| NL (wetwijzer.be) | FR (lisloi.be)

Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)
Retour

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
16 DECEMBER 1991. - Decreet betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's. (Vertaling) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-07-1997 en tekstbijwerking tot 31-10-2025)
Titre
16 DECEMBRE 1991. - Décret relatif à la formation et la formation continue dans les Classes moyennes et les PME. (Traduction) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 02-07-1997 et mise à jour au 31-10-2025)
Informations sur le document
Numac: 1992033017
Datum: 1991-12-16
Info du document
Numac: 1992033017
Date: 1991-12-16
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. HOOFDSTUK II. - Inhoud van de opleiding en van ... Eerste afdeling. - De basisopleiding. Onderafdeling 1. [1 De aanloopleertijd]1 Onderafdeling 1.1. [1 - De leertijd.]1 Onderafdeling 2. - De opleiding tot onderneming... Afdeling 2. - Voortgezette opleiding. Afdeling 3. - Omscholing. Afdeling 4. [1 - Voorbereiding op de examens vo... HOOFDSTUK III. - Pedagogische bijscholing. HOOFDSTUK IV. - Structuur van de opleiding en v... Afdeling 1. - Het Instituut voor opleiding en v... Onderafdeling 1. - De raad van bestuur. Onderafdeling 2. - Opdrachten van de raad van b... Onderafdeling 3. - Het dagelijks bestuur. Onderafdeling 4. - Het personeel. Onderafdeling 5. - Controle. Afdeling 2. - De centra voor opleiding en voort... Afdeling 3. - De leersecretarissen. Afdeling 4. HOOFDSTUK IV.1. [1 Vertrouwelijkheid en bescher... HOOFDSTUK V. - Financiële bepalingen. HOOFDSTUK VI. - Opheffings-, overgangs- en slot...
Table des matières
CHAPITRE I. - Dispositions générales. CHAPITRE II. - Contenu de la formation et de la... Section 1. - La formation de base. Sous-section 1. [1 La formation élémentaire]1 Sous-section 1.1. [1 - L'apprentissage]1 Sous-section 2. - La formation de chef d'entrep... Section 2. - La formation continue. Section 3. - La reconversion. Section 4. [1 - Préparation aux examens présent... CHAPITRE III. - Le perfectionnement pédagogique. CHAPITRE IV. - Structure de la formation et de ... Section 1. - L'Institut pour la formation et la... Sous-section 1. - Le conseil d'administration. Sous-section 2. - Missions du conseil d'adminis... Sous-section 3. - Gestion journalière. Sous-section 4. - Personnel. Sous-section 5. - Contrôle. Section 2. - Les centres de formation et de for... Section 3. - Les secrétaires d'apprentissage. Section 4. Chapitre IV.1 [1 Confidentialité et protection ... CHAPITRE V. - Disposition financières. CHAPITRE VI. - Dispositions abrogatoires, trans...
Tekst (87)
Texte (87)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
CHAPITRE I. - Dispositions générales.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit decreet dient te worden verstaan onder :
  1. (Regering) : de (Regering) van de Duitstalige Gemeenschap;
  2. Instituut : het " Institut für Aus- und Weiterbildung im Mittelstand und in kleinen und mittleren Unternehmen " (Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's).
  3. Centra : de centra voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's [1 of het centrum voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's dat uit verschillende locaties bestaat]1[2 ;]2
  [2 4° onderwijsinspectie: de dienst die is opgericht krachtens het decreet van 25 juni 2012 over de onderwijsinspectie, het adviespunt voor schoolontwikkeling en het adviespunt voor inclusie en integratie in het onderwijs en die de taken uitoefent die hem bij dat decreet worden opgedragen;
   5° Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften: het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vermeld in artikel 93.24 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen;
   6° opleidingsonderneming: economisch bedrijf of een vergelijkbare instelling die ressorteert onder een vrij beroep of onder de openbare diensten;
   7° Algemene Verordening Gegevensbescherming: Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene Verordening Gegevensbescherming).]2
  

Modifications

[1]  <DDG 2021-06-28/11, art. 126, 023; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
[2]  <DDG 2023-06-26/12, art. 42, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Article 1. Pour l'application du présent décret, on entend par :
  1° (Gouvernement) : le (Gouvernement) de la Communauté germanophone;
  2° Institut : l'Institut für Aus- und Weiterbildung im Mittelstand und in kleinen und mittleren Unternehmen (Institut pour la formation et la formation continue dans les Classes moyennes et les PME);
  3° Centres : les centres de formation et de formation continue dans les Classes moyennes et les PME [1 ou l'Institut pour la formation et la formation continue dans les classes moyennes et les PME qui regroupe plusieurs implantations]1[2 ;]2
  [2 4° inspection scolaire : le service institué par le décret du 25 juin 2012 relatif à l'inspection scolaire, la guidance en développement scolaire et la guidance pour l'inclusion et l'intégration, qui assure les missions qui lui sont confiées par le même décret;
   5° Commission de soutien : la Commission de soutien mentionnée à l'article 93.24 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées;
   6° entreprise formatrice : une entreprise économique ou un établissement comparable relevant soit d'une profession libérale soit des services publics;
   7° règlement général sur la protection des données : le règlement 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE (règlement général sur la protection des données).]2
  

Modifications

[1]  <DCG 2021-06-28/11, art. 126, 023; En vigueur : 01-06-2021>
[2]  <DCG 2023-06-26/12, art. 42, 026; En vigueur : 01-07-2023>
Art.2. De opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's zijn toepasselijk op de zelfstandige beroepen die kunnen worden vertegenwoordigd in de Hoge Raad voor de Middenstand, ingericht door de gecoördineerde wetten betreffende de organisatie van de Middenstand (koninklijk besluit van 28 mei 1979).
  (De Regering kan de toepassing van dit decreet tot de beroepen uitbreiden die door haar, op advies van het instituut en van de subregionale tewerkstellingsdienst, bepaald worden.)
Art.2. La formation et la formation continue dans les Classes moyennes et les PME s'appliquent aux professions indépendantes susceptibles d'être représentées au Conseil supérieur des Classes moyennes institué par les lois coordonnées relatives à l'organisation des Classes moyennes (arrêté royal du 28 mai 1979).
  (Le Gouvernement peut étendre l'application du présent décret aux métiers déterminés par lui sur avis de l'Institut et du Comité subrégional de l'emploi et de la formation.)
Art.3. De opleiding en de voortgezette opleiding bestaan hoofdzakelijk uit :
  1° de basisopleiding;
  2° de voortgezette opleiding;
  3° de omscholing.
  Dit decreet is bovendien van toepassing op de pedagogische bijscholing.
Art.3. La formation et la formation continue dans les Classes moyennes et les PME sont principalement constituées par :
  1° la formation de base;
  2° la formation continue;
  3° la reconversion.
  Ce décret est également applicable au perfectionnement pédagogique.
Art.4. De programma's van de cursussen en van de activiteiten van de opleiding en van de voortgezette opleiding worden bepaald door de (Regering) op voorstel van het Instituut.
Art.4. Les programmes des cours et activités de la formation et de la formation continue sont fixés par le (Gouvernement) sur proposition de l'Institut.
HOOFDSTUK II. - Inhoud van de opleiding en van de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's.
CHAPITRE II. - Contenu de la formation et de la formation continue dans les Classes moyennes et les PME.
Eerste afdeling. - De basisopleiding.
Section 1. - La formation de base.
Art.5. De basisopleiding maakt het mogelijk de nodige bekwaamheid te verwerven om een zelfstandig beroep uit te oefenen.
  Zij bestaat uit [1 drie]1 stadia :
  [1 1° de aanloopleertijd die, als individuele voorbereiding op de leertijd, bedoeld is voor personen die door ontoereikende schoolse of sociale competenties gerichte ondersteuning nodig hebben vóór de leertijd;]1
  [1 2°]1 de leertijd die ertoe strekt in een algemene, technische en praktische basisopleiding te voorzien die voorbereidt op de opleiding tot ondernemingshoofd;
  [1 3°]1 de opleiding tot ondernemingshoofd die een algemene, technische, commerciële, financiële en administratieve opleiding verstrekt met het oog op de opleiding van een kleine of middelgrote onderneming, de uitoefening van een leidende functie in zo'n onderneming of de uitoefening van een zelfstandig beroep.
  

Modifications

[1]  <DDG 2023-06-26/12, art. 43, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art.5. La formation de base permet d'acquérir les compétences nécessaires à l'exercice d'une profession indépendante.
  Elle comprend [1 trois]1 degrés :
  [1 1° la formation élémentaire, en tant que préparation individuelle à l'apprentissage destinée aux personnes qui, en raison de compétences scolaires ou sociales insuffisantes, ont besoin d'un soutien ciblé avant l'apprentissage;]1
  [1 2°]1 l'apprentissage, qui tend à assurer une formation générale, technique et pratique de base, préparatoire à la formation de " chef d'entreprise ";
  [1 3°]1 la formation de " chef d'entreprise ", qui dispense une formation générale, technique, commerciale, financière et administrative en vue de la direction d'une petite ou moyenne entreprise, de l'exercice d'une fonction de cadre dans une telle entreprise ou de l'exercice d'une profession indépendante.
  

Modifications

[1]  <DCG 2023-06-26/12, art. 43, 026; En vigueur : 01-07-2023>
Art.6. De (Regering) bepaalt onder inachtneming van artikel 2 en na advies van het Instituut de beroepen waarvoor in [1 een aanloopleertijd, een leertijd en/of]1 een opleiding tot ondernemingshoofd kan worden voorzien.
  

Modifications

[1]  <DDG 2023-06-26/12, art. 44, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art.6. Le (Gouvernement) détermine conformément à l'article 2 et sur avis de l'Institut les professions qui peuvent faire l'objet [1 d'une formation élémentaire,]1 d'un apprentissage et/ou d'une formation de chef d'entreprise.
  

Modifications

[1]  <DCG 2023-06-26/12, art. 44, 026; En vigueur : 01-07-2023>
Art. 6.1. [1 De Regering bepaalt rekening houdend met artikel 2 en op advies van het Instituut evenals van de Sociaaleconomische Raad van de Duitstalige Gemeenschap de beroepen waarvoor in het kader van de opleiding tot meester [2 of in het kader van een duale bacheloropleiding aan een erkende hogeschool]2 een meesterschapsstage kan worden beëindigd."
   De meesterschapsstage wordt niet aangeboden voor beroepen waarvoor reeds een basisopleiding in de vorm van een leertijd in de Duitstalige Gemeenschap bestaat[2 , tenzij de Regering een afwijking toestaat voor de duale bacheloropleidingen aan een erkende hogeschool.]2.]1
  

Modifications

[1]  <Ingevoegd bij DDG 2009-05-25/27, art. 62, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2009>
[2]  <DDG 2018-06-18/08, art. 54, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Art. 6.1. [1 Le Gouvernement détermine, tout en tenant compte de l'article 2 et après avis de l'institut et du Conseil économique et social de la Communauté germanophone, les métiers pour lesquels, dans le cadre d'une formation de maîtrise [2 ou d'un cycle d'études en alternance suivi au sein d'une haute école agréée, et menant à un bachelor]2, un stage volontaire de maîtrise peut être suivi.
   Le stage volontaire de maîtrise n'est pas proposé sur les métiers pour lesquels il est déjà proposé en formation initiale au niveau de l'enseignement de la Communauté germanophone[2 , sous réserve d'une dérogation, donnée par le Gouvernement, relative aux cycles d'études en alternance suivis au sein d'une haute école agréée, et menant à un bachelor ]2.]1
  

Modifications

[1]  <Inséré par DCG 2009-05-25/27, art. 62, 010; En vigueur : 01-06-2009>
[2]  <DCG 2018-06-18/08, art. 54, 020; En vigueur : 01-07-2018>
Onderafdeling 1. [1 De aanloopleertijd]1
Sous-section 1. [1 La formation élémentaire]1
Art. 6.2. [1 § 1 - De aanloopleertijd omvat een praktische opleiding in een door het Instituut erkende opleidingsonderneming, aangevuld met cursussen die voorbereiden op de leertijd.
   § 2 - De aanloopleertijd houdt het sluiten van een leerovereenkomst door bemiddeling van een leersecretaris in voor de duur van de aanloopleertijd.
   § 3 - Door de leerovereenkomst:
   1° verbindt het ondernemingshoofd zich ertoe aan de op te leiden persoon een algemene, technische en praktische basisopleiding als voorbereiding op de leertijd te verstrekken of te laten verstrekken;
   2° verbindt de op te leiden persoon zich ertoe de praktijk van het beroep te leren onder de leiding en het toezicht van het ondernemingshoofd en/of de opleider en aan de voor zijn opleiding nodige cursussen, tests en examens deel te nemen.
   § 4 - De deelneming aan de cursussen, tests en examens bedoeld in paragraaf 3 alsmede de in paragraaf 2 bedoelde bemiddeling van de leersecretaris zijn kosteloos voor de leerling en zijn ouders of voogd.
   § 5 - De Regering legt op advies van het Instituut het volgende vast:
   1° de voorwaarden voor de toelating tot de aanloopleertijd;
   2° de voorwaarden die de ondernemingen moeten vervullen om een praktische opleiding in het kader van een leerovereenkomst te verstrekken alsmede de voorwaarden waaronder de aan een onderneming toegekende toelating om op te leiden personen op te leiden, kan worden ingetrokken;
   3° de duur van de aanloopleertijd;
   4° de periode waarin de leerovereenkomsten kunnen worden gesloten;
   5° de bepalingen betreffende de inhoud, de vorm, de goedkeuring en de intrekking van de leerovereenkomst;
   6° de voorwaarden voor de organisatie van de cursussen, tests en examens;
   7° de voorwaarden waaronder attesten kunnen worden verstrekt wanneer onderdelen van de aanloopleertijd werden gevolgd.]1
  

Modifications

[1]  <Ingevoegd bij DDG 2023-06-26/12, art. 46, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art. 6.2. [1 § 1er - La formation élémentaire comprend une formation pratique dans une entreprise formatrice agréée par l'Institut, formation complétée par des cours préparatoires à l'apprentissage.
   § 2 - La formation élémentaire suppose la conclusion d'un contrat d'apprentissage, pour la durée de cette formation, par l'intermédiaire d'un secrétaire d'apprentissage.
   § 3 - Par le contrat d'apprentissage :
   1° le chef d'entreprise s'engage à donner ou à faire donner à l'apprenant une formation générale, technique et pratique de base, préparatoire à l'apprentissage;
   2° l'apprenant s'engage à apprendre la pratique de la profession sous la direction et la surveillance du chef d'entreprise et/ou du formateur ainsi qu'à participer aux cours, tests et examens nécessaires à sa formation.
   § 4 - La participation aux cours, tests et examens mentionnés au § 3 ainsi que l'intervention du secrétaire d'apprentissage mentionnée au § 2 sont gratuites pour l'apprenti ou, selon le cas, les parents ou le tuteur de l'apprenti.
   § 5 - Sur avis de l'Institut, le Gouvernement fixe :
   1° les conditions d'admission à la formation élémentaire;
   2° les conditions que les entreprises doivent remplir pour dispenser une formation pratique dans le cadre du contrat d'apprentissage ainsi que les conditions auxquelles une entreprise peut se voir retirer l'autorisation de former des apprenants;
   3° la durée de la formation élémentaire;
   4° la période pour la conclusion des contrats d'apprentissage;
   5° les dispositions relatives au contenu, à la forme, à l'approbation et au retrait du contrat d'apprentissage;
   6° les conditions d'organisation des cours, tests et examens;
   7° les conditions dans lesquelles des attestations de fréquentation peuvent être délivrées lorsque la formation a été partiellement suivie.]1
  

