Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre

2 DECEMBER 2010. - Ministerieel besluit tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor de toelating van landrassen en rassen van groenten die van oudsher op bepaalde plaatsen en in bepaalde gebieden worden gekweekt en die door genetische erosie worden bedreigd, en van groenterassen die geen intrinsieke waarde hebben voor de commerciële productie van gewassen, maar die ontwikkeld zijn voor teelt onder bijzondere omstandigheden, en voor het in de handel brengen van zaaizaad van die landrassen en rassen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-12-2010 en tekstbijwerking tot 15-03-2019)

Titre

2 DECEMBRE 2010. - Arrêté ministériel introduisant certaines dérogations pour l'admission des races primitives et variétés de légumes traditionnellement cultivées dans des localités et régions spécifiques et menacées d'érosion génétique, et des variétés de légumes sans valeur intrinsèque pour la production commerciale mais créées en vue de répondre à des conditions de culture particulières, ainsi que pour la commercialisation de semences de ces races primitives et variétés(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 23-12-2010 et mise à jour au 15-03-2019)

Informations sur le document

Numac: 2010035981

Datum: 2010-12-02

Justel: https://www.ejustice.just.fgov.be/eli/besluit/2010/12/02/2010035981/justel

Info du document

Numac: 2010035981

Date: 2010-12-02

Justel: https://www.ejustice.just.fgov.be/eli/arrete/2010/12/02/2010035981/justel

Table des matières

HOOFDSTUK 1. - Onderwerp en definities HOOFDSTUK 2. - Instandhoudingsrassen Afdeling 1. - Toelating van instandhoudingsrass... Afdeling 2. - Productie en in de handel brengen... HOOFDSTUK 3. - Voor teelt onder bijzondere omst... Afdeling 1. - Toelating van voor teelt onder bi... Afdeling 2. - In de handel brengen van zaaizaad... HOOFDSTUK 4. - Algemene en slotbepalingen BIJLAGEN.

Table des matières

CHAPITRE 1er. - Objet et définitions CHAPITRE 2. - Variétés de conservation Section 1re. - Admission de variétés de conserv... Section 2. - Production et commercialisation de... CHAPITRE 3. - Variétés créées en vue d'être cul... Section 1re - Admission des variétés créées en ... Section 2. - Commercialisation des semences des... CHAPITRE 4. - Dispositions générales et finales ANNEXES.

Tekst (46)

Texte (46)

HOOFDSTUK 1. - Onderwerp en definities

CHAPITRE 1er. - Objet et définitions

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de omzetting van Richtlijn 2009/145/EG van de Commissie van 26 november 2009 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor de toelating van landrassen en rassen van groenten die van oudsher op bepaalde plaatsen en in bepaalde gebieden worden gekweekt en die door genetische erosie worden bedreigd, en van groenterassen die geen intrinsieke waarde hebben voor de commerciële productie van gewassen, maar die ontwikkeld zijn voor teelt onder bijzondere omstandigheden, en voor het in de handel brengen van zaaizaad van die landrassen en rassen, hierna de richtlijn te noemen.

Article 1er. Le présent arrêté prévoit la conversion de la Directive 2009/145/CE de la commission du 26 novembre 2009 introduisant certaines dérogations pour l'admission des races primitives et variétés de légumes traditionnellement cultivées dans des localités et régions spécifiques et menacées d'érosion génétique, et des variétés de légumes sans valeur intrinsèque pour la production commerciale mais créées en vue de répondre à des conditions de culture particulières, ainsi que pour la commercialisation de semences de ces races primitives et variétés, à appeler 'la directive' ci-après.

Art.2. In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° instandhouding in situ : de instandhouding van genetisch materiaal in zijn natuurlijke omgeving en, in het geval van gekweekte plantensoorten, in het agrarische milieu waar ze hun onderscheidende kenmerken hebben ontwikkeld;
  2° genetische erosie : verlies, in de loop van de tijd, van genetische diversiteit tussen en binnen populaties of rassen van dezelfde soort, of verkleining van de genetische basis van een soort door menselijk ingrijpen of milieuveranderingen;
  3° landras : een stel populaties of klonen van een plantensoort die zich op natuurlijke wijze hebben aangepast aan de milieuomstandigheden van hun gebied;
  4° instandhoudingsrassen : landrassen en rassen in de landbouw die van oudsher op bepaalde plaatsen en in bepaalde gebieden worden gekweekt en die door genetische erosie worden bedreigd;
  5° voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen : rassen die geen intrinsieke waarde hebben voor de commerciële productie van gewassen, maar die ontwikkeld zijn voor teelt onder bijzondere omstandigheden;
  6° gemeenschappelijke rassenlijst van groentegewassen : de lijst, opgesteld door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op basis van de rassenlijsten van groentegewassen van de lidstaten;
  7° de rassenlijst van groentegewassen : de rassenlijst van groentegewassen, vermeld in artikel 1, 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2008 betreffende de toelating van de rassen van landbouwgewassen en groentegewassen tot en het behoud ervan op de rassenlijsten van landbouwgewassen en groentegewassen;
  8° de bevoegde instantie voor plantaardige genetische hulpbronnen : het Comité voor het beheer van de rassenlijsten voor landbouwgewassen en groentegewassen, opgericht bij artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2008 betreffende de toelating van de rassen van landbouwgewassen en groentegewassen tot en het behoud ervan op de rassenlijsten van landbouwgewassen en groentegewassen;
  9° het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 : het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende de reglementering van de handel in en de keuring van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie;
  10° het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2008 : het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2008 betreffende de toelating van de rassen van landbouwgewassen en groentegewassen tot en het behoud ervan op de rassenlijsten van landbouwgewassen en groentegewassen;
  11° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij;
  12° bevoegde entiteit : [1 het Departement Landbouw en Visserij]1 van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij.

Modifications

[1] <MB 2015-02-24/04, art. 51, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.2. Dans le présent arrêté, on entend par :
  1° conservation in situ : la conservation de matériel génétique dans son milieu naturel et, dans le cas d'espèces végétales cultivées, dans le milieu agricole où elles ont acquis leurs caractères distinctifs;
  2° érosion génétique : la perte au fil du temps de diversité génétique entre et dans des populations ou des variétés de la même espèce, ou la réduction de la base génétique d'une espèce en raison de l'intervention humaine ou de modifications de l'environnement;
  3° race primitive : un ensemble de populations ou de clones d'une espèce végétale naturellement adaptés aux conditions environnementales de leur région;
  4° variétés de conservation : des races primitives et variétés agricoles traditionnellement cultivées dans des localités et régions spécifiques et menacées d'érosion génétique;
  5° variétés créées en vue d'être cultivées dans des conditions particulières : variétés sans valeur intrinsèque pour la production commerciale mais créées en vue d'être cultivées dans des conditions particulières;
  6° catalogue commun des variétés des espèces de légumes : le catalogue, établi par la Commission des Communautés européennes sur la base des catalogues des variétés des espèces de légumes des Etats membres;
  7° le catalogue des variétés des espèces de légumes : le catalogue des variétés des espèces de légumes, visé à l'article 1, 9°, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 septembre 2008 portant admission des variétés des espèces de plantes agricoles et de légumes et portant leur maintien dans les catalogues des variétés des espèces de plantes agricoles et de légumes;
  8° l'instance compétente pour les ressources phytogénétiques : le Comité de gestion des catalogues des variétés des espèces de plantes agricoles ou de légumes, créé par l'article 5 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 septembre 2008 portant admission des variétés des espèces de plantes agricoles et de légumes et portant leur maintien dans les catalogues des variétés des espèces de plantes agricoles et de légumes;
  9° l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 décembre 2005 : l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 décembre 2005 portant réglementation du commerce et du contrôle des semences de légumes et de chicorée industrielle;
  10° l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 septembre 2008 : l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 septembre 2008 portant admission des variétés des espèces de plantes agricoles et de légumes et portant leur maintien dans les catalogues des variétés des espèces de plantes agricoles et de légumes;
  11° le Ministre : le Ministre flamand chargé de la politique agricole et de la pêche en mer;
  12° entité compétente : [1 le Département Agriculture et Pêche]1 du Ministère flamand de l'Agriculture et de la Pêche.

