Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
3 JUNI 1999. - Collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels, betreffende de vormings- en arbeidsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 13 juli 1999 onder het nummer 51431/COF/113.02).
Titre
3 JUIN 1999. - Convention collective de travail du 3 juin 1999, conclue au sein de la Sous-commission paritaire des entreprises de carreaux, céramiques de revêtement et de pavement, relative aux conditions de formation et de travail (Convention enregistrée le 13 juillet 1999 sous le numéro 51431/COF/113.02).
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
Afdeling I. - Wettelijk kader.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
HOOFDSTUK - II. - Risicogroepen aanwending van ...
HOOFDSTUK III. - Loopbaanonderbreking.
HOOFDSTUK IV. - Brugpensioen.
AFDELING II. - Actualisering van de sectorale a...
HOOFDSTUK V. - Toepassingsgebied.
HOOFDSTUK VI. - Indeling van de taken.
HOOFDSTUK VII. - Minimumlonen.
Art.8. De jongere werklieden en werksters, die ...
Art.16. Bij toepassing van de bepalingen van de...
HOOFDSTUK IX. - Overloon voor de arbeidsprestat...
HOOFDSTUK XI. - Bijkomend dubbel vakantiegeld.
HOOFDSTUK XII. - Syndicale en/of vormingspremie.
HOOFDSTUK XII. - Syndicale en/of vormingspremie.
HOOFDSTUK XIV. - Terugbetaling van de vervoerko...
Art.24. De werklieden die woonachtig zijn op 5 ...
HOOFDSTUK XV. - Bijkomende aanwerving.
HOOFDSTUK XVII. - Uitzendarbeid.
HOOFDSTUK XVII. - Uitzendarbeid.
HOOFDSTUK XIX. - Opzeggingstermijn.
Table des matières
DIVISION I. - Cadre légal
CHAPITRE - I. - Champ d'application.
CHAPITRE II. - Groupes à risque affectation des...
CHAPITRE III. - Interruption de carrière.
CHAPITRE IV. - Prépension.
DIVISION II. - Actualisation des conditions sec...
CHAPITRE V. - Champ d'application.
CHAPITRE VI. - Classification des tâches.
CHAPITRE VII. - Salaires minimums.
Art.8. Les jeunes ouvriers et ouvrières, ayant ...
Art.16. En application des dispositions des art...
CHAPITRE IX. - Sursalaire pour les prestations ...
CHAPITRE XI. - Complément au double pécule de v...
CHAPITRE XI. - Complément au double pécule de v...
CHAPITRE XII. - Prime et/ou formation syndicale.
CHAPITRE XIV. - Remboursement des frais de tran...
Art.24. Les ouvriers domiciliés à 5 kilomètres ...
CHAPITRE XV. - Embauche compensatoire.
CHAPITRE XVII. - Travail intérimaire. - Contrat...
CHAPITRE XVII. - Travail intérimaire. - Contrat...
CHAPITRE XIX. - Délais des préavis.
Tekst (51)
Texte (51)
Afdeling I. - Wettelijk kader.
DIVISION I. - Cadre légal
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
CHAPITRE - I. - Champ d'application.
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels.
Article 1. La présente convention collective de travail s'applique aux employeurs et aux ouvriers et ouvrières des entreprises ressortissant à la Sous-commission paritaire des entreprises de carreaux céramiques de revêtement et de pavement.
HOOFDSTUK - II. - Risicogroepen aanwending van de 0,10 pct. in 1999 en 0,10 pct. in 2000.
CHAPITRE II. - Groupes à risque affectation des 0,10 p.c. en 1999 et 0,10 p.c. en 2000.
Art.2. De partijen komen overeen om in 1999 een percentage van 0,10 pct. van de loonsom aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan te wenden ten behoeve van het "Fonds voor bestaanszekerheid van het ceramiekbedrijf".
Dit bedrag blijft vastgesteld op 0,10 pct. in 2000.
Dit bedrag blijft vastgesteld op 0,10 pct. in 2000.
Art.2. Les parties conviennent d'affecter en 1999, 0,10 p.c. de la masse salariale à l'Office national de sécurité sociale au profit du "Fonds de sécurité d'existence de l'industrie céramique".
Ce montant reste fixé à 0,10 p.c. en 2000.
Ce montant reste fixé à 0,10 p.c. en 2000.
HOOFDSTUK III. - Loopbaanonderbreking.
CHAPITRE III. - Interruption de carrière.
Art.3. Het recht op loopbaanonderbreking wordt aan ten minste 3 pct. van de werknemers in de onderneming toegekend volgens de inhoud van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 (Belgisch Staatsblad van 8/09/1998).
Dit recht moet echter in de praktijk gebracht worden in al zijn aanvaardings- en toepassingsmodaliteiten door een bedrijfscollectieve overeenkomst.
Dit recht moet echter in de praktijk gebracht worden in al zijn aanvaardings- en toepassingsmodaliteiten door een bedrijfscollectieve overeenkomst.
Art.3. Le droit à l'interruption de carrière est accordé à 3 p.c. au moins des travailleurs de l'entreprise, suivant le contenu de l'arrêté royal du 10 août 1998 (Moniteur belge du 8/09/1998).
Ce droit doit cependant être concrétisé dans toutes ses modalités d'acceptation et d'application par une convention collective de travail d'entreprise.
Ce droit doit cependant être concrétisé dans toutes ses modalités d'acceptation et d'application par une convention collective de travail d'entreprise.
HOOFDSTUK IV. - Brugpensioen.
CHAPITRE IV. - Prépension.
Art.4. Op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad van 19 december 1974 en van de inhoud van het koninklijk besluit van 7 december 1992 (Belgisch Staatsblad van 11/12/1992), maakt het stelsel het voor een oudere werknemer (ten minste 60 jaar) mogelijk om een vervroegde uittreding te genieten.
Door deze overeenkomst wordt de leeftijd onder de 60 jaar teruggebracht tot 58 jaar door naleving van de wettelijke bepalingen terzake.
- de leeftijd van 58 jaar bereikt hebben uiterlijk bij het verstrijken van de collectieve arbeidsovereenkomst;
- een beroepsloopbaan vervuld hebben van 25 jaar op het einde van de collectieve arbeidsovereenkomst.
Op deze regel zijn er uitzonderingen.
De leeftijd van 56 jaar wordt aan twee voorwaarden onderworpen :
De ontslagen werknemer moet de leeftijd van 56 jaar bereikt hebben tijdens de geldigheidsduur van deze overeenkomst en hij moet 33 jaar beroepsverleden hebben als loontrekkende en 20 jaar bewijzen in een stelsel van nachtarbeid.
Dit recht moet echter aanvaard en in de praktijk gebracht worden in al zijn toepassingsmodaliteiten door een bedrijfscollectieve arbeidsovereenkomst.
Door deze overeenkomst wordt de leeftijd onder de 60 jaar teruggebracht tot 58 jaar door naleving van de wettelijke bepalingen terzake.
- de leeftijd van 58 jaar bereikt hebben uiterlijk bij het verstrijken van de collectieve arbeidsovereenkomst;
- een beroepsloopbaan vervuld hebben van 25 jaar op het einde van de collectieve arbeidsovereenkomst.
