Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
5 MEI 1999. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de schalen voor de ambten van de leden van het onderwijzend personeel van de Hogescholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap (Vertaling). (NOTA : Bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding bij DFG2012-12-13/38, art. 13) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-09-1999 en tekstbijwerking tot 05-03-2021)
Titre
5 MAI 1999. - Arrêté du Gouvernement de la Communauté française fixant les échelles des fonctions des membres du personnel enseignant des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté française. (NOTE : Confirmé avec effet à la date de son entrée en vigueur par DCFR2012-12-13/38, art. 13) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 11-09-1999 et mise à jour au 05-03-2021)
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
Table des matières
Tekst (11)
Texte (11)
Artikel 1. De ambtsschalen van de leden van het onderwijzend personeel van de Hogescholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap worden als volgt vastgesteld :
Article 1. Les échelles de fonction des membres du personnel enseignant des hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté française sont fixées comme suit :
LERAAR GODSDIENST 
a) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen415
bedoeld in de bijlage bij het besluit van 25 oktober 1971 tot 
vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars 
en de inspecteurs katholieke, protestantse, israelitische en 
orthodoxe godsdiensten van de inrichtingen van de Franse 
Gemeenschap 
b) houder zijn van het diploma van het hoger niveau van graad 3,411
niet bedoeld onder a) 
c) houder zijn van het diploma van het hoger niveau van graad 2,348
niet bedoeld onder a) 
d) houder zijn van het diploma van het hoger niveau van graad 1,241
niet bedoeld onder a) 
  
AMBTEN VAN RANG 1 
[ 1 - Praktijkmeester 
a) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen249/1
bedoeld bij artikel 8 en in bijlage 1 van het decreet van 
8 februari 1999 betreffende de ambten en de 
bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend 
personeel in de Hogescholen georganiseerd of gesubsidieerd 
door de Franse Gemeenschap, houder zijn van het 
Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het Hoger 
Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholen 
b) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen245
bedoeld bij artikel 8 en in bijlage 1 van het voormelde 
decreet van 8 februari 1999, niet houder zijn van het 
Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het 
Hoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholen 
c) houder zijn van andere bekwaamheidsbewijzen216
  
2 - Meesterassistent 
a) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen422
bedoeld in bijlage 2 van het decreet van 8 februari 1999 
betreffende de ambten en de bekwaamheidsbewijzen van de 
leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen 
georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, 
met als basisdiploma een diploma van hoger niveau van 
graad 3, houder zijn van het Getuigschrift van 
Pedagogische Bekwaamheid voor het Hoger Onderwijs 
(GPBHO) (CAPAES) in Hogescholen 
b) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen350
bedoeld in bijlage 2 van voormeld decreet van 
8 februari 1999, met als basisdiploma een diploma van 
hoger niveau van graad 2, houder zijn van het 
Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het 
Hoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholen 
c) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen249/1
bedoeld in bijlage 2 van voormeld decreet van 
8 februari 1999, met als basisdiploma een diploma van 
hoger niveau van graad 1, houder zijn van het 
Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het 
Hoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholen 
d) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen415
bedoeld in bijlage 2 van voormeld decreet van 
8 februari 1999, met als basisdiploma een diploma van 
hoger niveau van graad 3, niet houder zijn van het 
Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het 
Hoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholen 
e) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen340
bedoeld in bijlage 2 van voormeld decreet van 
8 februari 1999, met als basisdiploma een diploma van 
hoger niveau van graad 2, niet houder zijn van het 
Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het 
Hoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholen 
f) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen245
bedoeld in bijlage 2 van voormeld decreet van 
8 februari 1999, met als basisdiploma een diploma van 
hoger niveau van graad 1, niet houder zijn van het 
Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het 
Hoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholen 
g) houder zijn van een diploma van hoger niveau van graad 3,411
niet bedoeld onder a) 
h) houder zijn van een diploma van hoger niveau van graad 2,348
niet bedoeld onder b) 
i) houder zijn van een diploma van hoger niveau van graad 1,241
niet bedoeld onder c) 
  
[2 bis. Meester-assistent belast met het administratief en juridisch beheer 
van de Hogeschool : 
houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen bedoeld in[1 422]1
bijlage 2 van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en de 
bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de 
Hogescholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, met 
als basisdiploma een diploma van het hoger niveau van de 3e graad 
  
2ter Meester-assistent belast met het financieel en boekhoudkundig beheer 
van de Hogeschool : 
houder zijn van iin van de vereiste bekwaamheidsbewijzen bedoeld in[1 422]1
bijlage 2 van het voornoemde decreet van 8 februari 1999, met als 
basisdiploma een diploma van het hoger niveau van de 3e graad] 
<BFG 2007-03-30/56, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 13-11-2000> 
  
3 - Docent 
a) houder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld436/1
bij artikel 4, 1, lid 1, van het decreet van 
8 februari 1999 betreffende de ambten en de 
bekwaamheidsbewijzen van de leden van het 
onderwijzend personeel in de Hogescholen georganiseerd 
of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, houder 
zijn van het Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid 
voor het Hoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholen 
b) houder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld422
bij artikel 4, 1, lid 2, van voormeld decreet van 
8 februari 1999, houder zijn van het Getuigschrift van 
Pedagogische Bekwaamheid voor het Hoger Onderwijs 
(GPBHO) (CAPAES) in Hogescholen 
c) houder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij436
artikel 4, 1, lid 1, van voormeld decreet van 
8 februari 1999, niet houder zijn van het 
Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het 
Hoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholen 
d) houder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij415
artikel 4, 1, lid 2, van voormeld decreet van 
8 februari 1999, niet houder zijn van het 
Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het 
Hoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholen ] 
<BFG 2003-04-10/77, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2005> 
  
AMBTEN VAN RANG 2 
1 - [Eerstaanwezend praktijkmeester415]
<BFG 2003-04-10/77, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2005> 
2 - Werkleider 
houder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij436
artikel 4, § 1, lid 2, van het decreet van 8 februari 1999 
betreffende de ambten en de bekwaamheidsbewijzen van de leden 
van het onderwijzend personeel in de Hogescholen georganiseerd of 
gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap 
3 - Hoogleraar 
houder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij445
artikel 4, # 1, lid 1, van het decreet van 8 februari 1999 
betreffende de ambten en de bekwaamheidsbewijzen van de leden van 
het onderwijzend personeel in de Hogescholen georganiseerd of 
gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap 
4 - Hoofd van een studiebureau 
houder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij445
artikel 4, # 1, lid 1, van het decreet van 8 februari 1999 
betreffende de ambten en de bekwaamheidsbewijzen van de leden van 
het onderwijzend personeel in de Hogescholen georganiseerd of 
gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap 
  