Modifications

[1] <AM 2015-02-24/04, art. 51, 003; En vigueur : 01-01-2015>

Art.3. § 1. Met betrekking tot de soorten, vermeld in artikel 1, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005, worden in dit besluit bepaalde afwijkingen betreffende de instandhouding in situ en het duurzame gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen door teelt en in de handel brengen vastgesteld :
  1°) voor toelating voor opname in de rassenlijst van groentegewassen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2008, van instandhoudingsrassen;
  2°) voor toelating van opname in de [1 in punt 1°]1 vermelde rassenlijst van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen;
  3°) voor het in de handel brengen van zaaizaad van instandhoudingsrassen, en van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen.
  § 2. Tenzij het in dit besluit anders wordt bepaald, zijn het besluit, vermeld in paragraaf 1, en het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2008 van toepassing.
  § 3. Dit besluit doet geen afbreuk aan de federale fytosanitaire bevoegdheden, vermeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen.
  § 4. De minister erkent organisaties die vertrouwd zijn met plantaardige genetische hulpbronnen, op voorstel van de bevoegde instantie voor plantaardige genetische hulpbronnen. Onderwijsinstellingen, onderzoeksinstellingen of organisaties die technische kennis of ervaring hebben aangaande instandhoudingsrassen of voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen, komen in aanmerking voor erkenning.

Modifications

[1] <MB 2019-02-19/04, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 25-03-2019>

Art.3. § 1er. En ce qui concerne les espèces, visées à l'article 1er, 1°, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 décembre 2005, le présent arrêté établit certaines dérogations relatives à la conservation in situ et à l'utilisation durable de ressources phytogénétiques par la culture et la commercialisation :
  1°) pour l'autorisation d'admission de variétés de conservation dans le catalogue des variétés des espèces de légumes, visées à l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 septembre 2008;
  2°) pour l'autorisation d'admission au catalogue des variétés visé [1 au point 1°]1 de variétés crées pour être cultivées sous des circonstances particulières;
  3°) pour la commercialisation de semences de variétés de conservation et de variétés crées pour être cultivées sous des circonstances particulières.
  § 2. Sauf autrement stipulé dans présent arrêté, l'arrêté, visé au paragraphe 1er, et l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 septembre 2008, s'appliquent.
  § 3. Le présent arrêté ne porte pas préjudice aux compétences phytosanitaires fédérales, visées à l'arrêté royal du 10 août 2005 relatif à la lutte contre les organismes nuisibles aux végétaux et aux produits végétaux.
  § 4. Le Ministre agrée les organisations qui se sont familiarisées avec les ressources phytosanitaires, sur la proposition de l'instance compétente pour les ressources phytogénétiques. Les établissements d'enseignement, de recherche ou les organisations qui ont une connaissance ou expérience technique en matière de variétés de conservation ou de variétés crées pour être cultivées sous des circonstances particulières, sont éligibles à l'agréation.

Modifications

[1] <AM 2019-02-19/04, art. 15, 004; En vigueur : 25-03-2019>

HOOFDSTUK 2. - Instandhoudingsrassen

CHAPITRE 2. - Variétés de conservation

Afdeling 1. - Toelating van instandhoudingsrassen tot de rassenlijst van groentegewassen

Section 1re. - Admission de variétés de conservation au catalogue des variétés des espèces de légumes

Art.4. § 1. De instandhoudingsrassen worden in de rassenlijst van groentegewassen toegelaten met inachtneming van de voorschriften van artikelen 5 en 6.
§ 2. Een instandhoudingsras wordt toegelaten tot de rassenlijst van groentegewassen als ras waarvan het zaaizaad hetzij kan worden gecertificeerd als "gecertificeerd zaad van een instandhoudingsras" hetzij kan worden gecontroleerd als "standaardzaad van een instandhoudingsras". Een dergelijk ras wordt in de gemeenschappelijke rassenlijst van groentegewassen opgenomen als "instandhoudingsras waarvan het zaad wordt gecertificeerd overeenkomstig artikel 11 van dit besluit of gecontroleerd overeenkomstig artikel 12 van dit besluit".
§ 3. Een instandhoudingras wordt toegelaten als ras waarvan het zaaizaad slechts kan worden gecontroleerd als standaardzaad van een instandhoudingsras. Een dergelijk ras wordt in de gemeenschappelijke rassenlijst van groentegewassen opgenomen als instandhoudingsras waarvan het zaad wordt gecontroleerd overeenkomstig artikel 12 van dit besluit.

Art.4. § 1er. Les variétés de conservation sont admises au catalogue des variétés des espèces de légumes dans le respect des prescriptions des articles 5 et 6.
§ 2. Une variété de conservation est admise au catalogue des variétés des espèces de légumes comme variété dont les semences peuvent être soit certifiées en tant que "semences certifiées d'une variété de conservation", soit contrôlées en tant que "semences standard d'une variété de conservation". Une telle variété est inscrite au catalogue commun des variétés des espèces de légumes comme "variété de conservation dont les semences sont certifiées conformément à l'article 11 du présent arrêté ou contrôlées conformément à l'article 12 du présent arrêté".
§ 3. Une variété de conservation est admise comme variété dont les semences peuvent uniquement être contrôlées en tant que semences standard d'une variété de conservation. Une telle variété est alors inscrite au catalogue commun des variétés des espèces de légumes comme variété de conservation dont les semences sont contrôlées conformément à l'article 12 du présent arrêté.

Art.5. § 1. Om als instandhoudingsras te worden toegelaten, moet het instandhoudingsras van belang zijn voor de instandhouding van plantaardige genetische hulpbronnen.
  § 2. Voor instandhoudingsrassen gelden voor de onderscheidbaarheid en de bestendigheid tenminste de kenmerken die worden vermeld in
  1° de technische vragenlijsten die horen bij de in bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 april 2007 betreffende de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouw- en groentegewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek, opgenomen testprotocollen van het Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP) die op die soorten van toepassing zijn, of
  2° de technische vragenlijsten van de in bijlage II bij het hetzelfde besluit opgenomen richtsnoeren van de Internationale Unie tot Bescherming van Kweekproducten (UPOV) die op die soorten van toepassing zijn.
  Voor de beoordeling van de homogeniteit is het besluit, vermeld in het eerste lid, van toepassing.
  Als het homogeniteitsniveau wordt vastgesteld op basis van afwijkende typen, worden een populatienorm van 10 % en een toelatingskans van ten minste 90 % toegepast.

Art.5. § 1er. Pour être admise en tant que variété de conservation, la variété de conservation doit présenter un intérêt pour la conservation des ressources phytogénétiques.
  § 2. Pour ce qui est de la distinction et de la stabilité, s'appliquent au moins aux variétés de conservation, les critères visés :
  1° aux questionnaires techniques appartenant aux protocoles d'examen de l'Office communautaire des variétés végétales (OCVV) repris à l'annexe 1re de l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 avril 2007 concernant les caractères minimaux à prendre en compte et les conditions minimales à remplir lors de l'examen de certaines variétés des espèces de plantes agricoles et de légumes, lesquels s'appliquent à ces espèces, ou
  2° aux questionnaires techniques appartenait aux principes directeurs d'examen définis par l'Union internationale pour la protection des obtentions végétales (UPOV) repris à l'annexe II du même arrêté, lesquels s'appliquent à ces espèces.
  Pour l'évaluation de l'homogénéité, l'arrêté, visé à l'alinéa premier, s'applique.
  Si le niveau d'homogénéité est déterminé sur la base des plantes aberrantes, une norme de population de 10 % et une probabilité d'acceptation d'au moins 90 % s'appliquent.