Op deze regel zijn er uitzonderingen.
De leeftijd van 56 jaar wordt aan twee voorwaarden onderworpen :
De ontslagen werknemer moet de leeftijd van 56 jaar bereikt hebben tijdens de geldigheidsduur van deze overeenkomst en hij moet 33 jaar beroepsverleden hebben als loontrekkende en 20 jaar bewijzen in een stelsel van nachtarbeid.
Dit recht moet echter aanvaard en in de praktijk gebracht worden in al zijn toepassingsmodaliteiten door een bedrijfscollectieve arbeidsovereenkomst.
Art.4. Sur base de la convention collective de travail n° 17 du Conseil national du travail du 19 décembre 1974 et du contenu de l'arrêté royal du 7 décembre 1992 (Moniteur belge du 11/12/1992), le régime permet à un travailleur âgé (60 ans au moins) de bénéficier d'un départ anticipé à la retraite.
Par cette convention, l'âge inférieur à 60 ans est ramené à 58 ans en respectant les dispositions légales en la matière.
- avoir atteint l'âge de 58 ans au plus tard au moment de la fin de la convention collective de travail;
- avoir accompli une carrière professionnelle de 25 ans à la fin de la convention collective de travail.
Cette règle comporte des exceptions.
L'âge de 56 ans est soumis à deux conditions :
Le travailleur licencié doit avoir atteint l'âge de 56 ans au cours de la durée de validité de la présente convention et de pouvoir se prévaloir de 33 ans de passé professionnel en tant que salarié et prouver 20 ans dans un régime de travail de nuit.
Ce droit doit cependant être accepté et concrétisé dans toutes ses modalités d'application par une convention collective de travail d'entreprise.
Par cette convention, l'âge inférieur à 60 ans est ramené à 58 ans en respectant les dispositions légales en la matière.
- avoir atteint l'âge de 58 ans au plus tard au moment de la fin de la convention collective de travail;
- avoir accompli une carrière professionnelle de 25 ans à la fin de la convention collective de travail.
Cette règle comporte des exceptions.
L'âge de 56 ans est soumis à deux conditions :
Le travailleur licencié doit avoir atteint l'âge de 56 ans au cours de la durée de validité de la présente convention et de pouvoir se prévaloir de 33 ans de passé professionnel en tant que salarié et prouver 20 ans dans un régime de travail de nuit.
Ce droit doit cependant être accepté et concrétisé dans toutes ses modalités d'application par une convention collective de travail d'entreprise.
AFDELING II. - Actualisering van de sectorale arbeidsvoorwaarden.
DIVISION II. - Actualisation des conditions sectorielles de travail
HOOFDSTUK V. - Toepassingsgebied.
CHAPITRE V. - Champ d'application.
Art.5. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels.
Art.5. La présente convention collective de travail s'applique aux employeurs et aux ouvriers des entreprises ressortissant à la Sous-commission paritaire des entreprises de carreaux céramiques de revêtement et de pavement.
HOOFDSTUK VI. - Indeling van de taken.
CHAPITRE VI. - Classification des tâches.
Art.6. De taken van de in artikel 1 bedoelde werklieden en werksters worden ingedeeld in vijf categorieën voor het personeel van de fabricatie en de verschillende diensten en in drie categorieën voor het geschoold onderhoudspersoneel.
Deze categorieën worden bepaald door de volgende algemene criteria :
A. Fabricatie en verschillende diensten
Categorie 1 :
leertijd van minder dan drie maanden - licht lichamelijk werk.
Categorie 2 :
a) leertijd van drie tot zes maanden - licht lichamelijk werk - of
b) leertijd van minder dan drie maanden - normaal lichamelijk werk.
Categorie 3 :
a) opleiding van minder dan drie maanden - zwaar lichamelijk werk - of
b) opleiding van drie tot zes maanden - normaal lichamelijk werk - of
c) opleiding van meer dan zes maanden - licht lichamelijk werk.
Categorie 4 :
a) opleiding van meer dan zes maanden - normaal lichamelijk werk - of
b) opleiding van drie tot zes maanden - zwaar lichamelijk werk.
Categorie 5 :
a) opleiding van meer dan zes maanden - zwaar lichamelijk werk - of
b) beroepsarbeid waarvoor de vereiste leertijd moet zijn volbracht.
B. Onderhoud
Categorie 1 : halfgeschoolde onderhoudswerkman of -werkster
Werkman of werkster met een zekere praktische ervaring en met voldoende kennis om eenvoudige of gespecialiseerde taken uit te voeren.
Categorie 2 : geschoolde onderhoudswerkman of -werkster
Werkman of werkster met een algemene en technische opleiding welke overeenstemt met het programma van de dagvakscholen met volledig leerplan en aangevuld met een leertijd in het bedrijf. Zij zijn houder van een einddiploma van technische beroepsstudies A4, A3 of B2 of hebben een opleidingsniveau verworven dat vergelijkbaar is met dat van voormelde studies.
Categorie 3 : bijzonder geschoolde onderhoudswerkman of -werkster
Werkman of werkster die bekwaam zijn om zeer moeilijke taken, zeer gevarieerde en eventueel heel nieuwe opdrachten volgens plannen, schetsen of onderrichtingen alleen uit te voeren.
De perfecte uitvoering van deze taken vereist een grondige kennis van het vak welke ten minste overeenstemt met de technische beroepsstudies van het niveau A3 of B2, aangevuld door een beroepservaring van verschillende jaren.
Deze categorieën worden bepaald door de volgende algemene criteria :
A. Fabricatie en verschillende diensten
Categorie 1 :
leertijd van minder dan drie maanden - licht lichamelijk werk.
Categorie 2 :
a) leertijd van drie tot zes maanden - licht lichamelijk werk - of
b) leertijd van minder dan drie maanden - normaal lichamelijk werk.
Categorie 3 :
a) opleiding van minder dan drie maanden - zwaar lichamelijk werk - of
b) opleiding van drie tot zes maanden - normaal lichamelijk werk - of
c) opleiding van meer dan zes maanden - licht lichamelijk werk.
Categorie 4 :
a) opleiding van meer dan zes maanden - normaal lichamelijk werk - of
b) opleiding van drie tot zes maanden - zwaar lichamelijk werk.
Categorie 5 :
a) opleiding van meer dan zes maanden - zwaar lichamelijk werk - of
b) beroepsarbeid waarvoor de vereiste leertijd moet zijn volbracht.
B. Onderhoud
Categorie 1 : halfgeschoolde onderhoudswerkman of -werkster
Werkman of werkster met een zekere praktische ervaring en met voldoende kennis om eenvoudige of gespecialiseerde taken uit te voeren.
Categorie 2 : geschoolde onderhoudswerkman of -werkster
Werkman of werkster met een algemene en technische opleiding welke overeenstemt met het programma van de dagvakscholen met volledig leerplan en aangevuld met een leertijd in het bedrijf. Zij zijn houder van een einddiploma van technische beroepsstudies A4, A3 of B2 of hebben een opleidingsniveau verworven dat vergelijkbaar is met dat van voormelde studies.