Modifications

[1]  <Inséré par DCG 2023-06-26/12, art. 46, 026; En vigueur : 01-07-2023>
Onderafdeling 1.1. [1 - De leertijd.]1
Sous-section 1.1. [1 - L'apprentissage]1
Art.7. § 1. De leertijd omvat een praktische opleiding in een opleidingsonderneming gecontroleerd door het Instituut, deze opleiding wordt aangevuld met algemene en beroepscursussen, tests en examens.
  [Onder "opleidingsonderneming" verstaat men een economisch bedrijf of een vergelijkbare inrichting ressorterend onder een vrij beroep of onder de openbare diensten.]
  § 2. [6 ...]6.
  § 3. Door de leerovereenkomst :
  - verbindt het ondernemingshoofd er zich toe aan de leerling een algemene, technische en praktische basisopleiding te geven of te laten geven, die voorbereidt op de opleiding tot ondernemingshoofd;
  - verbindt de leerling er zich toe de praktijk van het beroep aan te leren onder de leiding en het toezicht van het ondernemingshoofd en aan de voor zijn opleiding nodige leergangen, tests en examens deel te nemen.
  § 4. Indien het ondernemingshoofd het ouderlijk gezag of de voogdij op de leerling uitoefent, sluit het ondernemingshoofd een gecontroleerd leerakkoord met de erkende leersecretaris af.
  Het leerakkoord impliceert dezelfde verplichtingen als die bedoeld in § 3 voor de leerovereenkomst.
  § 5. De deelneming aan de cursussen, tests en examens bedoeld in § 1 alsmede de in de §§ 2, 3 en 4 bedoelde bemiddeling van de erkende leerlingssecretaris zijn kosteloos voor de leerling en/of zijn ouders of zijn voogd.
  § 6. De leertijd wordt regelmatig geëvalueerd en met een eindeleertijdsexamen afgesloten.
  De leerlingen die voor de examens slagen verkrijgen een eindeleertijdsgetuigschrift waarvan het model door de [Regering] vastgelegd wordt.
  [1 Aan de houders van een na 1 september 2008 bij toepassing van het tweede lid uitgereikte eindeleertijdsgetuigschrift [5 die het derde jaar van het algemeen of technisch secundair onderwijs of het vierde jaar van het secundair beroepsonderwijs voltooid hebben of in het bezit zijn van een daarmee gelijkgesteld studiegetuigschrift]5, wordt bovendien het studiegetuigschrift van het zesde jaar van het secundair beroepsonderwijs uitgereikt. Het model hiervan wordt door de Regering bepaald.
   De uitreiking van het in het derde lid vermelde studiegetuigschrift van het zesde jaar van het secundair beroepsonderwijs is aan de volgende voorwaarden onderworpen :
   1. [3 het Instituut biedt de onderwijsinspectie de mogelijkheid om de taken vermeld in artikel 6, eerste lid, 1°, a), en b), van het decreet van 25 juni 2012 over [4 de onderwijsinspectie, het adviespunt voor schoolontwikkeling en het adviespunt voor inclusie en integratie in het onderwijs]4 uit te oefenen in de centra voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's;]3
   2. Het Instituut houdt voor de in het kader van de leertijdopleiding georganiseerde algemene cursussen rekening met de in het Gemeenschapsonderwijs toepasbare studieprogramma's en leerplannen van het zesde jaar van het secundair beroepsonderwijs.]1
  § 7. De [Regering] bepaalt op advies van het Instituut :
  1° de voorwaarden van toelating tot de leertijd;
  2° [de voorwaarden die de ondernemingen moeten vervullen om een praktische opleiding in het kader van een leerovereenkomst of van een gecontroleerd leerakkoord te verstrekken alsmede de voorwaarden waaronder de toelating om leerlingen op te leiden aan een onderneming kan worden ingetrokken;]
  3° de duur van de leertijd;
  4° de periode voor de afsluiting van de leerovereenkomsten of gecontroleerde leerakkoorden;
  5° de bepalingen betreffende de inhoud, de vorm, de goedkeuring en de intrekking van de leerovereenkomst of van het gecontroleerd leerakkoord;
  6° de voorwaarden van organisatie van de cursussen, tests en examens;
  [6 6.1 de voorwaarden waaronder op te leiden personen met specifieke onderwijsbehoeften extra ondersteund kunnen worden; onder 'op te leiden personen met specifieke onderwijsbehoeften' wordt verstaan:
   a) op te leiden personen met een zintuiglijke beperking of een waarnemingsstoornis;
   b) op te leiden personen met leerstoornissen;
   c) op te leiden personen met een lichamelijke beperking of een tijdelijke functiebeperking;]6
  7° de omstandigheden waaronder attesten kunnen verstrekt worden wanneer een leer gedeeltelijk bezocht wordt;
  8° de omstandigheden waaronder stagiairs, in het kader van nationale en internationale projekten van opleiding en voortgezette opleiding, gedeeltelijk aan een leer mogen deelnemen.
  

Modifications

[1]  <DDG 2009-05-25/27, art. 63, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2009>
[2]  <DDG 2010-06-28/08, art. 39, 011; Inwerkingtreding : 01-06-2009>
[3]  <DDG 2012-06-25/09, art. 39, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
[4]  <DDG 2019-05-06/10, art. 102, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
[5]  <DDG 2021-06-28/11, art. 127, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
[6]  <DDG 2023-06-26/12, art. 48, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art.7. § 1. L'apprentissage comporte une formation pratique dispensée dans une entreprise formatrice contrôlée par l'Institut, formation complétée par des cours généraux et professionnels, des tests et des examens.
  [Par " entreprise formatrice ", l'on entend une entreprise économique ou un établissement comparable relevant soit d'une profession libérale soit des services publics.]
  § 2. [6 ...]6
  § 3. Par le contrat d'apprentissage :
  - un chef d'entreprise s'engage à donner ou à faire donner à un apprenti une formation générale, technique et pratique de base, préparatoire à la formation de chef d'entreprise;
  - un apprenti s'engage à apprendre la pratique de la profession sous la direction et la surveillance du chef d'entreprise et à suivre les cours nécessaires à sa formation, à participer aux tests et aux examens.
  § 4. Si le chef d'entreprise exerce sur l'apprenti l'autorité parentale ou la tutelle, il conclut un accord contrôlé d'apprentissage avec le secrétaire d'apprentissage agréé.
  L'accord d'apprentissage implique les mêmes obligations que celles visées au § 3 pour le contrat d'apprentissage.
  § 5. La participation aux cours, tests et examens visés au § 1er ainsi que l'intervention du secrétaire d'apprentissage agréé sont gratuites pour l'apprenti et/ou les parents ou le tuteur de l'apprenti.
  § 6. L'apprentissage fait l'objet d'une évaluation régulière et est clôturé par un examen de fin d'apprentissage.
  Les apprentis qui réussissent l'examen reçoivent un certificat de fin d'apprentissage dont le modèle est fixé par l'Exécutif.
  [1 Aux titulaires d'un certificat d'aptitudes professionnelles délivré après septembre 2008 en application de l'alinéa 2, [5 qui ont terminé avec fruit la troisième année de l'enseignement secondaire général ou technique ou la quatrième année de l'enseignement secondaire professionnel ou qui sont en possession d'un titre y assimilé]5, est également délivré un certificat de fin de sixième année de l'enseignement secondaire professionnel dont le modèle est fixé par le Gouvernement.
   L'octroi d'un certificat de fin de sixième année de l'enseignement secondaire professionnel tel que mentionné à l'alinéa 3 est grevé des conditions suivantes :
   1. [3 l'Institut permet à l'inspection scolaire de mener dans les centres de formation et de formation continue dans les Classes moyennes et les PME les missions mentionnées à l'article 6, alinéa 1er, 1°, a) et b), du décret du 25 juin 2012 relatif à l'inspection scolaire [4 , la guidance en développement scolaire et la guidance pour l'inclusion et l'intégration]4;]3
   2. l'institut de formation tient compte, pour les cours généraux dispensés dans le cadre de la formation professionnelle, des programmes d'études et plans de formation utilisés dans l'enseignement communauté pour la sixième année d'enseignement secondaire professionnel.]1
  § 7. Le [Gouvernement] arrête sur avis de l'Institut :
  1° les conditions d'accès à l'apprentissage;
  2° [les conditions que les entreprises doivent remplir pour dispenser une formation pratique dans le cadre du contrat d'apprentissage ou de l'accord contrôlé d'apprentissage ainsi que les conditions auxquelles une entreprise peut se voir retirer l'autorisation de former des apprentis;]
  3° la durée de l'apprentissage;
  4° la période pour la conclusion des contrats d'apprentissage et des accords contrôlés d'apprentissage;
  5° les dispositions relatives au contenu, à la forme, à l'approbation et au retrait du contrat d'apprentissage ou de l'accord contrôlé d'apprentissage;
  6° les conditions d'organisation des cours, tests et examens;
  [6 6.1° les conditions dans lesquelles les apprenants nécessitant un soutien spécifique peuvent être davantage soutenus; par "apprenants nécessitant un soutien spécifique", il faut entendre :
   a) les apprenants souffrant de troubles sensoriels ou de la perception;
   b) les apprenants souffrant de troubles de performance partiels;
   c) les apprenants souffrant de troubles moteurs ou d'un déficit fonctionnel temporaire;]6
  7° les conditions dans lesquelles des attestations de fréquentation peuvent être délivrées lorsque la formation d'apprenti a été partiellement suivie;
  8° les conditions dans lesquelles des stagiaires, dans le cadre de projets nationaux et internationaux de formation et de formation continue, peuvent suivre partiellement une formation d'apprenti.
  

Modifications

[1]  <DCG 2009-05-25/27, art. 63, 010; En vigueur : 01-06-2009>
[2]  <DCG 2010-06-28/08, art. 39, 011; En vigueur : 01-06-2009>
[3]  <DCG 2012-06-25/09, art. 39, 016; En vigueur : 01-09-2013>
[4]  <DCG 2019-05-06/10, art. 102, 021; En vigueur : 01-09-2019>
[5]  <DCG 2021-06-28/11, art. 127, 023; En vigueur : 01-07-2021>
[6]  <DCG 2023-06-26/12, art. 48, 026; En vigueur : 01-07-2023>
Onderafdeling 2. - De opleiding tot ondernemingshoofd.
Sous-section 2. - La formation de chef d'entreprise.
Art.8. § 1. De opleiding tot ondernemingshoofd omvat een theoretische en een praktische opleiding.
  De theoretische opleiding omvat cursussen bedrijfsbeheer en beroepskennis.
  De praktische opleiding is hoofdzakelijk gericht op de problemen die zich in het beheer van een kleine of middelgrote onderneming voordoen op technisch, commercieel, financieel en administratief-technisch gebied.
  § 2. De opleiding tot ondernemingshoofd wordt regelmatig geëvalueerd en met een eindopleidingsexamen afgesloten.
  (tweede lid verkeerdelijk vertaald, voor de tekst, zie Franse versie)
  § 3. De (Regering) bepaalt op advies van het Instituut :
  1° de voorwaarden van toelating tot de opleiding tot ondernemingshoofd;
  2° de voorwaarden die de ondernemingen moeten vervullen om een praktische opleiding te verstrekken;
  3° de duur van de opleiding;
  4° de voorwaarden van de organisatie van de cursussen, tests en examens;
  5° de omstandigheden waaronder attesten verstrekt worden wanneer een opleiding tot ondernemingshoofd gedeeltelijk gevolgd wordt;
  6° de omstandigheden waaronder stagiairs, in het kader van nationale en internationale projekten van opleiding en voortgezette opleiding, een opleiding tot ondernemingshoofd in de Duitstalige Gemeenschap gedeeltelijk mogen volgen;
  7° de omstandigheden waaronder versnelde cursussen over het bestuur van ondernemingen kunnen plaatsvinden onder inachtneming van de uitvoeringsbepalingen van de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
  8° de omstandigheden waaronder er aan de stagiairs, in het kader van nationale en internationale projekten van opleiding en voortgezette opleiding, en aan de deelnemers aan de versnelde cursussen over het bestuur van ondernemingen een attest verstrekt mag worden wanneer ze een opleiding tot ondernemingshoofd gedeeltelijk gevolgd hebben.
Art.8. § 1. La formation de chef d'entreprise comprend une formation théorique et une formation pratique.
  La formation théorique comprend des cours de gestion et de connaissances professionnelles.
  La formation pratique est axée principalement sur les problèmes qui se posent dans la gestion d'une petite ou moyenne entreprise sur les plans technique, commercial, financier et administratif.
  § 2. La formation de chef d'entreprise fait l'objet d'une évaluation régulière et est clôturée par un examen de fin de formation de futur chef d'entreprise.
  Les candidats qui réussissent l'examen reçoivent un certificat de fin de formation de futur chef d'entreprise dont le modèle est fixé par l'Exécutif.
  § 3. Le (Gouvernement) arrête, après avis de l'Institut :
  1° les conditions d'admission à la formation de chef d'entreprise;
  2° les conditions que les entreprises doivent remplir pour dispenser une formation pratique;
  3° la durée de la formation;
  4° les conditions d'organisation des cours, tests et examens.
  5° les conditions dans lesquelles des attestations de fréquentation peuvent être octroyées lorsque la formation de chef d'entreprise n'a pas été entièrement suivie;
  6° les conditions dans lesquelles des stagiaires, dans le cadre de projets nationaux et internationaux de formation et de formation continue, peuvent suivre partiellement une formation de chef d'entreprise en Communauté germanophone;
  7° les conditions dans lesquelles des cours accélérés de gestion peuvent être dispensés tout en respectant les dispositions exécutoires de la loi du 15 décembre 1970 sur l'exercice des activités professionnelles dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat;
  8° les conditions dans lesquelles des stagiaires, dans le cadre de projets nationaux et internationaux de formation et de formation continue, et les élèves des cours accélérés de gestion peuvent recevoir une attestation de fréquentation pour une formation de chef d'entreprise qui n'a pas été entièrement suivie.
Art.9. De cursussen, tests en examens die gericht zijn op de basisopleiding worden door de erkende centra georganiseerd.
Art.9. Les cours, tests et examens de la formation de base sont organisés par les centres agréés.
Art. 9.1. [1 De meesterschapsstage bereidt overeenkomstig de artikelen 8 en 9 voor [2 op het eindopleidingsexamen of op de examens van een duale bacheloropleiding aan een erkende hogeschool]2. Om een meesterschapsstage te kunnen volgen moet de meesterschapsstagiair kunnen bewijzen, dat hij met vrucht het hoger secundair onderwijs beëindigd heeft.
   De Regering legt na advies door het Instituut het volgende vast :
   1. de algemene voorwaarden van de meesterschapsstage;
   2. de administratieve uitvoering van de meesterschapsstage;
   3. de toelatingsvoorwaarden voor de opleidingsondernemingen;
   4. de toelatingsvoorwaarden voor de meesterschapsstagiairs;
   5. de contractuele voorwaarden;
   6. de plichten van de meesterschapsstagiair;
   7. de plichten van het ondernemingshoofd;
   8. de opzeggingsmodaliteiten.]1
  