Art.6. In afwijking van artikel 9, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2008 is geen officieel onderzoek vereist als de volgende informatie toereikend is om een besluit te nemen over de toelating van de instandhoudingsrassen :
  1° de beschrijving en de benaming van het instandhoudingsras;
  2° de resultaten van onofficiële tests;
  3° kennis, verkregen door praktische ervaring tijdens de teelt, de vermeerdering en het gebruik, zoals door de aanvrager aan de bevoegde entiteit meegedeeld;
  4° andere informatie, met name van de bevoegde instantie voor plantaardige genetische hulpbronnen of van de organisaties die vertrouwd zijn met plantaardige genetische hulpbronnen en die erkend zijn overeenkomstig artikel 3, § 4.

Art.6. Par dérogation à l'article 9, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 septembre 2008, aucun examen officiel n'est requis si les informations ci-après suffisent pour décider de l'admission des variétés de conservation :
  1° la description de la variété de conservation et sa dénomination;
  2° les résultats d'essais non officiels;
  3° les connaissances pratiques acquises au cours de la culture, de la reproduction et de l'utilisation, telles que notifiées par le demandeur à l'entité compétente;
  4° d'autres informations, provenant notamment de l'instance compétente pour les ressources phytogénétiques ou d'organisations qui se sont familiarisées avec les ressources phytosanitaires et qui sont agréées conformément à l'article 3, § 4.

Art.7. Een instandhoudingsras wordt niet toegelaten voor opname in de rassenlijst als :
1° het al in de gemeenschappelijke rassenlijst van groentegewassen is opgenomen als een ander ras dan instandhoudingsras, of als het van de gemeenschappelijke lijst is afgevoerd tijdens de laatste twee jaar of tijdens de twee jaar na afloop van de uitlooptermijn van de gemeenschappelijke rassenlijst;
2° het wordt beschermd door een communautair kwekersrecht als vermeld in Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht, of door een nationaal kwekersrecht, of als een aanvraag voor een dergelijk recht in behandeling is.

Art.7. Une variété de conservation n'est pas admise au catalogue des variétés :
1° si elle figure déjà dans le catalogue commun des variétés des espèces de légumes en tant que variété autre qu'une variété de conservation, ou si elle a été supprimée du catalogue commun au cours des deux dernières années ou au cours des deux années suivant le délai d'expiration du catalogue commun des variétés;
2° si elle fait l'objet d'une protection communautaire des obtentions végétales en vertu du Règlement (CE) n° 2100/94 du Conseil du 27 juillet 1994 relatif au titres de protection communautaires, ou d'un titre national de protection des variétés végétales ou si une demande en ce sens est en instance.

Art.8. Met betrekking tot benamingen van instandhoudingsrassen die vóór 25 mei 2000 bekend waren, kan de bevoegde entiteit afwijkingen van Verordening (EG) nr. 637/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen betreffende de geschiktheid van rasbenamingen voor landbouw- en groentegewassen toestaan, behalve als die afwijkingen inbreuk maken op oudere rechten van een derde die krachtens artikel 2 van die verordening beschermd zijn.
Met behoud van de toepassing van artikel 12, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2008 kan meer dan één naam voor een ras toegelaten worden als de desbetreffende namen vanouds bekend zijn.

Art.8. En ce qui concerne les dénominations des variétés de conservation qui étaient connues avant le 25 mai 2000, l'entité compétente peut autoriser des dérogations au Règlement (CE) n° 637/2009 de la Commission établissant des modalités d'application concernant l'éligibilité des dénominations variétales des espèces de plantes agricoles et des espèces de légumes, sauf dans les cas où de telles dérogations porteraient atteinte aux droits antérieurs d'un tiers protégés en vertu de l'article 2 de ce règlement.
Sans préjudice de l'article 12, § 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 septembre 2008, plus d'une dénomination pour une variété peut être autorisée s'il s'agit de dénominations traditionnelles.

Art.9. § 1. Bij de toelating van een instandhoudingsras wordt door de bevoegde instantie voor plantaardige genetische hulpbronnen het gebied of de gebieden bepaald waarin het ras vanouds is geteeld en waaraan het zich op natuurlijke wijze heeft aangepast, hierna gebied van oorsprong te noemen. De bevoegde instantie voor plantaardige genetische hulpbronnen houdt rekening met informatie van de organisaties die door de minister erkend zijn overeenkomstig artikel 3, § 4.
Het gebied van oorsprong kan in meer dan één gewest of lidstaat liggen. In dat geval wordt het door alle betrokkenen in gezamenlijk overleg bepaald.
§ 2. De bevoegde entiteit deelt het aangewezen gebied van oorsprong aan de Europese Commissie mee.

Art.9. § 1er. Lors d'une admission d'une variété de conservation, l'instance compétente pour les ressources phytogénétiques détermine la ou les régions dans lesquelles la variété est cultivée traditionnellement et auxquelles elle est naturellement adaptée, ci-après appelée "région d'origine". L'instance compétente pour les ressources phytogénétiques tient compte des informations provenant des organisations agréées à cette fin par le Ministre conformément à l'article 3, § 4.
La région d'origine peut être située dans plus d'une région ou état membre. Dans ce cas, elle est déterminée d'un commun accord par toutes les parties concernées.
§ 2. L'entité compétente communique la région d'origine désignée à la Commission européenne.

Art.10. Een instandhoudingsras wordt in zijn gebied van oorsprong systematisch in stand gehouden.

Art.10. Une variété de conservation est systématiquement conservée dans sa région d'origine.

Afdeling 2. - Productie en in de handel brengen van zaaizaad van instandhoudingsrassen

Section 2. - Production et commercialisation des semences des variétés de conservation

Art.11. § 1. In afwijking van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005, kan zaaizaad van een instandhoudingsras gecertificeerd worden als gecertificeerd zaad van een instandhoudingsras als het voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragrafen 2, 3 en 4 van dit artikel.
  § 2. Het zaad is afkomstig van zaad dat volgens welomschreven praktijken voor de instandhouding van het ras is geproduceerd.
  § 3. Het zaad moet voldoen aan de certificeringsvoorschriften voor gecertificeerd zaaizaad, vermeld in artikel 1, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005, met uitzondering van de voorschriften betreffende de minimale raszuiverheid en de voorschriften betreffende het officiële onderzoek of het onderzoek onder officieel toezicht.
  § 4. Het zaad is voldoende raszuiver.

Art.11. § 1er. Par dérogation à l'article 3 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 décembre 2005, les semences d'une variété de conservation peuvent être certifiées comme semences certifiées d'une variété de conservation si elles remplissent les conditions visées aux paragraphes 2, 3 et 4 du présent article.
  § 2. Les semences proviennent de semences produites selon des pratiques bien définies de conservation de la variété.
  § 3. Les semences doivent répondre aux exigences de certification des semences certifiées, visées à l'article 1er, 4°, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 décembre 2005, à l'exception des prescriptions relatives à la pureté variétale minimale et aux prescriptions relatives à l'examen officiel ou à l'examen effectué sous contrôle officiel.
  § 4. Les semences présentent une pureté variétale suffisante.

Art.12. § 1. In afwijking van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005, kan zaaizaad van een instandhoudingsras gecontroleerd worden als standaardzaad van een instandhoudingsras als het voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragrafen 2 en 3.
§ 2. Het zaad voldoet aan de voorwaarden voor het in de handel brengen van standaardzaad, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 met uitzondering van de voorschriften betreffende de minimale raszuiverheid.
§ 3. Het zaad is voldoende raszuiver.

Art.12. § 1er. Par dérogation à l'article 3 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 décembre 2005, les semences d'une variété de conservation peuvent être contrôlées comme semences standard d'une variété de conservation si elles remplissent les conditions visées aux paragraphes 2 et 3.
§ 2. Les semences répondent aux exigences relatives à la commercialisation des semences, visées à l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 décembre 2005, à l'exception des prescriptions relatives à la pureté variétale minimale.
§ 3. Les semences présentent une pureté variétale suffisante.

