prévue au paragraphe 1er, alinéa 1er, ou immédiatement si ce délai ne peut être respecté, le directeur l'informe par écrit de la possibilité de demander une détention limitée ou une surveillance électronique.".
Art.4. In artikel 25/1, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "of indien deze termijn niet kan worden gerespecteerd, onmiddellijk" ingevoegd tussen de woorden "tijdsvoorwaarde bevindt" en de woorden ", licht de directeur".
Art.4. Dans l'article 25/1, alinéa 1er, de la même loi, inséré par la loi du 17 mars 2013, les mots "ou immédiatement si ce délai ne peut être respecté," sont insérés entre les mots "l'article 25, § 1er ou § 2," et les mots "le directeur l'informe".
Art.5. In artikel 26/1, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "of indien deze termijn niet kan worden gerespecteerd, onmiddellijk" ingevoegd tussen de woorden "tijdsvoorwaarde bevindt" en de woorden ", licht de directeur".
Art.5. Dans l'article 26/1, alinéa 1er, de la même loi, inséré par la loi du 17 mars 2013, les mots "ou immédiatement si ce délai ne peut être respecté," sont insérés entre les mots "l'article 26, § 1er ou § 2," et les mots "le directeur l'informe".
Art.6. In artikel 29 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of" en de woorden "ingeval de veroordeelde gedetineerd is" opgeheven;
  2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden ", behoudens bij toepassing van paragraaf 2/1," ingevoegd tussen de woorden "en bezorgt" en de woorden "een afschrift";
  3° de paragrafen 2/1 en 2/2 worden ingevoegd, luidende:
  " § 2/1. De veroordeelde, van wie de griffie van de gevangenis vaststelt, nadat hij zich spontaan na ontvangst van het bevel van het openbaar ministerie tot uitvoering van zijn veroordeling heeft aangeboden in de gevangenis, dat hij één of meer vrijheidsstraffen dient te ondergaan en hij zich op zes maanden na, in de tijdsvoorwaarden bevindt voor de toekenning van de voorwaardelijke invrijheidstelling, kan het schriftelijk verzoek bedoeld in paragraaf 2 onmiddellijk indienen, behoudens wanneer er overeenkomstig artikel 32 een gespecialiseerd advies vereist is. De griffie van de gevangenis zendt het schriftelijk verzoek en de opsluitingsfiche binnen vierentwintig uur over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en bezorgt een afschrift van het schriftelijk verzoek en de opsluitingsfiche aan het openbaar ministerie.
  De tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wordt van rechtswege eenmalig opgeschort vanaf het indienen van het schriftelijk verzoek. Deze opschorting neemt van rechtswege een einde vanaf de dag dat het vonnis van de strafuitvoeringsrechter die uitspraak doet over het verzoek in kracht van gewijsde is gegaan of, in geval van toekenning van het elektronisch toezicht, op het ogenblik van de effectieve plaatsing onder elektronisch toezicht. De verjaring van de in het verzoek vervatte straffen loopt niet tijdens deze periode van opschorting.
  Binnen vijftien werkdagen vanaf de indiening van het schriftelijk verzoek op de griffie van de gevangenis, legt de betrokken veroordeelde zijn dossier neer op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank. Dit dossier omvat de mededeling van de elementen die relevant zijn voor de specifiek aangevraagde strafuitvoeringsmodaliteit, met name:
  - indien het een verzoek tot elektronisch toezicht betreft: precieze informatie over een zinvolle dagbesteding, over de plaats waar het elektronisch toezicht zal worden doorgebracht en het akkoord van de meerderjarige huisgenoten op die plaats;
  - indien het een verzoek tot beperkte detentie betreft: precieze informatie omtrent de professionele, opleidings- of familiale belangen die zijn aanwezigheid buiten de gevangenis vereisen.
  Het dossier omvat eveneens de elementen die relevant zijn voor de evaluatie door de strafuitvoeringsrechter van de tegenaanwijzingen bedoeld in artikel 28, § 1.
  De griffie van de strafuitvoeringsrechtbank deelt onverwijld een afschrift van dit dossier mee aan het openbaar ministerie en voegt aan het dossier een geactualiseerd uittreksel uit het strafregister, de opsluitingsfiche en een afschrift van de vonnissen en arresten waarop het verzoek betrekking heeft.