[Bij verkiezing toegekende ambten : 
1. De categoriedirecteur die aangesteld of benoemd wordt, naargelang het 
geval, met inachtneming van de artikelen 15 en 16 van het decreet van 25 
juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse 
Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, krijgt een toelage 
tijdens de duur van zijn mandaat. 
Het bedrag van deze toelage wordt vastgesteld door het verschil tussen, 
enerzijds, de ambtsschaal 475 van directeur, zoals bedoeld in hoofdstuk E 
van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden 
vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het 
bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en 
van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de 
ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op 
deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van 
het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de 
schalen verbonden aan de graden van het personeel van de 
psycho-medisch-sociale centra van de Staat, en anderzijds, de ambtsschaal 
van rang 1 of rang 2 waarvoor hij benoemd of in vast verband aangeworven 
werd voor zijn mandaat van Categoriedirecteur. 
In afwijking van het tweede lid, toen het personeelslid vssr zijn mandaat 
van Categoriedirecteur een hogere weddeschaal genoot dan de ambtsschaal 
475, wordt het bedrag van de toelage vastgesteld door het verschil tussen, 
enerzijds, de ambtsschaal 450 van de Adjunct-directeur, zoals bedoeld in 
hoofdstuk F van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 
1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden 
van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend 
hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de 
rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de 
inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de 
ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs 
en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de 
graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de 
Staat, en anderzijds, de ambtsschaal van rang 1 of rang 2 waarvoor hij 
benoemd of in vast verband aangeworven werd vssr zijn mandaat van 
Categoriedirecteur. Wanneer het personeelslid benoemd of in vast verband 
aangeworven wordt in verschillende ambten van rang 1 of rang 2 moet elk 
van deze ambten in aanmerking genomen worden naar rata van deze voor de 
vaststelling van de toelage bedoeld naargelang het geval in de tweede en 
derde leden. 
2. De directeur-voorzitter die aangesteld wordt met inachtneming van de 
artikelen 15 en 16 van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de 
opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of 
gesubsidieerde Hogescholen, krijgt een toelage tijdens de duur van zijn 
mandaat. Het bedrag van deze toelage wordt vastgesteld door het verschil 
tussen, enerzijds, de ambtsschaal 480, zoals bedoeld in hoofdstuk F van 
het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden 
vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het 
bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en 
van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de 
ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op 
deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van 
het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de 
schalen verbonden aan de graden van het personeel van de 
psycho-medisch-sociale centra van de Staat, en anderzijds, de ambtsschaal 
van rang 1 of rang 2 waarvoor hij benoemd of in vast verband aangeworven 
werd vssr zijn mandaat van directeur-voorzitter. 
Wanneer het personeelslid in verschillende ambten van rang 1 of rang 2 
benoemd of in vast verband aangeworven wordt, moet elk van de ambten in 
aanmerking genomen worden naar rata van deze voor de vaststelling van de 
toelage bedoeld in het tweede lid. 
3. Het personeelslid dat v00r 1 september 1996 benoemd of in vast verband 
aangeworven werd voor het ambt van onderdirecteur, directeur van het 
niet-universitair hoger onderwijs van de eerste en tweede graden of 
adjunct-directeur, directeur in het niet-universitair hoger onderwijs van 
de derde graad, zoals bedoeld in het besluit van de Executieve van de 
Franse Gemeenschap van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking 
van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van 
het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het 
psychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel der 
inrichtingen voor voorschools, lager, gespecialiseerd, middelbaar, 
technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en hoger 
onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en de ambten 
der personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze 
inrichtingen, geniet de meest gunstige toestand, dit is ofwel de schaal 
die overeenstemt met zijn aanwerving of benoeming in vast verband, ofwel 
de wedde betreffende een mandaat van Categoriedirecteur of van 
directeur-voorzitter, zoals bedoeld in de bovenvermelde punten 1 en 2. 
De categoriedirecteur die bovendien de directeur-voorzitter is, krijgt de 
toelage bedoeld in het bovenvermelde punt 2.] 
[2 Niet-electief ambt: De adjunct-directeur benoemd overeenkomstig artikel 5 van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de kosten van en de betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hogescholen en artikel 24 van het decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen, ontvangt een toelage voor de duur van zijn aanstelling.
   Het bedrag van deze toelage wordt gevormd door het verschil tussen, enerzijds, de ambtsschaal 474 en, anderzijds, de ambtsschaal van rang 1 of rang 2 waarvoor hij, vóór zijn aanstelling als adjunct-directeur, in vast verband was benoemd of aangeworven.
   In afwijking van lid 2 behoudt het personeelslid, indien hij vóór zijn aanstelling als adjunct-directeur, een hogere baremaschaal dan ambtsschaal 474 genoot, de ambtsschaal van rang 1 of rang 2 waarvoor hij, vóór zijn aanstelling als adjunct-directeur, in vast verband was benoemd of aangeworven]2
 