Art.13. § 1. De bevoegde entiteit zorgt ervoor dat tests worden uitgevoerd om na te gaan of het zaaizaad van instandhoudingsrassen voldoet aan de voorschriften van artikelen 11 en 12.
Die tests worden uitgevoerd volgens de gangbare internationale methoden of, als die niet bestaan, volgens geschikte methoden.
§ 2. De bevoegde entiteit zorgt ervoor dat voor de tests, vermeld in paragraaf 1, monsters van homogene partijen worden genomen. Ze zorgt ervoor dat de voorschriften voor het gewicht van de partijen en het gewicht van de monsters, vermeld in artikel 21, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005, worden toegepast.

Art.13. § 1er. L'entité compétente veille à ce que des essais soient réalisés pour vérifier que les semences des variétés de conservation répondent aux prescriptions visées aux articles 11 et 12.
Ces essais sont réalisés conformément aux méthodes internationales actuelles ou, si de telles méthodes n'existent pas, conformément à toute méthode appropriée.
§ 2. L'entité compétente veille à ce que les échantillons utilisés pour les essais visés au paragraphe 1er, soient prélevés sur des lots homogènes. Elle veille à l'application des prescriptions relatives au poids des lots et des échantillons, visées à l'article 21, § 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 décembre 2005.

Art.14. § 1. Zaaizaad van een instandhoudingsras mag alleen in het gebied van oorsprong worden geproduceerd.
Als het zaad wegens een specifiek milieuprobleem niet in dat gebied kan worden geproduceerd, kunnen aanvullende zaadteeltgebieden goedgekeurd worden door de bevoegde instantie, waarbij rekening gehouden wordt met de informatie van ter zake erkende organisaties. Het in die aanvullende gebieden geproduceerde zaaizaad mag echter uitsluitend in de gebieden van oorsprong worden gebruikt.
§ 2. De bevoegde entiteit stelt de Europese Commissie,de andere lidstaten en de andere gewesten in kennis van de aanvullende gebieden die ze krachtens paragraaf 1 voor zaadteelt wil goedkeuren. Als noch de Europese Commissie, noch andere lidstaten een verzoek tot voorleggen van de aanvraag voor het Permanent Comité voor Teeltmateriaal voor Land-, Tuin- en Bosbouw indienen, kan de bevoegde entiteit de aanvullende zaadteeltgebieden waarvan hij kennisgeving heeft gedaan, goedkeuren.

Art.14. § 1er. Les semences d'une variété de conservation ne peuvent être produites que dans la région d'origine.
Si les semences ne peuvent pas être produites dans cette région en raison d'un problème environnemental spécifique, l'instance compétente peut autoriser leur production dans des régions supplémentaires, en tenant compte des informations provenant des organisations agréées. Toutefois, les semences produites dans ces régions supplémentaires sont utilisées exclusivement dans la région d'origine.
§ 2. L'entité compétente communique à la Commission européenne, aux autres états membres et aux autres régions, les régions supplémentaires dans lesquelles ils ont l'intention d'approuver la production de semences en vertu du paragraphe 1er. Si ni la Commission européenne, ni les autres états membres soumettent une demande au Comité permanent des Semences et Plants agricoles, horticoles et forestiers, l'entité compétente peut approuver la production de semences dans les régions supplémentaires qu'elle a notifiées.

Art.15. § 1. Zaaizaad van een instandhoudingsras mag alleen onder de volgende voorwaarden in de handel worden gebracht :
  1° het is geproduceerd in zijn gebied van oorsprong of in een gebied als vermeld in artikel 14;
  2° het wordt in zijn gebied van oorsprong in de handel gebracht.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1, 2°, mag de bevoegde instantie voor plantaardige genetische hulpbronnen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest aanvullende gebieden goedkeuren om zaaizaad van een instandhoudingsras in de handel te brengen, als die gebieden met het gebied van oorsprong vergelijkbaar zijn wat de natuurlijke en seminatuurlijke habitat van dat ras betreft.
  Als aanvullende gebieden als vermeld in het eerste lid, goedgekeurd worden, zorgt de bevoegde entiteit ervoor dat de hoeveelheid zaaizaad die nodig is voor de productie van ten minste de hoeveelheid zaaizaad, vermeld in artikel 16, wordt gereserveerd voor de instandhouding van het ras in zijn gebied van oorsprong.
  De bevoegde entiteit stelt de Europese Commissie, de andere lidstaten en de andere gewesten in kennis van de goedkeuring van aanvullende gebieden als vermeld in het eerste lid.
  § 3. Als overeenkomstig artikel 14 aanvullende gebieden voor de zaadteelt goedgekeurd worden, kan geen gebruik worden gemaakt van de afwijking, vermeld in paragraaf 2.

Art.15. § 1er. Les semences d'une variété de conservation ne peuvent être commercialisées qu'aux conditions suivantes :
  1° elles ont été produites dans leur région d'origine ou dans une région telle que visée à l'article 14;
  2° elles sont commercialisées dans leur région d'origine.
  § 2. Par dérogation au paragraphe 1er, 2°, l'instance compétente pour les ressources phytogénétiques peut autoriser la commercialisation de semences d'une variété de conservation dans des régions supplémentaires du territoire de la Région flamande, à condition que ces régions soient comparables à la région d'origine en ce qui concerne l'habitat naturel et semi-naturel de la variété en question.
  Lorsque des régions supplémentaires, telles que visées à l'alinéa premier, sont approuvées, l'entité compétente veille à ce que la quantité de semences nécessaire à la production d'au moins la quantité de semences visée à l'article 16, soit réservée à la conservation de la variété en question dans sa région d'origine.
  L'entité compétente informe la Commission européenne, les autres états membres et les autres régions de l'approbation des régions supplémentaires telles que visées à l'alinéa premier.
  § 3. Si la production de semences dans des régions supplémentaires conformément à l'article 14 est approuvée, il ne peut pas être fait usage de la dérogation, visée au paragraphe 2.

Art.16. De bevoegde entiteit zorgt ervoor dat voor elk instandhoudingsras de hoeveelheid zaaizaad die per jaar in de handel gebracht wordt, niet meer bedraagt dan de hoeveelheid die nodig is om groenten te telen op het aantal hectaren dat in bijlage 1, die bij dit besluit gevoegd is, voor de desbetreffende soort wordt aangegeven.

Art.16. L'entité compétente veille à ce que, pour chaque variété de conservation, la quantité de semences commercialisée annuellement n'excède pas la quantité nécessaire pour produire des légumes sur le nombre d'hectares fixé à l'annexe Ire, jointe au présent arrêté, pour l'espèce concernée.

Art.17. § 1. De producent stelt vóór het begin van elk teeltseizoen de bevoegde entiteit in kennis van de grootte en de ligging van het gebied voor de teelt van zaad dat bestemd is voor de handel.
§ 2. Als de hoeveelheden, vermeld in artikel 16, op grond van de kennisgevingen, vermeld in paragraaf 1, waarschijnlijk zullen worden overschreden, wijst de bevoegde entiteit aan elke betrokken producent de hoeveelheid toe die hij in het desbetreffende teeltseizoen in de handel mag brengen.

Art.17. § 1er. Le producteur informe l'entité compétente, avant le début de chaque saison de production, de la superficie et la position de la zone destinée à la production de semences destinées à la commercialisation.
§ 2. Si les quantités visées à l'article 16 seront probablement dépassées sur la base des informations visées à l'alinéa premier, l'entité compétente attribue un quota à chaque producteur concerné, correspondant à la quantité de semences qu'il pourra commercialiser durant la saison de production en question.

Art.18. De bevoegde entiteit zorgt er door officieel toezicht tijdens de productie en het in de handel brengen voor dat het zaaizaad voldoet aan de bepalingen van dit besluit, waarbij ze bijzondere aandacht besteedt aan het ras, de teeltplaatsen en de hoeveelheden.

