Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
12 JULI 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het stelsel van medische bijstand voor wat de openbare sector betreft
Titre
12 JUILLET 2013. - Arrêté royal modifiant le système d'assistance médicale en ce qui concerne le secteur public
Informations sur le document
Info du document
Tekst (10)
Texte (10)
Artikel 1. Artikel 1, tweede lid van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 september 2012, wordt vervangen als volgt :
  "De bepalingen van de artikelen 4ter, 4ter/1 en 4quater zijn eveneens van toepassing op de contractuele personeelsleden van het onderwijs."
Article 1er. L'article 1er, alinéa 2 de l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux, modifié par l'arrêté royal du 3 septembre 2012, est remplacé comme suit :
  " Les dispositions des articles 4ter, 4ter/1 et 4quater sont également applicables aux membres du personnel contractuel de l'enseignement. "
Art.2. In hoofdstuk II, afdeling 2 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt een artikel 4ter/1 ingevoegd, luidende :
  "Art. 4ter/1. In afwijking van de duur van minimum één maand, zoals vermeld in artikel 4ter, kan het personeelslid voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, zijn beroepsloopbaan volledig onderbreken voor een duur van één week, eventueel verlengbaar met één week.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
  De door het eerste lid geboden mogelijkheid staat open voor :
  - het personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
  - het personeelslid dat samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
  Wanneer de in het derde lid bedoelde personeelsleden geen gebruik kunnen maken van de door het eerste lid geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende personeelsleden zich op die mogelijkheid beroepen :
  - het personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
  - of wanneer laatstgenoemd personeelslid in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad.
  De volledige onderbreking van de beroepsloopbaan kan genomen worden voor een periode die het mogelijk maakt de minimum duur van een maand te bereiken wanneer het personeelslid aansluitend op de in het eerste lid bedoelde volledige onderbreking zijn recht bedoeld in artikel 4ter wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind.
  Het bewijs van de reden van deze loopbaanonderbreking wordt geleverd door het personeelslid bij middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek kind, waaruit blijkt dat het personeelslid bereid is bijstand of verzorging te verlenen aan het zwaar ziek kind.
  Het bewijs van hospitalisatie van het kind wordt geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis.
  Wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, kan worden afgeweken van de termijn voor de aanvraag bij de overheid waaronder hij ressorteert. In dat geval bezorgt het personeelslid zo spoedig mogelijk een attest van de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week."
Art.2. Dans le chapitre II, la section 2 du même arrêté royal, il est inséré un article 4ter/1, rédigé comme suit :
  " Art. 4ter/1. Par dérogation à la durée minimale d'un mois mentionnée dans l'article 4ter, le membre du personnel peut, pour l'assistance ou les soins à un enfant mineur pendant ou juste après l'hospitalisation de l'enfant des suites d'une maladie grave, interrompre complètement sa carrière professionnelle pour une durée d'une semaine, éventuellement prolongeable d'une semaine supplémentaire.
  Pour l'application de cet article, est considérée comme maladie grave toute maladie ou intervention médicale qui est considérée ainsi par le médecin traitant de l'enfant gravement malade et pour laquelle le médecin est d'avis que toute forme d'assistance sociale, familiale ou psychologique est nécessaire.
  La possibilité offerte à l'alinéa premier est ouverte pour :
  - le membre du personnel qui est parent au premier degré de l'enfant gravement malade et qui cohabite avec lui;
  - le membre du personnel qui cohabite avec l'enfant gravement malade et est chargé de son éducation quotidienne.
  Lorsque les membres du personnel visés au troisième alinéa ne peuvent faire usage de la possibilité offerte à l'alinéa premier, les membres du personnel suivants peuvent également utiliser cette possibilité :
  - le membre du personnel qui est parent au premier degré de l'enfant gravement malade et qui ne cohabite pas avec lui;
  - ou lorsque ce dernier membre du personnel se trouve dans l'impossibilité de prendre ce congé, un membre de la famille jusqu'au deuxième degré de l'enfant.
  L'interruption complète de la carrière professionnelle peut être prise pour une période qui permet d'atteindre la durée minimum d'un mois lorsque le membre du personnel, immédiatement après l'interruption complète visée à l'alinéa premier, souhaite exercer le droit prévu à l'article 4ter pour le même enfant gravement malade.