Modifications

[1]  <Ingevoegd bij DDG 2009-05-25/27, art. 64, 010; Inwerkingtreding : 01-06-2009>
[2]  <DDG 2018-06-18/08, art. 55, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Art. 9.1. [1 Le stage volontaire de maîtrise prépare conformément aux articles 8 et 9 à l'examen de maîtrise [2 ou aux examens de bachelor d'un cycle d'études en alternance suivi au sein d'une haute école agréée]2. Afin de pouvoir suivre un stage volontaire de maîtrise, le stagiaire doit pouvoir attester de la réussite de son cycle d'enseignement secondaire supérieur.
   Sur avis de l'institut de formation, le Gouvernement fixe les éléments suivants :
   1. les conditions générales du stage volontaire de maîtrise;
   2. les règles administratives du stage volontaire de maîtrise;
   3. les conditions d'agrément de l'entreprise de formation;
   4. les conditions d'agrément du stagiaire volontaire;
   5. les termes du contrat de stage;
   6. les devoirs du stagiaire;
   7. les devoirs du chef d'entreprise;
   8. les modalités d'annulation du contrat de stage.]1
  

Modifications

[1]  <Inséré par DCG 2009-05-25/27, art. 64, 010; En vigueur : 01-06-2009>
[2]  <DCG 2018-06-18/08, art. 55, 020; En vigueur : 01-07-2018>
Afdeling 2. - Voortgezette opleiding.
Section 2. - La formation continue.
Art.10. § 1. De voortgezette opleiding biedt degenen, die de opleiding als leerling of de opleiding tot ondernemingshoofd met succes hebben beëindigd, alsook de leden van een onderneming die één van de in artikel 2 bedoelde beroepen uitoefenen, de mogelijkheid om hun beroepsbekwaamheid te verhogen door ze aan de technologische, economische, sociale en juridische ontwikkeling aan te passen.
  § 2. De voortgezette opleiding bevat :
  1° de vervolmaking;
  2° de bijscholing.
Art.10. § 1. La formation continue permet aux personnes qui ont achevé avec succès l'apprentissage ou la formation de chef d'entreprise ainsi qu'aux membres d'une entreprise exerçant l'une des professions visées à l'article 2 d'accroître leur capacité professionnelle, notamment en l'adaptant aux évolutions technologiques, économiques et sociales.
  § 2. La formation continue comprend :
  1° le recyclage;
  2° le perfectionnement.
Art. 10bis. <INGEVOEGD bij DDG 1998-06-29/30, art. 52; Inwerkingtreding : 18-07-1998> In afwijking van artikel 2 en artikel 10, § 1 kunnen alle personen die een zelfstandig beroep uitoefenen en alle medewerkers die in de KMO's werkzaam zijn een voortgezette opleiding genieten.
Art. 10bis. Par dérogation aux articles 2 et 10, § 1er, toutes les personnes qui exercent une profession indépendante et tous les collaborateurs occupés dans des petites et moyennes entreprises peuvent bénéficier d'une formation continue.
Art. 10ter. <INGEVOEGD bij DDG 2001-06-25/37, art. 15; Inwerkingtreding : 12-10-2001> In afwijking van de artikelen 2 en 10, § 1, kunnen de personen die bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap als werkzoekenden ingeschreven zijn en met hem een individuele vormingsovereenkomst hebben afgesloten voor de betreffende opleiding, overeenkomst die aan de voorschriften van de artikelen 15 en 16 van het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 12 juni 1985 betreffende de toekenning van sommige voordelen aan de personen die een beroepsopleiding ontvangen beantwoordt, voor de voortgezette opleiding in aanmerking komen door middel van een kaderovereenkomst afgesloten in de naam van de [1 door de Regering bepaalde dienst]1.
  

Modifications

[1]  <DDG 2023-11-13/19, art. 11, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 10ter. Par dérogation aux articles 2 et 10, § 1er, les personnes inscrites en tant que demandeurs d'emploi [1 auprès du service désigné par le Gouvernement ]1 et ayant conclu [1 avec ledit service]1 un contrat de formation individuel pour la formation concernée, contrat qui répond au prescrit des articles 15 et 16 de l'arrêté de l'Exécutif de la Communauté germanophone du 12 juin 1985 relatif à l'octroi de certains avantages aux personnes recevant une formation professionnelle, peuvent bénéficier de la formation continue par le biais d'un accord-cadre conclu [1 au nom du service désigné par le Gouvernement]1.
  

Modifications

[1]  <DCG 2023-11-13/19, art. 11, 025; En vigueur : 01-01-2024>
Art.11. De vervolmaking zorgt voor een voortgezette opleiding m.b.t. de problemen die zich in een onderneming voordoen op het technisch, economisch, sociaal, juridisch en menselijk vlak.
  Ze kan inzonderheid door conferenties, studiedagen, seminaria, symposia en congressen verwezenlijkt worden.
  Deze vervolmakingsactiviteiten kunnen zowel door de centra als ook door de beroeps- en interprofessionele verenigingen worden georganiseerd.
Art.11. Le recyclage assure une formation continue en ce qui concerne les problèmes qui se posent dans une entreprise sur les plans technique, économique, juridique, social et humain.
  Il peut notamment se concrétiser sous forme de conférences, journées d'études, séminaires, colloques ou congrès.
  Ces activités de recyclages peuvent être organisées non seulement par les centres, mais aussi par les associations professionnelles et interprofessionnelles.
Art.12. De bijscholing heeft tot doel de kennis van de problemen die zich in een onderneming voordoen op het technisch, economisch, juridisch, sociaal en menselijk vlak grondig bij te werken; ze kan ook tot doel hebben grondig op te leiden tot nieuwe technieken.
  Ze wordt in de vorm van cursussen verwezenlijkt die meer dan 30 uren in een volledige cyclus omvatten en slechts door de centra georganiseerd worden.
Art.12. Le perfectionnement assure la mise à jour approfondie des connaissances relatives aux problèmes qui se posent dans une entreprise sur les plans technique, économique, juridique, social et humain; il peut également avoir pour objet la formation approfondie à des techniques nouvelles.
  Il se concrétise sous forme de cours qui totalisent plus de 30 heures en cycle complet et sont exclusivement organisés par les centres.
Art. 12bis. <INGEVOEGD bij DDG 2001-06-25/37, art. 16; Inwerkingtreding : 12-10-2001> Op advies van het Instituut bepaalt de Regering
  1° de duur van de voortgezette opleiding en
  2° de voorwaarden m.b.t. de erkenning van de opleiding.
Art. 12bis. Sur avis de l'Institut, le Gouvernement fixe :
  1° la durée de la formation continue;
  2° les conditions d'agréation de la formation continue.
Afdeling 3. - Omscholing.
Section 3. - La reconversion.
Art.13. § 1. De omscholing biedt de personen die de leertijd of de opleiding tot ondernemingshoofd met succes beëindigd hebben alsmede de leden van een onderneming die één van de beroepen bedoeld in artikel 2 uitoefenen en om dringende redenen van beroep moeten veranderen, een beroepsbekwaamheid m.b.t. een ander in artikel 2 bedoeld beroep te verwerven door middel van theoretische en praktische cursussen die door de erkende centra worden georganiseerd.
  § 2. De (Regering) legt op advies van het Instituut vast :
  1° de voorwaarden voor de toelating tot de omscholing;
  2° de duur van de omscholing;
  3° de voorwaarden voor de organisatie van de omscholing;
  4° de voorwaarden voor het verstrekken van een getuigschrift.
Art.13. § 1. La reconversion permet aux personnes qui ont achevé avec succès l'apprentissage ou la formation de chef d'entreprise ou aux membres d'une entreprise exerçant l'une des professions visées à l'article 2 et devant changer d'activité professionnelle pour des motifs impérieux, d'obtenir une capacité professionnelle pour une autre des professions visées à l'article 2, et ce grâce à des cours théoriques et pratiques organisés par les centres.
  § 2. Sur avis de l'Institut, le (Gouvernement) fixe :
  1° les conditions d'admission à la reconversion;
  2° la durée de la reconversion;
  3° les conditions d'organisation de la reconversion;
  4° les conditions d'octroi d'un certificat.
Afdeling 4. [1 - Voorbereiding op de examens voor de examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap voor het secundair onderwijs]1
Section 4. [1 - Préparation aux examens présentés devant le jury d'examen de la Communauté germanophone pour l'enseignement secondaire]1
Art. 13.1. [1 § 1. De cursussen ter voorbereiding op de examens voor het behalen van het getuigschrift van het hoger secundair beroepsonderwijs die door de erkende centra worden gegeven in de vorm van beroepsbegeleiding, bereiden voor op de examens voor de examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap voor het secundair onderwijs en brengen de daartoe noodzakelijke competenties bij.
   Tot de cursussen vermeld in het eerste lid worden de personen toegelaten die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden vervat in artikel 18, § 1, van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs.
   § 2. De Regering legt op advies van het Instituut het volgende vast :
   1° de duur van de cursussen;
   2° de inhoud van de cursussen;
   3° de voorwaarden voor de organisatie van de cursussen.]1
  

Modifications

[1]  <Ingevoegd bij DDG 2010-10-25/05, art. 20, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
Art. 13.1. [1 § 1er. Les cours préparant à l'obtention du certificat d'enseignement professionnel secondaire supérieur et organisés comme formation en cours de carrière par les centres reconnus préparent aux examens présentés devant le jury d'examen de la Communauté germanophone pour l'enseignement secondaire et transmettent les compétences requises à cet effet.
   Sont admises aux cours visés au premier alinéa les personnes qui satisfont aux conditions d'admission mentionnées à l'article 18, § 1er, de l'arrêté royal du 29 juin 1984 relatif à l'organisation de l'enseignement secondaire.
   § 2. Sur avis de l'Institut, le Gouvernement fixe :
   1° la durée des cours;
   2° le contenu des cours;
   3° les conditions d'organisation des cours.]1
  

Modifications

[1]  <Inséré par DCG 2010-10-25/05, art. 20, 012; En vigueur : 01-09-2010>
Art. 13.2. [1 § 1 - De cursussen ter voorbereiding op de examens voor het behalen van het getuigschrift van het lager secundair beroepsonderwijs die door de erkende centra worden gegeven in de vorm van beroepsbegeleiding, bereiden voor op de examens voor de examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap voor het secundair onderwijs en brengen de daartoe noodzakelijke competenties bij.
   Tot de cursussen vermeld in het eerste lid worden de volgende personen toegelaten : de personen met een leerovereenkomst en de personen die de middenstandsleertijd met vrucht volbracht hebben en houder zijn van het eindeleertijdsgetuigschrift of van een buiten België behaalde en door de Regering als met het eindeleertijdsgetuigschrift gelijkwaardig verklaarde titel van een middenstandsopleiding.
   § 2 - De Regering legt na advies van het Instituut het volgende vast :
   1° de duur van de cursussen;
   2° de inhoud van de cursussen;
   3° de voorwaarden voor de organisatie van de cursussen.]1
  

Modifications

[1]  <Ingevoegd bij DDG 2018-06-18/08, art. 56, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
Art. 13.2. [1 § 1er - Les cours préparant à l'obtention du certificat d'enseignement secondaire professionnel inférieur et organisés comme formation en cours de carrière par des centres reconnus préparent aux examens présentés devant le jury d'examen de la Communauté germanophone pour l'enseignement secondaire et transmettent les compétences requises à cet effet.
   Sont admises aux cours mentionnés à l'alinéa 1er les personnes sous contrat d'apprentissage et celles qui ont terminé avec fruit un apprentissage des classes moyennes et sont porteuses du certificat d'apprentissage ou d'un certificat de formation dans les classes moyennes obtenu à l'étranger et déclaré équivalent par le Gouvernement.
   § 2 - Sur avis de l'Institut, le Gouvernement fixe les éléments suivants :
   1° la durée des cours;
   2° le contenu des cours;
   3° les conditions d'organisation des cours.]1
  

Modifications

[1]  <Inséré par DCG 2018-06-18/08, art. 56, 020; En vigueur : 01-07-2018>
HOOFDSTUK III. - Pedagogische bijscholing.
CHAPITRE III. - Le perfectionnement pédagogique.
Art.14. De pedagogische bijscholing biedt de personen die in de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's met een opleidingsopdracht belast zijn de mogelijkheid hun pedagogische kennis te verbeteren.
  [1 Het programma van de pedagogische bijscholing, de voorwaarden voor de uitvoering van de pedagogische bijscholing en de evaluatie van de pedagogische bijscholing worden vastgelegd door de Regering op voorstel van het Instituut.]1
  [1 De pedagogische bijscholing]1 wordt door het Instituut georganiseerd.
  

Modifications

[1]  <BDG 2022-06-27/13, art. 27, 024; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Art.14. Le perfectionnement pédagogique permet aux personnes qui, dans la formation et la formation continue dans les Classes moyennes et les PME sont chargées d'une mission de formation, d'améliorer leurs connaissances pédagogiques.
  [1 Le programme du perfectionnement pédagogique et les conditions pour sa mise en oeuvre ainsi que l'évaluation dudit perfectionnement sont fixés par le Gouvernement sur la proposition de l'Institut.]1
  [1 Le perfectionnement pédagogique]1 est organisé par l'Institut.
  

Modifications

[1]  <ACG 2022-06-27/13, art. 27, 024; En vigueur : 01-07-2022>
HOOFDSTUK IV. - Structuur van de opleiding en van de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's.
CHAPITRE IV. - Structure de la formation et de la formation continue dans les Classes moyennes et les PME.
Afdeling 1. - Het Instituut voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's.
Section 1. - L'Institut pour la formation et la formation continue dans les Classes moyennes et les PME.
Art.15. [1 Onder de benaming "Institut für Aus- und Weiterbildung im Mittelstand und in kleineren und mittleren Unternehmen" wordt een instelling van openbaar nut in de zin van artikel 87 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap opgericht. Het instituut is onderworpen aan de bepalingen van dat decreet.]1
  Het Instituut legt zijn zetel vast.
  

Modifications

[1]  <DDG 2009-05-25/21, art. 116, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art.15. [1 Il est créé, sous la dénomination "Institut für Aus- und Weiterbildung im Mittelstand und in kleinen und mittleren Unternehmen", un organisme d'intérêt public conformément à l'article 87 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone. L'Institut est soumis aux dispositions de ce décret.]1
  L'institut détermine son siège.
  