<BFG 2007-03-30/56, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 04-07-2007> 
(1)<BFG 2017-10-25/08, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 14-09-2017>
(2)<BFG 2021-02-25/08, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
LERAAR GODSDIENSTa) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen415bedoeld in de bijlage bij het besluit van 25 oktober 1971 totvaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraarsen de inspecteurs katholieke, protestantse, israelitische enorthodoxe godsdiensten van de inrichtingen van de FranseGemeenschapb) houder zijn van het diploma van het hoger niveau van graad 3,411niet bedoeld onder a)c) houder zijn van het diploma van het hoger niveau van graad 2,348niet bedoeld onder a)d) houder zijn van het diploma van het hoger niveau van graad 1,241niet bedoeld onder a)AMBTEN VAN RANG 1[ 1 - Praktijkmeestera) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen249/1bedoeld bij artikel 8 en in bijlage 1 van het decreet van8 februari 1999 betreffende de ambten en debekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzendpersoneel in de Hogescholen georganiseerd of gesubsidieerddoor de Franse Gemeenschap, houder zijn van hetGetuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het HogerOnderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholenb) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen245bedoeld bij artikel 8 en in bijlage 1 van het voormeldedecreet van 8 februari 1999, niet houder zijn van hetGetuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor hetHoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholenc) houder zijn van andere bekwaamheidsbewijzen2162 - Meesterassistenta) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen422bedoeld in bijlage 2 van het decreet van 8 februari 1999betreffende de ambten en de bekwaamheidsbewijzen van deleden van het onderwijzend personeel in de Hogescholengeorganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap,met als basisdiploma een diploma van hoger niveau vangraad 3, houder zijn van het Getuigschrift vanPedagogische Bekwaamheid voor het Hoger Onderwijs(GPBHO) (CAPAES) in Hogescholenb) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen350bedoeld in bijlage 2 van voormeld decreet van8 februari 1999, met als basisdiploma een diploma vanhoger niveau van graad 2, houder zijn van hetGetuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor hetHoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholenc) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen249/1bedoeld in bijlage 2 van voormeld decreet van8 februari 1999, met als basisdiploma een diploma vanhoger niveau van graad 1, houder zijn van hetGetuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor hetHoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholend) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen415bedoeld in bijlage 2 van voormeld decreet van8 februari 1999, met als basisdiploma een diploma vanhoger niveau van graad 3, niet houder zijn van hetGetuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor hetHoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholene) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen340bedoeld in bijlage 2 van voormeld decreet van8 februari 1999, met als basisdiploma een diploma vanhoger niveau van graad 2, niet houder zijn van hetGetuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor hetHoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholenf) houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen245bedoeld in bijlage 2 van voormeld decreet van8 februari 1999, met als basisdiploma een diploma vanhoger niveau van graad 1, niet houder zijn van hetGetuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor hetHoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholeng) houder zijn van een diploma van hoger niveau van graad 3,411niet bedoeld onder a)h) houder zijn van een diploma van hoger niveau van graad 2,348niet bedoeld onder b)i) houder zijn van een diploma van hoger niveau van graad 1,241niet bedoeld onder c)[2bis. Meester-assistent belast met het administratief en juridisch beheervan de Hogeschool :houder zijn van een van de vereiste bekwaamheidsbewijzen bedoeld in[1 422]1bijlage 2 van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en debekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in deHogescholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, metals basisdiploma een diploma van het hoger niveau van de 3e graad2ter Meester-assistent belast met het financieel en boekhoudkundig beheervan de Hogeschool :houder zijn van iin van de vereiste bekwaamheidsbewijzen bedoeld in[1 422]1bijlage 2 van het voornoemde decreet van 8 februari 1999, met alsbasisdiploma een diploma van het hoger niveau van de 3e graad]3 - Docenta) houder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld436/1bij artikel 4, 1, lid 1, van het decreet van8 februari 1999 betreffende de ambten en debekwaamheidsbewijzen van de leden van hetonderwijzend personeel in de Hogescholen georganiseerdof gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, houderzijn van het Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheidvoor het Hoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholenb) houder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld422bij artikel 4, 1, lid 2, van voormeld decreet van8 februari 1999, houder zijn van het Getuigschrift vanPedagogische Bekwaamheid voor het Hoger Onderwijs(GPBHO) (CAPAES) in Hogescholenc) houder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij436artikel 4, 1, lid 1, van voormeld decreet van8 februari 1999, niet houder zijn van hetGetuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor hetHoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholend) houder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij415artikel 4, 1, lid 2, van voormeld decreet van8 februari 1999, niet houder zijn van hetGetuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor hetHoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholen ]AMBTEN VAN RANG 21 - [Eerstaanwezend praktijkmeester415]2 - Werkleiderhouder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij436artikel 4, § 1, lid 2, van het decreet van 8 februari 1999betreffende de ambten en de bekwaamheidsbewijzen van de ledenvan het onderwijzend personeel in de Hogescholen georganiseerd ofgesubsidieerd door de Franse Gemeenschap3 - Hoogleraarhouder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij445artikel 4, # 1, lid 1, van het decreet van 8 februari 1999betreffende de ambten en de bekwaamheidsbewijzen van de leden vanhet onderwijzend personeel in de Hogescholen georganiseerd ofgesubsidieerd door de Franse Gemeenschap4 - Hoofd van een studiebureauhouder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij445artikel 4, # 1, lid 1, van het decreet van 8 februari 1999betreffende de ambten en de bekwaamheidsbewijzen van de leden vanhet onderwijzend personeel in de Hogescholen georganiseerd ofgesubsidieerd door de Franse Gemeenschap[Bij verkiezing toegekende ambten :1. De categoriedirecteur die aangesteld of benoemd wordt, naargelang hetgeval, met inachtneming van de artikelen 15 en 16 van het decreet van 25juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de FranseGemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, krijgt een toelagetijdens de duur van zijn mandaat.Het bedrag van deze toelage wordt vastgesteld door het verschil tussen,enerzijds, de ambtsschaal 475 van directeur, zoals bedoeld in hoofdstuk Evan het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 wordenvastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van hetbestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel envan het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan deambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht opdeze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst vanhet schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en deschalen verbonden aan de graden van het personeel van depsycho-medisch-sociale centra van de Staat, en anderzijds, de ambtsschaalvan rang 1 of rang 2 waarvoor hij benoemd of in vast verband aangeworvenwerd voor zijn mandaat van Categoriedirecteur.In afwijking van het tweede lid, toen het personeelslid vssr zijn mandaatvan Categoriedirecteur een hogere weddeschaal genoot dan de ambtsschaal475, wordt het bedrag van de toelage vastgesteld door het verschil tussen,enerzijds, de ambtsschaal 450 van de Adjunct-directeur, zoals bedoeld inhoofdstuk F van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de ledenvan het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedendhulppersoneel en van het paramedisch personeel bij derijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van deinspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan deambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijsen van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan degraden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van deStaat, en anderzijds, de ambtsschaal van rang 1 of rang 2 waarvoor hijbenoemd of in vast verband aangeworven werd vssr zijn mandaat vanCategoriedirecteur. Wanneer het personeelslid benoemd of in vast verbandaangeworven wordt in verschillende ambten van rang 1 of rang 2 moet elkvan deze ambten in aanmerking genomen worden naar rata van deze voor devaststelling van de toelage bedoeld naargelang het geval in de tweede enderde leden.2. De directeur-voorzitter die aangesteld wordt met inachtneming van deartikelen 15 en 16 van het decreet van 25 juli 1996 betreffende deopdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte ofgesubsidieerde Hogescholen, krijgt een toelage tijdens de duur van zijnmandaat. Het bedrag van deze toelage wordt vastgesteld door het verschiltussen, enerzijds, de ambtsschaal 480, zoals bedoeld in hoofdstuk F vanhet koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 wordenvastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van hetbestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel envan het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan deambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht opdeze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst vanhet schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en deschalen verbonden aan de graden van het personeel van depsycho-medisch-sociale centra van de Staat, en anderzijds, de ambtsschaalvan rang 1 of rang 2 waarvoor hij benoemd of in vast verband aangeworvenwerd vssr zijn mandaat van directeur-voorzitter.Wanneer het personeelslid in verschillende ambten van rang 1 of rang 2benoemd of in vast verband aangeworven wordt, moet elk van de ambten inaanmerking genomen worden naar rata van deze voor de vaststelling van detoelage bedoeld in het tweede lid.3. Het personeelslid dat v00r 1 september 1996 benoemd of in vast verbandaangeworven werd voor het ambt van onderdirecteur, directeur van hetniet-universitair hoger onderwijs van de eerste en tweede graden ofadjunct-directeur, directeur in het niet-universitair hoger onderwijs vande derde graad, zoals bedoeld in het besluit van de Executieve van deFranse Gemeenschap van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikkingvan de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, vanhet opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van hetpsychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel derinrichtingen voor voorschools, lager, gespecialiseerd, middelbaar,technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en hogeronderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en de ambtender personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op dezeinrichtingen, geniet de meest gunstige toestand, dit is ofwel de schaaldie overeenstemt met zijn aanwerving of benoeming in vast verband, ofwelde wedde betreffende een mandaat van Categoriedirecteur of vandirecteur-voorzitter, zoals bedoeld in de bovenvermelde punten 1 en 2.De categoriedirecteur die bovendien de directeur-voorzitter is, krijgt detoelage bedoeld in het bovenvermelde punt 2.][2 Niet-electief ambt: De adjunct-directeur benoemd overeenkomstig artikel 5 van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de kosten van en de betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hogescholen en artikel 24 van het decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen, ontvangt een toelage voor de duur van zijn aanstelling.
   Het bedrag van deze toelage wordt gevormd door het verschil tussen, enerzijds, de ambtsschaal 474 en, anderzijds, de ambtsschaal van rang 1 of rang 2 waarvoor hij, vóór zijn aanstelling als adjunct-directeur, in vast verband was benoemd of aangeworven.
   In afwijking van lid 2 behoudt het personeelslid, indien hij vóór zijn aanstelling als adjunct-directeur, een hogere baremaschaal dan ambtsschaal 474 genoot, de ambtsschaal van rang 1 of rang 2 waarvoor hij, vóór zijn aanstelling als adjunct-directeur, in vast verband was benoemd of aangeworven]2(1)(2)
PROFESSEUR DE RELIGION 
a) porteur d'un des titres requis vises à l'annexe de l'arrête du415
25 octobre 1971 fixant le statut des maîtres de religion, des 
professeurs de religion et des inspecteurs de religion des 
religions catholique, protestante, israélite et orthodoxe des 
établissements de la Communauté française 
b) porteur d'un diplôme du niveau supérieur du 3e degré, non vise411
sous a) 
c) porteur d'un diplôme du niveau supérieur du 2e degré, non vise348
sous a) 
d) porteur d'un diplôme du niveau supérieur du 1er degré, non vise241
sous a) 
  
FONCTIONS DE RANG 1 
[ 1 - Maître de formation pratique 
a) porteur d'un des titres requis vises à l'article 8 et à249/1
l'annexe 1 du décret du 8 février 1999 relatif aux 
fonctions et titres des membres du personnel enseignant 
des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la 
Communauté française, porteur du certificat d'aptitude 
pédagogique approprie à l'enseignement supérieur (CAPAES) 
en Hautes Ecoles 
b) porteur d'un des titres requis vises à l'article 8 et à245
l'annexe 1 du décret du 8 février 1999 précise, non 
porteur du certificat d'aptitude pédagogique approprie à 
l'enseignement supérieur (CAPAES) en Hautes Ecoles 
c) porteur d'autres titres216
  