  § 2/2. Tijdens de opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, kan de procureur des Konings bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de veroordeelde zich bevindt of het openbaar ministerie, de opsluiting van de veroordeelde bevelen indien deze de fysieke of psychische integriteit van derden ernstig in gevaar brengt of wanneer er een gevaar bestaat dat de veroordeelde zich aan de uitvoering van zijn straf zou onttrekken. Deze beslissing wordt onmiddellijk meegedeeld aan de veroordeelde, de bevoegde strafuitvoeringsrechter en de gevangenisdirecteur. De opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf neemt hierdoor een einde, evenals de toepassing van de procedure vermeld onder paragraaf 2/1.";
  4° in paragraaf 3 worden de woorden "Ingeval de veroordeelde gedetineerd is" vervangen door de woorden "Behoudens bij toepassing van paragraaf 2/1" en worden de woorden "twee maanden" vervangen door de woorden "een maand".
Art.6. A l'article 29 de la même loi, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le paragraphe 2, alinéa 1er, les mots "au greffe du tribunal de l'application des peines ou" et les mots "si le condamné est en détention" sont abrogés;
  2° dans le paragraphe 2, alinéa 2, les mots ", sous réserve de l'application du paragraphe 2/1," sont insérés entre les mots "dans les vingt-quatre heures et" et les mots "en remet";
  3° les paragraphes 2/1 et 2/2 sont insérés, rédigés comme suit:
  " § 2/1. Le condamné, dont le greffe de la prison constate, après qu'il s'est spontanément présenté à la prison après réception de l'ordre d'exécution de sa condamnation du ministère public, qu'il doit subir une ou plusieurs peines privatives de liberté pour lesquelles il se trouve, à six mois près, dans les conditions de temps pour l'octroi d'une libération conditionnelle, peut introduire immédiatement la demande écrite visée au paragraphe 2, sauf si un avis spécialisé est requis conformément à l'article 32. Le greffe de la prison transmet la demande écrite et la fiche d'écrou au greffe du tribunal de l'application des peines dans les vingt-quatre heures et remet une copie de la demande écrite et la fiche d'écrou au ministère public.
  L'exécution de la peine privative de liberté est suspendue une seule fois de plein droit dès l'introduction de la demande écrite. Cette suspension prend fin de plein droit le jour où le jugement du juge de l'application des peines qui statue sur la demande est passé en force de chose jugée ou, en cas d'octroi de la surveillance électronique, au moment du placement effectif sous surveillance électronique. La prescription des peines contenues dans la demande ne court pas durant cette période de suspension.
  Dans les quinze jours ouvrables de l'introduction de la demande écrite au greffe de la prison, le condamné concerné dépose son dossier au greffe du tribunal de l'application des peines. Ce dossier contient la communication des éléments pertinents pour la modalité d'exécution de la peine spécifiquement demandée, à savoir:
  - s'il s'agit d'une demande de surveillance électronique: des informations précises sur la manière dont il entend occuper utilement ses journées, sur l'endroit où la surveillance électronique se déroulera et l'accord des cohabitants majeurs de cet endroit;
  - s'il s'agit d'une demande de détention limitée: des informations précises sur les intérêts professionnels, de formation ou familiaux qui requièrent sa présence hors de la prison.
  Le dossier contient également les éléments pertinents pour l'évaluation par le juge de l'application des peines des contre-indications visées à l'article 28, § 1er.
  Le greffe du tribunal de l'application des peines communique sans délai une copie de ce dossier au ministère public et joint au dossier un extrait actualisé du casier judiciaire, la fiche d'écrou et une copie des jugements et arrêts auxquels se rapporte la demande.
  § 2/2. Durant la suspension de l'exécution de la peine privative de liberté, le procureur du Roi près le tribunal dans le ressort duquel le condamné se trouve ou le ministère public peut ordonner l'incarcération du condamné si celui-ci met gravement en péril l'intégrité physique ou psychique de tiers ou s'il existe un risque que le condamné se soustraie à l'exécution de sa peine. Cette décision est communiquée sans délai au condamné, au juge de l'application des peines compétent et au directeur de la prison. La suspension de l'exécution de la peine privative de liberté prend ce faisant fin, ainsi que l'application de la procédure mentionnée au paragraphe 2/1.";
  4° dans le paragraphe 3, les mots "Si le condamné est en détention" sont remplacés par les mots "Sous réserve de l'application du paragraphe 2/1" et les mots "les deux mois" sont remplacés par les mots "le mois".
Art.7. In artikel 29/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 14 december 2012, wordt paragraaf 2 vervangen als volgt:
  " § 2. Het schriftelijk verzoek vanwege het openbaar ministerie wordt ingediend op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en hiervan wordt een afschrift bezorgd aan de directeur indien de veroordeelde gedetineerd is.
  De veroordeelde die geniet van een strafuitvoeringsmodaliteit dient zijn schriftelijk verzoek in te dienen op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank. De griffie bezorgt hiervan een afschrift aan het openbaar ministerie.
