Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
30 APRIL 1999. - Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende maatregelen ten behoeve van de risicogroepen. (Overeenkomst geregistreerd op 9 juli 1999 onder het nummer 51372/CO/145).
Titre
30 AVRIL 1999. - Convention collective de travail du 30 avril 1999, conclue au sein de la Commission paritaire pour les entreprises horticoles, relative aux mesures en faveur des groupes à risque. Convention enregistrée le 9 juillet 1999 sous le numéro 51372/CO/145).
Informations sur le document
Tekst (8)
Texte (8)
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf en waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het inplanten en onderhouden van parken en tuinen.
Article 1. La présente convention collective de travail s'applique aux employeurs et aux travailleurs qui ressortissent à la Commission paritaire pour les entreprises horticoles et dont l'activité consiste en l'implantation et l'entretien de parcs et jardins.
Art.2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.
  De ondertekenende partijen hebben de bedoeling om door middel van deze collectieve arbeidsovereenkomst voor de jaren 1999 en 2000 een inspanning te voorzien ten belope van 0,20 pct. berekend op het volledige loon van de werknemers zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid van de werknemers.
  De hierboven bedoelde 0,20 pct. bijdrage wordt geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en doorgestort aan het Sociaal Fonds voor de inplanting en het onderhoud van parken en tuinen, opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1976, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 oktober 1976.
Art.2. La présente convention collective de travail est conclue en exécution de la loi du 26 mars 1999 relative au plan d'action belge pour l'emploi 1998 et portant des dispositions diverses, publié au Moniteur belge du 1er avril 1999.
  Les parties signataires visent par la présente convention collective de travail à prévoir pour les années 1999 et 2000 un effort de 0,20 p.c. calculé sur la base de la rémunération globale des travailleurs, comme prévu à l'article 23 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés.
  La cotisation susvisée de 0,20 p.c. est perçue et recouvrée par l'Office national de sécurité sociale et versée au Fonds social pour l'implantation de parcs et jardins, institué par la convention collective de travail du 23 juin 1976, instituant un fonds de sécurité d'existence et fixant ses statuts, rendue obligatoire par arrêté royal du 7 octobre 1976.
Art.3. De in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst vermelde inspanning van 0,20 pct. wordt besteed ten behoeve van personen die, bij hun aanwerving, behoren tot de risicogroepen onder de werkzoekenden en/of ten behoeve van de personen op wie het begeleidingsplan dat bedoeld wordt in het samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten betreffende het begeleidingsplan, van toepassing is.
Art.3. La cotisation de 0,20 p.c. visée par l'article 2 de la présente convention collective de travail est utilisée en faveur des personnes qui, à leur embauche, appartiennent aux groupes à risque parmi les demandeurs d'emploi et/ou des personnes auxquelles s'applique le plan d'accompagnement visé par l'accord de coopération entre l'autorité fédérale, les communautés et les régions, concernant le plan d'accompagnement.
Art.4. § 1. Voor de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder "risicogroepen" verstaan, de personen die behoren tot één van de volgende categorieën : langdurige werklozen, laaggeschoolde werklozen, gehandicapten, deeltijds leerplichtigen, herintreders, bestaansminimumtrekkers en laaggeschoolde werknemers.
  a) Onder langdurige werkloze wordt verstaan, de werkzoekende die, gedurende de twaalf maanden die aan zijn indienstneming voorafgaan, zonder onderbreking genoten heeft van werkloosheids- of wachtuitkeringen voor alle dagen van de week;
  b) Onder laaggeschoolde werkloze wordt verstaan, de werkzoekende, ouder dan 18 jaar, die geen houder is van :
  1) ofwel een diploma van het universitair onderwijs;
  2) ofwel een diploma of een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of korte type;
  3) ofwel een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs.
