Artikel 1. In het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel wordt een artikel 73ter ingevoegd luidende :
"Art. 73ter. Een ambtenaar kan, op zijn vraag en met de goedkeuring van de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde, in een betrekking van een lagere klasse of van een lager niveau tijdelijk worden geaffecteerd, voor zover hij aan de functievereisten voldoet.
De in het eerste lid bedoelde tijdelijke affectatie in een betrekking van een lagere klasse of van een lager niveau wordt niet toegestaan wanneer de ambtenaar bij zijn laatste evaluatie de vermelding "onvoldoende" kreeg.
De in het eerste lid bedoelde tijdelijke affectatie gebeurt voor maximaal twaalf maanden. Ze kan worden verlengd met een periode van maximaal twaalf maanden.
Op ieder moment mag de ambtenaar een einde stellen aan de tijdelijke affectatie in een betrekking van een lagere klasse of van een lager niveau met een opzegperiode van 30 dagen. Een kortere opzegperiode kan altijd in onderling akkoord worden overeengekomen tussen de ambtenaar en de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde.".
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
9 MAART 2017. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen rond flexwerk in de overheidssector
Titre
9 MARS 2017. - Arrêté royal modifiant diverses dispositions en matière de travail flexible dans le secteur public
Informations sur le document
Numac: 2017011181
Datum: 2017-03-09
Info du document
Numac: 2017011181
Date: 2017-03-09
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk bes...
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk be...
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk b...
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk be...
HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk bes...
HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het koninklijk be...
HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het koninklijk b...
HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen
Table des matières
CHAPITRE Ier. - Modification de l'arrêté royal ...
CHAPITRE II. - Modification de l'arrêté royal d...
CHAPITRE III. - Modification de l'arrêté royal ...
CHAPITRE IV. - Modification de l'arrêté royal d...
CHAPITRE V. - Modification de l'arrêté royal du...
CHAPITRE VI. - Modification de l'arrêté royal d...
CHAPITRE VII. - Modification de l'arrêté royal ...
CHAPITRE VIII. - Dispositions transitoires et f...
Tekst (49)
Texte (49)
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel
CHAPITRE Ier. - Modification de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l'Etat
Article 1er. Dans de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l'Etat, il est inséré un article 73ter rédigé comme suit :
" Art. 73ter. Un agent peut, à sa demande et avec l'accord du président du comité de direction ou son délégué, être affecté temporairement dans un emploi d'une classe inférieure ou d'un niveau inférieur, pour autant qu'il réponde aux exigences de la fonction.
L'affectation temporaire dans un emploi d'une classe inférieure ou d'un niveau inférieur visée à l'alinéa 1er n'est pas accordée lorsque l'agent a obtenu la mention " insuffisant " lors de sa dernière évaluation.
L'affectation temporaire visée à l'alinéa 1er se fait pour une durée de douze mois maximum. Elle peut être prolongée de douze mois maximum.
A tout moment, l'agent peut mettre fin à l'affectation temporaire dans un emploi d'une classe inférieure ou d'un niveau inférieur, moyennant un préavis de 30 jours. Un préavis plus court peut toutefois être fixé de commun accord entre l'agent et le président du comité de direction ou son délégué. ".
" Art. 73ter. Un agent peut, à sa demande et avec l'accord du président du comité de direction ou son délégué, être affecté temporairement dans un emploi d'une classe inférieure ou d'un niveau inférieur, pour autant qu'il réponde aux exigences de la fonction.
L'affectation temporaire dans un emploi d'une classe inférieure ou d'un niveau inférieur visée à l'alinéa 1er n'est pas accordée lorsque l'agent a obtenu la mention " insuffisant " lors de sa dernière évaluation.
L'affectation temporaire visée à l'alinéa 1er se fait pour une durée de douze mois maximum. Elle peut être prolongée de douze mois maximum.
A tout moment, l'agent peut mettre fin à l'affectation temporaire dans un emploi d'une classe inférieure ou d'un niveau inférieur, moyennant un préavis de 30 jours. Un préavis plus court peut toutefois être fixé de commun accord entre l'agent et le président du comité de direction ou son délégué. ".
Art.2. In artikel 75, § 3, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 augustus 2016, wordt de zin "Bovendien mag hij geen vermelding " te verbeteren " of " onvoldoende " hebben verkregen op het einde van zijn evaluatie." vervangen door de zin "Bovendien mag hij geen vermelding " te verbeteren " of " onvoldoende " hebben verkregen op het einde van zijn evaluatie, en niet tijdelijk in een lagere klasse of een lager niveau zijn geaffecteerd in toepassing van artikel 73ter van dit besluit.".
Art.2. A l'article 75, § 3, du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 3 août 2016, la phrase " En outre, il ne peut avoir obtenu la mention " à améliorer " ou " insuffisant " au terme de son évaluation. " est remplacée par la phrase " En outre, il ne peut ni avoir obtenu la mention " à améliorer " ou " insuffisant " au terme de son évaluation, ni avoir été affecté temporairement dans une classe inférieure ou dans un niveau inférieur en application de l'article 73ter du présent arrêté. ".
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1995 ter uitvoering van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector
CHAPITRE II. - Modification de l'arrêté royal du 10 avril 1995 portant exécution de la loi du 10 avril 1995 relative à la redistribution du travail dans le secteur public
Art.3. Artikel 14 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 ter uitvoering van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 januari 2002, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"Het verlof voor halftijdse vervroegde uittreding wordt ambtshalve opgeschort wanneer het vastbenoemd personeelslid van een overheidsdienst vermeld in artikel 2, eerste lid, 1°, van de wet, één van de volgende verloven geniet :
o ouderschapsverlof;
o adoptieverlof en opvangverlof;
o verlof voor loopbaanonderbreking teneinde palliatieve zorg te verstrekken of voor het bijstaan van of voor het verstrekken van verzorging aan een lid van het gezin of aan een familielid.
Wanneer het vastbenoemd personeelslid, in toepassing van het tweede lid, niet tijdens een volledige maand het verlof voor halftijds vervroegde uittreding heeft genoten, dan wordt de premie bedoeld in artikel 4, § 1, eerste lid, van de wet, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het aantal kalenderdagen van de periode van het verlof voor halftijdse vervroegde uittreding en de noemer het aantal kalenderdagen van de maand.
In de andere gevallen, wanneer de vijftig procent van de wedde niet volledig wordt betaald, wordt de premie bedoeld in artikel 4, § 1, eerste lid, van de wet, prorata verminderd.".
"Het verlof voor halftijdse vervroegde uittreding wordt ambtshalve opgeschort wanneer het vastbenoemd personeelslid van een overheidsdienst vermeld in artikel 2, eerste lid, 1°, van de wet, één van de volgende verloven geniet :
o ouderschapsverlof;
o adoptieverlof en opvangverlof;
o verlof voor loopbaanonderbreking teneinde palliatieve zorg te verstrekken of voor het bijstaan van of voor het verstrekken van verzorging aan een lid van het gezin of aan een familielid.
Wanneer het vastbenoemd personeelslid, in toepassing van het tweede lid, niet tijdens een volledige maand het verlof voor halftijds vervroegde uittreding heeft genoten, dan wordt de premie bedoeld in artikel 4, § 1, eerste lid, van de wet, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het aantal kalenderdagen van de periode van het verlof voor halftijdse vervroegde uittreding en de noemer het aantal kalenderdagen van de maand.
In de andere gevallen, wanneer de vijftig procent van de wedde niet volledig wordt betaald, wordt de premie bedoeld in artikel 4, § 1, eerste lid, van de wet, prorata verminderd.".
Art.3. L'article 14 de l'arrêté royal du 10 avril 1995 portant exécution de la loi du 10 avril 1995 relative à la redistribution du travail dans le secteur public, remplacé par l'arrêté royal du 28 janvier 2002, est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Le congé pour départ anticipé à mi-temps est suspendu d'office lorsque le membre du personnel nommé à titre définitif d'un service public mentionné dans l'article 2, alinéa 1er, 1°, de la loi, bénéficie de l'un des congés suivants :
o congé parental;
o congé d'adoption et congé d'accueil;
o congé pour interruption de la carrière professionnelle pour soins palliatifs ou pour assister ou prodiguer des soins à un membre du ménage ou de la famille.
Lorsqu'un membre du personnel nommé à titre définitif, en application de l'alinéa 2, n'a pas bénéficié du congé pour départ anticipé à mi-temps pendant un mois complet, la prime visée à l'article 4, § 1er, alinéa 1er, de la loi est alors multipliée par une fraction dont le numérateur est le nombre de jours de calendrier de la période du congé pour départ anticipé à mi-temps et le dénominateur est le nombre de jours de calendrier du mois.
Dans les autres cas, lorsque les cinquante pour cent du traitement ne sont pas entièrement payés, la prime visée à l'article 4, § 1er, alinéa 1er, de la loi est réduite de façon proportionnelle. ".
" Le congé pour départ anticipé à mi-temps est suspendu d'office lorsque le membre du personnel nommé à titre définitif d'un service public mentionné dans l'article 2, alinéa 1er, 1°, de la loi, bénéficie de l'un des congés suivants :
o congé parental;
o congé d'adoption et congé d'accueil;
o congé pour interruption de la carrière professionnelle pour soins palliatifs ou pour assister ou prodiguer des soins à un membre du ménage ou de la famille.
Lorsqu'un membre du personnel nommé à titre définitif, en application de l'alinéa 2, n'a pas bénéficié du congé pour départ anticipé à mi-temps pendant un mois complet, la prime visée à l'article 4, § 1er, alinéa 1er, de la loi est alors multipliée par une fraction dont le numérateur est le nombre de jours de calendrier de la période du congé pour départ anticipé à mi-temps et le dénominateur est le nombre de jours de calendrier du mois.
Dans les autres cas, lorsque les cinquante pour cent du traitement ne sont pas entièrement payés, la prime visée à l'article 4, § 1er, alinéa 1er, de la loi est réduite de façon proportionnelle. ".
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen
CHAPITRE III. - Modification de l'arrêté royal du 19 novembre 1998 relatif aux congés et aux absences accordés aux membres du personnel des administrations de l'Etat
Art.4. In artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1999, 10 juni 2002, 12 december 2002, 7 oktober 2009, 14 november 2011 en 21 december 2013, wordt de bepaling onder 7° vervangen als volgt :
"7° het verlof voor loopbaanonderbreking, met uitzondering van de loopbaanonderbreking voor palliatieve verzorging, de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof en de loopbaanonderbreking voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte;".
"7° het verlof voor loopbaanonderbreking, met uitzondering van de loopbaanonderbreking voor palliatieve verzorging, de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof en de loopbaanonderbreking voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte;".
Art.4. A l'article 1er, § 2, de l'arrêté royal du 19 novembre 1998 relatif aux congés et aux absences accordés aux membres du personnel des administrations de l'Etat, modifié par les arrêtés royaux des 26 mai 1999, 10 juin 2002, 12 décembre 2002, 7 octobre 2009, 14 novembre 2011 et 21 décembre 2013, le 7° est remplacé par ce qui suit :
" 7° au congé pour interruption de la carrière professionnelle, à l'exception de l'interruption de la carrière pour soins palliatifs, de l'interruption de la carrière pour congé parental et de l'interruption de la carrière pour l'assistance ou les soins à un enfant mineur pendant ou juste après l'hospitalisation de l'enfant des suites d'une maladie grave; ".
" 7° au congé pour interruption de la carrière professionnelle, à l'exception de l'interruption de la carrière pour soins palliatifs, de l'interruption de la carrière pour congé parental et de l'interruption de la carrière pour l'assistance ou les soins à un enfant mineur pendant ou juste après l'hospitalisation de l'enfant des suites d'une maladie grave; ".
Art.5. In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 wordt een 3° ingevoegd, luidende :
"3° Bij de vaststelling van een verlof of een afwezigheid in toepassing van artikel 10, 11, 15, 20, 21, 22, 38 en 41 wordt één werkdag gelijkgesteld aan 7 u. 36 min. wanneer de ambtenaar werkt volgens een stelsel van de 38 uren-werkweek of 7 u. 12 min. in het stelsel van de 36 uren-werkweek.";
2° in § 1 wordt een derde lid ingevoegd, luidende :
"In afwijking van § 1, eerste lid, 3°, kan een specifieke arbeidsregeling worden bepaald op basis van een 38 uren-werkweek en een 40 uren-werkweek indien dit noodzakelijk is voor de werking van de dienst, met een in ministerraad overlegd besluit en met machtiging door de minister die ambtenarenzaken in zijn bevoegdheden heeft.".
1° in § 1 wordt een 3° ingevoegd, luidende :
"3° Bij de vaststelling van een verlof of een afwezigheid in toepassing van artikel 10, 11, 15, 20, 21, 22, 38 en 41 wordt één werkdag gelijkgesteld aan 7 u. 36 min. wanneer de ambtenaar werkt volgens een stelsel van de 38 uren-werkweek of 7 u. 12 min. in het stelsel van de 36 uren-werkweek.";
2° in § 1 wordt een derde lid ingevoegd, luidende :
"In afwijking van § 1, eerste lid, 3°, kan een specifieke arbeidsregeling worden bepaald op basis van een 38 uren-werkweek en een 40 uren-werkweek indien dit noodzakelijk is voor de werking van de dienst, met een in ministerraad overlegd besluit en met machtiging door de minister die ambtenarenzaken in zijn bevoegdheden heeft.".
