Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
30 JANUARI 1997. - Paritair Comité voor de voedingsnijverheid. - Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 januari 1997. - Toekenning van het brugpensioen aan de werklieden en werksters van de industriële en ambachtelijke bakkerijen, de kleinbanketbakkerijen, de ambachtelijke roomijsfabrikanten en suikerbakkers en de consumptiesalons bij een ambachtelijke banketbakkerij (Overeenkomst geregistreerd op 10 april 1997 onder het nummer 43832/CO/118.03).
Titre
30 JANVIER 1997. - Convention collective de travail du 30 janvier 1997 de la Commission paritaire de l'industrie alimentaire. - Octroi de la prépension aux ouvriers et ouvrières des boulangeries industrielles et artisanales, pâtisseries artisanales, glaciers et confiseurs artisanaux et des salons de consommation annexés à une pâtisserie artisanale (Convention enregistrée le 10 avril 1997, sous le numéro 43832/CO/118.03).
Tekst (10)
Texte (10)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
CHAPITRE I. - Champ d'application.
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden en werksters van de ondernemingen die, en tot de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid behoren, en die bijdrageplichtig zijn aan het "Waarborg- en Sociaal Fonds van de industriële en kleinbakkerij en kleinbanketbakkerij".
  Zijn bijgevolg uitgesloten van het toepassingsgebied, de werkgevers die in de onmogelijkheid verkeren de bijdragen aan het fonds te betalen ten gevolge van een sluiting van de onderneming, aangezien de waarborg van betaling van de bijkomende vergoeding dan wordt verzekerd door het "Fonds tot vergoeding van de ingeval van sluiting van de onderneming ontslagen werknemers" ingevolge artikel 2 van de wet van 30 juni 1967.
Article 1. La présente convention collective de travail est applicable aux employeurs et aux ouvriers et ouvrières des entreprises qui à la fois relèvent de la compétence de la Commission paritaire de l'industrie alimentaire et cotisent au " Fonds social et de garantie de la boulangerie industrielle et artisanale et de la pâtisserie artisanale ".
  Sont par conséquent exclus du champ d'application, les employeurs qui sont dans l'impossibilité de cotiser au fonds, pour cause de fermeture d'entreprise, la garantie du paiement de l'indemnité complémentaire étant alors assurée par le " Fonds d'indemnisation des travailleurs licenciés en cas de fermeture d'entreprise " en vertu de l'article 2 de la loi du 30 juin 1967.
HOOFDSTUK II. - Beschikkingen.
CHAPITRE II. - Dispositions.
Art.2. De leeftijd om in het genot te treden van het brugpensioen zoals bedoeld bij hoofdstuk III van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling voor aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers, indien zij worden ontslagen, behalve in geval van dringende reden, in de zin van de wetgeving op de arbeidsovereenkomsten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975 en zoals van toepassing gebracht ten laste van het "Waarborg- en Sociaal Fonds van de industriële en kleinbakkerij en kleinbanketbakkerij" door de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1976, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 november 1976, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 17 december 1976, wordt uitgebreid tot de werklieden van 58 jaar en ouder. Aan voornoemde leeftijdsvoorwaarde moet worden voldaan :
  - de dag waarop de opzeggingstermijn werkelijk een einde neemt, indien de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt opgezegd met een opzeggingstermijn;
  - de dag van verbreking van de overeenkomst indien de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt opgezegd zonder opzeggingstermijn.
Art.2. Le régime de l'indemnité complémentaire visée au Chapitre III de la convention collective de travail n° 17, conclue le 19 décembre 1974 au sein du Conseil national du Travail, instaurant un régime d'indemnité complémentaire pour certains travailleurs âgés, en cas de licenciement, sauf en cas de motif grave au sens de la législation sur les contrats de travail, rendue obligatoire par arrêté royal du 16 janvier 1975, publié au Moniteur belge du 31 janvier 1975 et tel que mis en application à charge du " Fonds social et de garantie de la boulangerie industrielle et artisanale et de la pâtisserie artisanale " par la convention collective de travail du 1er juillet 1976, rendue obligatoire par arrêté royal du 10 novembre 1976, publié au Moniteur belge du 17 décembre 1976, est étendu aux ouvriers âgés de 58 ans et plus. Il doit être satisfait à la condition d'âge précitée :
  - le jour où le délai de préavis prend fin définitivement, si le contrat de travail est résilié par l'employeur moyennant un délai de préavis;
  - le jour de la rupture du contrat, si le contrat de travail est résilié par l'employeur sans délai de préavis.
Art.3. De opzegging voorzien in artikel 2, kan, onder voorbehoud van de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten, het gevolg zijn van een initiatief van de werkgever en/of de werkman of werkster.
Art.3. Sans préjudice des dispositions de la loi du 3 juillet 1978 sur les contrats de travail, le licenciement dont question à l'article 2 peut être la conséquence d'une initiative de l'employeur et/ou de l'ouvrier ou de l'ouvrière.
Art.4. § 1. De werklieden en werksters die in 1997 of 1998 de leeftijd van 58 of 59 jaar bereiken en die in brugpensioen worden gesteld moeten overeenkomstig het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, vijfentwintig jaar effectief gepresteerd werk of gelijkgestelde dagen bewijzen.
  § 2. Indien zij bruggepensioneerd zijn op de leeftijd van 60 jaar of meer, dan moeten zij :
  - hetzij het bewijs kunnen leveren dat ze verbonden zijn geweest door een arbeidsovereenkomst gedurende tenminste tien jaar met werkgevers behorende tot hetzelfde paritair comité tijdens de periode van vijftien jaar voorafgaand aan de aanvang van de opzeggingstermijn of van de door de opzeggingstermijn gedekte periode;
  - hetzij het bewijs kunnen leveren van twintig jaar arbeid in loondienst of gelijkgestelde dagen en dit, nog steeds in uitvoering van het koninklijk besluit van 7 december 1992 bovengenoemd.