  La preuve de la raison de cette interruption de carrière est apportée par le membre du personnel au moyen d'une attestation délivrée par le médecin traitant de l'enfant gravement malade, certifiant que le membre du personnel est disposé à assister ou donner des soins à l'enfant gravement malade.
  La preuve de l'hospitalisation de l'enfant est apportée par une attestation de l'hôpital concerné.
  Lorsque l'hospitalisation de l'enfant est imprévue, il peut être dérogé au délai d'avertissement auprès de l'autorité dont il relève. Dans ce cas, le membre du personnel fournit, aussi vite que possible, une attestation du médecin traitant de l'enfant gravement malade, dans laquelle il est attesté du caractère imprévisible de l'hospitalisation. Cette possibilité vaut également dans le cas où le congé est prolongé d'une semaine. "
Art.3. In artikel 7 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 mei 1999, wordt de tweede paragraaf vervangen als volgt :
  " § 2. In afwijking van § 1, bekomen de erin bedoelde ambtenaren de in de artikelen 35, 117 en 117bis bedoelde verloven, onder de in het Hoofdstuk XIII van dit besluit voorziene voorwaarden en modaliteiten."
Art.3. Dans l'article 7 de l'arrêté royal du 19 novembre 1998 relatif aux congés et aux absences accordées aux membres du personnel des administrations de l'Etat, inséré par l'arrêté royal du 26 mai 1999, le deuxième paragraphe est remplacé comme suit :
  " § 2. Par dérogation au § 1er, les agents y visés obtiennent les congés visés aux articles 35, 117 et 117bis aux conditions et selon les modalités prévues par le Chapitre XIII du présent arrêté. "
Art.4. In hoofdstuk XIII, afdeling 1 van hetzelfde koninklijk besluit, wordt een artikel 117bis ingevoegd, luidende :
  "Art. 117bis. In afwijking van de duur van minimum één maand, zoals vermeld in artikel 117, § 2 kan de ambtenaar voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, zijn beroepsloopbaan volledig onderbreken voor een duur van één week, eventueel verlengbaar met één week.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
  De door het eerste lid geboden mogelijkheid staat open voor :
  - de ambtenaar die ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
  - de ambtenaar die samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
  Wanneer de in het derde lid bedoelde ambtenaren geen gebruik kunnen maken van de door het eerste lid geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende ambtenaren zich op die mogelijkheid beroepen :
  - de ambtenaar die ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
  - of wanneer laatstgenoemde ambtenaar in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad.
  De volledige onderbreking van de beroepsloopbaan kan genomen worden voor een periode die het mogelijk maakt de minimum duur van een maand te bereiken wanneer de ambtenaar aansluitend op de in het eerste lid bedoelde volledige onderbreking zijn recht bedoeld in artikel 117, § 2 wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind.
  De ambtenaar die zijn loopbaan wil onderbreken om het kind dat zwaar ziek is bij te staan of het verzorging te verstrekken, brengt er de overheid waaronder hij ressorteert van op de hoogte, voegt bij die mededeling een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek kind, waarbij vastgesteld wordt dat de ambtenaar zich bereid verklaard heeft het zwaar ziek kind bij te staan of hem verzorging te verstrekken.
  Het bewijs van hospitalisatie van het kind wordt geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis.
  Wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, kan worden afgeweken van de voormelde termijn in artikel 116, § 2, tweede lid. In dat geval bezorgt de ambtenaar zo spoedig mogelijk een attest van de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week."
Art.4. Dans le chapitre XIII, la section 1re du même arrêté royal, il est inséré un article 117bis, rédigé comme suit :
  " Art. 117bis. Par dérogation à la durée minimale d'un mois mentionnée dans l'article 117, § 2 l'agent peut, pour l'assistance ou les soins à un enfant mineur pendant ou juste après l'hospitalisation de l'enfant des suites d'une maladie grave, interrompre complètement sa carrière professionnelle pour une durée d'une semaine, éventuellement prolongeable d'une semaine supplémentaire.
  Pour l'application de cet article, est considérée comme maladie grave toute maladie ou intervention médicale qui est considérée ainsi par le médecin traitant de l'enfant gravement malade et pour laquelle le médecin est d'avis que toute forme d'assistance sociale, familiale ou psychologique est nécessaire.