Art.5. A l'article 2 du même arrêté les modifications suivantes sont apportées :
1° au § 1er, il est inséré un 3°, rédigé comme suit :
" 3° Lors de la fixation d'un congé ou d'une absence en application de l'article 10, 11, 15, 20, 21, 22, 38 et 41, un jour de travail représente 7 h. 36 min. lorsque l'agent travaille selon un régime de la semaine de travail de 38 heures ou 7 h. 12 min. dans le régime de la semaine de travail de 36 heures. ";
2° au § 1er, il est inséré un alinéa 3, rédigé comme suit :
"Par dérogation au § 1er, alinéa 1er, 3°, un régime de travail spécifique peut être déterminé sur base d'une semaine de travail de 38 heures et d'une semaine de travail de 40 heures si ceci est nécessaire pour le fonctionnement du service, avec un arrêté délibéré en conseil des ministres et avec l'autorisation du ministre qui a la fonction publique dans ses attributions.".
1° au § 1er, il est inséré un 3°, rédigé comme suit :
" 3° Lors de la fixation d'un congé ou d'une absence en application de l'article 10, 11, 15, 20, 21, 22, 38 et 41, un jour de travail représente 7 h. 36 min. lorsque l'agent travaille selon un régime de la semaine de travail de 38 heures ou 7 h. 12 min. dans le régime de la semaine de travail de 36 heures. ";
2° au § 1er, il est inséré un alinéa 3, rédigé comme suit :
"Par dérogation au § 1er, alinéa 1er, 3°, un régime de travail spécifique peut être déterminé sur base d'une semaine de travail de 38 heures et d'une semaine de travail de 40 heures si ceci est nécessaire pour le fonctionnement du service, avec un arrêté délibéré en conseil des ministres et avec l'autorisation du ministre qui a la fonction publique dans ses attributions.".
Art.6. In hetzelfde besluit wordt een artikel 8bis ingevoegd, luidende :
"Art. 8bis. § 1. De ambtenaar die een ouderschapsverlof wenst te genieten in toepassing van de artikelen 34 en 35, een loopbaanonderbreking in toepassing van artikel 116, een afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden in toepassing van artikel 113 of verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden in toepassing van artikel 140, deelt aan de overheid onder welke hij ressorteert de datum mee waarop het verlof zal aanvangen en de duur ervan.
Die mededeling gebeurt schriftelijk en minstens twee maanden vóór de aanvang van het verlof, tenzij de overheid op verzoek van de ambtenaar een kortere termijn aanvaardt. Voor elke verlenging wordt een aanvraag van de betrokken ambtenaar vereist. Zij moet ten minste een maand voor het verstrijken van de lopende periode worden ingediend.
§ 2. In voorkomend geval wordt de arbeidsregeling voor de vermindering van de prestaties in toepassing van artikel 34, 35, 116 en 140, als volgt bepaald :
1° de vermindering van de prestaties met één tiende is een arbeidsregeling waarbij de ambtenaar één tiende minder prestaties dient te verrichten dan die verbonden aan een voltijdse tewerkstelling; de verdeling van de prestaties geschiedt in halve dagen, volledige dagen of in uren en kunnen gespreid worden over twee weken;
2° de vermindering van de prestaties met één vijfde is een arbeidsregeling waarbij de ambtenaar één vijfde minder prestaties dient te verrichten dan die verbonden aan een voltijdse tewerkstelling; de verdeling van de prestaties geschiedt in halve dagen, volledige dagen of in uren gespreid over één week;
3° de vermindering van de prestaties met één vierde is een arbeidsregeling waarbij de ambtenaar één vierde minder prestaties dient te verrichten dan die verbonden aan een voltijdse tewerkstelling; de verdeling van de prestaties geschiedt in halve dagen, volledige dagen of in uren gespreid over twee weken;
4° de vermindering van de prestaties met één derde is een arbeidsregeling waarbij de ambtenaar één derde minder prestaties dient te verrichten dan die verbonden aan een voltijdse tewerkstelling; de verdeling van de prestaties geschiedt in halve dagen, volledige dagen of in uren gespreid over drie weken;
5° de vermindering van de prestaties met de helft is een arbeidsregeling waarbij de ambtenaar de helft minder prestaties dient te verrichten die verbonden zijn aan een voltijdse tewerkstelling; de verdeling van de prestaties geschiedt in halve dagen, volledige dagen of in uren gespreid over een week of een maand.
In afwijking van het eerste lid kunnen de arbeidsregelingen opgesomd in het eerste lid worden aangepast zodat ze in een ploegensysteem kunnen worden ingepast.
§ 3. De aanvraag van het verlof in toepassing van paragraaf 1, bevat de wensen van de ambtenaar rond de dag of de dagen waarop hij in verlof is.
De voorzitter van het directiecomité, de secretaris-generaal of hun afgevaardigde kent het verlof toe en bepaalt de werkkalender. Indien de ambtenaar niet akkoord gaat met de werkkalender, kan hij van zijn verlofaanvraag afzien.
In functie van de noden van de dienst of op vraag van de ambtenaar kan de werkkalender door de voorzitter van het directiecomité, de secretaris-generaal of hun afgevaardigde worden aangepast. Deze laatsten brengen de ambtenaar twee maanden op voorhand op de hoogte van deze aanpassing.
Een tijdelijke aanpassing van de werkkalender is mogelijk bij onderling akkoord tussen de ambtenaar en zijn functionele chef.".
"Art. 8bis. § 1. De ambtenaar die een ouderschapsverlof wenst te genieten in toepassing van de artikelen 34 en 35, een loopbaanonderbreking in toepassing van artikel 116, een afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden in toepassing van artikel 113 of verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden in toepassing van artikel 140, deelt aan de overheid onder welke hij ressorteert de datum mee waarop het verlof zal aanvangen en de duur ervan.
Die mededeling gebeurt schriftelijk en minstens twee maanden vóór de aanvang van het verlof, tenzij de overheid op verzoek van de ambtenaar een kortere termijn aanvaardt. Voor elke verlenging wordt een aanvraag van de betrokken ambtenaar vereist. Zij moet ten minste een maand voor het verstrijken van de lopende periode worden ingediend.
§ 2. In voorkomend geval wordt de arbeidsregeling voor de vermindering van de prestaties in toepassing van artikel 34, 35, 116 en 140, als volgt bepaald :
1° de vermindering van de prestaties met één tiende is een arbeidsregeling waarbij de ambtenaar één tiende minder prestaties dient te verrichten dan die verbonden aan een voltijdse tewerkstelling; de verdeling van de prestaties geschiedt in halve dagen, volledige dagen of in uren en kunnen gespreid worden over twee weken;
2° de vermindering van de prestaties met één vijfde is een arbeidsregeling waarbij de ambtenaar één vijfde minder prestaties dient te verrichten dan die verbonden aan een voltijdse tewerkstelling; de verdeling van de prestaties geschiedt in halve dagen, volledige dagen of in uren gespreid over één week;
3° de vermindering van de prestaties met één vierde is een arbeidsregeling waarbij de ambtenaar één vierde minder prestaties dient te verrichten dan die verbonden aan een voltijdse tewerkstelling; de verdeling van de prestaties geschiedt in halve dagen, volledige dagen of in uren gespreid over twee weken;
4° de vermindering van de prestaties met één derde is een arbeidsregeling waarbij de ambtenaar één derde minder prestaties dient te verrichten dan die verbonden aan een voltijdse tewerkstelling; de verdeling van de prestaties geschiedt in halve dagen, volledige dagen of in uren gespreid over drie weken;
5° de vermindering van de prestaties met de helft is een arbeidsregeling waarbij de ambtenaar de helft minder prestaties dient te verrichten die verbonden zijn aan een voltijdse tewerkstelling; de verdeling van de prestaties geschiedt in halve dagen, volledige dagen of in uren gespreid over een week of een maand.
In afwijking van het eerste lid kunnen de arbeidsregelingen opgesomd in het eerste lid worden aangepast zodat ze in een ploegensysteem kunnen worden ingepast.
§ 3. De aanvraag van het verlof in toepassing van paragraaf 1, bevat de wensen van de ambtenaar rond de dag of de dagen waarop hij in verlof is.
De voorzitter van het directiecomité, de secretaris-generaal of hun afgevaardigde kent het verlof toe en bepaalt de werkkalender. Indien de ambtenaar niet akkoord gaat met de werkkalender, kan hij van zijn verlofaanvraag afzien.
In functie van de noden van de dienst of op vraag van de ambtenaar kan de werkkalender door de voorzitter van het directiecomité, de secretaris-generaal of hun afgevaardigde worden aangepast. Deze laatsten brengen de ambtenaar twee maanden op voorhand op de hoogte van deze aanpassing.
Een tijdelijke aanpassing van de werkkalender is mogelijk bij onderling akkoord tussen de ambtenaar en zijn functionele chef.".
Art.6. Dans le même arrêté, il est inséré un article 8bis rédigé comme suit :
" Art. 8bis. § 1er. L'agent qui désire bénéficier d'un congé parental en application des articles 34 et 35, d'une interruption de la carrière professionnelle en application de l'article 116, d'une absence de longue durée pour raisons personnelles en application de l'article 113 ou de prestations réduites pour convenance personnelle en application de l'article 140, communique à l'autorité dont il relève la date à laquelle le congé prendra cours et sa durée.
Cette communication se fait par écrit au moins deux mois avant le début du congé, à moins qu'à la demande de l'agent, l'autorité n'accepte un délai plus court. Chaque prolongation est subordonnée à une demande de l'agent intéressé, introduite au moins un mois avant l'expiration de la période en cours.
§ 2. Le cas échéant, le régime de travail pour la réduction des prestations par application des articles 34, 35, 116 et 140, est fixé comme suit :
1° la réduction des prestations d'un dixième est un régime de travail en vertu duquel l'agent est tenu d'accomplir un dixième de prestations en moins que celles afférentes à une mise au travail à temps plein; la répartition des prestations est établie par demi-jours, par jours entiers ou par heures et les prestations peuvent être réparties sur deux semaines;
2° la réduction des prestations d'un cinquième est un régime de travail en vertu duquel l'agent est tenu d'accomplir un cinquième de prestations en moins que celles afférentes à une mise au travail à temps plein; la répartition des prestations est établie par demi-jours, par jours entiers ou par heures sur une semaine;
3° la réduction des prestations d'un quart est un régime de travail en vertu duquel l'agent est tenu d'accomplir un quart de prestations en moins que celles afférentes à une mise au travail à temps plein; la répartition des prestations est établie par demi-jours, par jours entiers ou par heures sur deux semaines;
4° la réduction des prestations d'un tiers est un régime de travail en vertu duquel l'agent est tenu d'accomplir un tiers de prestations en moins que celles afférentes à une mise au travail à temps plein; la répartition des prestations est établie par demi-jours, par jours entiers ou par heures sur trois semaines;
5° la réduction des prestations de moitié est un régime de travail en vertu duquel l'agent est tenu d'accomplir la moitié de prestations en moins que celles afférentes à une mise au travail à temps plein; la répartition des prestations est établie par demi-jours, par jours entiers ou par heures, sur une semaine ou un mois.
Par dérogation à l'alinéa 1er, les régimes de travail énumérés à l'alinéa 1er peuvent être adaptés de manière à pouvoir être insérés dans un système de travail en équipe.
§ 3. La demande du congé en application du paragraphe 1er précise les souhaits de l'agent concernant le jour ou les jours auxquels il est en congé.
Le président du comité de direction, le secrétaire général ou leur délégué accorde le congé et détermine le calendrier de travail. Si l'agent n'est pas d'accord avec le calendrier de travail, il peut renoncer à sa demande de congé.
En fonction des besoins du service ou à la demande de l'agent, le calendrier de travail peut être adapté par le président du comité de direction, le secrétaire général ou leur délégué. Ces derniers informent l'agent de cette adaptation deux mois à l'avance.
Une adaptation temporaire du calendrier de travail est possible par accord mutuel entre l'agent et son chef fonctionnel. ".
" Art. 8bis. § 1er. L'agent qui désire bénéficier d'un congé parental en application des articles 34 et 35, d'une interruption de la carrière professionnelle en application de l'article 116, d'une absence de longue durée pour raisons personnelles en application de l'article 113 ou de prestations réduites pour convenance personnelle en application de l'article 140, communique à l'autorité dont il relève la date à laquelle le congé prendra cours et sa durée.
Cette communication se fait par écrit au moins deux mois avant le début du congé, à moins qu'à la demande de l'agent, l'autorité n'accepte un délai plus court. Chaque prolongation est subordonnée à une demande de l'agent intéressé, introduite au moins un mois avant l'expiration de la période en cours.