Categorie 3 : bijzonder geschoolde onderhoudswerkman of -werkster
Werkman of werkster die bekwaam zijn om zeer moeilijke taken, zeer gevarieerde en eventueel heel nieuwe opdrachten volgens plannen, schetsen of onderrichtingen alleen uit te voeren.
De perfecte uitvoering van deze taken vereist een grondige kennis van het vak welke ten minste overeenstemt met de technische beroepsstudies van het niveau A3 of B2, aangevuld door een beroepservaring van verschillende jaren.
Art.6. Les tâches des ouvriers et ouvrières visés à l'article 1er, sont rangées en cinq catégories pour le personnel de fabrication et des services divers et en trois catégories pour le personnel qualifié d'entretien.
Ces catégories sont définies par les critères généraux ci-après :
A. Fabrication et services divers
Catégorie 1 :
Apprentissage inférieur à trois mois - travail physique léger.
Catégorie 2 :
a) apprentissage de trois mois à six mois - travail physique léger - ou
b) apprentissage de moins de trois mois - travail physique moyen.
Catégorie 3 :
a) formation de moins de trois mois - travail physique lourd - ou
b) formation de trois à six mois - travail physique lourd - ou
c) formation supérieure à six mois - travail physique léger.
Catégorie 4 :
a) formation supérieure à six mois - travail physique moyen - ou
b) formation de trois à six mois - travail physique lourd.
Catégorie 5 :
a) formation supérieure à six mois - travail physique lourd - ou
b) travaux de métier pour lesquels il faut avoir accompli la période requise d'apprentissage.
B. Entretien
Catégorie 1 : ouvrier ou ouvrière semi-qualifiés d'entretien
Ouvrier ou ouvrière possédant une certaine expérience pratique et des connaissances suffisantes pour l'exécution de travaux simples ou spécialisés.
Catégorie 2 : ouvrier ou ouvrière qualifiés d'entretien
Ouvrier ou ouvrière ayant une formation générale et technique correspondant au programme des écoles professionnelles de jour de plein exercice et complétée par un apprentissage à l'usine. Ils sont porteurs d'un diplôme de fin d'études professionnelles techniques A4, A3 ou B2 ou ont acquis un degré de formation comparable à celui que donnent les études précitées.
Catégorie 3 : ouvrier ou ouvrière hautement qualifiés d'entretien
Ouvrier ou ouvrière capables d'exécuter seuls d'après plans, croquis ou instructions, les travaux les plus difficiles, des tâches très variées et éventuellement toutes nouvelles.
L'exécution parfaite de ces travaux exige une connaissance approfondie du métier correspondant, au minimum, aux études professionnelles techniques du niveau A3 ou B2 complétées par une pratique de plusieurs années de métier.
Ces catégories sont définies par les critères généraux ci-après :
A. Fabrication et services divers
Catégorie 1 :
Apprentissage inférieur à trois mois - travail physique léger.
Catégorie 2 :
a) apprentissage de trois mois à six mois - travail physique léger - ou
b) apprentissage de moins de trois mois - travail physique moyen.
Catégorie 3 :
a) formation de moins de trois mois - travail physique lourd - ou
b) formation de trois à six mois - travail physique lourd - ou
c) formation supérieure à six mois - travail physique léger.
Catégorie 4 :
a) formation supérieure à six mois - travail physique moyen - ou
b) formation de trois à six mois - travail physique lourd.
Catégorie 5 :
a) formation supérieure à six mois - travail physique lourd - ou
b) travaux de métier pour lesquels il faut avoir accompli la période requise d'apprentissage.
B. Entretien
Catégorie 1 : ouvrier ou ouvrière semi-qualifiés d'entretien
Ouvrier ou ouvrière possédant une certaine expérience pratique et des connaissances suffisantes pour l'exécution de travaux simples ou spécialisés.
Catégorie 2 : ouvrier ou ouvrière qualifiés d'entretien
Ouvrier ou ouvrière ayant une formation générale et technique correspondant au programme des écoles professionnelles de jour de plein exercice et complétée par un apprentissage à l'usine. Ils sont porteurs d'un diplôme de fin d'études professionnelles techniques A4, A3 ou B2 ou ont acquis un degré de formation comparable à celui que donnent les études précitées.
Catégorie 3 : ouvrier ou ouvrière hautement qualifiés d'entretien
Ouvrier ou ouvrière capables d'exécuter seuls d'après plans, croquis ou instructions, les travaux les plus difficiles, des tâches très variées et éventuellement toutes nouvelles.
L'exécution parfaite de ces travaux exige une connaissance approfondie du métier correspondant, au minimum, aux études professionnelles techniques du niveau A3 ou B2 complétées par une pratique de plusieurs années de métier.
HOOFDSTUK VII. - Minimumlonen.
CHAPITRE VII. - Salaires minimums.
Art. 7. Er werd beslist de minimumuurlonen te verhogen met 2 BEF op 1 juni 1999 en nog eens met 2 BEF op 1 januari 2000.
Daarbij worden de minimumuurlonen van de werklieden en werksters van 18 jaar en ouder vanaf 1 juni 1999, in een arbeidstijdregeling van zesendertig uur per week als volgt vastgesteld, tegen indexcijfer 103,63, spil van de stabilisatieschijf 101,59 tot 105,70 :
a) fabricatie en verschillende diensten :
Daarbij worden de minimumuurlonen van de werklieden en werksters van 18 jaar en ouder vanaf 1 juni 1999, in een arbeidstijdregeling van zesendertig uur per week als volgt vastgesteld, tegen indexcijfer 103,63, spil van de stabilisatieschijf 101,59 tot 105,70 :
a) fabricatie en verschillende diensten :
Art. 7. Il a été décidé d'augmenter les salaires horaires minima barémiques à concurrence de 2 BEF au 1er juin 1999 et à nouveau à concurrence de 2 BEF au 1er janvier 2000.
En conséquence, les salaires horaires minimums des ouvriers et ouvrières âgés de 18 ans et plus sont les suivants au 1er juin 1999, dans un régime de travail de trente-six heures par semaine, à l'indice 103,63, pivot de la tranche de stabilisation 101,59 à 105,70 :
a) fabrication et services divers :
En conséquence, les salaires horaires minimums des ouvriers et ouvrières âgés de 18 ans et plus sont les suivants au 1er juin 1999, dans un régime de travail de trente-six heures par semaine, à l'indice 103,63, pivot de la tranche de stabilisation 101,59 à 105,70 :
a) fabrication et services divers :
BEF
Categorie 1 323,15
Categorie 2 323,15
Categorie 3 328,19 tot 336,46
Categorie 4 338,10 tot 346,39
Categorie 5 351,43 tot 359,69
Categorie 1 323,15
Categorie 2 323,15
Categorie 3 328,19 tot 336,46
Categorie 4 338,10 tot 346,39
Categorie 5 351,43 tot 359,69
BEF
Categorie 1 323,15
Categorie 2 323,15
Categorie 3 328,19 a 336,46
Categorie 4 338,10 a 346,39
Categorie 5 351,43 a 359,69
Categorie 1 323,15
Categorie 2 323,15
Categorie 3 328,19 a 336,46
Categorie 4 338,10 a 346,39
Categorie 5 351,43 a 359,69
b) onderhoud :
b) entretien :
BEF
Categorie 1 391,50
Categorie 2 418,53
Categorie 3 437,59
Categorie 1 391,50
Categorie 2 418,53
Categorie 3 437,59
BEF
Categorie 1 391,50
Categorie 2 418,53
Categorie 3 437,59
Categorie 1 391,50
Categorie 2 418,53
Categorie 3 437,59
Bij hun indiensttreding mogen de werklieden en werksters, aangeworven voor ongeschoolde arbeid, worden betaald op basis van 95 pct. van de eerste categorie per uur in een arbeidstijdregeling van zesendertig uur per week. Deze regeling geldt gedurende de proeftijd.
