Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, verstaat men onder :
1° Minister : de Minister bevoegd voor Landbouw;
2° Bestuur : de Directie Ontwikkeling en Vulgarisatie van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest;
3° productiesector : geheel van activiteiten verbonden met een speculatie, een groep speculaties, een productiemethode of de eerste verwerking van de producten afkomstig uit de landbouwproductie.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
29 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de erkenning van Pilootcentra voor ontwikkeling en vulgarisatie inzake landbouw (VERTALING).
Titre
29 AVRIL 2004. - Arrêté du Gouvernement wallon concernant l'agrément de Centres pilotes pour le développement et la vulgarisation en agriculture.
Informations sur le document
Numac: 2004202020
Datum: 2004-04-29
Info du document
Numac: 2004202020
Date: 2004-04-29
Table des matières
Tekst (17)
Texte (17)
HOOFDSTUK I. - Definities.
CHAPITRE Ier. - Définitions.
Article 1. Pour l'application du présent arrêté, on entend par :
1° Ministre : le Ministre qui a l'Agriculture dans ses attributions;
2° Administration : la Direction du Développement et de la Vulgarisation de la Direction générale de l'Agriculture du Ministère de la Région wallonne;
3° secteur de production : ensemble d'activités liées à une spéculation, à un groupe de spéculations, à une méthode de production ou à la première transformation des produits issus de la production agricole.
1° Ministre : le Ministre qui a l'Agriculture dans ses attributions;
2° Administration : la Direction du Développement et de la Vulgarisation de la Direction générale de l'Agriculture du Ministère de la Région wallonne;
3° secteur de production : ensemble d'activités liées à une spéculation, à un groupe de spéculations, à une méthode de production ou à la première transformation des produits issus de la production agricole.
HOOFDSTUK II. - De erkenning.
CHAPITRE II. - De l'agrément.
Art.2. De Minister kan verenigingen erkennen als pilootcentrum voor ontwikkeling en vulgarisatie, ter aanmoediging en ondersteuning van gezamenlijke acties in het kader van een productiesector, in samenwerking met de betrokken beroepskringen en ten gunste van het geheel van de producenten die actief zijn in die productiesector op het grondgebied van het Waalse Gewest.
Art.2. Le Ministre peut agréer des associations comme centres pilotes pour le développement et la vulgarisation, afin d'encourager et de soutenir des actions collectives organisées dans le cadre d'un secteur de production, en collaboration avec les milieux professionnels concernés et au bénéfice de l'ensemble des producteurs actifs dans ce secteur de production sur le territoire de la Région wallonne.
Art.3. Eén enkel pilootcentrum per productiesector kan worden erkend en gesubsidieerd. Een vereniging kan pas erkend zijn als ze voldoet aan volgende voorwaarden :
1° opgericht zijn als vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de bepalingen van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;
2° de raad van bestuur van de vereniging moet bestaan uit minstens één derde landbouwers die actief zijn in de betrokken productiesector;
3° de in artikel 5 van dit besluit bedoelde opdrachten moeten opgenomen worden in het maatschappelijk doel van de vereniging;
4° het geheel van de producenten aanwezig op het Waalse grondgebied moeten het voordeel kunnen genieten van de activiteiten van de vereniging.
1° opgericht zijn als vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de bepalingen van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;
2° de raad van bestuur van de vereniging moet bestaan uit minstens één derde landbouwers die actief zijn in de betrokken productiesector;
3° de in artikel 5 van dit besluit bedoelde opdrachten moeten opgenomen worden in het maatschappelijk doel van de vereniging;
4° het geheel van de producenten aanwezig op het Waalse grondgebied moeten het voordeel kunnen genieten van de activiteiten van de vereniging.
Art.3. Il n'est agréé et subventionné qu'un seul centre pilote par secteur de production. Une association peut être agréée comme centre pilote si elle répond aux conditions suivantes :
1° être constituée en association sans but lucratif conformément aux dispositions de la loi du 27 juin 1921 sur les associations sans but lucratif, les associations internationales sans but lucratif et les fondations;
2° le conseil d'administration de l'association doit être composé au moins d'un tiers d'exploitants agricoles actifs dans le secteur de production concerné;
3° les missions visées à l'article 5 du présent arrêté doivent être reprises dans l'objet social de l'association;
4° l'ensemble des producteurs présents sur le territoire wallon doivent pouvoir bénéficier des activités de l'association.