  La possibilité offerte à l'alinéa premier est ouverte pour :
  - l'agent qui est parent au premier degré de l'enfant gravement malade et qui cohabite avec lui;
  - l'agent qui cohabite avec l'enfant gravement malade et est chargé de son éducation quotidienne.
  Lorsque les agents visés au troisième alinéa ne peuvent faire usage de la possibilité offerte à l'alinéa premier, les agents suivants peuvent également utiliser cette possibilité :
  - l'agent qui est parent au premier degré de l'enfant gravement malade et qui ne cohabite pas avec lui;
  - ou lorsque ce dernier agent se trouve dans l'impossibilité de prendre ce congé, un membre de la famille jusqu'au deuxième degré de l'enfant.
  L'interruption complète de la carrière professionnelle peut être prise pour une période qui permet d'atteindre la durée minimum d'un mois lorsque l'agent, immédiatement après l'interruption complète visée à l'alinéa premier, souhaite exercer le droit prévu à l'article 117, § 2 pour le même enfant gravement malade.
  L'agent qui veut interrompre sa carrière pour l'assistance ou l'octroi de soins à un enfant qui souffre d'une maladie grave, en informe l'autorité dont il relève, joint à cette communication une attestation délivrée par le médecin traitant de l'enfant gravement malade et établissant que l'agent s'est déclaré disposé à assister ou à donner des soins à l'enfant gravement malade.
  La preuve de l'hospitalisation de l'enfant est apportée par une attestation de l'hôpital concerné.
  Lorsque l'hospitalisation de l'enfant est imprévue, il peut être dérogé au délai d'avertissement prévu dans l'article 116, § 2, deuxième alinéa. Dans ce cas, l'agent fournit, aussi vite que possible, une attestation du médecin traitant de l'enfant gravement malade, dans laquelle il est attesté du caractère imprévisible de l'hospitalisation. Cette possibilité vaut également dans le cas où le congé est prolongé d'une semaine. "
Art.5. In hoofdstuk III, afdeling 2 van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen, wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidende :
  "Art. 11bis. In afwijking van de duur van minimum één maand, zoals vermeld in artikel 11 kan de ambtenaar voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, zijn beroepsloopbaan volledig onderbreken voor een duur van één week, eventueel verlengbaar met één week.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
  De door het eerste lid geboden mogelijkheid staat open voor :
  - de ambtenaar die ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
  - de ambtenaar die samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
  Wanneer de in het derde lid bedoelde ambtenaren geen gebruik kunnen maken van de door het eerste lid geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende ambtenaren zich op die mogelijkheid beroepen :
  - de ambtenaar die ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
  - of wanneer laatstgenoemde ambtenaar in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad.
  De volledige onderbreking van de beroepsloopbaan kan genomen worden voor een periode die het mogelijk maakt de minimum duur van een maand te bereiken wanneer de ambtenaar aansluitend op de in het eerste lid bedoelde volledige onderbreking zijn recht bedoeld in artikel 11 wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind.
  Het bewijs van de reden van deze loopbaanonderbreking wordt geleverd bij middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek kind, waaruit blijkt dat de ambtenaar bereid is bijstand of verzorging te verlenen aan het zwaar ziek kind.
  Het bewijs van hospitalisatie van het kind wordt geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis.
  Wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, kan worden afgeweken van de voormelde termijn in artikel 19. In dat geval bezorgt de ambtenaar zo spoedig mogelijk een attest van de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week."
Art.5. Dans le chapitre III, la section 2 de l'arrêté royal du 7 mai 1999 relatif à l'interruption de la carrière professionnelle du personnel des administrations, il est inséré un article 11bis, rédigé comme suit :
  " Art. 11bis. Par dérogation à la durée minimale d'un mois mentionnée dans l'article 11, l'agent peut, pour l'assistance ou les soins à un enfant mineur pendant ou juste après l'hospitalisation de l'enfant des suites d'une maladie grave, interrompre complètement sa carrière professionnelle pour une durée d'une semaine, éventuellement prolongeable d' une semaine supplémentaire.
  Pour l'application de cet article, est considérée comme maladie grave toute maladie ou intervention médicale qui est considérée ainsi par le médecin traitant de l'enfant gravement malade et pour laquelle le médecin est d'avis que toute forme d'assistance sociale, familiale ou psychologique est nécessaire.