Modifications

[1]  <DCG 2009-05-25/21, art. 116, 009; En vigueur : 01-01-2010>
Art.16. Het Instituut heeft de volgende opdrachten :
  1° tot de ontwikkeling van de cursussen en activiteiten in het kader van de opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de [7 KMO's en in het kader van de duale studiecycli]7 bij te dragen, deze te coördineren, alsmede voor het pedagogisch, administratief en financieel toezicht erop te zorgen; [5 hiertoe vinden halfjaarlijks doelstellingsgesprekken tussen de directie van het Instituut en de directie van de centra plaats, waarbij concrete doelstellingen worden afgesproken en waarbij de directie van het IAWM zo nodig doelstellingen inzake kwaliteitsborging kan bepalen]5;
  2° de pedagogische kwalificatie van de opleiders te bevorderen;
  3° de [7 opleidings- en studieprogramma's]7 uit te werken met het oog op hun goedkeuring door de (Regering);
  4° de organisatie van de tests en examens te coördineren, de evaluatiemethodes uit te werken en voor het pedagogisch toezicht te zorgen;
  5° (de leerovereenkomsten en gecontroleerde leerakkoorden goed te keuren en toezicht te houden op het verloop van de leertijd, inzonderheid in de opleidingsonderneming;
  6° het verstrekken van de leereindegetuigschriften, van de opleidingseindegetuigschriften en van de attesten voor te bereiden en ze de (Regering) tot homologatie voor te leggen;
  7° adviezen te overhandigen aan de (Regering) met het oog op de oprichting en de erkenning van de centra, de activiteiten van de erkende centra te bevorderen, te coördineren en er toezicht op te houden;
  8° (toezicht te houden op de ondernemingsbedrijven, deze te erkennen en de erkenning in te trekken;)
  9° toezicht te houden op de activiteit van de erkende leersecretarissen en hun loon uit te betalen [2 ...]2;
  10° [2 ...]2;
  11° uit eigen initiatief of op aanvraag van de (Regering) een advies verstrekken of een studie te realiseren over de opdrachten die het door decreet worden overgedragen;
  12° de (Regering) een advies te verstrekken over elk ontwerp van decreet of besluit leidend tot een verandering van de opdrachten van het Instituut;
  13° de (Regering) voorstellen voor te leggen m.b.t. de decreten en besluiten die het moet toepassen;
  14° de samenwerking te bevorderen met o.a. de volgende instellingen :
  - de instanties die op nationaal niveau bevoegd zijn inzake Middenstand en KMO's;
  - de inrichtingen en organisaties die in de Franse en in de Vlaamse Gemeenschap bevoegd zijn voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en in de KMO's;
  - de andere inrichtingen en organisaties die in de Duitstalige Gemeenschap inzake beroepsopleiding en voortgezette beroepsopleiding werkzaam zijn;
  - de buitenlandse inrichtingen en organisaties die inzake beroepsopleiding en voortgezette opleiding werkzaam zijn [1 ;]1
  [1 15° te zorgen voor de beroepsopleiding en -bijscholing van de personen die in de landbouw werkzaam zijn overeenkomstig het decreet van 29 februari 1988 betreffende de beroepsopleiding van de personen die in de landbouw werkzaam zijn;]1
  [3 16° in het kader van de duale opleiding premies toe te kennen aan werkgevers en leerlingen en die premies te beheren;
   17° mentoren te erkennen met het oog op de doelgroepvermindering vermeld in artikel 347bis van programmawet (I) van 24 december 2002[4 ;]4]3
  [4 18° alle opdrachten uit te voeren bepaald in de wet van 19 juli 1983 op het industrieel leerlingwezen en bepaald in de uitvoeringsbepalingen ervan;]4
  [6 19° deel te nemen aan beroepsoriëntatieconcepten voor de duale opleiding en in dat kader in het bijzonder de kennismakingsweken te organiseren. De kennismakingsweken hebben de beroepsoriëntatie tot doel en bieden de deelnemers de mogelijkheid onbetaald een of meer dagen in een of meer ondernemingen de beroepen die geleerd kunnen worden in het kader van een duale opleiding en de activiteiten die met deze beroepen verband houden, te leren kennen. De kennismakingsweken hebben niet tot doel beroepservaring op te doen. Ze vinden niet plaats in het kader van een schoolse activiteit en vallen niet onder een referentiekader in het onderwijs. De deelname is kosteloos. De deelnemers aan de kennismakingsweken verrichten niet dezelfde activiteiten als de reguliere werknemers van de onderneming. De kennismakingsweken vinden plaats in de door het Instituut erkende opleidingsondernemingen. Een nog niet door het Instituut erkende onderneming vraagt aan het Instituut toelating om deel te nemen aan de kennismakingsweken. Voor de deelname aan de kennismakingsweken wordt een schriftelijke overeenkomst gesloten tussen de deelnemer en de onderneming.
   Op voorstel van het Instituut legt de Regering het volgende vast voor de organisatie van de kennismakingsweken:
   a) de nadere regels voor de aanmelding en de toelating van de ondernemingen;
   b) de nadere regels voor de aanmelding en de toelating van de deelnemers;
   c) de periode waarin de kennismakingsweken georganiseerd worden, de kennismakingsuren en de duur van de pauzes;
   d) de verplichtingen van de ondernemingen;
   e) de verplichtingen van de deelnemers;
   f) de verzekeringsdekking;
   g) de inhoud en het model van de overeenkomst;
   h) de nadere regels voor de opzegging van de overeenkomst.]6
  [5 Voor de uitvoering van de taken vermeld in het eerste lid, 1°, kan het Instituut interne en externe evaluatieprocedures toepassen om:
   1° te controleren hoe goed de centra zich kwijten van de taak die in dit decreet is vastgelegd;
   2° te controleren of en in welke mate de organisatiestructuren en de pedagogische methoden en resultaten van de centra geschikt zijn om de doelstellingen van het pedagogisch project te bereiken;
   3° een wetenschappelijke basis voor de toekomstige ontwikkeling van de centra te bieden.]5
  [5 Voor de uitvoering van de taken vermeld in het eerste lid, 1°, kan het Instituut in gerechtvaardigde gevallen maatregelen inzake kwaliteitsborging en kwaliteitsontwikkeling opleggen, lanceren en evalueren. Indien uit de evaluatie blijkt dat de kwaliteit van de activiteiten in de centra ontoereikend is, geeft het Instituut opdracht om de vastgestelde kwaliteitsgebreken binnen een bepaalde termijn weg te werken. Daartoe dienen de centra een door het Instituut goed te keuren ontwikkelingsplan in, waarin ze de concrete maatregelen vermelden, de desbetreffende termijnen bepalen en de uitvoering beschrijven. In het kader van een evaluatie achteraf, waarvan het Instituut het tijdstip bepaalt, wordt daarna opnieuw gecontroleerd of de maatregelen doeltreffend waren.]5
  

Modifications

[1]  <DDG 2011-06-27/03, art. 41, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
[2]  <DDG 2012-01-16/06, art. 17, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
[3]  <DDG 2016-04-25/10, art. 35, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
[4]  <DDG 2016-06-20/05, art. 67, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
[5]  <DDG 2023-06-26/12, art. 49, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
[6]  <DDG 2023-12-14/58, art. 65, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
[7]  <DDG 2025-06-30/15, art. 20, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2025>
Art.16. L'Institut a les missions suivantes :
  1° [5 promouvoir les cours et activités de formation et de formation continue dans les Classes moyennes et les PME [7 ainsi que les cycles d'études en alternance]7, les coordonner et garantir leur surveillance pédagogique, administrative et financière; à cet effet, des entretiens de définition d'objectifs ont lieu sur une base semestrielle entre la direction de l'Institut et la direction des centres, dans le cadre desquels des objectifs concrets sont convenus et, le cas échéant, des objectifs en matière de garantie de la qualité peuvent être prescrits par la direction de l'IAWM]5;
  2° promouvoir la qualification pédagogique des formateurs;
  3° élaborer les programmes de formation [7 et d'études]7 en vue de leur approbation par le (Gouvernement);
  4° coordonner l'organisation des tests et examens, élaborer les méthodes d'évaluation et assurer la surveillance pédagogique;
  5° (procéder à l'approbation et/ou au retrait) des contrats d'apprentissage et des accords contrôlés d'apprentissage et surveiller le déroulement de l'apprentissage, principalement dans l'entreprise formatrice;
  6° préparer la remise des certificats de fin d'apprentissage, des certificats de fin de formation des futurs chefs d'entreprise et des attestations, et les soumettre pour homologation à le (Gouvernement);
  7° remettre à le (Gouvernement) des avis quant à la création et l'agréation de centres, promouvoir, coordonner et surveiller les activités des centres agréés;
  8° (contrôler les entreprises formatrices, les reconnaître et retirer la reconnaissance;);
  9° contrôler l'activité des secrétaires d'apprentissage agréés, liquider leur rémunération [2 ...]2;
  10° [2 ...]2;
  11° émettre d'initiative ou sur demande de le (Gouvernement) un avis ou réaliser une étude sur les missions qui lui sont assignées par décret;
  12° donner à le (Gouvernement) un avis à propos de tout projet de décret ou d'arrêté entraînant une modification des missions de l'Institut;
  13° soumettre à le (Gouvernement) des propositions quant aux décrets et arrêtés qu'il doit appliquer;
  14° promouvoir notamment la collaboration avec :
  - les instances compétentes au niveau national pour les Classes moyennes et les PME;
  - les établissements et organismes de formation et de formation continue dans les Classes moyennes et les PME situés en Communauté française et en Communauté flamande;
  - les autres établissements et organismes se consacrant à la formation et la formation continue professionnelles en Communauté germanophone;
  - les établissements et organismes étrangers se consacrant à la formation et de formation continue professionnelles [1 ;]1
  [1 15° veiller à la formation professionnelle et à la formation professionnelle permanente des personnes travaillant dans l'agriculture, conformément au décret du 29 février 1988 relatif à la formation professionnelle des personnes travaillant dans l'agriculture;]1
  [3 16° octroyer des primes aux employeurs et apprentis dans le cadre de systèmes de formation en alternance et les gérer;
   17° procéder à l'agrément de tuteurs en vue de la réduction pour groupe cible mentionnée à l'article 347bis de la loi-programme du 24 décembre 2002[4 ;]4]3
  [4 18° exercer toutes les missions prévues dans la loi du 19 juillet 1983 relative à l'apprentissage industriel et dans les dispositions portant exécution de celle-ci;]4
  [6 19° participer aux concepts en matière d'orientation professionnelle pour la formation en alternance et, dans ce cadre, organiser en particulier les semaines de découverte. Les semaines de découverte contribuent à l'orientation professionnelle et donnent aux participants la possibilité de découvrir gratuitement pendant une ou plusieurs journées au sein d'une ou de plusieurs entreprises les métiers qu'il est possible d'apprendre dans le cadre d'une formation en alternance ainsi que les activités liées à ces métiers. Les semaines de découverte ne servent pas à acquérir une expérience professionnelle. Elles n'ont pas lieu dans le cadre d'une activité scolaire et ne sont pas soumises à un référentiel de compétences scolaire. La participation est gratuite. Les participants aux semaines de découverte n'exécutent pas les mêmes tâches que les travailleurs réguliers de l'entreprise. Les semaines de découverte se déroulent dans les entreprises de formation agréées par l'Institut. Si l'entreprise n'a pas encore été agréée par l'Institut, elle introduit auprès de ce dernier une demande d'autorisation pour participer aux semaines de découverte. Aux fins de la participation aux semaines de découverte, une convention écrite est conclue entre le participant et l'entreprise.
   Sur proposition de l'Institut, le Gouvernement fixe les éléments ci-après pour l'organisation des semaines de découverte :
   a) les modalités d'inscription et les conditions d'admission concernant les entreprises;
   b) les modalités d'inscription et les conditions d'admission concernant les participants;
   c) le calendrier pour l'organisation des semaines de découverte, les horaires y afférents et la durée des pauses;
   d) les obligations incombant aux entreprises;
   e) les obligations incombant aux participants;
   f) la couverture d'assurance;
   g) le contenu et le modèle de la convention;
   h) les modalités de résiliation de la convention.]6
  [5 Aux fins de l'exercice des missions mentionnées à l'alinéa 1er, 1°, l'Institut peut recourir à des procédures d'évaluation interne et externe ayant pour but :
   1° de vérifier avec quel degré de qualité les centres respectent la mission qui leur a été confiée par le présent décret;
   2° de déterminer, si et dans quelle mesure, les structures organisationnelles ainsi que les méthodes et résultats du travail pédagogique des centres permettent d'atteindre les objectifs du projet pédagogique;
   3° d'apporter une base scientifique aux fins du développement futur des centres.]5
  [5 Aux fins de l'exercice des missions mentionnées à l'alinéa 1er, 1°, l'Institut peut, dans des cas motivés, ordonner et initier des mesures en matière de garantie et de développement de la qualité et contrôler les résultats y afférents. S'il ressort de l'évaluation que la qualité des activités des centres est insuffisante, l'Institut donne pour instruction de combler les lacunes constatées en matière de qualité dans un délai déterminé. A cette fin, les centres soumettent un plan de développement devant être approuvé par l'Institut, plan qui définit les mesures concrètes, fixe le calendrier y afférent et décrit leur mise en oeuvre. Dans le cadre d'une évaluation a posteriori fixée dans le temps par l'Institut, l'efficacité desdites mesures sera ensuite à nouveau contrôlée.]5
  

Modifications

[1]  <DCG 2011-06-27/03, art. 41, 013; En vigueur : 01-01-2011>
[2]  <DCG 2012-01-16/06, art. 17, 015; En vigueur : 01-01-2012>
[3]  <DCG 2016-04-25/10, art. 35, 018; En vigueur : 01-01-2016>
[4]  <DCG 2016-06-20/05, art. 67, 019; En vigueur : 01-09-2016>
[5]  <DCG 2023-06-26/12, art. 49, 026; En vigueur : 01-07-2023>
[6]  <DCG 2023-12-14/58, art. 65, 028; En vigueur : 01-01-2024>
[7]  <DCG 2025-06-30/15, art. 20, 029; En vigueur : 01-09-2025>
Onderafdeling 1. - De raad van bestuur.
Sous-section 1. - Le conseil d'administration.
Art.17. § 1. Het Instituut staat onder de leiding van een raad van bestuur, die uit volgende stemgerechtigde leden bestaat :
  - [4 zes leden die de beroepsverenigingen vertegenwoordigen en die ofwel nationale beroepsorganisaties overeenkomstig artikel 3 van de wet van 24 april 2014 betreffende de organisatie van de vertegenwoordiging van de zelfstandigen en de kmo's zijn, ofwel in de Duitstalige Gemeenschap gevestigd zijn en bij de voormelde nationale beroepsorganisaties aangesloten zijn;]4
  - [4 vier leden die de beroepsverenigingen vertegenwoordigen en die ofwel nationale beroepsorganisaties overeenkomstig artikel 4 van de wet van 24 april 2014 betreffende de organisatie van de vertegenwoordiging van de zelfstandigen en de kmo's zijn, ofwel in de Duitstalige Gemeenschap gevestigd zijn en bij de voormelde nationale beroepsorganisaties aangesloten zijn;]4
  - één vertegenwoordiger van elk centrum voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's.
  [ drie afgevaardigden van de representatieve werknemersorganisaties [1 ;]1]
  [1 - één vertegenwoordiger van de centra voor landbouwkundige opleiding en bijscholing van categorie A die erkend zijn overeenkomstig de artikelen 6 en 7, § 1, van het decreet van 29 februari 1988 betreffende de beroepsopleiding van de personen die in de landbouw werkzaam zijn;
   - één vertegenwoordiger van de [2 Jeugdraad]2.]1
  Hebben raadgevende stem in de raad van bestuur :
  - de directeur van elk erkend centrum voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's;
  - één vertegenwoordiger van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;
  - de directeur van het Instituut voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's.
  [§ 2. Niet meer dan twee derden van de stemgerechtigde leden van de Raad van bestuur mogen van hetzelfde geslacht zijn.]
  [4 Als de Regering de in § 3bis vermelde aanvraag van het Instituut voldoende gemotiveerd acht, kan ze bij de aanwijzing van de stemgerechtigde leden van de raad van bestuur afwijken van de voorwaarde vermeld in het eerste lid.]4
  [§ 3.] De stemgerechtigde leden van de raad van bestuur moeten [3 ...]3 de Duitse taal beheersen.
  [§ 3bis. Bij de dubbele lijsten vermeld in artikel 18, § 1, of bij de twee nieuwe kandidaten vermeld in artikel 18, § 3, lid 3, indien een mandaat vacant wordt, worden telkens één man en één vrouw voorgedragen. Op met redenen omkleed verzoek van het Instituut kan de Regering een afwijking toestaan.]
  [§ 4.] Op uitnodiging van de raad van bestuur kunnen deskundigen de zittingen van de raad van bestuur met raadgevende stem bijwonen.
  