§ 2. Le cas échéant, le régime de travail pour la réduction des prestations par application des articles 34, 35, 116 et 140, est fixé comme suit :
1° la réduction des prestations d'un dixième est un régime de travail en vertu duquel l'agent est tenu d'accomplir un dixième de prestations en moins que celles afférentes à une mise au travail à temps plein; la répartition des prestations est établie par demi-jours, par jours entiers ou par heures et les prestations peuvent être réparties sur deux semaines;
2° la réduction des prestations d'un cinquième est un régime de travail en vertu duquel l'agent est tenu d'accomplir un cinquième de prestations en moins que celles afférentes à une mise au travail à temps plein; la répartition des prestations est établie par demi-jours, par jours entiers ou par heures sur une semaine;
3° la réduction des prestations d'un quart est un régime de travail en vertu duquel l'agent est tenu d'accomplir un quart de prestations en moins que celles afférentes à une mise au travail à temps plein; la répartition des prestations est établie par demi-jours, par jours entiers ou par heures sur deux semaines;
4° la réduction des prestations d'un tiers est un régime de travail en vertu duquel l'agent est tenu d'accomplir un tiers de prestations en moins que celles afférentes à une mise au travail à temps plein; la répartition des prestations est établie par demi-jours, par jours entiers ou par heures sur trois semaines;
5° la réduction des prestations de moitié est un régime de travail en vertu duquel l'agent est tenu d'accomplir la moitié de prestations en moins que celles afférentes à une mise au travail à temps plein; la répartition des prestations est établie par demi-jours, par jours entiers ou par heures, sur une semaine ou un mois.
Par dérogation à l'alinéa 1er, les régimes de travail énumérés à l'alinéa 1er peuvent être adaptés de manière à pouvoir être insérés dans un système de travail en équipe.
§ 3. La demande du congé en application du paragraphe 1er précise les souhaits de l'agent concernant le jour ou les jours auxquels il est en congé.
Le président du comité de direction, le secrétaire général ou leur délégué accorde le congé et détermine le calendrier de travail. Si l'agent n'est pas d'accord avec le calendrier de travail, il peut renoncer à sa demande de congé.
En fonction des besoins du service ou à la demande de l'agent, le calendrier de travail peut être adapté par le président du comité de direction, le secrétaire général ou leur délégué. Ces derniers informent l'agent de cette adaptation deux mois à l'avance.
Une adaptation temporaire du calendrier de travail est possible par accord mutuel entre l'agent et son chef fonctionnel. ".
Art.7. Artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002, 12 oktober 2005 en 14 november 2011, wordt vervangen als volgt :
"Art. 11. § 1. Het jaarlijks vakantieverlof wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.
Het jaarlijks vakantieverlof wordt genomen naar keuze van de ambtenaar en met inachtneming van de behoeften van de dienst.
Indien het verlof gesplitst wordt en indien de ambtenaar het vraagt, omvat het een doorlopende periode van ten minste twee weken.
§ 2. De voorzitter van het directiecomité of de secretaris-generaal bepaalt de modaliteiten van een eventuele overdracht van jaarlijks vakantieverlof naar het volgende jaar. Deze overdracht geldt voor maximum één jaar.
Indien de ambtenaar zijn volledig jaarlijks vakantieverlof of een deel ervan niet heeft kunnen opnemen ten gevolge van een afwezigheid wegens ziekte, wegens een arbeidsongeval, wegens een ongeval op weg van of naar het werk of wegens een beroepsziekte, dan is de overdracht niet beperkt tot één jaar. Bij de terugkeer van de ambtenaar wordt het jaarlijks vakantieverlof opgenomen naar keuze van de ambtenaar en met inachtneming van de behoeften van de dienst.
§ 3. Op jaarbasis wordt het aantal werkdagen jaarlijks vakantieverlof dat kan worden opgespaard, begrensd tot het aantal werkdagen jaarlijks vakantieverlof dat hoger ligt dan de minimumduur bij voltijdse prestaties vastgelegd in artikel 9 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector komt in aanmerking. Voor deeltijdwerkers wordt dit pro rata berekend.
Het totale opgespaarde jaarlijkse vakantieverlof mag niet hoger liggen dan 100 werkdagen.
Bij de vaststelling van de maximumduur van 100 werkdagen bepaald in het tweede lid wordt geen rekening gehouden met het jaarlijks vakantieverlof dat overgedragen wordt in toepassing van paragraaf 2.
Het opgespaarde jaarlijks vakantieverlof wordt genomen naar keuze van de ambtenaar en met inachtneming van de behoeften van de dienst.
Indien de ambtenaar een doorlopende periode van ten minste 20 werkdagen opgespaard jaarlijks vakantieverlof wenst op te nemen dan dient hij dit, in afwijking van het vierde lid, twee maanden voor de aanvang ervan aan te vragen, tenzij de overheid waaronder hij ressorteert een kortere termijn aanvaardt. Dit verlof kan hem niet geweigerd worden om dienstredenen.
In afwijking van het vierde en vijfde lid, kan het opgespaard jaarlijks vakantieverlof aanvangen op de eerste dag van de week volgend op de aanvraag wanneer de ambtenaar wordt geconfronteerd met een ziekenhuisopname van een persoon die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont of van een kind, de vader of de moeder van de ambtenaar of een kind, de vader of de moeder van zijn echtgeno(o)t(e).".
"Art. 11. § 1. Het jaarlijks vakantieverlof wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.
Het jaarlijks vakantieverlof wordt genomen naar keuze van de ambtenaar en met inachtneming van de behoeften van de dienst.
Indien het verlof gesplitst wordt en indien de ambtenaar het vraagt, omvat het een doorlopende periode van ten minste twee weken.
§ 2. De voorzitter van het directiecomité of de secretaris-generaal bepaalt de modaliteiten van een eventuele overdracht van jaarlijks vakantieverlof naar het volgende jaar. Deze overdracht geldt voor maximum één jaar.
Indien de ambtenaar zijn volledig jaarlijks vakantieverlof of een deel ervan niet heeft kunnen opnemen ten gevolge van een afwezigheid wegens ziekte, wegens een arbeidsongeval, wegens een ongeval op weg van of naar het werk of wegens een beroepsziekte, dan is de overdracht niet beperkt tot één jaar. Bij de terugkeer van de ambtenaar wordt het jaarlijks vakantieverlof opgenomen naar keuze van de ambtenaar en met inachtneming van de behoeften van de dienst.
§ 3. Op jaarbasis wordt het aantal werkdagen jaarlijks vakantieverlof dat kan worden opgespaard, begrensd tot het aantal werkdagen jaarlijks vakantieverlof dat hoger ligt dan de minimumduur bij voltijdse prestaties vastgelegd in artikel 9 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector komt in aanmerking. Voor deeltijdwerkers wordt dit pro rata berekend.
Het totale opgespaarde jaarlijkse vakantieverlof mag niet hoger liggen dan 100 werkdagen.
Bij de vaststelling van de maximumduur van 100 werkdagen bepaald in het tweede lid wordt geen rekening gehouden met het jaarlijks vakantieverlof dat overgedragen wordt in toepassing van paragraaf 2.
Het opgespaarde jaarlijks vakantieverlof wordt genomen naar keuze van de ambtenaar en met inachtneming van de behoeften van de dienst.
Indien de ambtenaar een doorlopende periode van ten minste 20 werkdagen opgespaard jaarlijks vakantieverlof wenst op te nemen dan dient hij dit, in afwijking van het vierde lid, twee maanden voor de aanvang ervan aan te vragen, tenzij de overheid waaronder hij ressorteert een kortere termijn aanvaardt. Dit verlof kan hem niet geweigerd worden om dienstredenen.
In afwijking van het vierde en vijfde lid, kan het opgespaard jaarlijks vakantieverlof aanvangen op de eerste dag van de week volgend op de aanvraag wanneer de ambtenaar wordt geconfronteerd met een ziekenhuisopname van een persoon die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont of van een kind, de vader of de moeder van de ambtenaar of een kind, de vader of de moeder van zijn echtgeno(o)t(e).".
Art.7. L'article 11 du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux des 5 septembre 2002, 12 octobre 2005 et 14 novembre 2011, est remplacé par ce qui suit :
" Art. 11. § 1er. Le congé annuel de vacances est assimilé à une période d'activité de service.
Il est pris au choix de l'agent dans le respect toutefois des nécessités du service.
Si le congé est fractionné et si l'agent le demande, ce congé comporte une période continue d'au moins deux semaines.
§ 2. Le président du comité de direction ou le secrétaire général fixe les modalités d'un report éventuel du congé annuel de vacances à l'année suivante. Ce report est valable un an au maximum.
Lorsque l'agent n'a pas pu prendre l'entièreté ou une partie de son congé annuel de vacances à cause d'une absence pour maladie, un accident de travail ou sur le chemin du travail ou d'une maladie professionnelle, le report n'est pas limité à un an. Au retour de l'agent, le congé annuel de vacances est pris au choix de l'agent dans le respect toutefois des nécessités du service.
§ 3. Le nombre de jours ouvrables de congé annuel de vacances qui peut être épargné est limité au nombre de jours ouvrables de congé annuel de vacances supérieur à la durée minimale pour des prestations à temps plein fixée à l'article 9 de la loi du 14 décembre 2000 fixant certains aspects de l'aménagement du temps de travail dans le secteur public, entre en considération. Ce nombre est calculé au prorata pour les travailleurs à temps partiel.
Le nombre total de jours de congé annuel de vacances ainsi épargnés ne peut pas dépasser les 100 jours ouvrables.
Pour déterminer la durée maximum de 100 jours ouvrables définie à l'alinéa 2, il n'est pas tenu compte du congé annuel de vacances qui est reporté en application du paragraphe 2.
Les jours de congé annuel de vacances épargnés sont pris au choix de l'agent dans le respect toutefois des nécessités du service.
Si l'agent souhaite prendre une période continue d'au moins 20 jours ouvrables de congé annuel de vacances épargnés, il doit, par dérogation à l'alinéa 4, en faire la demande deux mois avant le début de son congé, à moins que l'autorité dont il relève n'accepte un délai plus court. Ce congé ne peut pas lui être refusé pour des raisons de service.
Par dérogation aux alinéas 4 et 5, le congé annuel de vacances épargné peut commencer le premier jour de la semaine qui suit la demande lorsque l'agent est confronté à une hospitalisation d'une personne habitant sous le même toit que l'agent ou d'un enfant, du père ou de la mère de l'agent ou d'un enfant, du père ou de la mère de son conjoint. ".
" Art. 11. § 1er. Le congé annuel de vacances est assimilé à une période d'activité de service.
Il est pris au choix de l'agent dans le respect toutefois des nécessités du service.
Si le congé est fractionné et si l'agent le demande, ce congé comporte une période continue d'au moins deux semaines.
§ 2. Le président du comité de direction ou le secrétaire général fixe les modalités d'un report éventuel du congé annuel de vacances à l'année suivante. Ce report est valable un an au maximum.
Lorsque l'agent n'a pas pu prendre l'entièreté ou une partie de son congé annuel de vacances à cause d'une absence pour maladie, un accident de travail ou sur le chemin du travail ou d'une maladie professionnelle, le report n'est pas limité à un an. Au retour de l'agent, le congé annuel de vacances est pris au choix de l'agent dans le respect toutefois des nécessités du service.
§ 3. Le nombre de jours ouvrables de congé annuel de vacances qui peut être épargné est limité au nombre de jours ouvrables de congé annuel de vacances supérieur à la durée minimale pour des prestations à temps plein fixée à l'article 9 de la loi du 14 décembre 2000 fixant certains aspects de l'aménagement du temps de travail dans le secteur public, entre en considération. Ce nombre est calculé au prorata pour les travailleurs à temps partiel.
Le nombre total de jours de congé annuel de vacances ainsi épargnés ne peut pas dépasser les 100 jours ouvrables.
Pour déterminer la durée maximum de 100 jours ouvrables définie à l'alinéa 2, il n'est pas tenu compte du congé annuel de vacances qui est reporté en application du paragraphe 2.
Les jours de congé annuel de vacances épargnés sont pris au choix de l'agent dans le respect toutefois des nécessités du service.
Si l'agent souhaite prendre une période continue d'au moins 20 jours ouvrables de congé annuel de vacances épargnés, il doit, par dérogation à l'alinéa 4, en faire la demande deux mois avant le début de son congé, à moins que l'autorité dont il relève n'accepte un délai plus court. Ce congé ne peut pas lui être refusé pour des raisons de service.
Par dérogation aux alinéas 4 et 5, le congé annuel de vacances épargné peut commencer le premier jour de la semaine qui suit la demande lorsque l'agent est confronté à une hospitalisation d'une personne habitant sous le même toit que l'agent ou d'un enfant, du père ou de la mère de l'agent ou d'un enfant, du père ou de la mère de son conjoint. ".
Art.8. In paragraaf 2 van artikel 12 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 oktober 2005, wordt er tussen het tweede en het derde lid twee leden ingevoegd, luidende :
"Indien de ambtenaar zijn jaarlijks vakantieverlof opgespaard in toepassing van artikel 11, § 3, niet heeft opgenomen vooraleer hij de dienst verlaat, dan heeft hij recht op een compensatietoelage waarvan het bedrag gelijk is aan de laatste activiteitswedde die overeenstemt met het aantal niet genomen verlofdagen.
Bij het overlijden van de ambtenaar wordt de compensatietoelage voor niet opgenomen dagen jaarlijks vakantieverlof uitbetaald aan de erfgenamen, met in begrip van het jaarlijks vakantieverlof opgespaard in toepassing van artikel 11, § 3.".
"Indien de ambtenaar zijn jaarlijks vakantieverlof opgespaard in toepassing van artikel 11, § 3, niet heeft opgenomen vooraleer hij de dienst verlaat, dan heeft hij recht op een compensatietoelage waarvan het bedrag gelijk is aan de laatste activiteitswedde die overeenstemt met het aantal niet genomen verlofdagen.