1° être constituée en association sans but lucratif conformément aux dispositions de la loi du 27 juin 1921 sur les associations sans but lucratif, les associations internationales sans but lucratif et les fondations;
2° le conseil d'administration de l'association doit être composé au moins d'un tiers d'exploitants agricoles actifs dans le secteur de production concerné;
3° les missions visées à l'article 5 du présent arrêté doivent être reprises dans l'objet social de l'association;
4° l'ensemble des producteurs présents sur le territoire wallon doivent pouvoir bénéficier des activités de l'association.
Art.4. Het pilootcentrum moet :
1° zich voegen naar de richtlijnen van de Minister of van de vertegenwoordiger van het Directoraat-generaal Landbouw met het oog op de realisatie van de in de erkenning bedoelde activiteiten;
2° een jaarlijks activiteitenprogramma dat de goedkeuring van de Minister behoeft opmaken vóór 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het boekjaar, met een volle beschrijving van de geplande acties, een uitvoeringsplanning, een begroting en een verdeling van de taken en kosten tussen partners;
3° één of meerdere technische comités oprichten die belast zijn met de uitwerking van en het toezicht op de uitvoering van de opdrachten en van het jaarlijkse programma;
4° alle documenten betreffende het opmaken en de realisatie van het ontwikkelingsprogramma en de activiteiten van het pilootcentrum bezorgen aan het Bestuur;
5° de vertegenwoordiger van het Bestuur uitnodigen als waarnemer aan alle vergaderingen van de samenstellende organen van de vereniging en als deskundige aan die van de technische comités;
6° beschikken over de uitrusting en het personeel noodzakelijk voor de goede uitvoering van de opdrachten;
7° zich onderwerpen aan de controles van het Bestuur en de toegang mogelijk maken tot zijn installaties, zijn boekhouding en elk document in verhouding tot de in de erkenning bedoelde activiteiten.
1° zich voegen naar de richtlijnen van de Minister of van de vertegenwoordiger van het Directoraat-generaal Landbouw met het oog op de realisatie van de in de erkenning bedoelde activiteiten;
2° een jaarlijks activiteitenprogramma dat de goedkeuring van de Minister behoeft opmaken vóór 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het boekjaar, met een volle beschrijving van de geplande acties, een uitvoeringsplanning, een begroting en een verdeling van de taken en kosten tussen partners;
3° één of meerdere technische comités oprichten die belast zijn met de uitwerking van en het toezicht op de uitvoering van de opdrachten en van het jaarlijkse programma;
4° alle documenten betreffende het opmaken en de realisatie van het ontwikkelingsprogramma en de activiteiten van het pilootcentrum bezorgen aan het Bestuur;
5° de vertegenwoordiger van het Bestuur uitnodigen als waarnemer aan alle vergaderingen van de samenstellende organen van de vereniging en als deskundige aan die van de technische comités;
6° beschikken over de uitrusting en het personeel noodzakelijk voor de goede uitvoering van de opdrachten;
7° zich onderwerpen aan de controles van het Bestuur en de toegang mogelijk maken tot zijn installaties, zijn boekhouding en elk document in verhouding tot de in de erkenning bedoelde activiteiten.
Art.4. Le centre pilote doit :
1° se conformer aux directives du Ministre ou du représentant de la Direction générale de l'Agriculture en vue de la réalisation des activités visées par l'agrément;
2° élaborer annuellement un programme d'activités soumis à l'approbation du Ministre avant le 31 décembre de l'année qui précède l'exercice, et comprenant une description complète des actions prévues, un planning d'exécution, un budget et une répartition des tâches et des frais entre les partenaires;
3° constituer un ou plusieurs comités techniques chargés de l'élaboration et du suivi de l'exécution des missions et du programme annuel;
4° fournir à l'Administration tous les documents concernant l'élaboration et la réalisation du programme de développement et les activités du centre pilote;
5° inviter le représentant de l'Administration à chacune des réunions des organes constitutifs de l'association à titre d'observateur, et à titre d'expert à celles des comités techniques;
6° disposer de l'équipement et du personnel nécessaires à la bonne réalisation des missions;
7° se soumettre aux contrôles de l'Administration et permettre l'accès à ses installations, à sa comptabilité, et à tout document en relation avec les activités visées par l'agrément.
1° se conformer aux directives du Ministre ou du représentant de la Direction générale de l'Agriculture en vue de la réalisation des activités visées par l'agrément;
2° élaborer annuellement un programme d'activités soumis à l'approbation du Ministre avant le 31 décembre de l'année qui précède l'exercice, et comprenant une description complète des actions prévues, un planning d'exécution, un budget et une répartition des tâches et des frais entre les partenaires;
3° constituer un ou plusieurs comités techniques chargés de l'élaboration et du suivi de l'exécution des missions et du programme annuel;
4° fournir à l'Administration tous les documents concernant l'élaboration et la réalisation du programme de développement et les activités du centre pilote;
5° inviter le représentant de l'Administration à chacune des réunions des organes constitutifs de l'association à titre d'observateur, et à titre d'expert à celles des comités techniques;
6° disposer de l'équipement et du personnel nécessaires à la bonne réalisation des missions;
7° se soumettre aux contrôles de l'Administration et permettre l'accès à ses installations, à sa comptabilité, et à tout document en relation avec les activités visées par l'agrément.