Deze minimumuurlonen moeten staan tegenover het indexcijfer 103,63, spil van de stabilisatieschijf 101,59 tot 105,70.
Deze minimumuurlonen moeten staan tegenover het indexcijfer 103,63, spil van de stabilisatieschijf 101,59 tot 105,70.
A l'embauche, les ouvriers et ouvrières engagés pour un travail non qualifié peuvent être rémunérés sur base de 95 p.c. de l'heure de la catégorie 1 dans un régime de travail de trente-six heures par semaine et ce durant la période d'essai.
Ces salaires horaires minimums doivent être mis en regard de l'indice 103,63, pivot de la tranche de stabilisation 101,59 à 105,70.
Ces salaires horaires minimums doivent être mis en regard de l'indice 103,63, pivot de la tranche de stabilisation 101,59 à 105,70.
Art. 8. De jongere werklieden en werksters, die een als identiek erkende bekwaamheid en rendement hebben als deze van de werklieden en werksters van 18 jaar en ouder van dezelfde beroepencategorie, genieten het loon van de meerderjarige werklieden en werksters van deze categorie.
B. Stuklonen
B. Stuklonen
Art. 8. Les jeunes ouvriers et ouvrières, ayant des aptitudes et un rendement reconnus identiques à ceux des ouvriers et ouvrières âgés de 18 ans et plus de la même catégorie professionnelle, bénéficient du salaire des ouvriers et ouvrières majeurs de cette catégorie.
B. Salaires aux pièces
B. Salaires aux pièces
Bij hun indiensttreding mogen de werklieden en werksters, aangeworven voor ongeschoolde arbeid, worden betaald op basis van 95 pct. van de eerste categorie per uur in een arbeidstijdregeling van zesendertig uur per week. Deze regeling geldt gedurende de proeftijd.
Deze minimumuurlonen moeten staan tegenover het indexcijfer 103,63, spil van de stabilisatieschijf 101,59 tot 105,70.
Deze minimumuurlonen moeten staan tegenover het indexcijfer 103,63, spil van de stabilisatieschijf 101,59 tot 105,70.
A l'embauche, les ouvriers et ouvrières engagés pour un travail non qualifié peuvent être rémunérés sur base de 95 p.c. de l'heure de la catégorie 1 dans un régime de travail de trente-six heures par semaine et ce durant la période d'essai.
Ces salaires horaires minimums doivent être mis en regard de l'indice 103,63, pivot de la tranche de stabilisation 101,59 à 105,70.
Ces salaires horaires minimums doivent être mis en regard de l'indice 103,63, pivot de la tranche de stabilisation 101,59 à 105,70.
Art.8. De jongere werklieden en werksters, die een als identiek erkende bekwaamheid en rendement hebben als deze van de werklieden en werksters van 18 jaar en ouder van dezelfde beroepencategorie, genieten het loon van de meerderjarige werklieden en werksters van deze categorie.
Art.8. Les jeunes ouvriers et ouvrières, ayant des aptitudes et un rendement reconnus identiques à ceux des ouvriers et ouvrières âgés de 18 ans et plus de la même catégorie professionnelle, bénéficient du salaire des ouvriers et ouvrières majeurs de cette catégorie.
Art. 10. De bij de artikelen 7 en 8 vastgestelde minimumuurlonen worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen maandelijks vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art. 10. Les salaires horaires minimums fixés aux articles 7 et 8 sont rattachés à l'indice santé des prix à la consommation établi mensuellement par le Ministère des Affaires économiques et publié au Moniteur belge.
Art. 11. De in artikel 7 bedoelde lonen stemmen overeen met het indexcijfer 103,63, spil van de stabilisatieschijf 101,59 tot 105,70.
Art. 11. Les salaires visés à l'article 7 correspondent à l'indice 103,63, pivot de la tranche de stabilisation 101,59 à 105,70.
Art. 12. De in artikel 10 bedoelde lonen worden gestabiliseerd per schijven van het referte-indexcijfer, zodanig dat de hoogste of laagste grens van elke stabilisatieschijf gelijk is aan het spilindexcijfer vermenigvuldigd met of gedeeld door de constante coëfficiënt 1,02.
Indien de derde decimaal van deze bewerking gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens tot een hogere eenheid afgerond. Indien zij minder dan vijf bedraagt, wordt zij weggelaten.
Indien de derde decimaal van deze bewerking gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens tot een hogere eenheid afgerond. Indien zij minder dan vijf bedraagt, wordt zij weggelaten.
Art. 12. Les salaires visés à l'article 10 sont stabilisés par tranches de l'indice de référence, de façon que la limite supérieure ou inférieure de chaque tranche de stabilisation soit égale à l'indice pivot multiplié ou divisé par le coefficient constant 1,02.
Lorsque la troisième décimale de cette opération est égale ou supérieure à cinq, la deuxième décimale de la limite est arrondie à l'unité supérieure. Lorsqu'elle est inférieure à cinq, elle est négligée.
Lorsque la troisième décimale de cette opération est égale ou supérieure à cinq, la deuxième décimale de la limite est arrondie à l'unité supérieure. Lorsqu'elle est inférieure à cinq, elle est négligée.
Art. 13. Indien het maandelijks indexcijfer van de consumptieprijzen de grens van een stabilisatieschijf overschrijdt, wordt deze grens de spil van een nieuwe stabilisatieschijf waarvan de grenzen worden berekend zoals in artikel 12 is aangegeven.
Art. 13. Lorsque l'indice mensuel des prix à la consommation dépasse la limite d'une tranche de stabilisation, cette limite devient le pivot d'une nouvelle tranche de stabilisation dont les limites sont calculées comme indiqué à l'article 12.
Art.12. De in artikel 10 bedoelde lonen worden gestabiliseerd per schijven van het referte-indexcijfer, zodanig dat de hoogste of laagste grens van elke stabilisatieschijf gelijk is aan het spilindexcijfer vermenigvuldigd met of gedeeld door de constante coëfficiënt 1,02.
Indien de derde decimaal van deze bewerking gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens tot een hogere eenheid afgerond. Indien zij minder dan vijf bedraagt, wordt zij weggelaten.