  Indien de veroordeelde gedetineerd is, legt hij zijn verzoek neer op de griffie van de gevangenis. De griffie van de gevangenis zendt het schriftelijk verzoek binnen vierentwintig uur over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en bezorgt een afschrift hiervan aan de directeur.".
Art.7. Dans l'article 29/1 de la même loi, inséré par la loi du 14 décembre 2012, le paragraphe 2 est remplacé par ce qui suit:
  " § 2. La demande écrite du ministère public est introduite au greffe du tribunal de l'application des peines et une copie en est remise au directeur de la prison si le condamné est détenu.
  Le condamné qui bénéficie d'une modalité d'exécution de la peine doit introduire sa demande écrite au greffe du tribunal de l'application des peines. Le greffe en remet une copie au ministère public.
  Si le condamné est détenu, il dépose sa demande au greffe de la prison. Le greffe de la prison transmet la demande écrite au greffe du tribunal de l'application des peines dans les vingt-quatre heures et en remet une copie au directeur.".
Art.8. Artikel 30 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende:
  " § 3. In afwijking van de paragrafen 1/1 en 2 dient de veroordeelde, die onder elektronisch toezicht staat dat hem werd toegekend op een verzoek ingediend overeenkomstig artikel 29, § 2/1, het schriftelijk verzoek in op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en voegt hij bij zijn verzoek de elementen die relevant zijn voor de gevraagde strafuitvoeringsmodaliteit en de evaluatie door de strafuitvoeringsrechter van de tegenaanwijzingen bedoeld in artikel 28, § 1. De griffie van de strafuitvoeringsrechtbank bezorgt hiervan een afschrift aan het openbaar ministerie en aan de griffie van de gevangenis, die hen een afschrift van de opsluitingsfiche overzendt.".
Art.8. L'article 30 de la même loi, modifié en dernier lieu par la loi du 17 mars 2013, est complété par un paragraphe 3, rédigé comme suit:
  " § 3. Par dérogation aux paragraphes 1er/1 et 2, le condamné qui est sous surveillance électronique, laquelle lui a été accordée sur une demande introduite conformément à l'article 29, § 2/1, introduit la demande écrite au greffe du tribunal de l'application des peines et joint à sa demande les éléments pertinents pour la modalité d'exécution de la peine demandée et l'évaluation par le juge de l'application des peines des contre-indications visées à l'article 28, § 1er. Le greffe du tribunal de l'application des peines en remet une copie au ministère public et au greffe de la prison, qui leur communique une copie de la fiche d'écrou.".
Art.9. In artikel 32 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "moet het verzoek bedoeld in artikel 29 of het advies bedoeld in artikel 30 worden ingediend samen met" vervangen door de woorden "moet het advies van de directeur bedoeld in artikel 29, § 3, en in artikel 30 § 2, vergezeld zijn van";
  2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "in artikel 30, § 2" vervangen door de woorden "in artikel 29, § 3, en in artikel 30, § 2".
Art.9. A l'article 32 de la même loi, modifié en dernier lieu par la loi du 5 mai 2019 portant des dispositions diverses en matière pénale et en matière de cultes, et modifiant la loi du 28 mai 2002 relative à l'euthanasie et le Code pénal social, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le paragraphe 1er, alinéa 1er, les mots "la demande visée à l'article 29 ou l'avis visé à l'article 30 doit être introduit accompagné" sont remplacés par les mots "l'avis du directeur visé à l'article 29, § 3, et à l'article 30, § 2, doit être accompagné";
  2° dans le paragraphe 2, alinéa 1er, les mots "à l'article 30, § 2," sont remplacés par les mots "à l'article 29, § 3, et à l'article 30, § 2".
Art.10. In artikel 33 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
  " § 1. In de gevallen waarin het openbaar ministerie dit nodig acht en waarover het College van procureurs-generaal richtlijnen kan uitvaardigen, stelt het openbaar ministerie een advies op en zendt het, binnen tien werkdagen na de ontvangst van het afschrift van het advies van de directeur of na de indiening van het verzoek van de veroordeelde bedoeld in artikel 29/1, § 2, tweede lid, of in artikel 30, § 3, of na het verstrijken van de termijn voor neerlegging van het dossier op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank bedoeld in artikel 29, § 2/1, derde lid, over aan de strafuitvoeringsrechter en bezorgt hiervan een afschrift aan de veroordeelde en, in voorkomend geval, aan de directeur.";
  2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:
  " § 2. In de gevallen waarin de wet geen voorafgaandelijke adviesverlening door de directeur heeft bepaald, kan het openbaar ministerie met het oog op het toekennen ervan de bevoegde dienst van de Gemeenschappen de opdracht geven een beknopt voorlichtingsverslag op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren. De inhoud van dit beknopt voorlichtingsverslag en deze maatschappelijke enquête wordt door de Koning bepaald.";
  3° paragraaf 3 wordt opgeheven.