Art.5. In de betrokken productiesector kunnen de volgende opdrachten het voorwerp uitmaken van de erkenning :
1° de coördinatie van de activiteiten van de productiesector;
2° de realisatie van proeven onder de praktijkvoorwaarden;
3° de uitvoering van demonstratieprojecten;
4° de begeleiding van producenten op technisch, economisch, sociaal en milieuvlak;
5° de sectorontwikkeling door gecoördineerde programma's en gerichte acties
6° de vulgarisatie van elke informatie in verhouding tot de productiesector en inzonderheid de resultaten van de activiteiten van het centrum en van het onderzoek;
7° de verbetering van bestaande technieken en het zoeken naar nieuwe technieken;
8° de verbetering van de productkwaliteit.
1° de coördinatie van de activiteiten van de productiesector;
2° de realisatie van proeven onder de praktijkvoorwaarden;
3° de uitvoering van demonstratieprojecten;
4° de begeleiding van producenten op technisch, economisch, sociaal en milieuvlak;
5° de sectorontwikkeling door gecoördineerde programma's en gerichte acties
6° de vulgarisatie van elke informatie in verhouding tot de productiesector en inzonderheid de resultaten van de activiteiten van het centrum en van het onderzoek;
7° de verbetering van bestaande technieken en het zoeken naar nieuwe technieken;
8° de verbetering van de productkwaliteit.
Art.5. Dans le secteur de production concerné, les missions suivantes peuvent faire l'objet de l'agrément en qualité de centre pilote :
1° la coordination d'activités du secteur de production;
2° la réalisation d'expérimentations dans les conditions de la pratique;
3° la mise en place de projets de démonstration;
4° l'encadrement des producteurs sur le plan technique, économique, social et environnemental;
5° le développement du secteur par des programmes coordonnés et des actions ponctuelles;
6° la vulgarisation de toute information en relation avec le secteur de production et notamment les résultats des activités du centre pilote et de la recherche;
7° l'amélioration de techniques existantes et l'examen des possibilités de mise en oeuvre de nouvelles techniques;
8° l'amélioration de la qualité des produits.
1° la coordination d'activités du secteur de production;
2° la réalisation d'expérimentations dans les conditions de la pratique;
3° la mise en place de projets de démonstration;
4° l'encadrement des producteurs sur le plan technique, économique, social et environnemental;
5° le développement du secteur par des programmes coordonnés et des actions ponctuelles;
6° la vulgarisation de toute information en relation avec le secteur de production et notamment les résultats des activités du centre pilote et de la recherche;
7° l'amélioration de techniques existantes et l'examen des possibilités de mise en oeuvre de nouvelles techniques;
8° l'amélioration de la qualité des produits.
HOOFDSTUK III. - De toelage.
CHAPITRE III. - De la subvention.
Art.6. Binnen de perken van de begrotingskredieten, kan de Minister het pilootcentrum een toelage toekennen als tegemoetkoming in de werkingskosten, met inbegrip van de personeelskosten, ten belope van maximum 80 % van de binnen de goedgekeurde begroting uitgevoerde uitgaven.
Art.6. Dans les limites des crédits budgétaires, le Ministre peut octroyer au centre pilote agréé une subvention à titre d'intervention dans les frais de fonctionnement, y compris les frais de personnel, à concurrence de maximum 80 % des dépenses réellement effectuées au sein du budget approuvé.
Art.7. § 1. Een bijkomende toelage kan worden toegekend aan het erkende pilootcentrum voor investeringen noodzakelijk voor de realisatie van activiteiten bedoeld in de erkenning, en die goedgekeurd zijn in het kader van het jaarlijkse activiteitenprogramma.
§ 2. Die bijkomende toelage wordt beperkt tot 40 % van de totaalkost van de goedgekeurde investeringen en uitbetaald op grond van de oorspronkelijke bewijsstukken en de betalingsbewijzen.
§ 3. Elke andere openbare tegemoetkoming wordt geïntegreerd in die beperking van 40 %.
§ 2. Die bijkomende toelage wordt beperkt tot 40 % van de totaalkost van de goedgekeurde investeringen en uitbetaald op grond van de oorspronkelijke bewijsstukken en de betalingsbewijzen.