2 - Maître assistant 
a) porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du422
décret du 8 février 1999 relatif aux fonctions et 
titres des membres du personnel enseignant des Hautes 
Ecoles organisées ou subventionnées par la 
Communauté française, avec comme diplôme de base un 
diplôme de niveau supérieur du 3e degré, porteur du 
certificat d'aptitude pédagogique approprie à 
l'enseignement supérieur (CAPAES) en Hautes Ecoles 
b) porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du décret350
du 8 février 1999 précise, avec comme diplôme de base un 
diplôme de niveau supérieur du 2 e degré, porteur du 
certificat d'aptitude pédagogique approprie à 
l'enseignement supérieur (CAPAES) en Hautes Ecoles 
c) porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du249/1
décret du 8 février 1999 précise, avec comme 
diplôme de base un diplôme de niveau supérieur du 
1er degré, porteur du certificat d'aptitude 
pédagogique approprie à l'enseignement supérieur (CAPAES) 
en Hautes Ecoles 
d) porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du415
décret du 8 février 1999 précise, avec comme 
diplôme de base un diplôme de niveau supérieur du 
3e degré, non porteur du certificat d'aptitude 
pédagogique approprie à l'enseignement supérieur (CAPAES) 
en Hautes Ecoles 
e) porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du340
décret du 8 février 1999 précise, avec comme diplôme de 
base un diplôme de niveau supérieur du 2e degré, non 
porteur du certificat d'aptitude pédagogique approprie à 
l'enseignement supérieur (CAPAES) en Hautes Ecoles 
f) porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du245
décret du 8 février 1999 précise, avec comme diplôme de 
base un diplôme de niveau supérieur du 1er degré, non 
porteur du certificat d'aptitude pédagogique approprie 
à l'enseignement supérieur (CAPAES) en Hautes Ecoles 
g) porteur d'un diplôme du niveau supérieur du 3e degré,411
non vise sous a) 
h) porteur d'un diplôme du niveau supérieur du 2e degré,348
non vise sous b) 
i) porteur d'un diplôme du niveau supérieur du 1er degré,241
non vise sous c) 
  
[ 2bis. Maître assistant charge de la gestion administrative 
et juridique de la Haute Ecole : 
porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du décret du 8 février[1 422]1
1999 relatif aux fonctions et titres des membres du personnel enseignant 
des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté 
française, avec comme diplôme de base un diplôme de niveau supérieur 
du 3e degre 
  
2ter. Maître-assistant charge de la gestion financière 
et comptable de la Haute Ecole : 
porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du décret du 8 février[1 422]1
1999 précise, avec comme diplôme de base un diplôme de niveau supérieur du 
3e degre] 
<ACF 2007-03-30/56, art. 1, 006; En vigueur : 13-11-2000> 
  
3 - Charge de cours 
a) porteur d'un des titres de capacité vises à436/1
l'article 4, 1er, alinéa 1er, du décret du 
8 février 1999 relatif aux fonctions et titres des 
membres du personnel enseignant des Hautes Ecoles 
organisées ou subventionnées par la Communauté française, 
porteur du certificat d'aptitude pédagogique approprie 
à l'enseignement supérieur (CAPAES) en Hautes Ecoles 
b) porteur d'un des titres de capacité vises à422
l'article 4, 1er, alinéa 2, du décret du 8 février 1999 
précise, porteur du certificat d'aptitude pédagogique 
approprie à l'enseignement supérieur (CAPAES) 
en Hautes Ecoles 
c) porteur d'un des titres de capacité vises à436
l'article 4, 1er, alinéa 1er, du décret du 
8 février 1999 précise, non porteur du certificat 
d'aptitude pédagogique approprie à l'enseignement 
supérieur (CAPAES) en Hautes Ecoles 
d) porteur d'un des titres de capacité vises à415
l'article 4, 1er, alinéa 2, du décret du 8 février 1999 
précise, non porteur du certificat d'aptitude pédagogique 
approprie à l'enseignement supérieur (CAPAES) en 
Hautes Ecoles ] 
<ACF 2003-04-10/77, art. 1, 003; En vigueur : 01-01-2005> 
  
FONCTION DE RANG 2 
[1 - Maître principal de formation pratique415]
<ACF 2003-04-10/77, art. 1, 003; En vigueur : 01-01-2005> 
2 - Chef de travaux 
porteur d'un des titres de capacité vises à l'article 4, 1,436
alinéa 2, du décret du 8 février 1999 relatif aux fonctions et 
titres des membres du personnel enseignant des Hautes Ecoles 
organisées ou subventionnées par la Communauté française 
3 - Professeur 
porteur d'un des titres de capacité vises à l'article 4, 1,445
alinéa 1, du décret du 8 février 1999 relatif aux fonctions et 
titres des membres du personnel enseignant des Hautes Ecoles 
organisées ou subventionnées par la Communauté française 
4 - Chef de bureau d'études 
porteur d'un des titres de capacité vises à l'article 4, 1,445
1er alinéa du décret du 8 février 1999 relatif aux fonctions et 
titres des membres du personnel enseignant des Hautes Ecoles 
organisées ou subventionnées par la Communauté française 
  
[ FONCTIONS ELECTIVES 
1. Le directeur de catégorie désigne ou nomme, selon le cas, 
dans le respect des articles 15 et 16 du décret du 25 juillet 1996 
relatif aux charges et emplois des Hautes Ecoles organisées 
ou subventionnées par la Communauté française, bénéficie d'une allocation 
pendant la durée de son mandat. 
Le montant de cette allocation est constitue par la différence entre, 
d'une part, l'échelle de fonction 475 du directeur telle que visée dans 
le chapitre E de arrête royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 
les échelles de fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, 
du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical 
des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel 
du service d'inspection charge de la surveillance de ces établissements, 
des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement 
par correspondance et de l'enseignement primaire subventionne 
et les échelles des grades du personnel des centres psycho-medico-sociaux 
de l'Etat, et d'autre part, échelle de la fonction de rang 1 ou de rang 2 
pour laquelle il a fait l'objet d'une nomination ou d'un engagement 
à titre définitif avant son mandat de Directeur de catégorie 
Par dérogation à l'alinéa 2, lorsque le membre du personnel bénéficiait, 
avant son mandat de directeur de catégorie, d'une échelle barémique plus 
élevée que échelle de fonction 475, le montant de l'allocation est 
constitue par la différence entre d'une part échelle de fonction 450 du 
directeur-adjoint telle que visée dans le chapitre F de arrête royal du 
27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles de fonctions des 
membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire 
éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement de 
l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection charge de la 
surveillance de ces établissements, des membres du personnel du service 
d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement 
primaire subventionne et les échelles des grades du personnel des centres 
psycho-medico-sociaux de l'Etat, et d'autre part échelle de la fonction 
de rang 1 ou de rang 2 pour laquelle il a fait l'objet d'une nomination ou 
d'un engagement à titre définitif avant son mandat de directeur 
de catégorie 
Lorsque le membre du personnel est nomme ou engage à titre définitif 
dans plusieurs fonctions de rang 1 ou de rang 2, il y a lieu, pour la 
fixation de l'allocation visée selon les cas aux alinéas 2 ou 3, de 
prendre en considération chacune de ces fonctions au prorata de celles-ci. 
  
2. Le directeur-president désigne dans le respect des articles 15 et 16 
du décret du 25 juillet 1996 relatif aux charges et emplois des Hautes 
Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté française, 
bénéficie d'une allocation pendant la durée de son mandat. 
Le montant de cette allocation est constitue par la différence qui existe 
entre, d'une part, échelle de fonction 480 telle que visée dans le 
chapitre F de arrête royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les 
échelles de fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du 
personnel auxiliaire éducation, du personnel paramédical des 
établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du 
service d'inspection charge de la surveillance de ces établissements, des 
membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par 
correspondance et de l'enseignement primaire subventionne et les échelles 
des grades du personnel des centres psycho-medico-sociaux de l'Etat, et 
d'autre part, l'échelle de la fonction de rang 1 ou de rang 2 pour 
laquelle il a fait l'objet d'une nomination ou d'un engagement à titre 
définitif avant son mandat de directeur-president. 
Lorsque le membre du personnel est nomme ou engage à titre définitif dans 
plusieurs fonctions de rang 1 ou de rang 2, il y a lieu, pour la fixation 
de l'allocation visée à l'alinéa 2, de prendre en considération chacune 
des fonctions au prorata de celles-ci. 
  