Art.10. A l'article 33 de la même loi, modifié en dernier lieu par la loi du 17 mars 2013, les modifications suivantes sont apportées:
  1° le paragraphe 1er est remplacé par ce qui suit:
  " § 1er. Dans les cas où le ministère public l'estime utile et pour lesquels le Collège des procureurs généraux peut édicter des directives, le ministère public rédige un avis et le transmet, dans les dix jours ouvrables à compter de la réception de la copie de l'avis du directeur ou après l'introduction de la demande du condamné visée à l'article 29/1, § 2, alinéa 2, ou à l'article 30, § 3, ou à l'expiration du délai pour le dépôt du dossier au greffe du tribunal de l'application des peines visé à l'article 29, § 2/1, alinéa 3, au juge de l'application des peines et en remet une copie au condamné et, le cas échéant, au directeur.";
  2° le paragraphe 2 est remplacé par ce qui suit:
  " § 2. Dans les cas où la loi n'a pas prévu de formulation d'avis préalable du directeur, le ministère public peut, en vue de leur octroi, charger le service compétent des Communautés de rédiger un rapport d'information succinct ou de procéder à une enquête sociale. Le contenu de ce rapport d'information succinct et de cette enquête sociale est déterminé par le Roi.";
  3° le paragraphe 3 est abrogé.
Art.11. Artikel 34 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 34. § 1. De strafuitvoeringsrechter doet uitspraak overeenkomstig de bepalingen van de onderafdelingen II en III van afdeling IV binnen de maand na de ontvangst van het advies van de directeur bedoeld in artikel 31 of na de indiening van het verzoek bedoeld in artikel 29/1, § 2, eerste en tweede lid, of artikel 30, § 3, of na het verstrijken van de termijn voor neerlegging van het dossier op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank bedoeld in artikel 29, § 2/1, derde lid, en ten vroegste na de ontvangst van het advies van het openbaar ministerie of na het verstrijken van de adviestermijn van het openbaar ministerie.
  § 2. Indien de strafuitvoeringsrechter evenwel oordeelt dat het dossier niet in staat is en er om een beslissing te kunnen nemen bijkomende informatie nodig is of dat hij het nodig acht om de bevoegde dienst van de Gemeenschappen de opdracht te geven een beknopt voorlichtingsverslag op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren met het oog op het verkrijgen van noodzakelijke informatie over het onthaalmilieu waar het elektronisch toezicht, de beperkte detentie of de voorwaardelijke invrijheidsstelling zal plaatsvinden of dat het nodig is een zitting te organiseren om de veroordeelde te horen, kan de termijn van een maand bedoeld in paragraaf 1 eenmaal met maximaal een maand worden verlengd.
  Indien hij de opdracht geeft aan de bevoegde dienst van de Gemeenschappen een beknopt voorlichtingsverslag op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren met het oog op het verkrijgen van noodzakelijke informatie over het onthaalmilieu waar het elektronisch toezicht, de beperkte detentie of de voorwaardelijke invrijheidsstelling zal plaatsvinden, brengt de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank deze opdracht via het snelste, schriftelijk communicatiemiddel ter kennis van de bevoegde dienst van de Gemeenschappen, vergezeld van het dossier dat minstens de volgende documenten omvat: het afschrift van de vonnissen en arresten van veroordeling, het afschrift van de opsluitingsfiche en het uittreksel uit het strafregister. De Koning bepaalt de inhoud van dat beknopt voorlichtingsrapport en van die maatschappelijke enquête.
  De strafuitvoeringsrechter kan bij de bevoegde dienst van de Gemeenschappen de verslagen in verband met de gerechtelijke procedures opvragen.
  Indien de strafuitvoeringsrechter bijkomende informatie heeft gevraagd of indien hij de bevoegde dienst van de Gemeenschappen de opdracht heeft gegeven een beknopt voorlichtingsverslag op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren met het oog op het verkrijgen van noodzakelijke informatie over het onthaalmilieu waar het elektronisch toezicht, de beperkte detentie of de voorwaardelijke invrijheidsstelling zal plaatsvinden, en hij het om een beslissing te kunnen nemen alsnog nodig acht een zitting te organiseren om de veroordeelde te horen, kan de termijn bedoeld in het eerste lid nogmaals met maximaal een maand worden verlengd.