Bij het overlijden van de ambtenaar wordt de compensatietoelage voor niet opgenomen dagen jaarlijks vakantieverlof uitbetaald aan de erfgenamen, met in begrip van het jaarlijks vakantieverlof opgespaard in toepassing van artikel 11, § 3.".
Art.8. Au paragraphe 2 de l'article 12 du même arrêté, remplacé par l'arrêté royal du 12 octobre 2005, deux alinéas rédigés comme suit sont insérés entre les alinéas 2 et 3 :
" Si l'agent n'a pas pris son congé annuel de vacances épargné en application de l'article 11, § 3, avant de quitter le service, il bénéficie d'une allocation compensatoire dont le montant est égal au dernier traitement d'activité de l'agent afférent aux jours de congé non pris.
En cas de décès de l'agent, l'allocation compensatoire pour les jours de congé annuel de vacances non pris est payée aux héritiers, y compris les jours de congé annuel de vacances épargnés en application de l'article 11, § 3. ".
" Si l'agent n'a pas pris son congé annuel de vacances épargné en application de l'article 11, § 3, avant de quitter le service, il bénéficie d'une allocation compensatoire dont le montant est égal au dernier traitement d'activité de l'agent afférent aux jours de congé non pris.
En cas de décès de l'agent, l'allocation compensatoire pour les jours de congé annuel de vacances non pris est payée aux héritiers, y compris les jours de congé annuel de vacances épargnés en application de l'article 11, § 3. ".
Art.9. Artikel 13 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 januari 2009 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 november 2011, wordt opgeheven.
Art.9. L'article 13 du même arrêté, remplacé par l'arrêté royal du 31 janvier 2009 et modifié par l'arrêté royal du 14 novembre 2011, est abrogé.
Art.10. Artikel 34 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 december 2002, wordt vervangen als volgt :
"Art. 34. § 1. Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte of de adoptie van zijn kind of bij de plaatsing van een kind in een opvanggezin in het kader van de pleegzorg, een ouderschapsverlof toegestaan dat kan genomen worden :
- hetzij gedurende een periode van drie maanden als voltijds verlof; op vraag van de ambtenaar kan deze periode worden opgesplitst in maanden;
- hetzij gedurende een periode van zes maanden in het kader van een vermindering van de prestaties met de helft wanneer hij voltijds tewerkgesteld is; op vraag van de ambtenaar kan deze periode worden opgesplitst in periodes van twee maanden of een veelvoud hiervan;
- hetzij gedurende een periode van vijftien maanden in het kader van een vermindering van de prestaties met één vijfde wanneer hij voltijds tewerkgesteld is; op vraag van de ambtenaar kan deze periode worden opgesplitst in periodes van vijf maanden of een veelvoud hiervan.
De ambtenaar heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende modaliteiten vermeld in het eerste lid. Bij een wijziging van opnamevorm moet rekening worden gehouden met het principe dat één maand voltijds verlof gelijk is aan twee maanden verminderde prestaties met de helft en gelijk is aan vijf maanden verminderde prestaties met één vijfde.
De ambtenaar heeft recht op het ouderschapsverlof :
- naar aanleiding van de geboorte van zijn kind tot het kind twaalf jaar wordt;
- in het kader van de adoptie van een kind gedurende een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de ambtenaar zijn verblijfplaats heeft, tot het kind twaalf jaar wordt;
- in het kader van een plaatsing van een kind in een opvanggezin in het kader van de pleegzorg vanaf het ogenblik van de plaatsing van het kind in het gezin tot het einde van de plaatsing en uiterlijk tot het kind twaalf jaar wordt.
Wanneer het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft, die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag, is er geen leeftijdsgrens.
Aan de voorwaarde van de twaalfde verjaardag moet voldaan zijn uiterlijk gedurende de periode van het ouderschapsverlof.
§ 2. Het in dit artikel beoogde ouderschapsverlof wordt niet bezoldigd; voor het overige wordt het gelijkgesteld aan een periode van dienstactiviteit.".
"Art. 34. § 1. Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte of de adoptie van zijn kind of bij de plaatsing van een kind in een opvanggezin in het kader van de pleegzorg, een ouderschapsverlof toegestaan dat kan genomen worden :
- hetzij gedurende een periode van drie maanden als voltijds verlof; op vraag van de ambtenaar kan deze periode worden opgesplitst in maanden;
- hetzij gedurende een periode van zes maanden in het kader van een vermindering van de prestaties met de helft wanneer hij voltijds tewerkgesteld is; op vraag van de ambtenaar kan deze periode worden opgesplitst in periodes van twee maanden of een veelvoud hiervan;
- hetzij gedurende een periode van vijftien maanden in het kader van een vermindering van de prestaties met één vijfde wanneer hij voltijds tewerkgesteld is; op vraag van de ambtenaar kan deze periode worden opgesplitst in periodes van vijf maanden of een veelvoud hiervan.
De ambtenaar heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende modaliteiten vermeld in het eerste lid. Bij een wijziging van opnamevorm moet rekening worden gehouden met het principe dat één maand voltijds verlof gelijk is aan twee maanden verminderde prestaties met de helft en gelijk is aan vijf maanden verminderde prestaties met één vijfde.
De ambtenaar heeft recht op het ouderschapsverlof :
- naar aanleiding van de geboorte van zijn kind tot het kind twaalf jaar wordt;
- in het kader van de adoptie van een kind gedurende een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de ambtenaar zijn verblijfplaats heeft, tot het kind twaalf jaar wordt;
- in het kader van een plaatsing van een kind in een opvanggezin in het kader van de pleegzorg vanaf het ogenblik van de plaatsing van het kind in het gezin tot het einde van de plaatsing en uiterlijk tot het kind twaalf jaar wordt.
Wanneer het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft, die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag, is er geen leeftijdsgrens.
Aan de voorwaarde van de twaalfde verjaardag moet voldaan zijn uiterlijk gedurende de periode van het ouderschapsverlof.
§ 2. Het in dit artikel beoogde ouderschapsverlof wordt niet bezoldigd; voor het overige wordt het gelijkgesteld aan een periode van dienstactiviteit.".
Art.10. L'article 34 du même arrêté, remplacé par l'arrêté royal du 26 mai 1999 et modifié par l'arrêté royal du 12 décembre 2002, est remplacé par ce qui suit :
" Art. 34. § 1er. L'agent en activité de service obtient, lors de la naissance, de l'adoption de son enfant ou le placement d'un enfant dans une famille d'accueil dans le cadre de la politique d'accueil, un congé parental qui peut être pris :
- soit sous la forme d'un congé à temps plein durant une période de trois mois; au choix de l'agent, cette période peut être fractionnée par mois;
- soit, quand il est employé à temps plein, sous la forme d'une réduction des prestations de moitié durant une période de six mois; au choix de l'agent, cette période peut être fractionnée en périodes de deux mois ou un multiple de ce chiffre;
- soit, quand il est employé à temps plein, sous la forme d'une réduction des prestations d'un cinquième durant une période de quinze mois; au choix de l'agent, cette période peut être fractionnée en périodes de cinq mois ou un multiple de ce chiffre.
L'agent a la possibilité dans le cadre de l'exercice de son droit au congé parental de faire usage des différentes modalités prévues à l'alinéa 1er. Lors d'un changement de forme, il convient de tenir compte du principe qu'un mois de congé à temps plein est équivalent à deux mois de prestations réduites de moitié et à cinq mois de prestations réduites d'un cinquième.
L'agent a droit au congé parental :
- en raison de la naissance de son enfant, jusqu'à ce que l'enfant atteigne son douzième anniversaire;
- en raison de l'adoption d'un enfant, pendant une période qui court à partir de l'inscription de l'enfant comme faisant partie de son ménage, au registre de la population ou au registre des étrangers de la commune où l'agent a sa résidence, jusqu'à ce que l'enfant atteigne son douzième anniversaire;
- en raison d'un placement d'un enfant dans une famille d'accueil dans le cadre de la politique d'accueil, à partir du placement de l'enfant dans la famille jusqu'à la fin du placement et au plus tard jusqu'à ce que l'enfant atteigne son douzième anniversaire.
Lorsque l'enfant est atteint d'une incapacité physique ou mentale de 66 % au moins ou d'une affection qui a pour conséquence qu'au moins 4 points sont reconnus dans le pilier I de l'échelle médico-sociale au sens de la réglementation relative aux allocations familiales, il n'y a pas de limite d'âge.
La condition du douzième unième anniversaire doit être satisfaite au plus tard pendant la période de congé parental.
§ 2. Le congé parental visé par le présent article n'est pas rémunéré; il est assimilé pour le surplus à une période d'activité de service. ".
" Art. 34. § 1er. L'agent en activité de service obtient, lors de la naissance, de l'adoption de son enfant ou le placement d'un enfant dans une famille d'accueil dans le cadre de la politique d'accueil, un congé parental qui peut être pris :
- soit sous la forme d'un congé à temps plein durant une période de trois mois; au choix de l'agent, cette période peut être fractionnée par mois;
- soit, quand il est employé à temps plein, sous la forme d'une réduction des prestations de moitié durant une période de six mois; au choix de l'agent, cette période peut être fractionnée en périodes de deux mois ou un multiple de ce chiffre;
- soit, quand il est employé à temps plein, sous la forme d'une réduction des prestations d'un cinquième durant une période de quinze mois; au choix de l'agent, cette période peut être fractionnée en périodes de cinq mois ou un multiple de ce chiffre.
L'agent a la possibilité dans le cadre de l'exercice de son droit au congé parental de faire usage des différentes modalités prévues à l'alinéa 1er. Lors d'un changement de forme, il convient de tenir compte du principe qu'un mois de congé à temps plein est équivalent à deux mois de prestations réduites de moitié et à cinq mois de prestations réduites d'un cinquième.
L'agent a droit au congé parental :
- en raison de la naissance de son enfant, jusqu'à ce que l'enfant atteigne son douzième anniversaire;
- en raison de l'adoption d'un enfant, pendant une période qui court à partir de l'inscription de l'enfant comme faisant partie de son ménage, au registre de la population ou au registre des étrangers de la commune où l'agent a sa résidence, jusqu'à ce que l'enfant atteigne son douzième anniversaire;
- en raison d'un placement d'un enfant dans une famille d'accueil dans le cadre de la politique d'accueil, à partir du placement de l'enfant dans la famille jusqu'à la fin du placement et au plus tard jusqu'à ce que l'enfant atteigne son douzième anniversaire.
Lorsque l'enfant est atteint d'une incapacité physique ou mentale de 66 % au moins ou d'une affection qui a pour conséquence qu'au moins 4 points sont reconnus dans le pilier I de l'échelle médico-sociale au sens de la réglementation relative aux allocations familiales, il n'y a pas de limite d'âge.
La condition du douzième unième anniversaire doit être satisfaite au plus tard pendant la période de congé parental.
§ 2. Le congé parental visé par le présent article n'est pas rémunéré; il est assimilé pour le surplus à une période d'activité de service. ".
Art.11. Artikel 36 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 november 2011, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"De maximumduur van het adoptieverlof wordt verminderd met het aantal weken opvangverlof in toepassing van artikel 36bis, dat de ambtenaar reeds heeft bekomen voor hetzelfde kind.".
"De maximumduur van het adoptieverlof wordt verminderd met het aantal weken opvangverlof in toepassing van artikel 36bis, dat de ambtenaar reeds heeft bekomen voor hetzelfde kind.".
Art.11. L'article 36 du même arrêté, remplacé par l'arrêté royal du 14 novembre 2011, est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" La durée maximum du congé d'adoption est réduite du nombre de semaines de congé d'accueil en application de l'article 36bis, que l'agent a déjà obtenu pour le même enfant. ".
" La durée maximum du congé d'adoption est réduite du nombre de semaines de congé d'accueil en application de l'article 36bis, que l'agent a déjà obtenu pour le même enfant. ".
Art.12. In artikel 109 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2002, wordt het derde lid opgeheven.
Art.12. A l'article 109 du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 10 juin 2002, l'alinéa 3 est abrogé.
Art.13. Artikel 113 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2002, wordt vervangen als volgt :
"Art. 113. De ambtenaar bekomt een voltijds onbetaald verlof voor een periode van maximum vier jaar tijdens de hele loopbaan.
Bij opsplitsing van deze afwezigheid moet de afwezigheid minstens zes maanden bedragen.
In afwijking van het tweede lid, kan de ambtenaar zes maal tijdens de hele loopbaan vragen om een afwezigheid van één maand te bekomen.".
"Art. 113. De ambtenaar bekomt een voltijds onbetaald verlof voor een periode van maximum vier jaar tijdens de hele loopbaan.
Bij opsplitsing van deze afwezigheid moet de afwezigheid minstens zes maanden bedragen.
In afwijking van het tweede lid, kan de ambtenaar zes maal tijdens de hele loopbaan vragen om een afwezigheid van één maand te bekomen.".
Art.13. L'article 113 du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 10 juin 2002, est remplacé par ce qui suit :
" Art. 113. L'agent obtient l'autorisation de s'absenter à temps plein pour une période de quatre ans au maximum pour l'ensemble de sa carrière.
Si cette absence est fractionnée, la période d'absence doit être de six mois au moins.