Modifications

[1]  <DDG 2011-06-27/03, art. 42, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
[2]  <DDG 2011-12-06/02, art. 58, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
[3]  <DDG 2019-05-06/10, art. 103, 021; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
[4]  <DDG 2020-06-22/15, art. 49, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art.17. § 1. L'Institut est dirigé par un conseil d'administration dont les membres suivants ont voix délibérative :
  - [4 six membres représentant des associations professionnelles qui soit sont des associations professionnelles nationales au sens de l'article 3 de la loi du 24 avril 2014 relative à l'organisation de la représentation des indépendants et des PME, soit ont leur siège en Communauté germanophone et sont affiliées à l'une de ces associations professionnelles nationales susmentionnées;]4
  - [4 quatre membres représentant les associations interprofessionnelles qui soit sont des associations interprofessionnelles nationales au sens de l'article 4 de la loi du 24 avril 2014 relative à l'organisation de la représentation des indépendants et des PME, soit ont leur siège en Communauté germanophone et sont affiliées à l'une de ces associations interprofessionnelles nationales susmentionnées;]4
  - un membre par centre de formation et de formation continue dans les Classes moyennes et les PME.
  (- trois membres délégués des organisations représentatives des travailleurs [1 ;]1)
  [1 - un représentant des centres pour la formation et la formation permanente agricole de catégorie A agréés conformément aux articles 6 et 7, § 1er, du décret du 29 février 1988 relatif à la formation professionnelle des personnes travaillant dans l'agriculture;
   - un représentant du [2 Conseil de la Jeunesse]2.]1
  Ont voix consultative au conseil d'administration :
  - le directeur de chacun des centres agréés de formation et de formation continue dans les Classes moyennes et les PME;
  - un représentant du Ministère de la Communauté germanophone;
  - le directeur de l'Institut pour la formation et la formation continue dans les Classes moyennes et les PME.
  [§ 2. Pas plus de deux tiers des membres du Conseil d'administration ayant voix délibérative ne peuvent être du même sexe.]
  [4 Si le Gouvernement estime que la demande mentionnée au § 3bis et introduite par l'Institut est suffisamment motivée, il peut déroger à la condition mentionnée à l'alinéa 1er lors de la désignation des membres du conseil d'administration ayant voix délibérative.]4
  [§ 3.] Les membres du conseil d'administration ayant voix délibérative doivent [3 ...]3 maîtriser la langue allemande.
  [§ 3bis. Les listes doubles visées à l'article 18, §1er, ou les deux nouveaux candidats visés à l'article 18, § 3, alinéa 3, lorsqu'un mandat devient vacant, prévoient un homme et une femme pour chaque proposition. Une dérogation peut être accordée par le Gouvernement sur demande motivée de l'Institut.]
  [§ 4.] Sur invitation du conseil d'administration, des experts peuvent être appelés à participer avec voix consultative aux réunions du conseil d'administration.
  

Modifications

[1]  <DCG 2011-06-27/03, art. 42, 013; En vigueur : 01-07-2011>
[2]  <DCG 2011-12-06/02, art. 58, 014; En vigueur : 01-01-2012>
[3]  <DCG 2019-05-06/10, art. 103, 021; En vigueur : 01-06-2019>
[4]  <DCG 2020-06-22/15, art. 49, 022; En vigueur : 01-07-2020>
Art.18. § 1. De (Regering) benoemt :
  - de leden van de raad van bestuur uit lijsten waarop [1 elke in artikel 17, § 1, vermelde organisatie haar kandidaten]1 voorstelt.
  - onder de leden van de raad van bestuur de Voorzitter van de raad van bestuur op de voordracht van zijn leden.
  § 2. De raad van bestuur kiest onder zijn leden een vice-voorzitter.
  § 3. De voorzitter en de leden van de raad van bestuur worden voor 6 jaar benoemd. Hun mandaat is hernieuwbaar.
  Het mandaat eindigt :
  1° met de vrijwillige aftreding van het lid van de raad van bestuur;
  2° bij verlies van de burgerlijke of politieke rechten;
  3° wanneer er aan de voorwaarden bedoeld in artikel 17, § 2 niet meer voldaan is;
  4° wanneer één van de onverenigbaarheden bedoeld in volgende § 5 zich voordoet [2 ;]2
  [2 5° wanneer de Regering een lid van de raad van bestuur overeenkomstig paragraaf 6 afzet.]2
  Wanneer een mandaat als lid van de raad van bestuur vrij wordt, stelt [1 de betrokken organisatie]1 aan de (Regering) twee nieuwe kandidaten tot benoeming voor. Het nieuw lid beëindigd het mandaat van zijn voorganger.
  § 4. De raad van bestuur beraadslaagt en besluit slechts op geldige wijze indien de meerderheid van zijn leden aanwezig zijn. Hij neemt zijn beslissingen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of, indien hij afwezig is, degene van de vice-voorzitter beslissend.
  § 5. (De hoedanigheid van stemgerechtigd lid van de raad van beheer is onverenigbaar met die van lid van het Europees Parlement, van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van een Gewest- of Gemeenschapsraad of van een Regering; bovendien is ze ook onverenigbaar met die van provinciegouverneur, van medewerker bij een ministerieel kabinet of van personeelslid van het Instituut.)
  [2 § 6 - Met behoud van de toepassing van de bepalingen inzake afzettingsrecht vervat in dit decreet of in het algemene recht kan de Regering op eigen initiatief, op voorstel van een van de in artikel 17, § 1, bedoelde voordragende instanties of op voorstel van de raad van bestuur een door haar in de raad van bestuur benoemd lid onder de volgende voorwaarden te allen tijde afzetten:
   1° als kan worden bewezen dat het betrokken lid in de uitoefening van zijn mandaat een zware fout of een grove nalatigheid heeft begaan of
   2° als kan worden bewezen dat het betrokken lid een handeling of een gedraging heeft gesteld die onverenigbaar is met de uitoefening van zijn mandaat of
   3° als kan worden bewezen dat het betrokken lid de democratische beginselen die in de volgende rechtsteksten zijn vastgelegd, niet in acht neemt of lid is van een organisatie, partij, vereniging of rechtspersoon die de democratische beginselen die in de volgende rechtsteksten zijn vastgelegd, niet in acht neemt:
   - wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden; en
   - wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime is gepleegd.
   Een afzetting overeenkomstig het eerste lid vindt plaats na een voorafgaande hoorzitting waarop het betrokken lid zich mag laten begeleiden door een persoon van zijn keuze. De Regering legt de nadere regels voor de afzettingsprocedure vast.
   De Regering benoemt voor de resterende termijn een nieuw lid van de raad van bestuur. Een afgezet lid kan niet opnieuw als lid van de raad van bestuur worden benoemd voor de resterende mandaatstermijn, noch voor de daaropvolgende mandaatstermijn.]2
  

Modifications

[1]  <DDG 2012-01-16/06, art. 18, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
[2]  <DDG 2024-05-06/14, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.18. § 1. Le (Gouvernement) nomme :
  - les membres du conseil d'administration à partir d'une liste double reprenant [1 les candidats proposés par chaque organisation mentionnée à l'article 17, § 1er]1);
  - parmi les membres du conseil d'administration et sur proposition de ceux-ci, le président du conseil d'administration.
  § 2. Le conseil d'administration choisit parmi ses membres un vice-président.
  § 3. Le président et les membres sont nommés pour une durée de six ans. Leur mandat peut être renouvelé.
  Le mandat prend fin :
  1° par la démission volontaire du membre du conseil d'administration;
  2° en cas de perte des droits civils ou politiques;
  3° lorsque les conditions prévues à l'article 17, § 2 ne sont plus remplies;
  4° lorsqu'apparaît une des incompatibilités prévues au § 5 suivant[2 ;]2
  [2 5° lorsque le Gouvernement révoque un membre du conseil d'administration conformément au § 6.]2
  Lorsqu'un mandat de membre du conseil d'administration se libère, [1 l'organisation concernée]1 propose deux nouveaux candidats à le (Gouvernement) pour nomination. Le membre du conseil d'administration nouvellement nommé mène a son terme le mandat de son prédécesseur.
  § 4. Le conseil d'administration ne délibère valablement que lorsque la majorité de ses membres sont présents. Il prend ses décisions à la majorité absolue des voix. En cas de parité des voix, la voix du président ou, lorsqu'il est absent, celle du vice-président est prépondérante.
  § 5. (La qualité de membre du Conseil d'administration ayant voix délibérative est incompatible avec celle de membre du Parlement européen, de la Chambre des Représentants, du Sénat, d'un Conseil communautaire ou régional ou d'un Gouvernement; elle est aussi incompatible avec celle de gouverneur de province, collaborateur auprès d'un cabinet ministériel ou membre du personnel de l'Institut.)
  [2 § 6 - Sans préjudice des dispositions figurant dans le présent décret ou dans le droit commun en matière de droit de révocation, le Gouvernement peut, de sa propre initiative, sur proposition de l'une des instances de proposition prévues à l'article 17, § 1er, ou sur proposition du conseil d'administration, révoquer un membre qu'il a nommé au conseil d'administration dans les conditions suivantes et à tout moment :
   1° s'il peut être prouvé qu'il a commis une faute grave ou une négligence grave lors de l'exercice de son mandat ou
   2° s'il peut être prouvé qu'il a effectué une action ou a eu un comportement incompatibles avec l'exercice de son mandat ou
   3° s'il peut être prouvé qu'il ne respecte pas les principes démocratiques énoncés dans les textes juridiques énumérés ci-après ou, selon le cas, s'il est membre d'une organisation, d'un parti, d'une association ou d'une personne morale qui ne respecte pas lesdits principes :
   - la loi du 30 juillet 1981 tendant à réprimer certains actes inspirés par le racisme et la xénophobie, et
   - la loi du 23 mars 1995 tendant à réprimer la négation, la minimisation, la justification ou l'approbation du génocide commis par le régime national-socialiste allemand pendant la seconde guerre mondiale.
   Il est procédé à une révocation conformément à l'alinéa 1er après la tenue d'une audition préalable lors de laquelle le membre concerné peut se faire accompagner de la personne de son choix. Le Gouvernement fixe les autres modalités relatives à la procédure de révocation.
   Le Gouvernement nomme un nouveau membre au conseil d'administration pour la période restante. Un membre révoqué ne peut être nommé à nouveau au conseil d'administration pour la durée de mandat restante et suivante.]2
  

Modifications

[1]  <DCG 2012-01-16/06, art. 18, 015; En vigueur : 01-07-2011>
[2]  <DCG 2024-05-06/14, art. 2, 027; En vigueur : 01-09-2024>
Art. 18bis. <INGEVOEGD bij DCG 2004-05-17/49, art. 47 ; Inwerkingtreding : 01-12-2003> In gerechtvaardigde uitzonderlijke gevallen kan de Regering beroepsverenigingen die niet voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 6, lid 2, van de gecoördineerde wetten van 28 mei 1979 betreffende de organisatie van de Middenstand, toelaten een kandidatuur als nationale beroepsvereniging in te dienen voor een mandaat binnen de raad van bestuur.
Art. 18bis. Dans des cas particuliers motivés, le Gouvernement peut autoriser des associations professionnelles qui ne remplissent pas les conditions fixées par l'article 6, alinéa 2, des lois coordonnées du 28 mai 1979 relatives à l'organisation des Classes moyennes, à introduire une candidature comme association professionnelle nationale pour un mandat au sein du conseil d'administration.
Art.19. De (Regering) bepaalt het bedrag van het presentiegeld en van de vergoedingen die aan de voorzitter en de andere leden van de raad van bestuur mogen worden toegekend.
Art.19. Le (Gouvernement) fixe le montant des jetons de présence et des indemnités qui peuvent être octroyés au président et autres membres du conseil d'administration.
Art.20. Met zijn installatie wijst de raad van bestuur onder de personeelsleden van het Instituut de persoon aan die met het secretariaat van de raad van bestuur belast is. Hij kan op elk ogenblik deze persoon vervangen.
Art.20. Lors de son installation, le conseil d'administration désigne parmi les membres du personnel de l'Institut la personne chargée du secrétariat du conseil d'administration. Il peut remplacer cette personne à tout moment.
Onderafdeling 2. - Opdrachten van de raad van bestuur.
Sous-section 2. - Missions du conseil d'administration.
Art.21. De raad van bestuur beschikt over alle bevoegdheden die voor het bestuur van het Instituut noodzakelijk zijn.
  [1 De raad van bestuur ondersteunt de directie bij het ontwikkelen van het kwaliteitsmanagement in de erkende centra en bij het realiseren van de doelstellingen die met de directieleden van de centra worden vastgelegd tijdens de halfjaarlijkse doelstellingengesprekken vermeld in artikel 16, eerste lid, 1°.]1
  

Modifications

[1]  <DDG 2023-06-26/12, art. 50, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art.21. Le conseil d'administration dispose de toutes les compétences nécessaires à la gestion de l'Institut.
  [1 Le conseil d'administration soutient la direction dans le développement de la gestion de la qualité dans les centres agréés ainsi que dans la réalisation des objectifs fixés lors des entretiens semestriels de définition d'objectifs mentionnés à l'article 16, alinéa 1er, 1°, tenus avec les membres de la direction des centres.]1
  