  § 3. Indien de strafuitvoeringsrechter oordeelt dat bijkomende informatie nodig is om een beslissing te kunnen nemen of indien hij de bevoegde dienst van de Gemeenschappen de opdracht geeft een beknopt voorlichtingsverslag op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren, deelt hij de verlenging van de termijn onverwijld mee aan het openbaar ministerie, aan de directeur, indien de veroordeelde gedetineerd is, en aan de veroordeelde en verzoekt de veroordeelde of, in voorkomend geval, de directeur om binnen veertien dagen de nodige informatie schriftelijk mee te delen.".
Art.11. L'article 34 de la même loi, modifié par la loi du 17 mars 2013, est remplacé par ce qui suit:
  "Art. 34. § 1er. Le juge de l'application des peines statue conformément aux dispositions des sous-sections II et III de la section IV dans le mois de la réception de l'avis du directeur visé à l'article 31 ou de l'introduction de la demande visée à l'article 29/1, § 2, alinéas 1e et 2, ou à l'article 30, § 3, ou à l'expiration du délai pour le dépôt du dossier au greffe du tribunal de l'application des peines visé à l'article 29, § 2/1, alinéa 3, et, au plus tôt, après réception de l'avis du ministère public ou après expiration du délai imparti au ministère public pour communiquer son avis.
  § 2. Si le juge de l'application des peines estime toutefois que le dossier n'est pas en état et que, pour pouvoir prendre une décision, des informations complémentaires sont nécessaires, qu'il estime nécessaire de charger le service compétent des Communautés de rédiger un rapport d'information succinct ou de procéder à une enquête sociale, en vue d'obtenir les informations nécessaires sur le milieu d'accueil où la surveillance électronique, la détention limitée ou la libération conditionnelle se déroulera ou qu'il est nécessaire d'organiser une audience pour entendre le condamné, le délai d'un mois visé au paragraphe 1er peut être prolongé une fois d'un mois au maximum.
  S'il charge le service compétent des Communautés de rédiger un rapport d'information succinct ou de procéder à une enquête sociale, en vue d'obtenir les informations nécessaires sur le milieu d'accueil où la surveillance électronique, la détention limitée ou la libération conditionnelle se déroulera, le greffe du tribunal de l'application des peines porte cette demande à la connaissance du service compétent des Communautés par le moyen de communication écrit le plus rapide, accompagnée du dossier qui contient au moins les documents suivants: la copie des jugements et des arrêts de condamnation, la copie de la fiche d'écrou et l'extrait du casier judiciaire. Le Roi détermine le contenu de ce rapport d'information succinct et de cette enquête sociale.
  Le juge de l'application des peines peut réclamer auprès du service compétent des Communautés les rapports qui concernent les procédures judiciaires.
  Si le juge de l'application des peines a demandé des informations supplémentaires ou s'il a chargé le service compétent des Communautés de rédiger un rapport d'information succinct ou de procéder à une enquête sociale, en vue d'obtenir les informations nécessaires sur le milieu d'accueil où la surveillance électronique, la détention limitée ou la libération conditionnelle se déroulera, et qu'il estime encore nécessaire pour pouvoir prendre une décision d'organiser une audience pour entendre le condamné, le délai visé à l'alinéa 1er peut encore être prolongé une fois d'un mois au maximum.
  § 3. Si le juge de l'application des peines estime que des informations complémentaires sont nécessaires pour pouvoir prendre une décision ou s'il charge le service compétent des Communautés de rédiger un rapport d'information succinct ou de procéder à une enquête sociale, il communique sans délai la prolongation du délai au ministère public, au directeur, si le condamné est en détention, et au condamné et invite ce dernier ou, le cas échéant, le directeur à communiquer par écrit les informations nécessaires dans les quatorze jours.".
Art.12. In artikel 43 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
  " § 1. Indien de strafuitvoeringsrechter beslist over de toekenning van de beperkte detentie of het elektronisch toezicht, kan hij op dat ogenblik ook penitentiair verlof toekennen.";
  2° paragraaf 2, vijfde lid, wordt vervangen als volgt:
  "In de gevallen waarin het openbaar ministerie dit nodig acht en waarover het College van procureurs-generaal richtlijnen kan uitvaardigen, stelt het openbaar ministerie een advies op en zendt het, binnen tien werkdagen na de ontvangst van het afschrift van het advies van de directeur over aan de strafuitvoeringsrechter en bezorgt hiervan een afschrift aan de veroordeelde en, in voorkomend geval, aan de directeur.";
  3° in paragraaf 2, zesde lid, worden de woorden "zeven dagen" vervangen door de woorden "een maand";
  4° paragraaf 2, zesde lid, wordt aangevuld met de woorden ", en ten vroegste na de ontvangst van het advies van het openbaar ministerie of na het verstrijken van de adviestermijn van het openbaar ministerie";
  5° een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidende:
  " § 2/1. In afwijking van paragraaf 2, dient de veroordeelde die na de toekenning van de beperkte detentie of het elektronisch toezicht in toepassing van artikel 29, § 2/1, om penitentiair verlof verzoekt, zijn schriftelijk verzoek in op de griffie van strafuitvoeringsrechtbank. Dit verzoek omvat de informatie over de feitelijke omstandigheden en het kader waarbinnen het verlof zal plaats vinden.