  c) Onder gehandicapte wordt verstaan, de werkzoekende mindervalide die op het ogenblik van zijn indienstneming bij het Vlaams Fonds voor sociale integratie voor personen met een handicap of het "Fonds communautaire pour l'intégration sociale et professionnelle des handicapés" ingeschreven is.
  d) Onder deeltijds leerplichtige wordt verstaan, de werkzoekende van minder dan 18 jaar die onderworpen is aan de deeltijdse leerplicht en die het secundair onderwijs met volledig leerplan niet meer volgt.
  e) Onder herintreder wordt verstaan, de werkzoekende die tegelijkertijd de volgende voorwaarden vervult :
  1) geen werkloosheidsuitkeringen of loopbaanonderbrekingsuitkeringen genoten heeft gedurende de periode van drie jaar die zijn indienstneming voorafgaat;
  2) geen beroepsactiviteit verricht heeft gedurende de periode van drie jaar die zijn indienstneming voorafgaat;
  3) voor de periode van drie jaar voorzien in punt 1 en punt 2, zijn beroepsactiviteit onderbroken heeft ofwel nooit een dergelijke activiteit begonnen is.
  f) Onder bestaansminimumtrekker wordt verstaan, de werkzoekende die op het ogenblik van zijn indienstneming sinds minstens zes maanden zonder onderbreking het bestaansminimum ontvangt.
  g) Onder laaggeschoolde werknemer wordt verstaan, de werknemer, ouder dan 18 jaar, die geen houder is van :
  1) ofwel een diploma van het universitair onderwijs;
  2) ofwel een diploma of een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of korte type;
  3) ofwel een diploma van het hoger secundair onderwijs.
  § 2. Ook de personen die het begeleidingsplan dat voor werklozen uitgewerkt is, gevolgd hebben vallen onder de in deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde doelgroepen.
Art.4. § 1er. Pour l'exécution de la présente convention collective de travail, on entend par "groupes à risque", les personnes qui appartiennent à l'une des catégories suivantes : les chômeurs de longue durée, les chômeurs à qualification réduite, les handicapés, les jeunes à scolarité obligatoire partielle, les personnes qui réintègrent le marché de l'emploi, les bénéficiaires du minimum de moyens d'existence et les travailleurs peu qualifiés.
  a) Par chômeur de longue durée, on entend le demandeur d'emploi qui, pendant les douze mois précédant son embauche, a bénéficié sans interruption d'allocations de chômage ou d'attente pour tous les jours de la semaine.
  b) Par chômeur à qualification réduite, on entend le chômeur, âgé de plus de 18 ans, qui n'est pas porteur :
  1) soit d'un diplôme de l'enseignement universitaire;
  2) soit d'un diplôme ou d'un certificat de l'enseignement supérieur du type long ou du type court;
  3) soit d'un certificat de l'enseignement secondaire supérieur.
  c) Par handicapé, on entend la personne handicapée-demandeur d'emploi qui, au moment de son embauche, est inscrite auprès du Fonds communautaire pour l'intégration sociale et professionnelle des handicapés ou du "Vlaams Fonds voor sociale integratie voor personen met een handicap".
  d) Par jeune à scolarité obligatoire à temps partiel, on entend le demandeur d'emploi âgé de moins de 18 ans qui est soumis à la scolarité obligatoire partielle et qui ne suit plus les cours de l'enseignement secondaire de plein exercice.
  e) Par personne qui réintègre le marché de l'emploi, on entend le demandeur d'emploi qui satisfait à la fois aux conditions suivantes :
  1) n'avoir pas bénéficié d'allocations de chômage ou d'allocations d'interruption pendant une période de trois ans précédant son embauche;
  2) n'avoir pas exercé une activité professionnelle pendant une période de trois ans précédant son embauche;
  3) pour la période de trois ans prévue au point 1 et point 2, avoir interrompu son activité professionnelle ou n'avoir jamais commencé une telle activité.
  f) Par bénéficiaire du minimum de moyens d'existence, on entend le demandeur d'emploi qui, au moment de son embauche, reçoit depuis au moins six mois sans interruption le minimum de moyens d'existence.
  g) Par travailleur peu qualifié, on entend le travailleur, âgé de plus de 18 ans, qui n'est pas porteur :
  1) soit d'un diplôme de l'enseignement universitaire;
  2) soit d'un diplôme ou d'un certificat de l'enseignement supérieur du type long ou du type court;
  3) soit d'un diplôme de l'enseignement secondaire supérieur.
