Artikel M. Aan de lokale mandatarissen worden steeds hogere eisen gesteld inzake professionaliteit, beschikbaarheid en inzet ten behoeve van de lokale bevolking. Dit maatschappelijk engagement verdient een terechte waardering in de vorm van een aangepast sociaal en financieel statuut. De vaststelling daarvan is, wat de gemeenten betreft, de bevoegdheid van de federale overheid.
Gelijklopend met de hierna volgende aanbevelingen en tevens in het licht van parlementaire initiatieven om het statuut van de lokale mandataris te verbeteren, zal voor de OCMW's het Koninklijk besluit van 15 december 1977 betreffende de bezoldiging van de voorzitters en de presentiegelden van de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn vervangen worden door een Besluit van de Vlaamse regering.
Binnen onze bevoegdheden bevelen wij de lokale en provinciale overheden aan een aantal maatregelen te treffen die kunnen bijdragen tot de verbetering van de lokale bestuurskwaliteit in het algemeen en die de leden van de raden beter waarderen voor hun inzet bij de uitoefening van hun mandaat. Zij hebben betrekking op materiële en infrastructurele faciliteiten voor de raadsleden en de politieke fracties, de vorming van mandatarissen, het presentiegeld voor deelname aan de vergaderingen. Hieromtrent worden de raden uitgenodigd de nodige reglementen te treffen.
1. Versterking van de lokale democratie - werking van raden en politieke fracties.
De gemeenten zijn de basispijlers van onze democratie. Hun werking is gefundeerd op de besluitvorming in de gemeenteraden, die krachtens artikel 117 van de Nieuwe Gemeentewet bevoegd zijn voor de uitoefening van alles wat van gemeentelijk belang is. Een gelijkaardige bepaling is terug te vinden in artikel 24 van de Organieke Wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn.
De raad is, als verkozen vertegenwoordiging van de bevolking, gelegitimeerd om beslissingen te treffen die de lokale gemeenschap aanbelangen. Hij heeft ook de opdracht controle uit te oefenen op de werking van het college van burgemeester en schepenen dat op basis van artikel 123 van de NGW belast is met de uitvoering van de gemeenteraadsbesluiten en het dagelijks beheer van de gemeente, respectievelijk op de voorzitter van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, het vast bureau en de bijzondere comité's.
Deze controletaak is vanuit democratisch oogpunt bijzonder belangrijk. Vanuit het administratief toezicht op de gemeenten en provincies is dan ook reeds bij omzendbrief van 25 juli 1997 aan de gouverneurs en aan de administratie gevraagd te zorgen voor een maximale klantvriendelijkheid bij de behandeling van eventuele ernstig geformuleerde bezwaren. Deze circulaire wordt hier in herinnering gebracht. De provinciegouverneurs en de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn dienen dezelfde klantvriendelijkheid aan de dag te leggen bij de behandeling van klachten betreffende de OCMW's. Na goedkeuring van de gewijzigde OCMW-wet door het Vlaams Parlement zal de toepassing van gelijkaardige regels in OCMW-verband nog versterkt worden.
Daarnaast bevelen wij de lokale bestuursverantwoordelijken aan om de werking van de politieke fracties van de raden te ondersteunen, door hun, waar mogelijk, de nodige infrastructuur ter beschikking te stellen, wat kan gebeuren in de vorm van onder meer een lokaal en de toegang tot telefoon, fax en kopieerfaciliteiten. In dezelfde context kan ten laste van de begroting een gemeenschappelijke ongevallenverzekering en een verzekering wegens beroepsaansprakelijkheid afgesloten worden. Desgevallend kan de ondersteuning van de gemeente- en OCMW-raadsfracties ook gebeuren via de toekenning van een toelage ten laste van de gemeentebegroting.
Met het oog op een gezinsvriendelijke werking is het nuttig om terugbetaling van bijkomende kosten, veroorzaakt door de specifieke gezinssituatie (vb.
voor opvang van kinderen, ouderen, zieke en mindervalide gezinsleden,...) mogelijk te maken.
Onder coördinatie van de secretaris dient de administratie zich te organiseren voor het verstrekken van alle nuttige informatie ten behoeve van de raadsleden, voor zover die betrekking heeft op het bestuur. Wij bevelen aan deze informatieopdracht zo te organiseren dat hij ook buiten de normale werktijden verzorgd kan worden.
Wij brengen nog in herinnering dat ingevolge de wijziging van de nieuwe gemeentewet van 11 juli 1994 met het oog op de versterking van de gemeentelijke democratie, de gemeenteraadsleden bijkomende troeven in handen hebben gekregen.
Door deze wijziging hebben gemeenteraadsleden inzagerecht, kunnen zij afschriften nemen van bestuursdocumenten, hebben zij toegang tot de gemeentelijke instellingen en kunnen zij vragen stellen aan het personeel bij het uitoefenen van hun inzagerecht.
Met betrekking tot de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn voorziet artikel 36 van de organieke wet van 8 juli 1976 eveneens in een uitgebreid inzagerecht. Wij bevelen sterk aan dat de huishoudelijke reglementen tevens bepalingen zouden bevatten omtrent het nemen van afschriften van akten, stukken en dossiers, de toegang tot de diensten en instellingen, en het stellen van mondelinge en schriftelijke vragen.