  De strafuitvoeringsrechter doet uitspraak binnen de maand na de indiening van het verzoek van de veroordeelde.
  De artikelen 39 en 40 zijn van toepassing.".
Art.12. A l'article 43 de la même loi, remplacé par loi du 5 février 2016, les modifications suivantes sont apportées:
  1° le paragraphe 1er est remplacé par ce qui suit:
  " § 1er. Si le juge de l'application des peines décide de l'octroi de la détention limitée ou de la surveillance électronique, il peut également octroyer un congé pénitentiaire à ce moment.";
  2° le paragraphe 2, alinéa 5, est remplacé comme suit:
  "Dans les cas où le ministère public l'estime utile et pour lesquels le Collège des procureurs généraux peut édicter des directives, le ministère public rédige un avis et le transmet, dans les dix jours ouvrables à compter de la réception de la copie de l'avis du directeur, au juge de l'application des peines et en remet une copie au condamné et, le cas échéant, au directeur.";
  3° dans paragraphe 2, alinéa 6, les mots "les sept jours" sont remplacés par les mots "le mois";
  4° le paragraphe 2, alinéa 6, est complété par les mots "et au plus tôt, après réception de l'avis du ministère public ou après expiration du délai imparti au ministère public pour communiquer son avis.";
  5° un paragraphe 2/1 est inséré, rédigé comme suit:
  " § 2/1. Par dérogation au paragraphe 2, le condamné qui demande un congé pénitentiaire après l'octroi de la détention limitée ou de la surveillance électronique en application de l'article 29, § 2/1, introduit sa demande écrite au greffe du tribunal de l'application des peines. Cette demande contient les informations relatives aux circonstances factuelles et au cadre dans lequel le congé se déroulera.
  Le juge de l'application des peines statue dans le mois qui suit l'introduction de la demande du condamné.
  Les articles 39 et 40 s'appliquent.".
Art.13. In artikel 46, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden ", indien de veroordeelde gedetineerd is," opgeheven;
  2° het eerste lid wordt aangevuld met een zin, luidende:
  "Bij kennisname van het vonnis stemt de veroordeelde in met de voorwaarden.".
Art.13. A l'article 46, § 1er, de la même loi, modifié par la loi du 15 décembre 2013, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans l'alinéa 1er, les mots ", si le condamné est en détention," sont abrogés;
  2° l'alinéa 1er est complété par une phrase rédigée comme suit:
  "Lors de la prise de connaissance du jugement, le condamné marque son accord sur les conditions.".
Hoofdstuk 3. - Opheffingsbepalingen
Chapitre 3. - Dispositions abrogatoires
Art.14. De artikelen 3, 4, 8, 9, 13, 14 en 25 van de wet van 5 mei 2019 tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder, worden opgeheven.
Art.14. Les articles 3, 4, 8, 9, 13, 14 et 25 de la loi du 5 mai 2019 modifiant la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des personnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droits reconnus à la victime dans le cadre des modalités d'exécution de la peine en vue d'adapter la procédure devant le juge de l'application des peines en ce qui concerne les peines privatives de liberté de trois ans ou moins, sont abrogés.
Art.15. Het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot uitvoering van artikel 2, 6°, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, gewijzigd bij de wet van 14 december 2012 tot verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie en bij het koninklijk besluit van 26 december 2013, wordt opgeheven.
Art.15. L'arrêté royal du 29 janvier 2007 portant exécution de l'article 2, 6°, de la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des personnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droits reconnus à la victime dans le cadre des modalités d'exécution de la peine, modifié par la loi du 14 décembre 2012 améliorant l'approche des abus sexuels et des faits de pédophilie dans une relation d'autorité et par l'arrêté royal du 26 décembre 2013, est abrogé.