Art.18. L'entité compétente veille, par un contrôle officiel pendant la production et la commercialisation, à ce que les semences répondent aux dispositions du présent arrêté, tout prêtant une attention particulière à la variété, aux lieux de production et aux quantités.

Art.19. Zaaizaad van instandhoudingsrassen mag alleen in gesloten verpakkingen met een sluitingssysteem in de handel worden gebracht.
Verpakkingen die zaaizaad bevatten, worden door de leverancier op zodanige wijze gesloten dat ze niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of zonder dat het etiket van de leverancier of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.
Voor een goede sluiting als vermeld in het tweede lid, moet tenminste het etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt of moet op de sluiting een zegel worden aangebracht.

Art.19. Les semences des variétés de conservation ne peuvent être commercialisées que dans des emballages fermés et scellés.
Les emballages contenant des semences sont scellés par le fournisseur de telle manière qu'il est impossible de les ouvrir sans endommager le système de fermeture ou sans laisser des traces de manipulation sur l'étiquette du fournisseur ou sur l'emballage.
Afin d'assurer une bonne fermeture, telle que visée à l'alinéa deux, le système de fermeture comporte au moins soit l'incorporation dans celui-ci de l'étiquette, soit l'apposition d'un scellé officiel.

Art.20. De verpakkingen of recipiënten die zaaizaad van instandhoudingsrassen bevatten, worden voorzien van een etiket van de leverancier of een gedrukte of gestempelde tekst met de volgende gegevens :
  1° de woorden "EG-voorschriften en -normen";
  2° de naam en het adres of het identificatiemerk van de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de etiketten;
  3° het jaar van sluiting, aangegeven als volgt : "gesloten in ..." (jaar) of het jaar van de laatste monstername voor het testen van de kiemkracht, aangegeven als volgt : "monster genomen in ..." (jaar);
  4° de soort;
  5° de benaming van het instandhoudingsras;
  6° de vermelding "gecertificeerd zaad van een instandhoudingsras" of "standaardzaad van een instandhoudingsras";
  7° het gebied van oorsprong;
  8° als het zaadteeltgebied niet het gebied van oorsprong is, de aanduiding van het zaadteeltgebied;
  9° het referentienummer van de partij, toegekend door de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de etiketten;
  10° het opgegeven netto- of brutogewicht of het opgegeven aantal zaden;
  11° als het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de aard van de chemische behandeling of het toevoegingsmiddel, alsook de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de kluwens zuivere zaden en het totale gewicht.

Art.20. Les emballages ou contenants de semences de variétés de conservation portent une étiquette du fournisseur, une inscription imprimée ou un cachet comprenant au moins les informations suivantes :
  1° les mots "Règles et normes CE";
  2° le nom et l'adresse ou la marque d'identification de la personne responsable de l'apposition des étiquettes;
  3° l'année de la fermeture, indiquée comme suit : "scellé en ..." (année), ou l'année du dernier prélèvement d'échantillons aux fins du dernier test de germination, indiquée par la mention : "échantillonné en ..." (année);
  4° l'espèce;
  5° la dénomination de la variété de conservation;
  6° la mention "semences certifiées d'une variété de conservation" ou "semences standard d'une variété de conservation";
  7° la région d'origine;
  8° si la région de production des semences est différente de la région d'origine, la mention de la région de production des semences;
  9° le numéro de référence attribué au lot par la personne responsable de l'apposition des étiquettes;
  10° le poids net ou brut déclaré, ou le nombre déclaré de graines;
  11° en cas de mention du poids et d'emploi de granulés de pesticides, de substances d'enrobage ou d'autres additifs solides, la nature du traitement chimique ou de l'additif ainsi que le rapport approximatif entre le poids de glomérules ou de graines pures et le poids total.

HOOFDSTUK 3. - Voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen

CHAPITRE 3. - Variétés créées en vue d'être cultivées dans des conditions particulières

Afdeling 1. - Toelating van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen

Section 1re - Admission des variétés créées en vue d'être cultivées dans des conditions particulières

Art.21. § 1. Voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen zijn toegelaten met inachtneming van de voorschriften van artikelen 22 en 23.
§ 2. Voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen zijn toegelaten als rassen waarvan het zaaizaad alleen kan worden gecontroleerd als "standaardzaad van een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras".
Een dergelijk ras wordt in de gemeenschappelijke rassenlijst van groentegewassen opgenomen als "voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras, waarvan het zaad wordt gecontroleerd overeenkomstig artikel 27 van dit besluit".

Art.21. § 1er. Les variétés créées en vue d'être cultivées dans des conditions particulières sont admises pour autant que les conditions prévues aux articles 22 et 23 soient remplies.
§ 2. Les variétés créées en vue d'être cultivées dans des conditions particulières sont admises comme des variétés dont les semences peuvent uniquement être contrôlées en tant que "semences standard d'une variété créée en vue d'être cultivées dans des conditions particulières".
Une telle variété est inscrite au catalogue commun des variétés des espèces de légumes comme "variété créée en vue d'être cultivées dans des conditions particulières, dont les semences sont contrôlées conformément à l'article 27 du présent arrêté.

Art.22. § 1. Om te worden toegelaten als voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras als vermeld in artikel 2, 5°, mag een ras geen intrinsieke waarde hebben voor de commerciële productie van gewassen, maar moet het ontwikkeld zijn voor teelt onder bijzondere omstandigheden.
  Een ras wordt beschouwd als zijnde ontwikkeld voor teelt onder bijzondere omstandigheden als het is ontwikkeld voor teelt onder bijzondere landbouwtechnische, klimatologische of pedologische omstandigheden.
  § 2. Voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen gelden voor de onderscheidbaarheid en de bestendigheid tenminste de kenmerken die worden vermeld in :
  1° de technische vragenlijsten die horen bij de in bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 april 2007 betreffende de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van landbouw- en groentegewassen zich ten- minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek, opgenomen in de testprotocollen van het Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP) die op die soorten van toepassing zijn, of
  2° de technische vragenlijsten van de in bijlage II bij het hetzelfde besluit opgenomen richtsnoeren van de Internationale Unie tot Bescherming van Kweekproducten (UPOV) die op die soorten van toepassing zijn.
  Voor de beoordeling van de homogeniteit is het besluit, vermeld in het eerste lid, van toepassing.
  Als het homogeniteitsniveau echter wordt vastgesteld op basis van afwijkende typen, worden een populatienorm van 10 % en een toelatingskans van ten minste 90 % toegepast.

Art.22. § 1er. Pour être admise en tant que variété créée en vue d'être cultivées dans des conditions particulières, telle que visée à l'article 2, 5°, une variété ne doit pas avoir de valeur intrinsèque pour la production commerciale mais avoir été créée en vue d'être cultivée dans des conditions particulières.
  Une variété est réputée avoir été créée en vue d'être cultivée dans des conditions particulières si elle a été créée pour être cultivée dans des conditions agrotechniques, climatiques ou pédologiques spécifiques.
  § 2. Pour les variétés créées en vue d'être cultivées dans des conditions particulières, s'appliquent au moins aux variétés de conservation pour ce qui est de la distinction et de la stabilité, les critères visés :
  1° aux questionnaires techniques appartenant aux protocoles d'examen de l'Office communautaire des variétés végétales (OCVV) repris à l'annexe 1re de l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 avril 2007 concernant les caractères minimaux à prendre en compte et les conditions minimales à remplir lors de l'examen de certaines variétés des espèces de plantes agricoles et de légumes, lesquels s'appliquent à ces espèces, ou
  2° aux questionnaires techniques appartenant aux principes directeurs d'examen définis par l'Union internationale pour la protection des obtentions végétales (UPOV) repris à l'annexe II du même arrêté, lesquels s'appliquent à ces espèces.
  Pour l'évaluation de l'homogénéité, l'arrêté, visé à l'alinéa premier, s'applique.
  Toutefois, si le niveau d'homogénéité est déterminé sur la base des plantes aberrantes, une norme de population de 10 % et une probabilité d'acceptation d'au moins 90 % s'appliquent.