Par dérogation à l'alinéa 2, l'agent peut demander six fois sur l'ensemble de sa carrière à s'absenter pour une période d'un mois. ".
" Art. 113. L'agent obtient l'autorisation de s'absenter à temps plein pour une période de quatre ans au maximum pour l'ensemble de sa carrière.
Si cette absence est fractionnée, la période d'absence doit être de six mois au moins.
Par dérogation à l'alinéa 2, l'agent peut demander six fois sur l'ensemble de sa carrière à s'absenter pour une période d'un mois. ".
Art.14. In artikel 116 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 26 mei 1999, 10 juni 2002 en 28 december 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt het vijfde lid opgeheven;
2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :
" § 2. De ambtenaar die zijn beroepsloopbaan wenst te onderbreken, voegt bij de mededeling bedoeld in artikel 8bis het formulier voor de aanvraag om uitkeringen bedoeld in artikel 134.".
1° in paragraaf 1 wordt het vijfde lid opgeheven;
2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :
" § 2. De ambtenaar die zijn beroepsloopbaan wenst te onderbreken, voegt bij de mededeling bedoeld in artikel 8bis het formulier voor de aanvraag om uitkeringen bedoeld in artikel 134.".
Art.14. A l'article 116 du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux des 26 mai 1999, 10 juin 2002 et 28 décembre 2011, les modifications suivantes sont apportées :
1° au paragraphe 1er, l'alinéa 5 est abrogé;
2° le paragraphe 2 est remplacé par ce qui suit :
" § 2. L'agent qui désire interrompre sa carrière professionnelle joint à la communication visée à l'article 8bis le formulaire de demande d'allocations visé à l'article 134. ".
1° au paragraphe 1er, l'alinéa 5 est abrogé;
2° le paragraphe 2 est remplacé par ce qui suit :
" § 2. L'agent qui désire interrompre sa carrière professionnelle joint à la communication visée à l'article 8bis le formulaire de demande d'allocations visé à l'article 134. ".
Art.15. Artikel 140 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 januari 2007, wordt vervangen als volgt :
"Art.140. De ambtenaar mag zijn ambt met verminderde prestaties uitoefenen voor persoonlijke aangelegenheden.
De ambtenaar moet de helft, twee derden, drie vierden, vier vijfden of negen tienden van de prestaties volbrengen die hem normaal worden opgelegd.
De machtiging om verminderde prestaties te leveren wordt toegekend voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vierentwintig maanden.
De verminderde prestaties moeten steeds een aanvang nemen bij het begin van de maand.".
"Art.140. De ambtenaar mag zijn ambt met verminderde prestaties uitoefenen voor persoonlijke aangelegenheden.
De ambtenaar moet de helft, twee derden, drie vierden, vier vijfden of negen tienden van de prestaties volbrengen die hem normaal worden opgelegd.
De machtiging om verminderde prestaties te leveren wordt toegekend voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vierentwintig maanden.
De verminderde prestaties moeten steeds een aanvang nemen bij het begin van de maand.".
Art.15. L'article 140 du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 17 janvier 2007, est remplacé par ce qui suit :
" Art.140. L'agent peut exercer ses fonctions par prestations réduites pour convenance personnelle.
L'agent est tenu d'accomplir la moitié, les deux tiers, les trois quarts, les quatre cinquièmes ou les neuf dixièmes de la durée des prestations qui lui sont normalement imposées.
L'autorisation d'exercer des prestations réduites est accordée pour une période de trois mois au moins et de vingt-quatre mois au plus.
Les prestations réduites doivent toujours prendre cours au début du mois. ".
" Art.140. L'agent peut exercer ses fonctions par prestations réduites pour convenance personnelle.
L'agent est tenu d'accomplir la moitié, les deux tiers, les trois quarts, les quatre cinquièmes ou les neuf dixièmes de la durée des prestations qui lui sont normalement imposées.
L'autorisation d'exercer des prestations réduites est accordée pour une période de trois mois au moins et de vingt-quatre mois au plus.
Les prestations réduites doivent toujours prendre cours au début du mois. ".
Art.16. In artikel 142, § 2, van hetzelfde besluit, wordt het tweede lid opgeheven.
Art.16. A l'article 142, § 2, du même arrêté, l'alinéa 2 est abrogé.
Art.17. In artikel 152 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juni 2002 en 12 december 2002, wordt tussen het vierde en het vijfde lid het volgende lid ingevoegd :
"De ambtenaren die op datum van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 9 maart 2017 tot wijziging van diverse bepalingen rond flexwerk in de overheidssector een afwezigheid van lange duur of verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden genieten, blijven onderworpen aan de bepalingen die op hen van toepassing waren, tot de aan de gang zijnde periode van afwezigheid is afgelopen.".
"De ambtenaren die op datum van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 9 maart 2017 tot wijziging van diverse bepalingen rond flexwerk in de overheidssector een afwezigheid van lange duur of verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden genieten, blijven onderworpen aan de bepalingen die op hen van toepassing waren, tot de aan de gang zijnde periode van afwezigheid is afgelopen.".
Art.17. A l'article 152 du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux des 10 juin 2002 et 12 décembre 2002, l'alinéa suivant est inséré entre les alinéas 4 et 5 :
" Les agents qui bénéficient, à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 9 mars 2017 modifiant diverses dispositions en matière de travail flexible dans le secteur public, d'une absence de longue durée ou des prestations réduites pour raisons personnelles, restent régis par les dispositions qui leur étaient applicables jusqu'à l'expiration de la période d'absence en cours. ".
" Les agents qui bénéficient, à la date d'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 9 mars 2017 modifiant diverses dispositions en matière de travail flexible dans le secteur public, d'une absence de longue durée ou des prestations réduites pour raisons personnelles, restent régis par les dispositions qui leur étaient applicables jusqu'à l'expiration de la période d'absence en cours. ".
Art.18. In artikel 153 van hetzelfde besluit gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juni 2002 en 12 december 2002, wordt tussen het vierde en het vijfde lid de volgende leden ingevoegd :
"Voor de ambtenaren die tussen 1 december 1998 en 1 april 2017 een afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden hebben genoten, worden deze periodes van afwezigheid aangerekend op de maximumduur vermeld in artikel 113.
Voor de ambtenaren die tussen 1 december 1998 en 1 april 2017 een ouderschapsverlof in toepassing van artikel 34 hebben genoten, worden deze periodes van verlof aangerekend op de maximumduur vermeld in artikel 34. ".
"Voor de ambtenaren die tussen 1 december 1998 en 1 april 2017 een afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden hebben genoten, worden deze periodes van afwezigheid aangerekend op de maximumduur vermeld in artikel 113.
Voor de ambtenaren die tussen 1 december 1998 en 1 april 2017 een ouderschapsverlof in toepassing van artikel 34 hebben genoten, worden deze periodes van verlof aangerekend op de maximumduur vermeld in artikel 34. ".
Art.18. A l'article 153 du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux des 10 juin 2002 et 12 décembre 2002, les alinéas suivants sont insérés entre les alinéas 4 et 5 :
" Pour les agents qui ont bénéficié entre le 1er décembre 1998 et le 1er avril 2017 d'une absence de longue durée pour raisons personnelles, ces périodes d'absence sont imputées sur la durée maximum visée à l'article 113.
Pour les agents qui ont bénéficié entre le 1er décembre 1998 et le 1er avril 2017 d'un congé parental en application de l'article 34, ces périodes de congé sont imputées sur la durée maximum visée à l'article 34. ".
" Pour les agents qui ont bénéficié entre le 1er décembre 1998 et le 1er avril 2017 d'une absence de longue durée pour raisons personnelles, ces périodes d'absence sont imputées sur la durée maximum visée à l'article 113.
Pour les agents qui ont bénéficié entre le 1er décembre 1998 et le 1er avril 2017 d'un congé parental en application de l'article 34, ces périodes de congé sont imputées sur la durée maximum visée à l'article 34. ".
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest
CHAPITRE IV. - Modification de l'arrêté royal du 19 juillet 2001 relatif à l'installation des organes stratégiques des services publics fédéraux et relatif aux membres du personnel des services publics fédéraux désignés pour faire partie du cabinet d'un membre d'un Gouvernement ou d'un Collège d'une Communauté ou d'une Région
Art.19. In de bepalingen onder 1° en 2° van het artikel 11, § 1, van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 oktober 2003, worden de woorden ", een openbare instelling van sociale zekerheid, een federale instelling van openbaar nut" ingevoegd tussen de woorden "een federale overheidsdienst" en de woorden "of een wetenschappelijke instelling van de Staat,".
Art.19. Dans les 1° et 2° de l'article 11, § 1er, de l'arrêté royal du 19 juillet 2001 relatif à l'installation des organes stratégiques des services publics fédéraux et relatif aux membres du personnel des services publics fédéraux désignés pour faire partie du cabinet d'un membre d'un Gouvernement ou d'un Collège d'une Communauté ou d'une Région, remplacé par l'arrêté royal du 23 octobre 2003, les mots " , une institution publique de sécurité sociale, un organisme d'intérêt public fédéral " sont chaque fois insérés entre les mots " un service public fédéral " et les mots " ou un établissement scientifique de l'Etat, ".
HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006 betreffende het telewerk in het federaal administratief openbaar ambt
CHAPITRE V. - Modification de l'arrêté royal du 22 novembre 2006 relatif au télétravail dans la fonction publique fédérale administrative
Art.20. In het opschrift van het koninklijk besluit van 22 november 2006 betreffende het telewerk in het federaal administratief openbaar ambt, worden de woorden "het telewerk" vervangen door de woorden "het telewerk en het satellietwerk".
Art.20. Dans l'intitulé de l'arrêté royal du 22 novembre 2006 relatif au télétravail dans la fonction publique fédérale administrative, les mots " au télétravail " sont remplacés par les mots " au télétravail et au travail en bureau satellite ".
Art.21. In artikel 2, eerste lid, van hetzelfde besluit gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 oktober 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° een 1° /1 wordt ingevoegd, luidende :
"1° /1 satellietwerk : een vorm van organisatie en/of uitvoering van het werk waarin, met gebruik van informatietechnologie, werkzaamheden die normaliter verricht worden in de dienst van aanwijzing worden verricht in een satellietkantoor, d.w.z. een gedecentraliseerd lokaal van de werkgever of een lokaal dat de werkgever aan het personeelslid ter beschikking stelt. Verschillende werkgevers kunnen overeenkomen om samen lokalen in te richten met het oog op deze ter beschikking te stellen van hun personeelsleden;";
2° een 2° /1 wordt ingevoegd, luidende :
"2° /1 satellietwerker : elk personeelslid dat satellietwerk verricht;";
3° een 6° wordt ingevoegd, luidende :
"6° hiërarchische meerdere : de ambtenaar aan wie de houder van de managementfunctie N-1 of van de staffunctie die deze dienst leidt of, bij afwezigheid, de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde de verantwoordelijkheid over een dienst of over een team heeft toegekend en die dientengevolge rechtstreeks gezag uitoefent over de personeelsleden van die dienst of van dat team;";
4° een 7° wordt ingevoegd, luidende :
"7° functionele chef : de ambtenaar, de contractueel of de statutair die onder een andere rechtstoestand ressorteert die, onder de verantwoordelijkheid van de hiërarchische meerdere van een personeelslid, een rechtstreekse gezagsrelatie heeft ten aanzien van deze laatste bij het dagelijks uitoefenen van zijn ambt.".
1° een 1° /1 wordt ingevoegd, luidende :
"1° /1 satellietwerk : een vorm van organisatie en/of uitvoering van het werk waarin, met gebruik van informatietechnologie, werkzaamheden die normaliter verricht worden in de dienst van aanwijzing worden verricht in een satellietkantoor, d.w.z. een gedecentraliseerd lokaal van de werkgever of een lokaal dat de werkgever aan het personeelslid ter beschikking stelt. Verschillende werkgevers kunnen overeenkomen om samen lokalen in te richten met het oog op deze ter beschikking te stellen van hun personeelsleden;";
2° een 2° /1 wordt ingevoegd, luidende :
"2° /1 satellietwerker : elk personeelslid dat satellietwerk verricht;";
3° een 6° wordt ingevoegd, luidende :
"6° hiërarchische meerdere : de ambtenaar aan wie de houder van de managementfunctie N-1 of van de staffunctie die deze dienst leidt of, bij afwezigheid, de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde de verantwoordelijkheid over een dienst of over een team heeft toegekend en die dientengevolge rechtstreeks gezag uitoefent over de personeelsleden van die dienst of van dat team;";
4° een 7° wordt ingevoegd, luidende :
"7° functionele chef : de ambtenaar, de contractueel of de statutair die onder een andere rechtstoestand ressorteert die, onder de verantwoordelijkheid van de hiërarchische meerdere van een personeelslid, een rechtstreekse gezagsrelatie heeft ten aanzien van deze laatste bij het dagelijks uitoefenen van zijn ambt.".