3. Le membre du personnel qui, avant le 1er septembre 1996, était nomme ou 
engage à titre définitif à la fonction de sous-directeur, de directeur 
dans l'enseignement supérieur non universitaire des premier et deuxième 
degrés ou de directeur-adjoint, de directeur dans l'enseignement supérieur 
non universitaire du troisième degré telles que visées dans arrête de 
l'Exécutif de la Communauté française du 2 octobre 1968 déterminant et 
classant les fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, 
du personnel auxiliaire éducation, du personnel paramédical, du 
personnel psychologique, du personnel social des établissements 
d'enseignement préscolaire, primaire, spécial, moyen, technique, 
artistique et supérieur non universitaire de la Communauté française et 
les fonctions des membres du personnel du service d'inspection charge de 
la surveillance de ces établissements, bénéficie de la situation la plus 
favorable, soit échelle correspondant à son engagement ou sa nomination 
à titre définitif, soit le traitement relatif à un mandat de directeur de 
catégorie ou de directeur-president tels que vises aux points 1 et 2 
ci-dessus. 
Le directeur de catégorie qui est en outre désigne directeur-president 
bénéficie de l'allocation visée au point 2 ci-dessus.] 
[2Fonction non élective : 1. Le directeur-adjoint désigné dans le respect de l'article 5 du décret 25 juillet 1996 relatif aux charges et emplois des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté française et de l'article 24 du décret du 21 février 2019 fixant l'organisation de l'enseignement supérieur en Hautes Ecoles bénéficie d'une allocation pendant la durée de sa désignation.
   Le montant de cette allocation est constitué par la différence entre, d'une part, l'échelle de fonction 474 et d'autre part, l'échelle de la fonction de rang 1 ou de rang 2 pour laquelle il a fait l'objet d'une nomination ou d'un engagement à titre définitif avant sa désignation de directeur-adjoint.
   Par dérogation à l'alinéa 2, lorsque le membre du personnel bénéficiait, avant sa désignation de directeur-adjoint, d'une échelle barémique plus élevée que l'échelle de fonction 474, le membre du personnel conserve l'échelle de la fonction de rang 1 ou 2 pour laquelle il a fait l'objet d'une nomination ou d'un engagement à titre définitif avant sa désignation de directeur adjoint.]2
 