  La possibilité offerte à l'alinéa premier est ouverte pour :
  - l'agent qui est parent au premier degré de l'enfant gravement malade et qui cohabite avec lui;
  - l'agent qui cohabite avec l'enfant gravement malade et est chargé de son éducation quotidienne.
  Lorsque les agents visés au troisième alinéa ne peuvent faire usage de la possibilité offerte à l'alinéa premier, les agents suivants peuvent également utiliser cette possibilité :
  - l'agent qui est parent au premier degré de l'enfant gravement malade et qui ne cohabite pas avec lui;
  - ou lorsque ce dernier agent se trouve dans l'impossibilité de prendre ce congé, un membre de la famille jusqu'au deuxième degré de l'enfant.
  L'interruption complète de la carrière professionnelle peut être prise pour une période qui permet d'atteindre la durée minimum d'un mois lorsque l'agent, immédiatement après l'interruption complète visée à l'alinéa premier, souhaite exercer le droit prévu à l'article 11 pour le même enfant gravement malade.
  La preuve de la raison de cette interruption de carrière est apportée par l'agent au moyen d'une attestation délivrée par le médecin traitant de l'enfant gravement malade, certifiant que l'agent est disposé à assister ou donner des soins à l'enfant gravement malade.
  La preuve de l'hospitalisation de l'enfant est apportée par une attestation de l'hôpital concerné.
  Lorsque l'hospitalisation de l'enfant est imprévue, il peut être dérogé au délai d'avertissement prévu à l'article 19. Dans ce cas, l'agent fournit, aussi vite que possible, une attestation du médecin traitant de l'enfant gravement malade, dans laquelle il est attesté du caractère imprévisible de l'hospitalisation. Cette possibilité vaut également dans le cas où le congé est prolongé d'une semaine. "
Art.6. In hoofdstuk XI, afdeling I van het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan, wordt een artikel 65bis ingevoegd, luidende :
  "Art. 65bis. In afwijking van de duur van minimum één maand, zoals vermeld in artikel 65, § 2 kan het personeelslid voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, zijn beroepsloopbaan volledig onderbreken voor een duur van één week, eventueel verlengbaar met één week.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
  De door het eerste lid geboden mogelijkheid staat open voor :
  - het personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
  - het personeelslid dat samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
  Wanneer de in het derde lid bedoelde personeelsleden geen gebruik kunnen maken van de door het eerste lid geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende personeelsleden zich op die mogelijkheid beroepen :
  - het personeelslid ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
  - of wanneer laatstgenoemde personeelslid in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad.
  De volledige onderbreking van de beroepsloopbaan kan genomen worden voor een periode die het mogelijk maakt de minimum duur van een maand te bereiken wanneer het personeelslid aansluitend op de in het eerste lid bedoelde volledige onderbreking zijn recht bedoeld in artikel 65, § 2 wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind.
  Het personeelslid dat zijn loopbaan wil onderbreken om het kind dat zwaar ziek is bij te staan of het verzorging te verstrekken, brengt er de Minister van Justitie of de overheid waaronder het ressorteert, overeenkomstig de artikelen 331 en 331bis van het Gerechtelijk Wetboek, van op de hoogte, en voegt bij die mededeling een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek kind, waarbij vastgesteld wordt dat het personeelslid zich bereid verklaard het zwaar ziek kind bij te staan of hem verzorging te verstrekken.
  Het bewijs van hospitalisatie van het kind wordt geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis.
  Wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, kan worden afgeweken van de voormelde termijn in artikel 64, § 2, tweede lid. In dat geval bezorgt het personeelslid zo spoedig mogelijk een attest van de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week."
Art.6. Dans le chapitre XI, la section Ire de l'arrêté royal du 16 mars 2001 relatif aux congés et aux absences accordés à certains membres du personnel des services qui assistent le pouvoir judiciaire, il est inséré un article 65bis, rédigé comme suit :
  " Art. 65bis. Par dérogation à la durée minimale d'un mois mentionnée dans l'article 65, § 2 le membre du personnel peut, pour l'assistance ou les soins à un enfant mineur pendant ou juste après l'hospitalisation de l'enfant des suites d'une maladie grave, interrompre complètement sa carrière professionnelle pour une durée d'une semaine, éventuellement prolongeable d'une semaine supplémentaire.