Modifications

[1]  <DCG 2023-06-26/12, art. 50, 026; En vigueur : 01-07-2023>
Art.22. De raad van bestuur legt de (Regering) zijn huishoudelijk reglement ter goedkeuring voor.
Art.22. Le conseil d'administration soumet son règlement d'ordre intérieur à le (Gouvernement) pour approbation.
Onderafdeling 3. - Het dagelijks bestuur.
Sous-section 3. - Gestion journalière.
Art.23. § 1. De (Regering) benoemt de directeur van het Instituut voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's op voorstel van de Gemeenschapsminister bevoegd inzake opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en na de raad van bestuur te hebben geraadpleegd.
  De (Regering) legt het statuut van de directeur vast.
  § 2. De directeur voert de besluiten van de raad van bestuur uit. Hij geeft hem de inlichtingen door waarover hij beschikt en legt hem voorstellen tot bevordering van de werking van het Instituut voor.
  Hij leidt het personeel en zorgt onder de controle van de raad van bestuur voor de goede werking van het Instituut.
  Hij oefent het dagelijks bestuur uit zoals bedoeld in het huishoudelijk reglement.
Art.23. § 1. Le (Gouvernement) nomme le directeur de l'Institut pour la formation et la formation continue dans les Classes moyennes et les PME sur proposition du Ministre communautaire compétent pour la formation et la formation continue dans les Classes moyennes et après avoir consulté le conseil d'administration.
  Le (Gouvernement) fixe le statut du directeur.
  § 2. Le directeur exécute les décisions du conseil d'administration. Il transmet à celui-ci les informations en sa possession et lui soumet des propositions visant la promotion du fonctionnement de l'Institut.
  Il dirige le personnel et assure le bon fonctionnement de l'Institut sous le contrôle du conseil d'administration.
  Il exerce la gestion journalière telle que définie dans le règlement d'ordre intérieur.
Onderafdeling 4. - Het personeel.
Sous-section 4. - Personnel.
Onderafdeling 5. - Controle.
Sous-section 5. - Contrôle.
Afdeling 2. - De centra voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's.
Section 2. - Les centres de formation et de formation continue dans les Classes moyennes et les PME.
Art.27. Op advies van het Instituut kan de (Regering) centra voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's erkennen.
  Zij legt de voorwaarden voor de subsidiëring van de erkende centra vast.
  Deze centra moeten als verenigingen zonder winstoogmerk opgericht zijn overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de vereniging zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend.
Art.27. Sur avis de l'Institut, le (Gouvernement) peut agréer des centres de formation et de formation continue dans les Classes moyennes et les PME.
  Il fixe les conditions de subsidiation des centres agréés.
  Ces centres doivent être constitués sous la forme d'une association sans but lucratif conformément à la loi du 27 juin 1921 accordant la personnalité civile aux associations sans but lucratif et aux établissements d'utilité publique.
Art.28. Om erkend te worden moeten de centra hoofdzakelijk tot doel hebben :
  1° de in de artikelen 5 tot 13 bedoelde activiteiten te organiseren in het kader van de basisopleiding, van de vervolmaking en van de omscholing;
  2° de pedagogische begeleiding van de leerlingen, van de personen die voor de eindeleertijdsexamen zijn geslaagd en van de ondernemingshoofden op zich te nemen;
  3° de (Regering) en het Instituut in de bevordering van de opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's te steunen.
Art.28. Pour être agréés, les centres doivent notamment poursuivre les buts suivants :
  1° organiser les activités prévues aux articles 5 à 13 dans le cadre de la formation de base, de la formation continue et de la reconversion;
  2° assurer la guidance pédagogique des apprentis, des personnes ayant réussi leur examen de fin d'apprentissage et des chefs d'entreprise;
  3° prêter leur concours à le (Gouvernement) et à l'Institut pour la promotion de la formation et de la formation continue dans les Classes moyennes et les PME.
Art. 28.1. [1 Om voor duurzame kwaliteitsborging en -ontwikkeling te zorgen en erkend te blijven, leggen de centra elk jaar tegen 31 mei aan het Instituut een pedagogisch project voor dat door de raad van bestuur van het Instituut moet worden goedgekeurd. Dat pedagogisch project omvat minstens de volgende elementen:
   1° de uitgangssituatie van de centra, d.w.z. de huidige ontwikkelingsstand van de centra, met inachtneming van de buitenschoolse en binnenschoolse omstandigheden;
   2° het pedagogische model van de centra, dat de grondhouding en de waarden bevat waarnaar de centra zich in al hun activiteiten richten;
   3° het uitvoeringsprogramma, dat de maatregelen voor de uitvoering van het pedagogische totaalconcept bevat en waarin wordt bepaald hoe de ontwikkelingszwaartepunten binnen de centra worden uitgevoerd. Daartoe behoren:
   a) de ontwikkelingsdoelen bepalen;
   b) het ontwikkelingsplan met uitvoeringsmaatregelen;
   c) in het kader van een vastgelegde interne evaluatieprocedure concreet nagaan of de doelen bereikt zijn;
   d) de ontwikkelingszwaartepunten aanpassen, vervangen of aanvullen;
   4° een concept om de prestaties competentiegericht te meten en te beoordelen;
   5° het curriculum binnen het centrum, samengesteld uit de vakcurricula en deelcurricula m.b.t. de ontwikkelingszwaartepunten binnen het centrum;
   6° een concept voor het klachtenbeheer en een jaarlijks resultatenverslag.]1
  

Modifications

[1]  <Ingevoegd bij DDG 2023-06-26/12, art. 51, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art. 28.1. [1 Afin d'assurer la durabilité de la garantie et du développement de la qualité et de rester agréés, les centres soumettent chaque année à l'Institut un projet pédagogique pour le 31 mai au plus tard, qui doit être approuvé par le conseil d'administration de l'Institut. Ce projet pédagogique comprend au moins les éléments suivants :
   1° la situation de départ des centres, c'est-à-dire leur niveau de développement actuel en tenant compte des données extra- et intrascolaires;
   2° le schéma d'orientation pédagogique des centres, reprenant l'attitude fondamentale et les valeurs d'après lesquelles les centres s'orientent dans toutes leurs activités;
   3° le programme d'exécution, comprenant les mesures de mise en oeuvre du concept pédagogique global et déterminant la mise en oeuvre des points forts de développement choisis au sein du centre. En font partie :
   a) la fixation des objectifs de développement;
   b) le plan de développement, assorti des mesures de mise en oeuvre;
   c) le contrôle concret du degré de réalisation des objectifs dans le cadre d'une procédure d'évaluation interne définie;
   d) la fixation de points forts de développement nouveaux ou complémentaires, ou l'adaptation de ceux-ci;
   4° un concept en matière de détermination et d'évaluation des performances centrées sur les compétences;
   5° le curriculum du centre, qui se compose de curriculums disciplinaires et de curriculums partiels portant sur les points forts de développement du centre;
   6° un concept en matière de gestion des réclamations et un rapport annuel sur les résultats.]1
  

Modifications

[1]  <Inséré par DCG 2023-06-26/12, art. 51, 026; En vigueur : 01-07-2023>
Art.29. § 1. Om erkend te worden moeten de centra de volgende verenigingen of organisaties als leden kunnen opnemen :
  1° de beroepsverenigingen die de hoofden van kleine en middelgrote ambachtshandels, tertiaire en nijverheidsondernemingen vertegenwoordigen en die beantwoorden aan de voorwaarden bepaald in artikel 2, § 1, van de wetten op de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979 of een nationale beroepsvereniging aangesloten zijn die beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in artikel 6 van voorbenoemde gecoördineerde wetten;
  2° de interprofessionele verenigingen die lid zijn van een nationale interprofessionele vereniging die beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in artikel 7 van voorbenoemde gecoördineerde wetten.
  § 2. De centra kunnen inzonderheid toegankelijk zijn voor beroepsverenigingen van titularissen van vrije beroepen of van gereglementeerde beroepen of van beroepen die in uitvoering van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van dienstverlenende intellectuele beroepen gereglementeerd worden.
  De (Regering) legt er de modaliteiten voor vast.
Art.29. § 1. Pour être agréés, les centres doivent être accessibles, en tant que membres, aux associations ou organisations suivantes :
  1° aux associations professionnelles représentant les chefs de petites et moyennes entreprises de l'artisanat, du commerce, des services et de l'industrie et répondant aux conditions fixées par l'article 2, § 1er, des lois relatives à l'organisation des Classes moyennes, coordonnées le 28 mai 1979, ou relevant d'une association professionnelle nationale répondant aux conditions fixées par l'article 6 des lois coordonnées susvisées;
  2° aux groupements interprofessionnels membres d'une fédération interprofessionnelle nationale répondant aux conditions fixées par l'article 7 des lois coordonnées susvisées.
  § 2. Les centres peuvent être ouverts a des groupements professionnels de titulaires d'une profession libérale, d'une profession réglementée ou d'une profession réglementée en exécution de la loi-cadre du 1er mars 1976 réglementant la protection du titre professionnel et l'exercice des professions intellectuelles prestataires de services.
  Le (Gouvernement) en fixe les modalités.
Art.30. Jaarlijks delen de centra de (Regering), door bemiddeling van het Instituut de lijst van hun leden alsook een verslag over hun activiteiten mee.
Art.30. Les centres agréés communiquent chaque année à le (Gouvernement), par l'intermédiaire de l'Institut, la liste de leurs membres ainsi qu'un rapport d'activités.
Art.31. [1 De Regering legt na advies van het Instituut het volgende vast:
   1° de voorwaarden tot erkenning of intrekking van de erkenning van de directeur van de erkende centra en de taken die hij minstens moet vervullen;
   2° de nadere regels voor de erkenning van de directeur van de erkende centra en voor de intrekking van die erkenning.
   De Regering beslist over de erkenning van de directeurs en de intrekking van die erkenning na advies van het Instituut binnen een termijn van zes maanden die ingaat vanaf de dag waarop dit advies wordt uitgebracht.]1
  

Modifications

[1]  <DDG 2021-06-28/11, art. 128, 023; Inwerkingtreding : 01-06-2021>
Art.31. [1 Sur l'avis de l'Institut, le Gouvernement fixe les éléments suivants :
   1° les conditions de reconnaissance et de retrait pour le directeur des centres agréés et ses missions minimales;
   2° les modalités de reconnaissance du directeur des centres agréés et de retrait de cette reconnaissance.
   Le Gouvernement décide de la reconnaissance des directeurs et du retrait de cette reconnaissance sur l'avis de l'Institut dans un délai de six mois à partir du jour où cet avis est remis.]1
  

Modifications

[1]  <DCG 2021-06-28/11, art. 128, 023; En vigueur : 01-06-2021>
Afdeling 3. - De leersecretarissen.
Section 3. - Les secrétaires d'apprentissage.
Art.32. De (Regering) bepaalt het statuut van de leersecretarissen, de voorwaarden en modaliteiten voor hun erkenning alsmede hun bezoldiging op advies van het Instituut.
  De (Regering) beslist over de erkenning van de leersecretarissen op advies van het Instituut.
Art.32. Le (Gouvernement) fixe le statut, les conditions et modalités d'agréation ainsi que la rémunération des secrétaires d'apprentissage sur avis de l'Institut.
  Le (Gouvernement) décide de l'agréation des secrétaires d'apprentissage sur avis de l'Institut.
Art.33. De leersecretarissen hebben tot opdracht :
  1° bij het sluiten van leerovereenkomsten als tussenpersoon op te treden tussen het ondernemingshoofd en de leerling of zijn wettelijke vertegenwoordiger, zonder vergoeding door die partijen;
  2° bij het sluiten van een leerakkoord met een ondernemingshoofd zonder vergoeding als verdragspartij op te treden;
  3° administratief toezicht uit te oefenen op de door haar bemiddeling gesloten leerovereenkomsten en op de gecontroleerde leerakkoorden;
  4° voor de morele en sociale begeleiding van de leerlingen te zorgen;
  5° bemiddelend op te treden bij geschillen tussen het ondernemingshoofd en de leerling of zijn wettelijke vertegenwoordiger;
  6° [1 ...]1.
  

Modifications

[1]  <DDG 2012-01-16/06, art. 19, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.33. Les secrétaires d'apprentissage ont pour missions :
  1° de servir, sans contrepartie, d'intermédiaire lors de la conclusion des contrats d'apprentissage entre le chef d'entreprise et l'apprenti ou son représentant légal;
  2° d'être, sans contrepartie, partie au contrat lors de la conclusion avec un chef d'entreprise d'un accord contrôle d'apprentissage;
  3° d'assurer le contrôle administratif des contrats d'apprentissage conclus à leur intervention et des accords contrôlés d'apprentissage;
  4° d'assurer la guidance morale et sociale des apprentis;
  5° d'assurer le rôle de médiateur lors de litiges entre le maître de stage et l'apprenti ou son représentant légal;
  6° [1 ...]1.
  

Modifications

[1]  <DCG 2012-01-16/06, art. 19, 015; En vigueur : 01-01-2012>
Afdeling 4.
Section 4.
HOOFDSTUK IV.1. [1 Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens]1
Chapitre IV.1 [1 Confidentialité et protection des données]1
Art. 34.1. [1 Vertrouwelijkheid
   Onverminderd andersluidende wettelijke of decretale bepalingen moeten het Instituut, de erkende centra en elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die betrokken is bij de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan, de gegevens die hun in de uitoefening van hun taken toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen.]1
  

Modifications

[1]  <Ingevoegd bij DDG 2023-06-26/12, art. 53, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art. 34.1. [1 Confidentialité
   Sans préjudice de dispositions légales ou décrétales contraires, l'Institut, les centres agréés ainsi que toute personne physique ou morale partie prenante à l'exécution du présent décret et de ses dispositions d'exécution sont tenus de traiter confidentiellement les données qui leur sont confiées dans le cadre de l'exercice de leurs missions.]1
  

Modifications

[1]  <Inséré par DCG 2023-06-26/12, art. 53, 026; En vigueur : 01-07-2023>
Art. 34.2. [1 Verwerking van persoonsgegevens
   Onverminderd artikel 34.3 en met inachtneming van de bevoegdheidsverdeling en taakverdeling zijn het Instituut en de erkende centra verantwoordelijk voor de verwerking van de in artikel 34.4 vermelde persoonsgegevens in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
   Het Instituut en de erkende centra verzamelen en verwerken persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van hun wettelijke of decretale taken, in het bijzonder voor de in hoofdstuk IV vermelde taken van het Instituut en doelen van de erkende centra. Ze mogen de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van hun wettelijke of decretale opdrachten gebruiken.]1
  

Modifications

[1]  <Ingevoegd bij DDG 2023-06-26/12, art. 54, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art. 34.2. [1 Traitement des données à caractère personnel
   Sans préjudice de l'article 34.3, l'Institut et les centres agréés, dans le respect de la répartition des compétences et missions de chacun, sont responsables du traitement des données à caractère personnel mentionnées à l'article 34.4 au sens du règlement général sur la protection des données.
   L'Institut et les centres agréés collectent et traitent des données à caractère personnel en vue de l'exercice de leurs missions légales ou décrétales, notamment en ce qui concerne les missions de l'Institut et les objectifs des centres agréés mentionnés au chapitre IV. Ils ne peuvent utiliser les données collectées à d'autres fins que l'exercice de leurs missions légales ou décrétales.]1
  

Modifications

[1]  <Inséré par DCG 2023-06-26/12, art. 54, 026; En vigueur : 01-07-2023>
Art. 34.3. [1 Verwerking van gezondheidsgegevens
   Gezondheidsgegevens met betrekking tot de lichamelijke geschiktheid van de betrokken op te leiden personen om het overeengekomen beroep uit te oefenen, worden verwerkt onder de verantwoordelijkheid van de directeur van het Instituut. De directeur van het Instituut wijst de betrokken leersecretaris in dat verband op zijn plichten inzake informatieveiligheid en bescherming van persoonsgegevens.
   Gezondheidsgegevens met betrekking tot op te leiden personen met specifieke onderwijsbehoeften worden verwerkt onder de verantwoordelijkheid van de directeur van het betrokken erkend centrum, de onderwijsinspectie, de bevoegde dienst van het Centrum voor bevorderingspedagogiek, de betrokken leersecretaris en het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften.]1
  