  § 2. Les personnes ayant suivi le plan d'accompagnement élaboré pour les chômeurs tombent également dans les groupes-cibles visés par la présente convention collective de travail.
Art.5. Gelet op het artikel 13 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1976, genieten de ondernemingen die in 1999 en 2000 een werknemer in dienst nemen die behoort tot de categorieën vermeld in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, een forfaitaire tegemoetkoming van maximum 10 000 BEF per maand tewerkstelling met een maximum van 120 000 BEF op jaarbasis.
  Deze tegemoetkoming wordt uitbetaald door het Sociaal Fonds voor de inplanting en het onderhoud van parken en tuinen.
  De raad van bestuur van het Sociaal Fonds voor de inplanting en het onderhoud van parken en tuinen bepaalt de praktische toekenningsvoorwaarden.
Art.5. Vu l'article 13 de la convention collective de travail précitée du 23 juin 1976, les entreprises qui embauchent en 1999 et 2000 un travailleur appartenant aux catégories mentionnées à l'article 3 de la présente convention collective de travail bénéficient d'une intervention forfaitaire de 10 000 BEF au maximum par mois d'occupation, avec un maximum de 120 000 BEF sur une base annuelle.
  Cette intervention est versée par le Fonds social pour l'implantation et l'entretien de parcs et jardins.
  Le conseil d'administration du Fonds social pour l'implantation et l'entretien de parcs et jardins détermine les conditions d'octroi pratiques.
Art.6. De bedragen en de periodes van tussenkomst vermeld in deze collectieve arbeidsovereenkomst evenals de uitgewerkte praktische toekenningsvoorwaarden, kunnen door de raad van bestuur van het Sociaal Fonds voor de inplanting en het onderhoud van parken en tuinen aangepast worden in functie van de jaarlijks voorziene budgettaire bestedingsmogelijkheden.
  Een aparte regeling wordt uitgewerkt voor de deeltijds leerplichtingen zoals bedoeld in artikel 4, § 1d van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art.6. Les montants et les périodes d'intervention mentionnés dans la présente convention collective de travail, ainsi que les conditions d'octroi pratiques, peuvent être adaptés par le conseil d'administration du Fonds social pour l'implantation et l'entretien de parcs et jardins en fonction des possibilités d'affectation budgétaires annuelles.
  Pour les jeunes à scolarité, comme stipulé dans l'article 4, § 1d de cette convention collective de travail, un système différent est imposé.
Art.7. De ondertekenende partijen zullen een evaluatieverslag en een financieel rapport neerleggen op de Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en dit overeenkomstig de modaliteiten van de toepasselijke wetgeving in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1999-2000.
Art.7. Les parties signataires déposeront un rapport d'évaluation et un rapport financier au Greffe du Service des relations collectives de travail du Ministère de l'Emploi et du Travail conformément aux modalités de la législation applicable, en réalisation de l'accord interprofessionnel 1999-2000.
Art. 8. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 1 januari 2001.
  Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 november 2000.
  (Voor het KB, zie %%2000-11-13/55%%)
  De Minister van Werkgelegenheid,
  Mevr. L. ONKELINX.
Art. 8. La présente convention collective de travail entre en vigueur le 1er janvier 1999 et cesse d'être en vigueur le 1er janvier 2001.
  Vu pour être annexé à l'arrêté royal du 13 novembre 2000.
  (Pour l'AR, voir %%2000-11-13/55%%)
  La Ministre de l'Emploi,
  Mme L. ONKELINX.