Art.21. A l'article 2, alinéa 1er du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 7 octobre 2011, les modifications suivantes sont apportées :
1° il est inséré un 1° /1 rédigé comme suit :
" 1° /1 travail en bureau satellite : une forme d'organisation et/ou de réalisation du travail, utilisant les technologies de l'information, dans laquelle un travail qui est normalement effectué dans le service d'affectation est effectué dans un bureau satellite, c'est-à-dire un local décentralisé de l'employeur ou mis à la disposition du membre du personnel par l'employeur. Plusieurs employeurs peuvent s'entendre pour aménager ensemble des locaux en vue de les mettre à la disposition des membres de leur personnel; ";
2° il est inséré un 2° /1 rédigé comme suit :
" 2° /1 travailleur en bureau satellite : tout membre du personnel qui effectue du travail en bureau satellite; ";
3° il est inséré un 6° rédigé comme suit :
" 6° supérieur hiérarchique : l'agent auquel le titulaire de la fonction de management N-1 ou de la fonction d'encadrement qui dirige ce service ou, à défaut, le fonctionnaire dirigeant ou son délégué a attribué la responsabilité d'un service ou d'une équipe et qui exerce de ce fait l'autorité directe sur les membres du personnel de ce service ou de cette équipe; ";
4° il est inséré un 7° rédigé comme suit :
" 7° chef fonctionnel : l'agent, le contractuel ou le statutaire relevant d'une autre situation juridique qui, sous la responsabilité du supérieur hiérarchique d'un membre du personnel, a un lien d'autorité directe sur ce dernier dans l'exercice quotidien de ses fonctions. ".
1° il est inséré un 1° /1 rédigé comme suit :
" 1° /1 travail en bureau satellite : une forme d'organisation et/ou de réalisation du travail, utilisant les technologies de l'information, dans laquelle un travail qui est normalement effectué dans le service d'affectation est effectué dans un bureau satellite, c'est-à-dire un local décentralisé de l'employeur ou mis à la disposition du membre du personnel par l'employeur. Plusieurs employeurs peuvent s'entendre pour aménager ensemble des locaux en vue de les mettre à la disposition des membres de leur personnel; ";
2° il est inséré un 2° /1 rédigé comme suit :
" 2° /1 travailleur en bureau satellite : tout membre du personnel qui effectue du travail en bureau satellite; ";
3° il est inséré un 6° rédigé comme suit :
" 6° supérieur hiérarchique : l'agent auquel le titulaire de la fonction de management N-1 ou de la fonction d'encadrement qui dirige ce service ou, à défaut, le fonctionnaire dirigeant ou son délégué a attribué la responsabilité d'un service ou d'une équipe et qui exerce de ce fait l'autorité directe sur les membres du personnel de ce service ou de cette équipe; ";
4° il est inséré un 7° rédigé comme suit :
" 7° chef fonctionnel : l'agent, le contractuel ou le statutaire relevant d'une autre situation juridique qui, sous la responsabilité du supérieur hiérarchique d'un membre du personnel, a un lien d'autorité directe sur ce dernier dans l'exercice quotidien de ses fonctions. ".
Art.22. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 3. De beslissing om op telewerk en/of op satellietwerk beroep te kunnen doen in een instelling wordt door het directiecomité genomen.
De beslissing om effectief beroep te doen op telewerk of satellietwerk wordt genomen door de functionele chef of de hiërarchische meerdere.".
"Art. 3. De beslissing om op telewerk en/of op satellietwerk beroep te kunnen doen in een instelling wordt door het directiecomité genomen.
De beslissing om effectief beroep te doen op telewerk of satellietwerk wordt genomen door de functionele chef of de hiërarchische meerdere.".
Art.22. L'article 3 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :
" Art. 3. La décision de pouvoir recourir au télétravail et/ou au travail en bureau satellite dans une institution est prise par le comité de direction.
La décision de recourir effectivement au télétravail ou au travail en bureau satellite est prise par le chef fonctionnel ou le supérieur hiérarchique. ".
" Art. 3. La décision de pouvoir recourir au télétravail et/ou au travail en bureau satellite dans une institution est prise par le comité de direction.
La décision de recourir effectivement au télétravail ou au travail en bureau satellite est prise par le chef fonctionnel ou le supérieur hiérarchique. ".
Art.23. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 4. Het telewerk kan worden verricht in de woning van de telewerker of in elke andere door hem gekozen plaats.
Het telewerk en het satellietwerk geven geen recht op een verblijfsvergoeding, dit ongeacht de plaats waar het wordt uitgeoefend.".
"Art. 4. Het telewerk kan worden verricht in de woning van de telewerker of in elke andere door hem gekozen plaats.
Het telewerk en het satellietwerk geven geen recht op een verblijfsvergoeding, dit ongeacht de plaats waar het wordt uitgeoefend.".
Art.23. L'article 4 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :
" Art. 4. Le télétravail peut être réalisé au domicile du télétravailleur ou en tout autre lieu choisi par lui.
Le télétravail et le travail en bureau satellite ne donnent pas droit à une indemnité de séjour, quel que soit l'endroit où ils sont exécutés. ".
" Art. 4. Le télétravail peut être réalisé au domicile du télétravailleur ou en tout autre lieu choisi par lui.
Le télétravail et le travail en bureau satellite ne donnent pas droit à une indemnité de séjour, quel que soit l'endroit où ils sont exécutés. ".
Art.24. In artikel 5 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 4 vervangen als volgt :
" § 4. Telewerk mag, over een periode van een jaar, niet meer dan drie vijfden van de arbeidsregeling die op de telewerker van toepassing is beslaan.
Telewerk en satellietwerk mogen samen nooit gelijk zijn aan de arbeidsregeling die op het personeelslid van toepassing is.".
" § 4. Telewerk mag, over een periode van een jaar, niet meer dan drie vijfden van de arbeidsregeling die op de telewerker van toepassing is beslaan.
Telewerk en satellietwerk mogen samen nooit gelijk zijn aan de arbeidsregeling die op het personeelslid van toepassing is.".
Art.24. A l'article 5 du même arrêté, le paragraphe 4 est remplacé par ce qui suit :
" § 4. Le télétravail ne peut pas occuper, sur une période d'un an, plus de trois cinquièmes du régime de travail qui est applicable au télétravailleur.
Le télétravail et le travail en bureau satellite ne peuvent ensemble jamais occuper la totalité du régime de travail applicable au membre du personnel. ".
" § 4. Le télétravail ne peut pas occuper, sur une période d'un an, plus de trois cinquièmes du régime de travail qui est applicable au télétravailleur.
Le télétravail et le travail en bureau satellite ne peuvent ensemble jamais occuper la totalité du régime de travail applicable au membre du personnel. ".
Art.25. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 worden de woorden "het telewerk" en de woorden "de telewerker" respectievelijk vervangen door de woorden "het telewerk of het satellietwerk" en de woorden "de telewerker of de satellietwerker";
2° in paragraaf 2 worden de woorden "is de telewerker" vervangen door de woorden "zijn de telewerker en de satellietwerker";
3° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt :
" § 3. De telewerker en de satellietwerker zorgen voor de organisatie van hun werk rekening houdend met de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector en van het voorstel bedoeld in artikel 9.";
2° in paragraaf 4 worden de woorden "de telewerker toegang heeft" vervangen door de woorden "de telewerker en de satellietwerker toegang hebben".
1° in paragraaf 1 worden de woorden "het telewerk" en de woorden "de telewerker" respectievelijk vervangen door de woorden "het telewerk of het satellietwerk" en de woorden "de telewerker of de satellietwerker";
2° in paragraaf 2 worden de woorden "is de telewerker" vervangen door de woorden "zijn de telewerker en de satellietwerker";
3° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt :
" § 3. De telewerker en de satellietwerker zorgen voor de organisatie van hun werk rekening houdend met de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector en van het voorstel bedoeld in artikel 9.";
2° in paragraaf 4 worden de woorden "de telewerker toegang heeft" vervangen door de woorden "de telewerker en de satellietwerker toegang hebben".
Art.25. A l'article 6 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° au paragraphe 1er, les mots " le télétravail " et les mots " le télétravailleur " sont respectivement remplacés par les mots " le télétravail ou le travail en bureau satellite " et les mots " le télétravailleur ou le travailleur en bureau satellite ";
2° au paragraphe 2, les mots " le télétravailleur est tenu " sont remplacés par les mots " le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite sont tenus ";
3° le paragraphe 3 est remplacé par ce qui suit :
" § 3. Le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite gèrent l'organisation de leur travail dans le respect de la loi du 14 décembre 2000 fixant certains aspects de l'aménagement du temps de travail dans le secteur public et de la proposition visée à l'article 9. ";
2° au paragraphe 4, les mots " le télétravailleur accède " sont remplacés par les mots " le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite accèdent ".
1° au paragraphe 1er, les mots " le télétravail " et les mots " le télétravailleur " sont respectivement remplacés par les mots " le télétravail ou le travail en bureau satellite " et les mots " le télétravailleur ou le travailleur en bureau satellite ";
2° au paragraphe 2, les mots " le télétravailleur est tenu " sont remplacés par les mots " le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite sont tenus ";
3° le paragraphe 3 est remplacé par ce qui suit :
" § 3. Le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite gèrent l'organisation de leur travail dans le respect de la loi du 14 décembre 2000 fixant certains aspects de l'aménagement du temps de travail dans le secteur public et de la proposition visée à l'article 9. ";
2° au paragraphe 4, les mots " le télétravailleur accède " sont remplacés par les mots " le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite accèdent ".
Art.26. In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "de telewerkers" vervangen door de woorden "de telewerkers en de satellietwerkers";
2° in het tweede lid worden de woorden "de invoering van telewerk" vervangen door de woorden "de invoering van telewerk en/of satellietwerk";
3° in het derde lid worden de woorden "inzake telewerk" vervangen door de woorden "inzake telewerk en/of satellietwerk".
1° in het eerste lid worden de woorden "de telewerkers" vervangen door de woorden "de telewerkers en de satellietwerkers";
2° in het tweede lid worden de woorden "de invoering van telewerk" vervangen door de woorden "de invoering van telewerk en/of satellietwerk";
3° in het derde lid worden de woorden "inzake telewerk" vervangen door de woorden "inzake telewerk en/of satellietwerk".
Art.26. A l'article 8 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° à l'alinéa 1er, les mots " les télétravailleurs " sont remplacés par les mots " les télétravailleurs et les travailleurs en bureau satellite ";
2° à l'alinéa 2, les mots " l'introduction du télétravail " sont remplacés par les mots " l'introduction du télétravail et/ou du travail en bureau satellite ";
3° à l'alinéa 3, les mots " en matière de télétravail " sont remplacés par les mots " en matière de télétravail et/ou de travail en bureau satellite ".
1° à l'alinéa 1er, les mots " les télétravailleurs " sont remplacés par les mots " les télétravailleurs et les travailleurs en bureau satellite ";
2° à l'alinéa 2, les mots " l'introduction du télétravail " sont remplacés par les mots " l'introduction du télétravail et/ou du travail en bureau satellite ";
3° à l'alinéa 3, les mots " en matière de télétravail " sont remplacés par les mots " en matière de télétravail et/ou de travail en bureau satellite ".
Art.27. In hetzelfde besluit word een artikel 9bis ingevoegd, luidende :
"Art. 9bis. Artikel 9 is eveneens van toepassing op de satellietwerker.".
"Art. 9bis. Artikel 9 is eveneens van toepassing op de satellietwerker.".
Art.27. Dans le même arrêté, il est inséré un article 9bis rédigé comme suit :
" Art. 9bis. L'article 9 s'applique également au travailleur en bureau satellite. ".
" Art. 9bis. L'article 9 s'applique également au travailleur en bureau satellite. ".
Art.28. In artikel 10, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "de voor telewerk benodigde apparatuur" vervangen door de woorden "de voor telewerk en satellietwerk benodigde apparatuur".
Art.28. A l'article 10, alinéa 1er, du même arrêté, les mots " au télétravailleur " et les mots " les équipements nécessaires au télétravail " sont respectivement remplacés par les mots " au télétravailleur et au travailleur en bureau satellite " et par les mots " les équipements nécessaires au télétravail et au travail dans un bureau satellite ".
Art.29. Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 11. De telewerker en de satellietwerker gaan zorgvuldig om met de hen ter beschikking gestelde apparatuur.
De telewerker en de satellietwerker verzamelen of verspreiden via internet geen gegevens die geen verband vertonen met de arbeid. Zij gebruiken het ter zijn beschikking gesteld materiaal niet voor private doelstellingen.".
"Art. 11. De telewerker en de satellietwerker gaan zorgvuldig om met de hen ter beschikking gestelde apparatuur.
De telewerker en de satellietwerker verzamelen of verspreiden via internet geen gegevens die geen verband vertonen met de arbeid. Zij gebruiken het ter zijn beschikking gesteld materiaal niet voor private doelstellingen.".
Art.29. L'article 11 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :
" Art. 11. Le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite prennent dûment soin des équipements qui leur sont confiés.
Le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite ne rassemblent ni ne diffusent de données étrangères au travail via Internet. Ils n'utilisent pas le matériel mis à disposition à des fins privées. ".
" Art. 11. Le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite prennent dûment soin des équipements qui leur sont confiés.
Le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite ne rassemblent ni ne diffusent de données étrangères au travail via Internet. Ils n'utilisent pas le matériel mis à disposition à des fins privées. ".
Art.30. In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de woorden "de telewerker" vervangen door de woorden "de telewerker en de satellietwerker".
Art.30. A l'article 12 du même arrêté, les mots " au télétravailleur " sont remplacés par les mots " au télétravailleur et au travailleur en bureau satellite ".