Indien de derde decimaal van deze bewerking gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens tot een hogere eenheid afgerond. Indien zij minder dan vijf bedraagt, wordt zij weggelaten.
Art.12. Les salaires visés à l'article 10 sont stabilisés par tranches de l'indice de référence, de façon que la limite supérieure ou inférieure de chaque tranche de stabilisation soit égale à l'indice pivot multiplié ou divisé par le coefficient constant 1,02.
Lorsque la troisième décimale de cette opération est égale ou supérieure à cinq, la deuxième décimale de la limite est arrondie à l'unité supérieure. Lorsqu'elle est inférieure à cinq, elle est négligée.
Lorsque la troisième décimale de cette opération est égale ou supérieure à cinq, la deuxième décimale de la limite est arrondie à l'unité supérieure. Lorsqu'elle est inférieure à cinq, elle est négligée.
Art.13. Indien het maandelijks indexcijfer van de consumptieprijzen de grens van een stabilisatieschijf overschrijdt, wordt deze grens de spil van een nieuwe stabilisatieschijf waarvan de grenzen worden berekend zoals in artikel 12 is aangegeven.
Art.13. Lorsque l'indice mensuel des prix à la consommation dépasse la limite d'une tranche de stabilisation, cette limite devient le pivot d'une nouvelle tranche de stabilisation dont les limites sont calculées comme indiqué à l'article 12.
Art. 16. Bij toepassing van de bepalingen van de artikelen 10 tot en met 14, wordt de volgende tabel opgemaakt op 1 juni 1999 :
Art. 16. En application des dispositions des articles 10 à 14, le tableau suivant est établi au 1er juin 1999 :
Stabilisatieschijven
Laagste grens Spil Hoogste grens
101,59 103,63 105,70
103,63 105,70 107,81
enz. enz. enz.
Laagste grens Spil Hoogste grens
101,59 103,63 105,70
103,63 105,70 107,81
enz. enz. enz.
Tranches de stabilisation
Limite inferieure Index Limite superieure
101,59 103,63 105,70
103,63 105,70 107,81
etc. etc. etc.
Limite inferieure Index Limite superieure
101,59 103,63 105,70
103,63 105,70 107,81
etc. etc. etc.
Art. 17. De lonen van de werklieden en werksters die geheel of gedeeltelijk per stuk, met premie of tegen rendement worden betaald, worden aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
Hetzelfde geldt voor de uurlonen welke de minimumuurlonen werkelijk overschrijden.
Hetzelfde geldt voor de uurlonen welke de minimumuurlonen werkelijk overschrijden.
Art. 17. Les salaires des ouvriers et ouvrières rémunérés en tout ou en partie à la pièce, à la prime ou au rendement sont adaptés aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation, conformément aux dispositions du présent chapitre.
Il en est de même pour les salaires horaires qui dépassent effectivement les salaires horaires minimum.
Il en est de même pour les salaires horaires qui dépassent effectivement les salaires horaires minimum.
Art.16. Bij toepassing van de bepalingen van de artikelen 10 tot en met 14, wordt de volgende tabel opgemaakt op 1 juni 1999 : Stabilisatieschijven Laagste grens Spil Hoogste grens 101,59 103,63 105,70 103,63 105,70 107,81 enz. enz. enz.
Art.16. En application des dispositions des articles 10 à 14, le tableau suivant est établi au 1er juin 1999 : Tranches de stabilisation Limite inferieure Index Limite superieure 101,59 103,63 105,70 103,63 105,70 107,81 etc. etc. etc.
Art.17. De lonen van de werklieden en werksters die geheel of gedeeltelijk per stuk, met premie of tegen rendement worden betaald, worden aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
Hetzelfde geldt voor de uurlonen welke de minimumuurlonen werkelijk overschrijden.
Hetzelfde geldt voor de uurlonen welke de minimumuurlonen werkelijk overschrijden.
Art.17. Les salaires des ouvriers et ouvrières rémunérés en tout ou en partie à la pièce, à la prime ou au rendement sont adaptés aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation, conformément aux dispositions du présent chapitre.
Il en est de même pour les salaires horaires qui dépassent effectivement les salaires horaires minimum.
Il en est de même pour les salaires horaires qui dépassent effectivement les salaires horaires minimum.
HOOFDSTUK IX. - Overloon voor de arbeidsprestaties op zaterdag.
CHAPITRE IX. - Sursalaire pour les prestations de travail du samedi.
Art. 19. Zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de bepalingen van artikel 36 van de arbeidswet van 16 maart 1971, zullen de werklieden en werksters die in ploegen werken een premie genieten van 13,56 BEF per uur voor de ochtendploeg in het stelsel van 36 uren/week en van 13,56 BEF per uur voor de middagploeg in het stelsel van 36 uren/week.
De arbeiders van de nachtploeg genieten een premie van 50,53 BEF per uur in het stelsel van 36 uren/week.
Deze bepaling mag niet tornen aan gunstiger akkoorden welke in sommige ondernemingen zijn gesloten.
De voornoemde bedragen staan tegenover het referte-indexcijfer 103,63. Ze worden geïndexeerd volgens de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
De arbeiders van de nachtploeg genieten een premie van 50,53 BEF per uur in het stelsel van 36 uren/week.
Deze bepaling mag niet tornen aan gunstiger akkoorden welke in sommige ondernemingen zijn gesloten.
De voornoemde bedragen staan tegenover het referte-indexcijfer 103,63. Ze worden geïndexeerd volgens de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Art. 19. Sans préjudice des dispositions de l'article 36 de la loi sur le travail du 16 mars 1971, les ouvriers et ouvrières travaillant en équipes bénéficient d'une prime de 13,56 BEF par heure pour l'équipe du matin en régime 36 heures/semaine et de 13,56 BEF par heure pour l'équipe de l'après-midi en régime 36 heures/semaine.
Les ouvriers travaillant en équipe de nuit bénéficient d'une prime de 50,53 BEF par heure en régime 36 heures/semaine.
Cette disposition ne peut porter préjudice aux accords plus favorables conclus dans certaines entreprises.
Les montants précités sont mis en regard de l'indice de référence 103,63. Ils sont indexés, suivant l'évolution de l'indice des prix à la consommation.
Les ouvriers travaillant en équipe de nuit bénéficient d'une prime de 50,53 BEF par heure en régime 36 heures/semaine.
Cette disposition ne peut porter préjudice aux accords plus favorables conclus dans certaines entreprises.
Les montants précités sont mis en regard de l'indice de référence 103,63. Ils sont indexés, suivant l'évolution de l'indice des prix à la consommation.
HOOFDSTUK XI. - Bijkomend dubbel vakantiegeld.
CHAPITRE XI. - Complément au double pécule de vacances.
Art. 20. Voor 1999 en 2000 wordt een jaarlijks bijkomend dubbel vakantiegeld van 26.000 BEF toegekend aan de meerderjarige werklieden en werksters die een werkelijke aanwezigheid in de onderneming van ten minste twaalf maanden rechtvaardigen.