<ACF 2007-03-30/56, art. 2, 006; En vigueur : 04-07-2007> 
(1)<ACF 2017-10-25/08, art. 1, 014; En vigueur : 14-09-2017>
(2)<ACF 2021-02-25/08, art. 1, 015; En vigueur : 01-01-2021>
PROFESSEUR DE RELIGIONa) porteur d'un des titres requis vises à l'annexe de l'arrête du41525 octobre 1971 fixant le statut des maîtres de religion, desprofesseurs de religion et des inspecteurs de religion desreligions catholique, protestante, israélite et orthodoxe desétablissements de la Communauté françaiseb) porteur d'un diplôme du niveau supérieur du 3e degré, non vise411sous a)c) porteur d'un diplôme du niveau supérieur du 2e degré, non vise348sous a)d) porteur d'un diplôme du niveau supérieur du 1er degré, non vise241sous a)FONCTIONS DE RANG 1[ 1 - Maître de formation pratiquea) porteur d'un des titres requis vises à l'article 8 et à249/1l'annexe 1 du décret du 8 février 1999 relatif auxfonctions et titres des membres du personnel enseignantdes Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par laCommunauté française, porteur du certificat d'aptitudepédagogique approprie à l'enseignement supérieur (CAPAES)en Hautes Ecolesb) porteur d'un des titres requis vises à l'article 8 et à245l'annexe 1 du décret du 8 février 1999 précise, nonporteur du certificat d'aptitude pédagogique approprie àl'enseignement supérieur (CAPAES) en Hautes Ecolesc) porteur d'autres titres2162 - Maître assistanta) porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du422décret du 8 février 1999 relatif aux fonctions ettitres des membres du personnel enseignant des HautesEcoles organisées ou subventionnées par laCommunauté française, avec comme diplôme de base undiplôme de niveau supérieur du 3e degré, porteur ducertificat d'aptitude pédagogique approprie àl'enseignement supérieur (CAPAES) en Hautes Ecolesb) porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du décret350du 8 février 1999 précise, avec comme diplôme de base undiplôme de niveau supérieur du 2 e degré, porteur ducertificat d'aptitude pédagogique approprie àl'enseignement supérieur (CAPAES) en Hautes Ecolesc) porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du249/1décret du 8 février 1999 précise, avec commediplôme de base un diplôme de niveau supérieur du1er degré, porteur du certificat d'aptitudepédagogique approprie à l'enseignement supérieur (CAPAES)en Hautes Ecolesd) porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du415décret du 8 février 1999 précise, avec commediplôme de base un diplôme de niveau supérieur du3e degré, non porteur du certificat d'aptitudepédagogique approprie à l'enseignement supérieur (CAPAES)en Hautes Ecolese) porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du340décret du 8 février 1999 précise, avec comme diplôme debase un diplôme de niveau supérieur du 2e degré, nonporteur du certificat d'aptitude pédagogique approprie àl'enseignement supérieur (CAPAES) en Hautes Ecolesf) porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du245décret du 8 février 1999 précise, avec comme diplôme debase un diplôme de niveau supérieur du 1er degré, nonporteur du certificat d'aptitude pédagogique approprieà l'enseignement supérieur (CAPAES) en Hautes Ecolesg) porteur d'un diplôme du niveau supérieur du 3e degré,411non vise sous a)h) porteur d'un diplôme du niveau supérieur du 2e degré,348non vise sous b)i) porteur d'un diplôme du niveau supérieur du 1er degré,241non vise sous c)[ 2bis. Maître assistant charge de la gestion administrativeet juridique de la Haute Ecole :porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du décret du 8 février[1 422]11999 relatif aux fonctions et titres des membres du personnel enseignantdes Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communautéfrançaise, avec comme diplôme de base un diplôme de niveau supérieurdu 3e degre2ter. Maître-assistant charge de la gestion financièreet comptable de la Haute Ecole :porteur d'un des titres requis vises à l'annexe 2 du décret du 8 février[1 422]11999 précise, avec comme diplôme de base un diplôme de niveau supérieur du3e degre]3 - Charge de coursa) porteur d'un des titres de capacité vises à436/1l'article 4, 1er, alinéa 1er, du décret du8 février 1999 relatif aux fonctions et titres desmembres du personnel enseignant des Hautes Ecolesorganisées ou subventionnées par la Communauté française,porteur du certificat d'aptitude pédagogique approprieà l'enseignement supérieur (CAPAES) en Hautes Ecolesb) porteur d'un des titres de capacité vises à422l'article 4, 1er, alinéa 2, du décret du 8 février 1999précise, porteur du certificat d'aptitude pédagogiqueapproprie à l'enseignement supérieur (CAPAES)en Hautes Ecolesc) porteur d'un des titres de capacité vises à436l'article 4, 1er, alinéa 1er, du décret du8 février 1999 précise, non porteur du certificatd'aptitude pédagogique approprie à l'enseignementsupérieur (CAPAES) en Hautes Ecolesd) porteur d'un des titres de capacité vises à415l'article 4, 1er, alinéa 2, du décret du 8 février 1999précise, non porteur du certificat d'aptitude pédagogiqueapproprie à l'enseignement supérieur (CAPAES) enHautes Ecoles ]FONCTION DE RANG 2[1 - Maître principal de formation pratique415]2 - Chef de travauxporteur d'un des titres de capacité vises à l'article 4, 1,436alinéa 2, du décret du 8 février 1999 relatif aux fonctions ettitres des membres du personnel enseignant des Hautes Ecolesorganisées ou subventionnées par la Communauté française3 - Professeurporteur d'un des titres de capacité vises à l'article 4, 1,445alinéa 1, du décret du 8 février 1999 relatif aux fonctions ettitres des membres du personnel enseignant des Hautes Ecolesorganisées ou subventionnées par la Communauté française4 - Chef de bureau d'étudesporteur d'un des titres de capacité vises à l'article 4, 1,4451er alinéa du décret du 8 février 1999 relatif aux fonctions ettitres des membres du personnel enseignant des Hautes Ecolesorganisées ou subventionnées par la Communauté française[ FONCTIONS ELECTIVES1. Le directeur de catégorie désigne ou nomme, selon le cas,dans le respect des articles 15 et 16 du décret du 25 juillet 1996relatif aux charges et emplois des Hautes Ecoles organiséesou subventionnées par la Communauté française, bénéficie d'une allocationpendant la durée de son mandat.Le montant de cette allocation est constitue par la différence entre,d'une part, l'échelle de fonction 475 du directeur telle que visée dansle chapitre E de arrête royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972les échelles de fonctions des membres du personnel directeur et enseignant,du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédicaldes établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personneldu service d'inspection charge de la surveillance de ces établissements,des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignementpar correspondance et de l'enseignement primaire subventionneet les échelles des grades du personnel des centres psycho-medico-sociauxde l'Etat, et d'autre part, échelle de la fonction de rang 1 ou de rang 2pour laquelle il a fait l'objet d'une nomination ou d'un engagementà titre définitif avant son mandat de Directeur de catégoriePar dérogation à l'alinéa 2, lorsque le membre du personnel bénéficiait,avant son mandat de directeur de catégorie, d'une échelle barémique plusélevée que échelle de fonction 475, le montant de l'allocation estconstitue par la différence entre d'une part échelle de fonction 450 dudirecteur-adjoint telle que visée dans le chapitre F de arrête royal du27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles de fonctions desmembres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaireéducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement del'Etat, des membres du personnel du service d'inspection charge de lasurveillance de ces établissements, des membres du personnel du serviced'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignementprimaire subventionne et les échelles des grades du personnel des centrespsycho-medico-sociaux de l'Etat, et d'autre part échelle de la fonctionde rang 1 ou de rang 2 pour laquelle il a fait l'objet d'une nomination oud'un engagement à titre définitif avant son mandat de directeurde catégorieLorsque le membre du personnel est nomme ou engage à titre définitifdans plusieurs fonctions de rang 1 ou de rang 2, il y a lieu, pour lafixation de l'allocation visée selon les cas aux alinéas 2 ou 3, deprendre en considération chacune de ces fonctions au prorata de celles-ci.2. Le directeur-president désigne dans le respect des articles 15 et 16du décret du 25 juillet 1996 relatif aux charges et emplois des HautesEcoles organisées ou subventionnées par la Communauté française,bénéficie d'une allocation pendant la durée de son mandat.Le montant de cette allocation est constitue par la différence qui existeentre, d'une part, échelle de fonction 480 telle que visée dans lechapitre F de arrête royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 leséchelles de fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, dupersonnel auxiliaire éducation, du personnel paramédical desétablissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel duservice d'inspection charge de la surveillance de ces établissements, desmembres du personnel du service d'inspection de l'enseignement parcorrespondance et de l'enseignement primaire subventionne et les échellesdes grades du personnel des centres psycho-medico-sociaux de l'Etat, etd'autre part, l'échelle de la fonction de rang 1 ou de rang 2 pourlaquelle il a fait l'objet d'une nomination ou d'un engagement à titredéfinitif avant son mandat de directeur-president.Lorsque le membre du personnel est nomme ou engage à titre définitif dansplusieurs fonctions de rang 1 ou de rang 2, il y a lieu, pour la fixationde l'allocation visée à l'alinéa 2, de prendre en considération chacunedes fonctions au prorata de celles-ci.3. Le membre du personnel qui, avant le 1er septembre 1996, était nomme ouengage à titre définitif à la fonction de sous-directeur, de directeurdans l'enseignement supérieur non universitaire des premier et deuxièmedegrés ou de directeur-adjoint, de directeur dans l'enseignement supérieurnon universitaire du troisième degré telles que visées dans arrête del'Exécutif de la Communauté française du 2 octobre 1968 déterminant etclassant les fonctions des membres du personnel directeur et enseignant,du personnel auxiliaire éducation, du personnel paramédical, dupersonnel psychologique, du personnel social des établissementsd'enseignement préscolaire, primaire, spécial, moyen, technique,artistique et supérieur non universitaire de la Communauté française etles fonctions des membres du personnel du service d'inspection charge dela surveillance de ces établissements, bénéficie de la situation la plusfavorable, soit échelle correspondant à son engagement ou sa nominationà titre définitif, soit le traitement relatif à un mandat de directeur decatégorie ou de directeur-president tels que vises aux points 1 et 2ci-dessus.Le directeur de catégorie qui est en outre désigne directeur-presidentbénéficie de l'allocation visée au point 2 ci-dessus.][2 Fonction non élective : 1. Le directeur-adjoint désigné dans le respect de l'article 5 du décret 25 juillet 1996 relatif aux charges et emplois des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté française et de l'article 24 du décret du 21 février 2019 fixant l'organisation de l'enseignement supérieur en Hautes Ecoles bénéficie d'une allocation pendant la durée de sa désignation.
   Le montant de cette allocation est constitué par la différence entre, d'une part, l'échelle de fonction 474 et d'autre part, l'échelle de la fonction de rang 1 ou de rang 2 pour laquelle il a fait l'objet d'une nomination ou d'un engagement à titre définitif avant sa désignation de directeur-adjoint.
   Par dérogation à l'alinéa 2, lorsque le membre du personnel bénéficiait, avant sa désignation de directeur-adjoint, d'une échelle barémique plus élevée que l'échelle de fonction 474, le membre du personnel conserve l'échelle de la fonction de rang 1 ou 2 pour laquelle il a fait l'objet d'une nomination ou d'un engagement à titre définitif avant sa désignation de directeur adjoint.]2
(1)(2)
Art. 1bis. [1 Vanaf 1 januari 2009 wordt voor elk personeelslid in dienstactiviteit dat minstens 57 jaar oud is en dat het maximum van zijn weddeschaal geniet, de waarde van dat maximumbedrag vermeerderd met de waarde van de laatste tussentijdse verhoging van zijn weddeschaal.
   Vanaf 1 januari 2009 wordt voor elk personeelslid in dienstactiviteit dat minstens 58 jaar oud is en dat het maximum van zijn weddeschaal geniet, de waarde van dat maximumbedrag vermeerderd met de waarde van het dubbel van de laatste tussentijdse verhoging van zijn weddeschaal.]1

  [2 Het eerste lid en het tweede lid zijn niet van toepassing op het personeelslid dat, op 1 januari 2015, respectievelijk de leeftijd van 57 jaar of 58 jaar niet bereikt heeft.]2
  
Art. 1erbis. [1 A partir du 1er janvier 2009, tout membre du personnel en activité de service âgé de 57 ans au moins et qui bénéficie du maximum de son échelle de traitement voit la valeur de ce maximum augmentée de la valeur de la dernière augmentation intercalaire de son échelle de traitement.
   A partir du 1er janvier 2009, tout membre du personnel en activité de service âgé de 58 ans au moins et qui bénéficie du maximum de son échelle de traitement voit la valeur de ce maximum augmentée du double de la valeur de la dernière augmentation intercalaire de son échelle de traitement.]1

  [2 Les alinéas 1er et 2 ne sont pas applicables au membre du personnel qui, à la date du 1er janvier 2015, n'a pas atteint respectivement l'âge de 57 ans ou de 58 ans.]2
  