  § 3. Het ogenblik waarop de anciënniteit wordt bepaald is :
  - de dag waarop de opzeggingstermijn werkelijk een einde neemt, indien de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt opgezegd met een opzeggingstermijn;
  - de dag van verbreking van de overeenkomst indien de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt opgezegd zonder opzeggingstermijn.
Art.4. § 1er. Les ouvriers et ouvrières qui atteignent en 1997 ou 1998 l'âge de 58 ou 59 ans et qui sont mis en prépension doivent, conformément à l'arrêté royal du 7 décembre 1992 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle, justifier de vingt-cinq ans de travail effectif ou de journées assimilées.
  § 2. S'ils sont prépensionnés à l'âge de 60 ans ou plus, ils doivent :
  - soit justifier d'avoir été lié(e)s pendant au moins dix ans par un contrat de travail avec des employeurs ressortissant à la même commission paritaire durant les quinze dernières années, c'est-à-dire les quinze années précédant la prise de cours du délai de préavis ou de la période couverte par l'indemnité de congé;
  - soit justifier de vingt ans de travail salarié ou de journées assimilées et ce, toujours en application de l'arrêté royal du 7 décembre 1992 précité.
  § 3. Le moment auquel on se place pour apprécier l'ancienneté est :
  - le jour où le délai de préavis prend fin définitivement, si le contrat de travail est résilié par l'employeur moyennant un délai de préavis;
  - le jour de la rupture du contrat, si le contrat de travail est résilié par l'employeur sans délai de préavis.
Art.5. § 1. De werkgevers moeten voorzien in de vervanging van de bruggepensioneerde, met naleving van de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 december 1992 bovengenoemd.
  § 2. Het sociaal fonds kan zich niet, in geen enkel opzicht en in geen enkel geval in de plaats stellen van de werkgever, wat de sancties betreffen voorzien door het koninklijk besluit van 7 december 1992, betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen voor de werkgever, die de bepalingen van hetzelfde besluit inzake de verplichte vervanging niet naleeft.
Art.5. § 1er. Les employeurs, doivent remplacer le prépensionné, en respectant les conditions stipulées par l'arrêté royal du 7 décembre 1992 précité.
  § 2. Le fonds social ne se substitue à aucun titre et en aucun cas à l'employeur, en ce qui concerne les sanctions prévues par l'arrêté royal du 7 décembre 1992, relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle, pour l'employeur qui ne respecte pas les dispositions du même arrêté, en matière de remplacement obligatoire.
Art.6. Het sociaal fonds zal de financiële lasten dragen van de capitatieve maandelijkse bijdragen ingevoerd door de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door de programmawet van 22 december 1989 en dit, specifiek voor de bruggepensioneerde arbeiders en arbeidsters krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 maart 1991, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 27 mei 1992, en krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 maart 1993, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 december 1993, en krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1995, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 mei 1996, en krachtens deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art.6. Le fonds social supportera la charge financière des cotisations capitatives mensuelles instaurées par la loi du 29 décembre 1990 portant des dispositions sociales et par la loi-programme du 22 décembre 1989 et ce, exclusivement pour les ouvriers et ouvrières prépensionnés en vertu de la convention collective de travail du 14 mars 1991, rendue obligatoire par arrêté royal du 27 mai 1992, et en vertu de la convention collective de travail du 25 mars 1993, rendue obligatoire par arrêté royal du 3 décembre 1993, et en vertu de la convention collective de travail du 17 mai 1995, rendue obligatoire par arrêté royal du 8 mai 1996, et en vertu de la présente convention collective de travail.
HOOFDSTUK III. - Geldigheid.
CHAPITRE III. - Validité.
Art. 7. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 17 mei 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, tot toekenning van het brugpensioen aan de werklieden en werksters van de industriële en ambachtelijke bakkerijen, de kleinbanketbakkerijen, de ambachtelijke roomijsfabrikanten en suikerbakkers en de consumptiesalons bij een ambachtelijke banketbakkerij, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 mei 1996 (Belgisch Staatsblad van 12 juli 1996). (Nota van JUSTEL : dit opschrift en deze publicatiedatum schijnen niet overeenstemmend; het gaat misschien om de CAO 1995-05-17/47, op 10-04-1996 gepubliceerd.)
  Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde tijd van zes maanden. Zij heeft uitwerking met ingang van 31 december 1996 en houdt op van kracht te zijn op 30 juni 1997.
  Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 16 juli 1997.
  (Voor het KB, zie %%1997-07-16/47%%).
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET
Art. 7. La présente convention collective de travail remplace celle du 17 mai 1995, conclue au sein de la Commission paritaire de l'industrie alimentaire, octroyant la prépension aux ouvriers et ouvrières des boulangeries industrielles et artisanales, pâtisseries artisanales, glaciers et confiseurs artisanaux et des salons de consommation annexés à une pâtisserie artisanale, rendue obligatoire par arrêté royal du 8 mai 1996 (Moniteur belge du 12 juillet 1996). (Note de Justel : ce titre et cette date de publication ne semblent pas concorder; il s'agit peut-être de la CCT 1995-05-17/47, publiée le 10-04-1996.)
  La présente convention collective de travail est conclue pour une durée déterminée de six mois. Elle produit ses effets le 31 décembre 1996 et cesse d'être en vigueur le 30 juin 1997.
  Vu pour être annexé à l'arrêté royal du 16 juillet 1997.
  (Pour l'AR, voir %%1997-07-16/47%%).
  La Ministre de l'Emploi et du Travail,
  Mme M. SMET