Art.31. In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
"De kosten die voortvloeien uit verlies of beschadiging van de door de telewerker en de satellietwerker gebruikte apparatuur en gegevens in het kader van het telewerk en het satellietwerk, zijn voor rekening van de werkgever, behalve bij bedrog of zware schuld van de telewerker en de satellietwerker.";
2° in het tweede lid worden de woorden "verschaft de telewerker" vervangen door de woorden "verschaft de telewerker of de satellietwerker".
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt :
"De kosten die voortvloeien uit verlies of beschadiging van de door de telewerker en de satellietwerker gebruikte apparatuur en gegevens in het kader van het telewerk en het satellietwerk, zijn voor rekening van de werkgever, behalve bij bedrog of zware schuld van de telewerker en de satellietwerker.";
2° in het tweede lid worden de woorden "verschaft de telewerker" vervangen door de woorden "verschaft de telewerker of de satellietwerker".
Art.31. A l'article 13 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
" L'employeur est tenu des coûts liés à la perte ou à l'endommagement des équipements et des données utilisées par le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite dans le cadre du télétravail et du travail en bureau satellite sauf dol ou faute lourde du télétravailleur et du travailleur en bureau satellite. ";
2° à l'alinéa 2, les mots " le télétravailleur fournit " sont remplacés par les mots " le télétravailleur ou le travailleur en bureau satellite fournit ".
1° l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
" L'employeur est tenu des coûts liés à la perte ou à l'endommagement des équipements et des données utilisées par le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite dans le cadre du télétravail et du travail en bureau satellite sauf dol ou faute lourde du télétravailleur et du travailleur en bureau satellite. ";
2° à l'alinéa 2, les mots " le télétravailleur fournit " sont remplacés par les mots " le télétravailleur ou le travailleur en bureau satellite fournit ".
Art.32. In artikel 14 van hetzelfde besluit worden wordt het eerste lid vervangen als volgt :
"Art. 14. De telewerker en de satellietwerker brengen onmiddellijk de werkgever op de hoogte van een defect aan de door hen gebruikte apparatuur of van een geval van overmacht waardoor zij hun werk niet kunnen verrichten.".
"Art. 14. De telewerker en de satellietwerker brengen onmiddellijk de werkgever op de hoogte van een defect aan de door hen gebruikte apparatuur of van een geval van overmacht waardoor zij hun werk niet kunnen verrichten.".
Art.32. A l'article 14 du même arrêté, l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
" Art. 14. En cas de panne d'un équipement utilisé par le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite ou en cas de force majeure les empêchant d'effectuer leur travail, ceux-ci en informent immédiatement l'employeur. ".
" Art. 14. En cas de panne d'un équipement utilisé par le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite ou en cas de force majeure les empêchant d'effectuer leur travail, ceux-ci en informent immédiatement l'employeur. ".
Art.33. In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "de telewerker" vervangen door de woorden "de telewerker en de satellietwerker";
2° in de eerste zin van het tweede lid worden de woorden "de telewerker" vervangen door de woorden "de telewerker en de satellietwerker";
3° in de tweede zin van het tweede lid worden de woorden "de telewerker moet" vervangen door de woorden "de telewerker en de satellietwerker moeten";
4° het derde lid wordt vervangen als volgt :
"De werkgever informeert de telewerker en de satellietwerker in het bijzonder omtrent de beperkingen ten aanzien van het gebruik van IT-apparatuur of -faciliteiten en de sancties ingeval zij zich niet aan die beperkingen houden.".
1° in het eerste lid worden de woorden "de telewerker" vervangen door de woorden "de telewerker en de satellietwerker";
2° in de eerste zin van het tweede lid worden de woorden "de telewerker" vervangen door de woorden "de telewerker en de satellietwerker";
3° in de tweede zin van het tweede lid worden de woorden "de telewerker moet" vervangen door de woorden "de telewerker en de satellietwerker moeten";
4° het derde lid wordt vervangen als volgt :
"De werkgever informeert de telewerker en de satellietwerker in het bijzonder omtrent de beperkingen ten aanzien van het gebruik van IT-apparatuur of -faciliteiten en de sancties ingeval zij zich niet aan die beperkingen houden.".
Art.33. A l'article 15 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° à l'alinéa 1er, les mots " le télétravailleur " sont remplacés par les mots " le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite ";
2° à la première phrase de l'alinéa 2, les mots " le télétravailleur " sont remplacés par les mots " le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite ";
3° à la deuxième phrase de l'alinéa 2, les mots " le télétravailleur doit " sont remplacés par les mots " le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite doivent ";
4° l'alinéa 3 est remplacé par ce qui suit :
" L'employeur informe en particulier le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite des restrictions mises à l'usage des équipements ou outils informatiques et des sanctions en cas de non-respect de celles-ci par le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite. ".
1° à l'alinéa 1er, les mots " le télétravailleur " sont remplacés par les mots " le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite ";
2° à la première phrase de l'alinéa 2, les mots " le télétravailleur " sont remplacés par les mots " le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite ";
3° à la deuxième phrase de l'alinéa 2, les mots " le télétravailleur doit " sont remplacés par les mots " le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite doivent ";
4° l'alinéa 3 est remplacé par ce qui suit :
" L'employeur informe en particulier le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite des restrictions mises à l'usage des équipements ou outils informatiques et des sanctions en cas de non-respect de celles-ci par le télétravailleur et le travailleur en bureau satellite. ".
HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende diverse bepalingen betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector
CHAPITRE VI. - Modification de l'arrêté royal du 20 septembre 2012 portant des dispositions diverses concernant la semaine de quatre jours et le travail à mi-temps à partir de 50 ou 55 ans dans le secteur public
Art.34. In artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende diverse bepalingen betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector, wordt het eerste lid vervangen als volgt :
"Art. 4. § 1. Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op de vierdagenweek met premie dient daartoe bij de overheid waaronder hij ressorteert een aanvraag in. Hij doet dit minstens twee maanden vóór de aanvang van de periode, tenzij de overheid op verzoek van het personeelslid een kortere termijn aanvaardt.".
"Art. 4. § 1. Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op de vierdagenweek met premie dient daartoe bij de overheid waaronder hij ressorteert een aanvraag in. Hij doet dit minstens twee maanden vóór de aanvang van de periode, tenzij de overheid op verzoek van het personeelslid een kortere termijn aanvaardt.".
Art.34. A l'article 4, § 1er, de l'arrêté royal du 20 septembre 2012 portant des dispositions diverses concernant la semaine de quatre jours et le travail à mi-temps à partir de 50 ou 55 ans dans le secteur public, l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
" Art. 4. § 1er. Le membre du personnel qui désire faire usage du droit à la semaine de quatre jours avec prime introduit à cet effet une demande auprès de l'autorité dont il relève et ce, au moins deux mois avant le début de la période, à moins qu'à la demande du membre du personnel, l'autorité n'accepte un délai plus court. ".
" Art. 4. § 1er. Le membre du personnel qui désire faire usage du droit à la semaine de quatre jours avec prime introduit à cet effet une demande auprès de l'autorité dont il relève et ce, au moins deux mois avant le début de la période, à moins qu'à la demande du membre du personnel, l'autorité n'accepte un délai plus court. ".
Art.35. In artikel 6, § 3, van hetzelfde besluit, wordt het eerste lid vervangen als volgt :
" § 3. Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op de vierdagenweek zonder premie dient daartoe bij de overheid waaronder hij ressorteert een aanvraag in. Hij doet dit minstens twee maanden vóór de aanvang van de periode, tenzij de overheid op verzoek van het personeelslid een kortere termijn aanvaardt.".
" § 3. Het personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op de vierdagenweek zonder premie dient daartoe bij de overheid waaronder hij ressorteert een aanvraag in. Hij doet dit minstens twee maanden vóór de aanvang van de periode, tenzij de overheid op verzoek van het personeelslid een kortere termijn aanvaardt.".
Art.35. A l'article 6, § 3, du même arrêté, l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
" § 3. Le membre du personnel qui désire faire usage du droit à la semaine de quatre jours sans prime introduit à cet effet une demande auprès de l'autorité dont il relève et ce, au moins deux mois avant le début de la période, à moins qu'à la demande du membre du personnel, l'autorité n'accepte un délai plus court. ".
" § 3. Le membre du personnel qui désire faire usage du droit à la semaine de quatre jours sans prime introduit à cet effet une demande auprès de l'autorité dont il relève et ce, au moins deux mois avant le début de la période, à moins qu'à la demande du membre du personnel, l'autorité n'accepte un délai plus court. ".
Art.36. In artikel 9 van hetzelfde besluit, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt :
" § 1. Het vastbenoemd personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar dient daartoe bij de overheid waaronder hij ressorteert een aanvraag in. Hij doet dit minstens twee maanden vóór de aanvang van de periode, tenzij de overheid op verzoek van het personeelslid een kortere termijn aanvaardt.".
" § 1. Het vastbenoemd personeelslid dat gebruik wenst te maken van het recht op halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar dient daartoe bij de overheid waaronder hij ressorteert een aanvraag in. Hij doet dit minstens twee maanden vóór de aanvang van de periode, tenzij de overheid op verzoek van het personeelslid een kortere termijn aanvaardt.".
Art.36. A l'article 9 du même arrêté, le paragraphe 1er est remplacé par ce qui suit :
" § 1er. Le membre du personnel nommé à titre définitif qui désire faire usage du droit au travail à mi-temps à partir de 50 ou 55 ans introduit à cet effet une demande auprès de l'autorité dont il relève et ce, au moins deux mois avant le début de la période, à moins qu'à la demande du membre du personnel, l'autorité n'accepte un délai plus court. ".
" § 1er. Le membre du personnel nommé à titre définitif qui désire faire usage du droit au travail à mi-temps à partir de 50 ou 55 ans introduit à cet effet une demande auprès de l'autorité dont il relève et ce, au moins deux mois avant le début de la période, à moins qu'à la demande du membre du personnel, l'autorité n'accepte un délai plus court. ".
Art.37. Artikel 10 van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"Het verlof voor halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar wordt ambshalve opgeschort wanneer het vastbenoemd personeelslid één van de volgende verloven geniet :
o ouderschapsverlof;
o adoptieverlof en opvangverlof;
o verlof voor loopbaanonderbreking teneinde palliatieve zorg te verstrekken of voor het bijstaan van of voor het verstrekken van verzorging aan een lid van het gezin of aan een familielid.
Wanneer het vastbenoemd personeelslid, in toepassing van het derde lid, niet tijdens een volledige maand het verlof voor halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar heeft genoten, dan wordt de premie bedoeld in artikel 8 van de wet, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het aantal kalenderdagen van de periode van het verlof voor halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar en de noemer het aantal kalenderdagen van de maand.
In de andere gevallen, wanneer de vijftig procent van de wedde niet volledig wordt betaald, wordt de premie bedoeld in artikel 8 van de wet, prorata verminderd.".
"Het verlof voor halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar wordt ambshalve opgeschort wanneer het vastbenoemd personeelslid één van de volgende verloven geniet :
o ouderschapsverlof;
o adoptieverlof en opvangverlof;
o verlof voor loopbaanonderbreking teneinde palliatieve zorg te verstrekken of voor het bijstaan van of voor het verstrekken van verzorging aan een lid van het gezin of aan een familielid.
Wanneer het vastbenoemd personeelslid, in toepassing van het derde lid, niet tijdens een volledige maand het verlof voor halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar heeft genoten, dan wordt de premie bedoeld in artikel 8 van de wet, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het aantal kalenderdagen van de periode van het verlof voor halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar en de noemer het aantal kalenderdagen van de maand.
In de andere gevallen, wanneer de vijftig procent van de wedde niet volledig wordt betaald, wordt de premie bedoeld in artikel 8 van de wet, prorata verminderd.".
Art.37. L'article 10 du même arrêté, est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Le congé pour le travail à mi-temps à partir de 50 ou 55 ans est suspendu d'office lorsque le membre du personnel nommé à titre définitif bénéficie de l'un des congés suivants :
o congé parental;
o congé d'adoption et congé d'accueil;
o congé pour interruption de la carrière professionnelle pour soins palliatifs ou pour assister ou prodiguer des soins à un membre du ménage ou de la famille.
Lorsqu'un membre du personnel nommé à titre définitif, en application de l'alinéa 3, n'a pas bénéficié du congé pour le travail à mi-temps à partir de 50 ou 55 ans pendant un mois complet, la prime visée à l'article 8 de la loi est alors multipliée par une fraction dont le numérateur est le nombre de jours de calendrier de la période du congé pour travail à mi-temps à partir de 50 ou 55 ans et le dénominateur est le nombre de jours de calendrier du mois.
Dans les autres cas, lorsque les cinquante pour cent du traitement ne sont pas entièrement payés, la prime visée à l'article 8 de la loi est réduite de façon proportionnelle. ".
" Le congé pour le travail à mi-temps à partir de 50 ou 55 ans est suspendu d'office lorsque le membre du personnel nommé à titre définitif bénéficie de l'un des congés suivants :
o congé parental;
o congé d'adoption et congé d'accueil;
o congé pour interruption de la carrière professionnelle pour soins palliatifs ou pour assister ou prodiguer des soins à un membre du ménage ou de la famille.