Modifications

[1]  <Ingevoegd bij DDG 2023-06-26/12, art. 55, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art. 34.3. [1 Traitement de données relatives à la santé
   Le traitement de données relatives à la santé en ce qui concerne l'aptitude physique des apprenants concernés à exercer le métier convenu s'effectue sous la responsabilité du directeur de l'Institut. Le directeur de l'Institut informe à cet égard le secrétaire d'apprentissage concerné de ses devoirs en matière de sécurité de l'information et de protection des données.
   Le traitement de données relatives à la santé en ce qui concerne les apprenants nécessitant un soutien spécifique s'effectue sous la responsabilité du directeur du centre agréé concerné, de l'inspection scolaire, du service compétent du centre de pédagogie de soutien, du secrétaire d'apprentissage concerné et de la Commission de soutien.]1
  

Modifications

[1]  <Inséré par DCG 2023-06-26/12, art. 55, 026; En vigueur : 01-07-2023>
Art. 34.4. [1 Gegevenscategorieën
   § 1 - Het Instituut kan alle overeenkomstig artikel 34.2, tweede lid, toereikende, ter zake dienende en niet-overmatige persoonsgegevens uit de volgende gegevenscategorieën verzamelen en verwerken:
   1° met betrekking tot de op te leiden persoon:
   a) identiteitsgegevens en contactgegevens van de op te leiden persoon;
   b) het identificatienummer vermeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het rijksregisternummer;
   c) identiteitsgegevens en contactgegevens van de personen belast met de opvoeding;
   d) gegevens over het schoolbezoek en/of de opleiding van de op te leiden persoon;
   e) gegevens over de gezinssituatie van de op te leiden persoon;
   f) gegevens over de gezondheid en de ontwikkeling van de op te leiden persoon in combinatie met remediërende maatregelen op het gebied van de opleiding;
   g) gegevens over in het kader van duale opleidingssystemen toegekende premies;
  [2 1.1° met betrekking tot de deelnemer aan de kennismakingsweken:
   a) identiteitsgegevens en contactgegevens van de deelnemer;
   b) het identificatienummer vermeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het rijksregisternummer;
   c) identiteitsgegevens en contactgegevens van de personen belast met de opvoeding;
   d) gegevens over de status van de deelnemer: leerling, op te leiden persoon, student, werkzoekende of werkende persoon;]2
   2° met betrekking tot de erkende centra, de dienstverrichters van de erkende centra en hun respectieve personeelsleden:
   a) identiteitsgegevens van de personeelsleden van het centrum en zijn dienstverrichters;
   b) het identificatienummer vermeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het rijksregisternummer;
   c) gegevens over de beroepssituatie en de beroepskwalificatie van de personeelsleden van het centrum en zijn dienstverrichters;
   d) gerechtelijke gegevens met betrekking tot personeelsleden van het centrum en zijn dienstverrichters;
   3° met betrekking tot de erkende ondernemingshoofden, opleiders en mentoren in de onderneming:
   a) identiteitsgegevens en contactgegevens van de erkende ondernemingshoofden, opleiders en mentoren in de onderneming;
   b) het identificatienummer vermeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het rijksregisternummer;
   c) gegevens over de opleiding en/of beroepservaring van de erkende ondernemingshoofden, opleiders en mentoren in de onderneming;
   d) gegevens over de pedagogische bekwaamheden en vaardigheden van de erkende ondernemingshoofden, opleiders en mentoren in de onderneming;
   e) gegevens over in het kader van duale opleidingssystemen toegekende premies;
   f) gerechtelijke gegevens met betrekking tot de erkende ondernemingshoofden, opleiders en mentoren in de onderneming.
   § 2 - De centra kunnen alle overeenkomstig artikel 34.2, tweede lid, toereikende, ter zake dienende en niet-overmatige persoonsgegevens uit de volgende gegevenscategorieën verzamelen en verwerken:
   1° met betrekking tot de op te leiden persoon:
   a) identiteitsgegevens en contactgegevens van de op te leiden persoon;
   b) het identificatienummer vermeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het rijksregisternummer;
   c) identiteitsgegevens en contactgegevens van de personen belast met de opvoeding;
   d) gegevens over het schoolbezoek en/of de opleiding van de op te leiden persoon;
   e) gegevens over de gezinssituatie van de op te leiden persoon;
   f) gegevens over in het kader van duale opleidingssystemen toegekende premies;
   g) gegevens over in het kader van duale opleidingssystemen toegekende premies;
   2° met betrekking tot de erkende centra, de dienstverrichters van de erkende centra en hun respectieve personeelsleden:
   a) identiteitsgegevens van de personeelsleden van het centrum en zijn dienstverrichters;
   b) het identificatienummer vermeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het rijksregisternummer;
   c) gegevens over de beroepssituatie en de beroepskwalificatie van de personeelsleden van het centrum en zijn dienstverrichters;
   d) gerechtelijke gegevens met betrekking tot personeelsleden van het centrum en zijn dienstverrichters;
   3° met betrekking tot de erkende ondernemingshoofden, opleiders en mentoren in de onderneming:
   a) identiteitsgegevens en contactgegevens van de erkende ondernemingshoofden, opleiders en mentoren in de onderneming;
   b) het identificatienummer vermeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het rijksregisternummer;
   c) gegevens over de opleiding en/of beroepservaring van de erkende ondernemingshoofden, opleiders en mentoren in de onderneming;
   d) gegevens over de pedagogische bekwaamheden en vaardigheden van de erkende ondernemingshoofden, opleiders en mentoren in de onderneming;
   e) gegevens over in het kader van duale opleidingssystemen toegekende premies;
   f) gerechtelijke gegevens met betrekking tot de erkende ondernemingshoofden, opleiders en mentoren in de onderneming.
   § 3 - Elke natuurlijke of rechtspersoon die betrokken is bij de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan, kan alle overeenkomstig artikel 34.2, tweede lid, toereikende, ter zake dienende en niet-overmatige persoonsgegevens uit de volgende gegevenscategorieën verzamelen en verwerken:
   1° met betrekking tot de op te leiden persoon:
   a) identiteitsgegevens en contactgegevens van de op te leiden persoon;
   b) het identificatienummer vermeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het rijksregisternummer;
   c) identiteitsgegevens en contactgegevens van de personen belast met de opvoeding;
   d) gegevens over het schoolbezoek en/of de opleiding van de op te leiden persoon;
   e) gegevens over de gezinssituatie van de op te leiden persoon;
   f) gegevens over de gezondheid en de ontwikkeling van de op te leiden persoon in combinatie met remediërende maatregelen op het gebied van de opleiding;
   g) gegevens over in het kader van duale opleidingssystemen toegekende premies;
  [2 1.1° met betrekking tot de deelnemer aan de kennismakingsweken:
   a) identiteitsgegevens en contactgegevens van de deelnemer;
   b) het identificatienummer vermeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het rijksregisternummer;
   c) identiteitsgegevens en contactgegevens van de personen belast met de opvoeding;
   d) gegevens over de status van de deelnemer: leerling, op te leiden persoon, student, werkzoekende of werkende persoon;]2
   2° met betrekking tot de erkende centra, de dienstverrichters van de erkende centra en hun respectieve personeelsleden:
   a) identiteitsgegevens van de personeelsleden van het centrum en zijn dienstverrichters;
   b) het identificatienummer vermeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het rijksregisternummer;
   c) gegevens over de beroepssituatie en de beroepskwalificatie van de personeelsleden van het centrum en zijn dienstverrichters;
   d) gerechtelijke gegevens met betrekking tot personeelsleden van het centrum en zijn dienstverrichters;
   3° met betrekking tot de erkende ondernemingshoofden, opleiders en mentoren in de onderneming:
   a) identiteitsgegevens en contactgegevens van de erkende ondernemingshoofden, opleiders en mentoren in de onderneming;
   b) het identificatienummer vermeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het rijksregisternummer;
   c) gegevens over de opleiding en/of beroepservaring van de erkende ondernemingshoofden, opleiders en mentoren in de onderneming;
   d) gegevens over de pedagogische bekwaamheden en vaardigheden van de erkende ondernemingshoofden, opleiders en mentoren in de onderneming:
   e) gegevens over in het kader van duale opleidingssystemen toegekende premies;
   f) gerechtelijke gegevens met betrekking tot de erkende ondernemingshoofden, opleiders en mentoren in de onderneming.
   § 4 - De Regering preciseert de gegevenscategorieën vermeld in de § § 1 tot 3 na een voorafgaand advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit.]1
  

Modifications

[1]  <Ingevoegd bij DDG 2023-06-26/12, art. 56, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
[2]  <DDG 2025-06-30/15, art. 21, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2025>
Art. 34.4. [1 Catégories de données
   § 1er - L'Institut peut collecter et traiter toutes les données à caractère personnel appropriées, utiles et proportionnées conformément à l'article 34.2, alinéa 2, relevant des catégories de données suivantes :
   1° les données ci-après concernant l'apprenant :
   a) les données relatives à l'identité et les données de contact de l'apprenant;
   b) le numéro d'identification mentionné à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la Sécurité sociale et le numéro de registre national;
   c) les données relatives à l'identité et les données de contact des personnes chargées de l'éducation;
   d) les données concernant la fréquentation scolaire ou la formation de l'apprenant;
   e) les données concernant la situation familiale de l'apprenant;
   f) les données concernant la santé et le développement de l'apprenant en lien avec les mesures correctives prises dans le domaine de formation concerné;
   g) les données concernant le recours aux primes dans le cadre de systèmes de formation en alternance;
  [2 1.1° les données ci-après concernant le participant aux semaines de découverte :
   a) les données relatives à l'identité et les données de contact du participant;
   b) le numéro d'identification mentionné à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la Sécurité sociale et le numéro de registre national;
   c) les données relatives à l'identité et les données de contact des personnes chargées de l'éducation;
   d) les données relatives au statut du participant en tant qu'élève, apprenant, étudiant, demandeur d'emploi ou personne active;]2
   2° les données ci-après concernant les centres agréés, leurs prestataires et leurs membres du personnel respectifs :
   a) les données relatives à l'identité des membres du personnel du centre et de ses prestataires;
   b) le numéro d'identification mentionné à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la Sécurité sociale et le numéro de registre national;
   c) les données concernant la situation et la qualification professionnelles des membres du personnel du centre et de ses prestataires;
   d) les données judiciaires concernant les membres du personnel du centre et de ses prestataires;
   3° les données ci-après concernant les chefs d'entreprise, formateurs et tuteurs en entreprise agréés :
   a) les données relatives à l'identité et les données de contact des chefs d'entreprise, formateurs et tuteurs en entreprise agréés;
   b) le numéro d'identification mentionné à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la Sécurité sociale et le numéro de registre national;
   c) les données concernant la formation ou l'expérience professionnelle des chefs d'entreprise, formateurs et tuteurs en entreprise agréés;
   d) les données concernant les capacités et aptitudes pédagogiques des chefs d'entreprise, formateurs et tuteurs en entreprise agréés;
   e) les données concernant le recours aux primes dans le cadre de systèmes de formation en alternance;
   f) les données judiciaires concernant les chefs d'entreprise, formateurs et tuteurs en entreprise agréés.
   § 2 - Les centres peuvent collecter et traiter toutes les données à caractère personnel appropriées, utiles et proportionnées conformément à l'article 34.2, alinéa 2, relevant des catégories de données suivantes :
   1° les données ci-après concernant l'apprenant :
   a) les données relatives à l'identité et les données de contact de l'apprenant;
   b) le numéro d'identification mentionné à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la Sécurité sociale et le numéro de registre national;
   c) les données relatives à l'identité et les données de contact des personnes chargées de l'éducation;
   d) les données concernant la fréquentation scolaire ou la formation de l'apprenant;
   e) les données concernant la situation familiale de l'apprenant;
   f) les données concernant la santé et le développement de l'apprenant en lien avec les mesures correctives prises dans le domaine de formation concerné;
   g) les données concernant le recours aux primes dans le cadre de systèmes de formation en alternance;
   2° les données ci-après concernant les centres agréés, leurs prestataires et leurs membres du personnel respectifs :
   a) les données relatives à l'identité des membres du personnel du centre et de ses prestataires;
   b) le numéro d'identification mentionné à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la Sécurité sociale et le numéro de registre national;
   c) les données concernant la situation et la qualification professionnelles des membres du personnel du centre et de ses prestataires;
   d) les données judiciaires concernant les membres du personnel du centre et de ses prestataires;
   3° les données ci-après concernant les chefs d'entreprise, formateurs et tuteurs en entreprise agréés :
   a) les données relatives à l'identité et les données de contact des chefs d'entreprise, formateurs et tuteurs en entreprise agréés;
   b) le numéro d'identification mentionné à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la Sécurité sociale et le numéro de registre national;
   c) les données concernant la formation ou l'expérience professionnelle des chefs d'entreprise, formateurs et tuteurs en entreprise agréés;
   d) les données concernant les capacités et aptitudes pédagogiques des chefs d'entreprise, formateurs et tuteurs en entreprise agréés;
   e) les données concernant le recours aux primes dans le cadre de systèmes de formation en alternance;
   f) les données judiciaires concernant les chefs d'entreprise, formateurs et tuteurs en entreprise agréés.
   § 3 - Toute personne physique ou morale partie prenante à l'exécution du présent décret et de ses dispositions d'exécution peut collecter et traiter toutes les données à caractère personnel appropriées, utiles et proportionnées conformément à l'article 34.2, alinéa 2, relevant des catégories de données suivantes :
   1° les données ci-après concernant l'apprenant :
   a) les données relatives à l'identité et les données de contact de l'apprenant;
   b) le numéro d'identification mentionné à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la Sécurité sociale et le numéro de registre national;
   c) les données relatives à l'identité et les données de contact des personnes chargées de l'éducation;
   d) les données concernant la fréquentation scolaire ou la formation de l'apprenant;
   e) les données concernant la situation familiale de l'apprenant;
   f) les données concernant la santé et le développement de l'apprenant en lien avec les mesures correctives prises dans le domaine de formation concerné;
   g) les données concernant le recours aux primes dans le cadre de systèmes de formation en alternance;
  [2 1.1° les données ci-après concernant le participant aux semaines de découverte :
   a) les données relatives à l'identité et les données de contact du participant;
   b) le numéro d'identification mentionné à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la Sécurité sociale et le numéro de registre national;
   c) les données relatives à l'identité et les données de contact des personnes chargées de l'éducation;
   d) les données relatives au statut du participant en tant qu'élève, apprenant, étudiant, demandeur d'emploi ou personne active;]2
   2° les données ci-après concernant les centres agréés, leurs prestataires et leurs membres du personnel respectifs :
   a) les données relatives à l'identité des membres du personnel du centre et de ses prestataires;
   b) le numéro d'identification mentionné à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la Sécurité sociale et le numéro de registre national;
   c) les données concernant la situation et la qualification professionnelles des membres du personnel du centre et de ses prestataires;
   d) les données judiciaires concernant les membres du personnel du centre et de ses prestataires;
   3° les données ci-après concernant les chefs d'entreprise, formateurs et tuteurs en entreprise agréés :
   a) les données relatives à l'identité et les données de contact des chefs d'entreprise, formateurs et tuteurs en entreprise agréés;
   b) le numéro d'identification mentionné à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la Sécurité sociale et le numéro de registre national;
   c) les données concernant la formation ou l'expérience professionnelle des chefs d'entreprise, formateurs et tuteurs en entreprise agréés;
   d) les données concernant les capacités et aptitudes pédagogiques des chefs d'entreprise, formateurs et tuteurs en entreprise agréés;
   e) les données concernant le recours aux primes dans le cadre de systèmes de formation en alternance;
   f) les données judiciaires concernant les chefs d'entreprise, formateurs et tuteurs en entreprise agréés.
   § 4 - Sur avis préalable de l'Autorité de protection des données, le Gouvernement précise les catégories de données mentionnées aux § § 1er à 3.]1
  