Deze bedragen worden verhoogd met 700 BEF per jaar anciënniteit in de onderneming, die hoger is dan die welke is vastgesteld in het vorige lid, met een maximum van twaalf jaren anciënniteit.
Voor de jongere werklieden en werksters worden de in artikel 8 bepaalde percentages toegepast op de voormelde bedragen.
De toepassingsmodaliteiten, met inbegrip van de toekenning pro rata temporis, worden vastgesteld door de onderneming, in overleg met de werkgever en de vertegenwoordigers van de werknemers.
Deze bedragen worden verhoogd met 700 BEF per jaar anciënniteit in de onderneming, die hoger is dan die welke is vastgesteld in het vorige lid, met een maximum van twaalf jaren anciënniteit.
Voor de jongere werklieden en werksters worden de in artikel 8 bepaalde percentages toegepast op de voormelde bedragen.
De toepassingsmodaliteiten, met inbegrip van de toekenning pro rata temporis, worden vastgesteld door de onderneming, in overleg met de werkgever en de vertegenwoordigers van de werknemers.
Art.19. Sans préjudice des dispositions de l'article 36 de la loi sur le travail du 16 mars 1971, les ouvriers et ouvrières travaillant en équipes bénéficient d'une prime de 13,56 BEF par heure pour l'équipe du matin en régime 36 heures/semaine et de 13,56 BEF par heure pour l'équipe de l'après-midi en régime 36 heures/semaine.
Les ouvriers travaillant en équipe de nuit bénéficient d'une prime de 50,53 BEF par heure en régime 36 heures/semaine.
Cette disposition ne peut porter préjudice aux accords plus favorables conclus dans certaines entreprises.
Les montants précités sont mis en regard de l'indice de référence 103,63. Ils sont indexés, suivant l'évolution de l'indice des prix à la consommation.
Les ouvriers travaillant en équipe de nuit bénéficient d'une prime de 50,53 BEF par heure en régime 36 heures/semaine.
Cette disposition ne peut porter préjudice aux accords plus favorables conclus dans certaines entreprises.
Les montants précités sont mis en regard de l'indice de référence 103,63. Ils sont indexés, suivant l'évolution de l'indice des prix à la consommation.
HOOFDSTUK XII. - Syndicale en/of vormingspremie.
CHAPITRE XI. - Complément au double pécule de vacances.
Art. 21. Aan de werklieden en werksters, die lid zijn van een van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke in nationaal vlak zijn verenigd, wordt een premie voor georganiseerden met een jaarlijks bedrag van 3 750 BEF voor het jaar 1999 en op 4 000 BEF voor het jaar 2000, erin begrepen het bedrag van de premie voor syndicale vorming uitbetaald voor de betrokken jaren.
De te dien einde verschuldigde werkgeversbijdrage en haar betalingsmodaliteiten worden op het vlak van elke onderneming vastgesteld in gemeen overleg tussen de werkgever en de werknemersvertegenwoordigers.
Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen welke het probleem van de syndicale premie reeds hebben opgelost volgens andere modaliteiten, welke voordeliger zijn voor de begunstigden.
De te dien einde verschuldigde werkgeversbijdrage en haar betalingsmodaliteiten worden op het vlak van elke onderneming vastgesteld in gemeen overleg tussen de werkgever en de werknemersvertegenwoordigers.
Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen welke het probleem van de syndicale premie reeds hebben opgelost volgens andere modaliteiten, welke voordeliger zijn voor de begunstigden.
Art. 21. Les ouvriers et ouvrières, membres d'une des organisations interprofessionnelles représentatives de travailleurs fédérés sur le plan national, bénéficient d'une prime syndicale d'un montant annuel de 3 750 BEF pour l'année 1999 et de 4 000 BEF pour l'année 2000, en ce y compris le montant de la prime de formation syndicale payée pour ces années concernées.
La contribution patronale due à cet effet et ses modalités de paiement sont fixés de commun accord entre l'employeur et les représentants des travailleurs sur le plan de chaque entreprise.
Ces dispositions ne sont pas applicables aux entreprises qui ont déjà réglé le problème de la prime syndicale suivant d'autres modalités, plus avantageuses pour les bénéficiaires.
La contribution patronale due à cet effet et ses modalités de paiement sont fixés de commun accord entre l'employeur et les représentants des travailleurs sur le plan de chaque entreprise.
Ces dispositions ne sont pas applicables aux entreprises qui ont déjà réglé le problème de la prime syndicale suivant d'autres modalités, plus avantageuses pour les bénéficiaires.
HOOFDSTUK XII. - Syndicale en/of vormingspremie.
CHAPITRE XII. - Prime et/ou formation syndicale.
Art.21. Aan de werklieden en werksters, die lid zijn van een van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke in nationaal vlak zijn verenigd, wordt een premie voor georganiseerden met een jaarlijks bedrag van 3 750 BEF voor het jaar 1999 en op 4 000 BEF voor het jaar 2000, erin begrepen het bedrag van de premie voor syndicale vorming uitbetaald voor de betrokken jaren.
De te dien einde verschuldigde werkgeversbijdrage en haar betalingsmodaliteiten worden op het vlak van elke onderneming vastgesteld in gemeen overleg tussen de werkgever en de werknemersvertegenwoordigers.
Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen welke het probleem van de syndicale premie reeds hebben opgelost volgens andere modaliteiten, welke voordeliger zijn voor de begunstigden.
De te dien einde verschuldigde werkgeversbijdrage en haar betalingsmodaliteiten worden op het vlak van elke onderneming vastgesteld in gemeen overleg tussen de werkgever en de werknemersvertegenwoordigers.
Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen welke het probleem van de syndicale premie reeds hebben opgelost volgens andere modaliteiten, welke voordeliger zijn voor de begunstigden.
Art.21. Les ouvriers et ouvrières, membres d'une des organisations interprofessionnelles représentatives de travailleurs fédérés sur le plan national, bénéficient d'une prime syndicale d'un montant annuel de 3 750 BEF pour l'année 1999 et de 4 000 BEF pour l'année 2000, en ce y compris le montant de la prime de formation syndicale payée pour ces années concernées.
La contribution patronale due à cet effet et ses modalités de paiement sont fixés de commun accord entre l'employeur et les représentants des travailleurs sur le plan de chaque entreprise.
Ces dispositions ne sont pas applicables aux entreprises qui ont déjà réglé le problème de la prime syndicale suivant d'autres modalités, plus avantageuses pour les bénéficiaires.
La contribution patronale due à cet effet et ses modalités de paiement sont fixés de commun accord entre l'employeur et les représentants des travailleurs sur le plan de chaque entreprise.
Ces dispositions ne sont pas applicables aux entreprises qui ont déjà réglé le problème de la prime syndicale suivant d'autres modalités, plus avantageuses pour les bénéficiaires.
HOOFDSTUK XIV. - Terugbetaling van de vervoerkosten.
CHAPITRE XIV. - Remboursement des frais de transport.