  Pour l'application de cet article, est considérée comme maladie grave toute maladie ou intervention médicale qui est considérée ainsi par le médecin traitant de l'enfant gravement malade et pour laquelle le médecin est d'avis que toute forme d'assistance sociale, familiale ou psychologique est nécessaire.
  La possibilité offerte à l'alinéa premier est ouverte pour :
  - le membre du personnel qui est parent au premier degré de l'enfant gravement malade et qui cohabite avec lui;
  - le membre du personnel qui cohabite avec l'enfant gravement malade et est chargé de son éducation quotidienne.
  Lorsque les membres du personnel visés au troisième alinéa ne peuvent faire usage de la possibilité offerte à l'alinéa premier, les membres du personnel suivants peuvent également utiliser cette possibilité :
  - le membre du personnel qui est parent au premier degré de l'enfant gravement malade et qui ne cohabite pas avec lui;
  - ou lorsque ce dernier membre du personnel se trouve dans l'impossibilité de prendre ce congé, un membre de la famille jusqu'au deuxième degré de l'enfant.
  L'interruption complète de la carrière professionnelle peut être prise pour une période qui permet d'atteindre la durée minimum d'un mois lorsque le membre du personnel, après l'interruption complète visée à l'alinéa premier, souhaite exercer le droit prévu à l'article 65, § 2 pour le même enfant gravement malade.
  Le membre du personnel qui veut interrompre sa carrière pour l'assistance ou l'octroi de soins à un enfant qui souffre d'une maladie grave, en informe le Ministre de la Justice ou l'autorité dont il relève conformément aux articles 331 et 331bis du Code judiciaire, et joint à cette communication une attestation délivrée par le médecin traitant de l'enfant gravement malade, établissant que le membre du personnel s'est déclaré disposé à assister ou donner des soins à l'enfant gravement malade.
  La preuve de l'hospitalisation de l'enfant est apportée par une attestation de l'hôpital concerné.
  Lorsque l'hospitalisation de l'enfant est imprévue, il peut être dérogé au délai d'avertissement prévu dans l'article 64, § 2, deuxième alinéa. Dans ce cas, le membre du personnel fournit, aussi vite que possible, une attestation du médecin traitant de l'enfant gravement malade, dans laquelle il est attesté du caractère imprévisible de l'hospitalisation. Cette possibilité vaut également dans le cas où le congé est prolongé d'une semaine. "
Art.7. In hoofdstuk III, afdeling 2 van het koninklijk besluit van 10 juni 2002 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben, wordt een artikel 12bis ingevoegd, luidende :
  "Art. 12bis. In afwijking van de duur van minimum één maand, zoals vermeld in artikel 12 kan het personeelslid voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, zijn beroepsloopbaan volledig onderbreken voor een duur van één week, eventueel verlengbaar met één week.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
  De door het eerste lid geboden mogelijkheid staat open voor :
  - het personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
  - het personeelslid dat samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
  Wanneer de in het derde lid bedoelde personeelsleden geen gebruik kunnen maken van de door het eerste lid geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende personeelsleden zich op die mogelijkheid beroepen :
  - het personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
  - of wanneer laatstgenoemde personeelslid in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad.
  De volledige onderbreking van de beroepsloopbaan kan genomen worden voor een periode die het mogelijk maakt de minimum duur van een maand te bereiken wanneer het personeelslid aansluitend op de in het eerste lid bedoelde volledige onderbreking zijn recht bedoeld in artikel 12 wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind.
  Het bewijs van de reden van deze loopbaanonderbreking wordt geleverd bij middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek kind, waaruit blijkt dat het personeelslid bereid is bijstand of verzorging te verlenen aan het zwaar ziek kind.
  Het bewijs van hospitalisatie van het kind wordt geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis.
  Wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, kan worden afgeweken van de voormelde termijn in artikel 10, § 2. In dat geval bezorgt het personeelslid zo spoedig mogelijk een attest van de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week."