Vanuit het administratief toezicht zal streng toegezien op een correcte naleving van deze bepalingen.
Wat de provincies betreft, doen wij hierbij trouwens dezelfde aanbevelingen.
2. Vorming
Een ernstige uitoefening van het lokaal mandaat vergt een specifieke deskundigheid. Samen met de administraties Binnenlandse Aangelegenheden en Gezin en Maatschappelijk Welzijn worden vormingsinitiatieven genomen onder meer ten behoeve van de mandatarissen. Deze verlopen in nauw overleg met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten.
De besturen kunnen ook eigen vormingactiviteiten ontwikkelen en/of individuele initiatieven (financieel) ondersteunen.
Voor provinciemandatarissen is de deelname aan vormingsactiviteiten uiteraard van eenzelfde belang. Daarom is het aan te bevelen dat ook zij er zouden aan deelnemen teneinde hun deskundigheid m.b.t. de beleidsvoering te vergroten.
3. Presentiegelden
Bij omzendbrief van 22 maart 1995 werden inzake de presentiegelden die aan gemeenteraadsleden kunnen toegekend worden voor hun deelname aan de vergaderingen van gemeenteraden en commissies, drie maximumbedragen vooropgesteld, variërend naargelang het aantal inwoners in de gemeente.
Teneinde de daadwerkelijke inzet van de raadsleden van alle gemeenten evenredig te honoreren, bevelen wij aan het onderscheid tussen de gemeenten niet meer te behouden. Wij verzetten er ons derhalve niet tegen dat in de toekomst, rekening houdend met de eigenheid van het lokaal bestuur, de presentiegelden voor de raadsleden zouden verhoogd worden tot een maximumbedrag van 3000 BEF. Hierover wordt overleg gepleegd tussen het gemeentebestuur en het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn.
Daarnaast wordt eveneens het verbod om méér dan één presentiegeld per dag toe te kennen aan de raadsleden opgeheven. Aan ieder raadslid zal derhalve voor elke vergadering van de raad, het vast bureau, de bijzondere comité's en de commissies, waaraan hij/zij op eenzelfde dag deelneemt, gesteld uiteraard dat het om afzonderlijke vergaderingen gaat, een presentiegeld kunnen worden toegekend. Weliswaar dienen in het huishoudelijk reglement terzake waarborgen ingebouwd te worden betreffende de effectieve aanwezigheid gedurende de vergaderingen.
Wat de presentiegelden van de OCMW-raadsleden betreft, besliste de Vlaamse regering de desbetreffende beperkende bepalingen die zijn opgenomen in hoofdstuk III van het voormelde Koninklijk besluit van 15 december 1977 niet meer op te nemen in het besluit van de Vlaamse regering.
Wat het presentiegeld betreft dat provincieraadsleden ontvangen voor hun deelname aan de vergaderingen van de provincieraad, de commissies en de afdelingen, wordt verwezen naar artikel 61, tweede lid van de provinciewet. Dit houdt in dat, zoals in het verleden, alleen presentiegelden kunnen worden uitgekeerd wanneer provincieraadsleden deelnemen aan de vergaderingen die deze bepaling expliciet en limitatief aanwijst, met name de vergaderingen van de provincieraad, de commissies en de afdelingen, met andere woorden vergaderingen die in verband staan met de werking van de provincie als publiekrechtelijk rechtspersoon.
De in een vorige alinea toegelaten cumulatie voor vergaderingen van gemeenteraden en commissies geldt dus in de huidige stand van de regelgeving niet voor de leden van de provincieraden.
Niettemin verzetten wij er ons niet tegen dat aan OCMW-raadsleden, provincieraadsleden en gemeenteraadsleden die deelnemen aan activiteiten zoals bv. colloquia en studievergaderingen, terugbetaling zou gedaan worden van de door hen gemaakte, en bewezen, kosten. In het algemeen verzetten wij ons trouwens niet tegen de vergoeding van raadsleden voor de kosten door hen in het kader van de uitoefening van hun mandaat gemaakt, wanneer ze die kunnen bewijzen.
Ik verzoek u, Mevrouw de Gouverneur, mijnheer de Gouverneur, de gemeentebesturen en de OCMW's kennis te geven van deze omzendbrief via publicatie in het Bestuursmemoriaal. Volledigheidshalve zend ik aan alle besturen rechtstreeks een afschrift van deze omzendbrief.
Deze omzendbrief kan ook geconsulteerd worden via PubliLink of Internet op het volgende url adres :
- voor PubliLink : http://publiwww.vlaanderen.be/aba/omzend.htm
- voor Internet : http://www.vlaanderen.be/ned/sites/binnenland/OMZEND.HTM
L. Peeters,
Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting.
L. Martens,
Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
17 MAART 1998. - Omzendbrief BA-98/01 betreffende het statuut van de lokale en provinciale mandataris Enkele kwaliteitsbevorderende maatregelen.
Titre
17 MARS 1998. - Circulaire BA-98/01 relative au statut des mandataires locaux et provinciaux. - Mesures favorisant la qualité.
Informations sur le document
Info du document
Tekst (1)
Texte (1)
Article M. Circulaire non reprise en français, voir version néerlandaise.