Modifications

[1]  <Inséré par DCG 2023-06-26/12, art. 56, 026; En vigueur : 01-07-2023>
[2]  <DCG 2025-06-30/15, art. 21, 029; En vigueur : 01-07-2025>
Art. 34.5. [1 Gebruik van gegevens voor analysen en statistieken
   Het Instituut maakt in beginsel bij voorkeur gebruik van anonieme gegevens voor analysen en statistieken met betrekking tot de vervulling van zijn taken overeenkomstig artikel 16.
   Indien de analysen en statistieken niet volledig kunnen worden uitgevoerd met de anonieme gegevens vermeld in het eerste lid, mogen gepseudonimiseerde gegevens worden gebruikt.
   Voor de toepassing van het tweede lid vermeldt het Instituut in de aangifte betreffende de verwerking waarom het niet mogelijk is de analysen en statistieken vermeld in het eerste lid op te stellen met anonieme gegevens.]1
  

Modifications

[1]  <Ingevoegd bij DDG 2023-06-26/12, art. 57, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art. 34.5. [1 Utilisation de données pour établir des analyses et statistiques
   En principe, l'Institut recourt de préférence à des données anonymes pour établir des analyses et statistiques en ce qui concerne l'exercice de ses missions mentionnées à l'article 16.
   Si les données anonymes mentionnées à l'alinéa 1er ne permettent pas d'établir des analyses et statistiques détaillées, le recours à des données pseudonymisées est autorisé.
   Pour l'application de l'alinéa 2, l'Institut mentionne dans la déclaration de traitement les raisons pour lesquelles le traitement de données anonymes ne permet pas d'établir les analyses et statistiques mentionnées à l'alinéa 1er.]1
  

Modifications

[1]  <Inséré par DCG 2023-06-26/12, art. 57, 026; En vigueur : 01-07-2023>
Art. 34.6. [1 Verplichting om samen te werken
   § 1 - De personen die bij het Instituut en de centra werken, werken samen met openbare instellingen en instellingen van openbaar nut die diensten aanbieden in het belang van de [2 opleiding, kennismakingsweken of]2 voortgezette opleiding, de sociale zekerheid, de gezonde ontwikkeling en de beroepsintegratie van [2 de op te leiden persoon of de deelnemer aan de kennismakingsweken]2.
   In het kader van die samenwerking kan het Instituut met instemming van [2 de op te leiden persoon, de deelnemer aan de kennismakingsweken]2 of de personen belast met zijn opvoeding informatie uitwisselen over de op te leiden persoon of over de gevolgde of [2 aanbevolen opleidingen, kennismakingsweken]2 of voortgezette opleidingen.
   Bij de samenwerking moet rekening worden gehouden met de bevoegdheidsverdeling en taakverdeling.
   § 2 - Voor de uitvoering van zijn taken vermeld in hoofdstuk IV werkt het Instituut samen met werkgevers en dienstverrichters die [2 opleidingen, kennismakingsweken of]2 voortgezette opleidingen aanbieden.
   In het kader van die samenwerking kan het Instituut met instemming van de op te leiden persoon of de personen belast met zijn opvoeding informatie uitwisselen over [2 de op te leiden persoon, de deelnemer aan de kennismakingsweken]2 of over de kwalificaties.
   § 3 - De Regering preciseert na een voorafgaand advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit:
   1° de groepen van personen met wie informatie uitgewisseld kan worden;
   2° de gegevenscategorieën die met instemming van [2 de op te leiden persoon, de deelnemer aan de kennismakingsweken]2 of de personen belast met zijn opvoeding uitgewisseld kunnen worden.]1
  

Modifications

[1]  <Ingevoegd bij DDG 2023-06-26/12, art. 58, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
[2]  <DDG 2025-06-30/15, art. 22, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2025>
Art. 34.6. [1 Obligation de coopérer
   § 1er - Les personnes occupées auprès de l'Institut et des centres collaborent avec des organismes publics et d'utilité publique qui proposent des prestations [2 dans l'intérêt de la formation, des semaines de découverte ou]2 de la formation continue, de la couverture sociale, du développement sain et de l'insertion professionnelle [2 de l'apprenant ou du participant aux semaines de découverte]2.
   Dans le cadre de cette collaboration, l'Institut peut, [2 avec l'accord de l'apprenant, du participant aux semaines de découverte]2 ou des personnes chargées de l'éducation, échanger des informations [2 concernant l'apprenant, le participant aux semaines de découverte]2 ou les formations [2 ou les formations, les semaines de découverte ou les formations continues]2 suivies ou recommandées.
   La collaboration exige le respect de la répartition des compétences et missions de chacun.
   § 2 - Pour remplir ses missions énumérées dans le chapitre IV, l'Institut travaille en collaboration avec des employeurs et des prestataires qui proposent [2 des formations, des semaines de découverte ou des formations continues]2.
   Dans le cadre de cette collaboration, l'Institut peut, [2 avec l'accord de l'apprenant, du participant aux semaines de découverte]2 ou des personnes chargées de l'éducation, échanger des informations [2 concernant l'apprenant, le participant aux semaines de découverte]2 ou les qualifications.
   § 3 - Sur avis préalable de l'Autorité de protection des données, le Gouvernement précise :
   1° les groupes de personnes avec lesquels des informations peuvent être échangées;
   2° les catégories de données qui peuvent être échangées avec l'accord de l'apprenant [2 , du participant aux semaines de découverte]2 ou des personnes chargées de l'éducation.]1
  

Modifications

[1]  <Inséré par DCG 2023-06-26/12, art. 58, 026; En vigueur : 01-07-2023>
[2]  <DCG 2025-06-30/15, art. 22, 029; En vigueur : 01-07-2025>
Art. 34.7. [1 Duur van de gegevensverwerking
   De gegevens worden niet langer dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor ze verwerkt worden, bewaard in een vorm die het mogelijkheid maakt de betrokken personen te identificeren. Onverminderd de bepalingen betreffende het archiefwezen worden ze uiterlijk na het verstrijken van die termijn vernietigd.
   De Regering preciseert de duur van de gegevensverwerking na een voorafgaand advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit.]1
  

Modifications

[1]  <Ingevoegd bij DDG 2023-06-26/12, art. 59, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Art. 34.7. [1 Durée du traitement des données
   Les données ne sont pas conservées plus longtemps que nécessaire pour réaliser les objectifs pour lesquels elles sont traitées sous une forme qui permet l'identification des personnes concernées. Sans préjudice des dispositions relatives à l'archivage, elles sont détruites au plus tard au terme de ce délai.
   Sur avis préalable de l'Autorité de protection des données, le Gouvernement précise la durée du traitement des données.]1
  

Modifications

[1]  <Inséré par DCG 2023-06-26/12, art. 59, 026; En vigueur : 01-07-2023>
HOOFDSTUK V. - Financiële bepalingen.
CHAPITRE V. - Disposition financières.
Art.35. Om zijn opdrachten te vervullen, met inbegrip van de uitbetaling der wedden en vergoedingen ten gunste van de leersecretarissen, [2 ...]2 alsook de uitgaven verbonden aan de oprichting en de werking van zijn diensten te dekken, beschikt het Instituut over de kredieten die daarvoor in de begroting van de Duitstalige Gemeenschap ter beschikking worden gesteld en hem worden overgedragen.
  [1 Tweede lid opgeheven.]1
  Het Instituut mag schenkingen en legaten alsmede iedere andere ontvangst aannemen.
  

Modifications

[1]  <DDG 2009-05-25/21, art. 118, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
[2]  <DDG 2012-01-16/06, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.35. Pour mener à bien ses missions, en ce compris le paiement des traitements et indemnités dus aux secrétaires d'apprentissage [2 ...]2, et pour couvrir les dépenses inhérentes à l'installation et au fonctionnement de ses services, l'Institut dispose des crédits qui sont inscrits à cette fin au budget de la Communauté germanophone et qui lui sont transférés.
  [1 alinéa 2 abrogé]1
  L'Institut peut accepter des dons et legs et percevoir toute autre recette.
  

Modifications

[1]  <DCG 2009-05-25/21, art. 118, 009; En vigueur : 01-01-2010>
[2]  <DCG 2012-01-16/06, art. 21, 015; En vigueur : 01-01-2012>
Art.36. Binnen de perken van de kredieten die daarvoor in de begroting van de Duitstalige Gemeenschap ter beschikking worden gesteld kent de (Regering) door bemiddeling van het Instituut toelagen toe aan de erkende centra om hun de mogelijkheid te bieden hun opdrachten te vervullen alsook de uitgaven verbonden aan de oprichting en de werking van hun diensten te dekken.
  Aan de centra mogen slechts toelagen worden toegekend indien zij een boekhoudplan aanwenden dat door de (Regering) is vastgesteld.
Art.36. Dans les limites des crédits inscrits à cette fin au budget de la Communauté germanophone et par l'intermédiaire de l'Institut, le (Gouvernement) octroie aux centres agréés des subventions pour leur permettre de mener à bien leurs missions et de couvrir les dépenses inhérentes à l'installation et au fonctionnement de leurs services.
  L'octroi de ces subventions est subordonné à l'utilisation, par les centres, d'un plan comptable arrêté par le (Gouvernement).
Art.37. Binnen de perken van de kredieten die daarvoor in de begroting van de Duitstalige Gemeenschap ter beschikking worden gesteld kent de (Regering) door bemiddeling van het Instituut toelagen toe voor cursussen en activiteiten inzake opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's wanneer deze overeenkomstig de artikelen 5 tot 14 door andere personen dan het Instituut of de centra worden georganiseerd.
Art.37. Dans les limites des crédits inscrits à cette fin au budget de la Communauté germanophone, le (Gouvernement) subsidie, par l'intermédiaire de l'Institut, des cours et activités de formation et de formation continue dans les Classes moyennes et les PME lorsqu'ils sont organisés par d'autres personnes que l'Institut ou les centres conformément aux articles 5 à 14.
Art.38. De (Regering) bepaalt het bedrag, de voorwaarden en de modaliteiten voor het toekennen van de toelagen en uitkeringen bedoeld in de artikelen 36 en 37.
Art.38. Le (Gouvernement) détermine le montant, les conditions et les modalités d'octroi des subventions et interventions prévues aux articles 36 et 37.
HOOFDSTUK VI. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
CHAPITRE VI. - Dispositions abrogatoires, transitoires et finales.
Art. 39. Het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de voortdurende vorming in de Middenstand, gewijzigd bij de besluiten van de (Regering) van 22 januari 1988 en 7 juni 1989, is opgeheven wat de Duitstalige Gemeenschap betreft.
Art.39. L'arrêté royal du 4 octobre 1976 relatif à la formation permanente dans les Classes moyennes, modifié par les arrêtés du (Gouvernement) du 22 janvier 1988 et du 7 juin 1989, est abrogé en ce qui concerne la Communauté germanophone.
Art. 40. Voor zover ze niet in strijd zijn met de bepalingen van dit decreet blijven de besluiten tot uitvoering van het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de voortdurende vorming in de Middenstand van kracht totdat ze door de (Regering) worden opgeheven.
Art.40. Dans la mesure où ils ne sont pas contraires aux dispositions du présent décret, les arrêtés d'exécution de l'arrêté royal du 4 octobre 1976 relatif à la formation permanente dans les Classes moyennes restent en vigueur jusqu'à leur abrogation par le (Gouvernement).
Art. 41. De leersecretarissen, die erkend zijn in het Duitse taalgebied wanneer dit decreet in werking treedt en de directeur van het " Zentrum für Stndige Weiterbildung des Mittelstandes " in Eupen, die erkend is wanneer dit decreet in werking treedt, worden onverminderd de bepalingen van de artikelen 32 en 33 overgenomen en behouden hun verworven rechten.
Art.41. Les secrétaires d'apprentissage agréés en région de langue allemande au moment de l'entrée en vigueur du présent décret et le directeur du " Zentrum für Stndige Weiterbildung des Mittelstandes V.o.E. " d'Eupen agréé au moment de l'entrée en vigueur du présent décret sont, sans préjudice des dispositions des articles 32 et 33, repris en conservant leurs droits acquis.
Art. 43. De goederen, rechten en verbintenissen van de v.z.w. " Institut francophone de formation permanente des Classes Moyennes " worden het Instituut overgedragen, wat de Duitstalige Gemeenschap betreft.
Art.43. Les biens, droits et engagements de l'association sans but lucratif " Institut francophone de formation permanente des Classes moyennes " sont transférés a l'Institut en ce qui concerne la Communauté germanophone.
Art. 44. Om voor de noodzakelijke continuïteit te zorgen, kan de (Regering), in afwijking van de artikelen 24 en 25, tijdens 6 maanden vanaf de dag waarop het besluit van de (Regering) tot vastlegging van de personeelsformatie van het Instituut in werking treedt, de directeur van het Instituut benoemen. De (Regering) mag van de voorwaarden betreffende de aanwerving, de verandering van dienstgraad en de bevordering afwijken, die vastgelegd zijn in het krachtens artikel 24 te bepalen statuut. De te benoemen sollicitant moet aan volgende voorwaarden voldoen :
  1° Belg zijn;
  2° een onberispelijk gedrag hebben;
  3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
  4° aan de dienstplichtwetten voldoen;
  5° lichamelijk geschikt zijn;
  6° ofwel een diploma hebben dat volgens het statuut van de Rijksambtenaren noodzakelijk is om toegang te hebben tot het niveau I, ofwel zijn hoge administratieve of technische waarde bewijzen.
  De benoeming gebeurt na een oproep dat in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt en de betrekking waarin te voorzien is alsmede de aanwervingsvoorwaarden waaraan te voldoen is vermeldt.
Art.44. En vue d'assurer la continuité nécessaire, le (Gouvernement) peut, en dérogation aux articles 24 et 25, nommer le directeur de l'Institut pendant 6 mois à partir de la date d'entrée en vigueur de l'arrêté du (Gouvernement) fixant le cadre du personnel de l'Institut. Il peut, pour ce faire, déroger, aux conditions de recrutement, de changement de grade et de promotion prévues au statut à fixer en vertu de l'article 24. Le candidat à nommer doit répondre aux conditions suivantes :
  1° être Belge;
  2° être de conduite irréprochable;
  3° jouir des droits civils et politiques;
  4° satisfaire aux lois sur la milice;
  5° être physiquement apte;
  6° être titulaire d'un diplôme donnant accès aux emplois de niveau I suivant le statut des agents de l'Etat, ou prouver son expérience ou sa haute valeur administrative ou technique.
  La nomination a lieu après publication au Moniteur belge d'un appel aux candidats indiquant l'emploi à pourvoir ainsi que les conditions d'engagement à remplir.
Art. 46. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 1992.
  (In afwijking van het eerste lid treedt artikel 17, § 2 in werking bij de eerste algehele vernieuwing van de Raad van bestuur volgend op degene van 8 april 1998.)
Art. 46. Le présent décret entre en vigueur le 1er janvier 1992.
  (Par dérogation au premier alinéa, l'article 17, § 2 entre en vigueur lors du premier renouvellement complet du Conseil d'administration suivant celui du 8 avril 1998.)