Art. 1ter. [1 Vanaf 1 januari 2015 wordt voor elk personeelslid in dienstactiviteit dat minstens 61 jaar oud is en dat het maximum van zijn weddeschaal geniet, de waarde van dat maximumbedrag vermeerderd met de waarde van de laatste tussentijdse verhoging van zijn weddeschaal op voorwaarde dat het personeelslid de tussentijdse verhoging bedoeld in het eerste lid van artikel 2bis niet genoten heeft.
   Vanaf 1 januari 2015 wordt voor elk personeelslid in dienstactiviteit dat minstens 62 jaar oud is en dat het maximum van zijn weddeschaal geniet, de waarde van dat maximumbedrag vermeerderd met het dubbel van de waarde van de laatste tussentijdse verhoging van zijn weddeschaal op voorwaarde dat het personeelslid de tussentijdse verhoging bedoeld in het tweede lid van artikel 2bis niet genoten heeft. ]1

  
Art. 1ter. [1 A partir du 1er janvier 2015, tout membre du personnel en activité de service, âgé de 61 ans au moins, et qui bénéficie du maximum de son échelle de traitement voit, à condition de ne pas avoir bénéficié de l'augmentation intercalaire visée à l'alinéa 1er de l'article 2bis, la valeur de ce maximum augmentée de la valeur de la dernière augmentation intercalaire de son échelle de traitement.
   A partir du 1er janvier 2015, tout membre du personnel en activité de service, âgé de 62 ans au moins, et qui bénéficie du maximum de son échelle de traitement voit, à condition de ne pas avoir bénéficié de l'augmentation intercalaire visée à l'alinéa 2 de l'article 2bis, la valeur de ce maximum augmentée du double de la valeur de la dernière augmentation intercalaire de son échelle de traitement.]1

  
Art.2. Hoofdstuk F van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat wordt opgeheven behoudens wat de toepassing betreft van artikel 3 van dit besluit.
Art.2. Le chapitre F de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat est abrogé sauf pour l'application de l'article 3 du présent arrêté.
Art.3. In afwijking van artikel 2 blijven de personeelsleden die reeds in dienst waren vóór de inwerkingtreding van dit besluit de weddeschaal genieten die in hoofdstuk F van voormeld besluit van 27 juni 1974 is vastgesteld voor het ambt dat zij uitoefenden, voor zover de bepalingen van artikel 1 voor hen niet gunstiger uitvallen.
  (De meesterassistenten, die niet houder zijn van een diploma van hoger niveau van graad 3, aan wie de schaal 415 wordt toegewezen bij toepassing van hoofdstuk F van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat, genieten de schaal 422 indien zij houder zijn van het Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het Hoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in Hogescholen.)
Art.3. Par dérogation à l'article 2, les membres du personnel entrés en fonction avant l'entrée en vigueur du présent arrêté continuent à bénéficier, pour la fonction qu'ils exerçaient, l'échelle barémique fixée au chapitre F de l'arrêté du 27 juin 1974 précité, pour autant que les dispositions de l'article 1 ne leur soient pas plus favorables.
  (Les maîtres-assistants, non porteurs d'un diplôme du niveau supérieur du 3e degré, à qui est attribuée l'échelle 415 en application du chapitre F de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical des établissements d'enseignements de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat, bénéficient de l'échelle 422, s'ils sont en possession du certificat d'aptitude pédagogique approprié à l'enseignement supérieur (CAPAES) en Hautes Ecoles.)
Art. 3bis. <INGEVOEGD bij BFG 2005-07-08/60, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2005 en Opheffing : 15-01-2007> De specifieke weddeschalen die overeenkomstig artikel 1 toegekend worden aan de leden van het onderwijzend personeel die houder zijn van het Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het Hoger Onderwijs (CAPAES)(GPBHO) in Hogescholen, zijn van toepassing op deze personeelsleden de dag waarop de CAPAES-GPBHO Commissie haar met redenen omklede beslissing van toekenning van het Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het Hoger Onderwijs voorlegt voor homologatie aan de Regering of, bij gebreke daarvan, op de vervaldatum van een termijn van vier of zes maanden bedoeld in artikel 3, § 1, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 21 november 2002 tot bepaling van de samenstelling en de werking van de GPBHO-Commissie genomen bij toepassing van artikel 8 van het decreet van 17 juli 2002 tot bepaling van het Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid voor het Hoger Onderwijs (GPBHO) (CAPAES) in de Hogescholen en van de voorwaarden voor het verkrijgen ervan, indien deze laatste datum voorgaand is aan de eerste.
Art. 3bis. Les échelles de traitement spécifiques attribuées conformément à l'article 1er aux membres du personnel enseignant porteurs du Certificat d'aptitude pédagogique approprié à l'Enseignement supérieur (CAPAES) en Hautes Ecoles, sont appliquées à ces membres du personnel à la date à laquelle la Commission CAPAES soumet sa décision motivée d'attribution du CAPAES à l'homologation du Gouvernement ou, à défaut, à la date d'échéance du délai de quatre ou six mois prévu par l'article 3, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 21 novembre 2002 définissant notamment la composition et le fonctionnement de la Commission CAPAES pris en application de l'article 8 du décret du 17 juillet 2002 définissant le Certificat d'aptitude pédagogique approprié à l'Enseignement supérieur (CAPAES) en Hautes Ecoles et ses conditions d'obtention, si cette dernière date est antérieure à la première.
Art.4. De Minister-Voozitster, tot wier bevoegdheid het statuut van de personeelsleden van het onderwijs behoort en de Minister tot wiens bevoegdheid het Hoger Onderwijs behoort, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.4. La Ministre-Présidente ayant le statut des membres du personnel de l'enseignement dans ses attributions et le Ministre ayant l'Enseignement supérieur dans ses attributions sont chargés de l'exécution du présent arrêté.
Art.5. Dit besluit treedt in werking op de datum van het begin van het academiejaar 1999-2000.
Art.5. Le présent arrêté entre en vigueur à la date de la rentrée de l'année académique 1999-2000.
Bijlage.
Annexe.
Art. N. BIJLAGE. [1 TABEL VAN DE WEDDESCHALEN OP 1 DECEMBER 2006.
Art. N. ANNEXE. - [1 Tableau des échelles de traitement au 1er décembre 2010
 Schalen van de klasse (22 jaar) 
216231241
16.594,37 - 29.183,8120.327,93 - 32.969,0018.638,76 - 31.279,83
3/1 x 546,493/1 x 557,333/1 x 557,33
1/2 x 896,3312/2 x 914,0912/2 x 914,09
1/2 x 913,04  
10/2 x 914,06  
   
245249/1 
19.552,84 - 32.193,9121.299,92 - 33.940,99 
3/1 x 557,333/1 x 557,33 
12/2 x 914,0912/2 x 914,09 
  
Schalen van de klasse (22 jaar)21623124116.594,37 - 29.183,8120.327,93 - 32.969,0018.638,76 - 31.279,833/1 x 546,493/1 x 557,333/1 x 557,331/2 x 896,3312/2 x 914,0912/2 x 914,091/2 x 913,0410/2 x 914,06245249/119.552,84 - 32.193,9121.299,92 - 33.940,993/1 x 557,333/1 x 557,3312/2 x 914,0912/2 x 914,09
Echelles de la classe (22 ans)
216
   17.081,45 - 29.670,89
  11 x 546,49
  11 x 1.093,38
  13 x 896,33
  12 x 913,04
  102 x 914,06
231
   20.815,01 - 33.456,08
  11 x 557,33
  11 x 1.114,66
  13 x 914,09
  112 x 914,09
241
  19.125,84 - 31.766,91
  11 x 557,33
  11 x 1.114,66
  13 x 914,09
  112 x 914,09
245
   20.039,92 - 32.680,99
  11 x 557,33
  11 x 1.114,66
  13 x 914,09
  112 x 914,09
  