Hoofdstuk 4. - Overgangsbepaling
CHAPITRE 4. - Disposition transitoire
Art.16. [1 Met inachtneming van de datum van inwerkingtreding bedoeld in artikel 17, zijn de bepalingen]1 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten die betrekking hebben op de door de strafuitvoeringsrechter toe te kennen strafuitvoeringsmodaliteiten bepaald in titel V, [1 ...]1 van toepassing op veroordeelden die uitsluitend een vonnis of arrest uitvoeren voor vrijheidsstraffen van drie jaar of minder, uitgesproken na de inwerkingtreding van deze wet, voor zover deze in kracht van gewijsde zijn getreden, tenzij de veroordeelde schriftelijk verzoekt om toch toepassing te maken van de voormelde bepalingen.
  Ingeval een veroordeelde overeenkomstig het eerste lid, het voorwerp uitmaakt van de toepassing van de voormelde bepalingen en er ten aanzien van hem nadien een straf in uitvoering komt die werd uitgesproken voor de inwerkingtreding van deze wet, voor zover deze veroordeling in kracht van gewijsde is getreden, blijven de voormelde bepalingen van toepassing.
  In afwijking van het eerste en tweede lid zijn de voormelde bepalingen onmiddellijk van toepassing op de veroordeelde die het voorwerp uitmaakt van één of meer veroordelingen tot een vrijheidsstraf waarvan het totaal uitvoerbaar gedeelte drie jaar of minder bedraagt voor zover er aan één van de veroordelingen een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank verbonden is. Het elektronisch toezicht dat de veroordeelde werd toegekend vóór de inwerkingtreding van deze wet, wordt verder opgevolgd overeenkomstig de voormelde bepalingen.
  [2 In afwijking van het eerste en het tweede lid blijft het door de penitentiaire administratie toegekende elektronisch toezicht, dat lopende is op het ogenblik dat de bepalingen die betrekking hebben op de door de strafuitvoeringsrechter toe te kennen strafuitvoeringsmodaliteiten bepaald in titel V op de veroordeelde van toepassing worden ingevolge de bijkomende tenuitvoerlegging van een in kracht van gewijsde gegane veroordeling tot een vrijheidsstraf, verder lopen totdat het vonnis van de strafuitvoeringsrechter over het elektronisch toezicht in kracht van gewijsde is getreden, onder de volgende voorwaarden:
   - op basis van geen enkele van de ten aanzien van de veroordeelde ten uitvoer gelegde veroordelingen is een gespecialiseerd advies bedoeld in artikel 32 van de voormelde wet van 17 mei 2006 vereist;
   - de veroordeelde bevindt zich nog steeds in de in artikel 23, § 1, eerste lid, van de voormelde wet van 17 mei 2006 bedoelde tijdsvoorwaarden voor de toekenning van een elektronisch toezicht;
   - de veroordeelde biedt zich na de ontvangst van de kennisgeving van de tenuitvoerlegging van de bijkomende veroordeling spontaan aan in de gevangenis en dient een schriftelijk verzoek tot toekenning van een elektronisch toezicht in op de griffie van de gevangenis overeenkomstig artikel 29, § 2/1, eerste lid, van de voormelde wet van 17 mei 2006 met betrekking tot het geheel van de ten uitvoer gelegde veroordelingen.
   Binnen vijftien werkdagen na de indiening van het schriftelijk verzoek overeenkomstig artikel 29, § 2/1, eerste lid, van de voormelde wet van 17 mei 2006, legt de veroordeelde zijn dossier neer op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank overeenkomstig artikel 29, § 2/1, derde, vierde en vijfde lid van de voormelde wet van 17 mei 2006.
   De artikelen 33 tot 46 van de voormelde wet van 17 mei 2006 zijn van toepassing.]2

  
Art.16. [1 En tenant compte de la date d'entrée en vigueur visée à l'article 17, les dispositions]1 de la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des personnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droits reconnus à la victime dans le cadre des modalités d'exécution de la peine, qui ont trait aux modalités d'exécution de la peine accordées par le juge de l'application des peines visées au titre V, [1 ...]1 s'appliquent aux condamnés qui exécutent exclusivement un jugement ou un arrêt pour des peines privatives de liberté de trois ans ou moins, prononcés après l'entrée en vigueur de la présente loi, pour autant qu'ils soient passés en force de chose jugée, sauf si le condamné demande par écrit que les dispositions précitées soient tout de même appliquées.
  Les dispositions précitées restent d'application dans le cas où un condamné fait, conformément à l'alinéa 1er, l'objet de leur application et qu'ensuite il est procédé à son égard à la mise à exécution d'une peine prononcée avant l'entrée en vigueur de la présente loi, pour autant que cette condamnation soit passée en force de chose jugée.