§ 3. Elke andere openbare tegemoetkoming wordt geïntegreerd in die beperking van 40 %.
Art.7. § 1er. Une subvention supplémentaire peut être octroyée au centre pilote agréé pour des investissements nécessaires à la réalisation des activités visées par l'agrément, et approuvés dans le cadre du programme annuel d'activités.
§ 2. Cette subvention supplémentaire est limitée à 40 % du coût total des investissements approuvés, et est liquidée sur la base des justificatifs originaux et des preuves de paiements.
§ 3. Toute autre intervention publique éventuelle est intégrée dans cette limite de 40 %.
§ 2. Cette subvention supplémentaire est limitée à 40 % du coût total des investissements approuvés, et est liquidée sur la base des justificatifs originaux et des preuves de paiements.
§ 3. Toute autre intervention publique éventuelle est intégrée dans cette limite de 40 %.
Art.8. Elke eventuele ontvangst afkomstig uit de toelage moet worden gebruikt voor de opdrachten bedoeld in de erkenning.
Art.8. Toute recette éventuelle générée grâce à la subvention doit être utilisée aux fins des missions visées par l'agrément.
Art.9. De toekenningsmodaliteiten van de toelage zijn :
1° de uitbetaling, op grond van een aangifte van schuldvordering die moet worden ingediend vanaf de ondertekening van het ministerieel besluit tot subsidiëring, van een voorschot ten bedrage van 75 % van de toelage voor de werkingskosten;
2° de uitbetaling van het saldo van 25 % van de toelage na voorlegging van een activiteitenverslag en van het geheel van de bewijsstukken en betalingsbewijzen betreffende het activiteitenprogramma.
1° de uitbetaling, op grond van een aangifte van schuldvordering die moet worden ingediend vanaf de ondertekening van het ministerieel besluit tot subsidiëring, van een voorschot ten bedrage van 75 % van de toelage voor de werkingskosten;
2° de uitbetaling van het saldo van 25 % van de toelage na voorlegging van een activiteitenverslag en van het geheel van de bewijsstukken en betalingsbewijzen betreffende het activiteitenprogramma.
Art.9. Les modalités d'octroi de la subvention au centre pilote agréé sont :
1° le paiement, sur la base d'une déclaration de créance à introduire dès la signature de l'arrêté ministériel de subvention, d'une avance d'un montant de 75 % de la subvention pour les frais de fonctionnement;
2° le paiement du solde de 25 % de la subvention après présentation d'un rapport d'activités et de la totalité des pièces justificatives et des preuves de paiement relatives au programme d'activités.
1° le paiement, sur la base d'une déclaration de créance à introduire dès la signature de l'arrêté ministériel de subvention, d'une avance d'un montant de 75 % de la subvention pour les frais de fonctionnement;
2° le paiement du solde de 25 % de la subvention après présentation d'un rapport d'activités et de la totalité des pièces justificatives et des preuves de paiement relatives au programme d'activités.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
CHAPITRE IV. - Dispositions finales.
Art.10. De Minister kan, na de vertegenwoordigers van het pilootcentrum te hebben gehoord, de erkenning intrekken indien het centrum niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in artikel 3 of indien de voorschriften bedoeld in artikel 4 niet worden nageleefd, of bij niet-vervulling van zijn opdrachten.
Art.10. Le Ministre, après avoir entendu les représentants du centre pilote, peut retirer l'agrément d'un centre pilote si celui-ci ne satisfait plus aux conditions d'agrément visées à l'article 3, ou s'il ne respecte pas les prescriptions visées à l'article 4, ou s'il ne remplit pas les missions qui lui ont été confiées.
Art.11. Het koninklijk besluit van 15 december 1975 betreffende de erkenning en de subsidiëring van tuinbouwproeftuinen en -centra, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 april 1978 en 29 oktober 1992, wordt opgeheven.
Art.11. L'arrêté royal du 15 décembre 1975 concernant la reconnaissance et l'octroi de subventions aux jardins et centres d'essais horticoles, modifié par les arrêtés royaux des 3 avril 1978 et 29 octobre 1992 est abrogé.
Art.12. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004.
Art.12. Le présent arrêté produit ses effets au 1er janvier 2004.
Art. 13. De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 29 april 2004.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden,
J. HAPPART.
Namen, 29 april 2004.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden,
J. HAPPART.
Art. 13. Le Ministre de l'Agriculture est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Namur, le 29 avril 2004.
Le Ministre-Président,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Le Ministre de l'Agriculture et de la Ruralité,
J. HAPPART.
Namur, le 29 avril 2004.
Le Ministre-Président,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
Le Ministre de l'Agriculture et de la Ruralité,
J. HAPPART.