Art.7. Dans le chapitre III, la section 2 de l'arrêté royal du 10 juin 2002 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel des entreprises publiques qui ont obtenu une autonomie de gestion en application de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, il est inséré un article 12bis, rédigé comme suit :
  " Art. 12bis. Par dérogation à la durée minimale d'un mois mentionnée dans l'article 12, le membre du personnel peut, pour l'assistance ou les soins à un enfant mineur pendant ou juste après l'hospitalisation de l'enfant des suites d'une maladie grave, interrompre complètement sa carrière professionnelle pour une durée d'une semaine, éventuellement prolongeable d' une semaine supplémentaire.
  Pour l'application de cet article, est considérée comme maladie grave toute maladie ou intervention médicale qui est considérée ainsi par le médecin traitant de l'enfant gravement malade et pour laquelle le médecin est d'avis que toute forme d'assistance sociale, familiale ou psychologique est nécessaire.
  La possibilité offerte à l'alinéa premier est ouverte pour :
  - le membre du personnel qui est parent au premier degré de l'enfant gravement malade et qui cohabite avec lui;
  - le membre du personnel qui cohabite avec l'enfant gravement malade et est chargé de son éducation quotidienne.
  Lorsque les membres du personnel visés au troisième alinéa ne peuvent faire usage de la possibilité offerte à l'alinéa premier, les membres du personnel suivants peuvent également utiliser cette possibilité :
  - le membre du personnel qui est parent au premier degré de l'enfant gravement malade et qui ne cohabite pas avec lui;
  - ou lorsque ce dernier membre du personnel se trouve dans l'impossibilité de prendre ce congé, un membre de la famille jusqu'au deuxième degré de l'enfant.
  L'interruption complète de la carrière professionnelle peut être prise pour une période qui permet d'atteindre la durée minimum d'un mois lorsque le membre du personnel, immédiatement après l'interruption complète visée à l'alinéa premier, souhaite exercer le droit prévu à l'article 12 pour le même enfant gravement malade.
  La preuve de la raison de cette interruption de carrière est apportée par le membre du personnel au moyen d'une attestation délivrée par le médecin traitant de l'enfant gravement malade, certifiant que le membre du personnel est disposé à assister ou donner des soins à l'enfant gravement malade.
  La preuve de l'hospitalisation de l'enfant est apportée par une attestation de l'hôpital concerné.
  Lorsque l'hospitalisation de l'enfant est imprévue, il peut être dérogé au délai d'avertissement prévu dans l'article 10, § 2. Dans ce cas, le membre du personnel fournit, aussi vite que possible, une attestation du médecin traitant de l'enfant gravement malade, dans laquelle il est attesté du caractère imprévisible de l'hospitalisation. Cette possibilité vaut également dans le cas où le congé est prolongé d'une semaine. "
Art.8. In afdeling 2 van het koninklijk besluit van 16 november 2009 houdende toekenning aan de personeelsleden van de Belgische Technische Coöperatie van het recht op ouderschapsverlof en loopbaanonderbreking voor het verlenen van bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid, wordt een artikel 8bis ingevoegd, luidende :
  "Art. 8bis. In afwijking van de duur van minimum één maand, zoals vermeld in artikelen 6 en 7 kan het personeelslid voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, zijn beroepsloopbaan volledig onderbreken voor een duur van één week, eventueel verlengbaar met één week.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
  De door het eerste lid geboden mogelijkheid staat open voor :
  - het personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
  - het personeelslid dat samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
  Wanneer de in het derde lid bedoelde personeelsleden geen gebruik kunnen maken van de door het eerste lid geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende personeelsleden zich op die mogelijkheid beroepen :
  - het personeelslid dat ouder is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
  - of wanneer laatstgenoemd personeelslid in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad.
  De volledige onderbreking van de beroepsloopbaan kan genomen worden voor een periode die het mogelijk maakt de minimum duur van een maand te bereiken wanneer het personeelslid aansluitend op de in het eerste lid bedoelde volledige onderbreking zijn recht bedoeld in artikel 4 wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind.
  Het bewijs van de reden voor deze loopbaanonderbreking wordt geleverd door middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek kind, waaruit blijkt dat het personeelslid bereid is bijstand of verzorging te verlenen aan het zwaar ziek kind.
  Het bewijs van hospitalisatie van het kind wordt geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis.
  Wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, kan worden afgeweken van de voormelde termijn in artikel 10, § 2, tweede lid. In dat geval bezorgt het personeelslid zo spoedig mogelijk een attest van de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week."