Art. 23. De werklieden die gebruik maken van een gemeenschappelijke vervoerdienst tussen hun verblijfplaats en hun werkplaats hebben recht, ten laste van de werkgever, op een terugbetaling van de gedragen kosten overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19quinquies gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 22 december 1992, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 van 26 maart 1975 betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 februari 1993, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 maart 1993 en het koninklijk besluit van 18 maart 1993 houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden (Belgisch Staatsblad van 24 maart 1993) (actualisering met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19quinquies gesloten op 22 december 1992).
Art. 23. Les ouvriers qui font usage d'un service de transport en commun entre leur domicile et le lieu de travail, ont droit, à charge de l'employeur, à un remboursement des frais occasionnés, conformément aux dispositions de la convention collective de travail n° 19quinquies, conclue le 22 décembre 1992 au sein du Conseil national du travail, modifiant la convention collective de travail n° 19ter du 5 mars 1991 remplaçant la convention collective de travail n° 19 du 26 mars 1975 concernant l'intervention financière de l'employeur dans le prix des transports des travailleurs, rendue obligatoire par arrêté royal du 11 février 1993, publié au Moniteur belge du 19 mars 1993 et l'arrêté royal du 18 mars 1993 portant fixation du montant de l'intervention des employeurs dans la perte subie par la Société nationale des Chemins de fer belges par l'émission d'abonnement pour ouvriers et employés (Moniteur belge du 24 mars 1993) (actualisation avec la convention collective de travail n° 19quinquies conclue le 22 décembre 1992).
Art. 24. De werklieden die woonachtig zijn op 5 kilometer en meer van de werkplaats en die gebruik maken van andere dan de in artikel 23 bedoelde vervoermiddelen, hebben eveneens recht, ten laste van de werkgever, op een terugbetaling van de gedragen kosten ten belope van de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afgelegde afstand. Voor de berekening van deze afstand wordt het aantal kilometers in aanmerking genomen dat door een gemeenschappelijke vervoerdienst over die afstand, heen en terug, wordt afgelegd, en zo er geen is, het aantal kilometers langs de baan, heen en terug, berekend van de werkplaats tot het stad- of gemeentehuis van de woonplaats.
Art. 24. Les ouvriers domiciliés à 5 kilomètres et plus du lieu de travail et qui font usage de moyens de transport autres que ceux visés à l'article 23, ont également droit, à charge de l'employeur, à un remboursement des frais occasionnés à concurrence de l'intervention de l'employeur dans le prix à la carte-train assimilée à l'abonnement social pour la distance parcourue. Entre en ligne de compte pour le calcul de cette distance, le nombre de kilomètres parcourus, aller et retour, par un service de transport en commun et à défaut, le nombre de kilomètres par la route, aller et retour, calculé à partir du lieu de travail jusqu'à l'hôtel de ville ou la maison communale du domicile.
Art.23. De werklieden die gebruik maken van een gemeenschappelijke vervoerdienst tussen hun verblijfplaats en hun werkplaats hebben recht, ten laste van de werkgever, op een terugbetaling van de gedragen kosten overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19quinquies gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 22 december 1992, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 van 26 maart 1975 betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 februari 1993, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 maart 1993 en het koninklijk besluit van 18 maart 1993 houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden (Belgisch Staatsblad van 24 maart 1993) (actualisering met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19quinquies gesloten op 22 december 1992).
Art.23. Les ouvriers qui font usage d'un service de transport en commun entre leur domicile et le lieu de travail, ont droit, à charge de l'employeur, à un remboursement des frais occasionnés, conformément aux dispositions de la convention collective de travail n° 19quinquies, conclue le 22 décembre 1992 au sein du Conseil national du travail, modifiant la convention collective de travail n° 19ter du 5 mars 1991 remplaçant la convention collective de travail n° 19 du 26 mars 1975 concernant l'intervention financière de l'employeur dans le prix des transports des travailleurs, rendue obligatoire par arrêté royal du 11 février 1993, publié au Moniteur belge du 19 mars 1993 et l'arrêté royal du 18 mars 1993 portant fixation du montant de l'intervention des employeurs dans la perte subie par la Société nationale des Chemins de fer belges par l'émission d'abonnement pour ouvriers et employés (Moniteur belge du 24 mars 1993) (actualisation avec la convention collective de travail n° 19quinquies conclue le 22 décembre 1992).
Art.24. De werklieden die woonachtig zijn op 5 kilometer en meer van de werkplaats en die gebruik maken van andere dan de in artikel 23 bedoelde vervoermiddelen, hebben eveneens recht, ten laste van de werkgever, op een terugbetaling van de gedragen kosten ten belope van de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afgelegde afstand. Voor de berekening van deze afstand wordt het aantal kilometers in aanmerking genomen dat door een gemeenschappelijke vervoerdienst over die afstand, heen en terug, wordt afgelegd, en zo er geen is, het aantal kilometers langs de baan, heen en terug, berekend van de werkplaats tot het stad- of gemeentehuis van de woonplaats.
Art.24. Les ouvriers domiciliés à 5 kilomètres et plus du lieu de travail et qui font usage de moyens de transport autres que ceux visés à l'article 23, ont également droit, à charge de l'employeur, à un remboursement des frais occasionnés à concurrence de l'intervention de l'employeur dans le prix à la carte-train assimilée à l'abonnement social pour la distance parcourue. Entre en ligne de compte pour le calcul de cette distance, le nombre de kilomètres parcourus, aller et retour, par un service de transport en commun et à défaut, le nombre de kilomètres par la route, aller et retour, calculé à partir du lieu de travail jusqu'à l'hôtel de ville ou la maison communale du domicile.
Art. 26. Dit punt zal op het vlak van de ondernemingen besproken worden.
Art.25. Le remboursement s'effectue au moins mensuellement.
HOOFDSTUK XV. - Bijkomende aanwerving.
CHAPITRE XV. - Embauche compensatoire.
Art. 27. De partijen verbinden zich ertoe om alles in het werk te stellen om afdankingen tegen te gaan, en dit door gebruik te maken van alle nieuwe beschikkingen van de federale en regionale overheden.
Art. 27. Les parties s'engagent à tout mettre en oeuvre pour éviter tout licenciement notamment en recourant aux nouvelles dispositions prévues par le pouvoir fédéral et les pouvoirs régionaux.
HOOFDSTUK XVII. - Uitzendarbeid.
CHAPITRE XVII. - Travail intérimaire. - Contrats précaires - Limitation des heures supplémentaires
Art. 28. a) Uitzendarbeid
De uitzendwerknemer zal globaal dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden als het ingeschreven personeel genieten.
Uitzendarbeid zal worden verricht in overleg met de vakbondsafvaardigingen met inachtneming van de wetten en overeenkomsten.
Elke uitzendwerknemer heeft het recht zich te laten bijstaan door de vakbondsafvaardigingen van de onderneming.
Ingeval de duur van de arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid één jaar bereikt of overschrijft, zal de directie van de onderneming de vakbondsafvaardigingen ontmoeten om hierover te discussiëren.
b) Beperking van de overuren
Verbintenis om alles in het werk te stellen om zo veel mogelijk de niet gerecupereerde overuren verricht op eenzelfde arbeidsplaats te beperken, in overleg met de vakbondsafvaardiging.
De uitzendwerknemer zal globaal dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden als het ingeschreven personeel genieten.