Art.23. In afwijking van artikel 9, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2008 is geen officieel onderzoek vereist als de volgende informatie toereikend is om een besluit te nemen over de toelating van de voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen :
  1° de beschrijving en de benaming van het voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde ras;
  2° de resultaten van onofficiële tests;
  3° kennis, verkregen door praktische ervaring tijdens de teelt, de vermeerdering en het gebruik, zoals door de aanvrager aan de betrokken lidstaat medegedeeld;
  4° andere informatie, van de bevoegde instanties of van de organisaties, erkend overeenkomstig artikel 3, § 4.

Art.23. Par dérogation à l'article 9, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 septembre 2008, aucun examen officiel n'est requis si les informations ci-après suffisent pour décider de l'admission des variétés de conservation créées en vue d'être cultivées dans des conditions particulières :
  1° la description et la dénomination de la variété créée en vue d'être cultivées dans des conditions particulières;
  2° les résultats d'essais non officiels;
  3° les connaissances pratiques acquises au cours de la culture, de la reproduction et de l'utilisation, telles que notifiées par le demandeur à l'état membre concerné;
  4° d'autres informations, provenant des instances compétentes ou des organisations, agréées conformément à l'article 3, § 4.

Art.24. Een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras wordt niet toegelaten voor opname in de rassenlijst van groentegewassen als :
1° het al in de gemeenschappelijke rassenlijst van groentegewassen is opgenomen als ander ras dan voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras, of als het tijdens de laatste twee jaar van die gemeenschappelijke rassenlijst van groentegewassen is afgevoerd, of tijdens de twee jaar na afloop van de uitlooptermijn van de gemeenschappelijke rassenlijst, of;
2° het wordt beschermd door een communautair kwekersrecht als vermeld in Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht, of door een nationaal kwekersrecht, of als een aanvraag voor een dergelijk recht in behandeling is.

Art.24. Une variété créée en vue d'être cultivées dans des conditions particulières n'est pas admise aux catalogues des variétés des espèces de légumes :
1° si elle a déjà été reprise dans le catalogue commun des variétés des espèces de légumes en tant que variété autre qu'une variété créée en vue d'être cultivée dans des conditions particulières ou si elle a été supprimée du catalogue commun des variétés des espèces de légumes au cours des deux années suivant le délai d'expiration du catalogue commun des variétés, ou;
2° si elle fait l'objet d'une protection communautaire des obtentions végétales en vertu du Règlement (CE) n° 2100/94 du Conseil du 27 juillet 1994 relatif au titres de protection communautaires, ou d'un titre national de protection des variétés végétales ou si une demande en ce sens est en instance.

Art.25. § 1. Met betrekking tot benamingen van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen die vóór 25 mei 2000 bekend waren, kan de bevoegde entiteit afwijkingen van Verordening (EG) nr. 637/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen betreffende de geschiktheid van rasbenamingen voor landbouw- en groentegewassen toestaan, behalve als die afwijkingen inbreuk maken op oudere rechten van een derde die krachtens artikel 2 van die verordening beschermd zijn.
§ 2. Met behoud van de toepassing van artikel 12, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2008 kan meer dan één naam voor een ras toegelaten worden als de desbetreffende namen vanouds bekend zijn.

Art.25. § 1er. En ce qui concerne les dénominations des variétés de conservation créées en vue d'être cultivées dans des conditions particulières qui étaient connues avant le 25 mai 2000, l'entité compétente peut autoriser des dérogations au Règlement (CE) n° 637/2009 de la Commission établissant des modalités d'application concernant l'éligibilité des dénominations variétales des espèces de plantes agricoles et des espèces de légumes, sauf dans les cas où de telles dérogations porteraient atteinte aux droits antérieurs d'un tiers protégés en vertu de l'article 2 de ce règlement.
§ 2. Sans préjudice de l'article 12, § 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 septembre 2008, plus d'une dénomination pour une variété peut être autorisée s'il s'agit de dénominations traditionnelles.

Afdeling 2. - In de handel brengen van zaaizaad van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen

Section 2. - Commercialisation des semences des variétés créées en vue d'être cultivées dans des conditions particulières

Art.26. § 1. In afwijking van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 [1 ...]1 wordt het zaad van een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras gecontroleerd als standaardzaad van een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras als het voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragrafen 2 en 3 van dit artikel.
  § 2. Het zaad voldoet aan de voorwaarden voor het in de handel brengen van standaardzaad die zijn vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005,- met uitzondering van de voorschriften betreffende de minimale raszuiverheid.
  § 3. Het zaad is voldoende raszuiver.

Modifications

[1] <MB 2019-02-19/04, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 25-03-2019>

Art.26. § 1er. Par dérogation à l'article 3 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 décembre 2005 portant réglementation du commerce et du contrôle des semences de légumes et de chicorée [1 ...]1, les semences d'une variété créée en vue d'être cultivée dans des conditions particulières sont contrôlées en tant que semences standard d'une variété créée en vue d'être cultivée dans des conditions particulières si elles remplissent les conditions visées aux §§ 2 et 3 du présent article.
  § 2. Les semences répondent aux conditions relatives à la commercialisation des semences standard, visées à l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 décembre 2005, à l'exception des prescriptions relatives à la pureté variétale minimale.
  § 3. Les semences présentent une pureté variétale suffisante.

Modifications

[1] <AM 2019-02-19/04, art. 16, 004; En vigueur : 25-03-2019>

Art.27. § 1. Er worden tests uitgevoerd om na te gaan of het zaaizaad van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen voldoet aan de voorschriften van artikel 26.
§ 2. De tests, vermeld in het eerste lid, worden uitgevoerd volgens de gangbare internationale methoden of, als die niet bestaan, volgens geschikte methoden.

Art.27. § 1er. Des essais sont réalisés pour vérifier si les semences des variétés créées en vue d'être cultivée dans des conditions particulières satisfont aux prescriptions fixées à l'article 26.
§ 2. Les essais, visés à l'alinéa premier, sont réalisés conformément aux méthodes internationales actuelles ou, si de telles méthodes n'existent pas, conformément à toute méthode appropriée.

Art.28. Het zaaizaad van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen wordt in de handel gebracht in kleine verpakkingen waarbij het per soort aangegeven maximale nettogewicht, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, niet wordt overschreden.

Art.28. Les semences de variétés créées en vue d'être cultivée dans des conditions particulières sont commercialisées en petits emballages ne dépassant pas le poids net maximal défini à l'annexe II au présent arrêté, pour les différentes espèces.

Art.29. § 1. Zaaizaad van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen wordt alleen in gesloten verpakkingen met een sluitingssysteem in de handel gebracht.
§ 2. Verpakkingen die zaaizaad bevatten, worden door de leverancier op zodanige wijze gesloten dat ze niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of zonder dat het etiket van de leverancier of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.
§ 3. Voor een goede sluiting overeenkomstig het tweede lid moet ten minste het etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt of moet op de sluiting een zegel worden aangebracht.

Art.29. § 1er. Les semences des variétés créées en vue d'être cultivée dans des conditions particulières sont commercialisées uniquement dans des emballages fermés et scellés.
§ 2. Les emballages contenant des semences sont scellés par le fournisseur de telle manière qu'il est impossible de les ouvrir sans endommager le système de fermeture ou sans laisser des traces de manipulation sur l'étiquette du fournisseur ou sur l'emballage.
§ 3. Afin d'assurer une bonne fermeture, telle que visée à l'alinéa deux, le système de fermeture comporte au moins soit l'incorporation dans celui-ci de l'étiquette, soit l'apposition d'un scellé officiel.