249/1
   21.787,00 - 34.428,07
  11 x 557,33
  11 x 1.114,66
  13 x 914,09
  112 x 914,09
   
Echelles de la classe (23 ans)
340
   20.039,92 - 34.724,12
  11 x 646,49
  11 x 1.292,98
  12 x 646,49
  112 x 1.099,84
348
   18.940,09 - 33.624,29
  11 x 646,49
  11 x 1.292,98
  12 x 646,49
  112 x 1.099,84
350
   22.447,71 - 37.131,91
  11 x 646,49
  11 x 1.292,98
  12 x 646,49
  112 x 1.099,84
  
 
Echelles de la classe (24 ans)
411
  20.039,92 - 36.337,08
  11 x 691,13
  11 x 1.382,26
  13 x 1.293,07
  102 x 1.293,07
415
   21.333,02 - 37.630,18
  11 x 691,13
  11 x 1.382,26
  13 x 1.293,07
  102 x 1.293,07
422
   23.740,80 - 40.037,96
  11 x 691,13
  11 x 1.382,26
  13 x 1.293,07
  102 x 1.293,07
434
   26.490,45 - 42.787,61
  11 x 691,13
  11 x 1.382,26
  13 x 1.293,07
  102 x 1.293,07
  
435
   31.149,95 - 42.787,58
  19 x 1.293,07
  82 x 1.293,07
436
   28.155,10 - 44.452,26
  11 x 691,13
  11 x 1.382,26
  13 x 1.293,07
  102 x 1.293,07
436/1
   30.602,64 - 46.899,80
  11 x 691,13
  11 x 1.382,26
  13 x 1.293,07
  102 x 1.293,07
437
   32.814,65 - 44.452,28
  19 x 1.293,07
  82 x 1.293,07
  
445
   35.088,66 - 51.385,82
  11 x 691,13
  11 x 1.382,26
  13 x 1.293,07
  102 x 1.293,07
446
   39.748,14 - 51.385,77
  19 x 1.293,07
  82 x 1.293,07
  
[1 474
   29.214,08 - 45.823,60
   11 x 713,41
   11 x 1.426,82
   13 x 1.315,39
   102 x 1.315,39]1
   
(1)<ACF 2021-02-25/08, art. 2, 015; En vigueur : 01-01-2021>
Echelles de la classe (22 ans)216
   17.081,45 - 29.670,89
  11 x546,49
  11 x1.093,38
  13 x896,33
  12 x913,04
  102 x914,06231
   20.815,01 - 33.456,08
  11 x557,33
  11 x1.114,66
  13 x914,09
  112 x914,09241
  19.125,84 - 31.766,91
  11 x557,33
  11 x1.114,66
  13 x914,09
  112 x914,09245
   20.039,92 - 32.680,99
  11 x557,33
  11 x1.114,66
  13 x914,09
  112 x914,09
249/1
   21.787,00 - 34.428,07
  11 x557,33
  11 x1.114,66
  13 x914,09
  112 x914,09Echelles de la classe (23 ans)340
   20.039,92 - 34.724,12
  11 x646,49
  11 x1.292,98
  12 x646,49
  112 x1.099,84348
   18.940,09 - 33.624,29
  11 x646,49
  11 x1.292,98
  12 x646,49
  112 x1.099,84350
   22.447,71 - 37.131,91
  11 x646,49
  11 x1.292,98
  12 x646,49
  112 x1.099,84
Echelles de la classe (24 ans)411
  20.039,92 - 36.337,08
  11 x691,13
  11 x1.382,26
  13 x1.293,07
  102 x1.293,07415
   21.333,02 - 37.630,18
  11 x691,13
  11 x1.382,26
  13 x1.293,07
  102 x1.293,07422
   23.740,80 - 40.037,96
  11 x691,13
  11 x1.382,26
  13 x1.293,07
  102 x1.293,07434
   26.490,45 - 42.787,61
  11 x691,13
  11 x1.382,26
  13 x1.293,07
  102 x1.293,07
435
   31.149,95 - 42.787,58
  19 x1.293,07
  82 x1.293,07436
   28.155,10 - 44.452,26
  11 x691,13
  11 x1.382,26
  13 x1.293,07
  102 x1.293,07436/1
   30.602,64 - 46.899,80
  11 x691,13
  11 x1.382,26
  13 x1.293,07
  102 x1.293,07437
   32.814,65 - 44.452,28
  19 x1.293,07
  82 x1.293,07
445
   35.088,66 - 51.385,82
  11 x691,13
  11 x1.382,26
  13 x1.293,07
  102 x1.293,07446
   39.748,14 - 51.385,77
  19 x1.293,07
  82 x1.293,07[1 474
   29.214,08 - 45.823,60
   11 x 713,41
   11 x 1.426,82
   13 x 1.315,39
   102 x 1.315,39]1
(1)
  Schalen van de klasse (23 jaar)
340348350
19.552,84 - 34.237,0418.453,01 - 33.137,2121.960,63 - 36.644,83
4/1 x 646,494/1 x 646,494/1 x 646,49
11/2 x 1.099,8411/2 x 1.099,8411/2 x 1.099,84
  
34034835019.552,84 - 34.237,0418.453,01 - 33.137,2121.960,63 - 36.644,834/1 x 646,494/1 x 646,494/1 x 646,4911/2 x 1.099,8411/2 x 1.099,8411/2 x 1.099,84
-
  Schalen van de klasse (24 jaar)
-
411415422
19.552,84 - 35.850,0020.845,94 - 37.143,1023.253,72 - 39.550,88
3/1 x 691,133/1 x 691,133/1 x 691,13
11/2 x 1.293,0711/2 x 1.293,0711/2 x 1.293,07
   
434435436
26.003,37 - 42.300,5330.662,87 - 42.300,5027.668,02 - 43.965,18
3/1 x 691,131/9 x 1 293,073/1 x 691,13
11/2 x 1.293,078/2 x 1.293,0711/2 x 1.293,07
   
436/1437445
30.115,56 - 46.412,7232.327,57 - 43.965,2034.601,58 - 50.898,74
3/1 x 691,131/9 x 1.293,073/1 x 691,13
11/2 x 1.293,078/2 x 1.293,0711/2 x 1 293,07
   
 446 
 39.261,06 - 50.898,69 
 1/9 x 1 293,07 
 8/2 x 1 293,07 
[1 474
   29.214,08 - 45.823,60
   11 x 713,41
   11 x 1.426,82
   13 x 1.315,39
   102 x 1.315,39]1
  
(1)<BFG 2021-02-25/08, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
41141542219.552,84 - 35.850,0020.845,94 - 37.143,1023.253,72 - 39.550,883/1 x 691,133/1 x 691,133/1 x 691,1311/2 x 1.293,0711/2 x 1.293,0711/2 x 1.293,0743443543626.003,37 - 42.300,5330.662,87 - 42.300,5027.668,02 - 43.965,183/1 x 691,131/9 x 1 293,073/1 x 691,1311/2 x 1.293,078/2 x 1.293,0711/2 x 1.293,07436/143744530.115,56 - 46.412,7232.327,57 - 43.965,2034.601,58 - 50.898,743/1 x 691,131/9 x 1.293,073/1 x 691,1311/2 x 1.293,078/2 x 1.293,0711/2 x 1 293,0744639.261,06 - 50.898,691/9 x 1 293,078/2 x 1 293,07[1 474
   29.214,08 - 45.823,60
   11 x 713,41
   11 x 1.426,82
   13 x 1.315,39
   102 x 1.315,39]1
(1)
-
Art. Nbis. (NOTE : l'ACF 2007-03-30/56, art. 4-6, mentionne un Chapitre F' du présent arrêté. Il s'agit apparemment d'un chapitre de l'AR 1974-06-27/30, non repris par Justel.)