Uitzendarbeid zal worden verricht in overleg met de vakbondsafvaardigingen met inachtneming van de wetten en overeenkomsten.
Elke uitzendwerknemer heeft het recht zich te laten bijstaan door de vakbondsafvaardigingen van de onderneming.
Ingeval de duur van de arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid één jaar bereikt of overschrijft, zal de directie van de onderneming de vakbondsafvaardigingen ontmoeten om hierover te discussiëren.
b) Beperking van de overuren
Verbintenis om alles in het werk te stellen om zo veel mogelijk de niet gerecupereerde overuren verricht op eenzelfde arbeidsplaats te beperken, in overleg met de vakbondsafvaardiging.
Art. 28. a) Travail intérimaire
Le travailleur intérimaire bénéficiera de conditions de travail et de rémunération équivalentes globalement à celles du personnel inscrit.
Le recours au travail intérimaire se fera en concertation avec les délégations syndicales dans le respect des lois et conventions.
Tout travailleur intérimaire a le droit de se faire assister par les délégations syndicales de l'entreprise.
Dans le cas où des contrats d'intérim atteignent ou dépassent une durée d'un an, la direction de l'établissement rencontrera la délégation syndicale pour en discuter.
b) Limitation des heures supplémentaires
Engagement de tout mettre en oeuvre pour limiter au maximum les heures supplémentaires non récupérées sur un même poste de travail, en concertation avec la délégation syndicale.
Le travailleur intérimaire bénéficiera de conditions de travail et de rémunération équivalentes globalement à celles du personnel inscrit.
Le recours au travail intérimaire se fera en concertation avec les délégations syndicales dans le respect des lois et conventions.
Tout travailleur intérimaire a le droit de se faire assister par les délégations syndicales de l'entreprise.
Dans le cas où des contrats d'intérim atteignent ou dépassent une durée d'un an, la direction de l'établissement rencontrera la délégation syndicale pour en discuter.
b) Limitation des heures supplémentaires
Engagement de tout mettre en oeuvre pour limiter au maximum les heures supplémentaires non récupérées sur un même poste de travail, en concertation avec la délégation syndicale.
HOOFDSTUK XVII. - Uitzendarbeid.
CHAPITRE XVII. - Travail intérimaire. - Contrats précaires - Limitation des heures supplémentaires
Art.28. a) Uitzendarbeid
De uitzendwerknemer zal globaal dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden als het ingeschreven personeel genieten.
Uitzendarbeid zal worden verricht in overleg met de vakbondsafvaardigingen met inachtneming van de wetten en overeenkomsten.
Elke uitzendwerknemer heeft het recht zich te laten bijstaan door de vakbondsafvaardigingen van de onderneming.
Ingeval de duur van de arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid één jaar bereikt of overschrijft, zal de directie van de onderneming de vakbondsafvaardigingen ontmoeten om hierover te discussiëren.
b) Beperking van de overuren
Verbintenis om alles in het werk te stellen om zo veel mogelijk de niet gerecupereerde overuren verricht op eenzelfde arbeidsplaats te beperken, in overleg met de vakbondsafvaardiging.
De uitzendwerknemer zal globaal dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden als het ingeschreven personeel genieten.
Uitzendarbeid zal worden verricht in overleg met de vakbondsafvaardigingen met inachtneming van de wetten en overeenkomsten.
Elke uitzendwerknemer heeft het recht zich te laten bijstaan door de vakbondsafvaardigingen van de onderneming.
Ingeval de duur van de arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid één jaar bereikt of overschrijft, zal de directie van de onderneming de vakbondsafvaardigingen ontmoeten om hierover te discussiëren.
b) Beperking van de overuren
Verbintenis om alles in het werk te stellen om zo veel mogelijk de niet gerecupereerde overuren verricht op eenzelfde arbeidsplaats te beperken, in overleg met de vakbondsafvaardiging.
Art.28. a) Travail intérimaire
Le travailleur intérimaire bénéficiera de conditions de travail et de rémunération équivalentes globalement à celles du personnel inscrit.
Le recours au travail intérimaire se fera en concertation avec les délégations syndicales dans le respect des lois et conventions.
Tout travailleur intérimaire a le droit de se faire assister par les délégations syndicales de l'entreprise.
Dans le cas où des contrats d'intérim atteignent ou dépassent une durée d'un an, la direction de l'établissement rencontrera la délégation syndicale pour en discuter.
b) Limitation des heures supplémentaires
Engagement de tout mettre en oeuvre pour limiter au maximum les heures supplémentaires non récupérées sur un même poste de travail, en concertation avec la délégation syndicale.
Le travailleur intérimaire bénéficiera de conditions de travail et de rémunération équivalentes globalement à celles du personnel inscrit.
Le recours au travail intérimaire se fera en concertation avec les délégations syndicales dans le respect des lois et conventions.
Tout travailleur intérimaire a le droit de se faire assister par les délégations syndicales de l'entreprise.
Dans le cas où des contrats d'intérim atteignent ou dépassent une durée d'un an, la direction de l'établissement rencontrera la délégation syndicale pour en discuter.
b) Limitation des heures supplémentaires
Engagement de tout mettre en oeuvre pour limiter au maximum les heures supplémentaires non récupérées sur un même poste de travail, en concertation avec la délégation syndicale.
HOOFDSTUK XIX. - Opzeggingstermijn.
CHAPITRE XIX. - Délais des préavis.
Art.29. Bij afwijking van de bepalingen van artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt de opzeggingstermijn vastgesteld op :
- 4 weken ( 28 dagen ) voor de werknemers die minder dan 10 jaar dienst in de sector hebben;
- 7 weken ( 49 dagen ) voor de werknemers die tussen 10 jaar en 20 jaar dienst in de sector hebben;
- 10 weken ( 70 dagen ) voor de werknemers die 20 jaar of meer dienst in de sector hebben.
- 4 weken ( 28 dagen ) voor de werknemers die minder dan 10 jaar dienst in de sector hebben;
- 7 weken ( 49 dagen ) voor de werknemers die tussen 10 jaar en 20 jaar dienst in de sector hebben;
- 10 weken ( 70 dagen ) voor de werknemers die 20 jaar of meer dienst in de sector hebben.
Art.29. Par dérogation aux dispositions de l'article 59 de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, le délai des préavis est fixé à :
- 4 semaines ( 28 jours ) pour les ouvriers ayant moins de 10 années d'ancienneté dans le secteur;
- 7 semaines (49 jours) pour les ouvriers ayant entre 10 années et 20 années d'ancienneté dans le secteur;
- 10 semaines (70 jours) pour les ouvriers ayant une ancienneté supérieure ou égale à 20 ans dans le secteur.
- 4 semaines ( 28 jours ) pour les ouvriers ayant moins de 10 années d'ancienneté dans le secteur;
- 7 semaines (49 jours) pour les ouvriers ayant entre 10 années et 20 années d'ancienneté dans le secteur;
- 10 semaines (70 jours) pour les ouvriers ayant une ancienneté supérieure ou égale à 20 ans dans le secteur.