  Par dérogation aux alinéas 1er et 2, les dispositions précitées s'appliquent immédiatement au condamné qui fait l'objet d'une ou de plusieurs condamnations à des peines privatives de liberté dont la partie totale à exécuter s'élève à trois ans ou moins pour autant qu'une mise à disposition du tribunal de l'application des peines soit liée à l'une des condamnations. La surveillance électronique accordée au condamné avant l'entrée en vigueur de la présente loi est poursuivie conformément aux dispositions précitées.
  [2 Par dérogation aux alinéas 1er et 2, la surveillance électronique accordée par l'administration pénitentiaire, qui est en cours au moment où les dispositions qui ont trait aux modalités d'exécution de la peine accordées par le juge de l'application des peines visées au titre V deviennent applicables au condamné à la suite de l'exécution additionnelle d'une condamnation à une peine privative de liberté passée en force de chose jugée, continue de courir jusqu'à ce que le jugement du juge de l'application des peines sur la surveillance électronique soit passé en force de chose jugée, aux conditions suivantes:
   - un avis spécialisé visé à l'article 32 de la loi du 17 mai 2006 précitée n'est requis sur la base d'aucune des condamnations mises à exécution à l'égard du condamné;
   - le condamné se trouve encore dans les conditions de temps visées à l'article 23, § 1er, alinéa 1er, de la loi du 17 mai 2006 précitée pour l'octroi d'une surveillance électronique;
   - le condamné se présente spontanément à la prison après réception de la notification de l'exécution de la condamnation supplémentaire et introduit une demande écrite d'octroi d'une surveillance électronique au greffe de la prison conformément à l'article 29, § 2/1, alinéa 1er, de la loi du 17 mai 2006 précitée, concernant l'ensemble des condamnations mises à exécution.
   Dans les quinze jours ouvrables de l'introduction de la demande écrite conformément à l'article 29, § 2/1, alinéa 1er, de la loi du 17 mai 2006 précitée, le condamné dépose son dossier au greffe du tribunal de l'application des peines conformément à l'article 29, § 2/1, alinéas 3, 4 et 5 de la loi du 17 mai 2006 précitée.
   Les articles 33 à 46 de la loi du 17 mai 2006 précitée s'appliquent.]2

  
Hoofdstuk 5. - Inwerkingtreding
Chapitre 5. - Entrée en vigueur
Art. 17. Met uitzondering van artikel 14 en van dit artikel, die in werking treden de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, treedt deze wet in werking op de door de Koning bepaalde datum [2 en uiterlijk op 1 september 2022]2.
  [2 In afwijking van het eerste lid treden de bepalingen van deze wet die betrekking hebben op de door de strafuitvoeringsrechter toe te kennen strafuitvoeringsmodaliteiten bepaald in titel V van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, ten aanzien van de veroordeelde die een of meer vrijheidsstraffen ondergaat waarvan het uitvoerbaar gedeelte twee jaar of minder [3 maar zes maanden of meer]3 bedraagt, in werking op een door de Koning te bepalen datum en uiterlijk op 1 september 2023.]2
  [3 In afwijking van het eerste lid treden de bepalingen van deze wet, die betrekking hebben op de door de strafuitvoeringsrechter toe te kennen strafuitvoeringsmodaliteiten bepaald in dezelfde titel V, ten aanzien van de veroordeelde die een of meer vrijheidsstraffen ondergaat waarvan het uitvoerbaar gedeelte minder dan zes maanden bedraagt, in werking op een door de Koning te bepalen datum en uiterlijk op [4 1 juni 2030]4.]3
  
Art. 17. A l'exception de l'article 14 et du présent article, qui entrent en vigueur le jour de la publication de la présente loi au Moniteur belge, la présente loi entre en vigueur à la date fixée par le Roi, [2 et au plus tard le 1er septembre 2022]2.
  [2 Par dérogation à l'alinéa 1er, les dispositions de la présente loi qui ont trait aux modalités d'exécution de la peine accordées par le juge de l'application des peines visées au titre V de la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des personnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droits reconnus à la victime dans le cadre des modalités d'exécution de la peine, entrent en vigueur à l'égard des condamnés exécutant une ou plusieurs peines privatives de liberté dont la partie à exécuter s'élève à deux ans ou moins [3 mais six mois ou plus]3, à une date à déterminer par le Roi, et au plus tard le 1er septembre 2023.]2
  [3 Par dérogation à l'alinéa 1er, les dispositions de la présente loi qui ont trait aux modalités d'exécution de la peine accordées par le juge de l'application des peines visées au même titre V, entrent en vigueur à l'égard des condamnés exécutant une ou plusieurs peines privatives de liberté dont la partie à exécuter s'élève à moins de six mois, à une date à déterminer par le Roi, et au plus tard le [4 1er juin 2030]4.]3