Art.30. Verpakkingen die zaaizaad van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen bevatten, worden voorzien van een etiket van de leverancier of van een gedrukte of gestempelde tekst met de volgende gegevens :
  1° de woorden "EG-voorschriften en -normen";
  2° de naam en het adres of het identificatiemerk van de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de etiketten;
  3° het jaar van sluiting, aangegeven als volgt : "gesloten in ..." (jaar), of het jaar van de laatste monstername ten behoeve van het testen van de kiemkracht, aangegeven als volgt : "monster genomen in ..." (jaar);
  4° de soort;
  5° de benaming van het ras;
  6° de woorden "voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras";
  7° het referentienummer van de partij, toegekend door de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de etiketten;
  8° het opgegeven netto- of brutogewicht of het opgegeven aantal zaden;
  9° als het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de aard van de chemische behandeling of het toevoegingsmiddel, alsook de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de kluwens zuivere zaden en het totale gewicht.

Art.30. Les emballages contenant des semences de variétés créées en vue d'être cultivée dans des conditions particulières portent une étiquette du fournisseur, une inscription imprimée ou un cachet comprenant au moins les informations suivantes :
  1° les mots "Règles et normes CE";
  2° le nom et l'adresse ou la marque d'identification de la personne responsable de l'apposition des étiquettes;
  3° l'année de la fermeture, indiquée comme suit : "scellé en ..." (année), ou l'année du dernier prélèvement d'échantillons aux fins du dernier test de germination, indiquée par la mention : "échantillonné en ..." (année);
  4° l'espèce;
  5° la dénomination de la variété;
  6° les mots "variété créée en vue d'être cultivée dans des conditions particulières";
  7° le numéro de référence attribué au lot par la personne responsable de l'apposition des étiquettes;
  8° le poids net ou brut déclaré, ou le nombre déclaré de graines;
  9° en cas de mention du poids et d'emploi de granulés de pesticides, de substances d'enrobage ou d'autres additifs solides, la nature du traitement chimique ou de l'additif ainsi que le rapport approximatif entre le poids de glomérules ou de graines pures et le poids total.

HOOFDSTUK 4. - Algemene en slotbepalingen

CHAPITRE 4. - Dispositions générales et finales

Art.31. De bevoegde entiteit zorgt ervoor dat het zaaizaad door steekproefsgewijze keuringen aan officiële nacontrole op rasechtheid en raszuiverheid wordt onderworpen.
De officiële nacontrole, als vermeld in het eerste lid, wordt uitgevoerd, volgens de gangbare internationale methoden, of als die niet bestaan, volgens geschikte methoden.

Art.31. L'entité compétente veille à ce que les semences des variétés soient soumises à un contrôle officiel effectué a posteriori par sondage dans le but de vérifier leur identité et leur pureté variétales.
Le contrôle officiel effectué a posteriori, visé à l'alinéa premier, est effectué conformément aux méthodes internationales actuelles ou, si de telles méthodes n'existent pas, conformément à toute méthode appropriée.

Art.32. De bevoegde entiteit is belast met de controle op de naleving van dit besluit.

Art.32. L'entité compétente est chargée du contrôle du respect du présent arrêté.

Art.33. De leveranciers die op het grondgebied van het Vlaamse Gewest opereren, brengen voor elk teeltseizoen verslag uit aan de bevoegde entiteit op hun verzoek, over de in de handel gebrachte hoeveelheid zaaizaad van elk instandhoudingsras en van elk voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras.
Over de in de handel gebrachte hoeveelheid zaaizaad van elk instandhoudingsras en van elk voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras brengt de bevoegde entiteit op verzoek aan de Europese Commissie, de andere lidstaten en de andere gewesten verslag uit.

Art.33. Les fournisseurs opérant sur le territoire de la Région flamande transmettent à l'entité compétente un rapport, pour chaque saison de production, sur la quantité de semences mise sur le marché pour chaque variété de conservation et pour chaque variété créée en vue d'être cultivée dans des conditions particulières.
Sur demande, l'entité compétente transmet un rapport sur la quantité de semences mise sur le marché de chaque variété de conservation et de chaque variété créée en vue d'être cultivée dans des conditions particulières à la Commission européenne, aux autres états membres et aux autres régions.

Art.34. De bevoegde entiteit stelt de Europese Commissie in kennis van de erkende organisaties, vermeld in artikel 3, § 4, en in artikel 14.

Art.34. L'entité compétente informe la commission européenne des organisations agréées, visées à l'article 3, § 4, et à l'article 14.

Art.35. Dit besluit treedt in werking op 31 december 2010.

Art.35. Le présent arrêté entre en vigueur le 31 décembre 2010.

BIJLAGEN.

ANNEXES.

Art. N1. Bijlage 1. - Kwantitatieve beperkingen voor het in de handel brengen van zaaizaad van instandhoudingsrassen als vermeld in [2 artikel 16]2

Art. N1. Annexe 1. - Limitations quantitatives pour la commercialisation de semences de variétés de conservation telles que visées à [2 l'article 16]2

Botanische benaming	Maximumaantal hectare per lidstaat voor de teelt van groente per instandhoudingsras
Allium cepa L. - Cepa-groep Brassica oleracea L. Brassica rapa L. Capsicum annuum L. Cichorium intybus L. Cucumis melo L. Cucurbita maxima Duchesne Cynara cardunculus L. Daucus carota L. Lactuca sativa L. [¹ Solanum lycopersicum L.]¹ Phaseolus vulgaris L. Pisum sativum L. (partim) Vicia faba L. (partim)	40
Allium cepa L. - Aggregatum-groep Allium porrum L. Allium sativum L. Beta vulgaris L. Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. et Nakai Cucumis sativus L. Cucurbita pepo L. Foeniculum vulgare Mill. Solanum melongena L. Spinacia oleracea L.	20
Allium fistulosum L. Allium schoenoprasum L. Anthriscus cerefolium (L.) Hoffm. Apium graveolens L. Asparagus officinalis L. Cichorium endivia L. Petroselinum crispum (Mill.) Nyman ex A. W. Hill Phaseolus coccineus L. Raphanus sativus L. Rheum rhabarbarum L. Scorzonera hispanica L. Valerianella locusta (L.) Laterr. Zea mays L. (partim)	10
(1)<BVR 2014-01-17/10, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2014>

Botanische benamingMaximumaantal hectare per lidstaat voor de teelt van groente per instandhoudingsras
Allium cepa L. - Cepa-groep
  Brassica oleracea L.
  Brassica rapa L.
  Capsicum annuum L.
  Cichorium intybus L.
  Cucumis melo L.
  Cucurbita maxima Duchesne
  Cynara cardunculus L.
  Daucus carota L.
  Lactuca sativa L.
  [1 Solanum lycopersicum L.]1
  Phaseolus vulgaris L.
  Pisum sativum L. (partim)
  Vicia faba L. (partim)40
Allium cepa L. - Aggregatum-groep
  Allium porrum L.
  Allium sativum L.
  Beta vulgaris L.
  Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. et Nakai
  Cucumis sativus L.
  Cucurbita pepo L.
  Foeniculum vulgare Mill.
  Solanum melongena L.
  Spinacia oleracea L.20
Allium fistulosum L.
  Allium schoenoprasum L.
  Anthriscus cerefolium (L.) Hoffm.
  Apium graveolens L.
  Asparagus officinalis L.
  Cichorium endivia L.
  Petroselinum crispum (Mill.) Nyman ex A. W. Hill
  Phaseolus coccineus L.
  Raphanus sativus L.
  Rheum rhabarbarum L.
  Scorzonera hispanica L.
  Valerianella locusta (L.) Laterr.
  Zea mays L. (partim)10(1)