Lorsqu'un membre du personnel nommé à titre définitif, en application de l'alinéa 3, n'a pas bénéficié du congé pour le travail à mi-temps à partir de 50 ou 55 ans pendant un mois complet, la prime visée à l'article 8 de la loi est alors multipliée par une fraction dont le numérateur est le nombre de jours de calendrier de la période du congé pour travail à mi-temps à partir de 50 ou 55 ans et le dénominateur est le nombre de jours de calendrier du mois.
Dans les autres cas, lorsque les cinquante pour cent du traitement ne sont pas entièrement payés, la prime visée à l'article 8 de la loi est réduite de façon proportionnelle. ".
HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt
CHAPITRE VII. - Modification de l'arrêté royal du 25 octobre 2013 relatif à la carrière pécuniaire des membres du personnel de la fonction publique fédérale
Art.38. In titel II van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt wordt een hoofdstuk VI/1. - Weddeschaal in het kader van een tijdelijke affectatie in een lagere klasse of een lager niveau ingevoegd, dat het artikel 23/1 bevat, luidende :
"Art. 23/1. De ambtenaren die in een lagere klasse of in een graad van een lager niveau tijdelijk zijn geaffecteerd, worden bezoldigd in de weddeschaal die is verbonden aan de klasse of de graad die hun werd toegekend door de omgekeerde toepassing van de artikelen 24 en 25. Wanneer door de toepassing van artikel 24 en 25 in de omgekeerde richting de mogelijkheid ontstaat om in de klasse of de graad twee verschillende weddeschalen toe te kennen, dan wordt de ambtenaar bezoldigd in de gunstigste weddenschaal.
De tijdelijke affectatie brengt geen herberekening van de geldelijke anciënniteit met zich mee.
Tijdens de tijdelijke affectatie genieten de ambtenaren de bedragen van de toelagen en vergoedingen overeenkomstig de klasse of de graad waarin ze zijn geaffecteerd.
Na afloop van de tijdelijke affectatie worden de ambtenaren opnieuw bezoldigd in de weddeschaal van hun laatste bezoldiging van hun klasse of graad waarin ze zijn benoemd. ".
"Art. 23/1. De ambtenaren die in een lagere klasse of in een graad van een lager niveau tijdelijk zijn geaffecteerd, worden bezoldigd in de weddeschaal die is verbonden aan de klasse of de graad die hun werd toegekend door de omgekeerde toepassing van de artikelen 24 en 25. Wanneer door de toepassing van artikel 24 en 25 in de omgekeerde richting de mogelijkheid ontstaat om in de klasse of de graad twee verschillende weddeschalen toe te kennen, dan wordt de ambtenaar bezoldigd in de gunstigste weddenschaal.
De tijdelijke affectatie brengt geen herberekening van de geldelijke anciënniteit met zich mee.
Tijdens de tijdelijke affectatie genieten de ambtenaren de bedragen van de toelagen en vergoedingen overeenkomstig de klasse of de graad waarin ze zijn geaffecteerd.
Na afloop van de tijdelijke affectatie worden de ambtenaren opnieuw bezoldigd in de weddeschaal van hun laatste bezoldiging van hun klasse of graad waarin ze zijn benoemd. ".
Art.38. Dans le titre II de l'arrêté royal du 25 octobre 2013 relatif à la carrière pécuniaire des membres du personnel de la fonction publique fédérale, il est inséré un chapitre VI/1. - Echelle de traitement dans le cadre d'une affectation temporaire dans une classe inférieure ou un niveau inférieur, qui contient l'article 23/1, rédigé comme suit :
" Art. 23/1. Les agents qui sont affectés temporairement dans une classe inférieure ou dans un grade d'un niveau inférieur, sont rémunérés dans l'échelle de traitement liée à cette classe ou à ce grade qui leur a été attribuée en appliquant de façon inverse les articles 24 et 25. Lorsque l'application en sens inverse des articles 24 et 25 donne la possibilité d'attribuer dans la classe ou le grade deux échelles de traitement différentes, l'agent est rémunéré dans l'échelle de traitement la plus favorable.
L'affectation temporaire n'entraîne pas un recalcul de l'ancienneté pécuniaire.
Durant l'affectation temporaire, les agents bénéficient des montants des allocations et indemnités en rapport avec la classe ou le grade dans lequel ils sont affectés.
A la fin de l'affectation temporaire, les agents sont de nouveau rémunérés dans l'échelle de traitement liée à la dernière rémunération de la classe ou du grade dans dans lequel ils sont nommés. ".
" Art. 23/1. Les agents qui sont affectés temporairement dans une classe inférieure ou dans un grade d'un niveau inférieur, sont rémunérés dans l'échelle de traitement liée à cette classe ou à ce grade qui leur a été attribuée en appliquant de façon inverse les articles 24 et 25. Lorsque l'application en sens inverse des articles 24 et 25 donne la possibilité d'attribuer dans la classe ou le grade deux échelles de traitement différentes, l'agent est rémunéré dans l'échelle de traitement la plus favorable.
L'affectation temporaire n'entraîne pas un recalcul de l'ancienneté pécuniaire.
Durant l'affectation temporaire, les agents bénéficient des montants des allocations et indemnités en rapport avec la classe ou le grade dans lequel ils sont affectés.
A la fin de l'affectation temporaire, les agents sont de nouveau rémunérés dans l'échelle de traitement liée à la dernière rémunération de la classe ou du grade dans dans lequel ils sont nommés. ".
Art.39. In hetzelfde besluit wordt een artikel 58/2 ingevoegd, luidende :
"Art. 58/2. De in deze titel bedoelde ambtenaren die, door tijdelijke affectatie in een lagere klasse, worden geaffecteerd in een lagere klasse verkrijgen de hoogste weddeschaal van hun klasse die hen, in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze in deze klasse tellen, een verlaging van de jaarwedde waarborgt van minstens 3.000 euro.
De in deze titel bedoelde ambtenaren die, door tijdelijke affectatie in een lager niveau, worden geaffecteerd in een graad van het niveau B, C of D verkrijgen de hoogste weddeschaal van hun graad die hen, in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze in deze graad tellen, een verlaging van de jaarwedde waarborgt respectievelijk van minstens 1.500 euro, 750 euro en 500 euro.
De tijdelijke affectatie brengt geen herberekening van de geldelijke anciënniteit met zich mee.
Tijdens de tijdelijke affectatie genieten de ambtenaren de bedragen van de toelagen en vergoedingen overeenkomstig de klasse of de graad waarin ze zijn geaffecteerd.
Na afloop van de tijdelijke affectatie worden de ambtenaren opnieuw bezoldigd in de weddeschaal van hun laatste bezoldiging die verbonden is aan hun klasse of graad waarin ze zijn benoemd. De vermeldingen die ze kregen tijdens de periode waarin de ambtenaren in een lagere klasse of in een lager niveau tijdelijk waren geaffecteerd, komen niet in aanmerking voor de toekenning van een schaalbonificatie.".
"Art. 58/2. De in deze titel bedoelde ambtenaren die, door tijdelijke affectatie in een lagere klasse, worden geaffecteerd in een lagere klasse verkrijgen de hoogste weddeschaal van hun klasse die hen, in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze in deze klasse tellen, een verlaging van de jaarwedde waarborgt van minstens 3.000 euro.
De in deze titel bedoelde ambtenaren die, door tijdelijke affectatie in een lager niveau, worden geaffecteerd in een graad van het niveau B, C of D verkrijgen de hoogste weddeschaal van hun graad die hen, in de trap die overeenstemt met de geldelijke anciënniteit die ze in deze graad tellen, een verlaging van de jaarwedde waarborgt respectievelijk van minstens 1.500 euro, 750 euro en 500 euro.
De tijdelijke affectatie brengt geen herberekening van de geldelijke anciënniteit met zich mee.
Tijdens de tijdelijke affectatie genieten de ambtenaren de bedragen van de toelagen en vergoedingen overeenkomstig de klasse of de graad waarin ze zijn geaffecteerd.
Na afloop van de tijdelijke affectatie worden de ambtenaren opnieuw bezoldigd in de weddeschaal van hun laatste bezoldiging die verbonden is aan hun klasse of graad waarin ze zijn benoemd. De vermeldingen die ze kregen tijdens de periode waarin de ambtenaren in een lagere klasse of in een lager niveau tijdelijk waren geaffecteerd, komen niet in aanmerking voor de toekenning van een schaalbonificatie.".
Art.39. Dans le même arrêté, il est inséré un article 58/2, rédigé comme suit :
" Art. 58/2. Les agents qui, par affectation temporaire dans une classe inférieure, sont affectés dans une classe inférieure, obtiennent la plus haute échelle de traitement de leur classe qui leur octroie, dans l'échelon correspondant à l'ancienneté pécuniaire qu'ils comptent dans cette classe, une diminution du traitement annuel d'au moins 3 000 euros.
Les agents qui, par affectation temporaire dans un niveau inférieur, sont affectés dans un grade de niveau B, C ou D, obtiennent la plus haute échelle de traitement de leur grade qui leur octroie, dans l'échelon correspondant à l'ancienneté pécuniaire qu'ils comptent dans ce grade, une diminution du traitement annuel respectivement d'au moins 1 500 euros, 750 euros et 500 euros.
L'affectation temporaire n'entraîne pas un recalcul de l'ancienneté pécuniaire.
Durant l'affectation temporaire, les agents bénéficient des montants des allocations et indemnités en rapport avec la classe ou le grade dans lequel ils sont affectés.
A la fin de l'affectation temporaire, les agents sont de nouveau rémunérés dans l'échelle de traitement liée à la dernière rémunération de la classe ou du grade dans lequel ils sont nommés. Les mentions obtenues pendant la période pendant laquelle les agents ont été affectés temporairement dans un classe inférieure ou niveau inférieur ne sont pas prises en compte pour l'octroi d'une bonification d'échelle. ".
" Art. 58/2. Les agents qui, par affectation temporaire dans une classe inférieure, sont affectés dans une classe inférieure, obtiennent la plus haute échelle de traitement de leur classe qui leur octroie, dans l'échelon correspondant à l'ancienneté pécuniaire qu'ils comptent dans cette classe, une diminution du traitement annuel d'au moins 3 000 euros.
Les agents qui, par affectation temporaire dans un niveau inférieur, sont affectés dans un grade de niveau B, C ou D, obtiennent la plus haute échelle de traitement de leur grade qui leur octroie, dans l'échelon correspondant à l'ancienneté pécuniaire qu'ils comptent dans ce grade, une diminution du traitement annuel respectivement d'au moins 1 500 euros, 750 euros et 500 euros.
L'affectation temporaire n'entraîne pas un recalcul de l'ancienneté pécuniaire.
Durant l'affectation temporaire, les agents bénéficient des montants des allocations et indemnités en rapport avec la classe ou le grade dans lequel ils sont affectés.
A la fin de l'affectation temporaire, les agents sont de nouveau rémunérés dans l'échelle de traitement liée à la dernière rémunération de la classe ou du grade dans lequel ils sont nommés. Les mentions obtenues pendant la période pendant laquelle les agents ont été affectés temporairement dans un classe inférieure ou niveau inférieur ne sont pas prises en compte pour l'octroi d'une bonification d'échelle. ".
HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen
CHAPITRE VIII. - Dispositions transitoires et finales
Art.40. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2017, met uitzondering van artikel 7 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2017, van artikel 8 dat uitwerking heeft met ingang van 12 juni 2014 en van artikel 9 dat in werking treedt op 1 januari 2018.
Het artikel 5, 2°, is van toepassing op alle nieuwe regelingen en wijzigingen aan bestaande regelingen die gebeuren na de inwerkingtreding van dit besluit.
Het artikel 6 is van toepassing op alle aanvragen die gebeuren na de inwerkingtreding van dit besluit.
Het artikel 7 is van toepassing op het jaarlijks vakantieverlof van 2017.
Het artikel 5, 2°, is van toepassing op alle nieuwe regelingen en wijzigingen aan bestaande regelingen die gebeuren na de inwerkingtreding van dit besluit.
Het artikel 6 is van toepassing op alle aanvragen die gebeuren na de inwerkingtreding van dit besluit.
Het artikel 7 is van toepassing op het jaarlijks vakantieverlof van 2017.
Art.40. Le présent arrêté entre en vigueur au 1er avril 2017, à l'exception de l'article 7 qui produit ses effets le 1er janvier 2017, de l'article 8 qui produit ses effets le 12 juin 2014 et de l'article 9 qui entre en vigueur au 1er janvier 2018.
L'article 5, 2°, s'applique à tous les nouveaux régimes et aux modifications de régimes existants qui ont lieu après l'entrée en vigueur du présent arrêté.
L'article 6 s'applique à toutes les demandes qui sont faites après l'entrée en vigueur du présent arrêté.
L' article 7 s'applique au congé annuel de vacances de 2017.
L'article 5, 2°, s'applique à tous les nouveaux régimes et aux modifications de régimes existants qui ont lieu après l'entrée en vigueur du présent arrêté.
L'article 6 s'applique à toutes les demandes qui sont faites après l'entrée en vigueur du présent arrêté.
L' article 7 s'applique au congé annuel de vacances de 2017.
Art. 41. De minister bevoegd voor ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 41. Le ministre qui a la fonction publique dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.