Art.8. Dans la section 2 de l'arrêté royal du 16 novembre 2009 accordant au personnel de la Coopération technique belge le droit au congé parental et à l'interruption de carrière pour l'assistance à un membre du ménage ou de la famille gravement malade, il est inséré un article 8bis, rédigé comme suit :
  " Art. 8bis. Par dérogation à la durée minimale d'un mois mentionnée dans les articles 6 et 7, le membre du personnel peut, pour l'assistance ou les soins à un enfant mineur pendant ou juste après l'hospitalisation de l'enfant des suites d'une maladie grave, interrompre complètement sa carrière professionnelle pour une durée d'une semaine, éventuellement prolongeable d'une semaine supplémentaire.
  Pour l'application de cet article, est considérée comme maladie grave toute maladie ou intervention médicale qui est considérée ainsi par le médecin traitant de l'enfant gravement malade et pour laquelle le médecin est d'avis que toute forme d'assistance sociale, familiale ou psychologique est nécessaire.
  La possibilité offerte à l'alinéa premier est ouverte pour :
  - le membre du personnel qui est parent au premier degré de l'enfant gravement malade et qui cohabite avec lui;
  - le membre du personnel qui cohabite avec l'enfant gravement malade et est chargé de son éducation quotidienne.
  Lorsque les membres du personnel visés au troisième alinéa ne peuvent faire usage de la possibilité offerte à l'alinéa premier, les membres du personnel suivants peuvent également utiliser cette possibilité :
  - le membre du personnel qui est parent au premier degré de l'enfant gravement malade et qui ne cohabite pas avec lui;
  - ou lorsque ce dernier membre du personnel se trouve dans l'impossibilité de prendre ce congé, un membre de la famille jusqu'au deuxième degré de l'enfant.
  L'interruption complète de la carrière professionnelle peut être prise pour une période qui permet d'atteindre la durée minimum d'un mois lorsque le membre du personnel, immédiatement après l'interruption complète visée à l'alinéa premier, souhaite exercer le droit prévu à l'article 4 pour le même enfant gravement malade.
  La preuve de la raison de cette interruption de carrière est apportée par le membre du personnel au moyen d'une attestation délivrée par le médecin traitant de l'enfant gravement malade, certifiant que le membre du personnel est disposé à assister ou donner des soins à l'enfant gravement malade.
  La preuve de l'hospitalisation de l'enfant est apportée par une attestation de l'hôpital concerné.
  Lorsque l'hospitalisation de l'enfant est imprévue, il peut être dérogé au délai d'avertissement prévu dans l'article 10, § 2, deuxième alinéa. Dans ce cas, le membre du personnel fournit, aussi vite que possible, une attestation du médecin traitant de l'enfant gravement malade, dans laquelle il est attesté du caractère imprévisible de l'hospitalisation. Cette possibilité vaut également dans le cas où le congé est prolongé d'une semaine. "
Art.9. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen vanaf de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art.9. Le présent arrêté entre en vigueur le premier jour du mois qui suit l'expiration d'un délai de dix jours prenant cours le jour après sa publication au Moniteur belge.
Art. 10. De minister bevoegd voor Justitie, de minister bevoegd voor Werk, de minister bevoegd voor Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking en de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 10. Le ministre qui a la Justice dans ses attributions, le ministre qui a l'Emploi dans ses attributions, le ministre qui a les Entreprises publiques et la Coopération au développement dans ses attributions et le ministre qui a la Fonction publique dans ses attributions sont chargés chacun en ce qui le concerne de l'exécution du présent arrêté.
  Gegeven te Brussel, 12 juli 2013.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  Mevr. A. TURTELBOOM
  De Minister van Werk,
  Mevr. M. DE CONINCK
  De Minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking,
  J.-P. LABILLE
  De Minister belast met Ambtenarenzaken,
  K. GEENS
  De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken,
  H. BOGAERT
  Donné à Bruxelles, le 12 juillet 2013.
  ALBERT
  Par le Roi :
  La Ministre de la Justice,
  Mme A. TURTELBOOM
  La Ministre de l'Emploi,
  Mme M. DE CONINCK
  Le Ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au Développement,
  J.-P. LABILLE
  Le Ministre chargé de la Fonction publique,
  K. GEENS
  Le Secrétaire d'Etat à la Fonction publique,
  H. BOGAERT