Dénomination botanique	Nombre maximal d'hectares par état membre destinés à la culture de légumes par variété de conservation
Allium cepa L. - Groupe Cepa Brassica oleracea L. Brassica rapa L. Capsicum annuum L. Cichorium intybus L. Cucumis melo L. Cucurbita maxima Duchesne Cynara cardunculus L. Daucus carota L. Lactuca sativa L. [¹ Solanum lycopersicum L.]¹ Phaseolus vulgaris L. Pisum sativum L. (partim) Vicia faba L. (partim)	40
Allium cepa L. - Goupe Aggregatum Allium porrum L. Allium sativum L. Beta vulgaris L. Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. et Nakai Cucumis sativus L. Cucurbita pepo L. Foeniculum vulgare Mill. Solanum melongena L. Spinacia oleracea L.	20
Allium fistulosum L. Allium schoenoprasum L. Anthriscus cerefolium (L.) Hoffm. Apium graveolens L. Asparagus officinalis L. Cichorium endivia L. Petroselinum crispum (Mill.) Nyman ex A. W. Hill Phaseolus coccineus L. Raphanus sativus L. Rheum rhabarbarum L. Scorzonera hispanica L. Valerianella locusta (L.) Laterr. Zea mays L. (partim)	10
(1)<AGF 2014-01-17/10, art. 6, 002; En vigueur : 31-03-2014>

Dénomination botaniqueNombre maximal d'hectares par état membre destinés à la culture de légumes par variété de conservation
Allium cepa L. - Groupe Cepa
  Brassica oleracea L.
  Brassica rapa L.
  Capsicum annuum L.
  Cichorium intybus L.
  Cucumis melo L.
  Cucurbita maxima Duchesne
  Cynara cardunculus L.
  Daucus carota L.
  Lactuca sativa L.
  [1 Solanum lycopersicum L.]1
  Phaseolus vulgaris L.
  Pisum sativum L. (partim)
  Vicia faba L. (partim)40
Allium cepa L. - Goupe Aggregatum
  Allium porrum L.
  Allium sativum L.
  Beta vulgaris L.
  Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. et Nakai
  Cucumis sativus L.
  Cucurbita pepo L.
  Foeniculum vulgare Mill.
  Solanum melongena L.
  Spinacia oleracea L.20
Allium fistulosum L.
  Allium schoenoprasum L.
  Anthriscus cerefolium (L.) Hoffm.
  Apium graveolens L.
  Asparagus officinalis L.
  Cichorium endivia L.
  Petroselinum crispum (Mill.) Nyman ex A. W. Hill
  Phaseolus coccineus L.
  Raphanus sativus L.
  Rheum rhabarbarum L.
  Scorzonera hispanica L.
  Valerianella locusta (L.) Laterr.
  Zea mays L. (partim)10(1)

(2)

Art. N2. Bijlage 2. - Maximaal nettogewicht per verpakking als vermeld in artikel 28

Art. N2. Annexe 2. - Poids net maximal par emballage tel que visé à l'article 28

Botanische benaming	Maximaal nettogewicht per verpakking, uitgedrukt in g
Phaseolus coccineus L. Phaseolus vulgaris L. Pisum sativum L. (partim) Vicia faba L. (partim) Spinacia oleracea L. Zea mays L. (partim)	250
Allium cepa L. (Cepa-groep, Aggregatum-groep) Allium fistulosum L. Allium porrum L. Allium sativum L. Anthriscus cerefolium (L.) Hoffm. Beta vulgaris L. Brassica rapa L. Cucumis sativus L. Cucurbita maxima Duchesne Cucurbita pepo L. Daucus carota L. Lactuca sativa L. Petroselinum crispum (Mill.) Nyman ex A. W. Hill Raphanus sativus L. Scorzonera hispanica L. Valerianella locusta (L.) Laterr.	25
Allium schoenoprasum L. Apium graveolens L. Asparagus officinalis L. Brassica oleracea L. (alle) Capsicum annuum L. Cichorium endivia L. Cichorium intybus L. Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. et Nakai Cucumis melo L. Cynara cardunculus L. [¹ Solanum lycopersicum L.]¹ Foeniculum vulgare Mill. Rheum rhabarbarum L. Solanum melongena L.	5
(1)<BVR 2014-01-17/10, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2014>

Botanische benamingMaximaal nettogewicht per verpakking, uitgedrukt in g
Phaseolus coccineus L.
  Phaseolus vulgaris L.
  Pisum sativum L. (partim)
  Vicia faba L. (partim)
  Spinacia oleracea L.
  Zea mays L. (partim)250
Allium cepa L. (Cepa-groep, Aggregatum-groep)
  Allium fistulosum L.
  Allium porrum L.
  Allium sativum L.
  Anthriscus cerefolium (L.) Hoffm.
  Beta vulgaris L.
  Brassica rapa L.
  Cucumis sativus L.
  Cucurbita maxima Duchesne
  Cucurbita pepo L.
  Daucus carota L.
  Lactuca sativa L.
  Petroselinum crispum (Mill.) Nyman ex A. W. Hill
  Raphanus sativus L.
  Scorzonera hispanica L.
  Valerianella locusta (L.) Laterr.25
Allium schoenoprasum L.
  Apium graveolens L.
  Asparagus officinalis L.
  Brassica oleracea L. (alle)
  Capsicum annuum L.
  Cichorium endivia L.
  Cichorium intybus L.
  Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. et Nakai
  Cucumis melo L.
  Cynara cardunculus L.
  [1 Solanum lycopersicum L.]1
  Foeniculum vulgare Mill.
  Rheum rhabarbarum L.
  Solanum melongena L.5(1)

Dénomination botanique	Poids net maximal par emballage, exprimé en g
Phaseolus coccineus L. Phaseolus vulgaris L. Pisum sativum L. (partim) Vicia faba L. (partim) Spinacia oleracea L. Zea mays L. (partim)	250
Allium cepa L. (Groupe Cepa, Groupe Aggregatum) Allium fistulosum L. Allium porrum L. Allium sativum L. Anthriscus cerefolium (L.) Hoffm. Beta vulgaris L. Brassica rapa L. Cucumis sativus L. Cucurbita maxima Duchesne Cucurbita pepo L. Daucus carota L. Lactuca sativa L. Petroselinum crispum (Mill.) Nyman ex A. W. Hill Raphanus sativus L. Scorzonera hispanica L. Valerianella locusta (L.) Laterr.	25
Allium schoenoprasum L. Apium graveolens L. Asparagus officinalis L. Brassica oleracea L. (tous) Capsicum annuum L. Cichorium endivia L. Cichorium intybus L. Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. et Nakai Cucumis melo L. Cynara cardunculus L. [¹ Solanum lycopersicum L.]¹ Foeniculum vulgare Mill. Rheum rhabarbarum L. Solanum melongena L.	5
(1)<AGF 2014-01-17/10, art. 7, 002; En vigueur : 31-03-2014>

Dénomination botaniquePoids net maximal par emballage, exprimé en g
Phaseolus coccineus L.
  Phaseolus vulgaris L.
  Pisum sativum L. (partim)
  Vicia faba L. (partim)
  Spinacia oleracea L.
  Zea mays L. (partim)250
Allium cepa L. (Groupe Cepa, Groupe Aggregatum)
  Allium fistulosum L.
  Allium porrum L.
  Allium sativum L.
  Anthriscus cerefolium (L.) Hoffm.
  Beta vulgaris L.
  Brassica rapa L.
  Cucumis sativus L.
  Cucurbita maxima Duchesne
  Cucurbita pepo L.
  Daucus carota L.
  Lactuca sativa L.
  Petroselinum crispum (Mill.) Nyman ex A. W. Hill
  Raphanus sativus L.
  Scorzonera hispanica L.
  Valerianella locusta (L.) Laterr.25
Allium schoenoprasum L.
  Apium graveolens L.
  Asparagus officinalis L.
  Brassica oleracea L. (tous)
  Capsicum annuum L.
  Cichorium endivia L.
  Cichorium intybus L.
  Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. et Nakai
  Cucumis melo L.
  Cynara cardunculus L.
  [1 Solanum lycopersicum L.]1
  Foeniculum vulgare Mill.
  Rheum rhabarbarum L.
  Solanum melongena L.5(1)